Bijlage 7: Uitwerking scenario’s. Behorend bij Regionaal Risicoprofiel Veiligheidsregio Limburg-Noord, 30 september 2011
1 / 58
Maatschappelijk thema
Natuurlijke omgeving
Crisistype
Overstroming
Incidenttype
1.1.2. Overstroming door hoge rivierwaterstanden
Context Een (extreem) hoge waterstand in een rivier, in combinatie met het falen van een primaire kering van die rivier, noemen we het rivierenscenario. Een hoogwatergolf en een kans op het falen van een waterkering komt meestal niet onverwacht, er is een aanlooptijd. We spreken van een overstroming als er een bres in een waterkering ontstaat en/of er over een grote lengte dusdanig grote hoeveelheden water over een kering lopen dat de instroom niet kan worden gestopt met noodmaatregelen. Het tijdsverloop van een hoogwatergolf en de plaats van een eventuele dijkdoorbraak worden gekenmerkt door onzekerheid. Hoogwater in de Maas kan worden beschouwd als een ramp of ongeval waarvan de plaats, aard en gevolgen in de regio Limburg Noord voorzienbaar zijn. De uitvoering van de diverse maatregelen, ter bescherming tegen het hoge water, die de afgelopen jaren door de waterschappen genomen zijn, heeft als consequentie dat de inwoners in het stroomgebied van de Maas beter worden beschermd tegen het water. Tegelijkertijd hebben de Maaswerken echter tot gevolg dat als er wat mis gaat (bijvoorbeeld een dijkdoorbraak), de gevolgen zich sneller kunnen manifesteren en ernstiger kunnen zijn. Hoogwater in de Maas kenmerkt zich door twee scenario’s. Het eerste scenario is het “standaard” hoogwater waarbij het water langzaam stijgt tot aan een maximale hoogte en daarna weer langzaam daalt. De kans op het bereiken van de maximale waterstand is 1:1250 jaar. Het specifieke kenmerk van dit scenario is, dat zowel de oorzaak (de waterstand van de Maas) als de effecten regiobreed zijn. Deze vinden is alle gemeenten langs de Maas in meerdere of mindere mate plaats. Het scenario is opgesplitst in een vijftal hoogwaterfasen (groen, geel, oranje, rood en blauw). In iedere fase worden in de getroffen gemeenten maatregelen genomen. De gevolgen zullen echter hoger zijn, naarmate de hoogwaterfase hoger is. Het tweede scenario betreft dijkdoorbraak. Dit geschiet vrij plotseling en heeft andere effecten dan een langzaam stijgend waterpeil. In principe kan dit bij elke waterstand plaatsvinden. Binnen de veiligheidsregio Limburg-Noord zijn verschillende dijkringen aanwezig. De wettelijke norm in ons gebied is overal 1/250 maar valt vooralsnog uiteen in al verbeterde (zouden 1/250 moeten zijn) en nog te verbeteren (1/50 uit 1995) dijkringen. De wettelijke faalkans bedraagt bij: 1/250 = 0,4 % 1/50 = 2 % Uitgewerkt voorbeeld: Overstroming na rivierendijkdoorbraak. Een aantal dagen voor de overstroming trekken continu depressies over Nederland, België en Frankrijk waardoor het waterpeil in de Maas stijgt. Ook de afvoer van smeltwater uit België en Frankrijk speelt een belangrijke rol als belasting voor het stroomgebied. Wanneer bij Sint Pieter een afvoer van 1.500 m³ per seconde wordt gemeten, start Rijkswaterstaat met de hoogwaterberichtgeving. De waterschappen zetten meerdere afsluiters van beken dicht om het achtergebied te beschermen tegen overstromingen. Ook worden pompen geplaatst langs de Maas. De mobiele kademuren worden opgebouwd. De waterstanden stijgen sneller dan verwacht. Op basis van de nieuwe prognoses wordt voor meerde gemeentes fase rood verwacht. Binnen de Veiligheidsregio Limburg-Noord wordt opgeschaald naar GRIP2. Gemeentelijke actiecentra worden operationeel. Wanneer
2 / 58
een afvoer van 2.250 m³ per seconde wordt bereik raken enkele buurtschappen geïsoleerd. Naar verwachting zal de waterafvoer verder stijgen tot 3.000 m³ per seconde. Hoewel de situatie tot dan toe beheersbaar is bezwijkt om 4 uur ’s nachts onverwacht een van de kadeweringen. De schade aan de voorziening kan niet worden herstelt door de enorme hoeveelheid water die doorstroomt. Het lager gelegen achterliggende gebied stroomt in snel tempo onder water. Spontane evacuaties zijn al gestart en de burgers vragen om begeleiding van de overheid. Er wordt opgeschaald naar GRIP3. Een wijk van 750 woningen overstroomt volledig en ook een verzorgingstehuis raakt geïsoleerd. Een 150 kV station dreigt onder water te lopen. Met de huidige waterstanden en de weersvoorspellingen is met zekerheid te zeggen dat het staton onder water loopt. Dat betekent gehele stroomuitval in een groot deel van de Veiligheidsregio, ook in delen welke droog blijven. Geraadpleegde bronnen • Rampbestrijdingsplan Hoogwater Maas 2010; • Beheerplan waterkeringen 2009 – 2013, Waterschap Peel en Maasvallei.
Pendeldienst bij hoog water Nieuw Bergen (2011).
Risico Oorzaken: Een extreem hoge waterstand in de rivier als gevolg van extreme neerslag stroomopwaarts of smeltwater. Waterkeringen kunnen aangetast worden door muskusratten, illegale activiteiten of een terroristische aanslag. Bepalende factoren: Factoren die regionaal bepalend zijn: hoogteligging, bevolkingsspreiding, overstromingsdiepte, stroomsnelheden, stijgsnelheden en keteneffecten. Kwetsbare groepen: Inwoners in het bedreigde gebied. Bij evacuatie vragen kwetsbare objecten zoals ziekenhuizen en gevangenissen veel bestuurlijke aandacht en operationele capaciteit. Samenhang met andere scenario’s: Er is een grote kans op domino-effecten. Een voorbeeld hiervan is dat de elektriciteit (vermoedelijk langdurig) uitvalt, waardoor diverse sectoren getroffen worden, zoals logistiek (via weg, spoor, water en buizen) en telecommunicatie (dit geldt ook voor C2000 en WAS-sirenes waarvan de accu’s onder water komen te staan). De economie en mogelijkheden tot openbaar bestuur en orde handhaving komen stil te liggen. De stevigheid van de bodem wordt aangetast, waardoor (na droogvallen) verzakkingen kunnen optreden en leidingen en wegen aangetast worden.
3 / 58
Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 7 8 10 15 1.000 woningen 10.000
Impact Criterium
Waarde
Score 2
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
40 – 400 km , 1 – 6 maanden
D
Doden
4 - 16
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
16 - 40
C
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
< 4.000, 2 – 6 dagen
B
Kosten
< 200 M€
C
Langdurige aantasting van milieu en natuur
A
Verstoring van het dagelijks leven
< 4.000, 1 week – 1 maand
C
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
Max. 1 indicator, weken
B
Sociaal psychologische impact
1 sig. Categorie, gemid.
B
Aantasting van cultureel erfgoed
Max. 3 indicatoren
C
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Zeer ernstig
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
4 / 58
Maatschappelijk thema
Natuurlijke omgeving
Crisistype
Natuurbrand
Incidenttype
1.2.2. Bos- en heidebrand
Context De Veiligheidsregio Limburg-Noord kent een aantal bos- en heidegebieden waarin een intensive verwevenheid bestaat met andere functies zoals bewoning, recreatie en (vitale) infrastructuur. Diverse gemeenten met natuurgebieden ontvangen vooral gedurende de zomer veel recreanten binnen hun verzorgingsgebied. Landelijke is een toename zichtbaar van het aantal grote natuurbranden. Recente voorbeelden van grote natuurbranden in Nederland zijn de brand in Bergen aan Zee (april 2010) en de brand op de Strabrechtse heide in Heeze (juli 2010). Bij deze branden worden vele hectaren natuurgebied verwoest. Ook onze eigen regio is al enkele malen getroffen door natuurbranden. Voorbeelden hiervan zijn de grote brand in een natuurgebied in Baexem (waar ook een asielzoekerscentrum is gelegen) en de brand in recreatiegebied de Maasduinen. Het bosbrandrisico is in principe in april/maart het hoogste aangezien op dat moment de sapstromen in de bomen nog nauwelijks op gang zijn; bij een droge winter kan hierdoor het bos sterk uitdrogen. In de zomermaanden kan de toenemende recreatie in het bos (met risicovol gedrag van mensen) tot een toename van het bosbrandgevaar leiden. Het risico wordt in de bovengenoemde maanden gepolst door regelmatig met name de droogte van de ondergroei en de bodem te controleren en in reactie daarop aanvullende maatregelen te treffen. Uitgewerkt voorbeeld: Brand in een natuurgebied waarbij een hotel en enkele woningen wordt bedreigd. Na een relatief lange periode van droogte breekt begin juni brand uit in een dicht naaldbos. De brandweer wordt vlak voor 17.00 uur gealarmeerd, amper 20 minuten later wordt GRIP 1 afgekondigd en wordt opgeschaald naar “zeer grote brand”. Door de windrichting breidt de brand zich uit richting een nabijgelegen hotel. Ook diverse vrijstaande woningen ondervinden veel hinder van rook. Om 18:11uur volgt opschaling naar een complete brandweercompagnie en GRIP 3. Rond 18.30 uur wordt besloten om het hotel en de benedenwindse woningen tot op een afstand van 1 kilometer te ontruimen. Gezien het grote aantal hotelgasten (in totaal ca. 100 personen) verloopt de evacuatie zeer moeizaam. Er wordt een noodverordening van kracht waarmee iedereen geweerd wordt uit het getroffen gebied. Bij de evacuatie wordt een Geneeskundige Combinatie en de mobiele eenheid politie ingezet waarbij de laatste het ontruimde gebiedbewaakt. Geëvacueerde hotelgasten en bewoners (ca. 200 personen) worden opgevangen in een nabijgelegen sporthal. De brandweer wordt bijgestaan door een tweede compagnie uit een buurregio. De beperkte aanwezigheid van bluswater bemoeilijkt de bestrijding en het kost veel tijd om grootschalige watertransportsystemen op te bouwen. Het hotel blijft uiteindelijk behouden, maar heeft wel de nodige rookschade. Twee woningen branden volledig af. Twee hulpverleners worden ingeslopen door het vuur en komen te overlijden.
5 / 58
Geraadpleegde bronnen • Natuurbranden onderschat risico (dhr. A.T.W. Gulik, VNOG);
Natuurbrand Baexem (2010).
Risico Oorzaken: Weerverschijnselen als hitte en droogte zorgen voor een grotere kans op natuurbranden. Als oorzaak voor een natuurbrand zijn de volgende potentiële ontstekingsmechanismen denkbaar: bewust menselijk handelen (brandstichting), onbewust menselijk handelen (brandende sigaret), of een natuurlijke oorzaak zoals bijvoorbeeld een blikseminslag. Verder geldt dat een naaldbos brandgevaarlijker is dan een loofbos, evenals jonge bossen met jonge vegetatie. Bepalende factoren: Van invloed op de waarschijnlijkheid en de omvang van een natuurbrand zijn: weersomstandigheden (zon, wind, regen), soort bos (naald of loof), onderhoud van het bos, aaneengeslotenheid van het gebied, functie van het gebied (o.a. recreatief gebruik), bereikbaarheid van het gebied en de aanwezigheid van voldoende bluswater. Kwetsbare groepen: Personen die onbekend zijn met het gebied, bijvoorbeeld recreanten. Personen die gevoelig zijn voor inademing van rook (ouderen, jongeren, zorgbehoevende). Samenhang met andere scenario’s: Er treedt geen blijvende schade aan natuur op. Flora en fauna herstellen zich. Er kunnen branden in kwetsbare objecten ontstaan. Afhankelijk van plaats waar incident plaats vindt kunnen (delen van) vitale infrastructuur uitvallen. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 2 2-4 2–4 10 500 1.000
6 / 58
Impact Criterium
Waarde 2 4 – 40 km , langer dan 6 maanden
Score
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
4-8
C
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
< 400, 2 – 6 dagen
B
Kosten
< 20 M€
A
Langdurige aantasting van milieu en natuur
< 3%
B
Verstoring van het dagelijks leven
< 400, 3 dagen tot 1 week
A
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
1 indicator / dagen
A
Sociaal psychologische impact
n.v.t.
