Be st emming s plan Leerpa rk Dra ch t en (R OC Frie se Poo rt )
Be st emming s plan Leerpa rk Dra ch t en (R OC Frie se Poo rt )
Inhoud
Toelichting + bijlagen Regels Verbeelding
17 december 2013 Projectnummer 232.00.05.40.00
T o e l i c h t i n g
232.00.05.40.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
5
2
Planbeschrijving
7
3
Beleidskader
11
3.1
Rijksbeleid
11
3.2
Provinciaal beleid
11
3.3
Gemeentelijk beleid
14
4
5
6
Planologische randvoorwaarden
17
4.1
Bodem
17
4.2
Luchtkwaliteit
17
4.3
Water
19
4.4
Hinder van bedrijven
21
4.5
Externe veiligheid
21
4.6
Geluidhinder
22
4.7
Ecologie
24
4.8
Archeologie
28
4.9
Cultuurhistorie
29
Toelichting op de bestemmingen
31
5.1
Inleiding
31
5.2
Plansystematiek
31
5.3
Bestemmingen
32
Uitvoerbaarheid
33
6.1
Economische uitvoerbaarheid
33
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
33
Bijlagen
232.00.05.40.00.toe
1
I n l e i d i n g
Dit bestemmingsplan betreft de ontwikkeling van de schoolcampus ROC Friese
Poort. De schoolcampus van ROC Friese Poort maakt deel uit van het Leerpark Drachten, de verzamelnaam voor alle scholen in het gebied Splitting, Raai, Leidijk. Ook op dit moment ligt op deze locatie een deel van de schoolgebouwen van ROC Friese Poort. De bestaande gebouwen zullen worden vervangen door nieuwbouw of worden gerenoveerd. Een deel van de werkzaamheden die leiden tot de toekomstige schoolcampus, heeft al plaatsgevonden. Zo is het nieuwe schoolgebouw voor opleidingen op het gebied van Kunst en Cultuur al opgeleverd en in gebruik en is het techniekgebouw in aanbouw. Voor de afdeling Zorg en Welzijn, dat op dit moment nog elders in Drachten is gevestigd, zal een nieuw gebouw worden gerealiseerd op de schoolcampus. Het nieuwe gebouw voor Zorg en Welzijn past niet binnen de geldende planologische kaders (zie ook paragraaf 3.3). Om de ontwikkeling toch planologisch mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1. Ligging plangebied (Bron: Bing Maps, 2013)
Het plangebied is afgebeeld op de luchtfoto in figuur 1. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Raai, aan de zuidzijde aan de Splitting, aan de westzijde aan de Leidijk en aan de oostzijde aan een ander schoolterrein.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
5
Leeswijzer De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat in op de toekomstige situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleidskader op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de planologische randvoorwaarden waar bij de planontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de bij het plan behorende planregels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
6
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
2
P l a n b e s c h r i j v i n g
De schoolcampus ROC Friese Poort maakt deel uit van het Leerpark dat in het
oosten van Drachten ligt. Hier bevindt zich een groot aantal schoolgebouwen en voorzieningen gelieerd aan verschillende onderwijsinstellingen. Het westelijke deel van het Leerpark is in gebruik door ROC Friese Poort. De ontwikkelingen op de campus zijn al volop gaande. In figuur 2 is het eindbeeld (volgens het Masterplan Friese Poort) van de te realiseren schoolcampus weergegeven. Hierop zijn de vier gebouwen weergegeven. A:
Het gebouw voor de opleidingen Kunst, Media en Cultuur. Dit complex van gebouwen is inmiddels in gebruik.
B:
Het gebouw voor de Techniekopleidingen. Dit schoolgebouw wordt momenteel gebouwd.
C:
Het gebouw voor de opleidingen Zorg en Welzijn. Dit gebouw wordt door middel van het voorliggende bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt.
D:
Het gebouw voor de opleidingen Economie en Horeca.
Overigens kan de indeling voor de verschillende opleidingen in de toekomst nog wijzigingen.
Figuur 2. Toekomstige inrichting plangebied (Bron: website ROC Friese Poort)
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
7
De gebouwen A tot en met C zijn nieuwbouw. Voor gebouw D wordt in belangrijke mate uitgegaan van renovatie. Om gebouw C, voor de opleidingen in Zorg en Welzijn, te realiseren, zal eerst een gedeelte van de bestaande bebouwing van de school worden gesloopt. Naast de nieuwe schoolgebouwen wordt ook het terrein opnieuw ingericht. Rondom de gebouwen zal de inrichting vooral een groen karakter krijgen, bestaande uit gras en bomen. Parkeren In de huidige situatie zijn er ten behoeve van parkeren voor het ROC 175 parkeerplaatsen beschikbaar op het eigen terrein. Het parkeren is verspreid over meerdere terreinen en er is geen doorkoppeling naar de terreinen onderling. Het gebruik is daarmee niet optimaal. In de eindsituatie worden er voor het ROC 290 parkeerplaatsen aangelegd. In vergelijking met de huidige situatie is dat een plus van 115 parkeerplaatsen. De ROC heeft op basis van ervaringscijfers deze aantallen onderbouwd. De berekening waarop dit aantal parkeerplaatsen is gebaseerd is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. Daarnaast is er een doorkoppeling naar het parkeerterrein van de sporthal en het Liudger. Hiermee kan er overloop plaatsvinden, mocht dit nodig zijn. In de notitie met betrekking tot het parkeren is gebruik gemaakt van de (oude) parkeerkencijfers van het CROW. In deze berekening is uitgangspunt het aantal leslokalen en hieraan is een parkeerkencijfer gekoppeld. In de berekening gebruik makende van de ervaringscijfers komt het aantal benodigde parkeerplaatsen uit op 308. In oktober 2012 is er een nieuwe publicatie verschenen van de CROW: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317. In deze publicatie is het uitgangspunt voor het berekenen van de parkeerbehoefte het aantal leerlingen. Het parkeerkencijfer behorende bij een ROC, matig stedelijk, liggend in rest bebouwde kom, is maximaal 6,8 parkeerplaats per 100 leerlingen. De school heeft aangegeven in de toekomst 3500 ingeschreven leerlingen te verwachten. Uitgaande van deze kencijfers is de parkeerbehoefte van de school 3500/100 leerlingen x 6,8 parkeerplaatsen = 238 parkeerplaatsen. De aanleg van 290 parkeerplaatsen voorziet ruimschoots in deze parkeerbehoefte. Bij de herinrichting van het terrein wordt nieuwe parkeergelegenheid gerealiseerd. Parkeren vindt plaats in een enigszins verdiepte parkeerplaats, die ruimte biedt aan ruim 290 parkeerplaatsen en bereikbaar is vanaf de Splitting. Daarnaast is er onder de overkapping ruimte voor het stallen van fietsen en scooters. Over de parkeerplaatsen heen zal (gedeeltelijk) een dek worden aangelegd, zodat de parkeerplaatsen van de campusstrip onzichtbaar zijn. Tevens dient dit dek als ontmoetingsplek voor studenten.
8
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
Figuur 3. Ontsluiting en parkeren auto’s
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
9
3
B e l e i d s k a d e r
3.1
Rijksbeleid De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Met deze structuurvisie gooit het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk richt zich op drie doelen: Nederland concurrerend, bereikbaar en leefbaar maken: -
het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
-
het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Om deze doelen te bereiken, kiest het Rijk voor een selectievere inzet op dertien nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ruimtelijke ordening komt zo dichter bij burgers en bedrijven. Doordat het Rijk meer overlaat aan gemeenten en provincies, komen burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk gaat ervan uit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Waar het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen, gaat het Rijk ervan uit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Geen van de nationale belangen speelt echter een rol bij het voorliggende bestemmingsplan. Het plan is daarmee niet in strijd met het rijksbeleid zoals dat is geformuleerd in de SVIR.
3.2
Provinciaal beleid Streekplan Fryslân 2007 Op 13 december 2006 is het Streekplan Fryslân 2007 ‘Om de kwaliteit van de Romte’ door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Dit integraal-ruimtelijke beleidsplan heeft betrekking op de periode 2006 - 2016.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
11
Figuur 4. Detail Streekplan Fryslân (Bron: provincie Fryslân)
Uitgangspunt van de provincie voor hun ontwikkelingsgerichte tweeledige ruimtelijke beleid is een ondeelbaar Fryslân met ruimtelijke kwaliteit. Een ondeelbaar Fryslân benadrukt dat stad en platteland elkaar nodig hebben en elkaar ondersteunen. Een Fryslân met ruimtelijke kwaliteit benadrukt het bovenlokale belang bij het in stand houden en verdere ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteiten van Fryslân. Op die manier wil de provincie een economisch sterk en tegelijkertijd mooi Fryslân creëren. Er wordt ingezet op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat in alle ruimtelijke plannen expliciet aandacht moet worden besteed aan de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde. De provincie streeft na waar mogelijk zaken op lokaal niveau te regelen, maar waar dat nodig is deze op provinciaal niveau op te pakken.
12
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
Steden Leefbare steden en een vitaal en aantrekkelijk platteland versterken elkaar wanneer ze elkaar aanvullen. Daarom wordt gekozen voor concentratie van verstedelijking in stedelijke gebieden. Wat betreft het platteland moet de vitaliteit en leefbaarheid bewaard blijven, met werk en voorzieningen die passen bij de aard en schaal van het gebied. De verstedelijking dient geconcentreerd te worden in de stedelijke bundelingsgebieden, vooral in de economische kernzones (A7-zone en Westergozone), en hierbinnen ook bij voorkeur in de grotere kernen om corridorvorming te voorkomen. Door de provincie is een aantal stedelijke centra genoemd die samen het stedelijk netwerk van Fryslân vormen: Leeuwarden, Drachten, Heerenveen, Sneek, Harlingen en Dokkum. De stedelijke centra dienen elkaar onderling aan te vullen. Ze hebben een functie in het vestigen van (inter)nationaal georiënteerde bedrijvigheid, het scheppen van een prettig woonklimaat en het bieden van voldoende voorzieningen. In de stedelijke centra is ruimte voor lokale tot bovenregionale voorzieningen. Onderwijsinstellingen van een grotere schaal passen daarbinnen. Om de leefbaarheid in stedelijke centra te verhogen is variatie het devies op stedelijk en wijkniveau. Dit komt tot uitdrukking in: -
het streven naar een evenwichtige bevolking- en huishoudensamenstelling door een meer gevarieerd en gedifferentieerd woningaanbod (voornamelijk ook aanbod in het hogere segment creëren);
-
het bijdragen aan een structureel lagere werkloosheid en een hoog voorzieningenniveau door een ruimtelijke concentratie hiervan;
-
voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid op alle niveaus, vooral verbeteren van de kennisinfrastructuur zodat afgestudeerden kunnen worden gebonden aan de stad;
-
het vergemakkelijken van de combinatie arbeid en zorgtaken.
Verordening Romte Fryslân Op 15 juni 2011 hebben Provinciale Staten van Fryslân de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Door middel van deze verordening vindt de vertaalslag plaats van het beleid zoals dat is opgenomen in het Streekplan Fryslân 2007, die nu de status van structuurvisie heeft, naar algemeen geldende regels. In de Verordening Romte Fryslân wordt uitgegaan van bundeling van stedelijke functies. Om te voorkomen dat in het landelijk gebied verdere verstedelijking plaatsvindt, worden stedelijke functies geconcentreerd in het bestaand stedelijk gebied. De voorkeur gaat steeds uit naar herstructurering, transformatie of intensivering voordat gekeken wordt naar uitbreidingen buiten het bestaand stedelijk gebied. Het voorliggende plan betreft een herstructurering binnen het bestaand stedelijk gebied en sluit hiermee goed aan op het gewenste beleid van de provincie Fryslân.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
13
Figuur 5. Bestaand stedelijk gebied (Bron: Verordening Romte Fryslân)
3.3
Gemeentelijk beleid Geldende bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan is bestemmingsplan De Wiken – De Venen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 1 juni 2010. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd voor ‘Maatschappelijk - 1’. Deze gronden zijn bestemd voor: -
levensbeschouwelijke voorzieningen;
-
medische en sociaal-medische voorzieningen;
-
educatieve voorzieningen en bijbehorende sportvelden;
-
voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening.
Qua functie passen de nieuwe schoolgebouwen binnen de bestemming. De nieuwe gebouwen zijn echter deels geprojecteerd buiten het bestaande bouwvlak. Er wordt een maximale bouwhoogte van 17 meter geboden ten behoeve van ondergeschikte (bouw)delen om zo een toekomstbestendig kader neer te leggen voor de komende 10 jaar.
14
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
Figuur 6. Fragment verbeelding bestemmingsplan De Wiken - De Venen
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
15
4
P l a n o l o g i s c h e r a n d v o o r w a a r d e n
4.1
Bodem In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting op een be-
KADER
stemmingsplan inzicht moet worden verkregen over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht moet worden verkregen in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is een onderdeel van de onderzoeksverplichting van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem waarvan de milieuhygiënische kwaliteit onvoldoende is met een hiervoor gevoelige bestemming worden voorkomen. Om na te gaan of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem toereikend is
ONDERZOEK
voor de beoogde functie, heeft een bodemonderzoek plaatsgevonden. De uitkomsten van het bodemonderzoek zijn opgenomen in het rapport: ‘Verkennend bodemonderzoek conform de NEN5740 Locatie ROC Friese Poort, Leidijk 49 te Drachten’ (Grontmij, 28 februari 2013). Hoewel er in het onderzoek op een aantal plaatsen waarden zijn aangetroffen die de achtergrondwaarden overschrijden, zijn die overschrijdingen niet zo hoog dat er een ander onderzoek noodzakelijk is. Op basis van het verrichte onderzoek wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de onderzochte bodem geen belemmering vormt voor de voorgenomen herinrichting en de bouwplannen. Vanuit het oogpunt van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem mag het
CONCLUSIE
plan uitvoerbaar worden geacht.
4.2
Luchtkwaliteit Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
17
NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. Het plan biedt de mogelijkheid om een schoolcampus te realiseren. In de publicatie ‘ASVV 2012, aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom’ (CROW, 2012) staan kengetallen voor verkeersgeneratie. De verkeersgeneratie behorende bij een ROC is maximaal 16,4 bewegingen per 100 leerlingen op basis van de kengetallen. Voor 3500 ingeschreven leerlingen betekent dit 3500/100 x 16,4 = 574 verkeersbewegingen. Een groot deel van de nieuwe schoolfuncties bevindt zich ook in de huidige situatie al op deze locatie. Dus de feitelijke toename van het aantal verkeersbewegingen zal aanzienlijk lager liggen dan 574 verkeersbewegingen.
NIBM-TOOL
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool (oktober 2012) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
18
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
Figuur 7. Berekening met de nibm-tool
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven en het plan voldoet aan het gestelde in de Wet milieubeheer.
