BIJLAGE 2 Vast te stellen rechtspositieregelingen
Pagina 1 van 26
Inhoudsopgave Algemene rechtspositieregeling
3
Bezoldigingsregeling
6
Cafetariaregeling Veiligheidsregio Zeeland
17
Regeling berekening toelage bereikbaar- en beschikbaarheidsdienst 21 Regeling vergoedingen operationele trainingsweek ROL
23
Regeling voorziening wijzigen werklocatie
25
Pagina 2 van 26
Het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland besluit: gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet; gelet op de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zeeland gelet op het bestuursbesluit van 2 februari 2012 betreffende rechtspositieregelingen en Sociaal Plan; gelet op de verkregen instemming van het Bijzonder Georganiseerd overleg; tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van Veiligheidsregio Zeeland
Algemene rechtspositieregeling De arbeidsvoorwaarden van de medewerkers van de Veiligheidsregio Zeeland worden geregeld conform de volgende regelingen: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten (CAR); De daarbij behorende uitwerkingsovereenkomst (UWO); Aanvullende lokale regeling (-en). Artikel 1 Voor de toepassing van de CAR en de UWO bij Veiligheidsregio Zeeland moet gelezen worden voor de Raad: het Algemeen Bestuur; voor het College van Burgemeester en Wethouders: het Dagelijks Bestuur. In de onderhavige regeling moet onder medewerker worden verstaan: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR. Artikel 2 De bepalingen van de UWO zijn op de medewerkers van toepassing, tenzij in lokale regelingen anders wordt bepaald. Artikel 3 Wijzigingen in de UWO die door partijen in het LOGA worden overeengekomen, en die één van de bepalingen uit deze verordening raken, zijn niet van toepassing tenzij daarover in de commissie voor georganiseerd overleg overeenstemming is bereikt. Artikel 4 Het in artikel 12:1:1 UWO, tweede lid genoemde minimum aantal medewerkers wordt vastgesteld op 5. Artikel 5 Lid 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 12:2:1 UWO wordt het zinsdeel "dan nadat de commissie haar gevoelen over de conceptbesluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt" gelezen als "indien daarover geen overeenstemming bestaat met de commissie".
Pagina 3 van 26
Lid 2 Van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd: a. De onderwerpen waarin wordt voorzien door LOGA overleg van het college van arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met de centrales van overheidspersoneel; b. Sociale beleidspunten met een bredere maatschappelijke draagwijdte dan voor bij de organisatie werkende medewerkers alleen; c. De onderwerpen die het budgetrecht van het Algemeen Bestuur aantasten, met dien verstande dat binnen de door het Algemeen bestuur vastgestelde budgetten de mogelijkheid tot overeenstemming te komen wel aanwezig is. Reiskosten vergoedingen Artikel 6 Lid 1 De vergoeding van reis- en verblijfkosten van reizen in het belang van de dienst wordt vastgesteld volgens het Reisbesluit en de Reisregeling binnenland. Lid 2 De medewerker heeft voor het maken van een dienstreis voorafgaande toestemming nodig van de leidinggevende. Lid 3 De dienstreizen dienen in de regel met openbaar vervoer te worden gemaakt, tenzij anders is bepaald door de leidinggevende. Lid 4 Indien de dienstreis naar het oordeel van de leidinggevende niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden gemaakt, kan de leidinggevende aan de medewerker toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig. Lid 5 Indien de dienstreis een bestemming heeft binnen Zeeland wordt aangenomen dat het gebruik van een openbaar middel van vervoer niet doelmatig is. Lid 6 Reiskosten voor woon-/werkverkeer worden niet aangemerkt als dienstreis. Lid 7 Verkeersovertredingen worden niet aangemerkt als reiskosten. Lid 8 Tenzij een andere opdracht is gegeven, behoort een dienstreis via de meest optimale route te worden gemaakt.
Pagina 4 van 26
Vergoedingen bij overwerk Artikel 7 Lid 1 Indien de dagelijkse werktijd van de medewerker op de dag waarop overwerk moet worden verricht met ten minste twee overwerkuren wordt verlengd en het dienstbelang naar het oordeel van de werkgever dientengevolge niet toelaat dat hij zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats nuttigt, gelden de in de volgende leden vermelde regels. Lid 2 Aan de medewerker wordt zo mogelijk een maaltijd door de werkgever verstrekt, met dien verstande, dat indien hij hiervoor heeft moeten betalen, hem de gemaakte kosten worden vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet van het derde lid. Lid 3 Indien een voorziening als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is ontvangt de medewerker, indien vast staat dat hij een maaltijd in de daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd en betaald, een vergoeding gelijk aan de maaltijdvergoeding bij dienstreizen ingevolge het Reisbesluit binnenland. Lid 4 Indien de medewerker geen maaltijd als vorenbedoeld heeft gebruikt, maar in verband met het overwerk niettemin kosten heeft moeten maken doordat hij zijn maaltijd niet op de voor hem gebruikelijke plaats heeft kunnen nuttigen, worden hem deze kosten vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet van het derde lid. Verlof Artikel 8 De duur van het vakantieverlof als bedoeld in artikel 6:2 CAR en 6:2:1, eerste lid, UWO wordt vastgesteld op 165,6 uur. Artikel 9 Het in artikel 8 aangegeven basisverlof wordt verhoogd met 2, 3, 4, 5 of 6 maal 7,2 uur over het kalenderjaar waarin de medewerker de leeftijd van respectievelijk 40, 45, 50, 55 of 60 jaar bereikt, alsmede over de daaropvolgende kalenderjaren. Artikel 10 Naast de uren als bedoeld in artikel 4a:1 CAR kan de medewerker de werkgever ook verzoeken de hem op basis van artikel 9 toegekende verlofuren uit te betalen, met een maximum van 21,6 uren per jaar bij een volledige betrekking. Het bepaalde in artikel 4a:1 CAR, lid 4 en lid 5, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 11 Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013 en kan worden aangehaald als de 'Algemene Rechtspositieregeling'. Namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland,
