Bijeenkomst Vrouwen voor Millenniumdoelstellingen; Spreekpunten inleiding 13-09-2007 Sanne van Keulen •
Introductie
Wie ben ik? Wat is de Nationale Jeugdraad en wat is mijn relatie tot de MDG’s? * Jongerenvertegenwoordiger naar UN Commission on Sustainable Development, er zijn 4 posten voor JV’s en we werken vanuit de Nationale Jeugdraad. * Nationale Jeugdraad is vergelijkbaar met de Nederlandse Vrouwen Raad, alleen dan met jongens en meiden, iedereen onder de 30. We zijn de koepel van landelijke jongerenorganisaties in Nederland, met een divers ledenbestand. Zo is het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontact, jullie wellicht welbekend, ook lid van de Nationale Jeugdraad. * Core-business is het facilliteren van initiatieven van jongeren om hun wereld een stukje beter en mooier te maken, zoals het project Future Awards waarbij jongeren zelf een plan in konden dienen om hun buurt wat leuker en tegelijkertijd milieuvriendelijker te maken. De beste plannen wonnen een geldprijs en de bedenkers van het plan werden in de uitvoering gecoachte door getrainde begeleiders. Daarnaast zetten we zelf projecten op om maatschappelijke issues die belangrijk zijn voor jongeren op de kaart te zetten. Zo hebben we onlangs het project What’s Your Nature uitgevoerd, waar jongeren mee hebben gedaan aan een foto wedstrijd en ze hun favoriete plek in de natuur vast konden leggen. We zijn op dit project gekomen omdat we zien dat natuurbeleving vaak geen prominente rol speelt in de opvoeding van jongeren (vooral in de stad) terwijl respect voor de natuur en een goede omgang met onze ecosystemen essentieel zijn voor de verbetering van ons milieu en het behoud van onze natuur. Ten derde beïnvloed de Nationale Jeugdraad de politiek en het beleid wat daar uit voort vloeit. We fungeren als spreekbuis van jongeren naar politiek, en soms ook andersom. Dit doen we op nationaal niveau, in adviesorganen als de SER, maar ook internationaal, bij de VN en de EU. * Dit laatste doen de Jongerenvertegenwoordigers, jongeren tussen de 18 en 26 die gekozen worden door jongeren in Nederland middels onze lidorganisaties en een publiek debat. Zij laten de stem horen van Nederlandse jongeren door plaats te nemen in een regeringsdelegatie naar een VN of EU bijeenkomst. Ik doe dat zelf bij de Commission on Sustainable Development, een commissie die zich bezighoudt met duurzame ontwikkeling in de meest brede zin van het woord. Misschien interessant voor jullie om te weten dat het hoofdthema van de commissie voor de komende twee jaar landbouw is, met een focus op rurale gebieden in Afrika. Daarover straks meer. Mijn relatie tot de Millennium ontwikkelingsdoelstellingen ligt in het streven naar een duurzame samenleving, zowel hier als in ontwikkelingslanden. Dat we met het werken aan de MDG’s tegelijkertijd ook bezig zijn met het bewerkstelligen van duurzame ontwikkeling wordt zo wel duidelijk. * Ik zal eerst ingaan op de afspraken die de wereldgemeenschap heeft vastgelegd en die verankerd zijn in de Millenniumdoelstellingen. Vervolgens zal ik iets vertellen over de MDG’s in beleid en in de praktijk en tenslotte zal ik mijn visie geven op hoe we ervoor staan en wat in de toekomst ligt. Als u vragen heeft, spaar ze niet op maar stel ze gerust meteen. • De afspraken - Wat is de aanleiding geweest voor het stellen van millenniumdoelen? - Wat is er afgesproken en waar vinden deze afspraken hun basis? - Wat is er zo bijzonder aan deze afspraken? In 2000 hebben regeringsleiders van 189 landen afgesproken om vóór 2015 de belangrijkste wereldproblemen aan te pakken. Er zijn acht concrete doelstellingen vastgelegd: de millenniumdoelen.