-
Aantasting van cultureel erfgoed
Max. 2 indicatoren
B
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
C
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
7 / 58
Maatschappelijk thema
Natuurlijke omgeving
Crisistype
Extreme weersomstandigheden
Incidenttype
1.3.2. Hittegolf
Context De officiële definitie van een hittegolf, die door onder andere het KNMI wordt gehanteerd, luidt als volgt: Ten minste vijf dagen achtereen waarop de maximumtemperatuur 25,0 ºC of meer bedraagt (zomerse dagen); waarbij ten minste op drie dagen de maximumtemperatuur 30,0 ºC of meer bedraagt (tropische dagen). Deze temperaturen worden op anderhalve meter boven het maaiveld gemeten in een zogenaamde weerhut. Uitgaande van bovenstaande definitie kunnen we het volgende concluderen dat sinds 1901 er in Nederland 38 hittegolven zijn opgetreden. Twee hittegolven begonnen in mei, negen in juni, achttien in juli en negen in augustus. De gemiddelde duur van een hittegolf bedroeg negen dagen. De langste hittegolf (1975) duurde 18 dagen. Uitgewerkt voorbeeld: Extreme hitte tijdens een evenement Begin juli breekt er in de regio Limburg-Noord een hittegolf uit. De gemiddelde temperatuur overdag is gemiddeld 32 graden, terwijl de nachttemperatuur niet beneden de 20 graden komt. In de regio vindt het Oud Limburgs Schuttersfeest plaats. Er wordt voor, tijdens en na de activiteiten alcohol genuttigd. De leeftijd van de schutterijen varieert van 6 t/m 80 jaar. De deelnemers zijn tijdens de activiteiten gekleed in authentieke, vaak dikke en/of zware kledij. Door de extreme hitte wordt een groot aantal deelnemers en toeschouwers onwel. Het aantal mensen dat medische zorg nodig heeft loopt op tot 250. De hulpverleningsorganisatie kan de zorg ter plaatse niet aan en de ziekenhuizen hebben reeds een overvloed aan patiënten met hittegerelateerde klachten. Door de vakantieperiode kampen de hulpverleningsorganisaties met een lage personele bezettingsgraad. Geraadpleegde bronnen • Nationaal hitteplan 2007, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport • http://www.rivm.nl/milieuportaal/dossier/hitte
Voorlichtingscampagne extreem weer (2009).
8 / 58
Risico Oorzaken: Een tweetal ontwikkelingen draagt bij aan de gezondheidsproblematiek. Door toename van de levensverwachting kan een groeiend aantal mensen tot de risicogroep worden gerekend. Daarnaast geven klimaatstudies aan dat extreme weersomstandigheden zoals hittegolven zich waarschijnlijk vaker voordoen. Bepalende factoren: Van invloed op de omvang van dit scenario is de duur van de hittegolf, maximumtemperatuur, windkracht en luchtvochtigheid. Kwetsbare groepen: Aanhoudende hitte vormt een gezondheidsrisico voor bepaalde groepen zoals ouderen, chronisch zieken, mensen in een sociaal isolement, mensen met overgewicht en kinderen. Ze kunnen gezondheidsproblemen krijgen door de warmte. Deelnemers aan evenementen en anderen die zich inspannen lopen het risico op hittegerelateerde ziekten wanneer ze inspanning, vochtgebruik en zoutinname niet aanpassen aan de omstandigheden. Samenhang met andere scenario’s: Zorginstellingen moeten hun zorg tijdens een periode van aanhoudende hitte aanpassen. Andere risicosituaties die kunnen optreden naast (of door) de aanhoudende hitte zijn waterschaarste, dreigende stroomonderbreking (door problemen met koelen proceswater grote centrales) of sociale onrust door overlast en irritatie van mensen die veel buiten zijn, deze scenario’s zijn hier niet verder beschouwd. Het verloop van evenementen kan verstoord worden. De Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) wordt geactiveerd in perioden van watertekorten evenals bij hoge temperatuur van het oppervlaktewater. In geval van een situatie van watertekort en/of warmte neemt de LCW beslissingen op basis van de verdringingsreeks. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 2 3 12 225 500 1.000
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
4 - 16
C
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
< 400, 1 – 4 weken
B
Kosten
< 20 M€
B
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 4000, 1 maand of langer
D
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
n.v.t.
-
9 / 58
Sociaal psychologische impact
n.v.t.
-
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
10 / 58
Maatschappelijk thema
Natuurlijke omgeving
Crisistype
Aardbeving
Incidenttype
1.4.1. Aardbeving
Context Aardbevingen zijn vaak verbonden met breuklijnen die in de ondergrond lopen. De gebieden aan weerszijden van breuklijnen kunnen langzaam ten opzichte van elkaar verschuiven. Dat verloopt soms schoksgewijs, zodat zich een aardbeving voordoet. De mogelijke effecten van een aardbeving worden op de risicokaart aangegeven volgens de schaal van Mercalli. Deze schaal loopt van I (niet gevoeld) tot XII (catastrofale schade). Vrijwel de gehele regio Limburg-Noord heeft een aardbevingsgevoeligheid van Mercalli VII (zeer sterk: schade aan vele gebouwen, schoorstenen breken af, golven in vijvers, kerkklokken geven geluid). Uitzondering hierop is een klein deel in de gemeente EchtSusteren. Dat heeft een aardbevingsgevoeligheid van Mercalli VIII (vernielend: algemene schade aan gebouwen, zwakke bouwwerken gedeeltelijk vernield). Op 13 april 1992, om 3.20 uur ’s nachts vond de tot nu toe sterkste aardbeving die in Nederland is waargenomen plaats. Het epicentrum van deze krachtige aardbeving lag enige kilometers ten zuiden van Roermond en de sterkte bedroeg 5,8 op de Schaal van Richter. Dit komt overeen komt met een maximale intensiteit van ruim VII. De totale schade in Nederland werd geschat 170 miljoen gulden (ca. 77 miljoen euro). Andere (lichte) aardbevingen bij Roermond waren de beving van 17 februari 2001 om 01.54 uur met een sterkte van 2,7 en de beving van dinsdag 28 november 2006 om 10.15 uur met een sterkte van 2,5 op de schaal van Richter. Uitgewerkt voorbeeld: Aardbeving nabij Roermond Het is woensdag, 13 oktober 10.00 uur. Om 09.00 uur nabij Roermond een aardbeving plaatsgevonden. Met een kracht van 7.3 op de schaal van Richter (VIII tot IX op de schaal van Mercalli) is dit de zwaarste beving die Nederland ooit getroffen heeft. Het epicentrum van de beving lag ca. 5 kilometer ten oosten van de stad Roermond (grensstreek). Diepte van het hypocentrum was 10 kilometer. De effecten zijn zowel in Nederland als in Duitsland en zijn als volgt: Nederland: In Boukoul en Asenray zijn verschillende gebouwen ingestort, gevreesd wordt dat er slachtoffers onder het puin liggen. Een hotel is ingestort en er zijn een onbekend aantal slachtoffers. Bij het nabijgelegen LPG-tankstation zijn ondergrondse leidingen beschadigd en de parkeergarage is samen met een aantal winkels die erboven liggen ingestort. De beving is gevoeld tot voorbij Venlo waardoor er maatschappelijke onrust is. Duitsland: De Amerikaanse legerbasis in Elmpt is grotendeels ingestort; er zijn een onbekend aantal slachtoffers. Ook zijn in Elmpt bij meerdere gebouwen gedeeltelijke instortingen. Verder is de A52 volledig geblokkeerd. De beving is gevoeld tot Niederkruchten / Oberkruchten waardoor er maatschappelijke onrust is.
11 / 58
Geraadpleegde bronnen • Factsheet aarbevingen risicokaart; • KNMI; • Draaiboek oefening Ahrweiler, d.d. 13 oktober 2010, draaiboek oefenstaf 1.0.
Aardbeving Roerond (1992).
Risico Oorzaken: De oorzaak van een aardbeving is alleen toe te schrijven aan de natuur zelf en niet, in tegenstelling tot andere incidenttypen, bijvoorbeeld foutief menselijk handelen. Bepalende factoren: De kracht waarmee een aardbeving wordt waargenomen wordt uigedrukt in de schaal van Richter (een cijfer van 1-8). De gevolgen van een aardbeving worden weergegeven met de schaal van Mercalli. De Mercalli-schaal is verdeeld in 12 delen, aangegeven met Romeinse cijfers. De schaal geeft de intensiteit van de optredende trillingen weer. Deze trillingen zijn de directe oorzaak van schade. De intensiteit is afhankelijk van de afstand tot het epicentrum en van het soort ondergrond. Kwetsbare groepen: De kwetsbare groepen zijn alle verminderd zelfredzame personen. In zekere zin zijn hulpverleners ook een kwetsbare groep: ze kunnen zelf in het getroffen gebied wonen en/of werken. Samenhang met andere scenario’s: Door een aardbeving kunnen gebouwen instorten. Er is daarom een samenhang met het crisistype “Instortingen in grote gebouwen en kunstwerken”. Door een aardbeving kunnen de volgende incidenten zich ook voordoen: • Incident vervoer weg. • Incident vervoer spoor. • Incident stationaire inrichting. • Uitval van gasvoorziening. • Uitval van elektriciteitsvoorziening. • Uitval voorziening voor spraak- en datacommunicatie. • Incident bij start of landing op of om een luchtvaartterrein. • Incident in wegtunnels. • Incident in tram, trein- en metrotunnels en ondergrondse stations (dergelijke tunnels zijn niet in deze regio). • Paniek tijdens grote festiviteiten en concerten.
12 / 58
Slachtofferbeeld Status
Aantal
Doden
4
T1
6
T2
150
T3
230
Getroffenen
10.000
Betrokkenen
10.000
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t
-
Doden
4 - 16
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
40-160
D
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
Tijdsduur 1-4 weken, <40.000 getroffenen
D
Kosten
< 200 M€
C
Langdurige aantasting van milieu en natuur (flora en fauna)
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
<40.000, 1 week tot 1 maand
D
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
n.v.t.
-
2 significante categorieen,
Sociaal psychologische impact
C
gemiddeld Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Zeer ernstig
-
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
13 / 58
Maatschappelijk thema
Gebouwde omgeving
Crisistype
Branden in kwetsbare objecten
Incidenttype
2.1.1. Grote brand in gebouwen met niet of verminderd zelfredzame personen
Context Bij dit crisistype gaat het om branden of incidenten waarbij rookontwikkeling ontstaat in gebouwen waar zich veel verminderd redzame personen bevinden. Naast branden of incidenten in gebouwen voor niet of verminderd zelfredzame personen gaat het bij dit crisistype ook om grote branden in gebouwen met een grootschalige publieksfunctie, grote branden in bijzonder hoge gebouwen of ondergrondse bebouwing en branden in dichte binnensteden zoals Roermond, Weert of Venlo. Onder kwetsbare objecten worden gebouwen met grote aantallen niet-zelfredzame personen verstaan. Voorbeelden hiervan zijn patiënten in zieken- en verpleegtehuizen, gevangenen en gehandicapten in instellingen. Uitgangspunt is dat alle objecten over een gebruiksvergunning beschikken, welke periodiek gecontroleerd wordt. Een brand kan eventueel ontstaan als gevolg van menselijk falen / toedoen. De Veiligheidsregio Limbug-Noord telt volgens de provinciale risicokaart ruim 1.400 kwetsbare objecten, waaronder ziekenhuizen, verzorgingshuizen, scholen en gevangenissen. Het uitgewerkte scenario betreft een grote uitslaande brand in een verzorgingshuis. Dit scenario is vergelijkbaar met een brand in het ziekenhuis in Weert, waar als gevolg van de rookontwikkeling een patiënt is komen te overlijden. Uitgewerkt voorbeeld: Brand in een verzorgingshuis. Op de kamer van een bewoner van een verzorgingstehuis ontstaat ’s nachts een kleine brand door een omvallende kaars. De brand ontstaat in de nacht op een kamer van een bewoner. De bewoner slaapt en merkt de brand niet direct op. De brand breidt zich snel uit omdat de brandbeveiligingsinstallatie niet afdoende functioneert. Hierdoor wordt het beginnend brandje niet tijdig ontdekt en gesmoord. Door de nachtelijke uren is de personele bezetting minimaal (1 of 2 personen). Met het oog op calamiteiten is dit vooral in de nacht een probleem. Er is onvoldoende capaciteit beschikbaar om adequaat te kunnen handelen (onvoldoende geoefende BHV-ers). Desondanks wordt gestart met een (chaotisch lopende) ontruiming. De brandweer is gealarmeerd en onderweg. De brandweer rekent erop dat ze bij aankomst bedreigde personen moet redden. Alle bewoners in getroffen vleugel worden uit bed worden geholpen en per persoon naar buiten begeleid. Dit is een tijdrovende gebeurtenis. Hierdoor komt het blussen in het gedrang. De bewoners moeten worden opgevangen, er moeten voldoende gelijkwaardige opvangplekken zijn. Een aantal kamers wordt onbewoonbaar verklaard. Voor deze bewoners moet een passende nieuwe ruimte worden gezocht. Dit kan niet bij de betreffende instelling omdat deze geen vacante verblijfsruimten heeft. Er moet elders naar een passende oplossing worden gezocht. Er zijn hierover geen afspraken met andere instellingen gemaakt.
