HET MODERNE TOONEEL IN SPANJE DOOR CORNELIUS CONIJN
B
IJ het beschouwen van het tooneelleven op het Iberische schiereiland moet men in de eerste plaats twee factoren in het oog houden, die grooten invloed op de ontwikkeling ervan uitoefenen en fundamenteele verschillen doen zien met het overige Europa. De eerste is het feit dat het artistieke leven bijna uitsluitend bloeit in de twee rivale hoofdsteden Barcelona en Madrid, die evenwaardig de belangrijke theatrale gebeurtenissen deelen, met uitzondering van de premières der Catellaansche stukken, welke alleen in Barcelona en de omliggende provinciesteden gaan en die, onder belangrijke politieke protectie staande, zich langzamerhand van alle tendenzen losmaken om tot nationaal-eigen en pure kunst uit te groeien. De tweede factor is de samenstelling der gezelschappen, waarbij een tiental belangrijke zijn, die speelstukken van litteraire kwaliteit en van het wereldrepertoire brengen en alle gevormd worden rond een of twee sterren (vaak de directeur en zijn vrouw, zooals men dat ook bij ons ziet). Zij hebben echter nooit een vaste schouwburgzaal, doch maken elk jaar opnieuw een beperkt repertoire met een steeds wisselende troep, waarmee, nadat de eerste maanden in de twee hoofdsteden is gespeeld, de provinciën wordt afgereisd. Dat dit systeem groote bezwaren met zich brengt ligt voor de hand, het doet afbreuk aan de homogeniteit van het samenspel en het bleek verder een ernstige bedreiging voor de jonge tooneelschrijfkunst. De auteurs die hun werk opgevoerd wilden zien moesten in de eerste plaats niet alleen met de smaak van het publiek rekening houden, doch ook er voor zorgen, dat noch groote rolbezitting noch kostbare monteering en ingewikkelde decors noodig waren. Zoo is het te verklaren dat in de laatste jaren van een zichzelf overlevend koningschap en de eerste, politiek troebele jaren der republiek weinig werd geproduceerd dat op belangstelling buiten de grenzen recht had, afgezien van de verwante en gelijksprakige Zuid-Amerikaansche staten, die door een uitwisseling van artiesten en regelmatige tournee's in nauw cultureel contact bleven met het land, dat velen nog steeds als het moederland beschouwen. Enkele groote en internationaal bekende theaterfiguren zooals Benavente en Unamuno en Palacio Valdes vielen hier natuurlijk buiten en deze meesters beheerschen ook heden nog de theaterliteratuur. Doch in den laatsten tijd is er een soort renaissance van het moderne Spaansche tooneel begonnen, waarvan in de komende jaren waarschijnlijk ook het buitenland nog profijt kan trekken. Ondersteund door intelligente en
242
HET MODERNE TOONEEL IN SPANJE
Q
talentvolle acteurs, gevoed door het curieuze werk van enkele jonge schrijvers (een typisch staal hiervan is het spel „Monsieur Pygmalion" van Jacinto Grau, door een Parijsch avant garde theater opgevoerd), lijkt het een natuurlijke reactie op de bedreiging van de cinema die sinds kort in Spanje nog ernstiger is geworden door het opleven van een nationale filmproductie. Het schijnt een logische wisselwerking te zijn, die men ook in anderelanden heeft kunnen waarnemen, deze verrassende en onverwachte opbloei van nieuwe ideeën en nieuwe talenten in het theater, een kunst die zoo oud bijna is als de geschiedenis van het menschdom en die, verre van door mechanische filmperfectie geïntimideerd te zijn, er nieuwe waarden tegenover gaat stellen, op een tijdstip dat de pessimisten reeds alle hoop verloren waanden. De jonge Spaansche auteurs hebben begrepen dat er nieuwe klanken van hen verwacht werden, trouwens sommigen der ouderen stemden ten volle toe dat hun inspiratie ten einde liep, zooals de groote filosoof en schrijver Miguel de Unamuno, die het ontroerend in een van zijn laatste werken uitdrukte, doelend op de recente revoluties en burgerkrijg: „Kinderen van Spanje, vergeeft ons! Wij zijn u niet op het rechte pad voorgegaan. Wij speelden, doch ons spel had ernstiger gevolgen dan de uwe, het eindigde in bloed en broedermoord. En niet eens allen berouwen het. Nu is het uw beurt te toonen wat gij wilt, wij geven ons gewonnen." En sommigen hebben op artistiek gebied hun beste pogingen getoond en met succes beloond gezien. De kwaliteit van het nieuw georiënteerde werk — dat alle intenties verwezenlijkt zouden zijn kan niemand verwachten doch de algemeene lijn is goed te volgen •— ligt voornamelijk hierin, dat de auteurs met hun onderwerpen, hun gedachte en intelligentie in het volle leven staan, als het ware temidden der toeschouwers, wars van alle steriele, hoog-intellectueele pogingen van voorgaande decenniën. Zij vreezen niet meer het hart te laten spreken, als het een sentiment van de gezonde soort is, zij willen niet meer originaliteit ten koste van alles, al moest daardoor aan de waarde van het werk worden te kort gedaan. Een terugkeer tot het naturalisme? Misschien, doch aan onze huidige psychologie aangepast en in elk geval als tijdverschijnsel teekenend. Doch naast dezen terugkeer tot het meer algemeen-menschelijke, met gangbare moraliteit en begrijpelijke karakters, in wie elkeen iets van zichzelf kan herkennen, van eigen illusies en eigen teleurstellingen, weten zij gebruik te maken van de hulpmiddelen der moderne techniek, die ongetwijfeld van die van de film heeft geleerd. De monologen, de theatertrucjes en de stereotiepe tweedeplansfiguren hebben afgedaan en de geijkte drieacter werd omgewerkt tot een reeks korte beelden waarbij de toeschouwer niet door noodelooze literaire uitwijdingen wordt vermoeid; zij weten de psychologische conflicten kort en duidelijk te belichten en hebben grondig het eerste theatergebod geleerd: het publiek steeds geboeid te houden.
