Diplomalijnen
Loonadministratie Juridisch Personeel en Organisatie
Examen
Arbeidsrecht
Niveau
Vergelijkbaar met mbo 4
Versie
2-0
Geldig vanaf
01-11-2015
Vastgesteld op
februari 2014
Vastgesteld door
Bestuur Nederlandse Associatie voor Examinering
Veronderstelde voorkennis
Er is geen specifieke vooropleiding vereist
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen 1 Arbeidsovereenkomst/aanneming van werk/overeenkomst van opdracht 1.1 De kandidaat kan aangeven en toelichten de regels in de sollicitatiefase: o klachtenbehandeling o gelijke behandeling o medische keuring o identificatieplicht 1.2 De kandidaat kan de vereisten met betrekking tot de arbeidsovereenkomst toelichten: o persoonlijk verrichten van arbeid; o betaling van loon o gezagsverhouding o verrichten van arbeid gedurende zekere tijd 1.3 De kandidaat kan de overeenkomsten en verschillen aangeven en toelichten van de: o arbeidsovereenkomst o overeenkomst tot aanneming van werk o overeenkomst van opdracht 1.4 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder de flexibiliteit in de arbeidsrelatie. 1.5 De kandidaat kan de kenmerken aangeven van de: o freelancerovereenkomst o deeltijdovereenkomst o oproepovereenkomst o thuiswerkovereenkomst o detacheringsovereenkomst o uitzendovereenkomst o stageovereenkomst 1.6 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. 1.7 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang. 2 Arbeidsovereenkomst 2.1 De kandidaat kan bijzondere arbeidsverhoudingen herkennen ten aanzien van:
Nederlandse Associatie voor Examinering
K
B
T X
X
X
X X
X X
X
1
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen o minderjarigen o niet-Nederlanders o directeuren/grootaandeelhouders 2.2 De kandidaat kan aangeven welke verplichtingen de werkgever heeft met betrekking tot de schriftelijke vastlegging van arbeidsvoorwaarden. 2.3 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat een boetebeding is. 2.4 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat een concurrentiebeding is en aan welke vereisten een dergelijk beding moet voldoen. 2.5 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder een nonconcurrentiebeding (relatiebeding). 2.6 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat wordt verstaan onder een geheimhoudingsbeding. 2.7 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat een getuigschrift is. 2.8 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat de verplichtingen van de werkgever en de werknemer zijn. 3 Collectieve Arbeidsovereenkomst 3.1 De kandidaat kan aangeven wat onder een cao wordt verstaan. 3.2 De kandidaat kan vaststellen of er in bepaalde gevallen gebondenheid bestaat aan een cao, daarbij lettend op: o de arbeidsovereenkomst o de ondernemings-cao o de bedrijfstak-cao o de algemeen verbindend verklaarde cao 3.3 De kandidaat kan aangeven in welke gevallen van het bepaalde in een cao kan worden afgeweken. 3.4 De kandidaat kan omschrijven wat wordt verstaan onder: o normatieve bepalingen o diagonale bepalingen o obligatoire bepalingen 3.5 De kandidaat kan aangeven wat onder de algemeen verbindendverklaring van een cao wordt verstaan. 4 Loon en vakantie 4.1 De kandidaat kan aangeven welke bestanddelen tot het loon behoren. 4.2 De kandidaat kan herkennen in welke gevallen er sprake is van ongeoorloofde loonvormen. 4.3 De kandidaat kan omschrijven wanneer loonvorderingen ontstaan en op welke wijze een vordering kan plaatsvinden. 4.4 De kandidaat kan in hoofdlijnen aangeven wat de volgende verlofregelingen inhouden ingevolge de Wet Arbeid en Zorg: o zwangerschaps- en bevallingsverlof o adoptieverlof o pleegouderverlof o calamiteiten- en ander kort verzuimverlof o kraamverlof o kortdurend zorgverlof o langdurend zorgverlof o ouderschapsverlof 4.5 De kandidaat kan toelichten wat onder de levensloopregeling wordt verstaan. 4.6 De kandidaat kan aangeven en toelichten wanneer wel en wanneer niet een aanspraak bestaat op loon en op vakantie. 4.7.1 De kandidaat kan aangeven welke rechten een werknemer heeft ten aanzien van wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen. 4.7.2 De kandidaat kan aangeven welke vervaltermijnen bestaan ten aanzien van
Nederlandse Associatie voor Examinering
K
B
T
X X X X X X X
X X
X X
X
X X X X
X X X X
2