14 / 58
Geraadpleegde bronnen • Risicokaart.
Grote brand bij stichting Dichterbij Gennep (2007).
Risico Oorzaken: Mogelijke oorzaak van het incident is een klein brandje als gevolg van (las- of slijp-) werkzaamheden, waar de betrokken medewerker er niet in slaagt deze direct te blussen. Andere mogelijke oorzaken zijn kortsluiting, oververhitting van elektrische apparatuur of onzorgvuldig handelen van een rokende patiënt, bezoeker of medewerker. Bepalende factoren: Een beginnend brandje kan escaleren als het niet tijdig ontdekt en geblust wordt. De omvang van het incident wordt verder bepaald door de tijd die een brandwerende scheiding stand houdt, de locatie, omvang en aard van de betrokken afdeling, het aantal (vooral het aantal niet-zelfredzame) patiënten en de mate waarin de organisatie en hulpverleners tijdig in staat zijn om bedreigde patiënten in veiligheid te brengen. Kwetsbare groepen: Naast de reguliere kwetsbare groepen in de samenleving, zoals ouderen, kinderen en personen met een fysieke beperking worden ook personen die zich niet vrij kunnen bewegen (zoals gevangenen) gerekend tot de kwetsbare groepen). Samenhang met andere scenario’s: De omvang van het incident zal beperkt blijven tot het terrein. Effecten ten aanzien van verkeer kunnen zich tot een groter gebied uitstrekken. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 2 5 5 50 100 100
15 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
Max. 4 km , 1 – 4 dagen
A
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
4 - 16
C
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
< 400, 2 – 6 dagen
A
Kosten
< 20 M€
B
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 400, 3 dagen - week
A
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
Max. 1 indicator, maanden
C
Sociaal psychologische impact
1 sig. Categorie, hoog
C
Aantasting van cultureel erfgoed
Max. 1 indicator
A
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
2
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
16 / 58
Maatschappelijk thema
Technologische omgeving
Crisistype
Incident met brandbare / explosieve stoffen in de open lucht
Incidenttype
3.1.3. Incident met spoorketelwagon explosief gas (LPG)
Context Vanwege de strategische ligging van de Veiligheidsregio Limburg-Noord ten opzichte van Duitsland en België vindt er veelvuldig vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het vervoer vindt plaats door buisleidingen, over water, over de weg en over het spoor. Vanwege de grote effectafstanden van een incident met een spoorketelwagon met explosief gas, is dit scenario maatgevend en wordt daarom hieronder uitgewerkt. Voor het toxisch scenario wordt verwezen naar het scenario: “Incident bij inrichting waarbij giftige stoffen vrijkomen”. Het vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de spoorlijnen Venlo – Roermond, Eindhoven – Venlo – Duitsland en Eindhoven – Weert – Sittard. Op verschillende plaatsen bevindt zich op relatief korte afstand van het spoor bebouwing, zoals woningen, kantoren en bedrijfsgebouwen. Voor het transport van giftige gevaarlijke stoffen over het spoor is een vergunningstelsel ingericht om risico’s te minimaliseren en beheersen. Vervoerders verrichten inspanningen om incidenten te voorkomen. Een incident kan eventueel gebeuren, als gevolg van menselijk falen, bijvoorbeeld opdat een rood sein wordt genegeerd of door technisch falen (defecte wissels of vastgelopen van materieel). Het geselecteerde, maatgevende scenario is een spoorketelwagon beladen met LPG welke aangestraald wordt door een brand in de omgeving. Uitgewerkt voorbeeld: Aangestraalde spoorketelwagon gevuld met LPG Vanwege een defecte wissel ontspoort een goederentrein. De trein komt tot stilstand maar ramt hierbij een mast van de bovenleiding. De impact van deze botsing is zodanig dat bij een van de LPG spoorketelwagons de afsluiter defect raakt en LPG krachtig uitstroomt. Het LPG wordt direct ontstoken en er ontstaat een brandende fakkel (jetfire). Deze jetfire straalt een nabijgelegen spoorketelwagon met LPG aan welke hierdoor wordt opgewarmd. Er dreigt een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te ontstaan die personen in de omgeving bedreigd. Het incident vindt plaats ter hoogte van een middelgroot bedrijventerrein waarop zich enkele kantoren bevinden Na contact met de meldkamer schaalt de officier van dienst Brandweer direct op naar grip 2. Vanwege de afwezigheid van voldoende bluswatervoorzieningen is het preventief koelen van de aangestraalde spoorketelwagon niet mogelijk. Ook het afsluiten van de lekkende LPG tankwagen is geen optie. Er wordt daarom rekening gehouden met het exploderen van de spoorketelwagon binnen 15 tot 20 minuten. Het effectgebied zal hierbij reiken tot ca. 500 meter aan weerszijde van het spoor. Binnen een straal van 55 meter van de BLEVE zal een drukgolf zorgen voor totale instorting van aanwezige bebouwing. Wanneer de eerste tankautospuit ter plaatse is wordt direct gestart met het ontruimen en afsluiten van het potentiële effectgebied. De tijd voor een georganiseerde evacuatie ontbreekt echter. Dit geldt met name voor de evacuatie van het personeel van het nabijgelegen kantoorpand dat zich op 65 meter van het spoor bevindt. Na 17 minuten bezwijkt de aangestraalde LPG tankwagon. De ravage is enorm een aantal gebouwen is gedeeltelijk ingestort. Er is geen beeld van het aantal aanwezige personen in het effectgebied. Tot op een afstand van 500 meter wordt rekening gehouden met dodelijke slachtoffers.
17 / 58
Geraadpleegde bronnen • Regionale Rampenbestrijdingsplannen (zoals opgenomen op Veiligheidsnet); • Handreiking verantwoorde brandweeradvisering; • Adviezen Regionale Brandweer in het kader van Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen; • Trein incident management (TIM); • Procedure OGS.
Transport brandbare gassen over spoor Venlo (2010).
Risico Oorzaken: Het effect kan zich ontwikkelen door een defecte wissel, een defect sein, een defecte trein. Ook menselijke Onvoldoende veiligheidsbewustzijn, onoplettendheid, oorzaken zijn mogelijk, bijvoorbeeld het negeren van een rood sein, bijvoorbeeld door onvoldoende veiligheidsbewustzijn of onoplettendheid. Bepalende factoren: Van invloed op de omvang van een incident met een spoorketelwagon gevuld met explosief gas zijn de aard van het incident (directe ontploffing of ontploffing na afstraling), aanwezigheid van voldoende bluswatercapaciteit in omgeving, afstand en aard van bebouwing in directe omgeving, aantal aanwezigen in effectgebied en de effectiviteit van repressief optreden. Mogelijkheden om snel en effectief personen te kunnen evacueren. Kwetsbare groepen: Kinderen en ouderen die zich niet zelf in veiligheid kunnen brengen. Binnen straal van ca. 150 meter is inpandig schuilen ook geen veilige optie. Samenhang met andere scenario’s: In het effectgebied kunnen secundaire branden ontstaan, deze kunnen bijvoorbeeld leiden tot branden in kwetsbare objecten en/of brand in natuurgebieden. Afhankelijk van plaats waar incident plaats vindt kunnen (delen van) vitale infrastructuur uitvallen. Slachtofferbeeld Status
Aantal
Doden
20
T1
25
T2
25
T3
40
Getroffenen
50 - 100
Betrokkenen
500
18 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
< 4 km , ½ jaar of langer
2
C
Doden
16 – 40
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
40 - 160
D
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 200 M€
C
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 400, maand of langer
C
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
2 indicatoren, maanden
D
Sociaal psychologische impact
1sig. categorie, hoog
C
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Zeer ernstig
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
19 / 58
Maatschappelijk thema
Technologische omgeving
Crisistype
Incident met giftige stof
Incidenttype
3.2.5. Incident bij inrichting waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen
Context Binnen de Veiligheidsregio Limburg-Noord bevinden zich verschillende chemische bedrijven. Op de provinciale risicokaart staan ruim 500 risicovolle inrichtingen geregistreerd. Onder deze bedrijven bevindt zich een relatief groot aantal inrichtingen waarbinnen gewerkt wordt met giftige stoffen. Het betreft hierbij onder andere, BRZO inrichtingen, inrichtingen met ammoniakopslag en inrichtingen waar verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen (PGS15). Bij een calamiteit kunnen bij deze giftige stoffen vrijkomen (of ontstaan als verbrandingsproduct) en verspreid worden naar de omgeving. Er is voor gekozen om een realistisch scenario te beschrijven waarbij het nemen van maatregelen als schuilen en ontruimen tot de mogelijkheden behoort, namelijk een lekkage van 25% ammonia. De effecten van een ammoniakemissie kunnen tot enkele kilometers reiken. Uitgewerkt voorbeeld: Giftige wolk bij bedrijf met ammonia opslag Tijdens hijswerkzaamheden valt de hijslast op de ammoniatank (25% ammonia). Door de externe impact breekt de bodemafsluiter van de ammoniakopslagtank. Hierdoor stroom in korte tijd (10 minuten) de gehele inhoud (250 m3) van de tank leeg. De vloeistof verspreidt zich over de tankput. Twee medewerkers die direct bij het incident betrokken zijn worden blootgesteld aan een zeer hoge concentratie (boven 2.000 mg/m3), welke dodelijk is. Door dat de repressieve LOD’s falen wordt het plasoppervlak niet direct afgedekt en dampt de ammoniak uit. Na melding van incident op de regionale meldkamer wordt, conform het rampbestrijdingsplan, direct groot opgeschaald (GRIP2). De brandweer is binnen 10 minuten met groot materieel ter plaatse en zet direct in op het afdekken van de vloeistofplas door middel van een schuimdeken. Hiermee wordt echter niet voorkomen dat een grote hoeveelheid van de ammoniak uitdampt en zich als een gaswolk verspreid richting een nabijgelegen woonwijk. Het is in de lenteperiode en zo’n 17 graden Celsius. Veel mensen zijn buiten die dag. De sirenes worden geactiveerd en via de rampenzender wordt mensen geadviseerd om naar binnen te gaan, de ramen en deuren te sluiten en de ventilatie uit te schakelen. Er wordt opgeschaald naar GRIP3. De brandweer voert metingen uit om de grootte van het effectgebied in kaart te brengen. De levensbedreigende waarde (LBW) wordt in een gebied van 200 meter tot 2 km vanaf het incident gedurende één uur overschreden zodat zowel buiten als binnen, bij niet (effectief ) schuilen, er slachtoffers kunnen vallen. De tijd voor een georganiseerde evacuatie ontbreekt. Geraadpleegde bronnen • Regionale Rampenbestrijdingsplannen (zoals opgenomen op Veiligheidsnet); • Veiligheidseffectrappportages BRZO bedrijven in regio; • Scenario’s Nationale Risicobeoordeling 2008/2009.
20 / 58
Vrijkomen zwavelzuur bij inrichting in Herten (2009).