4.3
Water Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmings-
KADER
plannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ‘het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’. De voorgenomen ontwikkelingen voor het Leerpark zijn voorgelegd aan Wet-
ONDERZOEK
terskip Fryslân. Het Wetterskip heeft op de plannen gereageerd met een wateradvies (d.d. 12 juni 2013). Om de waterbelangen te waarborgen zal er nader overleg worden gevoerd tussen de gemeente en het Wetterskip. In het wateradvies gaat Wetterskip Fryslân in op een aantal algemene uitgangspunten die zij hanteren bij nieuwe ontwikkelingen. Compensatie verharding Bij een toename van verhard oppervlak van meer dan 200 m² dient er compensatie plaats te vinden door de aanleg van oppervlaktewater als waterberging.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
19
Voorliggende ontwikkeling maakt deel uit van een complex met meerdere scholen waar op diverse plaatsen nieuwbouw plaatsvindt. In het kader van deze bouwplannen en de bijbehorende toename van verharding, worden er ook waterpartijen aangelegd die dienen als compensatie voor de toename van het verharde oppervlak. Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan wordt geen nieuw water gerealiseerd, maar de waterpartijen die op de aangrenzende terreinen worden gerealiseerd zijn van voldoende omvang om als compensatie te dienen. De precieze invulling hiervan wordt, in overleg met Wetterskip Fryslân, nog nader uitgewerkt. Drooglegging Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. Wetterskip Fryslân adviseert voor bebouwing met kruiruimte een drooglegging van 1,10 meter en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70 gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Dit geldt ook voor de te realiseren verharding. Het plangebied ligt in een pielgebied met een vast peil van +0.80 m NAP. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de NAP +1.55 en de NAP +2.00 m. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de droogleggingsnorm. Afvalwater- en regenwatersysteem Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In het voorliggende geval kan het hemelwater dat van het verhard oppervlak afkomstig is, onder voorwaarden worden geloosd op het oppervlaktewater. Waterkwaliteit Om een goede waterkwaliteit te realiseren moet voorkomen worden dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terechtkomen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Tevens dient gebouwd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. Wanneer rekening wordt gehouden met de door het Wetterskip Fryslân aangegeven uitgangspunten, geeft Wetterskip Fryslân een positief wateradvies ten aanzien van de ontwikkelingen voor het Leerpark. Dit zal in de nadere uitwerking van het plan worden meegenomen. CONCLUSIE
Vanuit het oogpunt van de waterhuishouding mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
20
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
4.4
Hinder van bedrijven Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving
KADER
van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk. In de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd, zowel voor bedrijven als maatschappelijke instellingen als scholen en sportvoorzieningen. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. Er dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies. De vernieuwde schoolcampus maakt deel uit van het Leerpark Drachten, waar
ONDERZOEK
diverse scholen aanwezig zijn. Voor scholen geldt op basis van ‘Bedrijven en milieuzonering’ een richtstafstand van 30 meter. Hoewel de richtafstand van 30 meter vanaf het schoolterrein tot de gevels van gevoelige functies van derden, zoals woningen, niet overal gehaald wordt, ontstaat er als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan geen verslechtering. De schoolgebouwen zullen niet op kortere afstand van de woningen worden gebouwd dan nu het geval is. Vanuit het oogpunt van hinder van bedrijven mag het bestemmingsplan uit-
CONCLUSIE
voerbaar worden geacht.
4.5
Externe veiligheid Externe veiligheid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger,
KADER
door het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door: -
het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
-
het transport van gevaarlijke stoffen (wegen, buisleidingen, waterwegen en spoorwegen);
-
het gebruik van luchthavens.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
21
Figuur 8. Fragment risicokaart (plangebied groen omkaderd) ONDERZOEK
Om na te gaan of er belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. In figuur 8 is een uitsnede van de kaart weergegeven. Uit de kaart blijkt dat binnen of buiten het bestemmingsplan geen risicobronnen aanwezig zijn waarvan de risicocontouren of de invloedsgebieden over het plangebied lopen. De dichtstbijzijnde risicobron is de opslag van chloorbleekloog van de sportschool op de Zuidkade 53. De afstand tot het Leerpark bedraagt meer dan 500 meter. De opslag vormt daarmee geen risico voor het scholencomplex. Er is geen sprake van hogedruk aardgastransportleidingen of routes voor het transport van gevaarlijke stoffen. De wet- en regelgeving betreffende externe veiligheid heeft dan ook geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
CONCLUSIE
Vanuit het oogpunt van externe veiligheid mag het bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht.
4.6
Geluidhinder KADER
De Wet geluidhinder (Wgh) dateert van 16 februari 1979 en is sindsdien middels verschillende wetten diverse keren gewijzigd.
22
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
In de Wgh is bepaald dat elke weg een zone heeft, waarbinnen onderzoek naar de geluidbelasting aan de gevels van nieuw te bouwen woningen en gebouwen ten behoeve van andere geluidgevoelige functies plaats moet vinden. Een uitzondering geldt voor: -
wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.
Wanneer binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, waaronder ook scholen, worden gebouwd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan. Het plangebied ligt tussen drie verschillende wegen. Aan de noordzijde is dit de Raai (maximumsnelheid 30 km/uur), aan de westzijde de Leidijk (maximumsnelheid 30 km/uur) en aan de zuidzijde de Splitting (maximumsnelheid 50 km/uur). De Raai en de Leidijk hebben geen zone in het kader van de Wet geluidhinder. De Splitting heeft wel een zone. Het bestemmingsplan maakt de nieuwbouw van het schoolcomplex mogelijk. Een deel van deze ontwikkelingen zijn al gaande en worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het gebouw dat de opleidingen Zorg en Welzijn zal gaan huisvesten is echter een ontwikkeling die nog niet mogelijk was op basis van het vigerende bestemmingsplan en waarbij het bouwvlak dichter naar de Splitting is komen te liggen dan in de bestaande situatie het geval was. Om die reden is hiervoor een akoestische berekening met Standaard Rekenmethode I uitgevoerd. Het rekenblad is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting. Zoals gezegd is, is voor het plangebied alleen de Splitting van belang voor het
ONDERZOEK
aspect geluidhinder. Hier zijn in 2013 verkeerstellingen uitgevoerd, op het gedeelte tussen de Zuiderdwarsvaart en de Helling. Dit is dichtbij het plangebied. Deze gegevens zijn daarom als uitgangspunt voor de berekeningen genomen. Dit zijn de uitgangspunten: -
Verkeersintensiteit 2013
10103 mvt/etmaal
-
Jaarlijkse autonome toename van het verkeer
1,0%
-
Totale groei van het verkeer 2013-2023
10,4%
-
Toekomstige verkeersintensiteit 2023
11154 mvt/etmaal
-
Uurintensiteit: - Dagperiode
6,5%
- Avondperiode
4,1%
- Nachtperiode (maatgevende periode)
0,70%
-
Verkeerssnelheid
50 km/uur
-
Wegverharding
dicht asfaltbeton (referentiewegdek)
Voor wat betreft de verkeerssamenstelling zijn de percentages gehanteerd die in de hiernavolgende tabel zijn weergegeven. Deze cijfers zijn gebaseerd op de gehouden tellingen.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
23
Tabel 1. Gemiddelde verkeersintensiteit per dag-, avond- en nachtperiode Verdeling
Dagperiode
Avondperiode
Nachtperiode
(07-19 uur)
(19-23 uur)
(23-07 uur)
Lichte motorvoertuigen (%)
89,0
92,0
88,0
Middelzware motorvoertuigen (%)
8,0
5,0
6,0
Zware motorvoertuigen (%)
3,0
3,0
6,0
De berekening van de geluidbelasting heeft plaatsgevonden door middel van een Standaard Rekenmethode 1 (SRM 1) berekening. Met deze methode is de geluidcontour rondom de Splitting berekend, zoals deze in het vrije veld is. Opgemerkt dient te worden dat er sprake is van een conservatieve benadering. De school komt namelijk niet rechtstreeks aan de Splitting te liggen, maar hiertussen bevinden zich andere gebouwen, waardoor sprake is van afscherming van de geluidsbelasting op de school. De geluidberekening is als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan opgenomen. De geluidbelasting op de gevel bedraagt op basis van de berekening 46 dB. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. CONCLUSIE
Aangezien de geluidbelasting op de gevel van de nieuw te realiseren school op basis van de uitgevoerde berekening 46 dB zal bedragen en daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, zijn er vanuit het oogpunt van geluidhinder geen belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging. Vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
4.7
Ecologie Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden door middel van een inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het plangebied is daartoe in 2013 vijfmaal bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De uitkomsten van het onderzoek zijn opgenomen in het ‘Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten’, dat als bijlage 4 bij deze toelichting is gevoegd.
Figuur 9. Aanzicht schoolgebouw vanaf de Leidijk (20 maart 2013)
24
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
Het plangebied ligt in de kern van Drachten en is voor een groot deel be-
TERREINOMSTANDIGHEDEN
bouwd. Aan de zuidzijde is recent een nieuw gebouw in gebruik genomen en ernaast is in 2013 een nieuw gebouw gerealiseerd. Aan de noordzijde is een schoolgebouw aanwezig, dat is opgetrokken uit gevels van baksteen en gevels met grotere raampartijen en kunststof beplating. Deze bebouwing heeft een plat dak. Langs de Leidijk staan in het gazon een aantal grotere bomen. Verder zijn er verspreid over het terrein groenvoorzieningen met voornamelijk struiken aanwezig. Aan de oostzijde ligt een sloot. Soortbescherming Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het
FLORA- EN FAUNAWET
soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime (vallen zowel onder het middelzware als het strenge beschermingsregime). Uit de informatie van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF uitvoerpor-
INVENTARISATIE
taal geraadpleegd op 17-03-2013) blijkt dat binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied slechts zeer weinig waarnemingen van flora en fauna zijn geregistreerd. De geregistreerde waarnemingen uit de NDFF hebben betrekking op vogels. Op basis van het veldbezoek is gebleken dat het onderzoeksgebied een beperkte natuurwaarde heeft. Desalniettemin komen in en direct rond het plangebied beschermde soorten voor. Zo zijn tijdens het veldbezoek verschillende vogelsoorten binnen het plangebied waargenomen. Vogels zullen onder meer in de groenvoorzieningen (o.a. merel en houtduif) en in en langs de sloot (o.a. meerkoet en wilde eend) tot broeden komen. Alle vogelsoorten zijn streng beschermd. Nestplaatsen van vogels waarvan de nestplaats jaarrond is beschermd worden niet binnen het plangebied verwacht. Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen nesten van broedvogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Om een verbodsovertreding te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. De Floraen faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
25
vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. Ten aanzien van andere diersoorten kunnen als gevolg van de werkzaamheden verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Vleermuizen Om de waarde van het plangebied voor vleermuizen te bepalen, heeft een aanvullend onderzoek naar vleermuizen plaatsgevonden. Om de aanwezigheid van een verblijfplaats in de bebouwing uit te sluiten dan wel aan te tonen, zijn conform het vleermuisprotocol 1 dat is ontwikkeld door het Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging in overleg met de Dienst Landelijk Gebied en de Gegevensautoriteit Natuur, vier inventarisaties uitgevoerd in de periode juni tot en met oktober 2013. Tijdens de inventarisaties zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen binnen het plangebied aangetroffen. Op basis van de waarnemingen komt wel naar voren dat in de directe omgeving van het plangebied verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis aanwezig zijn. Binnen het plangebied wordt rond opgaande beplanting gefoerageerd door gewone en ruige dwergvleermuis. Gezien de mate van aanwezigheid van foeragerende dieren binnen het plangebied en de omvang van potentieel foerageergebied in de omgeving voor deze soorten, wordt geconstateerd dat het plangebied geen hoogwaardig foerageergebied vormt voor vleermuizen. Ook lopen er geen belangrijke vliegroutes door of langs het plangebied. EFFECTEN
Als gevolg van de ontwikkelingen zal de functie van het plangebied als foerageergebied veranderen, maar niet als zodanig verloren gaan. De toekomstige waarde van het plangebied hangt sterk af van de nieuwe inrichting. Op voorhand worden geen negatieve effecten op in de omgeving verblijvende vleermuispopulaties verwacht. Op basis van de veldbezoeken is een goed beeld van de soortengroep vleermuizen ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden geen verbodsovertredingen verwacht. Gebiedsbescherming
NATUURBESCHERMINGSWET
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden.
1998
Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermings-
1
26
http://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
wet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van be-
ECOLOGISCHE
staande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en
HOOFDSTRUCTUUR
vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en is voor de provincie Fryslân uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007 de Verordening Romte Fryslân (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid). Vanuit het Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân wordt buiten
NATUUR BUITEN DE EHS
de EHS bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande natuurgebieden en natuurwaarden in agrarisch gebied. Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen
INVENTARISATIE
op geruime afstand van het plangebied. Het meest nabij gelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Wijnjeterper Schar dat gelegen is op een afstand van ongeveer 5 kilometer ten zuidoosten van het plangebied. Het plangebied heeft geen betrekking op gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur of bestaande natuurgebieden buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Dergelijke gebieden liggen eveneens op een geruime afstand tot het plangebied. Gezien de terreinomstandigheden, de aard van het plan en ligging van het
EFFECTEN
plangebied, worden met betrekking tot de voorgenomen plannen geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht. Conclusie Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, dan wel een analyse van natuurwaarden in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid uit te voeren. Voor het plan is geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân. Ten aanzien van vleermuizen worden als gevolg van de ontwikkelingen geen verbodsovertredingen verwacht. Wanneer bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, waarmee verstoring van in gebruik zijnde nesten wordt voorkomen, is voor het plan met betrekking tot vogels geen ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Vanuit het oogpunt van ecologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
27
4.8
Archeologie KADER
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde ‘veroorzakerprincipe’. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Met name de Monumentenwet is door de Wamz aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen.
ONDERZOEK
Om vast te stellen hoe groot de kans is dat er archeologische waarden geschaad zullen worden als gevolg van de plannen om in het plangebied nieuwe schoolgebouwen te realiseren, is de FAMKE geraadpleegd. Deze kaart, de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra, laat de verschillende archeologische regimes in de provincie Fryslân zien. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen. De kaartuitsnedes van de omgeving van het plangebied zijn weergegeven in deze paragraaf.
Figuur 10. Uitsnede FAMKE steentijd–bronstijd (Groen: onderzoek bij grote ingrepen)
Hieruit blijkt dat er voor de periode steentijd-bronstijd (figuur 10) voor het plangebied onderzoek nodig is bij grote ingrepen. Dit houdt in dat bij ontwikkelingen waarbij de grond voor een oppervlakte van 2,5 hectare of meer wordt
28
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
geroerd archeologisch onderzoek nodig is. Dit is voor de ontwikkelingen ten behoeve van de schoolcampus niet het geval.
Figuur 11. Uitsnede FAMKE ijzertijd–middeleeuwen (Lichtgroen: geen onderzoek noodzakelijk)
Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen is in figuur 11 de kaartuitsnede opge-
IJZERTIJD-MIDDELEEUWEN
nomen. Uit het kaartje blijkt dat in het plangebied voor deze periode geen onderzoek noodzakelijk is. Vanuit het oogpunt van archeologie mag het plan uitvoerbaar worden geacht.
CONCLUSIE
4.9
Cultuurhistorie De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een
KADER
wijziging geleid van art. 3.6.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ieder bestemmingsplan dient dan tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te worden van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hierbij dient tevens de historische (stede)bouwkunde en historische geografie te worden meegenomen in de belangenafweging. Aangegeven dient te worden welke conclusies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze worden geborgd in het bestemmingsplan. De provincie Fryslân heeft de Cultuurhistorische Waardenkaart ontwikkeld, waarop voor het hele grondgebied van de provincie belangrijke cultuurhistorische waarden staan weergegeven. In navolgende figuur is een uitsnede van deze kaart weergegeven.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
29
Figuur 12. Fragment van de Cultuurhistorische kaart (Provincie Fryslân)
Op de kaart staan de volgende cultuurhistorische waarden weergegeven: -
Ureterpstervaart (zwarte lijn, gedempt).
-
Meerdere wijken: Jonnewijk en twee naamloze wijken.
-
Opstrekkende verkaveling, jonge veen-/heideverkaveling.
De Ureterpstervaart is al in de jaren ’60 gedempt. Ook de drie wijken die door het plangebied lopen zijn gedempt en niet meer als zodanig herkenbaar in het landschap. Het plan leidt niet tot aantasting van het verkavelingspatroon of andere cultuurhistorische waarden. CONCLUSIE
Gelet op het voorgaande, past dit plan in het beleid met betrekking tot het behoud van cultuurhistorische waarden.