Concreet en meetbaar De onderwerpen van de millenniumdoelen zijn niet nieuw. Maar wel nieuw is dat voor het eerst een internationale afspraak is gemaakt met concrete, meetbare doelen. Elk jaar wordt de voortgang gemeten en internationaal gerapporteerd. Zo kan tussentijds druk worden uitgeoefend op zowel de rijke als arme landen om hun inspanningen te vergroten. Argumentatie in de analogie van als er mensen op de maan kunnen lopen en er in ZuidAfrika een zwarte president is gekozen dan moeten deze doelen ook haalbare kaart zijn. • Beleid en praktijk - Wat voor beleid is in werking gesteld op de verschillende gebieden om de MDG’s te kunnen behalen? Enkele voorbeelden… Ieder land stelt zijn eigen beleid in. In meerdere VN bijeenkomsten worden de MDG’s opnieuw aangehaald en worden afspraken verder in detail uitgewerkt, maar op sommige vlakken mist de daadkracht en het overzicht. De voortgang wordt wel gemonitord. Beleid gaat vaak over budgetten. Er is veel campagnewerk gaande zowel op internationaal niveau (voices against poverty VN) als op landelijk niveau (millinniumdoelen platform, EEN, NCDO) Beleid in Nederland wat gericht is op ontwikkelingslanden is bijvoorbeeld het beleid ten aanzien van de toegang tot energie voor arme mensen. Van Ardenne heeft zich als Minister ten doel gesteld om in 2015 10 miljoen arme mensen te hebben voorzien van toegang tot energie, waarbij zij een sterke focus aanbracht op vrouwen. Van Ardenne zag toegang tot energie als voorwaarde voor de bestrijding van armoede. Aangezien vrouwen in OS landen vaak energie managers zijn komt toegang tot moderne energie het meeste ten goede van hen. - Hoe werkt dat beleid in de praktijk? Wat wordt ermee gedaan? Enkele case studies… Zie beneden. - Wat gebeurd er op grassroots level en hoe significant is dat eigenlijk? Focus MDG 1 en 3 Case studie MDG 1: Na de mislukte oogst van 2004 begon CARE Nederland in de provincie Bié een programma ter verbetering van de landbouw door het verstrekken van zaden, landbouwgereedschappen en trainingen ten behoeve van 25.000 gezinnen in 272 dorpen, oftewel ongeveer 130.000 mensen. Het project resulteerde in betere oogsten, met name van graangewassen. Dit kwam mede door het gebruik van verbeterde zaden en minder misoogsten. Daarnaast was er meer diversificatie van ingezaaide gewassen. Al met al is er een goed herstel van de voedselproductie zichtbaar. Case studie: FIRE laat vrouwen aan het woord over thema’s die voor hen van belang zijn en verkleint de afstand tussen vrouwen en technologie. Ze doen dit met (live)radio via internet (www.fire.or.cr) die wordt verspreid in Latijns-Amerika. De organisatie bestaat uit een aantal betaalde krachten en veel vrijwilligers. FIRE ontving in 2001 een prijs als ‘vredesstichter’ van de Costa Ricaanse overheid. Volgens FIRE horen vrouwen in het centrum van de communicatie. Zij willen met vrouwen praten over belangrijke thema’s en hun stemmen laten horen. Door gebruik te maken van de mogelijkheden van ICT slaat FIRE twee vliegen in één klap: - de stem van vrouwen wordt gehoord in veel landen - moderne technologie wordt dichterbij gebracht voor vrouwen in Midden-Amerika.
“Onze kracht is dat we met weinig (ICT-)middelen een grote invloed hebben.” Aldus Katerina Anfossi, co-director. FIRE streeft ernaar om een belangrijke alternatieve nieuwsbron te worden. Niet alleen moet de stem van vrouwen gehoord worden, hij moet ook weerklank vinden. Case studie: Green Belt Movement Wangari Maathai werd in 1940 geboren in het dorp Nyeri in Kenia. Ze heeft van jongs af aan alles op alles gezet om zich, anders dan de meeste andere meisjes in het dorp, goed te scholen. In 1960 boekte ze succes met haar vastberadenheid en won ze een Kennedy beurs. Ze studeerde af in de biologie aan de universiteit van Pittsburgh en promoveerde aan de Universiteit van Nairobi. Ze werd daarmee de eerste vrouw uit Oost-Afrika met een doctorstitel. Toen ze terugkeerde naar Kenia was ze geschokt door het verval van de bossen en de landbouwgrond als gevolg van de ontbossing. Wangari Maathai besloot de problemen op te lossen door bomen te gaan planten. Ze richtte de Green Belt Movement (GBM) op, die gedragen wordt door gewone mensen, gefocust op groepen vrouwen die bomen planten met het doel het landschap te bewaren en de kwaliteit van het leven te verbeteren. Zo helpt ze, inmiddels wereldwijd, de vrouwen bij het creëren van zelfstandigheid. Maathais weg naar succes was niet gemakkelijk. Tijdens de jaren zeventig en tachtig stond ze onder toezicht van de regering Daniel Arap Moi. Ze was het doelwit van laster en werd gevangengezet. In 2002 werd Wangari Maathai verkozen tot het Keniaanse parlement. Thans is ze onderminister voor Milieu, Grondstoffen en Natuurbescherming. In oktober 2004 werd haar levenslange inzet en dat wat ze heeft bereikt, bekroond met de Nobelprijs voor de Vrede. In Ongebroken beschrijft ze op persoonlijke en toegankelijke wijze haar leven en overtuigingen. Een boek met een begeesterde, hoopvolle boodschap.