Risico Oorzaken: Het effect kan zich ontwikkelen door een klein lek of een breuk van een slang, leiding of tank. Bijvoorbeeld als gevolg van achterstallig onderhoud. Een oorzaak kan ook zijn het breken of losschieten van een laad- en losslang of het catastrofaal (instantaan) falen van een tank met een toxische stof. Ook zijn mechanische oorzaken mogelijk, zoals een aanrijding (door bijvoorbeeld een heftruck) met een leiding of tank. Tot slot kan het incident ontstaan door menselijk falen (onvoldoende veiligheidsbewustzijn en/of onoplettendheid). Bepalende factoren: Van invloed op de omvang van een incident met een toxische stof zijn de weersomstandigheden, de hoeveelheid en aard van de gevaarlijke stof, de omvang van de lekkage, het aantal aanwezigen in het benedenwindse effectgebied en de effectiviteit van repressief optreden. Kwetsbare groepen: Kinderen en ouderen die buiten verblijven. Deze kunnen zich zelf niet in veiligheid brengen. Kinderen zien ook niet het gezondheidsgevaar in van zo’n rookwolk. Samenhang met andere scenario’s: In het effectgebied van een toxisch incident kunnen zich bijvoorbeeld verkeersongevallen voordoen indien automobilisten onwel worden. Slachtofferbeeld Status
Aantal
Doden
5
T1
20
T2
35
T3
100
Getroffenen
200 - 300
Betrokkenen
1.000
21 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
< 4 km , 2 - 6 dagen
A
Doden
4 - 16
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
40 - 160
D
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 20 M€
B
Langdurige aantasting van milieu en natuur
max. 4 km
A
Verstoring van het dagelijks leven
300 mensen, < 2 dagen
A
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
2 indicatoren / weken
C
2
1significante categorie,
Sociaal psychologische impact
B
gemiddeld Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
-
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
22 / 58
Maatschappelijk thema
Vitale infrastructuur en voorzieningen
Crisistype
Verstoring energievoorziening
Incidenttype
4.1.2. Uitval gas- en /of olievoorziening
Context Gasvoorziening Voor het transport van aardgas vanaf de bron naar de energiebedrijven wordt gebruik gemaakt van landelijke hogedruknetten. Voor gas bestaat een buffercapaciteit (het gecomprimeerde gas in de leidingen), waar in tegenstelling tot elektriciteit, gas opgevangen kan worden. Dit is overigens geen garantie voor alle leidingen. Vanuit het regionale net worden de afnemers beleverd via gasontvangstations: de meeste stations leveren gas af aan de energiebedrijven, maar grootverbruikers kunnen ook rechtstreeks beleverd worden. De beschrijving is gebaseerd op een overzichtskaart geleverd door Gasunie, welke niet openbaar gemaakt mag worden. Over het algemeen geldt dat gas, in geval van lekkage, veelal geleverd kan worden via een alternatieve route. Echter, in gevallen waar de gasvraag zeer hoog is en het alternatief ontoereikend, of in gevallen waar geen alternatief is, kan de levering naar één of meerdere gasontvangstations in het gedrang komen of wegvallen. Dit betekent niet automatisch dat de gaslevering voor eindgebruikers gevaar loopt, ook de netten van de energiebedrijven kennen interne doorkoppelingen. Bedrijven, instellingen en particulieren in de regio Limburg-Noord worden van gas voorzien door de Gasunie. Olievoorziening Voor het risicoprofiel Limburg-Noord zal uitval olievoorziening verder niet worden uitgewerkt. Het wegvallen van oliedistributie (schaarste) zal in hoofdzaak een nationaal probleem zijn. Uitgewerkt voorbeeld: In dit scenario wordt uitgegaan van een verstoring van de gasvoorziening voor een periode van ongeveer twaalf uur. Het is midwinter en de temperatuur is beneden vriespunt. Er is sprake van een ernstige beschadiging van een regionale leiding veroorzaakt door graafwerkzaamheden met een graafmachine. Hierdoor valt de gastoevoer naar een gasontvangststation uit. Circa 5.000 huishoudens in Limburg-Noord komen vrijwel direct zonder gas te zitten Door graafwerkzaamheden wordt een toevoerleiding geraakt met een druk van 40 bar. Dit gaat gepaard met een zeer krachtige gasuitstroom en een hoge geluidsproductie. Het gas dat ontsnapt, komt in de openbare ruimte terecht. Bewoners en omstanders merken het op en doen een melding bij politie en/of brandweer die de Centrale Commando Post van de Gasunie inlicht. Door de gastransportbeheerder wordt de gaskraan dichtgedraaid en gezocht naar andere alternatieven. Dit gebeurt handmatig door een Gasuniewerknemer, afhankelijk van plaats en tijdstip kan dit even duren (circa dertig minuten). Zolang de leiding niet is ingesloten is de plaats van de lekkage niet benaderbaar. De uitval van gas heeft gevolgen voor productiebedrijven die gebruik maken van gas. Daarnaast zal de verwarming in veel huishoudens uitvallen. De meest kwetsbare groepen tijdens het uitvallen van gasvoorzieningen zijn zorgbehoevenden en ouderen die nog thuis wonen. Tijdelijke noodvoorraden van de plaatselijke zorginstellingen raken langzaam uitgeput doordat zij niet meer van gas worden voorzien. Als de gasbuffer niet meer toereikend is, valt de verwarming uit en wordt het langzaam behoorlijk koud. De instellingen zorgen daarom voor voldoende dekens om de patiënten en bewoners zo warm mogelijk te houden. Als gevolg van de uitval van gas kan de gasverwarming worden vervangen door elektrische verwarming waarbij er extra gebruik wordt gemaakt van stroomvoorziening. Hierdoor kan de uitval van gas dus van invloed zijn op de elektriciteitsvoorziening.
23 / 58
Hogedruk aardgasleiding.
Risico Oorzaken: PM Bepalende factoren: PM Kwetsbare groepen: PM Samenhang met andere scenario’s: PM Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 0 0 0 0 10.000 huishoudens 10.000 huishoudens
Impact Criterium
Waarde
Score 2
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
4 – 40 km , 2 – 6 dagen
B
Doden
0-1
A
Ernstig gewonden en chronisch zieken
0-1
A
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
< 4.000, 2 – 6 dagen
B
Kosten
< 200 M€
C
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
<40.000, 1 – 2 dagen
B
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
Max. 1 indicator, dagen
A
Sociaal psychologische impact
0 sig, categorieën
A
24 / 58
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Aanzienlijk
-
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
25 / 58
Maatschappelijk thema
Vitale infrastructuur en voorzieningen
Crisistype
Verstoring energievoorziening
Incidenttype
4.1.3. Uitval elektriciteitsvoorziening
Context Leveringszekerheid van elektriciteit is een taak en verantwoordelijkheid van de netwerkbeheerders. De landelijke netwerkbeheerder Tennet is verantwoordelijk voor het hoofdtransportnet van elektriciteit. Tennet beheert in heel Nederland de 380 kV- en 220 kVnetwerken en de 150 kV-verbindingen in Zuid-Holland. Via stations zijn alle hoogspanningslijnen en -kabels met elkaar verbonden. Het transportnet vertakt zich in 27 distributienetten, de regionale netten. De distributienetten van de regionale netbeheerders transporteren elektriciteit naar de eindverbruikers. In de regio Limburg-Noord is dat Enexis. Binnen het hoofdtransportnet in de regio Limburg-Noord lopen zowel 380 als 220 KV verbindingen (hoogspanningsleidingen). Ook staan er in de regio 2 centrales met een vermogen van meer dan 250 MW (powerplants). Verspreid over de regio zijn diverse verdeelstations. De energielevering (elektriciteit) kan gepland of ongepland wegvallen. Oorzaken kunnen liggen in andere crisistypen die op kunnen treden. Zo kunnen extreme weersomstandigheden (schade aan het netwerk, tekort aan koelwater) aanleiding zijn tot verstoring met gevolgen voor de energieproductie en -levering in Nederland. Ook kan moedwillige verstoring plaatsvinden bijvoorbeeld door terrorisme of vandalisme. Ingeval van een grootschalige en langdurige uitval van de elektriciteitvoorziening wordt door Enexis overgaan tot het realiseren van een noodstroomvoorziening door het leveren van noodstroomaggregaten. De prioriteit bij de verdeling van de aggregaten wordt bepaald door de burgemeesters van de gemeenten in de regio Limburg Noord. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de lijst die iedere gemeente heeft ontvangen van Enexis. In Roermond zijn 81 gebouwen aangewezen als object waar een noodstroomaggregaat noodzakelijk is bij stroomuitval. Dit zijn gebouwen m.b.t. openbare orde en veiligheid (inclusief stadhuis), zorgcentra, opvang locaties, hoofdriool en gemalen. Het is echter geen garantie dat er door Enexis een noodstroomaggregaat wordt geleverd. Daarnaast moet rekening gehouden worden met een aanrijdtijd van 4 uur en aansluittijd van 2 uur. De noodstroomvoorziening is na 6 uur gereed. Uitgewerkt voorbeeld: Uitval stroom door graafwerkzaamheden. In de winterperiode wordt in de nachtsituatie de infrastructuur voor elektriciteit beschadigd waardoor een deel van Limburg-Noord wordt getroffen door uitval van de elektriciteit. Hierbij zijn 10.000 huishoudens betrokken. Het dagelijks leven wordt door de uitval sterk verstoord. Veel mensen stranden in de ochtendspits, omdat het openbaar vervoer per spoor stilvalt en verkeerslichten uitvallen. Bij mensen thuis en op kantoor doen radio, tv, en telefonie het niet meer. Computers vallen uit (en daarmee internetverbindingen), vaste en mobiele telefonie raken ontregeld, de verwarming doet het niet meer, betaalautomaten werken niet meer, melkmachines werken niet, productieprocessen worden onderbroken, thuisdialyse apparaten doen het niet meer, etc. Herstel van de stroomlevering zal in het getroffen gebied ca 2-3 dagen duren. Hiervoor wordt een groot beroep gedaan op het improvisatievermogen van de regionale netwerkbedrijven. Het netwerk is na het herstel nog wel kwetsbaar, waardoor de elektriciteitsvoorziening zo nu en dan nog uit kan vallen. Volledig herstel van de infrastructuur kan maanden duren. Onder een deel van de bevolking breekt onrust uit, omdat op voorhand niet exact is te zeggen hoe
26 / 58
lang de verstoring duurt. De burger is moeilijk bereikbaar voor hulpverleningsorganisaties. Verder is er gebrek aan primaire levensbehoeften omdat de meeste voorzieningen zijn uitgevallen. De politie voert extra surveillance uit in de regio. De meeste zorginstellingen schakelen over op generatoren, met name de thuiszorg is een aandachtspunt. Andere vitale sectoren zijn datacenters, hulpbehoevenden, industrie met kritische processen. De impact van niet kunnen pinnen en betalen met pin is aanzienlijk. Bij deze onverwachte stroomstoring ontstaan de volgende hulpvragen: • Het verkeer raakt ontregeld doordat de verkeerslichten niet meer werken. • Overbelasting van het telefoonnet. • Verstoring huiselijk leven door uitval huishoudelijke apparatuur, combiketels, waterdruk; • Verstoring procesindustrie bij overschakeling op noodstroom en uitvallen koelingsinstallaties. • Verstoring crisiscommunicatie door uitval radio, tv, pc. • Diffuus verspreide en gevarieerde hulpvraag voor redding uit liften, verkeersregulatie en verkeersongevallen. • De continuïteit van de bedrijfsvoering van de hulpdiensten wordt op de proef gesteld doordat niet in alle hulpposten voldoende noodstroom aanwezig is. • Er is een verlaagde bluswaterdruk en door overbelasting van het telefonienet een vertraging van de automatische brandmeldingen. .Geraadpleegde
bronnen • Elektriciteitsdossier Economische Zaken (www.rijksoverheid.nl/); • Netwerkkaart TenneT 2008.
Hoogspanningsmasten.
Risico Oorzaken: Het landelijke transportnet kan beschadigd raken door werkzaamheden, een ander incident of extreme weersomstandigheden. Bepalende factoren: PM Kwetsbare groepen: Een kwetsbare groep bij uitval elektriciteit is de procesindustrie. Door haperingen bij overschakeling op noodstroom en uitvallen koelinstallatie. En de hulpdiensten. De bedrijfsvoering van de hulpdiensten wordt op de proef gesteld doordat niet in alle hulpposten voldoende noodstroom aanwezig is. Bovendien is er een verlaagde bluswaterdruk en door overbelasting van het telefonienet een vertraging van de automatische brandmeldingen). Ook zorgbehoevende die afhankelijk zijn van elektrische medische apparatuur worden gerekend tot de kwetsbare groepen.