…………………………………. voorzitter
………………………………. secretaris Pagina 5 van 26
Het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland besluit: gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet; gelet op artikel 3:1 van de CAR/UWO; gelet op het bestuursbesluit van 2 februari 2012 betreffende rechtspositieregelingen en Sociaal Plan; gelet op de verkregen instemming van het Bijzonder Georganiseerd overleg; tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van Veiligheidsregio Zeeland
Bezoldigingsregeling Artikel 1
Begripsomschrijving
CAR Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten. UWO Uitwerkingsovereenkomst. Tenzij in deze regeling anders is vermeld wordt onder de begrippen in deze regeling verstaan hetgeen daarover in de CAR-UWO is vermeld. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: De werkgever Het Dagelijks Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland. De medewerker De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR. Bezoldiging De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, onderdeel c CAR-UWO De in artikel 3:1, lid 2, onderdeel c van CAR bedoelde toelagen die deel uit maken van de bezoldiging zijn naast de waarnemingstoelage en de functioneringstoelage de volgende toelagen voor zover ze van structurele aard zijn: Toelage bereikbaar- en beschikbaarheidsdienst; Toelage onregelmatige dienst; Persoonlijke toelage; Afbouwtoelage; Garantietoelage. Er is sprake van structurele toelagen en/of emolumenten wanneer deze voor onbepaalde tijd zijn toegekend of wanneer deze gedurende langere periode in een bepaald patroon zijn te herkennen. Salarisschaal De schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage IIa van de CAR-UWO. Pagina 6 van 26
Salaris Het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR-UWO. Maximumsalaris Het hoogste bedrag van de salarisschaal. Functieschaal De schaal zoals die op basis van het niveau van de functie, na conversie is vastgesteld overeenkomstig de Procedureregeling “functiebeschrijven, functiewaarderen en plaatsing”. Bij de conversie zullen de schalen 10a en 11a niet worden gebruikt voor het bepalen van de functieschaal. Conversietabel De vertaling van de door functiewaardering gevonden rangorde naar salarisschalen. Aanloopschaal De aanloopschaal is de salarisschaal die één schaal onder de functieschaal ligt. In voorkomende gevallen zullen de schalen 10a of 11a als aanloopschaal worden aangemerkt. Uitloopschaal De uitloopschaal is de salarisschaal die één schaal boven de functieschaal ligt. In voorkomende gevallen zullen de schalen 10a of 11a als uitloopschaal worden aangemerkt. Periodiek De stappen waaruit een salarisschaal is opgebouwd, waarbij de salarisopbouw tussen het minimumen maximumbedrag behorend bij de betreffende salarisschaal in bijlage IIa van de CAR-UWO is opgenomen. Toelagen Alle in deze regeling genoemde toelagen. Functie Het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar te verrichten en beschreven overeenkomstig de daartoe vastgestelde procedureregeling. Personeelsbeoordeling Een schriftelijke vastlegging van de systematische beoordeling van de wijze waarop de medewerker zijn functie vervult op basis van een beoordeling van zijn prestaties en gedragingen. De beoordeling zal plaatsvinden volgens een nog vast te stellen regeling. Artikel 2
Recht op salaris
Lid 1 Een medewerker heeft recht op salaris vanaf de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst geen ingangsdatum is opgenomen, vangt het recht op salaris aan op de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden. Lid 2 Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen Pagina 7 van 26
van de betreffende kalendermaand en te vermenigvuldigen met het aantal dagen waarover het salaris of de toelage moet worden berekend. Lid 3 Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat. Artikel 3 Salaris bij deeltijd Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd. Artikel 4
Bepalen salarisschaal
Lid 1 Het salaris van de medewerkers waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden afgeleid van de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR-UWO. Lid 2 De werkgever bepaalt de voor de betreffende functie geldende salarisschaal met inachtneming van: de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek; de vastgestelde conversietabel en; regels inzake de toekenning van het salaris. Lid 3 De werkgever kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode. Lid 4 Zonder voorafgaand ontslag kan voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden bij definitieve herplaatsing van een zieke medewerker als bedoeld in artikel 7:16 juncto artikel 3:1 lid 8 CAR, herplaatsing na ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de eigen functie als bedoeld in artikel 8:6 CAR, bij het toekennen van een disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR-UWO, bij het toepassen van seniorenbeleid, als bedoeld in art 3:1 lid 7 CAR. Artikel 5
Salaris bij indiensttreding
Lid 1 Bij aanstelling wordt, afhankelijk van opleiding, ervaring, kennis en vaardigheden, het huidige salaris en de salarisverhoudingen binnen de organisatie de bezoldiging toegekend volgens de aanloopschaal. Lid 2 Ingeval daartoe naar het oordeel van de werkgever aanleiding bestaat kan van het bepaalde in het vorige lid worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, niet zijnde hoger dan het maximumsalaris van de betreffende de functieschaal. Lid 3 De medewerker blijft in de aanloopschaal ingeschaald tot hij aan de voorwaarden voldoet die gelden voor de toekenning van de functieschaal.