• Waar staan we en waar gaan we heen? - Hoe ver staat het met de MDG’s en hoe doen we het op de verschillende gebieden? - Gaan we de MDG’s eigenlijk wel halen? - Vooruitblik op de komende 7,5 jaar en daarna – brug naar CSD 16, specifiek landbouw Vorderingen MDG 1 In 1990 leefde 29 procent van de bevolking in ontwikkelingslanden van minder dan één dollar per dag. In 2004 was dit al gedaald tot 18 procent. Het lijkt er nu op dat in 2015 nog ongeveer 10 procent van de bevolking in extreme armoede leeft. Dat zou betekenen dat dit millenniumdoel gehaald wordt. In absolute aantallen is de voortgang minder groot: van 1,25 miljard extreem armen in 1990 naar 700 miljoen in 2015. Ongelijke verdeling De vooruitgang is echter ongelijk verdeeld over de wereld. In Oost- en Zuid-Azië is de armoede sterk afgenomen. En dan met name in China en India, twee economische grootmachten in opkomst. Ook in Sub-Sahara Afrika is sinds kort sprake van economische groei. Toch is het aantal extreem armen in deze regio nog steeds stijgende. Dit komt mede door een groeiende bevolking. Het percentage extreem armen daalt wel licht: van 47 procent in 1990 naar 41 procent in 2004. Honger In 1990 leed 20 procent van de bevolking in ontwikkelingslanden honger. In 2015 moet
dit zijn teruggebracht tot 10 procent. In 2003 was het gedaald tot 17 procent. Het aantal mensen met honger is door de toenemende wereldbevolking ondertussen alleen maar gestegen. Het hoogste percentage ondervoede kinderen in de wereld is nog steeds te vinden in Zuid-Azië. Vooruitgang MDG 2 Op dit millenniumdoel is aanzienlijke vooruitgang geboekt. In 1990 ging 79 procent van de kinderen in de basisschoolleeftijd naar school, in 2004 was dat gestegen tot 86 procent. Deze stijging zien we in alle regio’s. Vooral Zuid-Azië, en met name India, heeft grote stappen vooruit gezet. In deze regio is de netto scholingsgraad gestegen van 72 procent in 1990 tot 89 procent in 2004. Achter op schema Ondanks gestage verbetering in West-Azië, Oceanië en Sub-Sahara Afrika gaat de vooruitgang daar niet snel genoeg. Als de huidige trends zich doorzetten zal in deze regio’s de doelstelling voor 2015 niet gehaald worden. In landen als Burkina Faso, Eritrea, Ethiopië, Mali en Niger gaat nog steeds minder dan de helft van de kinderen naar de basisschool. Uitval Kinderen mogen dan steeds vaker toegang hebben tot onderwijs, dat wil nog niet zeggen dat zij ook daadwerkelijk hun school afmaken. Het aantal afvallers is vooral hoog in SubSahara Afrika. In deze regio was in 2004 het percentage van de kinderen dat slaagt voor de basisschool slechts 58 procent. Dit is wel een lichte vooruitgang ten opzichte van de 50 procent in 1990. Kwaliteit De kwaliteit van het onderwijs laat vaak nog te wensen over. Toch is in ontwikkelingslanden het aantal jonge mensen dat kan lezen en schrijven gestegen van 81 procent in 1990 tot 85 procent in 2004. MDG 3 Meer meisjes naar school Het aantal meisjes dat naar school gaat ten opzichte van het aantal jongens is toegenomen van 87 procent in 1991 tot 94 procent in 2004. Vooral in Zuid-Azië, NoordAfrika en het Midden-Oosten is veel vooruitgang geboekt. De doelstelling van 100 procent lijkt voor alle ontwikkelingsregio’s dan ook gehaald te gaan worden. Alleen in Sub-Sahara Afrika gaat dit misschien niet lukken. Meer vrouwen in parlement Wereldwijd is de politieke macht van vrouwen tussen 1990 en 2004 toegenomen. Toch spelen mannen nog steeds een dominante rol. Het aandeel vrouwen in het parlement steeg van 12 procent in 1990 tot bijna 16 procent in 2005. Dat is niet voldoende om de doelstelling in 2015 te halen. Regionaal bestaan er grote verschillen. In Rwanda is net als in de Scandinavische landen bijna een gelijke verdeling bereikt, met 50 procent vrouwen in het parlement. In LatijnsAmerika en het Caribisch gebied is nu 20 procent van de parlementariërs vrouw. In 1990 was dit nog maar 12 procent. In de regio Noord-Afrika wordt echter slechts 7 procent van de parlementszetels door vrouwen bezet. Arbeidsmarkt Traditioneel werken veel vrouwen in ontwikkelingslanden in de landbouwsector. Tussen 1990 en 2004 steeg het aandeel vrouwen dat buiten deze sector werkt licht, van 36 naar 39 procent. In het Pacifisch gebied was de stijging groter: van 28 naar 37 procent. Ook
in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied was een snellere stijging te zien: van 38 naar 43 procent. In Noord-Afrika is het percentage echter onveranderd blijven steken op 20 procent. MDG 4 Hoop In 1960 stierf 1 op de 5 kinderen voor het vijfde levensjaar. In 1990 was dit cijfer gedaald tot 1 op de 10 kinderen. Dit bood goede vooruitzichten op het behalen van het vierde millenniumdoel. Hierin is vastgelegd dat de kindersterfte in 2015 met tweederde moet zijn teruggebracht. Teruggang In de jaren ’90 liep de vooruitgang in een aantal regio’s echter terug. Alleen NoordAfrika, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika, het Caribisch gebied en Oost-Azië bleven het goed doen. In deze regio’s verminderde de kindersterfte dankzij economische groei, betere voeding en toegang tot gezondheidszorg. Zo liep het sterftecijfer van kinderen onder de vijf in Noord-Afrika en het Midden-Oosten terug van 86 per 1000 levendgeborenen in 1990 naar 53 in 2005. In Latijns-Amerika en het Caribisch gebied daalde het sterftecijfer van 54 naar 31 en in Oost-Azië en het Pacifisch gebied van 59 naar 33. Regionale verschillen Een flink aantal landen is er dus in geslaagd om de kindersterfte terug te dringen. Toch lijkt dit millenniumdoel niet in 2015 gehaald te worden, maar pas 30 jaar later. Vooral in Sub-Sahara Afrika blijft de kindersterfte erg hoog. Het sterftecijfer daalt in deze regio maar licht: van 185 in 1990 tot 163 in 2005. Mazelen In 2004 werd 73 procent van de kinderen in ontwikkelingslanden van 1 of 2 jaar oud ingeënt tegen mazelen. In 1990 was dat 71 procent. Een relatief kleine vooruitgang dus. In 2004 stierven er toch nog 454.000 kinderen aan deze hoogst besmettelijke ziekte. En in Sub-Sahara Afrika is eenderde van alle kinderen nog altijd niet tegen mazelen ingeënt. MDG 5 Nauwelijks vooruitgang In 2015 moet het aantal vrouwen dat overlijdt in het kraambed met 75 procent gedaald zijn ten opzichte van 1990. In 1990 overleden naar schatting 550.000 vrouwen aan complicaties tijdens zwangerschap en geboorte. In 2005 zijn dat er nog steeds zo’n 530.000. Moeilijk te meten Het exacte sterftecijfer is moeilijk te bepalen vanwege onvolledige of onbetrouwbare cijfers. Daarom kijkt men ook naar het percentage bevallingen dat onder deskundige begeleiding plaatsvindt. Dit is een van de cruciale stappen bij het verlagen van moedersterfte en is makkelijker te meten. Bevallingen In 2006 is het aantal deskundig begeleide bevallingen in Sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië niet of nauwelijks toegenomen vergeleken met 1990. In Noord-Afrika, Zuidoost-Azië en Oost-Azië is wel grote winst geboekt. Zo vond in Noord-Afrika in 1990 nog slechts 40 procent van het aantal geboorten onder deskundige begeleiding plaats. In 2004 was dat al gestegen naar 71 procent. In Zuidoost-Azië steeg het van 38 naar 68 procent en in Oost-Azië van 51 naar 79 procent. MDG 6