27 / 58
Samenhang met andere scenario’s: Het (langdurig) uitvallen van de stroom leidt tot het (tijdelijk) stilvallen van alle bedrijvigheid. Ook kan het dagelijks leven stilvallen wat kan leiden tot maatschappelijke onrust. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal * 0 – 2-4 * 0 – 2-4 10.000 huishoudens 10.000 huishoudens
* Het is denkbaar dat door falen van noodvoorzieningen enkele ernstig zieken (vroegtijdig) overlijden.
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
4 – 40 km , 2 – 6 dagen
B
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
2-4
B
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
< 40.000, 2 – 6 dagen
C
Kosten
< 200 M€
C
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
<40.000, 1 – 2 dagen
B
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
Max. 1 indicator, dagen
A
Sociaal psychologische impact
1 sig. categorie
B
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
2
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
28 / 58
Maatschappelijk thema
Vitale infrastructuur en voorzieningen
Crisistype
Verstoring drinkwatervoorziening
Incidenttype
4.2.1. Uitval drinkwatervoorziening
Context Drinkwater is voor de mens een primaire levensbehoefte. Onder drinkwater wordt water verstaan dat geschikt is voor menselijke consumptie. Drinkwater wordt naast consumptie voor de mens gebruikt voor andere huishoudelijke doeleinden, proceswater, bluswater en consumptie water voor dieren. De openbare drinkwatervoorziening in Nederland is een specifiek terrein van overheidszorg. De productie en distributie van betrouwbaar drinkwater is opgedragen aan de waterleidingbedrijven. Deze opdracht is vastgelegd en geborgd in de Drinkwaterwet en VROM Inspectie ziet toe op de uitvoering ervan. In Gelderland is Watermaatschappij Limburg (WML) verantwoordelijk voor de drinkwatervoorziening. De continuïteit en kwaliteit van de levering van drinkwater is geregeld in het leveringsplan van het waterbedrijf. Van oudsher wordt het Limburgse drinkwater gemaakt van grondwater. Het oppompen van grondwater leidt op sommige plekken tot verdroging van de natuur. Daarom maakt WML steeds meer gebruik van Maaswater als bron voor drinkwater. Het drinkwater in de Provincie Limburg (Noord en Zuid) wordt gewonnen in 25 grondwaterpompstations en een oppervlaktewaterstation. In dit station, Waterproductiebedrijf Heel, wordt van Maaswater drinkwater gemaakt. Op termijn komt uit dit bedrijf ongeveer een derde van het totale Limburgse leidingwater.Al dit water wordt getransporteerd in een leidingnet van ongeveer 8.500 kilometer lengte. Het leidingstelsel is opgebouwd uit zogenoemde transportleidingen (de grootste diameter), hoofdleidingen (de waterleidingen in de straat) en dienstleidingen (de aftakking naar individuele woningen en bedrijven). Het calamiteitenplan van WML geeft invulling aan de wijze van optreden bij calamiteiten binnen en buiten kantoortijden. Er staat in beschreven hoe de calamiteitenorganisatie is opgebouwd in het geval van een calamiteiten en/of rampen, inclusief verantwoordelijkheden en bevoegdheden van functionarissen, de acties/handelingen van de verschillende functionarissen en de beschikbare middelen voor de organisatie in deze omstandigheden. Het plan is vooral bedoeld om een effectieve, efficiënte en eenduidige reactie van de organisatie te waarborgen op calamiteiten die leiden tot de aanpassing van waterverdeling. Er wordt dan ook per calamiteit een optimale inzet van de beschikbare middelen beschreven. Bij uitval van een van de productiebedrijven kunnen de resterende dan snel en efficiënt ingezet en aangepast worden, zodat de effecten op de drinkwaterlevering geminimaliseerd worden. Uitgewerkt voorbeeld: Verontreiniging drinkwater door besmetting. In deze scenario- uitwerking is gekozen voor een kwaliteitsprobleem in de drinkwatervoorziening: verontreiniging van het water, door besmetting waardoor consumptie niet meer mogelijk is (waarschijnlijk een E coli bacterie). Het scenario speelt zich af in de zomer, wanneer de temperatuur relatief hoog is en de huishoudens in verhouding meer behoefte aan drinkwater hebben. De eerste ziektegevallen als gevolg van drinken van het water melden zich bij de huisarts. Vooral de mensen die verminderde weerstand hebben worden ziek. Het besmette water is mogelijk naar 80.000 huishoudens gegaan. Het speelt zich met name in de eerste 24 uur af, in deze periode bereikt het verontreinigde water de huishoudens. WML gaat over op het chloren van het water en geeft een kookadvies uit; het uit de kraan komende (besmette) drinkwater kan wel gebruikt worden als drinkwater nadat het gekookt is. Niet iedereen is op de hoogte van het kookadvies. Het is niet duidelijk wanneer de levering van drinkwater via het leidingnet hervat kan worden. WML overweegt
29 / 58
de inzet van nooddrinkwater. WML informeert gemeenten en de veiligheidsregio over de kwaliteitsproblemen. De betrokken gemeenten nemen het besluit om tot inzet van nooddrinkwatervoorzieningen.
Waterbeschermingsgebied.
Risico Oorzaken: Een lek in een leiding of pomp kunnen leiden tot een verontreiniging in een spaarbekken of reservoir. Vanaf daar kan de verontreiniging zich verspreiden. Bepalende factoren: De aard van de verontreiniging en de oorzaak bepalen hoe snel de bron gelokaliseerd kan worden en welke maatregelen (consequenties in geld en tijd) nodig zijn om de verstoring te beëindigen. Kwetsbare groepen: Bij uitval van het drinkwater worden vooral de mensen die verminderde weerstand hebben ziek. Samenhang met andere scenario’s: Verstoring van de drinkwatervoorziening leiden onder andere tot problemen bij de dagelijkse gang van zaken in verzorgingstehuizen en ziekenhuizen. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 4 100 50.000 huishoudens 50.000 huishoudens
30 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
0-1
A
Ernstig gewonden en chronisch zieken
0-4
B
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
< 400, 2 – 6 dagen
A
Kosten
< 2M€
A
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 4.000 mensen, 1 – 2 dagen
A
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
Max. 1 indicator, dagen
A
Sociaal psychologische impact
0 sig. categorie
A
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Beperkt
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
31 / 58
Maatschappelijk thema
Vitale infrastructuur en voorzieningen
Crisistype
Verstoring telecommunicatie en ICT
Incidenttype
4.4.1. Uitval voorzieningen spraak- en datacommunicatie
Context Telecommunicatie en ICT zijn in onze samenleving onmisbaar. Het wegvallen van deze voorzieningen heeft een brede impact op ons maatschappelijk functioneren. Ziekenhuiszorg, vitale infrastructuur, pinverkeer en verkeersmanagement zijn voorbeelden van voorzieningen die bij een dergelijke verstoring in de knel komen. Daarbij zijn veel calamiteitenorganisaties in toenemende mate afhankelijk van telecommunicatie en ICT. Het communicatiesysteem C2000 en het alarmnummer 112 worden ook gefaciliteerd door telecommunicatie/ICT netwerken. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) is een lastig af te bakenen verzamelbegrip. Onder ICT verstaan we all infrastructuren, systemen, diensten en processen die het mogelijk maken informatie digitaal te verwerken, te gebruiken en te delen. We spreken over uitval als de ICT verstoort raakt, stagneert of stopt en de continuïteit van organisaties of zelfs de gehele samenleving hierdoor negatief wordt beïnvloed. De telecomsector is een complexe omgeving met veel partijen. Er is een beheerder van de infrastructuur voor telecommunicatie, zowel voor het mobiele net als voor het vaste net. Tevens zijn er diverse providers die producten en dienstverlening aanbieden aan zakelijke partijen en particulieren. Bij landelijke uitval is niet in elke veiligheidsregio een liaison beschikbaar voor overleg met het operationele en het beleidsteam. Wegvallen van telecommunicatie- en ICT-netwerk heeft verstrekkende gevolgen voor het zakelijke en sociaal-maatschappelijke leven. De duur van het incident is onvoorspelbaar en kan variëren van enkele uren tot (voor delen van het land) enkele dagen. Een belangrijk criterium waar rekening mee moet worden gehouden is de afnemende maatschappelijke acceptatie van verstoringen. Uitgewerkt voorbeeld: Ingrijpende verstoring van het telecom/ICT netwerk. Omdat het netwerk gebruikt wordt voor zowel dataverkeer als telefonie is het incident direct in heel Nederland merkbaar. Bedrijven en burgers zitten zonder internet en telefoon. Ook het mobiele telefoonverkeer is getroffen. De netwerken van sommige providers functioneren nog. Echter, ze zijn slechts beperkt bruikbaar, doordat de netwerken eilanden vormen: binnen het netwerk is communicatie mogelijk, maar voor diensten als internet is ook het oude netwerk afhankelijk van het IP netwerk dat de backbone verzorgt. Omdat betalingsverkeer niet meer mogelijk is sluiten winkels hun deuren. Handel op de beurs is niet mogelijk, hetgeen tot veel economische schade lijdt. Veel organisaties in Nederland zijn afhankelijk van het IP netwerk en moeten hun werkzaamheden daarom noodgedwongen staken. Telefonie is niet beschikbaar, waardoor de communicatie bemoeilijkt wordt. Er ontstaat hierdoor onrust onder de bevolking. Niet alleen kan er niet meer worden getelefoneerd, maar ook de digitale televisie is in grote delen van Nederland uitgevallen. De mensen weten hierdoor niet meer waar ze aan toe zijn. Omdat C2000 wordt ondersteund door telecommunicatie/ICT netwerken, zal de communicatie tussen hulpdiensten in ernstige mate worden verstoord of niet mogelijk zijn. Ook is het alarmnummer voor burgers niet beschikbaar zodat geen meldingen van incidenten en ongevallen kunnen worden gedaan. De politie surveilleert extra om ongelukken en ongeregeldheden zelf te vinden. In kritieke situaties duurt het echter veel langer voor de benodigde hulp ter plaatse is.
32 / 58
De oorzaak van de verstoring is moeilijk op te sporen. Het resultaat is een langdurige uitval en daardoor grote maatschappelijke onrust en zeer grote economische schade. Het duurt minimaal twee dagen om de storing op te lossen.
Serverruimte KPN.
Risico Oorzaken: Bewust menselijk handelen, technisch falen en natuurrampen kunnen leiden tot een verstoring van de telecommunicatie en ICT-netwerk. Bepalende factoren: PM Kwetsbare groepen: Als gevolg van de interne storing in de ICT omgeving van een telecomprovider ondervinden veel mensen problemen met hun ADSL verbinding en kunnen niet meer internetten, televisiekijken, en/of bellen. Bij veel bedrijven is geen telefoonverkeer mogelijk. Ook kan in veel winkels niet gepind worden. Naast internet werken ook enkele UMTS masten niet meer. Samenhang met andere scenario’s: Het (langdurig) uitvallen van telecommunicatie leidt tot het (tijdelijk) stilvallen van alle bedrijvigheid. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal * 0 – 2-4 * 0 – 2-4 10.000 huishoudens 10.000 huishoudens
* Het is denkbaar dat door falen van noodvoorzieningen enkele ernstig zieken (vroegtijdig) overlijden.