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen opgebouwde vakantiedagen. 4.8 De kandidaat kan aangeven en toelichten wanneer vakantiedagen kunnen worden uitbetaald. 4.9 De kandidaat kan toelichten wat onder loonbeslag wordt verstaan. 4.10 De kandidaat kan aangeven welke vorderingen van de werkgever met het loon verrekend kunnen worden. 5 Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd/onbepaalde tijd 5.1 De kandidaat kan het onderscheid toelichten tussen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd. 5.2 De kandidaat kan de consequenties van dit onderscheid aangeven ten aanzien van: o opzegging o opzegtermijn o beëindiging o arbeidsongeschiktheid o relatie met cao o tussentijds opzeggen o opeenvolgende arbeidsovereenkomsten o proeftijd o concurrentiebeding 5.3 De kandidaat kan aangeven wat wordt verstaan onder de ketenbepaling. 5.4 De kandidaat kan de arbeidsvoorwaarden bij opeenvolgende arbeidsovereenkomsten toelichten. 6 Proeftijd 6.1 De kandidaat kan de vereisten, tijdsduur en beëindiging van de proeftijd toelichten. 6.2 De kandidaat kan aangeven wat onder een ijzeren proeftijd wordt verstaan. 6.3 De kandidaat kan toelichten wanneer opnieuw een proeftijd kan worden aangegaan. 7 Einde van de arbeidsovereenkomst 7.1 De kandidaat kan kenmerken omschrijven en toelichten van: o beëindiging van rechtswege o beëindiging in de proeftijd o ontslag op staande voet o wederzijds goedvinden o ontbinding door de kantonrechter o ontbinding wegens wanprestatie o overlijden van de werkgever o overlijden van de werknemer o pensionering
7.2
K
B
X X X
X X
X X
X X X
X
De kandidaat kan de volgende begrippen toelichten: o dringende reden o persoonlijke redenen o wettelijke opzegtermijn o onregelmatig ontslag o schadeplichtig ontslag o vernietigbaar ontslag o herstel dienstbetrekking o afvloeiingsregeling o afkoopsom o disciplinaire maatregelen De kandidaat kan aangeven dat de arbeidsovereenkomst bij overgang van
Nederlandse Associatie voor Examinering
T
X
3
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen ondernemingen in stand blijft. 7.3 De kandidaat kan aangeven in welke gevallen de ontslagroute via UWV dient te lopen. 7.4 De kandidaat kan aangeven wanneer het verzoek tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de kantonrechter dient te worden gericht. 7.5 De kandidaat kan het afspiegelingsbeginsel bij ontslag via UWV toelichten. 7.6 De kandidaat kan toelichten wanneer recht op een transitievergoeding ontstaat. 7.7 De kandidaat kan aangeven wat wordt verstaan onder transitievergoeding. 7.8 De kandidaat kan de hoogte en de besteding van de transitievergoeding aangeven. 7.9 De kandidaat kan omschrijven wat onder een collectief ontslag wordt verstaan. 8 Opzegverboden 8.1 De kandidaat kan aangeven wanneer opzegging vernietigbaar is, namelijk: o tijdens ziekte o bij zwangerschap en wegens bevalling o tijdens (buitenlandse) militaire dienst o voor werknemersvertegenwoordigers o wegens vakbondslidmaatschap/vakbondsactiviteiten o wegens politiek verlof o wegens ouderschapsverlof o wegens overgang van onderneming o wegens strijdigheid met gelijke behandelingswetgeving 8.2 De kandidaat kan aangeven binnen welke termijn een beroep op nietigheid in verband met beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet worden gedaan. 8.3 De kandidaat kan de beëindigingsovereenkomst toelichten. 8.4 De kandidaat kan aangeven welke mogelijkheden bestaan bij opzegging van opeenvolgende tijdelijke contracten. 9 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 9.1 De kandidaat kan aangeven wanneer het minimumloon van toepassing is. 9.2 De kandidaat kan aangeven wanneer de minimumvakantiebijslag moet worden uitbetaald. 10 Diverse bepalingen 10.1 De kandidaat kan aangeven en toelichten wat de verplichtingen van de werkgever zijn ten aanzien van: o arbeidsduur en arbeidstijden o recht op aanpassing van de arbeidsduur o bedrijfsongevallen o beroepsziekten 10.2 De kandidaat kan aangeven wat de aansprakelijkheid van de werkgever inhoudt. 10.3 De kandidaat kan de essentiële elementen in een pensioenregeling herkennen. 10.3.1 De kandidaat kan verklaren wat onder pensioengrondslag wordt verstaan. 10.3.2 De kandidaat kan het percentage bij pensioenopbouw toelichten. 10.4 De kandidaat kan aangeven wat er bij het einde van het dienstverband met opgebouwde pensioenrechten moet gebeuren. 10.5 De kandidaat kan aangeven wanneer in een onderneming een ondernemingsraad moet worden ingesteld. 11 Arbeidsprocesrecht
Nederlandse Associatie voor Examinering
K
B
T X X X X
X X X
X
X
X X
X X
X
X X X X X X
4
Eindtermen en toetstermen *) = zie toelichting K= Kennisvragen B= Begripsvragen T= Toepassingsvragen 11.1 De kandidaat kan de procedure bij de rechter omschrijven. 11.2 De kandidaat kan aangeven en toelichten in welke gevallen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst toestemming van UWV noodzakelijk is. 11.3 De kandidaat kan aangeven wanneer een procedure voor het College voor de rechten van de mens kan worden gevolgd.
Nederlandse Associatie voor Examinering
K
B
T X X X
5