30
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
To e l i c h t i n g
o p
5
d e
b e s t e m m i n g e n
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de planregels. Eerst zal kort worden ingegaan op de plansystematiek die door de gemeente wordt gehanteerd. Daarna komen de verschillende bestemmingen, die op de verbeelding en in de planregels voorkomen, aan bod. Het plan is zodanig opgesteld dat op de kaart en in de planregels voldoende flexibiliteit wordt geboden voor de eigenlijke ontwikkeling van het plangebied. Daarbij is aangesloten op de systematiek van de gemeente. De verbeelding en de planregels van de nog te actualiseren bestemmingsplannen voor Drachten en voor de dorpen zijn op eenzelfde wijze ingericht.
5.2
Plansystematiek Algemeen Wat betreft de opzet van de planregels en de planverbeelding heeft de gemeente aansluiting gezocht bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). De standaardopzet betreft onder meer de opbouw van de planregels en de planverbeelding, de benaming van bestemmingen en een aantal standaardbegripsbepalingen. Digitaal en analoog De planregels zijn zodanig opgesteld dat deze kunnen fungeren in zowel een digitaal bestemmingsplan, als in een analoog bestemmingsplan. Het digitale bestemmingsplan is weliswaar het bindende plan, het is nog steeds mogelijk een analoge versie van het bestemmingsplan te raadplegen. De komende tijd zullen beide planvormen naast elkaar blijven bestaan. Het plan voldoet daarmee aan de Wet ruimtelijke ordening.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
31
Vaste hoofdstukindeling planregels De hoofdstukindeling van de planregels van het bestemmingsplan is als volgt ingericht: Inleidende regels: -
Begrippen.
-
Wijze van meten.
Bestemmingsregels: -
Bestemmingen.
Algemene regels: -
Anti-dubbeltelregel.
-
Algemene gebruiksregels.
-
Algemene afwijkingsregels.
-
Algemene wijzigingsregels.
Overgangs- en slotregels: -
Overgangsrecht.
-
Slotregel.
5.3
Bestemmingen Het voorliggende bestemmingsplan maakt herontwikkeling mogelijk van een terrein van een school. Het bestemmingsplan voorziet in één bestemming: ‘Maatschappelijk - 1’. Maatschappelijk - 1 Voor de keuze voor de bestemming ‘Maatschappelijk – 1’ is aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan De Wiken – De Venen waarbinnen het plangebied ligt. Hierin is een tweedeling gemaakt voor de verschillende maatschappelijke voorzieningen. Deze tweedeling is gemaakt op basis van de indeling in milieucategorieën uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Binnen deze bestemmingen is een zekere uitwisselbaarheid van de verschillende maatschappelijke functies mogelijk, waarmee de nodige flexibiliteit geboden wordt. De onderwijsgebouwen in het plangebied passen in de bestemming ‘Maatschappelijk – 1’, waarbij de gebouwen binnen een bouwvlak gebouwd moeten worden. De maximale bouwhoogte is weergeven op de plankaart. Ter plaatste van de parkeerplaats is de aanduiding “overkapping” opgenomen, omdat de parkeerplaats desgewenst (gedeeltelijk) overkapt wordt aangelegd. Het dek is dan tevens een mogelijk verblijfsgebied.
32
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
6
U i t v o e r b a a r h e i d
6.1
Economische uitvoerbaarheid Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van het voornemen van ROC Friese Poort om een schoolcampus te realiseren in het Leerpark Drachten. De kosten voor de sloop, nieuw- en verbouw alsook de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken voor het voorliggende bestemmingsplan zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding. Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestemmingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door initiatiefnemer worden gedragen. Op basis van deze overweging moet het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Dit betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Op het plan hebben inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro plaatsgevonden. Het plan heeft vanaf 23 mei 2013 vier weken ter inzage gelegen. Van de binnengekomen reacties is een inspraaknota opgesteld. Deze is toegevoegd als bijlage 5 bij deze toelichting.
232.00.05.40.00.toe - Bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) 17 december 2013
33
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
P a r k e e r b e r e k e n i n g
Aan
betrokkenen
Van
LO
Datum
8 februari 2011
Referentie
LO
Project
7893 - Drachten, Masterplan ROC Friese Poort verantwoording parkeerplaatsen
Betreft
Notitie
Inleiding Voor het maken van het beeldkwaliteitsplan voor ROC De Friese Poort locatie Leidijk moet het juiste aantal benodigde parkeerplaatsen worden vastgesteld. Hiervoor is de richtlijn van de CROW beschikbaar. Deze norm is erg globaal. Zo wordt in de norm bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt tussen een zeer sterk stedelijk of een niet stedelijk gebied. Ook wordt er weinig verschil gemaakt tussen de verschillende vormen van onderwijs en de rol van stage. Om op een zinvolle manier iets te zeggen van het aantal parkeerplaatsen is daarom in deze notitie de benadering van de CROW naast ervaringscijfers gezet. Het zal blijken dat de ervaringscijfers niet stroken met de norm en dat dit ook te verklaren is. In de conclusie wordt een alternatief geboden voor het aan te houden plaatsen.
Norm De CROW norm gaat uit van 6 parkeerplaatsen per theorielokaal (a 30 zitplaatsen) en 20 parkeerplaatsen per collegezaal (a 150 zitplaatsen). De ROC Friese Poort heeft geen collegezalen en zal straks als locatie Leidijk gereed is 70 theorielokalen hebben. Dat betekent dat er volgens de norm zo'n 420 parkeerplaatsen nodig zijn. (70 x 6) De norm gaat er daarmee van uit dat er zo'n 2100 leerlingen tegelijkertijd aanwezig zullen zijn (70 x 30) en dat er gemiddeld dus per 5 aanwezige leerlingen 1 auto aanwezig is, inclusief de auto's van de staf.
Ervaring A. Ervaringscijfers op basis van leerlingenaantal : uitgangspunten ROC Friese Poort kent 'BOL' leerlingen en 'BBL' leerlingen. BOL leerlingen zijn Beroeps Opleiding Leerlingen. Deze zijn 30 % van hun studietijd op stage en gedurende die periode niet op school. BBL leerlingen volgen de Beroeps Begeleidende Leerweg, zij zijn 1 a 2 dagen per week op school en 3 dagen niet op school. Tot slot zijn er dBBL leerlingen, zij volgen de Beroeps Begeleidende Leerweg in deeltijd en zijn voor deze notitie niet maatgevend omdat zij avondonderwijs volgen. De parkeersituatie overdag is voor deze notitie als maatgevend aangehouden omdat er 's avonds altijd voldoende parkeerruimte is. De school is dagelijks geopend van 8.30 tot 17.00 = 8 lesuren uur per dag = 40 uren
1/3
Datum
8 februari 2011
Referentie
LO
Project
7893 - Drachten, Masterplan ROC Friese Poort verantwoording parkeerplaatsen
Betreft
B.Toekomstige situatie De prognose voor de nieuwbouw gaat uit van 3500 leerlingen, als volgt verdeeld: 2500 BOL - 750 BBL - 250 dBBL Het aantal leerlingen dat overdag tegelijkertijd aanwezig is : 2500 BOL leerlingen : 30% BPV = 0.3 x 2500 =750 leerlingen niet aanwezig 70% wel aanwezig voor 30 uur per week (van de 40 lesuren dat de school open is) = 0.7 x 2500 x 30/40 = 1315 leerlingen tegelijkertijd aanwezig 750 BBL leerlingen 750 BBL zijn 1a 2 dagen op school= gemiddeld 1,5 dag = 30 % van de week 0.3 x 750 = 225 leerlingen tegelijkertijd aanwezig. 250 dBBL leerlingen niet maatgevend, komen alleen 's avonds. Totaal 1315 +225 = 1540 leerlingen tegelijkertijd aanwezig Verdeeld over 70 lokalen betekent dit: 1540/70 = 22 leerlingen per lokaal. Dit klopt met de ervaringen van de ROC Friese Poort, het maximale aantal leerlingen per theorielokaal is bij hen inderdaad 24 personen. In tegenstelling tot de norm gaat het hier dus om lokalen van 22 personen ipv 30 personen. Dit betekent: 22/30 x 6 =4,4 parkeerplaatsen per lokaal nodig (ipv 6 parkeerplaatsen). In totaal zijn dan 4,4 x 70 = 308 parkeerplaatsen nodig. Ofwel anders gezegd: totaal 1540 leerlingen aanwezig, gemiddeld is cf de norm per 5 leerlingen een auto aanwezig: 1540/5 = 308 parkeerplaatsen nodig. Dit komt dus neer op 308 parkeerplaatsen voor 3500 ingeschreven leerlingen, waarvan er zo'n 1540 tegelijkertijd aanwezig zullen zijn. C. Check aan de hand van huidige ervaringen Naast de bovenstaande benadering is een inventarisatie gedaan van de parkeerplaatsen die momenteel gebruikt worden door leerlingen en personeel van de ROC Friese Poort om te checken of deze ervaringen kloppen met bovenstaande uitkomsten. Op dit moment heeft de ROC Friese Poort (locatie Leidijk en Wetterwille tesamen ) 3800 ingeschreven leerlingen, als volgt verdeeld: 2723 BOL leerlingen, 823 BBL leerlingen en 256 deeltijd BOL leerlingen. Naar analogie zijn dan 1430+247= 1677 leerlingen tegelijkertijd aanwezig. Een inventarisatie van de gebruikte parkeerplaatsen leidt tot het volgende beeld: 140 auto's op eigen terrein ROC Friese Poort Leidijk (staat overdag altijd vol) 70 parkeerplaatsen van P1 worden momenteel dagelijks benut door ROC Friese Poort 30 parkeerplaatsen van P2 worden benut door door ROC Friese Poort (inschatting) 30 auto's parkeren op de openbare weg (inschatting) 50 auto's parkeren op eigen terrein van de Wetterwille. Totaal zijn er momenteel 320 parkeerplaatsen nodig voor 3800 ingeschreven leerlingen. Bovenstaand kwam uit op 308 parkeerplaatsen voor 3500 ingeschreven leerlingen.
2/3
Datum
8 februari 2011
Referentie
LO
Project
7893 - Drachten, Masterplan ROC Friese Poort verantwoording parkeerplaatsen
Betreft
Conclusie Wanneer 308 parkeerplaatsen gerealiseerd worden op het terrein van de ROC Friese poort zijn er voldoende parkeerplaatsen aanwezig. Er staan dan geen auto's meer op andermans terrein of op de openbare weg. Het aantal van 308 parkeerplaatsen is op twee manieren benaderd: Allereerst is berekend hoeveel leerlingen straks tegelijkertijd op de campus aanwezig zullen zijn, rekening houdend met het relatief grote aandeel stage-uren die leerlingen maken. In die uren zijn leerlingen elders aan het werk en niet aanwezig op de campus. Gebleken is dat de lokalen van ROC Friese Poort veel kleiner (minder gevuld) zijn dan de lokalen waar de norm mee rekent, namelijk gemiddeld 22 leerlingen in een lokaal in plaats van 30 leerlingen. De algemene CROW norm stelt 6 parkeerplaatsen per lokaal – gebaseerd op 30 leerlingen. Daartegenover staat de specifieke 'ROC norm' van 4,4 parkeerplaatsen per lokaal – gebaseerd op 22 leerlingen. Dat de norm lager ligt is goed te verklaren doordat binnen de ROC Friese Poort veel ruimte is ingebouwd voor stage. Deze benadering is geverifieerd door de huidige parkeerplaatsen te inventariseren en de huidige behoefte en ervaring af te zetten tegen bovenstaande uitkomst. De ervaringscijfers onderschrijven de 'ROC norm' : een totaal aantal van 308 parkeerplaatsen is reëel en afdoende. Natuurlijk weet niemand wat de toekomst brengt. Het is verstandig een opzet te kiezen die enige ruimte laat voor flexibiliteit. Door in het masterplan alle parkeerplaatsen op het terrein met elkaar te verbinden is het in ieder geval mogelijk om pieksituaties op te vangen. Overigens lijkt het niet erg waarschijnlijk dat de leerlingaantallen erg zullen gaan groeien; de prognoses geven aan dat het aantal jonge mensen eerder wat zal gaan dalen in plaats van stijgen.
3/3
B i j l a g e
2 :
W a t e r a d v i e s
\A/ET_TER SK FRYSL Â r.l
Bügel Hajema adviseurs bv
T.a.v. mevrouw N. van Kalsbeek Balthasar BekkerweiT6 B9T4 BE LEEUWARDEN
Leeuwarden, rz juni zor3
Ons kenmerk: WFN13o7619 Tel:o58 zgz z8t6lR. Tamminga
Bijlage(n): Bijlagen ililil tilil
ilillt
ilililil
|ilil
iltil
Cluster: Plannen Uw kenmerk:
illll llllllillllil llll
Onderwerp: Wateradvies voor ROC Friese Poort te Drachten
Geachte mevrouw van Kalsbeek, Op z3 april zor3 ontvingen wij uw aanvraag voor een watertoets voor het ROC de Friese Poort in de wijk de Venen te Drachten. De ROC Friese Poort maakt een onderdeel van het nog te ontwikkelen leerpark. Deze brief vormt het wateradvies voor de realisatie van ROC de Friese Poort. Om de waterbelangen te waarborgen wil Wetterskip Fryslân graag voor de verdere planvorming van het leerpark in overleg met de gemeente Smallingerland. Graag zouden wij dit als agendapunt willen meenemen in het eerstvolgend ambtel¡jk overleg tulsen rle gemeente Smallingerland en Wetterskip Frvslân. Toename verhard oppervlak
Wetterskip Fryslân hanteert het uitgangspunt dat een toename van verhard oppervlak" van meer dan zoom2 gecompenseerd moet worden door waterberging aan te leggen. ln het plan zal rekening worden gehouden met het compenseren van de toename van de verharding door o.a. het aanleggen van waterpartijen. Dit wordt door de gemeente Smallingerland nog verder uitgewerkt. Wetterskip Fryslân graag op de hoogte worden
gehouden over de verdere uitwerking van het plan om toename van de verharding
in het plan te
compenseren.
Drooglegging' en waterpeilen Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,1om en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van o,7om gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseren wij een drooglegging van o,7om.
'Verhard oppervlak: Alle oppervlakten zoals daken, trottoirs en wegen worden gerekend onder de noemer verhard oppervlak. De drooglegging is de afstand tussen waterpeil in de sloot en het maaiveld. Voor won¡ngen wordt voor het maaiveld de bovenkant van de vloer genomen.
'
WETTERSKIP FRYSLAN Postbus
36 | 8900
M
Leeuwarden
I
telefoon 058-292 22
[email protected]
I
wwrv.wetterskipfryslan.nl
Het plangebied ligt in een peil gebied met een vast peil van +o,8om NAP. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de NAP +1,55m en de NAP +2,oom. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de droogleggingsnorm. a lwater- en regenwatersysteem Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. ln geval van dit bouwplan kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit genoemde voorwaarden, geloosd worden op het oppervlaktewater.