33 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
0
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
2-4
B
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 200 M€
C
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 40.000, 1-2 dagen
B
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
Max. 1 indicator, dagen
A
Sociaal psychologische impact
0 sig, categorieën
A
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Aanzienlijk
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
34 / 58
Maatschappelijk thema
Verkeer en Vervoer
Crisistype
Verkeersincidenten op het water
Incidenttype
5.2.2 Incident recreatie en of beroepsvaart (niet OGS)
Context De Veiligheidsregio Limburg-Noord heeft in totaal circa 240 km waterweg. Circa 120 km hiervan bestaat uit de Maas, die de regio doorloopt van noord naar zuid. Daarnaast zijn er verdeeld over hele regio recreatieplassen. Incidenten op het water kunnen betrekking hebben op: • Incidenten recreatie; pleziervaart, zeilers, surfers, watersporters; • Incidenten beroepsvaart; binnenvaart, veerponten, rondvaart-/ passagiersboten. De belangrijkste gevolgen liggen op het terrein van het aantal dodelijke en gewonde slachtoffers en het voor langere tijd niet beschikbaar zijn van een vaarroute voor het vrachtverkeer. De incidenten op het water zijn vaak moeilijk bereikbaar. Hierdoor is het risico van (verdrinking-) slachtoffers, onderkoeling. Bij verkeersincidenten op het water moet rekening gehouden worden met de beperkte bereikbaarheid van de incidentlocatie en de minder snelle inzetbaarheid dan incidenten op land vanwege langere opkomsttijd specialistische materialen. Uitgewerkt voorbeeld: Aanvaring binnenvaart vrachtschip met veerpont Tijdens een oversteek van een veerpont op de Maas wordt deze overvaren door een binnenvaart vrachtschip. De boeg van het binnenvaart vrachtschip scheurt. Het schip maakt water. Op hetzelfde moment kantelt het veerpont. In korte tijd verdwijnt het veerpont voor een groot deel onder water. Op het moment van de aanvaring maakten diverse fietsers en personenauto's gebruik van het veerpont voor de oversteek. Ook zij komen in het water terecht. Aanvaring tussen een binnenvaartschip en een veerpont waarbij slachtoffers zijn gevallen. Verdere uitbreiding van het incident is niet uit te sluiten. Na melding van incident op de regionale meldkamer wordt, conform het rampbestrijding plan, direct groot opgeschaald en wordt GRIP2 gemaakt. De hulpverleningsinstanties zijn binnen 10 minuten ter plaatse. Geraadpleegde bronnen • Vaarweg Incident Management (VIS 3.3).
Ongeval op water (oefening, 2009).
35 / 58
Risico Oorzaken: Oorzaken voor incidenten op het water zijn veelal het gevolg van materiaalpech of verkeerd gedrag, dan wel een combinatie van beide. Materiaalpech kan leiden tot het zinken van een vaartuig waardoor de vaargeul mogelijk geheel of gedeeltelijk verspert wordt. Ook het uitvallen van stuw- en stuurvermogen kan leiden tot ernstige situaties met mogelijk aanvaringen tot gevolg. Onder verkeerd gedrag moet gevat worden het al dan niet opzettelijk niet naleven van de verkeersregels die op het water gelden, het onoordeelkundig gebruiken van vaartuigen (geen vaarbewijs en dergelijke). Bepalende factoren: Bij ongelukken op het water spelen de weersomstandigheden vaak een rol. Bij goed weer wordt vaarwegen en plassen veel intensiever gebruikt. Meer recreatief gebruik brengt vaak ook extra risico met zich mee. Denk aan drukker recreatief vaarverkeer in combinatie met beroepsvaart, een storm die plotseling losbreekt, of een onweersbui die watersporters verrast. Verder kunnen passagiersschepen in de problemen raken door een aanvaring met een ander vaartuig of door een technisch mankement. Kwetsbare groepen: Als kwetsbare groepen bij dit incidenttype worden recreanten zoals zeilen motorboten, zwemmers, waterscooters, waterskiërs etc. Deze groepen kunnen extra kwetsbaar worden bij extreme waterstanden (hoge stroomsnelheid) en/of gebrek aan kennis hoe te handelen in gevallen van plotseling opkomend slecht weer. Samenhang met andere scenario’s: Hoge rivierwaterstanden zijn ook van invloed op de vaarmogelijkheden. Daarme is er samenhang met het incidenttype “Overstroming door hoge rivierwaterstanden”. Slachtofferbeeld Status
Aantal
Doden
5
T1
20
T2
5
T3
5
Getroffenen
50
Betrokkenen
100
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
5
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
1
A
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 2 M€
A
Langdurige aantasting van milieu en natuur
<3%
A
Verstoring van het dagelijks leven
n.v.t.
-
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
n.v.t.
-
36 / 58
Sociaal psychologische impact
0 sig, categorieën gemiddeld
A
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Aanzienlijk
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
37 / 58
Maatschappelijk thema
Verkeer en vervoer
Crisistype
Verkeersincidenten op land
Incidenttype
5.3.1. Incident wegverkeer (niet OGS)
Context Bij een verkeersincident wegverkeer kunnen één of meer verkeersdeelnemer(s) betrokken raken. Een verkeersongeval kan bijvoorbeeld ontstaan door afvallende lading, een gedragsfout of een technisch mankement aan een voertuig. Er zijn verschillende omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het incident. Weersinvloeden: mist, zware regenval, gladheid, (zware) sneeuwval. Tijdsaspecten: tijdens de spitsuren voor het woonwerkverkeer of bij aanvang van vakantieverkeer leidt extreme verkeersdrukte soms tot grote problemen, van grotere aanrijdingen tot een totaal verkeersinfarct. Het verkeersbeeld wordt gevormd door meerdere deelnemers, die ieder hun eigen motivatie tot deelname hebben. De economische deelnemers - vrachtwagenchauffeurs, vertegenwoordigers, woon-werkverkeer, etc. hebben een andere motivatie dan de sociale deelnemers - opa en oma die een dagje naar de kinderen gaan, mensen die een dagje uit zijn, motorrijders die voor het rijden op zich aan het verkeer deelnemen (toertochten), etc. Zij nemen allemaal op hun eigen wijze deel aan het verkeer en ergeren zich (min of meer) aan elkaars rijgedrag. Zij maken gebruik van dezelfde infrastructuur, zij zijn gehouden aan dezelfde verkeersregels maar hebben toch een totaal verschillend beeld. In de veiligheidsregio Limburg-Noord liggen een aantal snelwegen, te weten: A73, A77 en A67. Daarnaast de Provinciale wegen N844, N843, N291, N264, N552, N270 en de N271 en verder een uitgebreid gemeentelijk wegennet. Uitgewerkt voorbeeld: Aanrijding A73 kop staart passagiersbus met vrachtauto. Het ongeluk ontstaan rond 18 uur, door plotseling opkomende dichte mist. Ter hoogte van de oprit Grubbenvorst is sprake van een file. Een trekker met oplegger is hierbij achter op de file tegen een passagiersbus gereden. In de bus zit een schoolklas van een basisschool uit het midden van het land. Achter in de bus blijken enkele kinderen bekneld te zijn. Er zijn diverse kinderen zwaar gewond. De chauffeur van de vrachtwagen zit eveneens bekneld. De A73 slibt nog verder dicht. Het is in de winter, glad en de temperatuur is -3 graden Celsius. Na de melding van het incident op de regionale meldkamer wordt, conform de GRIPstructuur, direct opgeschaald GRIP2. De hulpverleners zijn binnen 10 minuten met groot materieel ter plaatse en zetten direct in op het redden. Rijkswaterstaat als wegbeheerder creëert een grote omleidingsroute om te voorkomen dat het verkeer via lokale doorgaande wegen zijn eigen weg gaat zoeken. Twee mensen komen om bij het incident, 9 mensen raken gewond, van wie een aantal ernstig. N.B.: Incidenten met gevaarlijke stoffen hebben andere effecten en zijn beschreven in de scenario’s incidenten met brandbare/explosieve stof bij spoorvervoer.
38 / 58
Geraadpleegde bronnen • Snelwegincidentmanagement.
Ongeval met schoolbus (oefening, 2008).
Risico Oorzaken: Mogelijke oorzaak van het incident is de natuur, namelijk plotseling opkomende dichte mist. Ook andere weersomstandigheden kunnen een rol spelen. Andere mogelijke oorzaken zijn een klapband, waardoor een chauffeur de macht over het stuur verliest, het bewust of ongewild wisselen van rijstrook en vergelijkbare verkeerssituaties waardoor er plotseling geremd of uitgeweken moet worden. Bepalende factoren: Een incident met een eerste voertuig leidt tot een grootschaliger incident indien meerdere bestuurders een botsing niet weten te voorkomen. Het aantal slachtoffers wordt verder bepaald door het aantal inzittenden per voertuig en het aantal betrokken voertuigen. Kwetsbare groepen: Reguliere kwetsbare groepen die zich na een incident niet zelf in veiligheid kunnen brengen (kinderen, gehandicapten, ouderen etc.) Samenhang met andere scenario’s: Afsluiting van de snelweg, rijstroken, rijrichting of het gehele knooppunt, leiden tot verkeersopstoppingen. Slachtofferbeeld Status
Aantal
Doden
2
T1
4
T2
5
T3
20
Getroffenen
50
Betrokkenen
100
39 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
4 - 16
C
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 2M€
A
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 4.000, 1 – 2 dagen
A
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
n.v.t.
-
Sociaal psychologische impact
1 sign. Categorie, gemiddeld
B
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Aanzienlijk
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
40 / 58
Maatschappelijk thema
Verkeer en vervoer
Crisistype
Verkeersincidenten op land
Incidenttype
5.3.2. Incident treinverkeer (niet OGS)
Context In de veiligheidsregio Limburg-Noord, is een spoorwegennet van ongeveer 150 km dubbelen enkel spoor. Daarnaast zijn er in de regio ca 12 stations en emplacementen. Wij kunnen te maken krijgen met o.a.: • Incidenten op het spoor in het buitengebied; • Incidenten op het spoor bij een overweg; • Incidenten op het spoor op het station of een emplacement. Door bijvoorbeeld een ongeluk tussen twee treinen, tussen een ander voertuig en een trein, een ontsporing of door extreme weersinvloeden als zware sneeuwval, plotselinge zware storm dan wel door een wisselstoring, etc., kan een (groot) ongeval op het spoor ontstaan. Deze incidenten zijn soms en met name in de landelijke gebieden, moeilijk bereikbaar. Hierbij zijn twee factoren bepalend, te weten: • Incidenten soms moeilijk bereikbaar omdat er geen toegangsweg direct in de nabijheid van het spoor aanwezig is; • Incidenten niet direct bereikbaar omdat specialistische materialen niet direct voorhanden zijn. Uitgewerkt voorbeeld: Het is Koninginnedag met een zomerse temperatuur. Er komt een melding binnen op de regionale meldkamer van een ongeval tussen twee treinen. De treinen vervoeren in verband met Koninginnedag zeer veel passagiers. Door nog niet verklaarbare oorzaak zijn twee personentreinen frontaal op elkaar gereden. De trein uit de richting Venlo rijdende in de richting Echt is ontspoord. Deze ligt gedeeltelijk in een weiland. Er schijnen in de voorste wagon veel gewonden te zijn. Na melding van het incident op de regionale meldkamer wordt, conform het Trein Incident Management plan, direct groot opgeschaald (GRIP2). De hulpverleners zijn binnen tien minuten met groot materieel ter plaatse en zetten direct in op het toegankelijk maken van het weiland voor de hulpverlening. Daarnaast wordt ingezet op de hulpverlening. Het is in de lenteperiode en zo’n 25 graden Celsius. Het elektrische systeem van de trein werkt niet meer. De toegangsdeuren van de treinen zijn automatisch afgesloten en kunnen niet worden geopend. De airco / ventilatie in de trein is uitgevallen. Mensen vanuit de trein bellen naar het alarmnummer regionale meldkamer omdat mensen in de treinwagons onwel zijn. Er wordt opgeschaald naar GRIP3.
41 / 58
Geraadpleegde bronnen • Powerpoint presentatie van Kevin Wolters; incidentmanagement.
Ongeval met trein (oefening, 2008).
Risico Oorzaken: Het effect kan zich ontwikkelen. Er is geen drinkwater in de trein aanwezig. De oplopende temperaturen in de trein in combinatie met een gebrek aan ventilatie en buitenlucht zorgt voor het verder onwel worden van de (gewonde) treinpassagiers. Bepalende factoren: Van invloed op de omvang van een treinincident zijn onder andere de heersende weersomstandigheden, de hoeveelheid passagiers en aard van het oorspronkelijke ongeval. Kwetsbare groepen: Kinderen en ouderen die in de trein verblijven. Personen die door het ongeval reeds gewond zijn en snel verzorging behoeven. Samenhang met andere scenario’s: PM Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 5 20 20 25 100
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
4 - 16
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
40 - 160
D
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 2 M€
A
42 / 58
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 400, 1 – 2 dagen
A
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
n.v.t.