D
HET MODERNE TOONEEL IN SPANJE
243
Er is in Spanje een scherp te trekken scheidingslijn tusschen het hoogstaand, beschaafd theaterspel en het volkstooneel, dat als zoodanig ook zeker typisch is doch geen internationale, algemeene kwaliteiten heeft. Het zijn grof-boertige kluchten en vooral de „zarzuela" is geliefd, een soort operette met veel gesproken tekst en grappige situaties. Deze liefde voor de komische situatie vindt men echter ook in het beschaafde theater en merkwaardig genoeg waren de eerste gemoderniseerde werken der jonge schrijvers blijspelen en lichte comedies. Deze werken zijn meestal zeer geestig en de gewaagde grappen van het Fransche boulevardstuk worden er zorgvuldig in vermeden. Aan dit genre moet in de eerste plaats de naam van den grooten acteur Casimiro Ortas worden verbonden, een bij uitstek populaire figuur, die men misschien zou kunnen vergelijken bij een Cor Ruys, verdriedubbeld met een de Bree en van Dalsum. Dat waarvoor deze namen in het Hollandsch tooneelleven staan geeft heel juist de waarde weer van deze Spaansche blijspelen, die telkens op hooger plan worden gebracht, ondanks de soms dolle en banale situaties. Een van zijn laatste creaties is het blijspel „Seviviya" van het bekende auteursduo Ramos de Castro en Carreno, wier tintelende geest en persoonlijkheid, hoewel typisch Spaansch, vergeleken kan worden bij dat andere beproefde — Fransche — schrijverspaar Robert de Flers en Caillavet. Van de vier grootste tooneelsuccessen van het seizoen komen er twee op rekening van den onbetwisten meester van het Spaansch theater, Jacinto Benavente, wiens werk ook in Hollandsche vertaling vaak werd opgevoerd. Men zou zijn positie met die van Henry Bernstein op het Parijsche tooneel kunnen vergelijken en evenals de laatste schiep hij een eigen genre, een eigen techniek en zelfs een eigen taal. Zijn meesterwerk is misschien het drama „Los Intereses Creados" een jeugdwerk van fantastische, dichterlijke inspiratie en andere van zijn grootste successen waren „Amor de amar" en „Los Malhechores del Bien". In zijn laatste zedenspel: „Herinneringen van een Madrileen", geeft hij een confrontatie van het ook hier in de mode zijnde 1900 tijdperk met het leven in Madrid en de jeugd van heden, waarin de groote opmerker en fijn-ironische beschrijver al zijn sprankelende verve kan laten gaan. Het conflict van het moderne en vrijgevochten jonge meisje, tegenover haar „ouderwetsche" omgeving die aan alle principes en vooroordeelen vasthoudt, die zij overwonnen waant en die toch in strijd raakt met de verwarde gevoelens van haar eigen hart, dat zich minder snel heeft weten aan te passen dan haar brein. Met tal van fijne trekjes wordt ons de achtergrond geteekend, het society leven in het Madrid van vroeger en nu, dat vooral sinds de vestiging van de republiek sterk evolueerde. Zijn andere comedie is getiteld „No jugueis con esas cosas", gevoegelijk te vertalen met „Speel niet met vuur". Het vuur is in dit geval de liefde en de huwelijksband. De schrijver, die zich in het eerstgenoemde stuk herinnerde,
244
HET MODERNE TOONEEL IN SPANJE
Q
dat zijn theaterdebuut nog vóór 1900 plaats vond en optrad als moralist van een ander tijdperk, moderniseert zich hier volkomen, en, als immer fijn opmerker, geeft hij uiting aan de meest genuanceerde en misschien onbewuste gevoelens van de huidige jeugd. Deze jonge lieden willen zich ontdoen van de banden der familie en het overwonnen standpunt van de slavenketenen der liefde. Doch niet ongestraft kan het individu probeeren den loop der sinds eeuwen vastgelegde lijnen te veranderen. Met een vaderlijken en vergevenden glimlach voert de auteur zijn personen naar het bevredigende einde. Enkele van de groote speelscènes geven de prachtige actrice die Carmen Diaz is volop gelegenheid tot hartstochtelijk en van leven doortrild spel. Een