Afo
Waterkwaliteit Om een goede waterkwaliteit te realiseren moet voorkomen worden dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Tevens dient gebouwd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. ron dwate ronttre kki n g Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur dient vaak het grondwater verlaagd te worden om het werk droog uit te kunnen voeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Om te weten of u met een melding kunt volstaan of een vergunning nodig hebt, kunt u contact opnemen met Cluster Vergunningverlening van Wetterskip Fryslân. Meer informatie over de watervergunning en de meldingsplicht vindt u onder Waterwet in deze brief. G
Waterwet Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in het kader van de Waterwet. Onder ingrepen in het watersysteem worden ook het onttrekken van grondwater en het lozen daarvan op het oppervlaktewater verstaan. Op onze website (www.wetterskipfryslan.nl/waterwet) treft u meer informatie aan over de Waterwet en u kunt onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden. De aanvraag voor een watervergunning of de melding kunt u ook gelijktijdig met de omgevingsvergunningaanvraag indienen via het omgevingsloket online ( ). Procesafspraken
Wij gaan er van uit dat de in deze watertoets vermelde adviezen worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming. Wij vragen u om het wateradvies te communiceren met de initiatiefnemer. Wanneer de
vermelde adviezen worden opgevolgd zien w¡j met betrekking
tot het voorliggende plan
geen
waterhuishoudkundige bezwaren. Hierbij geven wij dan ook een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee wat ons betreft afgerond.
Dc ln dczc brlcf gcnocmdc pcrsoncn zlJn tclcfonl5ch bcrclkb¡¡r
vl¡ hct rlgcmcnc tclcfoonnurrlnlcr
viln
Wetterskip Fryslân: o58-zgz zz zz. Hoogachtend, namens het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân,
drs.R.Smit, Cluster Plannen
Pagina?l 3
l//'
wrÌrr*fEr Þr.ÝsLÅN
âtmúe!4È8tr TEÐ* T ¡ã !v.q"l#tttEÞ! d
Legenda
I t I I
ë'r
t
T
Genrden (beh*Feg¡sr, PrimsiÞ_kãingen
Regiúab_ksiflgÐ Lotålè_herinEÐ
Urii-@Lb@em HÈfdyiÊrgàqge GsdûâÈrb€chæing5Ðeti,
I I
t..
tr
ffid: M
GlEG
13!l¡ 2]+æ13
FomdE ü tqgÈÍo
M&rgd@ffi
Overzicht locat
e
Pagina 3 / 3
B i j l a g e
3 :
A k o e s t i s c h
o n d e r z o e k
REKENBLAD Standaard Rekenmethode I (bijlage III Reken- en meetvoorschrift 2012) gemeente: project: situatie: jaar basisgegevens: waarneempunten rijlijnnummer intensiteit basisjaar groeipercentage etmaal int.(prognose) periode uurintensiteit gemiddelde uur intensiteit snelheid waarneemhoogte wegdekhoogte objectfractie wegdekverharding afstand obstakel afstand-kruising bodemfactor afstand (schuin) afstand (hor.) periode emissie
correctie
demping
Smallingerland Leerpark Drachten Splitting 2013
Qetm Qlv Qmv Qzv Qmr Qtot Vlv Vmv Vzv Vmr Hw Hweg fobj a b r d Elv Emv Ezv Emr Etotaal Ckruispunt (vri) Cobstakel Creflectie Ctotaal Dafstand Dlucht Dbodem Dmeteo Dtotaal
zichthoekcorrectie periode dag/avond/nachtwaarde dag/avond/nachtcorrectie dag/avond/nachtwaarde na correctie
Lden aftrek artikel 110g WGH 2006 Lden afgerond na aftr. art. 110g WGH 2006
datum: bestandsnaam: prognosejaar: 2023 Splitting 1 10103 10,4 11154 Dag Avond Nacht 4,1 0,7 6,5 420,7 68,7 645,2 58,0 22,9 4,7 13,7 4,7 21,7 0,0 0,0 0,0 457,3 78,1 725,0 50 50 50 50 4,8 0,0 0,0 DAB/referentiewegdek 0,0 25,0 0,95 138,1 138,0 Dag Avond Nacht 73,2 65,3 75,0 67,0 60,1 71,1 67,8 63,1 69,8 0,0 0,0 0,0 75,0 68,1 77,3 1,3 0,0 0,0 1,3 21,4 0,8 4,4 2,2 28,8 N Dag Avond Nacht 49,7 47,4 40,5 0 5 10 49,7 52,4 50,5 50,6 5 46
19-04-13 Akoestisch onderzoe
mvt % mvt % mvt/u mvt/u mvt/u mvt/u mvt/u km/u km/u km/u km/u m m m m m m dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB dB
B i j l a g e A d v i e s
4 : n a t u u r w a a r d e n
A dvi es N at uu r w aa r de n L ee r pa r k D ra c ht en
A dvi es N at uu r w aa r de n L ee r pa r k D ra c ht en
Inhoud
Rapport en bijlagen
3 december 2013 Projectnummer 232.00.05.40.00
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
5
2
Plangebied en voorgenomen plannen
7
2.1
Ligging
7
2.2
Huidige situatie
7
2.3
Voorgenomen plannen
8
3
Gebiedsbescherming en effectbepaling
11
4
Soortenbescherming en effectbepaling
13
4.1
Vaatplanten
14
4.2
Zoogdieren - vleermuizen
14
4.3
Zoogdieren - overige
16
4.4
Vogels
16
4.5
Amfibieën, reptielen en vissen
17
4.6
Ongewervelden
18
5
6
Conclusie en consequenties
19
5.1
Beschermde gebieden
19
5.2
Beschermde soorten
19
5.3
Uitvoerbaarheid
20
Bronnen
21
6.1
Veldbezoek
21
6.2
Gegevens
22
6.3
Literatuur
22
Bijlagen
232.00.05.40.00
1
I n l e i d i n g
In het centrum van Drachten is in het gebied tussen de Splitting, Raai en Lei-
AANLEIDING
dijk Leerpark Drachten gelegen. Binnen het Leerpark Drachten wordt momenteel de schoolcampus van ROC Friese Poort ontwikkeld. Een nieuw gebouw voor Zorg en Welzijn past niet binnen de geldende planologische kaders. Om de ontwikkeling toch planologisch mogelijk te maken, dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. In het kader van het nieuwe bestemmingsplan is het conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) noodzakelijk een onderzoek uit te voeren naar effecten op de natuurwaarden (soortenbescherming en gebiedsbescherming). Het Advies Natuurwaarden behandelt de ecologische beoordeling van de bo-
DOEL VAN HET ADVIES
vengenoemde activiteit. De effecten op natuurwaarden worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is vastgelegd in de Floraen faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de provinciale structuurvisies en provinciale verordeningen. Waar nodig wordt aandacht besteed aan het Besluit Rode lijsten flora en fauna. Nadere informatie over deze wet- en regelgeving is opgenomen in bijlage 1. De ligging en globale begrenzing van het plangebied wordt weergegeven in
PLANGEBIED
figuur 1.
Figuur 1. Topografische kaart met ligging plangebied (rood)
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
5
OPZET VAN HET RAPPORT
INFORMATIE
Het rapport bestaat uit de volgende onderdelen: -
beschrijving van het plangebied en de voorgenomen plannen;
-
beschrijving van de effecten op de te beschermen natuurwaarden;
-
conclusies en consequenties.
De beschrijving van de relevante te beschermen natuurwaarden is gebaseerd op: -
bestaande bronnen zoals databanken, verspreidingsatlassen, waarnemingsoverzichten, rapporten en websites;
-
veldonderzoek waarbij vooral is gekeken naar kritische en/of beschermde soorten, zowel wat betreft aanwezigheid van als potenties voor deze soorten.
BEOORDELING
Op basis van de bekende gegevens en het veldbezoek zijn de mogelijke effecten als gevolg van de toekomstige ontwikkelingen bepaald. Daarnaast zijn (de effecten van) deze ontwikkelingen beoordeeld in het kader van de natuurwetgeving.
BEVINDINGEN
Tot slot worden in hoofdstuk 5 Conclusie en consequenties de bevindingen van het onderzoek kort weergegeven.
6
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
P l a n g e b i e d v o o r g e n o m e n
2
e n
p l a n n e n
2.1
Ligging Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Drachten, in de kilometerhokken 1 203-568 en 203-569. Figuur 1 geeft een topografisch overzicht van de ligging van het plangebied. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Raai, aan de oostzijde aan ander schoolterrein, aan de zuidzijde aan de Splitting en aan de westzijde aan de Leidijk.
Aanzicht schoolgebouw vanaf de Leidijk (20 maart 2013)
2.2
Huidige situatie Het plangebied is voor een groot deel bebouwd. Aan de zuidzijde is recent een nieuw schoolgebouw in gebruik genomen en ernaast wordt momenteel een nieuw schoolgebouw gebouwd. Aan de noordzijde is een schoolgebouw aanwezig, dat is opgetrokken uit gevels van baksteen en gevels met grotere raampartijen en kunststof beplating. Deze bebouwing, waarvan de bouwhoogte varieert tussen één en vier bouwlagen (liftschacht vijf bouwlagen), heeft een plat dak.
1
Een kilometerhok is een vastgelegd gebied van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling voor het tekenen van de topografische kaarten van Nederland.
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
7
Langs de Leidijk staan in het gazon een aantal grotere bomen. Verder zijn er verspreid over het terrein groenvoorzieningen met voornamelijk struiken aanwezig. Aan de oostzijde ligt een sloot.
Aanzicht schoolgebouw vanuit het oosten (20 maart 2013)
Aanzicht nieuwbouw (20 maart 2013)
zuidwestzijde
vanaf
de
Leidijk
2.3
Voorgenomen plannen De schoolcampus ROC Friese Poort maakt deel uit van Leerpark Drachten. In Leerpark Drachten bevindt zich een groot aantal schoolgebouwen en voorzieningen gelieerd aan verschillende onderwijsinstellingen. Het westelijke deel van het Leerpark is in gebruik door ROC Friese Poort. De ontwikkelingen op de campus zijn al volop gaande. In figuur 2 is het eindbeeld (volgens het Masterplan Friese Poort) van de te realiseren schoolcampus weergegeven. Hierop zijn de vier gebouwen weergegeven. A:
Het gebouw voor de opleidingen Kunst, Media en Cultuur. Dit complex van gebouwen is inmiddels in gebruik.
B:
Het gebouw voor de Techniekopleidingen. Dit schoolgebouw wordt momenteel gebouwd.
8
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
C:
Het gebouw voor de opleidingen Zorg en Welzijn: dit gebouw wordt door middel van het nieuwe bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt.
D:
Het gebouw voor de opleidingen Economie en Horeca.
Figuur 2. Toekomstige inrichting plangebied (Bron: website ROC Friese Poort)
De gebouwen A tot en met C zijn nieuwbouw. Voor gebouw D wordt in belangrijke mate uitgegaan van renovatie. Om gebouw C voor de opleidingen in Zorg en Welzijn te realiseren, zal eerst een gedeelte van de bestaande bebouwing van de school worden gesloopt. Naast de nieuwe schoolgebouwen wordt ook het terrein opnieuw ingericht. Rondom de gebouwen zal de inrichting vooral een groen karakter krijgen, bestaande uit gras en bomen. Bij de herinrichting van het terrein wordt een nieuwe parkeergelegenheid gerealiseerd. Parkeren vindt plaats in een enigszins verdiepte parkeerplaats, die ruimte biedt aan ruim 290 parkeerplaatsen en bereikbaar is vanaf de Splitting. Hiermee zijn er voldoende parkeerplaatsen voor de campus en zal de parkeerdruk in de omgeving worden verminderd. Ook wordt de parkeervoorziening gekoppeld aan de parkeerplaatsen van de sportvoorziening. Op die manier is er in het geval van speciale activiteiten een overloop mogelijk. Over de parkeerplaatsen heen zal (gedeeltelijk) een dek worden aangelegd, zodat de parkeerplaatsen van de campusstrip onzichtbaar zijn. Tevens dient dit dek als ontmoetingsplek voor studenten.
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
9
Op het terrein wordt een overkapping gerealiseerd waaronder de parkeerplaatsen voor auto's worden gerealiseerd. Daarnaast is er onder de overkapping ruimte voor het stallen van fietsen en scooters.
10
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
3
G e b i e d s b e s c h e r m i n g
e n
e f f e c t b e p a l i n g
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Natuurbeschermingswet 1998 en de Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening (zie ook bijlage 1). Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden.
NATUURBESCHERMINGS-
Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurge-
WET 1998
bieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van be-
ECOLOGISCHE HOOFD-
staande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en
STRUCTUUR
vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en is voor de provincie Fryslân uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007 de Verordening Romte Fryslân (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid). Vanuit het Streekplan Fryslân 2007 en Verordening Romte Fryslân wordt buiten
NATUUR BUITEN DE EHS
de EHS-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande natuurgebieden en natuurwaarden in agrarisch gebied. Ten behoeve van de bescherming van weidevogelgebieden is aanvullend het Werkplan Weidevogels Fryslân 2007-2013 opgesteld. Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen
INVENTARISATIE
op geruime afstand van het plangebied. Het meest nabijgelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Wijnjeterper Schar dat gelegen is op een afstand van ongeveer 5 km ten zuidoosten van het plangebied. Het plangebied heeft geen betrekking op gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur of bestaande natuurgebieden buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Dergelijke gebieden liggen eveneens op een geruime afstand tot het plangebied.
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
11
TOETSING
Gezien de terreinomstandigheden en de ligging van het plangebied en de aard van het plan worden met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân.
12
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
4
S o o r t e n b e s c h e r m i n g
e n
e f f e c t b e p a l i n g
Relevante wet- en regelgeving op het gebied van de soortenbescherming be-
WET- EN REGELGEVING
treft de Flora- en faunawet en het Besluit Rode lijsten flora en fauna. Nadere informatie over deze wet- en regelgeving is opgenomen in bijlage 1. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van bestaande gegevens en een verkennend veldbezoek. Op basis van de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet
BESCHERMINGSREGIME
worden de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes ingedeeld. Het gaat hierbij om algemene soorten (soorten uit tabel 1), overige soorten (soorten uit tabel 2) en strikt beschermde soorten (soorten uit tabel 3). Om verwarring te voorkomen, wordt in dit rapport respectievelijk de benaming licht, middelzwaar en streng beschermd gehanteerd (zie bijlage 1). De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime. Geraadpleegde databanken, verspreidingsatlassen, waarnemingsoverzichten,
BRONNEN
websites en rapporten zijn met een eigen nummer in de literatuurlijst opgenomen. Gegevens uit deze bronnen worden bij het bespreken van de verschillende soortengroepen alleen genoemd indien ze een meerwaarde voor het onderzoek hebben. Op 17 maart 2013 is de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) geraad-
NDFF
pleegd. In de NDFF zijn binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zeer weinig waarnemingen van beschermde planten- en diersoorten geregistreerd. De waarnemingen uit de NDFF hebben alleen betrekking op ter plaatse aanwezige vogels. Het plangebied is half maart 2013 bezocht om een indruk te krijgen van de
VELDONDERZOEK
terreinomstandigheden van het plangebied, de omgeving en de voorkomende flora en fauna. In vervolg daarop zijn in de periode juni tot en met oktober vier aanvullende veldbezoeken uitgevoerd ten aanzien van de soortgroep vleermuizen (zie ook paragraaf 6.1). Gezien de aard van het plangebied, de kennis over leefgebieden van soorten en de beschikbare gegevens, kan van alle soortengroepen met voldoende zekerheid een oordeel worden gegeven over het voorkomen van beschermde soorten in het gebied.
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
13
4.1
Vaatplanten INVENTARISATIE
Het groen in het plangebied bestaat voornamelijk uit tuin en gazon. In het plangebied zijn geen wilde beschermde vaatplanten aangetroffen. Met het oog op de inrichting en het gebruik van het plangebied worden wilde beschermde soorten ook niet in het plangebied verwacht.
CONCLUSIE
Op basis van de veldbezoeken is een voldoende beeld van de soortengroep vaatplanten ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden geen verbodsovertredingen ten aanzien van beschermde vaatplanten verwacht.