Pagina 8 van 26
Artikel 6
Bevordering tot de functieschaal
Lid 1 Bevordering tot de functieschaal vindt plaats als de ambtenaar volledig: alle bestanddelen van de functie vervult en voldoet aan de eisen ten aanzien van opleiding, ervaring, kennis en vaardigheden die aan de functievervulling worden gesteld. Lid 2 Aangenomen wordt dat de functie volledig wordt vervuld na een minimale diensttijd bij functies ingedeeld in hoofdgroep: a. I: van 0 jaar; b. II: van 1 jaar; c. III: van 2 jaar; d. IV: van 3 jaar; e. V: van 4 jaar; f. VI: van 5 jaar. Lid 3 Aan de hand van de een personeelsbeoordeling is verlenging of verkorting van de in lid 2 bedoelde termijn mogelijk. Artikel 7
Bevordering tot de uitloopschaal
Lid 1 Bevordering tot de uitloopschaal vindt plaats als de medewerker: 5 jaren het maximumsalaris van de functieschaal heeft genoten en gedurende deze tijd; zijn functie volledig heeft vervuld en; voor wat betreft de functievervulling in opvallende mate is uitgegaan boven de hieraan gestelde eisen. Lid 2 Geen uitloopschaal is verbonden aan de functies ingedeeld in de schalen boven 11a. Lid 3 Aan de hand van een personeelsbeoordeling is verlenging of verkorting van de in lid 1 bedoelde termijn mogelijk. Artikel 8
Toekenning periodieke verhoging
Lid 1 Het salaris van de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt wordt bij gebleken voldoende functioneren binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Gebleken voldoende functioneren wordt bepaald aan de hand van een personeelsbeoordeling. Lid 2 De salarisverhoging wordt toegekend op 1 januari van het kalenderjaar.
Pagina 9 van 26
Artikel 9
Niet toekennen periodieke verhoging
Lid 1 Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of inzet van de medewerker, zoals blijkt uit de personeelsbeoordeling, kunnen salarisverhogingen als bedoeld in artikel 8 achterwege worden gelaten. Lid 2 Zolang ten aanzien van de medewerker het vorige lid toepassing vindt, wordt jaarlijks opnieuw op basis van een personeelsbeoordeling bekeken in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing voort te zetten. Lid 3 Nadien kan bepaald worden, dat de salarisverhogingen, welke met toepassing van het eerste lid achterwege zijn gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht, alsnog worden toegekend. Lid 4 Als er een besluit wordt genomen over het toepassen van het eerste, tweede of derde lid van dit artikel wordt de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld. Het informeren van de medewerker vindt in elk geval plaats voor de datum waarop de salarisverhoging zou zijn ingegaan. Deze schriftelijke informatie bevat tevens de redenen voor het betreffende besluit. Artikel 10 Periodieke salarisverhoging bij ziekte Een verhindering wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR-UWO is niet van invloed op het tijdstip van toekenning van periodieke salarisverhogingen. Artikel 11
Extra periodieke verhoging
Lid 1 Aan de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris van de voor hem geldende schaal, worden toegekend op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en inzet of andere door de werkgever van voldoende belang geachte omstandigheden. Een dergelijke toekenning vindt plaats op basis van een personeelsbeoordeling. Lid 2 Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 8 lid 2 van deze regeling een salarisverhoging zou moeten worden toegekend onverlet, tenzij door de werkgever anders wordt bepaald. Artikel 12
Salarisverhoging bij bevordering naar een hogere schaal
Lid 1 Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten en indien mogelijk vermeerderd met één periodiek.
Pagina 10 van 26
Lid 2 Indien de medewerker in de te verlaten schaal nog periodieken kan maken en de datum van bevordering naar de naast hoger gelegen salarisschaal samenvalt met de datum waarop de periodieke verhoging plaatsvindt, wordt eerst een periodieke verhoging toegekend in de te verlaten schaal. Vervolgens vindt salariëring in de naast hoger gelegen schaal plaats overeenkomstig het eerste lid. Artikel 13 Persoonlijke toelage Lid 1 Aan de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, en die naar het oordeel van de werkgever blijk heeft gegeven van langdurig zeer goed functioneren kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR-UWO worden toegekend. Een dergelijke toekenning vindt plaats op basis van een personeelsbeoordeling. Lid 2 De hoogte van de persoonlijke toelage bedraagt maximaal 10% van het voor de medewerker geldende salaris met dien verstande dat de som van dat salaris en de toelage het hoogste bedrag van de naast hogere gelegen salarisschaal niet overschrijdt. Lid 3 Het recht op de persoonlijke toelage eindigt van rechtswege, indien de - schriftelijk vastgelegde gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij de werkgever van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven. Lid 4 Bij het beëindigen van de toelage als bedoeld in het eerste lid, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 23 van deze regeling. Artikel 14
Arbeidsmarkttoelage en bindingspremie
Lid 1 Aan de medewerker kan een arbeidsmarkttoelage dan wel bindingspremie worden toegekend. Lid 2 Mogelijke redenen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde toelage of premie toe te kennen zijn het voorkomen van uitstroom van betreffende medewerker of het aantrekken van potentiële medewerkers die zonder een dergelijke toelage niet in dienst zouden treden. Lid 3 De arbeidsmarkttoelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar. Lid 4 De hoogte van de arbeidsmarkttoelage bedraagt maximaal 10% van het voor de medewerker geldende salaris met dien verstande dat de som van dat salaris en de toelage het hoogste bedrag van de naast hoger gelegen salarisschaal niet overschrijdt. Lid 5 De arbeidsmarkttoelage eindigt in ieder geval op de in het derde lid vastgestelde vervaldatum. Pagina 11 van 26