-
Sociaal psychologische impact
n.v.t.
-
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Aanzienlijk
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
43 / 58
Maatschappelijk thema
Verkeer en vervoer
Crisistype
Incident in tunnels
Incidenttype
5.4.2. Incident in wegtunnel (niet OGS)
Context In de Veiligheidsregio Limburg-Noord zijn in de A73 twee tunnels in gebruik, de Swalmentunnel bij Swalmen (1 km) en de Roertunnel (2,45 km) bij Roermond. Beide tunnels voldoen aan in de wet gestelde veiligheidseisen. Uitgewerkt voorbeeld: Vrachtautobrand in tunnelbuis Tijdens een drukke avondspits ontstaat ten gevolge van een vrachtautobrand in de Roertunnel een file in de tunnelbuis. Het alarm, het file detectiesysteem en SDS systeem zijn in werking gesteld. In de tunnel is een stilstaande file ontstaan. Door het beperkte zicht botst een aantal auto’s achter op de file. De voertuigen liggen over de gehele tunnelbreedte verspreid. In drie auto's zitten mensen bekneld die ernstig zijn gewond (T1/T2). Achter het incident groeit een file (op één rijstrook). Hierin bevinden zich vrachtwagens en touringcars. Passagiers van de verongelukte voertuigen lopen in de tunnel voor een deel ook in de tunnelbuis voor het incident. Andere proberen collega's en familieleden uit de wrakken te bevrijden. Een aantal automobilisten probeert te keren en zo de tunnel te verlaten. Na melding van incident op de regionale meldkamer wordt, conform het rampbestrijdingsplan, direct groot opgeschaald (GRIP2). De linker en rechter tunnelbuis worden afgesloten. De vluchtgang in de middentunnel kan worden gebruikt, de overdrukventilatie is in werking. In de tunnel worden evacuatie instructies gegeven. De hulpverleners zijn binnen 10 minuten ter plaatse. Het watermistsysteem heeft de brand in bedwang gehouden. Hoewel de evacuatie relatief snel en rustig verloopt kan niet worden voorkomen dat er slachtoffers vallen. De tunnelbuis blijft na het incident nog enkele dagen gesloten voor het verkeer ten behoeve van inspectie en reiniging. Geraadpleegde bronnen • Scenarioanalyse Roertunnel en tunnel Swalmen 2008.
Incident in Roertunnel (oefening, 2009).
44 / 58
Risico Oorzaken: Bij filevorming in de tunnel is het niet ondenkbaar dat er, bij een voertuig, oververhitting met brand als gevolg zal ontstaan. Het effect kan zich ontwikkelen door het vastlopen van een remsysteem. Bijvoorbeeld als gevolg van achterstallig onderhoud. Ook zijn andere mechanische oorzaken mogelijk. Bepalende factoren: Van belang is een goede werking van de tunnel technische installaties. De communicatie met betrokkenen in de tunnel is van directe invloed op de beperking van slachtoffers. Van invloed op de het aantal slachtoffer van een brandincident is ook de rookontwikkeling in de tunnel, de zelfredzaamheid van de betrokkenen, het aantal aanwezigen in het effectgebied en de effectiviteit van repressief optreden. Het is derhalve van belang een filevorming in de tunnel te voorkomen Kwetsbare groepen: Kinderen, ouderen en minder validen die zich in de tunnel/file bevinden. Zij kunnen zich zelf vaak moeilijker in veiligheid brengen. Samenhang met andere scenario’s: In het effectgebied van een toxisch incident kunnen zich bijvoorbeeld verkeersongevallen voordoen indien automobilisten onwel worden. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 2 5 2 10 20-30 75
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
4 - 16
C
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 20 M€
B
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 40.000, 3 dagen tot week
C
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
1 indicator, weken
B
Sociaal psychologische impact
n.v.t.
-
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
45 / 58
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
46 / 58
Maatschappelijk thema
Gezondheid
Crisistype
Bedreiging volksgezondheid
Incidenttype
6.1.5. Dierziekte overdraagbaar op mens
Context Zeer besmettelijke dierziekten kunnen zich verspreiden onder dieren. Bovendien zijn er dierziekten die overdraagbaar zijn of kunnen worden op mensen. Dierziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens worden zoönosen genoemd. Een zoönose is een infectieziekte waarbij mensen door dieren besmet worden. Voorbeelden hiervan zijn Qkoorts, vogelgriep en BSE. Zoönosen kunnen ook overspringen van (wilde) dieren in de vrije natuur. Het merendeel van de zoönosen is afkomstig van dieren in de vrije natuur. Het gaat dan bijvoorbeeld op de Ziekte van Weil of om de Ziekte van Lyme. Zoönosen zijn zeer divers en elke uitbraak is uniek. Voorbeeld: een uitbraak kan sterk lokaal voorkomen (teken in een park), regionaal (huidige Q-koorts-uitbraak) of zelfs (inter)nationaal (grieppandemie met een vogelgriepvirus). Grootschalige uitbraken van dierziektes hebben socio-economische gevolgen of gevolgen voor de volksgezondheid. Dergelijke crises hebben over het algemeen een lange doorlooptijd. De eerste besmettingen kunnen verspreid zijn over enkele weken. Na bestrijding van de ziekte en ziektehaarden (gedurende enkele maanden) kan zekerheid over het uitblijven van nieuwe ziekteverschijnselen na de laatst geconstateerde besmetting nog enkele maanden uitblijven. Het verloop van de crisis kan een grote impact hebben op de getroffen bedrijven en hun eigenaren. De Nederlandse veesector wordt intensief gecontroleerd op ziekten door de VWA. Bij ziekte worden passende maatregelen genomen. De recente Q-koorts problematiek is een goed voorbeeld van een zoönose. Q-koorts is een bacterie waarvan al bekend was dat deze uitbraken van ziekte onder mensen kan veroorzaken. Meestal betreft dit een individuele boerderij waar in korte tijd in een beperkt geografisch gebied een aantal omwonenden en werknemers ziek wordt (dit wordt niet verder uitgewerkt, want dit behoort tot de reguliere dagelijkse taken van de GGD). Uitgewerkt voorbeeld: Grootschalige uitbraak van Q-koorts. In het najaar blijkt dat er sprake is van een sterk verhoogd aantal mensen met Q-koorts in de Regio Limburg-Noord. Ook in de omliggende regio’s (waaronder Brabant en Gelderland Zuid) is Q-koorts geconstateerd. Inmiddels is duidelijk dat een groot aantal geiten- en schapenboerderijen besmet zijn met Q-koorts (door de VWA getest) en dat in een gedeelte van de regio een sterk verhoogd aantal personen de ziekte Q-koorts heeft. In de regio melden zich 75 personen met Q-koorts bij de GGD. Het aantal gemelde gevallen is een onderschatting, want ongeveer de helft van de besmette personen krijgt geen klachten. Het totaal aantal besmette personen zal derhalve ongeveer twee keer zo hoog liggen. Hoewel veel personen ziek zijn, is het aantal ziekenhuisopnames beperkt. De medische voorzieningen kunnen hier goed in voorzien. Patiënten die worden opgenomen echter wel flink ziek met o.a. langdurige opnames op de Intensive Care. Een paar personen zijn tijdens dit ziekteproces overleden, zij hadden allen onderliggend lijden. Mogelijk heeft Qkoorts dit proces versneld. De uitbraak leidt tot onrust in de regio. Ook landelijk komt flinke media-aandacht op gang, hetgeen leidt tot veel extra vragen. Behalve de gezondheidsdiensten (GGD, huisartsen, ziekenhuizen) hebben ook de veterinaire sector (VWA, dierenartsen, besmette bedrijven) en bestuurders (VWA, LNV, gemeenten) het druk met de bestrijding van Q-koorts. De
47 / 58
GHOR/GGD informeert alle huisartsen en andere belanghebbende, dit leidt tot bewustwording . Hierdoor worden inmiddels de meeste besmette personen al in een vroegtijdig stadium ontdekt en behandeld. Er komen echter ook patiënten te overlijden. Geraadpleegde bronnen • www.rivm.nl/ziekdoordier/zoonosen • Draaiboek grieppandemie VWS, deel 1
Q-koorts in Limburg (2010).
Risico Oorzaken: Ons land is een klein land met veel vee. Daarom is een snelle bestrijding van dierziekten voor Nederland belangrijk. Er zijn gebieden waarin veel bedrijven zijn geconcentreerd waardoor de regio kwetsbaar is voor epidemieën van zeer besmettelijke dierziekten. Bepalende factoren: Van invloed op de omvang van dit scenario zijn: besmettelijkheid van ziekte (mate van verspreiding) en verwevenheid van risicoveroorzakers en risico-ontvangers. Kwetsbare groepen: Reguliere kwetsbare groepen in de samenleving, als ouderen en kinderen zullen in het beschreven incidenttype ook extra kwetsbaar zijn. Samenhang met andere scenario’s: Sommige dierziekten kunnen zich ontwikkelen tot een variant die overdraagbaar is op mensen. Het incident kan zich daardoor dreigen uit te breiden tot een ziektegolf. Er bestaat een relatie met de mogelijkheden tot hulpverlening. Bij een incident (brand) op een mogelijk besmet bedrijf dienen de hulpverleners en hun materieel ontsmet te worden om verspreiden onder dieren te voorkomen. Indien de dierziekte mogelijk overdraagbaar is op mensen, kunnen de mogelijkheden tot incidentbestrijding ernstig beperkt worden. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 4 10 20 50 5 bedrijven 5 gemeenten
48 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
2-4
B
Ernstig gewonden en chronisch zieken
16 - 40
D
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
<20M€
B
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 4000, 1 – 4 weken
C
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
n.v.t.
-
Sociaal psychologische impact
1 significante categorie
B
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
49 / 58
Maatschappelijk thema
Gezondheid
Crisistype
Ziektegolf
Incidenttype
6.2.1. Ziektegolf besmettelijke ziekte
Context Een ziektegolf kan veel verschillende oorzaken hebben. Een ziektegolf is een (feitelijk) gevolg van gezondheidsproblemen met een forse curatieve inspanning, respectievelijk zorg voor zieken. Een ziektegolf kan, onder andere, een gevolg zijn van laat ontdekte oorzaken (silent release) van crisistype ‘bedreiging volksgezondheid’. Onder andere voedingshygiëne problemen komen geregeld voor (voedselvergiftiging), ook chemische en radiologische oorzaken zijn mogelijk. Daarnaast kan een ziektegolf veroorzaakt worden door een ziekteverwerker die een grootschalige epidemie/pandemie teweeg kan brengen. Een epidemie is een verschijnsel dat meestal in ongunstige zin optreedt in een kleiner of groter gebied van mens of dier. Het begrip wordt in het bijzonder gebruikt wanneer een ziekte in een grotere frequentie dan normaal voorkomt. Een pandemie is een epidemie die zich over landsgrenzen verspreidt. Een pandemie wordt veroorzaakt door een virus dat nog nooit of al een heel lange tijd niet meer gewoed heeft, waardoor er geen of een verminderde weerstand voor is. Tijdens de pandemische Spaanse griep van 1918 wereldwijd stierven naar schatting meer dan 20 miljoen mensen. Ook onder de planten of dieren kan een epidemie pandemische vormen aannemen. Het vogelgriepvirus H5N1 en HIV (AIDS) zijn hiervan voorbeelden. Uitgewerkt voorbeeld: Uitbraak nieuw griepvirus Wereldwijd heeft een nieuw virus de kop opgestoken. Ook in Nederland heeft het virus zijn intrede gedaan. Het totaal aantal bevestigde infecties van deze nieuwe griep in Limburg bedraagt 150. Regionaal ligt de aandacht nu vooral op goede communicatie om de bestaande onrust zoveel mogelijk in te dammen. In een periode van drie maanden zijn in de regio 85 patiënten opgenomen in het ziekenhuis. Hierbij is in 63% sprake van onderliggend lijden. In totaal zijn er tot nog toe 23 patiënten opgenomen op de intensive care. Ook zijn er inmiddels 5 dodelijke slachtoffers gevallen. De meeste ziektegevallen vallen in de leeftijdscategorie 15 t/m 24 jaar. De toename van het aantal zieken heeft zijn weerslag op met name het primair onderwijs. In onze regio zijn 15 clusters. Een cluster wil zeggen dat het aantal griepgevallen in bijvoorbeeld één klas of groep meer is dan 1/3. De huisartsenpraktijken en de huisartsenposten hebben het veel drukker dan normaal rond deze tijd van het jaar. De richtlijn voor de huisartsen om iedere patiënt met verdenking die gezien moet worden thuis te bezoeken, kan niet langer worden opgevolgd. In de praktijken en op de huisartsenposten worden patiënten met griep zo veel mogelijk gescheiden gehouden van patiënten met andere klachten.