4.2
Zoogdieren - vleermuizen INVENTARISATIE
Op basis van de NDFF blijkt dat in de omgeving van het plangebied de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis zijn waargenomen. Binnen en direct rond het plangebied zijn geen bomen met holten aanwezig die voor vleermuizen geschikt zijn als verblijfplaats. Gezien de constructie van de te slopen en te renoveren gebouwen kunnen hierin wel verblijfplaatsen van vleermuizen worden verwacht. In verschillende gevels van baksteen zijn open stootvoegen ten behoeve van de ventilatie van de spouwmuur aanwezig. Deze openingen bieden kleine vleermuissoorten zoals gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis de toegang tot de spouw. Dergelijke situaties worden veel gebruikt als verblijfplaats. Alle vleermuissoorten, alsmede hun verblijfplaatsen, zijn streng beschermd.
VELDONDERZOEK
Om de aanwezigheid van een verblijfplaats in de bebouwing uit te sluiten dan wel aan te tonen, zijn conform het vleermuisprotocol 2 dat is ontwikkeld door het Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging in overleg met de Dienst Landelijk Gebied en de Gegevensautoriteit Natuur vier inventarisaties uitgevoerd in de periode juni tot en met oktober 2013. De methode en weersomstandigheden zijn beschreven in paragraaf 6.1 Veldbezoeken. Hierna worden de waarnemingen per bezoek besproken. Inventarisatie 13 juni 2013 Op de avond van 13 juli 2013 werd de eerste vleermuis, een gewone dwergvleermuis, om 22:37 uur (36 minuten na zonsondergang) waargenomen. Het dier passeerde langs de Leidijk. Kort daarna foerageerde een gewone dwergvleermuis enige tijd boven het grasveld tussen de Leidijk en het schoolgebouw. Om 22:45 uur kwamen twee ruige dwergvleermuizen vanuit noordelijke richting het plangebied binnen vliegen. Tot 23:05 uur werd vervolgens verschillende malen een foeragerend exemplaar aan de oostzijde van het plangebied
2
14
http://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
waargenomen. In de omgeving werden verder nog wel enige vleermuizen waargenomen, maar binnen het plangebied was het zeer rustig qua aanwezigheid van vleermuizen. Inventarisatie 24 juli 2013 Op de ochtend van 24 juli 2013 werd de eerste vleermuis, een gewone dwergvleermuis, om 03:41 uur passerend langs de oostzijde van het plangebied waargenomen. Vervolgens passeerde om 03:51 en 03:52 uur een laatvlieger in noordelijke richting over de Leidijk. Daarna werd gedurende een geruime periode geen vleermuis waargenomen. Pas om 5:05 uur werd aan de noordzijde van het schoolgebouw een foeragerende gewone dwergvleermuis waargenomen. Na enkele minuten vloog dit dier in westelijke richting weg. Inventarisatie 3 september 2013 Op de avond van 3 september 2013 vliegt om 20:38 uur (16 minuten na zonsondergang) een gewone dwergvleermuis vanuit de straat De Zwaai in noordelijke richting over de Leidijk. Om 20:41 uur en 20:48 uur wordt vervolgens langs de Leidijk en de Raai gedurende enkele minuten een foeragerende gewone dwergvleermuis waargenomen. Vanaf 20:56 uur wordt aan de oostzijde van het plangebied met enige regelmaat een foeragerende gewone dwergvleermuis waargenomen. Eenmaal wordt naast het oriënterende geluid ook een sociaal roepje gehoord (21:22 uur). Inventarisatie 3 oktober 2013 Op de avond van 3 oktober 2013 werd geconstateerd dat de sloop van het zuidelijke deel van de schoolbebouwing reeds is opgestart. De eerste vleermuis die avond, een gewone dwergvleermuis, werd om 19:22 uur (9 minuten na zonsondergang) waargenomen. Het dier passeerde het plangebied vanuit noordelijke richting over de Leidijk. Gedurende de rest van de inventarisatie werd verspreid over het plangebied enkele malen een foeragerende gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis waargenomen. Tijdens de inventarisaties zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen binnen
FUNCTIE VOOR VLEERMUI-
het plangebied aangetroffen. Op basis van de waarnemingen komt wel naar
ZEN
voren dat in de directe omgeving van het plangebied verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis aanwezig zijn. Binnen het plangebied wordt rond opgaande beplanting gefoerageerd door gewone en ruige dwergvleermuis. Gezien de mate van aanwezigheid van foeragerende dieren binnen het plangebied en de omvang van potentieel foerageergebied in de omgeving voor deze soorten, wordt geconstateerd dat het plangebied geen hoogwaardig foerageergebied vormt voor vleermuizen. Ook lopen er geen belangrijke vliegroutes door of langs het plangebied. Als gevolg van de ontwikkelingen zal de functie van het plangebied als foera-
EFFECTEN
geergebied veranderen, maar niet als zodanig verloren gaan. De toekomstige waarde van het plangebied hangt sterk af van de nieuwe inrichting. Op voor-
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
15
hand worden geen negatieve effecten op in de omgeving verblijvende vleermuispopulaties verwacht. CONCLUSIE
Op basis van de veldbezoeken is een goed beeld van de soortengroep vleermuizen ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden geen verbodsovertredingen verwacht.
4.3
Zoogdieren - overige INVENTARISATIE
Het plangebied is geen hoogwaardig leefgebied voor grondgebonden zoogdieren. Tijdens de avondbezoeken werd een foeragerende egel in het plangebied waargenomen. Het is goed mogelijk dat deze een verblijfplaats bewoont in de dichte struiken binnen het plangebied. Verder kunnen in een zeer lage dichtheid soorten als bosmuis en huisspitsmuis binnen het plangebied worden verwacht. Het gaat hierbij om licht beschermde soorten.
EFFECTEN
Ten behoeve van de ontwikkelingen zal beplanting worden verwijderd en de bodem worden vergraven, waardoor leefgebied van een aantal licht beschermde soorten tijdelijk verloren gaat en verblijfplaatsen worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen enkele exemplaren worden gedood. Na realisatie van het plan zal het gebied een soortgelijke waarde hebben voor zoogdieren.
CONCLUSIE
Op basis van de veldbezoeken en de geraadpleegde bronnen is een voldoende beeld van de soortengroep overige zoogdieren ontstaan. In het plangebied komen enkele licht beschermde soorten voor. Vaste verblijfplaatsen van deze soorten kunnen worden verstoord en vernietigd (artikel 11) als gevolg van de ontwikkelingen. Ook kunnen enkele exemplaren worden gedood (artikel 9). In het geval van ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor licht beschermde soorten een vrijstelling voor de artikelen 9 tot en met 11. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. In het kader van de voorgenomen activiteiten is een ontheffingsaanvraag voor deze soorten niet aan de orde. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.
4.4
Vogels INVENTARISATIE
Het plangebied is een matig geschikt broedgebied voor vogels van bebouwde gebieden. Tijdens de veldbezoeken zijn binnen het plangebied ekster, houtduif, meerkoet, merel en wilde eend gezien. In de heesters en bomen zullen in het broedseizoen algemene vogelsoorten zoals houtduif en merel tot broeden komen. In dichtere bodembegroeiing kan wilde eend tot broeden komen en in de ten oosten gelegen sloot kunnen onder meer nestplaatsen van meerkoet worden verwacht. Alle vogelsoorten zijn streng beschermd. Nestplaatsen van
16
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
vogels waarvan de nestplaats jaarrond is beschermd zijn niet in het plangebied waargenomen en worden ook niet binnen het plangebied verwacht. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, en dan
EFFECTEN
met name het verwijderen van beplanting en overige begroeiing, kunnen in gebruik zijnde nesten van broedvogels worden verstoord. Op basis van het veldbezoek en de geraadpleegde bronnen is een voldoende
CONCLUSIE
beeld van de soortengroep vogels ontstaan. Alle vogelsoorten (uitgezonderd exoten) zijn beschermd. Ontheffing voor het vernielen en verstoren van bewoonde nesten van vogels (artikel 11) wordt in principe niet verleend. Men kan er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als voor het broedseizoen wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. Wanneer men de werkzaamheden tijdens het broedseizoen wil opstarten, dient het terrein vooraanvang van de werkzaamheden door een deskundige te worden onderzocht op het voorkomen van broedvogels. Wanneer broedvogels worden aangetroffen, moeten de werkzaamheden worden uitgesteld of moet rond het nest een 'werkvrije' zone in acht worden genomen. In deze zone mag dan niet worden gewerkt teneinde verstoring van de broedende vogel(s) te voorkomen.
4.5
Amfibieën, reptielen en vissen Het plangebied vormt geen hoogwaardig leefgebied voor amfibieën. De aan de
INVENTARISATIE
oostzijde gelegen sloot vormt matig geschikt voortplantingswater voor algemene licht beschermde soorten zoals bruine kikker en gewone pad. De twee genoemde soorten leven buiten de voortplantingsperiode op het droge en kunnen dan ook in andere delen van het plangebied worden aangetroffen. In de sloot wordt de aanwezigheid van enkele algemene niet beschermde vissoorten zoals tiendoornige stekelbaars verwacht. De sloot vormt geen geschikt leefgebied voor beschermde vissoorten. Het plangebied vormt verder ook geen geschikt leefgebied voor reptielen. Op basis van het onderzoek is een voldoende beeld van de soortengroepen
EFFECTEN
amfibieën, reptielen en vissen ontstaan. In en rond het plangebied kunnen enkele licht beschermde soorten amfibieën voorkomen. Vaste verblijfplaatsen van deze soorten kunnen worden verstoord en vernietigd (artikel 11) als gevolg
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
17
van de ontwikkelingen. Ook kunnen enkele exemplaren worden gedood (artikel 9). In het geval van ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor licht beschermde soorten een vrijstelling voor de artikelen 9 tot en met 11. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. In het kader van de voorgenomen activiteiten is een ontheffingsaanvraag voor deze soorten niet aan de orde. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.
4.6
Ongewervelden INVENTARISATIE
Door de huidige inrichting en het gebruik is het plangebied geen bijzonder leefgebied voor ongewervelden. Het plangebied vormt geen onderdeel van het leefgebied van beschermde dagvlinders, libellen en overige ongewervelden.
CONCLUSIE
Op basis van het onderzoek is een voldoende beeld van de soortengroep ongewervelden ontstaan. Als gevolg van de ontwikkelingen worden geen verbodsovertredingen verwacht.
18
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
C o n c l u s i e
5
e n
c o n s e q u e n t i e s
5.1
Beschermde gebieden Beschermde natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Verordening Romte Fryslân liggen op ruime afstand van het plangebied en zijn hiervan gescheiden door bebouwing en infrastructuur. Het plangebied heeft daarnaast belangrijke ecologische relaties met dergelijke natuurgebieden. Gezien de aard van de ingrepen zijn daarom geen negatieve effecten op natuurgebieden te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân.
5.2
Beschermde soorten Op basis van het onderzoek komt naar voren dat het plangebied geen hoge natuurwaarden kent. Binnen het plangebied komen wel vogelsoorten zoals houtduif, merel en wilde eend tot broeden. Het gaat hierbij om soorten waarvan de nestplaats alleen beschermd is wanneer deze in gebruik is ten behoeve van het grootbrengen van een legsel (tijdens het broedseizoen). Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, kunnen bewoonde nesten worden verstoord en vernield. Dit is in strijd met artikel 11 en 12 van de Flora- en faunawet. Ontheffing voor het vernielen en verstoren van bewoonde nesten van vogels wordt in principe niet verleend. Wanneer bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels (zie voorwaarden paragraaf 4.4) kan een overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet echter worden voorkomen. Verder wordt binnen het plangebied de aanwezigheid van enkele licht beschermde soorten uit de soortgroepen amfibieën en zoogdieren verwacht. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verboden van de Floraen faunawet in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de zorgplicht van toepassing.
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
19
5.3
Uitvoerbaarheid Uit het onderzoek naar effecten op beschermde natuurwaarden blijkt dat de aanwezige natuurwaarden geen belemmeringen vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Op voorhand is voor het plan geen ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. Verder is er geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân.
20
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
6
B r o n n e n
6.1
Veldbezoek Het plangebied en omgeving is op 20 maart 2013 door de heer ing. D.J. Vene-
VERKENNEND VELDBEZOEK
ma bezocht om een indruk te krijgen van het terrein en het voorkomen van planten- en diersoorten. Tijdens het bezoek zijn plantensoorten genoteerd, maar zijn verder geen volledige vegetatieopnamen gemaakt. Het was een bewolkte dag met een maximumtemperatuur van 1°C en een matige wind. Op 13 juni, 24 juli, 3 september en 3 oktober 2013 is het plangebied bezocht
VLEERMUIZENONDERZOEK
ten behoeve van de inventarisatie van vleermuizen. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van het vleermuisprotocol3 dat is ontwikkeld door het Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging in overleg met de Dienst Landelijk Gebied en de Gegevensautoriteit Natuur. Vleermuizen maken gebruik van echolocatie om zich te oriënteren in een gebied en voor het lokaliseren van prooien tijdens de jacht. Deze echolocatie vindt plaats door middel van ultrasone geluiden die de vleermuis produceert en zijn soort specifiek (frequentie en ritme). Met behulp van een ultrageluiddetector (batdetector) kunnen deze geluiden voor mensen hoorbaar worden gemaakt. Bij het onderzoek is gebruikgemaakt van een Pettersson D240x ultrasounddetector. Met een Edirol R 09-RH zijn geluidsopnamen gemaakt die later zijn geanalyseerd met behulp van het programma Bat Sound Pro 3.31b. Alle vier inventarisaties vonden plaats onder gunstige weersomstandigheden (zie tabel 1). Per inventarisatie zijn twee onderzoekers ingezet. De inventarisaties zijn uitgevoerd door drs. A. Brouwer, drs. R.G. Meijer, drs. A.A. Schwab en ing. D.J. Venema. Tabel 1. Omstandigheden tijdens de vleermuisinventarisaties Datum 13-06-2013 24-07-2012 03-09-2013 03-10-2012
3
Tijdsduur 21:50 03:30 20:15 19:00 -
24:00 05:40 22:20 21:15
Zonsondergang /-opkomst 22:01 05:50 20:22 19:13
Weer
Temperatuur
bewolkt en zwakke wind bewolkt en zwakke wind halfbewolkt en zwakke wind bewolkt en matige wind
15°C 20°C 18°C - 16°C 15°C - 13°C
http://www.netwerkgroenebureaus.nl/werken-aan-kwaliteit/vleermuisprotocol
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
21
6.2
Gegevens 1.
Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De NDFF is de meeste complete natuurdatabank van Nederland. De NDFF geeft informatie over waarnemingen van beschermde en zeldzame planten en dieren en bevat uitsluitend gevalideerde gegevens: de Gegevensautoriteit Natuur heeft vastgesteld
dat
ze
kloppen.
Informatie
is
te
vinden
op
www.natuurloket.nl. Een overzicht van waargenomen soorten is te vinden in de bijlagen.
6.3
Literatuur 2.
Dienst Landelijk Gebied, Handreiking Flora- en faunawet, Voor werkzaamheden en activiteiten in het kader van bestendig gebruik, bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling, versie 1.1 (werkkader intern), 31 oktober 2008.
3.
Melis, J. (redactie), Werkatlas Zoogdieren van Friesland (verspreiding tot 15 november 2011), Zoogdiervereniging, januari 2012.
4.
Provincie Fryslân, Werkplan Weidevogels in Fryslân 2007-2013, GS 18 juli 2006.
5.
Stichting RAVON, Waarnemingenoverzicht 2011 (verspreidingsperiode 2002-2011), RAVON 46, jaargang 14 (4): blz. 92-104.
6.
Waarnemingenverslag 2007 'Dagvlinders, libellen en sprinkhanen' (verspreidingsperiode 1999-2006), EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.