andere der meest vooraanstaande Spaansche actrices, Irene Lopez Heredia kreeg een gelijke kans in de comedie „La papirusa", die zij ook ten volle benutte. Alfonso Torrado is de auteur. Prachtig uitgewekt is in dit stuk de psychologie van de ouder wordende, steeds gevierde en nog schoone vrouw, die voor de eerste maal van haar leven zelf beminnen gaat en voelt dat het de laatste kans zal zijn. La papirusa is de Mexicaansche naam van een vlinder, die gegeven wordt aan een schoonheidsinstituut waarvan de heldin de leidster is, die dus in de galante kringen van de hoofdstad onder dien naam ook zelf bekend wordt. Doch het doet er niet toe of we meegevoerd worden naar de Ritz in Parijs of onder den strakken Mexicaanschen hemel, de milieuschildering en zelfs de intrige valt weg voor de soms lyrische vervoering van het innerlijk drama, dat steeds zuiver theater blijft. Ten laatste komt de Andalouzische comedie ,,Oro y Marfü", — Goud en Ivoor—van Quintero, een drama van familie en eergevoel in het lachend decor van Sevilla's patio's en ommuurde tuinen. Typisch Spaansch is deze comedie van opvatting en uitwerking en de dualiteit in het volkskarakter, half beschaafd Europeesch, half puur Arabisch met al het fatalisme van het Oosten, wordt scherp belicht. Voor het publiek komt er nog als extra charme de zang bij van het weeke, en zoetvloeiende Zuidelijke accent, die zelfs aan de meest heftige scènes iets sleepends geeft en een durende sfeer schept. Doch door een uitheemsch publiek zou dit stuk met zijn Zuidelijke mentaliteit waarschijnlijk niet worden begrepen. Nog moet de verdienstelijke opvoering worden genoemd van een klassiek werk van Lope de Vega, wiens driehonderdste sterfdag dit jaar wordt herdacht met de instudeering van het drama ,,E1 Caballero de Olmedo", in het eenige klassieke theater dat Spanje nog heeft, het „Espanol" te Madrid. In een lange reeks sobere en gestyleerde decors, snel te verwisselen op den neutalen achtergrond, die steeds dezelfde blijft, terwijl door een andere belichting of het verschuiven van een paneel de nieuwe omgeving wordt aangeduid, speelt zich het bewogen drama af van den Cavalier, wiens gecompliceerd en echt Spaansch karakter iets van Don Juan en Don Quichote heeft. Hij is de galante ridder en dichter, wiens leven telkens door mede-
LV
MARGARITA XIRGU EN ENRIQUE BORRAS IN „TIERRA BAJA" VAN JACINTO BENAVENTE
LVI
SLOTSCÈNE VAN HET HISTORISCH DRAMA „LA CORONA" VAN MANUEL AZUNA MET IRENE LOPEZ HEREDIA EN RAFAEL BARDEM (RECHTS) IN DE HOOFDROLLEN
CARMEN DIAZ IN DE TITELROL VAN „DONA ANA" VAN MIGUEL DE UNAMUNO
ANTONIA H E R R E R O IN HET DRAMA „MORENA CLARA" VAN JOSÉ MARIA PEMAN
D
HET MODERNE TOONEEL IN SPANJE
245
dingers wordt bedreigd tot hij ten laatste, na de hoogste liefdesvervoering te hebben gesmaakt, onder den degen van een verrader valt. Uiterst modern lijken de gedeelten van de persoonsverdubbeling, wanneer de Cavalier tegenover zijn eigen Ik komt te staan, die zijn bitterste vijand blijkt. Zoo ziet men telkens weer hoe zelfs de meest moderne pogingen terug te voeren zijn tot de klassieken, waaruit alle jonge generaties opnieuw kunnen putten en waarvan de meesten nog heel wat techniek zouden kunnen leeren. Er zijn meer namen en titels aan deze opsomming toe te voegen (ook wat het Catellaansch tooneel betreft, waarvan tenminste een veelbelovende eersteling „L'Huraca" — De Storm, van de schrijfster Carmen Monturiol — moet worden genoemd), doch de meesten dezer zijn het Hollandsch publiek uit den aard der zaak onbekend. Dit terrein is voor vertalers of directeuren die origineele werken zoeken een exploratie zeker waard, opdat ook wij in Holland iets meer te weten komen van dit laatste romantische land van Europa, dat zijn meest intieme gedachten openbaart in de tooneellitteratuur, die een trouwe afspiegeling geeft van het dagelijksch werk en leven.