Malaria De voortgang in het terugdringen van malaria is moeilijk vast te stellen, omdat er in ontwikkelingslanden weinig betrouwbare gegevens hierover bestaan. Het risico op malaria lijkt het hoogst te blijven in Sub-Sahara Afrika: hier komt 90 procent van alle malariagevallen voor. In een aantal Afrikaanse landen is aanzienlijke vooruitgang geboekt in de distributie van (met insecticide bewerkte) klamboes. Toch slaapt nog steeds gemiddeld slechts 16 procent van de kinderen onder een klamboe. Vooral op het Afrikaanse platteland is het gebruik hiervan nog erg beperkt. Hiv/aids Sinds 1990 is het aantal besmettingen met hiv in grote delen van de wereld toegenomen. Ondanks dat heeft een aantal landen laten zien dat het mogelijk is de infectiegraad terug te dringen. Tot die landen behoren ondermeer Uganda, Senegal, Thailand en Brazilië. In Oost-Azië en Oost-Europa blijft de hiv/aids-epidemie zich echter verspreiden. De zeer hoge infectiegraad in Sub-Sahara Afrika lijkt te stabiliseren en mogelijk iets te verminderen. Cynisch genoeg is dit grotendeels het gevolg van het hoge aantal sterfgevallen als gevolg van aids. In 2005 stierven ongeveer 2 miljoen mensen aan deze ziekte. Tbc In het terugdringen van tbc in Azië en Latijns-Amerika is aanzienlijke vooruitgang geboekt. De situatie in Sub-Sahara Afrika en Oost-Europa is ondertussen echter verslechterd: hier is het aantal nieuwe geïnfecteerden tussen 1990 en 2004 verdubbeld. MDG 7 Water Het lijkt te gaan lukken om het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater in 2015 te hebben gehalveerd ten opzichte van 1990. Het aantal mensen met toegang tot verbeterde waterbronnen steeg van 71 procent in 1990 tot 80 procent in 2004. Ook het aantal mensen dat gebruik kan maken van sanitaire voorzieningen steeg in deze periode, van 49 naar 59 procent. Deze vooruitgang is echter niet voldoende om de doelstelling in 2015 te bereiken. Vooral Sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië lopen nog flink achter. Ontbossing Ontbossing vindt nog steeds op grote schaal plaats, ongeveer 13 miljoen hectare per jaar. Door nieuwe aanplant neemt het netto verlies van bosoppervlakte af. Maar deze nieuwe bossen hebben nog lang niet de ecologische waarde van de oude, biologisch meer diverse bossen. Ozon In 1987 werd in Montreal afgesproken om het gebruik van ozonafbrekende stoffen wereldwijd aan banden te leggen. Sindsdien is in de ontwikkelde landen de productie van cfk’s praktisch beëindigd. De ontwikkelingslanden lopen hier niet ver op achter. Maar ondanks deze vooruitgang zal het nog zeker tot 2050 duren voordat het gat in de ozonlaag weer hersteld is. Uitstoot CO2 Ondanks een efficiënter gebruik van energie is de uitstoot van CO2 tussen 1990 en 2003 gestegen met 4 miljard ton. Dit wordt veroorzaakt door de wereldwijde bevolkingstoename en economische groei. De helft van deze toename komt voor rekening van ontwikkelde landen, de andere helft van Oost-Azië, met name China.