Lid 6 Wanneer de situatie van de arbeidsmarkt waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid worden toegekend. Lid 7 Het recht op de arbeidsmarkttoelage eindigt van rechtswege indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij de werkgever van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven. Lid 8 Bij het beëindigen van de arbeidsmarkttoelage, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 23 van deze regeling. Lid 9 De werkgever kan in een individueel gevallen een bindingspremie toekennen. Bij de toekenning worden met de betrokken medewerker afspraken gemaakt over hoogte van de toelage, de voorwaarden die er aan zijn verbonden en de periode die de medewerker in dienst dient te blijven bij de werkgever. Lid 10 (verwisselen) De bindingspremie wordt op voorwaarde van een goede beoordeling betaald aan het eind van een bij de toekenning overeengekomen tijdvak. Lid 11 Heeft de medewerker, vanwege een oorzaak die naar het oordeel van de werkgever niet aan de medewerker te wijten is, niet voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in lid 9, dan kan de bindingspremie gedeeltelijk worden toegekend. Artikel 15
Gratificatie
Lid 1 Indien een medewerker een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan de werkgever een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR-UWO toekennen. Lid 2 De gratificatie wordt bruto uitgekeerd. De hoogte hangt af van de geleverde prestatie en de mate en/of tijdsduur waarin deze prestatie geleverd is. Bij de toekenning kan worden bepaald dat een medewerker die in deeltijd werkt de gratificatie naar evenredigheid van de omvang van de dienstbetrekking ontvangt. Lid 3 De werkgever kan nader bepalen wat onder een kortdurende of eenmalige prestatie moet worden verstaan. Artikel 16
Groepsgratificatie
Lid 1 Indien een groep medewerkers als collectief een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan de werkgever een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR-UWO toekennen. Pagina 12 van 26
Lid 2 De groepsgratificatie wordt bruto uitgekeerd. De hoogte hangt af van de geleverde prestatie en de mate en/of tijdsduur waarin deze prestatie geleverd is. Bij de toekenning kan worden bepaald dat een medewerker die in deeltijd werkt de gratificatie naar evenredigheid van de omvang van de dienstbetrekking ontvangt. Lid 3 De werkgever kan nader bepalen wat onder een kortdurende of eenmalige prestatie moet worden verstaan. Artikel 17
Toelage in verband met minimumloon
Lid 1 Indien het salaris van een medewerker buiten zijn toedoen minder bedraagt dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WML) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de medewerker, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil. Lid 2 Voor de medewerker die in deeltijd werkt wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige werktijd. Artikel 18
Waarnemingstoelage
Lid 1 De medewerker die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het bepaalde in artikel 3:1:2 van de CAR-UWO. Lid 2 Het in artikel 3:1:2, tweede lid, derde volzin van de CAR-UWO bedoelde salarisschaal is vastgesteld op schaal 9 bijlage IIa van de CAR. Artikel 19
Overwerk
Lid 1 Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt van 10a of lager, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR-UWO. Lid 2 Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt van 11, 11a of 12, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend in verlof gelijk aan het aantal volle uren van het overwerk. Lid 3 De ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt van 13 of hoger heeft, behoudens onderstaande uitzondering, geen aanspraak op een vergoeding voor overwerk. De ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt van 13 of hoger die overwerk verricht ten behoeve van werkzaamheden voor vrijwilligers van de brandweer wordt een overwerkvergoeding toegekend conform het bepaalde in het tweede lid (tijd voor tijd).
Pagina 13 van 26
Lid 4 Voor studie- of reisuren buiten kan geen aanspraak worden gemaakt op een overwerkvergoeding. Lid 5 De in artikel 3:2:1 lid 8 CAR/UWO genoemde vergoeding voor overwerk dat voortvloeit uit de op grond van 2:1B lid 2 onder c CAR/UWO opgelegde verplichting, de inzetvergoeding, bedraagt: 150 % van het uurloon voor elk uur waarop de ambtenaar is betrokken bij een daadwerkelijke inzet. Voor de functies HOVD,AGS,WVD, HS-GHOR, IM-ROT en voorlichter crisis communicatie wordt de inzet vergoeding berekend over het uurloon behorende bij het maximum van schaal 11 Voor de functies OVDB,OVDG,OVDM,IM COPI wordt de inzet vergoeding berekend over het uurloon behorende bij het maximum van schaal 9 Voor de functies RCBD,RGFVD, en regionaal Operationeel leider bestaat de vergoeding uit tijd voor tijd zonder toeslag. Artikel 20
Toelage onregelmatige dienst
Lid 1 Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van functieschaal 9 en voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform in artikel 3:3 van de CAR-UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR-UWO. Lid 2 De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel: a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur; b. 40% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur; c. 40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur; d. 65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de CAR-UWO. e. De in dit lid genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris horende bij salarisschaal 6. Artikel 21
Toelage bereikbaar- en beschikbaarheidsdienst
Lid 1 Aan de medewerker op wie de verplichting rust op om zich op grond van art. 2:1B lid 2 onder c CAR UWO buiten de voor zijn functie vastgestelde werktijden, ingevolge een schriftelijke aanwijzing, bereikbaar en beschikbaar te houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend volgens artikel 20:1:3 van de CAR-UWO. Lid 2 De toelage als genoemd in het eerste lid wordt volgens de Regeling berekening pikettoelage berekend over het maximum van salarisschaal 9.