7.
Wymenga, E., A. Brenninkmeijer, L. Heikoop & J. Schut (red.), Speciale beschermingszones en beschermde soorten in Fryslân (verspreidingsperiode 1995-2005), A&W-rapport 486, Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv, Veenwouden 2006.
22
232.00.05.40.00 - Advies Natuurwaarden Leerpark Drachten - 3 december 2013
B i j l a g e n 1.
Wet- en regelgeving natuurwaarden
Bijlage 1. Wet- en regelgeving natuurwaarden
Relevante wet- en regelgeving met betrekking tot soortenbescherming betreft de Flora- en faunawet en het Besluit Rode lijsten flora en fauna. Relevante wet- en regelgeving met betrekking tot gebiedsbescherming betreft de Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur. In het navolgende wordt een toelichting op deze wet- en regelgeving gegeven. Flora- en faunawet Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild
ZORGPLICHT
levende dieren en planten (zowel beschermde als onbeschermde) en hun leefomgeving. Die zorgplicht houdt in ieder geval in dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen heeft voor flora of fauna, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten. Diegene moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om die nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 2). Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te ver-
VERBODEN
wijderen of te beschadigen (artikel 8), beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen (artikel 9) of opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden (artikel 12). Tevens moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat enkele van deze verboden indirect worden overtreden door aantasting van bijvoorbeeld het foerageergebied en migratieroutes. Beschermd zijn de inheemse zoogdieren (met uitzondering van huismuis, brui-
BESCHERMDE SOORTEN
ne rat en zwarte rat), alle inheemse vogels, amfibieën en reptielen, sommige planten, vissen, vlinders, libellen, kevers en mieren en rivierkreeft, wijngaardslak en Bataafse stroommossel. Op 23 februari 2005 is de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze AMvB deelt de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes in. In de 'Lijst van alle soorten beschermd onder de Flora- en faunawet' worden de soorten ingedeeld in drie tabellen. Het gaat hierbij om algemene soorten (soorten uit tabel 1), overige soorten (soorten uit tabel 2) en strikt beschermde soorten (soorten uit tabel 3). Om verwarring te voorkomen, wordt in dit rapport respectievelijk de benaming licht, middelzwaar en streng beschermd gehanteerd.
BESCHERMINGSREGIMES
TABEL 1
Licht beschermde soorten (algemene soorten) zijn in Nederland zo algemeen voorkomend dat wordt aangenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet negatief beïnvloeden. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. De verboden, bedoeld in artikel 9 tot en met 11 van de wet, gelden in het geheel niet ten aanzien van mol, bosmuis en veldmuis. Daarnaast gelden ze niet ten aanzien van huisspitsmuis voor zover dit dier zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt.
TABEL 2
Voor middelzwaar beschermde soorten (overige soorten) en vogels geldt een vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet, mits wordt gewerkt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurde gedragscode (zie hierna). Deze gedragscode moet door de sector of de ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Zolang geen gedragscode is opgesteld, moet voor verstoring van de soorten ontheffing worden aangevraagd. Toetsingscriteria voor het verlenen van een ontheffing bij middelzwaar beschermde soorten zijn: -
de activiteit mag er niet voor zorgen dat afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
TABEL 3
de activiteit moet een redelijk doel dienen.
Ontheffing voor streng beschermde soorten en vogels wordt alleen verleend onder strikte voorwaarden. De algemene beleidslijn hierbij is dat de ingrepen zodanig worden gemitigeerd dat er geen effecten zijn te verwachten op het goede voortbestaan van de soort op de locatie van de ingreep. Toetsingscriteria voor het verlenen van een ontheffing zijn: -
er mag geen andere bevredigende oplossing voor de geplande activiteit zijn;
-
de activiteit mag er niet voor zorgen dat afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort;
ACTIVITEITENPLAN
-
er moet een in of bij de wet genoemd belang zijn;
-
er wordt zorgvuldig gehandeld;
-
er vindt geen benutting of economisch gewin plaats.
Ten behoeve van een ontheffingsaanvraag artikel 75 Flora- en faunawet dient een activiteitenplan te worden opgesteld. In het activiteitenplan worden het doel van de aanvraag en een uitgebreide onderbouwing van de activiteit beschreven. Het vormt de basis van de beoordeling door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken.
AFWIJZING
Wanneer door middel van het nemen van mitigerende maatregelen een verbodsovertreding wordt voorkomen, kan het eveneens goed zijn om een activiteitenplan op te stellen om het 'zorgvuldig werken' vast te leggen. Dit activiteitenplan kan via de aanvraagprocedure voor een ontheffing artikel 75 Flora- en faunawet ter beoordeling aan de Dienst Regelingen worden voorgelegd. Hierbij wordt dan ingezet op een goedkeuring van de maatregelen, maar
een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Door uitvoering van de maatregelen die in het activiteitenplan zijn beschreven, wordt een overtreding van de Flora- en faunawet namelijk voorkomen en is een ontheffing niet nodig. Een gedragscode is een document waarin wordt aangegeven hoe bij het uitvoe-
GEDRAGSCODE
ren van activiteiten of werkzaamheden schade aan beschermde planten en dieren wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. Ook wordt in de gedragscode aangegeven hoe in de praktijk zorgvuldig wordt gehandeld. Om te voldoen aan de onderzoeksverplichting naar andere eventueel belem-
BEOORDELING
merende regelgeving zoals gesteld in artikel 3.1.6 Bro, is het voldoende dat een ecoloog vaststelt dat er geen ontheffingen volgens artikel 75 Flora- en faunawet nodig zijn of dat deze kunnen worden verkregen (ABRvS 23 augustus 2006). Dit oordeel is geldig wanneer het is gebaseerd op goed onderzoek en juridisch navolgbaar is gedocumenteerd, zoals in voorliggende rapportage is gebeurd. De begrippen 'ecoloog', 'goed onderzoek' en 'rapportage' zijn beschreven in de 'Handreiking Flora- en faunawet, 31 oktober 2008' van de Dienst Landelijk Gebied. Besluit Rode lijsten flora en fauna De Rode lijsten zijn officieel door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgesteld (Besluit Rode lijsten flora en fauna, november 2004, gedeeltelijk herzien en aangevuld per september 2009) op grond van de artikelen 1 en 3 van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa van 19 september 1979 (Verdrag van Bern). Voor het Ministerie van Economische Zaken zijn de rode lijsten mede richtinggevend voor het te voeren natuurbeleid. Veel rode lijstsoorten (vooral planten) worden niet door de Flora- en faunawet beschermd en hebben daardoor geen (duidelijke) juridische status. De rode lijsten zijn samengesteld aan de hand van twee criteria, te weten de trend en de zeldzaamheid. De rode lijstsoorten worden ingedeeld in de volgende categorieën, met de daarbij behorende trend en zeldzaamheid: -
UW uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu afwezig op wereldschaal;
-
UWW in het wild uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig op wereldschaal, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt;
-
VN verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu afwezig in Nederland;
-
VNW in het wild verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig in Nederland, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt;
-
EB ernstig bedreigd: zeer sterk afgenomen en nu zeer zeldzaam;
-
BE bedreigd: sterk afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam, of zeer sterk afgenomen en nu zeldzaam;
SAMENSTELLING
-
KW kwetsbaar: matig afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen en nu vrij zeldzaam;
-
GE gevoelig: stabiel of toegenomen, maar zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen, maar nog algemeen.
Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet uit 1967 voldeed niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen aan natuurbescherming stellen. Daarom is op 1 oktober 2005 de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden, die de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden bundelt. Daarmee zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet 1998 verwerkt. BESCHERMDE GEBIEDEN
De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998: -
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
-
staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten;
-
Wetlands.
Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan (structuurvisie) waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. VERGUNNING
Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Meestal verlenen Gedeputeerde Staten van de provincies de vergunningen, maar bij landsbelangoverschrijdende gebieden doet de minister van Economische Zaken dit.
ORIËNTATIEFA-
Bij projecten, plannen en activiteiten in of in de omgeving van een beschermd
SE/VOORTOETS
gebied moet in een vooroverleg tussen het bevoegd gezag en de initiatiefnemer (samen met zijn ecologisch adviseur), worden ingeschat of de voorgestane ontwikkeling een significant negatief effect op dit gebied tot gevolg kan hebben. In deze oriëntatiefase vindt een globale toetsing plaats, de zogenaamde voortoets, waardoor een indicatie van de mogelijke negatieve gevolgen wordt verkregen. Op deze manier kan worden bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen en of vergunningverlening aan de orde is. Het bevordert de voortgang van het proces wanneer de initiatiefnemer een aantal globale onderzoeksgegevens voor dit vooroverleg aanlevert. In voorliggend rapport heeft de ecoloog die gegevens beschreven.
BEOORDELING
In tegenstelling tot de beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet, die door de ecoloog wordt gegeven, is voor de Natuurbeschermingswet 1998 het oordeel van het bevoegd gezag nodig (zie ook Vergunning). Teneinde te voldoen aan artikel 3.1.6 Bro moet het oordeel van het bevoegd gezag deel uitmaken van de besluitvorming in de planologische procedure, tenzij het objectief overduidelijk is dat beschermde gebieden niet kunnen worden geschaad door de getoetste ontwikkeling.
Wanneer er geen wetenschappelijke zekerheid bestaat dat er geen significant
VERGUNNINGAANVRAAG
negatief effect is, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Indien er mogelijk wel een negatief effect is, maar dit zeker niet significant is, moet een verslechterings- en verstoringstoets worden gedaan. Voor beide toetsen moet de initiatiefnemer de gegevens aanleveren in de vorm van een natuurbeschermingswetrapport. Het bevoegd gezag toetst deze rapportage op verzoek van de initiatiefnemer. In beginsel verleent het bevoegd gezag alleen een vergunning als zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast. Indien een gebied alleen of mede op grond van een eerdere aanwijzing als natuurmonument is aangewezen, geldt voor dat zelfstandige gebied of voor die specifieke aanwijzingscriteria een lichter afwegingskader met een zekere bestuurlijke vrijheid. Wanneer het bevoegd gezag een passende beoordeling nodig acht, moet reke-
ADC-CRITERIA
ning worden gehouden met de ADC-criteria. Het project moet dan achtereenvolgens worden beoordeeld op: mogelijke (A) alternatieven, (D) dwingende reden van groot openbaar belang en verplichte (C) compensatie. Veel projecten zullen niet aan deze criteria voldoen. Het kan daarom gunstig zijn om bij twijfel over effecten een uitgebreider vooronderzoek te doen in de vorm van een natuurbeschermingswetonderzoek. Een interactief proces tussen de onderzoekers, de initiatiefnemer en zijn ontwerpers, biedt daarnaast de mogelijkheid om het plan zo bij te stellen dat significant negatieve effecten worden voorkomen. De omvang van de effecten wordt getoetst aan de instandhoudingsdoelstellin-
INSTANDHOUDINGSDOELEN
gen van het betreffende beschermd gebied. Deze doelstellingen zijn of worden opgenomen in de aanwijzingsbesluiten en de beheerplannen. In het aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied staat vanwege welke soorten en habitatten en om welke reden het gebied is aangewezen. De instandhoudingsdoelstellingen van een gebied mogen niet worden geschaad. Ten tijde van het schrijven van dit rapport zijn nog niet alle aanwijzingsbeslui-
AANGEWEZEN
ten voor de 162 Natura 2000-gebieden klaar. De laatste stand van zaken met betrekking tot de (definitieve) aanwijzingsbesluiten is te vinden op de internetsite van het Ministerie van EZ (gebiedendatabase). Zolang definitieve aanwijzing nog niet heeft plaatsgevonden, wordt getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten of de conceptaanwijzingsbesluiten. Voor alle Natura 2000-gebieden moeten beheerplannen worden opgesteld. In een beheerplan wordt vastgelegd hoe en wanneer de doelen voor een gebied worden gehaald (instandhoudingsdoelstellingen). Activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden (landbouw, recreatie, waterbeheer) die negatieve effecten op de natuur(doelen) hebben, kunnen ook in het beheerplan worden geregeld, waarmee een integrale aanpak wordt bewerkstelligd. Een beheerplan moet binnen drie jaar na aanwijzing als Natura 2000-gebied worden vastgesteld.
BEHEERPLANNEN
Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit (doelen). De EHS moet biodiversiteit en duurzame natuurkwaliteit in Nederland waarborgen. De EHS is een beleidsconcept dat zijn wortels heeft in het Nationaal Natuurbeleidsplan van 1990. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen van de rijksoverheid met betrekking tot de EHS. Provincies zijn verantwoordelijk voor de realisering van de EHS. In de Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening is dit als beleidsdoel opgenomen. BESCHERMDE GEBIEDEN
BESCHERMING
De EHS bestaat uit: -
bestaande natuurgebieden;
-
toekomstige natuurgebieden;
-
beheergebieden.
Voor de EHS geldt het beschermings- en compensatieregime uit de Nota Ruimte, zoals uitgewerkt in de Spelregels EHS (Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS). In het geval van een ruimtelijke procedure worden ingrepen bij EHS-gebieden door het bevoegd gezag, het college van Gedeputeerde Staten van de provincie, getoetst. Wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS mogen niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is en er geen redelijk alternatief bestaat. Hier geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd.
Colofon Opdrachtgever Gemeente Smallingerland Contactpersoon Mevrouw E. de Haan
Rapport De heer ing. D.J. Venema BügelHajema Adviseurs Fotografie BügelHajema Adviseurs Projectleiding Mevrouw T. van Kalsbeek BügelHajema Adviseurs Projectnummer 232.00.05.40.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
B i j l a g e
5 :
I n s p r a a k n o t a
Inspraak- en overlegnota bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) Het voorontwerp bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort heeft van 23 mei 2013 tot en met woensdag 19 juni 2013 ter inzage gelegen voor inspraak. Tevens is het voorontwerp in het kader van vooroverleg naar de overlegpartners gestuurd. Dit bestemmingsplan betreft de ontwikkeling van de schoolcampus ROC Friese Poort. De schoolcampus van ROC Friese Poort maakt deel uit van het Leerpark Drachten, de verzamelnaam voor alle scholen in het gebied Splitting, Raai, Leidijk. De bestaande gebouwen zullen worden vervangen door nieuwbouw of worden gerenoveerd. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld. De vragen en opmerkingen worden hieronder behandeld. Inspreker 1. J.A. van der Meer, Splitting 43 (email)
Samenvatting 1) Komt er nog een inspraakprocedure over het binnenterrein?