50 / 58
Geraadpleegde bronnen • Draaiboek grieppandemie VWS • www.rivm.nl
Vaccinatiecampagne Mexicaanse griep (2010).
Risico Oorzaken: Ziekte kan veroorzaakt worden door voedingshygiëne problemen maar ook chemische en radiologische oorzaken zijn mogelijk. Een pandemie wordt veroorzaakt door een virus dat nog nooit of al een heel lange tijd niet meer gewoed heeft, waardoor er geen of een verminderde weerstand voor is. Bepalende factoren: Van invloed op de omvang van dit scenario zijn: besmettelijkheid van de ziekte (mate van overdraagbaarheid) en kwetsbaarheid van ontvangers. Kwetsbare groepen: Reguliere kwetsbare groepen in de samenleving, als ouderen en kinderen zullen in het beschreven incidenttype ook extra kwetsbaar zijn. Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 5 20 40 57 20.000 wereldwijd
Gebaseerd op regionale evaluatie grieppandemie april 2010.
51 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
4 - 16
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
40 - 60
D
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
<20 M€
B
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
<40.000, 3 dagen tot een week
C
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
n.v.t.
-
Sociaal psychologische impact
2 significante categoriën
D
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
52 / 58
Maatschappelijk thema
Sociaal maatschappelijke omgeving
Crisistype
Paniek in menigten
Incidenttype
7.1.1. Paniek tijdens grote festiviteiten, concerten en demonstraties
Context Bij bijeenkomsten als evenementen, demonstraties en stakingen zijn veel mensen op één plaats aanwezig. Verstoring van de openbare orde en veiligheid kan eventueel ontaarden in paniek in menigten. Door bijvoorbeeld een ongeluk of aanslag willen de aanwezigen de locatie zo snel mogelijk verlaten, waardoor onvoldoende vluchtwegen beschikbaar zijn. Daardoor kunnen mensen in de verdrukking komen en onwel worden. In onze regio wordt jaarlijks een breed scala aan evenementen georganiseerd. Hierbij kan worden gedacht aan: • Nationale festiviteiten (bevrijdingsfestival en Koninginnedag); • Lokale en regionale festiviteiten (Oud Limburgs Schuttersfeest, Carnaval); • Sportevenementen (Venloop, wielerkoersen); • Concerten/festivals (Bospop, Rowwen Hèze). In de regio worden evenementen ingedeeld in categorie A, B en C evenementen. Bij klasse A evenementen is sprake van grootschalige evenementen met een verhoogd risico. Bij een dergelijk evenement wordt niet alleen publiek uit de eigen gemeente verwacht, maar ook van buiten de gemeente. Hulpverleningsdiensten stellen gezamenlijk aanvullende maatregelen en een gezamenlijk afgestemd advies op voor de gemeente. Tevens moet er een multidisciplinair calamiteitenbestrijdingsplan worden opgesteld. Toch wil dit niet zeggen dan de waarschijnlijkheid van paniek in menigten kleiner is. Hoewel paniek in menigten kan worden voorkomen door vooraf maatregelen te nemen (bijvoorbeeld gestructureerde voorbereiding evenementen), kan een evenement ontaarden in paniek doordat een trigger plaatsvindt. Een trigger voor paniek in de menigte is vaak een opeenstapeling of combinatie van incidenten, bijvoorbeeld onwel worden van meerder mensen of verstoppen van afvoerwegen. Ook een omslag van het weer, bijvoorbeeld hitte of hevige regenval kunnen de trigger vormen tot paniek in menigten. Uitgewerkt voorbeeld Het is februari en de viering van het regionale carnaval, staat op het punt van uitbarsten. Grote groepen uitbundige, verklede mensen hebben zich verzameld in het centrum van Venlo. Alle voorbereidingen voor dit A-evenement zijn getroffen. In de multidisciplinaire voorbereiding zijn afspraken gemaakt over crowd-management, politie, beveiliging en hulpverleners zijn zichtbaar en herkenbaar aanwezig. Door het hanteren van toegangsbewijzen is het aantal bezoekers vooraf bepaald. Plotseling ontstaat er paniek rondom een gerucht van een aanwezige bom op het terrein. Mensen beginnen te schreeuwen, raken in paniek en proberen te vluchten. Grote groepen mensen bewegen zich in tegengestelde richtingen en hierdoor ontstaan golven in het publiek. Mensen zijn bang en proberen te rennen en de hekken om te duwen. Hulpverleners hebben de grootste moeite om de aanwezigen te kalmeren. De paniek wordt verder aangewakkerd doordat mensen onwel worden, vallen en niet meer in staat zijn op te staan en daardoor onder de voet worden gelopen. Gevolg is dat er een aantal doden en vele (ernstig) gewonden vallen. Gewonden kunnen niet adequaat worden geholpen door aanwezige hulpdiensten door de grote toevoer van gewonden en de slechte bereikbaarheid door de menigte.
53 / 58
Geraadpleegde bronnen • Handboek Multidisciplinair Evenementen Beleid, V-regio Limburg-Noord
Bevrijdingsfestival Roermond (2010).
Risico Oorzaken: Paniek ontstaat veelal na een plotseling optreden van een incident, de explosie, snel ontwikkelende brand, schietpartij, stroomuitval of het ongeval vindt onverwachts plaats. Paniek in menigten kan daarnaast ook ontstaan door berichtgeving (gerucht) over dreiging van een mogelijk incident, bijvoorbeeld een bommelding. Bepalende factoren: Hierbij zijn drie factoren van belang: veel aanwezigen op een beperkt grondoppervlak, het ingesloten zijn van de aanwezigen (beperkte bewegingsruimte) en de mogelijkheid van een zogenaamd ‘trigger-incident’ waardoor de paniek ontstaat of wordt aangewakkerd. Kwetsbare groepen: Reguliere kwetsbare groepen in de samenleving, als ouderen en kinderen zullen in het beschreven incidenttype ook extra kwetsbaar zijn. Samenhang met andere scenario’s: verstoring openbare orde Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 10 15 20 35 200 500
54 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
4 – 16
C
Ernstig gewonden en chronisch zieken
16 - 40
C
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
<20M€
B
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 4.000, 2 – 6 dagen
B
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
2 indicatoren, weken
C
Sociaal psychologische impact
2 sign. categoriën
D
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Ernstig
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
55 / 58
Maatschappelijk thema
Sociaal maatschappelijke omgeving
Crisistype
Verstoring openbare orde
Incidenttype
7.2.1. Rel rondom demonstraties en andere manifestaties
Context In de veiligheidsregio Limburg-Noord, worden vaker demonstraties gehouden. De grond voor demonstraties is verschillend. Deze kan onder andere liggen in: • Demonstraties door rechtsextremistische groeperingen (Venlo - Wilders stad) • Demonstraties om aandacht te vragen voor onderdrukte bevolkingsgroepen (bv Koerden). • Demonstraties door dierenactivististen in verband met de aanwezigheid diergevoelige bedrijven, zoals Harlan in Horst of nerts en pelsfokkerijen in de rest van de regio. De impact van de demonstraties is afhankelijk van de aard van de demonstratie. Demonstraties door rechts extremistische groeperingen en aandacht voor onderdrukte bevolkingsgroepen vinden met name plaats in de grote steden en roepen ook weer contra demonstraties op. Deze demonstraties veroorzaken vaak stremmingen in het verkeer en de contrademonstraties hebben vaak verstoringen van de openbare orde tot gevolg. De demonstraties door dierenactivisten vinden vaak plaats bij de bedrijven die over het algemeen in het buitengebied gelegen zijn. Deze demonstraties zorgen voor verstoring van de openbare orde. Uitgewerkt voorbeeld Op 8 februari 2011 kwam bij de gemeente Horst een kennisgeving van een voorgenomen demonstratie binnen, welke was gedaan door de Anti Dierproeven Coalitie. In de kennisgeving werd door de ADC een protestactie aangekondigd bij proefdiercentrum Harlan, Kreuzelweg 53 te Horst, op 14 februari 2011 van 13.30 tot 15.30 uur. Het doel van de ADC is om opnieuw vreedzaam te demonstreren tegen het fokken van proefdieren. Door ADC wordt verder aangegeven dat er ongeveer 15 tot 20 mensen aanwezig zullen zijn bij de demonstratie en dat men hun protest kracht wil bijzetten met behulp van spandoeken, protestborden en een megafoon. ADC De Anti Dierproeven Coalitie is een groep dierenrechtenactivisten die in wisselende samenstelling demonstraties houden bij bedrijven en universiteiten waar proefdieren worden gefokt of gebruikt. Men probeert eveneens de aandacht op proefdierenleed te krijgen door middel van flyeracties, lezingen, gesprekken en interviews. De ADC financiert haar acties voornamelijk uit giften. De groep treedt meestal op met tussen de 5 en 15 mensen, met af en toe een uitschieter naar ongeveer 20 personen. Er is een aantal kernleden bij demonstraties aanwezig. Eerdere demonstraties ADC Door ADC werden op 5 oktober 2007, 18 januari 2008, 15 februari 2008 en 10 juli 2009 ook al demonstraties gehouden bij Harlan. Deze demonstraties verliepen over het algemeen ordelijk. Er vonden twee incidenten plaats, waarbij iemand werd aangehouden. Met de woordvoerder van de ADC werden afspraken gemaakt waaraan men zich op de twee bovenstaande uitzonderingen na, hield. Tijdens demonstraties zijn vaak demonstranten aanwezig, die zich hullen in een dierenpak.
56 / 58
Illegale acties In de nacht van zaterdag 26 op zondag 27 januari 2008 werden er tegen de achterzijde van het pand van Harlan in Horst enkele verfbommen en een steen met daaraan vastgeplakt een papier met tekst gegooid. De verfbommen waren met witte verf gevulde ballonnen, terwijl de tekst op het papier luidde: "Stop met de dierenmoord, nu is het nog verf ". Door het bedrijf werden passende maatregelen genomen ter bewaking van het bedrijfspand. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze actie verband houdt met de protestactie van ADC. Verwachte verloop van de actie. Van de ADC is het bekend dat er hen veel aan gelegen is de publieke opinie achter zich te krijgen. Om die reden zal men zich als groep houden aan de gemaakte afspraken. Illegale acties voorafgaand aan of volgend op de demonstratie zijn niet uit te sluiten, doch er zijn geen aanwijzingen dat deze zijn gepland. Geraadpleegde bronnen
Verstoring openbare orde.
Risico Oorzaken: PM Bepalende factoren: PM Kwetsbare groepen: PM Samenhang met andere scenario’s: PM Slachtofferbeeld Status Doden T1 T2 T3 Getroffenen Betrokkenen
Aantal 0 2 2 10 50 100
57 / 58
Impact Criterium
Waarde
Score
Aantasting van de integriteit van het grondgebied
n.v.t.
-
Doden
0-1
A
Ernstig gewonden en chronisch zieken
0-1
A
Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
n.v.t.
-
Kosten
< 2M€
A
Langdurige aantasting van milieu en natuur
n.v.t.
-
Verstoring van het dagelijks leven
< 400, 1-2 dagen
A
Aantasting van positie van het lokale en regionale openbaar bestuur
1 indicator, weken
B
Sociaal psychologische impact
1 significante categorie, gemiddeld
B
Aantasting van cultureel erfgoed
n.v.t.
-
Totaalscore (met behulp van rekenmodule)
Beperkt
Waarschijnlijkheid Klasse
Waarschijnlijkheid (%)
Kwalitatieve omschrijving
Cijfer
A
< 0,05
Zeer onwaarschijnlijk
2
B
0,05 – 0,5
Onwaarschijnlijk
5
C
0,5 – 5
Mogelijk
8
D
5 – 50
Waarschijnlijk
11
E
50 - 100
Zeer waarschijnlijk
14
58 / 58