Pagina 14 van 26
Lid 3 Indien de maandelijkse toelage als bedoeld in het tweede lid naar het oordeel van de werkgever niet kan worden verrekend middels een maandelijkse vaste toelage, wordt een toelage toegekend op declaratiebasis die maandelijks achteraf wordt verrekend. Artikel 22
Garantieregelingen
Lid 1 De medewerker die op basis van een besluit van voor 1 januari 2013 een garantietoelage ontvangt, die niet in deze regeling is opgenomen, blijft deze toelage ontvangen. Lid 2 De toegekende garantietoelagen worden aangepast aan algemene trendmatige salarisaanpassingen zoals deze worden voorgesteld voor het gemeentelijk personeel. Lid 3 Bij bevordering naar een hogere salarisschaal wordt het bedrag van de garantietoelage geïncorporeerd in het toe te kennen salarisbedrag en vervalt gelijktijdig de garantietoelage geheel of gedeeltelijk Artikel 23
Afbouwtoelage
Lid 1 Aan de medewerker,wiens bezoldiging als gevolg van het vervallen c.q. wijzigen van een toelage als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 22, een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende compensatie toegekend indien: de blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging; de medewerker deze toelagen gedurende ten minste twee jaren direct voorafgaande aan de organisatiewijziging zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. Lid 2 De compensatie als bedoeld in lid 1 kent het volgende verloop: a. het eerste jaar na de herplaatsing ontvangt de medewerker een volledige compensatie van de daling in bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen c.q. wijzigen van de toelagen; b. het tweede jaar na de herplaatsing ontvangt de medewerker 75% van de daling in bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen c.q. wijzigen van de toelagen; c. het derde jaar na de herplaatsing ontvangt de medewerker 50% van de daling in bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen c.q. wijzigen van de toelagen; d. het vierde jaar na de herplaatsing ontvangt de medewerker 25% van de daling in bezoldiging, die het gevolg is van het vervallen c.q. wijzigen van de toelagen; e. De in dit lid bedoelde afbouw geldt niet voor medewerkers van 55 jaar en ouder. Lid 3 De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallings- of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden. Artikel 24
Bezoldiging bij ziekte
Lid 1 De hoogte van de bezoldiging van een zieke medewerker wordt bepaald op grond van de artikelen 7:3 en 7:4 van de CAR-UWO. Pagina 15 van 26
Lid 2 Het bedrag van de bezoldiging bedoeld in artikel 7:3 van de CAR-UWO wordt vastgesteld door het salaris te vermeerderen met het bedrag dat de medewerker gemiddeld over een periode 1 jaar voorafgaande aan de eerste ziektedag ontvangen heeft aan toelage onregelmatige dienst, de bereikbaar- en beschikbaarheidstoelage, en de structurele persoonlijke toelage. Voor zover de medewerker op de eerste ziektedag minder dan 1 jaar zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of week is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest. Lid 3 Het in artikel 7:8:1 van de CAR/UWO genoemde referte tijdvak voor de vaststelling van de gemiddelde hoogte van de toelage onregelmatige dienst, de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning, ten behoeve van de vaststelling van het bedrag van de bezoldiging zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van de CAR/UWO bedraagt één jaar Artikel 25 Algemene salariswijzigingen Indien in het overleg tussen het College voor Arbeidszaken en de centrales van overheidspersoneel een salariswijziging met een algemeen karakter voor de sector gemeenten wordt overeengekomen, dan wordt door de werkgever met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in de in bijlage IIa opgenomen salarisschalen. Artikel 26 Onvoorziene gevallen In individuele gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de Directeur een bijzondere voorziening treffen. Artikel 27 Citeertitel en inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2013 en kan worden aangehaald als de 'Bezoldigingsregeling'.
Namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland,
…………………………………. voorzitter
……………………………… secretaris
Pagina 16 van 26
Het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland besluit:
gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet; gelet op hoofdstuk 4a van de Collectieve CAR/UWO; gelet op de bepalingen in de Belastingwetgeving; gelet op het bestuursbesluit van 2 februari 2012 betreffende rechtspositieregelingen en Sociaal Plan; gelet op de verkregen instemming van het Bijzonder Georganiseerd overleg;
tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van Veiligheidsregio Zeeland
Cafetariaregeling Veiligheidsregio Zeeland Artikel 1 Begripsomschrijving Voor de toepassing van art 4a:3 wordt als ambtenaar verstaan: De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR; De ambtenaar in de zin van art 19:1 van de CAR. Artikel 2 Vastgestelde doelen Als bestedingsmogelijkheden, doelen, als bedoeld in art 4a:3 lid 2 van de CAR-UWO zijn aangewezen: 1. Een fiets in het kader van de fietsprivé regeling. 2. In combinatie met de onder 1 genoemde bestedingsmogelijkheid een fiets verzekering en fietsaccessoires volgens de fietsprivé regeling. 3. De vakbondscontributie. 4. Een vergoeding voor de kosten woon-werkverkeer. 5. Vergoeding van de kosten voor de deelname aan de bedrijfsfitness regeling. Artikel 3 Deelname 1. Voor deelname aan de regelingen van hoofdstuk 4a dient de ambtenaar te voldoen aan de regels en voorwaarden die in de artikelen van deze regeling en bijlage van de cafetariaregeling zijn vermeld. 2. Voor de ambtenaren in de zin van art 19:1 geldt dat zij aan de regelingen kunnen deelnemen voor zover zij daaraan niet bij hun hoofdwerkgever kunnen deelnemen. 3. Voor zover en zo lang aan de daarvoor geldende eisen wordt voldaan kan er voor de in artikel 2 genoemde bestedingsmogelijkheden gebruik worden gemaakt van de fiscaal gunstige regelingen. Het fiscaal voordeel is daarbij het voordeel voor de ambtenaar. Artikel 4 Aanmelding 1. Ambtenaren kunnen zich aanmelden voor de toepassing van of deelname aan één van de regelingen van deze cafetariaregeling door het volledig invullen en ondertekenen van het formulier dat voor deze regeling is opgesteld. 2. Het formulier dient met de ondertekende en volledig ingevulde en ondertekende bijlagen en verklaringen te worden ingeleverd bij de werkgever (team HRM) Pagina 17 van 26
3. Uit het formulier en de bijlagen en verklaringen dient te blijken dat de aanvraag aan de eisen ven deze regelingen, de CAR en de belastingwetgeving voldoet. 4. De medewerker stemt door ondertekening van het formulier in met de uitruil van arbeidsvoorwaarden Na instemming door de werkgever geldt het ondertekende deelnameformulier als een aanvulling op het aanstellingsbesluit of de arbeidsovereenkomst en wordt als zodanig toegevoegd aan het persoonsdossier. Artikel 5 Gevolgen van de keuze 1. Indien aan de belastingvrije uitbetaling van een doel door de belastingdienst of door de werkgever bijzondere voorwaarden worden verbonden, is de medewerker gehouden aan deze voorwaarden te voldoen en dit desgewenst aan te tonen. 2. Een eventuele naheffing of boetes als gevolg van het niet voldoen aan deze voorwaarden,of het verstrekken van onjuiste gegevens komt voor rekening van de ambtenaar. Artikel 6 Einde van het recht op deelname 1. Het recht op deelname aan de cafetariaregeling eindigt bij beëindiging van de dienstbetrekking van de medewerker. 2. Bij beëindiging van het dienstverband wordt (een deel van) het fiscale voordeel verrekend indien de hoogte van het bedrag berekend is over een geheel kalenderjaar. Artikel 7 Citeertitel, inwerkingtreding en werkingsduur 1. Deze regeling kan worden aangehaald als de “Cafetariaregeling Veiligheidsregio Zeeland” en treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Vanaf de inwerkingtredingdatum vervallen eerder in dit kader vastgestelde regelingen. 2. Deze regeling heeft een werkingsduur tot de datum van vaststelling van een nieuwe regeling.
namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland,
…………………………………. voorzitter
………………………………. secretaris
Pagina 18 van 26
Bijlage I: uitwerking en toelichting bronnen en doelen binnen de cafetariaregeling Bronnen (Delen van de ) Bezoldiging, vakantietoelage, eindejaarsuitkering, levensloopbijdrage en opbrengst uit de verkoop van verlof Deze bronnen kunnen worden ingezet binnen de cafetariaregeling voor de besteding aan (een combinatie van) de onderstaande doelen. Verkopen van verlofuren Ieder jaar kun je vóór 1 november van het voorafgaande jaar een verzoek indienen om verlofuren te verkopen. Het bedrag wordt in januari van het betreffende kalenderjaar fiscaal belast, dus met inhouding van loonbelasting e.d. in de vorm van extra salaris uitbetaald. Elk verlofuur dat je verkoopt heeft een waarde die gelijk is aan je bruto uurloon op 1 januari van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft. Hoeveel verlof je kunt verkopen is afhankelijk van het aantal uren dat je werkt. Per jaar kun je, als je een aanstelling hebt van 36 uur per week, 72 verlofuren verkopen. Voor parttimers geldt dit aantal naar rato. Daarnaast kan het worden verzocht het toegekende leeftijdsverlof uit te betalen. Bij het verkopen van verlof geldt dat je bij een fulltime dienstverband ten minste 144 uur moet overhouden om in het betreffende jaar vrij te kunnen nemen. Voor parttimers geldt dit aantal naar rato. Je kunt binnen één kalenderjaar geen verlof kopen én verkopen. Bestedingsmogelijkheden (Doelen) voor de cafetaria regeling art 4a CAR Kopen van verlofuren Ieder jaar kun je vóór 1 november van het voorafgaande jaar een verzoek indienen om verlofuren te kopen. Elk verlofuur dat je koopt heeft een waarde die gelijk is aan je bruto uurloon op 1 januari van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft. Hoeveel verlof je kunt kopen is afhankelijk van het aantal uren dat je werkt. Per jaar kun je, als je een aanstelling hebt van 36 uur per week, 72 verlofuren kopen. Voor parttimers geldt het genoemde getal naar rato. Je kunt binnen één kalenderjaar geen verlof kopen én verkopen. Extra salaris (uitbetaling) Je kunt extra salaris verkrijgen via de cafetariaregeling door het verkopen van verlofuren en dit uit te laten betalen. Als er tot uitbetaling van extra salaris over wordt gegaan, is er geen sprake van fiscaal voordeel. Dit extra salaris wordt met inhouding van loonbelasting, premies e.d. uitbetaald. Fiets De fietsregeling is een fiscaal gunstige regeling. Als je op meer dan de helft van je werkdagen op de fiets naar het werk komt kun je – één keer per 3 kalenderjaren – gebruik maken van de fietsregeling. Je koopt zelf een fiets (de kosten van de fiets schiet je dus zelf voor) en vult vervolgens de “Overeenkomst fietsregeling” in. Deze lever je – met bijlage(n) – in waarna de werkgever (een gedeelte van) het aankoopbedrag vergoedt. Je betaalt dit bedrag terug via je bezoldiging, eindejaarsuitkering, vakantietoelage of de opbrengst van de verkoop van verlof.. Het fiscale voordeel is het voordeel van de medewerker. Een verplichte fietsverzekering maakt deel uit van fietsregeling. Voor de kosten daarvan gelden de zelfde fiscale voordelen als voor de rest van de fietsregeling. Momenteel is in de fiscale regelgeving voor de fiets een maximumbedrag van €749 (2013) opgenomen, eens per 3 jaar.
Pagina 19 van 26
Accessoires Jaarlijks mag in het kader van de cafetaria regeling maximaal een bedrag van €82 (2013)fiscaal onbelast besteed worden aan fietsaccessoires. Vergoeding Vakbondscontributie Op het moment dat je de vakbondscontributie voor het eerst hebt betaald, kun je de kosten voor het hele jaar laten verrekenen met een deel van je bezoldiging, vakantietoelage, eindejaarsuitkering, levensloopbijdrage of opbrengst uit de verkoop van verlof. Het fiscaal voordeel is het voordeel van de medewerker. Je kunt een aanvraag indienen door het aanvraagformulier ‘Vergoeding vakbondscontributie” in te vullen en dit samen met een kopie van het betaalbewijs of een kopie van de originele brief van de vakbond in te leveren. Je krijgt je jaarcontributie in één keer belastingvrij terug. Als je een belastingvrije vergoeding van je jaarcontributie hebt ontvangen en je zegt gedurende het jaar je lidmaatschap op, dan moet je deze stopzetting meteen doorgeven aan de afdeling HRM Veiligheidsregio Zeeland. Te veel ontvangen onbelaste vergoeding wordt gecorrigeerd. Vergoeding Woon-werkverkeer De Belastingdienst gaat er van uit dat iemand die vijf dagen per week werkt met een normaal werkrooster, gemiddeld 214 dagen per jaar werkt. Daardoor kan deze medewerker maximaal 214 maal de reisafstand (berekende route met ANWB routeplanner, kortste route, met het desbetreffende vervoermiddel heen en terug) x € 0,19 per kilometer uitruilen. Voor parttimers geldt dit aantal naar rato. Als je bijvoorbeeld 20 uur per week werkt, verdeeld over 2½ dag per week, dan vul je bij ‘aantal dagen per week’ 3 dagen in. Er wordt dan bij de berekening uitgegaan van 128,4 dagen (3/5 x 214). Ook als je niet het hele jaar in dienst was, wordt het bedrag verrekend met de diensttijd in het betreffende kalenderjaar. Als je van je werkgever al een vergoeding woon-werkverkeer ontvangt, wordt dit verrekend met het maximaal toegestane bedrag dat door de Belastingdienst is vastgesteld. Je kunt ( een deel van) de Bezoldiging, vakantietoelage, eindejaarsuitkering, levensloopbijdrage of de opbrengst uit de verkoop van verlof gebruiken voor vergoeding woon-werkverkeer. Het fiscaal voordeel is het voordeel van medewerker. Als je langer dan 6 weken aaneengesloten afwezig bent geweest, bijvoorbeeld vanwege ziekte of langdurig verlof, kom je over die periode niet in aanmerking voor de vergoeding. Bedrijfsfitness Je kunt (een deel van) de Bezoldiging, vakantietoelage, eindejaarsuitkering, levensloopbijdrage of de opbrengst uit de verkoop van verlof gebruiken voor de verrekening met de kosten van een fitnessabonnement voor je zelf. Het fiscaal voordeel van deze regeling is het voordeel van medewerker.
Pagina 20 van 26
Het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland besluit: gelet op het bestuursbesluit van 2 februari 2012 betreffende rechtspositieregelingen en het Sociaal Plan; gelet op artikel 21 van de bezoldigingsregeling; gelet op de Uitvoeringsregeling operationele leiding; gelet op de verkregen instemming van het Bijzonder Georganiseerd overleg; tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van Veiligheidsregio Zeeland
Regeling berekening toelage bereikbaar- en beschikbaarheidsdienst Artikel 1 Uitgangspunten geen opname in vrije tijd; Bevrijdingsdag en Goede Vrijdag gerekend als feestdag; zon- en feestdagen 16% van het bruto-uurloon; onderstaande geldt alleen indien wordt gekozen voor een vaste toelage per maand; gebaseerd op een 36-urige werkweek; het uurloon wordt in overeenstemming met de CAR/ UWO berekend door het brutomaandloon( van de salarisschaal) te delen door 156; 252 werkdagen van 16,8 uur (24 uur minus 7,2 uur) piketdienst per dag; 52 zaterdagen x 24 uur piketdienst per dag; 61 zon/feestdagen x 24 uur piketdienst per dag; Evenredige verdeling van de piket uren over allen die daarvoor in aanmerking komen; Verhinderingen over korte periode worden onderling opgelost zonder dat dit aanleiding geeft tot veranderingen in de vastgestelde vergoedingen. Artikel 2 Berekening 252 werkdagen x 16,8 uur piketdienst per dag 52 zaterdagen x 24 uur piketdienst per dag gemiddeld 61 zon/feestdagen x 24 uur piketdienst per dag
= 4233,6 uur per jaar à 10% = 1248 uur per jaar à 10% = 1464 uur per jaar à 16%
zon-en feestdagen herleid tot 10%: 1464 x 16 = 23424 : 10 = 2342,4 uren Totaal aantal uren à 10%: 4233,6 + 1248 + 2342,4 = 7824 uren per jaar Aantal uren per maand: 7824 : 12 = 652 à 10% = 65,2 Toelage in percentage indien één persoon de gehele maand piketdienst draait. 65,2 : 156 = 41,79% per maand 9,64% per week (41,79% x 12: 52)
Pagina 21 van 26
Indien evenredig piketdienst wordt gedraaid: Bij 2 personen: 20,90% Bij 3 personen: 13,93% Bij 4 personen: 10,45%
Artikel 3 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling berekening toelage bereikbaar- en beschikbaarheidsdienst” en treedt in werking op 1 januari 2013. 2. Met ingang van 1 januari 2013 vervalt de op 1 januari 1997 vastgestelde “Regeling Piketvergoeding van 1992 (10/16-regeling)”.
Namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland,
…………………………………. voorzitter
………………………………. secretaris
Pagina 22 van 26
Het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland, besluit: gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet. gelet op artikel 3:2:1 lid 7 CAR/UWO. gelet op artikel 15:1:22 CAR/UWO. gelet op het bestuursbesluit van 2 februari 2012 betreffende rechtspositieregelingen en Sociaal Plan. gelet op de verkregen instemming van het Bijzonder Georganiseerd overleg; tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van Veiligheidsregio Zeeland
Regeling vergoedingen operationele trainingsweek ROL Artikel 1 Begripsomschrijving Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: Werkgever Het Dagelijks Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland. Medewerker De medewerker die is aangewezen door de directeur Veiligheidsregio Zeeland, hierna te noemen directeur VRZ, om op te treden in het kader van de operationele leiding. Artikel 2 Algemene bepalingen De medewerker heeft voor deelname aan de operationele trainingsweek voorafgaande toestemming of een opdracht nodig van de werkgever. Artikel 3
Vergoeding reis- en verblijfskosten
Lid 1 De vergoeding van reis- en verblijfkosten geschiedt volgens het Reisbesluit en de Reisregeling binnenland en artikel 6 van de Algemene rechtspositieregeling Veiligheidsregio Zeeland. Lid 2 Verblijfskosten worden vergoed tot de naar het oordeel van de werkgever in redelijkheid gemaakte werkelijke kosten, met inachtneming van het tweede en derde lid van dit artikel. Lid 3 De medewerker heeft per dag recht op een vergoedingen van: het bedrag per dag voor kleine uitgaven ’s avonds als bedoeld in de Reisregeling binnenland; het bedrag per dag voor kleine vergoeding overdag als bedoeld in de Reisregeling binnenland; Artikel 4
Vergoeding van uren
Lid 1 De medewerker wordt gedurende de operationele trainingsweek vrijgesteld van dagelijkse werkzaamheden (tot 36 uren per week, exclusief opbouw ADV). Lid 2 Pagina 23 van 26
De medewerker met een parttime dienstverband heeft eveneens recht op een vergoeding, zijnde het verschil in uren tussen het parttime dienstverband en een fulltime dienstverband. De vergoeding per uur is gelijk aan het uurloon van de medewerker. Lid 3 De medewerker heeft recht op een vergoeding ter compensatie van activiteiten ’s avonds en/of in het weekend. Lid 4 De vergoeding als bedoeld in het derde lid bedraagt 12 uren gelijk aan het uurloon van de desbetreffende medewerker. Artikel 5 Onvoorziene gevallen In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen. Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding Deze regeling kan worden aangehaald als de “Regeling vergoedingen operationele trainingsweek ROL” en treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
Namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland,
…………………………………. voorzitter
……………………………… secretaris
Pagina 24 van 26
Het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland besluit: gelet op het bestuursbesluit van 2 februari 2012 betreffende rechtspositieregelingen en Sociaal Plan; Gelet op de verkregen instemming van het Bijzonder Georganiseerd Overleg; tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van Veiligheidsregio Zeeland
Regeling voorziening wijzigen werklocatie Artikel 1 Begripsbepaling Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: De werkgever Het Dagelijks Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland. De medewerker De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a CAR. De werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 CAR-UWO. Artikel 2
Vergoeding reiskosten extra kilometers woon-werklocatie
Lid 1 De medewerker wiens werklocatie buiten zijn toedoen wijzigt en ten gevolge van deze wijziging meer woon-werkkilometers maakt heeft recht op een vergoeding van de meerkosten woon-werkverkeer. Het aantal meer woon-werkkilometers wordt op basis van de kortste route bepaald middels de ANWB-routeplanner. Lid 2 De vergoeding, als bedoeld in het eerste lid, is gebaseerd op het Reisbesluit Binnenland vergoeding woon-werkverkeer. Dit houdt in dat in aanmerking komende medewerkers een vergoeding ontvangen voor de kosten woon-werkverkeer op basis van de kosten openbaar vervoer. In die gevallen, waarin openbaar vervoer niet doelmatig wordt geacht, kan de werkgever een onbelaste vergoeding woon-werkverkeer geven van het maximale fiscaal voordelige bedrag. Lid 3 De op grond van het voorgaande gemaakte meerkosten woon-werkverkeer worden maandelijks achteraf door de medewerker gedeclareerd op een daartoe ingevuld formulier ingeleverd bij de leidinggevende. De leidinggevende autoriseert formulieren en dient deze maandelijks in bij HRM ter uitbetaling. Lid 4 In het geval dat de medewerker door de tijdelijke wijziging van de werklocatie genoodzaakt is om door de Westerscheldetunnel te reizen worden de passagekosten vergoed tot het T-tag tarief.
Pagina 25 van 26
Artikel 3
Wijziging afstand woon-werklocatie
Lid 1 Indien de afstand woon-werkverkeer door verhuizing van de medewerker groter wordt, worden de meerkilometers die voortkomen uit de verhuizing niet vergoed. Lid 2 Indien de afstand woon-werkverkeer door verhuizing van de medewerker kleiner wordt, worden de meerkilometers naar rato vergoed. Lid 3 Indien de medewerker een vergoeding van de meerkosten woon-werkverkeer ontvangt en zijn werklocatie buiten zijn toedoen opnieuw wijzigt, wordt de vergoeding bijgesteld. De afstand woonplaats en de oorspronkelijke werklocatie waarvan de vergoeding van de meerkosten toentertijd is afgeleid, blijft het uitgangspunt voor het bepalen van nieuwe vergoeding van de meerkosten woon-werkverkeer als gevolg van de nieuwe wijziging van de werklocatie. Artikel 4
Geen vergoeding
Lid 1 De medewerker krijgt geen vergoeding indien gebruik wordt gemaakt van een dienstvoertuig. Lid 2 De vergoeding vervalt op het moment dat de medewerker, op diens verzoek, wordt aangesteld in een andere functie binnen de organisatie. De vergoeding zal in het kader van deze regeling niet worden afgebouwd. Lid 3 Geen aanspraak op tegemoetkoming in reis- en/of verblijfskosten bestaat indien de declaratie als bedoeld in artikel 3 derde lid van de in een kalendermaand gemaakte kosten niet binnen drie maanden na die kalendermaand bij de leidinggevende is ingediend. Artikel 5 Slotbepaling In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan de werkgever een bijzondere voorziening treffen. Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling voorziening wijzigen werklocatie” en treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
Namens het Algemeen Bestuur van Veiligheidsregio Zeeland,
…………………………………. voorzitter
……………………………….. secretaris
Pagina 26 van 26