2a) Is er een schets met leerlingen- en verkeersstromen beschikbaar? Ik krijg de indruk dat er 4 stromen kunnen ontstaan, die 4 keer het doorgaande verkeer op de Splitting onderbreken: 1. Ter hoogte van de Leidijk. In de huidige situatie steken veel leerlingen vanuit de stad de Splitting bij de Leidijk over. Een gedeelte fietst de Leidijk in, een gedeelte fietst verder over het voetpad naar de ingang bij Splitting 23. (Bewoners van Splitting 25-57 doen dit uit veiligheidsoverwegingen ook. Een andere groep fietst langs de weg tegen het verkeer in. Dit is voor de fietser, die aan de goede kant van de weg naar de stad fietst zeer hinderlijk/bedreigend. Dit moet voorkomen worden. Ook is er vanuit de Leidijk een fietserstroom, die één van bovengenoemde routes neemt. 2 en 3. Het oversteken van de fietsers over de Splitting aan beide zijden van nr. 23 vind praktisch niet plaats (dit is logisch, omdat hier geen vluchtheuvel is, zie punt 1). Dit geldt niet voor auto's. Vooral auto's uit het westen hebben moeite met oversteken. In de namiddag is het erg moeilijk om op de Splitting te komen (oost en west). (Ook
Gemeentelijke reactie Voor wat betreft het middengebied is eerder dit jaar een inloopmoment geweest. Ook is er een enquête gehouden, waarin wensen konden worden aangegeven. Wij zullen hier op enig moment, wanneer een ontwerp kan worden gepresenteerd, op terugkomen. Een termijn is hiervoor nog niet te geven. De Splitting gaat volledig op de schop. Hierover is op 24 juni 2013 al een eerste overlegronde met omwonenden geweest. Hierbij ging het nog slechts om principeprofielen. Ter hoogte van de nieuwe aansluiting van het ROC zullen specifieke maatregelen moeten worden getroffen. In het kader hiervan worden nadere onderzoeken verricht.
wordt de doorstroming van het verkeer op de Splitting sterk gehinderd). 2b) De 'ware slimmerik' parkeert zijn auto op de Splitting (wat veel VMBO-leraren al doen). Deze lieden blokkeren de plaatsen op de Splitting en komen zelf makkelijker weg. Ook kunnen ze, door slordig parkeren, de ventweg voor nr's 25-57 blokkeren. 4. Afhankelijk van de fietsenbergplaats van het VMBO (waar komt deze?) ontstaat er een leerlingenstroom ten oosten van nr's 59-61. Deze stroom gaat zich in plaats van over te steken, waarschijnlijk bewegen over de ventweg voor nr's 25-57, waarbij zeer vervelende situaties kunnen ontstaan. In de huidige situatie is het al lastig om op de ventweg met de auto langs de geparkeerde auto's en eventuele voetgangers en/of fietsers te komen. Dit moet voorkomen worden. 3) Ik krijg de indruk dat het sportveld openbaar wordt. In verband met overlast (balorige jeugd, drugsgebruik en drugshandel, hond uitlaten, geluidsoverlast na schoolfeesten, voetballen door volwassenen midden in de nacht) moet dit niet openbaar worden. 4) Wat betekenen de rode markeringen op het sportterrein? 5) Op het binnenterrein gaan parkeerplaatsen verloren. Dit verhoogt de parkeerdruk op de Leidijk, Raai en Splitting.
2. J.A. van der Meer, Splitting 43 (brief)
6) Verdwijnt het pad achter de woningen Splitting 51-57? 1. In het huidige bestemmingsplan is voorde bouwvlakken van het ROC Friese Poort een maximale bouwhoogte van 15 meter aangegeven. In het beeldkwaliteitsplan ROC Friese Poort geldt voor fases 0, 1, en 2 een maximale bouwhoogte van 12-15 meter. Waarom is in het bestemmingsplan de bouwhoogte voor fase 0 verhoogd naar maximaal 17 meter, voor fase 1 naar 17 meter en in fase 2 naar 18 meter?
Voor het VMBO zal de parkeersituatie worden geconcentreerd bij de sporthal. Het personeel zal hierbij (nog sterker) gebruik maken van de rotonde bij het Ureterpfallaat. 4. De fietsenstalling van de VMBO-school/Liudger zal aan de zuidwestzijde van het gebouw worden ingepast. Ook hiervoor geldt dat de aanrijbewegingen worden meegenomen in de reconstructie van de Splitting.
Zie ook onder 1.1. De mate van openbaarheid zal hierin worden meegenomen.
De gedachte dat diverse sport- en spelmogelijkheden worden ingepast. Integendeel; op het binnenterrein wordt een parkeervoorziening gerealiseerd van ruim 290 parkeerplaatsen, juist om de druk volledig van de omgeving te halen. Nee, het pad blijft. In het beeldkwaliteitsplan worden inderdaad deze hoogten genoemd. Echter, het bestemmingsplan is het instrument waarin bouwhoogtes juridisch worden vastgelegd. De hoogte is wat ruimer genomen, in verband met de technische opbouwen die op het dak worden geplaatst (zoals airconditioning-installaties). Daarnaast zal dit bestemmingsplan voor de komende 10 jaar gaan gelden. Wij achten het wenselijk om hierin enige ruimte te bieden, om zo over een toekomstbestendig kader neer te leggen. De hoogte van fase 2 zullen wij terugbrengen naar 17 meter, zodat dit in overeenstemming is met de rest van gebouwen
3. N. Boersma, Splitting 59
4. F.J. Winzelaar, Splitting 61
1. Er loopt een pad langs nr's 59 en 61. Wanneer de kinderen moeten oversteken vanaf de Splitting naar het fietspad, is dit levensgevaarlijk, i.v.m. de zeer drukke Splitting. De Raai heeft snelheidsbeperkende drempels, daarom is de Splitting een zeer drukke weg (busverkeer, ambulance, politie, brandweer en het ovenge verkeer). Er is al eens een schoolgaand kind doodgereden! 1. De hoek Splitting nr. 59 wordt gevaarlijk. Verkeer vanaf nr. 61 komt in de bocht bij nr. 59 fietsers tegen (soms letterlijk). Deze bocht is zeer onoverzichtelijk. Dit is in de huidige situatie al eens misgegaan.
op het terrein. Wij zullen uw opmerking meenemen in de verdere uitwerking van de herinrichting van de Splitting.
Wij zullen uw opmerking meenemen in de verdere uitwerking van de herinrichting van de Splitting.
De overlegreacties worden hieronder behandeld. Overlegpartner 1. Wetterskip Fryslan
2. Provincie Fryslan
Samenvatting 1. Het Wetterskip heeft een wateradvies afgegeven. Alle adviezen dienen te worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming. Wanneer de adviezen worden opgevolgd zijn er geen waterhuishoudkundige bezwaren. Daarom kan een positief wateradvies worden afgegeven. 2. Met het plan zijn geen provinciale belangen in het geding. Wel wordt de opmerking gemaakt, dat de watertoets nog moet worden verwerkt in het bestemmingsplan en er moet nader onderzoek plaatsvinden naar vleermuizen. Het bestemmingsplan zal moeten zijn aangepast, voordat het bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
Bijlage 1: Ingekomen reacties
Gemeentelijke reactie Het wateradvies wordt opgevolgd en wordt als bijlage in het bestemmingsplan opgenomen.
De toelichting wordt op deze punten aangevuld.
INGEKOMBNI
24
JUW ans
provinsje fryslan provincie fryslan Q-,
m
SMALLINGERLAND postbus 201 20 8900 hm leeuwarden tweebaksmarkt 52 telefoon: (058) 292 59 25 telefax. (058) 292 51 25 www. fryslan.nl provincie @fryslan.nj ATW. twitter, com/provfryslan
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland Postbus 10000 9200 HA DRACHTEN
SL
^3 0
0
Leeuwarden, 18 juni 2013 Verzonden, , ^ Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n) Onderwerp
^
01062282 Stêd en Plattelan F. Jilderda / (058) 292 52 43 of
[email protected]
: voorontwerpbestemmingsplan Leerpark Drachten (locatie Splitting/Raai/Leidijk)
Geacht college, Op 30 mei 2013 is bovengenoemd plan ter advisering ontvangen. Met het plan zijn geen provinciale belangen in het geding. Het plan geeft overigens aanleiding tot het maken van de volgende opmerking. Omgevingtoets (categorie 5) De omgevingstoets is nog niet geheel afgerond. De watertoets moet nog worden verwerkt in het plan en er moet nader onderzoek plaatsvinden naar vleermuizen. Ik ga er vanuit dat de de toelichting op deze punten wordt aangevuld voordat het plan ter inzage wordt gelegd. Hoogachtend, Namens het college van Gedeputeerde-Staten,
T. letswaart Hoofd Team Algemeen Beleid
• i /1 -
Ons kenmerk: 01062282
F
F
r.
a 32 i H W
E T T E R S K I F R Y S L A N
BügelHajema adviseurs bv T.a.v. mevrouw N. van Kalsbeek Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE LEEUWARDEN
Leeuwarden, 12 juni 2013
Ons kenmerk: W F N r j o y e i g
Cluster: Plannen
Bijlage(n): Bijlagen
Tel:os8 292 2816/R. T a m m i n g a
Uw kenmerk:
Onderwerp: Wateradvies voor ROC Friese Poort te Drachten
Geachte mevrouw van Kalsbeek, Op 23 april 2013 ontvingen wij uw aanvraag voor een watertoets voor het ROC de Friese Poort in de wijk de Venen te Drachten. De ROC Friese Poort maakt een onderdeel van het nog te ontwikkelen leerpark. Deze brief vormt het wateradvies voor de realisatie van ROC de Friese Poort. Om de waterbelangen te waarborgen wil Wetterskip Fryslan graag voor de verdere planvorming van het leerpark in overleg met de gemeente Smallingerland. Graag zouden wij dit als agendapunt willen meenemen in het eerstvolgend ambtelijk overleg tussen de gemeente Smallingerland en Wetterskip Fryslan. Toename verhard oppervlak Wetterskip Fryslan hanteert het uitgangspunt dat een toename van verhard oppervlak van meer dan 200m gecompenseerd moet worden door waterberging aan te leggen. In het plan zal rekening worden gehouden met het compenseren van de toename van de verharding door o.a. het aanleggen van waterpartijen. Dit wordt door de gemeente Smallingerland nog verder uitgewerkt. Wetterskip Fryslan graag op de hoogte worden gehouden over de verdere uitwerking van het plan om toename van de verharding in het plan te compenseren. 1
2
2
Drooglegging en waterpeilen Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70m gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseren wij een drooglegging van 0,70m.
1
Verhard oppervlak: Alle oppervlakten zoals daken, trottoirs en wegen worden gerekend onder de noemer verhard oppervlak. De drooglegging is de afstand tussen waterpeil in de sloot en het maaiveld. Voor woningen wordt voor het maaiveld de bovenkant van de vloer genomen. 1
WETTERSKIP FRYSLAN Postbus 36 | 8900 AA Leeuwarden | lelefoon 0 5 8 - 2 9 2 22 22 |
[email protected] | www.weUerskipfryslan.nl
Het plangebied ligt in een peilgebied met een vast peil van +o 8oim NAP. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de NAP +1,55171 en de NAP +2,oom. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de droogleggingsnorm. (
Afvalwater- en regenwatersysteem Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. In geval van dit bouwplan kan het hemelwater afkomstig van verhard oppervlak, onder bij Waterkwaliteit genoemde voorwaarden, geloosd worden op het oppervlaktewater. Waterkwaliteit Om een goede waterkwaliteit te realiseren moet voorkomen worden dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Tevens dient gebouwd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. Grondwateronttrekking Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur dient vaak het grondwater verlaagd te worden om het werk droog uit te kunnen voeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Om te weten of u met een melding kunt volstaan of een vergunning nodig hebt, kunt u contact opnemen met Cluster Vergunningverlening van Wetterskip Fryslan. Meer informatie over de watervergunning en de meldingsplicht vindt u onder Waterwet in deze brief. Waterwet Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in het kader van de Waterwet. Onder ingrepen in het watersysteem worden ook het onttrekken van grondwater en het lozen daarvan op het oppervlaktewater verstaan. Op onze website (www.wetterskipfryslan.nl/waterwet) treft u meer informatie aan over de Waterwet en u kunt onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden. De aanvraag voor een watervergunning of de melding kunt u ook gelijktijdig met de omgevingsvergunningaanvraag indienen via het omgevingsloket online (www.omgevingsloket.nl). Procesafspraken Wij gaan er van uit dat de in deze watertoets vermelde adviezen worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming. Wij vragen u om het wateradvies te communiceren met de initiatiefnemer. Wanneer de vermelde adviezen worden opgevolgd zien wij met betrekking tot het voorliggende plan geen waterhuishoudkundige bezwaren. Hierbij geven wij dan ook een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee wat ons betreft afgerond. De in deze brief genoemde personen zijn telefonisch bereikbaar via het algemene telefoonnummer van Wetterskip Fryslan: 058-292 22 22. Hoogachtend, namens het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslan,
drs.-fTSmit, Cluster Plannen. Per email aan.
J. Gerbensma, G. Oostwoud, H. Grasman en e.de.haanOsmallinqerland.nl
Pagina 2 / 3
J \
•-
(//'
I
I
M
r ^ I A
I
N -. K
I I
P.
Legenda J |
G e m a l e n i C w h ^ e r r ^ g i ster
J I
Pnmair^kennger 1
R e g i o n j f e _ k e r ng€^i LokaJe_k*finoen Vni_vioor_boezem
[ I
^
Groodwaterbeschermirgsget* Persleiding*^
RiOö9efraten_zoné ]
Daturr
G r e n s Wetttrskip Fryslan
:J-CM-2D13
FORMX A J iggera verv u r a 193 0 0 »
Overzicht locatie
Pagina 3 / 3
pagina 1 van 1
Haan, E. de Van:
Visser, E.
Verzonden: dinsdag 2 juli 2013 12:13 Aan:
Haan, E. de
Onderwerp: FW: Vragen opmerkingen inrichtingsschets Leerpark Drachten Bijlagen:
Vragen en opmerkingen over de inrichtingsschets Leerpark Drachten.docx
Esther, maar even kijken of we deze mee moeten nemen bij de inspraak van het BP er zijn nu toch reactie dus we kunnen sowieso niet direct door groet Evert
Van: J.A. van der Meer [mailto:
[email protected]] Verzonden: vrijdag 14 juni 2013 20:44 Aan: Visser, E. Onderwerp: Vragen opmerkingen inrichtingsschets Leerpark Drachten Geachte heer Visser, Ik heb uw naam en e.mail adres gekregen van een medewerker van de gemeente die ik geraadpleegd heb over het Bestemmingsplan Leerpark Drachten. Ook ben ik in het bezit gekomen van de Inrichtingsschets Leerpark Drachten. De inloopbijeenkomst van 23 mei 2013 heb ik i.v.m. ziekte niet kunnen bezoeken, maar graag breng ik u alsnog op de hoogte van mijn vragen en opmerkingen over de inrichting van het Leerpark. Zie de bijlage. Graag commentaar. Met vriendelijke groet, J.A. van der Meer, Splitting 43, 9202LD Drachten. E-mail:
[email protected] Telnr.: 0512-520580
25-07-13
Vragen en opmerkingen over de inrichtingsschets Leerpark Drachten. Komt er nog een inspraakprocedure over het binnenterrein? •
Is er een schets met leerlingen- en verkeersstromen beschikbaar? Ik krijg de indruk dat er mogelijk vier leerlingen stromen kunnen ontstaan die ook vier keer het doorgaande verkeer op de Splitting onderbreken nl. 1. Ter hoogte van de Leidijk. In de huidige situatie steken veel leerlingen,vanuit de stad, de Splitting bij de Leidijk over. Een gedeelte fietst de Leidijk in een ander deel fietst verder over het voetganger pad naar in ingang bij Splitting 23. (Bewoners van de Splitting 25 - 57 doen dit (uit veiligheidsoverwegingen/ moeilijk oversteken) vaak ook). Een andere groep fietst langs de verkeersweg tegen het verkeer in (dus links van de weg). Dit is vooral voor de enkele fietser die aan de goede kant naar de stad fietst op dit traject zeer hinderlijk of bedreigend. Dit moet voorkomen worden. Ook is er vanuit de Leidijk een fietsersstroom die een van bovengenoemde routes neemt. 2 en 3. Het oversteken van de fietsers over de Splitting aan beide zijden van nr. 23 vindt praktisch niet plaats. Logisch hier is geen vluchtheuvel die het oversteken ondersteunt. Zie punt 1. Dit geldt niet voor de auto's. Vooral auto's die uit het westen komen kunnen (grote) moeite hebben met oversteken. In de namiddag is het (erg) moeilijk om in westelijke richting op de Splitting te komen en dit geldt zeker voor de automobilisten die naar het oosten willen. (Ook wordt de doorstroming van het verkeer op de Splittingsterk gehinderd). De "ware slimmerik" parkeert zijn auto zoveel mogelijk op de Splitting, wat de VMBO-leraren al vaak doen. Deze lieden blokkeren de plaatsen op de Splitting en komen dan einde werktijd gemakkelijker weg. Ook kunnen ze, door slordig parkeren de ventweg voor de nr 25 - 57 blokkeren! 4. Afhankelijk van de fietsenbergplaats van het VMBO (waar komt die?) ontstaat er een leerlingenstroom ten oosten van nr. 5 9 - 6 1 . Deze stroom gaat zich in plaats van over te steken waarschijnlijk bewegen over de ventweg voor de nr. 25 - 57 waarbij zeer vervelende situaties kunnen ontstaan. In de huidige situatie is het al lastig om op de ventweg met de auto langs de geparkeerde auto's en eventuele voetgangers en of fietsers te komen. Dit moet voorkomen worden!