MDG 8 Meer hulp nodig Begin jaren ’90 daalde de omvang van officiële ontwikkelingshulp. Sinds 1997 steeg dit, tot een bedrag van zo’n 106 miljard dollar in 2005. Een groot deel hiervan bestaat echter uit schuldenverlichting en noodhulp. En hoewel beide voor arme landen zeer welkom zijn, zou het goed zijn als er ook meer geld beschikbaar komt voor armoedebestrijding op de langere termijn. Terwijl veel donorlanden beloofden ten minste 0,7 procent van het bruto nationale product (BNP) uit te geven aan ontwikkelingshulp, is het gemiddelde ruim onder de 0,3 procent gebleven. Slechts vijf landen voldoen aan de door de VN vastgestelde norm van 0,7 procent. Dat zijn Denemarken, Luxemburg, Nederland, Noorwegen en Zweden. Handelsbarrières De ontwikkelingslanden hebben het afgelopen decennium een betere toegang tot economische markten gekregen. Driekwart van hun export kwam in 2004 belastingvrij de ontwikkelde landen binnen. Acht jaar eerder was dat nog maar de helft. De export van een aantal goederen, zoals kleding en landbouwproducten, is essentieel voor de economieën van de arme landen. Toch worden juist deze goederen door de rijke landen nog steeds zwaar belast. Voordat álle handelsbarrières zijn verdwenen moet er dan ook nog veel gebeuren. Medicijnen De toegang tot medicijnen is de afgelopen jaren flink verbeterd. Steeds meer mensen ontvangen anti-retrovirale therapie ter behandeling van hiv/aids. Vooral in Sub-Sahara Afrika is de toename opvallend: van 100.000 mensen in 2003 tot ruim 800.000 mensen in 2005. Ook is de prijs van deze medicijnen gedaald. Toch zijn er wereldwijd nog slechts voor één op de vijf met hiv besmette mensen medicijnen beschikbaar.
•
Vragen?
Doelen: Millenniumdoel 1 Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft, is in 2015 ten minste voor de helft teruggebracht ten opzichte van 1990. Extreme armoede betekent dat iemand minder dan een dollar per dag te besteden heeft. In 1990 moesten 1,2 miljard mensen wereldwijd zien te overleven met minder dan een dollar per dag. Het eerste millenniumdoel is dat dit in 2015 moet zijn teruggebracht tot de helft: 600 miljoen. Geen honger meer In 2015 moet ook het aantal mensen dat honger lijdt zijn gehalveerd. Nu zijn naar schatting 800 miljoen mensen wereldwijd ondervoed. 150 miljoen kinderen onder de 5 jaar lijden aan ondergewicht, wat hun kwetsbaar maakt voor ziektes. Elke dag sterven er zo’n 24.000 mensen aan honger. Niet alleen geld De bestrijding van honger en armoede staat niet op zichzelf, maar hangt samen met het realiseren van de andere zeven millenniumdoelen. Toegang tot goed onderwijs bijvoorbeeld kan een belangrijke bijdrage leveren aan armoedebestrijding, net als
gezondheidszorg en een schoon leefmilieu. Voor iedereen 15 euro Een belangrijke factor is ook het terugdringen van economische ongelijkheid. In sommige landen wordt er wel economische vooruitgang geboekt maar gaat de situatie van de armsten er ondertussen alleen maar op achteruit. De Wereldbank heeft uitgerekend dat er voor ieder mens 15 euro per dag beschikbaar zou zijn als al het geld wereldwijd eerlijk verdeeld wordt. Millenniumdoel 2 Onderwijs is een basisrecht. Toch gaan er wereldwijd 104 miljoen kinderen niet naar school, en is 1 op de 6 mensen analfabeet. In ontwikkelingslanden is het percentage kinderen dat niet naar school gaat 20%. Goed onderwijs is van groot belang voor de bestrijding van armoede. In millenniumdoel twee is vastgelegd dat in 2015 alle kinderen in alle landen basisonderwijs moeten volgen. Kinderarbeid Geschat wordt dat er wereldwijd ongeveer 250 miljoen kinderen tussen de 5 en 17 jaar werken. Verplicht en toegankelijk basisonderwijs is een belangrijk middel in de strijd tegen kinderarbeid. Het geeft kinderen de kans om zich verder te ontwikkelen waardoor hun kansen in het leven toenemen. Dit komt uiteindelijk de hele maatschappij ten goede. Meer scholen Met flexibele schooltijden kan tegemoet worden gekomen aan de bijdrage die kinderen thuis worden verwacht te leveren. Een andere concrete oplossing is het bouwen van meer scholen om de afstand die kinderen naar school af moeten leggen te verkleinen. Daarnaast is het belangrijk dat schoolgeld en boeken voor iedereen betaalbaar worden. Millenniumdoel 3 Het derde millenniumdoel luidt dat in 2015 mannen en vrouwen gelijkwaardig moeten zijn. Mannen en vrouwen hebben formeel dezelfde rechten. Dit is vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen. In de praktijk blijkt dit echter niet voldoende om discriminatie en achterstelling van vrouwen tegen te gaan. Trouwen Zo gaan er in veel landen minder meisjes naar school dan jongens. In 2005 had deze achterstand al ingehaald moeten zijn, maar dat is maar in een paar landen gelukt. Meisjes worden vaak niet naar school gestuurd omdat de ouders dit niet nuttig vinden. Ze gaan er vanuit dat het niet nodig is omdat ze later toch zullen trouwen en kinderen krijgen. Een andere reden om meisjes thuis te houden is omdat ze mee moeten helpen in het huishouden. Schadelijke praktijken Om gelijkheid van vrouwen en mannen te realiseren dienen ook schadelijke praktijken als eerwraak, besnijdenis en vrouwenhandel uitgebannen te worden. Deze thema’s krijgen speciale aandacht binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Onder druk van de Nederlandse regering zijn ook reproductieve en seksuele rechten van vrouwen hoog op de internationale politieke agenda komen te staan. Millenniumdoel 4 Het aantal kinderen dat in ontwikkelingslanden voor de vijfde verjaardag overlijdt moet in 2015 met tweederde zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Dit is het vierde millenniumdoel. Wereldwijd sterven ruim 10 miljoen kinderen voor hun vijfde levensjaar. In Afrika zijn dat ongeveer 1 op de 5 kinderen, in Nederland 1 op de 200. Voorkomen en genezen De hoge kindersterfte in Afrika en andere ontwikkelingslanden heeft verschillende
oorzaken. Nog steeds overlijden veel kinderen aan ziektes die voorkomen of genezen hadden kunnen worden, zoals diarree, mazelen, longontsteking en malaria. Toegang tot medicijnen, vaccinaties en goede gezondheidszorg is noodzakelijk om deze ziekten te helpen bestrijden. Preventie en medicijnen Een andere ziekte die veel kinderen treft is aids. Veel kinderen worden via de moeder besmet met het hiv-virus. Terwijl in westerse landen inmiddels aids-remmers beschikbaar zijn om de gevolgen van de ziekte af te remmen, zijn deze medicijnen voor de meeste mensen in ontwikkelingslanden onbetaalbaar. Naast toegang tot medicijnen en gezondheidszorg zijn preventie en voorlichting van groot belang in de strijd tegen aids. Millenniumdoel 5 Jaarlijks overlijden meer dan een half miljoen vrouwen aan de gevolgen van hun zwangerschap. In de millenniumdoelen is vastgelegd dat moedersterfte in 2015 met driekwart moet zijn teruggebracht ten opzichte van 1990. Om dit te kunnen realiseren zijn reproductieve en seksuele rechten voor vrouwen essentieel. Gelijke rechten Illegale en gevaarlijke abortussen zijn een belangrijke oorzaak van de hoge moedersterfte. Beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen en veilige abortus is daarom van levensbelang. Net als het recht van vrouwen om zelf te beslissen over haar eigen seksualiteit en het al dan niet krijgen van kinderen. Daarom kan het terugdringen van moedersterfte alleen gerealiseerd worden in combinatie met het derde millenniumdoel, de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. Professionele hulp Behalve aan de gevolgen van abortus sterven veel moeders aan complicaties tijdens of na de bevalling. Bloedingen, infecties en een hoge bloeddruk zijn veel voorkomende doodsoorzaken die met goede medische hulp en kraamzorg voorkomen kunnen worden. Het streven is daarom dat in 2015 90% van alle bevallingen met professionele hulp plaatsvindt Millenniumdoel 6 Voor het jaar 2015 moet de verspreiding van aids, malaria en andere dodelijke ziektes zijn gestopt. Dit is het zesde millenniumdoel. Wereldwijd zijn er 39 miljoen mensen besmet met het hiv/aids-virus. Het grootste deel daarvan, 25 miljoen mensen, leeft in Sub Sahara Afrika. In deze regio is aids de belangrijkste doodsoorzaak. Een andere veel voorkomende doodsoorzaak in Afrika is malaria. Van de 1 miljoen slachtoffers per jaar woont 90% in Afrika. Aidswezen Aids en malaria zijn meer dan gezondheidsproblemen. Meer dan 15 miljoen Afrikaanse kinderen hebben door aids een of beide ouders verloren. De negatieve gevolgen voor de maatschappij en de economische ontwikkeling van de getroffen landen zijn enorm. Betaalbare medicijnen In de millenniumdoelen is vastgelegd dat regeringsleiders zich zullen inzetten om verdere verspreiding van deze ziekten tegen te gaan. Om deze doelstelling te realiseren zijn medicijnen van levensbelang. Bestaande medicijnen zijn voor de meeste mensen in Afrika onbetaalbaar. Hierdoor sterven onnodig miljoenen mensen. Condooms Dagelijks worden wereldwijd 14.000 nieuwe mensen geïnfecteerd door het hiv-virus. Om dit te voorkomen zijn goede voorlichting en beschikbaarheid van condooms noodzakelijk.
Millenniumdoel 7 Meer mensen leven in een duurzaam milieu in 2015 door het integreren van duurzame ontwikkeling in nationaal beleid en halvering van het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater. Voor 2020 zijn de levensomstandigheden van ten minste 140 miljoen bewoners van krottenwijken aanzienlijk verbeterd.
Ziek door vuil water Voldoende en schoon drinkwater ligt aan de basis van een goede gezondheid. Wereldwijd hebben meer dan een miljard mensen echter niet genoeg schoon drinkwater tot hun beschikking. Dit zorgt voor ernstige gezondheidsproblemen, zoals uitdroging en infecties. Jaarlijks overlijden er ongeveer 5 miljoen mensen aan ziekten die het gevolg zijn van vervuild drinkwater. In het zevende millenniumdoel is daarom vastgelegd dat het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater in 2015 gehalveerd moet zijn ten opzichte van 1990. Schone omgeving Armoedebestrijding gaat hand in hand met milieubescherming. Luchtvervuiling, ontbossing en uitputting van landbouwgrond zijn directe bedreigingen voor de levensomstandigheden en gezondheid van mensen. Een duurzaam milieubeleid is daarom van levensbelang. Minder mensen in sloppenwijken Wereldwijd leven ongeveer 900 miljoen mensen in sloppenwijken. In het zevende millenniumdoel is vastgelegd dat het aantal mensen dat in sloppenwijken woont omlaag moet, én dat de levensomstandigheden van de bewoners van krottenwijken verbeterd worden. Millenniumdoel 8 De eerste zeven millenniumdoelen gaan over het verbeteren van de situatie in ontwikkelingslanden. Het achtste millenniumdoel gaat over wat de rijke landen moeten doen of veranderen om de andere millenniumdoelen te kunnen realiseren. Voorbeelden zijn het maken van afspraken over goed bestuur, de ontwikkeling van een eerlijk handelssysteem en het vinden van een oplossing voor het schuldenvraagstuk. Coherent en ruimhartig Om de millenniumdoelen te kunnen realiseren moeten rijke landen zorgen dat hun beleid op andere terreinen geen tegengestelde effecten heeft. Ook is het belangrijk dat alle rijke landen zich houden aan de 0,7% norm die de Verenigde Naties hebben afgesproken. Dit betekent dat ieder land minstens 0,7% van het Bruto Nationaal Product uitgeeft aan ontwikkelingssamenwerking. Helaas zijn er maar weinig landen die zich aan deze afspraak houden. Eerlijke kans De liberalisering van de wereldmarkt heeft grote gevolgen voor lokale economieën. Handelsbarrières belemmeren in sommige gevallen de toegang van ontwikkelingslanden tot westerse markten. Om een gezonde en duurzame economie op te kunnen bouwen moeten ontwikkelingslanden een eerlijke kans krijgen. Een eerlijk handelssysteem is daarom onderdeel van het achtste millenniumdoel. Torenhoge schulden In het achtste millenniumdoel is ook vastgelegd dat er een oplossing moet komen voor de schuldencrisis. In een groot aantal arme landen wordt de economische en sociale ontwikkeling in de weg gestaan door torenhoge schulden. Deze landen hebben geld geleend van rijke landen, banken en internationale instellingen om grote projecten te kunnen realiseren. De aflossing van deze schulden drukt zwaar op het budget van
ontwikkelingslanden. Hierdoor blijft er niet voldoende geld over voor noodzakelijke investeringen in bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.