•
Ik krijg de indruk dat het sportveld openbaar wordt (ook uit de verhalen van omwonenden). Persoonlijk zou ik er geen moeite mee hebben als het sportveld, onder toezicht, voor naschoolse opvang voor lagere schooljeugd wordt gebruikt. In het verleden toen het sportterrein nog openbaar was hebben wij hiermee veel problemen gehad zoals; Balorige jeugd tot diep in de nacht. Vuurtje stoken. Crossen met brommers (toen de toegangen nog breed waren zelfs met auto's. De meermalen gewaarschuwde politie reageerde hierop niet meer," Ze zullen wel toestemming hebben"). Drugshandel en drugsgebruik. Honden uitlaten. In- en na
drinken van (school)feesten met sterke (muziek) geluidsoverlast en vernielingen.Voetballen door volwassenen tot diep in de nacht. Dit is ook de reden dat de vaste doelen van het sportterrein zijn verwijderd. De nieuwe indeling met vier uitgangen leent zich evenals vroeger (veel ontsnappingsmogelijkheden) uitstekend voor genoemde activiteiten. De Friese Poort heeft ook een poosje openheid gepredikt en het schoolplein openbaar gemaakt. Hier is men snel van genezen! Slotconclusie sportterrein. Het sportterrein moet niet openbaar worden! Wat betekenen de rode markeringen op het sportterrein? Er gaan op het binnenterrein parkeerplaatsen verloren. Deze plaatsen zijn doorgaans goed bezet. Zou het weghalen van deze plaatsen de parkeerdruk op de Leidijk, Raai en Splitting niet verhogen die toch al groot is. Zoals slordig parkeren op de ventweg zodat de auto's van aanwonenden ingesloten worden en moeilijk wegkomen. Verdwijnt het pad achter de woningen Splitting 51 - 57?
J.A. van der Meer, Splitting 43, 9202LD Drachten. 14 juni 2013
INGEKOMFN
i ? JUW im Aan het college van B&W,
SMALLINGERLAND
Gemeente Smallingerland.
Betreft: Inspraakreactie / bezwaarschrift naar aanleiding van het Bestemmingsplan Leerpark Drachten. Drachten 12 juni 2013. Geacht college, Ik heb inzage gehad in het Bestemmingsplan Leerpark Drachten en ik begrijp dat het huidige bestemmingsplan in verband met de in de nieuwe situatie veranderde bouwvlakken gewijzigd moet worden. Wat ik niet begrijp is het volgende: In het huidige bestemmingsplan is voor de bouwvlakken van het ROC Friese Poort de maximale bouwhoogte 15 meter aangegeven. In het Beeldkwaliteitsplan ROC Friese Poort (gepubliceerd 25 juni 2011) geldt voor de fases 0, 1 en 2 een maximale bouwhoogte van 1 2 - 1 5 meter. Waarom is in de voorgestelde bestemmingsplan wijziging de maximale bouwhoogte in fase 0 verhoogd naar 17 meter, in fase 1 verhoogd naar 17 meter en in fase 2 naar 18 meter? Navraag binnen de gemeentelijke organisatie heeft mij geen duidelijkheid verschaft en heeft een gemeentelijke medewerker mij geadviseerd een inspraakreactie / bezwaarschrift aan u te richten. Graag commentaar. Hoogachtend,
J.A. van der Meer, Splitting 43, 9202 LD Drachten. Telnr.: 0512-520580
Drachten ONTVANGSTBEVESTIGING
Ondergetekende: N. Gerrits medewerker van de Gemeente Smallingerland, verklaart op: 13-06-2013 te hebben ontvangen een brief, gedateerd: 12-06-2013 met nul bijlagen gericht aan: College van B & W inzake: Inspraakreactie/ bezwaarschrift bestemmingsplan Leerpark Drachten afzender: dhr. J.A. van der Meer
Handtekening:
Drachten
jmallingerland
REACTIEFORMULIER
Inloopbijeenkomst Inrichting Leerpark & bestemmingsplan nieuwbouw ROC 23 mei 2013 Gegevens Naam: / >ac.^s.
Mijn reactie heeft betrekking op: M 0 0
Inrichting Leerpark Bestemmingsplan nieuwbouw ROC Friese Poort (fase 2) Anders, nl
Ik heb de volgende reactie(s)/opmerking(en):
£« ck
loojol- eeo iïaj LiJcfeaeo mó^irn
/a»p de oueKsUho
huiie* vanaf
o/e
Sa en s^/'M'^G
b/-
/i/annee* laa* 4e/
een
()£>//fï^.
/^'Ciic/tsjee/z Cesis
Datum:
een
K
/ j £ n o/&>n ~no scr^ioo/y /^yetan Handtekening:
1 — c -
/
—
U kunt uw reactie vandaag inleveren bij een van de medewerkers van de gemeente. Ook kunt u de reactie opsturen naar de gemeente Smallingerland, tav dhr. E. Visser, afdeling Ontwikkeling, postbus 10.000 9200 HA Drachten. Mailen mag ook: gemeente&.smallinQerland. nl ovv. Leerpark of bestemmingsplan nieuwbouw ROC Friese Poort, tav dhr. E. Visser
1
Drachten
imaliingerland
REACTIEFORMULIER
Inloopbijeenkomst Inrichting Leerpark & bestemmingsplan nieuwbouw ROC 23 mei 2013 Gegevens n
Naam:. .^.(?:.Q.A Adres: S/.. / / . / / . ' . '.y .....O. Postcode/Woonplaats: fJUi Z..../LQ.... /O.?. c^.J.Ó.h-. Telefoonnummer:...y.....O.jr/. K.$7./.$$.'.£. y. E-mail: ./,... •. W.... ^ . f * ' . ? . . SX.CL... 0
Mijn reactie heeft betrekking op:
0 0
Inrichting Leerpark Bestemmingsplan nieuwbouw ROC Friese Poort (fase 2) Anders, nl
Ik heb de volgende reactie(s)/opmerking(en):
/ X
Datum:
Jt^C
S ^
'^' ^f
<*rp Uaetf
J^Woi&Z'-
Handtekeni
U kunt uw reactie vandaag inleveren bij een van de medewerkers van de gemeente. Ook kunt u de reactie opsturen naar de gemeente Smallingerland, tav dhr. E. Visser, afdeling Ontwikkeling, postbus 10.000 9200 HA Drachten. Mailen mag ook: qemeentet&smallingerland. nl ovv. Leerpark of bestemmingsplan nieuwbouw ROC Friese Poort, tav dhr. E. Visser
Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) Regels
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
3
Artikel 2
Wijze van meten
8
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Maatschappelijk - 1
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 4
Anti-dubbeltelregel
12
Artikel 5
Algemene gebruiksregels
13
Artikel 6
Algemene afwijkingsregels
14
Artikel 7
Algemene wijzigingsregels
15
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 8
Overgangsrecht
16
Artikel 9
Slotregel
17
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
10
2
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het bestemmingsplan Leerpark Drachten (ROC Friese Poort) met identificatienummer NL.IMRO.0090.BP2013SWV005-0401 van de gemeente Smallingerland;
1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.6
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.7
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.8
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
3
1.10 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.16 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.17 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden: de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.18 geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.19 kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
4
1.20 kantine: een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van etenswaren, eenvoudige maaltijden en/of dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling;
1.21 kunstobject: voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een ander bouwwerk;
1.22 kunstwerk: een ander bouwwerk, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.23 maatschappelijke voorzieningen: educatieve, medische, religieuze, sociale, culturele en voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening;
1.24 maatvoering: de regels met betrekking tot de toegestane goothoogte en/of bouwhoogte en/of dakhelling en/of het bebouwingspercentage;
1.25 meetverschil: een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een op de plankaart aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.26 milieusituatie: de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkómen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.27 overkapping: elk ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste twee wanden;
1.28 peil: de hoogte van de kruin van de nabij het bouwwerk gelegen weg;
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
5
1.29 pergola: een bouwwerk, geen gebouw zijnde van een poortachtige constructie, primair bestemd om er beplanting langs te laten groeien, alsmede een naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.30 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.31 restauratieve voorziening: voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;
1.32 risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.33 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.34 straat- en bebouwingsbeeld: de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.35 verkeersveiligheid: de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.36 vuurwerkbedrijf: een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
6
1.37 woonsituatie: de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
7
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de dakhelling:
langs de dakhelling ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begaande grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6
de bebouwde oppervlakte:
van een bouwperceel, bebouwingsstrook, bebouwingsvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 meter boven peil, met dien verstande dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
2.7
de breedte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels;
2.8
de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en overige bedrijfsruimten met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten wordt opgeteld.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
8
Meetverschillen: Bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
Uitzonderingsregel: Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en de inhoud van een bouwwerk worden ten aanzien van de plaatsing ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
9
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Maatschappelijk - 1 3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
levensbeschouwelijke voorzieningen;
b.
medische- en sociaal-medische voorzieningen;
c.
educatieve voorzieningen en bijbehorende sportvelden;
d.
voorzieningen op het gebied van openbare dienstverlening,
maar ook voor de daarbij behorende: e.
restauratieve voorzieningen;
f.
groenvoorzieningen en water;
g.
parkeervoorzieningen;
h.
speelvoorzieningen;
i.
wegen, straten en paden;
j.
openbare nutsvoorzieningen;
k.
kunstobjecten;
l.
tuinen en erven.
3.2
Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken Op de gronden, bedoeld in 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd: a.
gebouwen ten behoeve van de bestemming, zoals gebedshuizen, ziekenhuizen, onderwijsinstituten, kinderdagverblijven en bibliotheken;
b.
andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten, uitgezonderd tribunes en lichtmasten.
3.2.2 Gebouwen en overkappingen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a.
de gebouwen, met uitzondering van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen, mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
b.
de maximale bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven maximale bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen, zoals technische opbouwen, binnen de aangegeven maximale bouwhoogte dienen te worden gerealiseerd;
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
10
c.
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overkapping" mag uitsluitend een overkapping worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter.
3.2.3 Andere bouwwerken Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels: a.
erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen binnen de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
c.
de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
d.
de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
e.
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag maximaal 5 meter zijn.
3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: -
het bepaalde in lid 3.2.3, sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd.
3.3.2 Beoordelingscriteria Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a.
de woonsituatie;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld;
c.
de milieusituatie;
d.
de verkeersveiligheid;
e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
11
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 4 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
12
Artikel 5 Algemene gebruiksregels 5.1
Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a.
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
b.
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
c.
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
d.
het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
e.
het opslaan van gerede of ongerede materialen of goederen buiten gebouwen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
f.
het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
g.
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens, waaronder kampeermiddelen.
5.2
Uitzonderingen
Lid 5.1 geldt niet voor: a.
het (tijdelijk) gebruik voor het realiseren of handhaven de bestemmingen, zoals bouwwerkzaamheden, of het normale onderhoud van de gronden;
b.
de opslag van goederen of materialen als onderdeel van de uitoefening van een bedrijf dat volgens het plan is toegestaan;
c.
het plaatsen van onderkomens volgens de gebruiksregels van de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 van deze regels;
d.
het opslaan of storten van afval- en meststoffen, maar alleen als dit noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
13
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels 6.1
Afwijkingsbevoegheden
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van: -
de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, maar alleen als dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is.
6.2
Beoordelingscriteria
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a.
de woonsituatie;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld;
c.
de milieusituatie;
d.
de verkeersveiligheid;
e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
14
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels 7.1
Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen in die zin dat: a.
de bestemming van gronden wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' voor het oprichten van transformatorhuisjes en andere nutsgebouwen met een inhoud van maximaal 100 m³ en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn;
b.
de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd. Hierbij geldt de volgende voorwaarde: 1. de vergroting mag maximaal 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zijn.
7.2
Beoordelingscriteria
Wijzigingen als bedoeld in lid 7.1 kunnen alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: a.
de woonsituatie;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld;
c.
de milieusituatie;
d.
de verkeersveiligheid;
e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
15
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 8 Overgangsrecht 8.1
Overgangsrecht bouwwerken
1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 8.1, sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1, sub 1 met maximaal 10%.
3.
Het bepaalde in lid 8.1, sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2
Overgangsrecht gebruik
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2, sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2, sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Lid 8.2, sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
16
Artikel 9 Slotregel Deze regels worden aangehaald als het bestemmingsplan: Leerpark Drachten (ROC Friese Poort).
232.00.05.40.00 - Bestemmingsplan "Leerpark Drachten (ROC Friese Poort)"
17
Colofon Opdrachtgever Gemeente Smallingerland Contactpersoon Mevrouw E. de Haan
Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding Mevrouw N. van Kalsbeek Projectnummer 232.00.05.40.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
105
45
1 0 1 1
47
28 i a a R
4 8 21 8 01 8 1 4 5 2 1 5 01 81 5 4 61 4 4 1 4 1
2 6 01 6 81 5 6 1 5 1
0 8 1 7 6 61 6 41 6 1
8 7 61 7 41 7 21 7 1
Legenda
30
Plangebied trafo Plangebied
2 15
0 1
Bestemmingen Maatschappelijk - 1 M-1 49
Aanduidingen bouwvlak
4345
1 4
2 43 63 83 3
[sba-okp]
specifieke bouwaanduiding - overkapping
De Zwaai
47 49
0 24 64 44 4
M-1 maximum bouwhoogte (m)
B
Verklaring 26
k j di Lei
11
55 57
48 50 52 54 56 58
51 53
5 6
Sporthal 60 62 6466
7 71 5 6 71 5 5 71 5 4 71 5 3 71 5 2 71 5
gegevens GBKN
[sba-okp]
17
06 8 27 47 7 6 87 07 28 8 11 9 7 5 3 1
15 13
84 86 88 90 92 94
De Zwaai
trafo
a 1 2 4.5
k j di Lei
59 61 63 65 67 69
84 2 85 2 86 2 87 2 88 2 89 2 0 81 2 1 81 2
9 17 38 8 1 37 57 77 7
5.5
4 0 1 6 0 1 8 0 1 0 1 1 6 89 9 0 0 1 2 0 1 Bouwterrein 17 17
Gemeente Smallingerland
i a a w eZ D
Bestemmingsplan Leerpark Drachten ( ROC Friese Poort )
3 2
a 3 2
9 1
5 2
3 1 3 9 3 7 2 2
5 3
1 9 4 7 3 3
Verbeelding
b 3 2 datum:
17-12-2013
schaal:
1 : 1000
BgelHajema Plek voor ideeºn
papierformaat: A2
g n i t t i l p S
status:
vastgesteld
projectnr.:
232.00.05.40.00
gezien:
NK
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T
g n i t t i l p S 0 1 1
8 2 61 2 41 2 21 2 01 2 81 1 61 1 4 1 1 21 1 1
2 3 01 3 1
NL.IMRO.0090.BP2013SWV005-0401
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP