#226148-v2/20 juni 2006
ROC Friese Poort Centrum Vakopleiding
Collectieve Arbeidsovereenkomst
te Leeuwarden
Looptijd: 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006
INHOUDSOPGAVE
Artikel 1: Algemeen 1. Looptijd 2. Werkingssfeer 3. Definities 4. Toepassing CAO 5. Deeltijdmedewerker Artikel 2: Verplichtingen werkgever - medewerker 1. Verplichtingen van de werkgever 2. Verplichtingen van de medewerker Artikel 3: Arbeidsovereenkomst 1. Aard van de overeenkomst 2. Arbeidsovereenkomsten bepaalde tijd 3. Min-max arbeidsovereenkomsten 4. Einde arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd Artikel 4 Arbeidsduur en werktijden 1. Arbeidsduur 2. Werktijden 3. Arbeidsongeschiktheid en aantal uren Artikel 5: Vakantie 1. Vakantieduur 2. Het verwerven van vakantie gedurende arbeidsongeschiktheid 3. Opnemen van vakantie-uren 4. Niet opgenomen vakantie 5. Samenvallen van vakantie met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht 6. Vakantie bij ontslag 7. Verjaring Artikel 6: Beloning 1. Algemeen 2. Indiensttreding 3. Beoordelings- en functioneringsgesprekken 4. Herziening van het salaris 5. Overplaatsing naar een hoger ingedeelde functie (promotie) 6. Waarnemingstoelage 7. Gratificatie 8. Resultatendelingsregeling 9. Eenmalige uitkering Artikel 7: Toeslagen 1. Vakantietoeslag 2. Toeslag onregelmatig werken Artikel 8: Werk en privé 1. Algemeen 2. Geoorloofd verzuim 3. Ouderschapsverlof (doorgang pensioenopbouw) 4. Vakbondsverlof 5. Kinderopvang
Artikel 9: Levensfasegericht Personeelsbeleid 1. Doel levensfasegericht personeelsbeleid 2. Uitvoering levensfasegericht personeelsbeleid 3. Budget Levensfasegericht Personeelsbeleid 4. Evaluatie Levensfasegericht Personeelsbeleid Artikel 10: Arbeidsongeschiktheid Artikel 11: Vergoedingen en tegemoetkomingen 1. Aanvullende ziektekostenverzekering en bijdrage in premie 2. Reiskosten woon-/werkverkeer 3. Reis- en verblijfkosten bij dienst- en studiereizen 4. Verhuiskosten 5. Uitkering bij overlijden Artikel 12: Spaarloonregeling Artikel 13: Levensloop Artikel 14: Pensioen Artikel 15: Slotbepaling Bijlage I: Functielijst Bijlage II: Salarisschalen Bijlage III: Overgangsmaatregelen huidige medewerkers Bijlage IV: Bloed- en aanverwantschap Bijlage V: Protocol 2006
Ondergetekenden Stichting ROC Friese Poort Centrum Vakopleiding als partij ter ene zijde en Vereniging ABVAKABO FNV elk als partij ter andere zijde zijn de volgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan.
Copyright © 2005 CAO-partijen en AWVN. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook en evenmin worden opgeslagen in een databank met als doel een terugzoekmogelijkheid te verschaffen aan derden, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van partijen bij deze CAO, alsmede van AWVN te Haarlem.
Artikel 1: 1.
Algemeen
Looptijd
De CAO treedt in werking op 1 januari 2006 en eindigt van rechtswege op 31 december 2006 zonder dat enige opzegging is vereist. 2.
Werkingssfeer
De CAO geldt voor alle medewerkers van ROC Friese Poort Centrum Vakopleiding, die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van de werkgever. De CAO is niet van toepassing op: leden van de directie; stagiairs; uitzendkrachten; vakantiekrachten. 3.
Definities
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder: a. werkgever: Stichting ROC Friese Poort Centrum Vakopleiding b. werknemersorganisatie: Vereniging ABVAKABO FNV c. medewerker: iedere persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever. Als medewerkers in de zin van deze CAO worden niet beschouwd stagiairs, vakantiekrachten, uitzendkrachten en leden van de directie. Vakantiekrachten kunnen gedurende maximaal 6 weken aaneengesloten werkzaam zijn bij de werkgever. d. partner: echtgeno(o)t(e) of bij de burgerlijke stand geregistreerde partner van de medewerker; een persoon met wie de medewerker met het oogmerk op duurzaam samen te leven, een gemeenschappelijke huishouding voert, blijkend uit een daartoe strekkende notariële akte of een door beide partners ondertekende schriftelijke verklaring; niet als partner wordt beschouwd een persoon met wie een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. e. OR: de ondernemingsraad als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden. f. CAO: deze collectieve arbeidsovereenkomst met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen. g. BW: Burgerlijk Wetboek (Boek 7 titel 10). h. rooster: een regeling die aangeeft op welke tijdstippen de medewerker zijn werkzaamheden aanvangt, deze onderbreekt en beëindigt. i. maand: een kalendermaand.
j.
k. l.
m. n.
o. p. q.
r.
4.
salaris: het bedrag per maand dat voor de medewerker is vastgesteld aan de hand van bijlage I van deze CAO uursalaris: het maandsalaris gedeeld door 156. maandinkomen: het maandsalaris vermeerderd met de persoonlijke toeslag, zoals bedoeld in lid a van bijlage III. jaarsalaris: twaalf keer het maandsalaris. salarisschaal een als zodanig in bijlage I van deze CAO vermelde reeks van trede met bijbehorende salarissen. trede: het nummer vermeld bij een salaris in een salarisschaal. volledige arbeidsduur: de arbeidsduur per jaar, zoals vermeld in artikel 4 lid 1.a van deze CAO. deeltijdmedewerker: een medewerker waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan met een arbeidsduur die lager is dan de volledige arbeidsduur. nevenwerkzaamheden: het tegen beloning enigerlei arbeid voor derden of als zelfstandige verrichten. Toepassing CAO
De werkgever zal geen medewerkers in dienst nemen of houden op voorwaarden die in strijd zijn met deze CAO. 5.
Deeltijdmedewerker
Deze CAO gaat uit van een medewerker met een volledige arbeidsduur. Op deeltijdmedewerkers zijn de bepalingen van deze CAO naar evenredigheid van hun arbeidsduur op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is vermeld.
Artikel 2: 1. a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
Verplichtingen werkgever - medewerker
Verplichtingen van de werkgever Arbeidsovereenkomst De werkgever zal met iedere medewerker schriftelijk een individuele arbeidsovereenkomst aangaan, waarin deze CAO integraal van toepassing wordt verklaard. Uitreiking CAO De werkgever zal aan de medewerker een exemplaar van de CAO, alsmede van de wijzigingen daarop, uitreiken. Geheimhouding De werkgever zal, met inachtneming van het bepaalde in de Wet Bescherming Persoonsgegevens en zonder toestemming van de medewerker, geen zaken openbaar maken dan wel mededelingen doen over zaken die in de persoonlijke levenssfeer van de medewerker liggen en waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat geheimhouding is vereist. Arbeidsomstandigheden De werkgever is gehouden zorg te dragen voor goede arbeidsomstandigheden in het bedrijf en daarbij de belangen van de medewerker te behartigen, een en ander zoals een goed werkgever betaamt. Overleg werknemersorganisatie Ten minste eenmaal per jaar wordt tussen werkgever en werknemersorganisatie overleg gevoerd over de algemene gang van zaken in het bedrijf, met name op sociaal gebied. Reorganisaties en fusie In geval van reorganisatie, fusie, splitsing, belangrijke uitbreiding of inkrimping van de organisatie, zal de werkgever op zo kort mogelijke termijn de werknemersorganisatie inlichten over de overwogen maatregelen en voorts overleg plegen met hen over de eventueel daaruit voor de betrokken werknemers voortvloeiende sociale gevolgen. Een en ander laat onverlet de overlegverplichtingen van de werkgever krachtens van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Vakbondsfaciliteiten De werkgever verleent in algemene zin zoveel mogelijk medewerking aan de werknemersorganisatie bij het verrichten van vakbondsactiviteiten ten behoeve van de organisatie van de werkgever. Onder deze medewerking wordt verstaan het zoveel mogelijk kosteloos ter beschikking stellen van zaalruimte voor het beleggen van vergaderingen voor het consulteren van de bij de werkgever werkzame leden. De leden worden zonodig in de gelegenheid gesteld deze vergaderingen onder werktijd bij te wonen, rekening houdend met de continuïteit in de bedrijfsvoering. Tevens wordt de gelegenheid gegeven gebruik te maken van kopieervoorzieningen en overige informatie- en communicatievoorzieningen. Werkgeversbijdrage De werkgever verklaart zich bereid om gedurende de looptijd van deze CAO analoog aan de AWVN regeling een werkgeversbijdrage te verstrekken aan de werknemersorganisatie. De hoogte van de werkgeversbijdrage per medewerker per jaar wordt automatisch aangepast aan het tarief van de AWVN regeling. De werknemersorganisatie verbindt zich af te zien van bevoordeling van georganiseerde medewerkers bij onderhandelingen met de werkgever. De werknemersorganisatie verbindt zich de hierboven genoemde werkgeversbijdrage te zullen besteden voor het rechtenpakket van hun leden en voor algemene activiteiten ten behoeve van hun leden.
Zij garanderen dat deze bijdragen niet zullen worden gebruikt voor stortingen in hun weerstandskassen of voor het verlenen van financiële bijdragen aan daarmee gelijk te stellen activiteiten. 2.
Verplichtingen van de medewerker
a.
Uitvoering opgedragen werkzaamheden De medewerker zal voldoen aan redelijke opdrachten van de werkgever en deze zo goed mogelijk uitvoeren. Dit geldt ook voor het verrichten van andere dan zijn gebruikelijke werkzaamheden en/of wanneer hem voor de duur van de werkzaamheden een andere standplaats wordt toegewezen.
b.
Veiligheid De medewerker is verplicht bij de arbeid de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid naar vermogen in acht te nemen ter vermijding van gevaren voor de veiligheid of gezondheid van hemzelf of van anderen dan wel met het oog op het welzijn in verband met de arbeid. Met inachtneming van het bepaalde in de Arbo-wet dient de medewerker de ter zake gegeven aanwijzingen en voorschriften na te leven en de ter beschikking gestelde veiligheidsmiddelen daadwerkelijk te gebruiken.
c.
Nevenwerkzaamheden Indien de medewerker tegen beloning enigerlei arbeid voor derden of als zelfstandige wil gaan verrichten, is voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever vereist. De werkgever zal toestemming verlenen voor nevenwerkzaamheden, tenzij die onverenigbaar zijn met de functie van de medewerker dan wel met de belangen of het aanzien van de organisatie. Het is niet toegestaan om nevenwerkzaamheden te verrichten, waarvoor toestemming is gegeven, maar waardoor de wekelijkse arbeidsduur bij de werkgever plus die van de nevenwerkzaamheden meer dan 45 uur per week bedraagt. De medewerker die arbeidsongeschikt wordt als gevolg van nevenwerkzaamheden, waarvoor de werkgever geen schriftelijke toestemming heeft gegeven, verliest elke aanspraak op het bovenwettelijk deel van de in artikel 10 geregelde loondoorbetaling dan wel aanvullingen op de wettelijke uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid.
d.
Geheimhouding De medewerker is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem ter kennis is gekomen omtrent de werkgever, de activiteiten van de werkgever, de klanten van de werkgever en met de werkgever gelieerde ondernemingen, waarvan hij weet of redelijkerwijze kan vermoeden, dat geheimhouding vereist is. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
e.
Misbruik van positie Zonder schriftelijke toestemming van de werkgever zal de medewerker zich ervan onthouden: 1. direct of indirect deel te nemen aan ten behoeve van de onderneming door derden uit te voeren aannemingen, leveringen of werken; 2. direct of indirect geschenken met handelswaarde, provisie of beloning aan te nemen van personen of rechtspersonen, waarmee hij door of vanwege zijn functie direct of indirect in aanraking komt;
f.
Intellectuele eigendom 1. De werkgever heeft het uitsluitende recht op de door de medewerker in het kader van zijn arbeidsovereenkomst, al dan niet in samenwerking met anderen verkregen uitkomsten, uitgedachte werkwijzen, modellen, rekeningen, software, geschreven en/of vervaardigde werken. 2. De werkgever is niet verplicht een andere bescherming aan te vragen voor de in het eerste lid bedoelde rechten, bijvoorbeeld octrooirechten, auteursrechten, merkenrechten, enz. 3. De medewerker vindt in het krachtens de arbeidsovereenkomst genoten salaris vergoeding voor het gemis van de aan de werkgever toevallende rechten van intellectuele eigendom.
g.
Verklaring omtrent het gedrag Voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dient de beoogde medewerker een verklaring omtrent het gedrag te overleggen. Deze verklaring mag bij overlegging niet ouder zijn dan twee jaar.
h.
Medewerking tot schadevergoeding In geval de werkgever ter zake van arbeidsongeschiktheid van de medewerker tegen een of meer derden een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal de medewerker daaraan zijn medewerking verlenen.
i.
Arbeid buiten het maandrooster De medewerker is gehouden ook buiten de in het maandrooster aangegeven uren arbeid te verrichten, voor zover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van deze CAO in acht neemt.
Artikel 3: 1.
Arbeidsovereenkomst
Aard van de overeenkomst
De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan: a. hetzij voor onbepaalde tijd b. hetzij voor een bepaalde tijd In de individuele arbeidsovereenkomst wordt vermeld welke arbeidsovereenkomst van toepassing is. Ontbreekt deze vermelding dan wordt de arbeidsovereenkomst geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. 2.
Arbeidsovereenkomsten bepaalde tijd
Ten aanzien van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd geldt het volgende: a. vanaf de dag dat tussen de werkgever en de medewerker: 1. arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, de tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt conform het bepaalde in artikel 7:668a BW met ingang van die dag de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd; 2. meer dan 5 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, geldt de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd. b. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:668a lid 2 BW geldt het volgende. De periode waarin een medewerker, voorafgaand aan zijn indiensttreding bij werkgever, als uitzendkracht bij werkgever heeft gewerkt, wordt als één arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangemerkt, indien en voor zover die periode uitsluitend onderbroken is als gevolg van arbeidsongeschiktheid van de uitzendkracht en een daarmee samenhangende beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met het uitzendbureau, voor wat betreft hetgeen in artikel 7:668a lid 1 BW is bepaald. 3.
Min-max arbeidsovereenkomsten
a.
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan ook worden aangegaan voor een combinatie van een minimum en een maximum aantal arbeidsuren per jaar, waarbij het maximum niet meer bedraagt dan 160% van het minimum aantal uren. Indien het minimum 0 uren bedraagt, bedraagt het maximum niet meer dan 936 uren per jaar. De medewerker ontvangt per maand zijn maandinkomen over het minimum aantal uren waarvoor het dienstverband is aangegaan. Het maandinkomen over de uren die de medewerker, na daartoe te zijn opgeroepen, meer werkt dan het minimum aantal uren, ontvangt de medewerker in de maand volgend op de maand waarin hij deze werkzaamheden heeft verricht. De medewerker is verplicht gehoor te geven aan een oproep tot het verrichten van werkzaamheden, voor zover het vastgelegde maximum aantal uren door de oproep niet wordt overschreden en met inachtneming van het bepaalde in sub f en g van dit lid. De werkgever en de medewerker maken afspraken over de mate waarin en de dagen en tijden waarop de medewerker beschikbaar is. De medewerker wordt ten minste 24 uur voorafgaand aan het moment waarop hij zijn werkzaamheden moet verrichten, opgeroepen.
b. c. d.
e.
f. g.
h.
i.
Voor de medewerker geldt tijdens arbeidsongeschiktheid na afloop van de ingeroosterde periode het maandinkomen dat hij gemiddeld in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan de eerste ziektedag genoot. Indien de medewerker nog geen twaalf maanden in dienst is, wordt gerekend met het gemiddelde maandinkomen over het tijdvak dat hij in dienst is. Met betrekking tot de vakantieaanspraak geldt artikel 5, met dien verstande dat de aanspraak in eerste instantie wordt vastgesteld over het minimum aantal uren waarvoor het dienstverband is aangegaan. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de feitelijk gewerkte uren, voor zover uitstijgend boven het minimum aantal uren van het dienstverband, de totale vakantieaanspraak vastgesteld. Per gewerkt uur worden 5,4 minuten vakantie opgebouwd.
4.
Einde arbeidsovereenkomst onbepaalde tijd
a.
De opzegtermijn voor respectievelijk de medewerker en de werkgever bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bedraagt conform artikel 7:672 lid 1 en 2 BW het aantal maanden volgens de volgende staffel: Lengte arbeidsovereenkomst Korter dan 5 jaar 5 jaar of langer, korter dan 10 jaar 10 jaar of langer, korter dan 15 jaar 15 jaar of langer
b.
Door medewerker Een maand Een maand Een maand Een maand
Door werkgever Een maand Twee maanden Drie maanden Vier maanden
In afwijking van sub a van dit lid en in afwijking van artikel 7:672 lid 3 BW en artikel 7:672 lid 6 tweede volzin BW gelden voor medewerkers ingedeeld in de salarisschalen 10 en hoger bij opzegging door de medewerker respectievelijk door de werkgever de volgende opzegtermijnen: Lengte arbeidsovereenkomst Korter dan 5 jaar 5 jaar of langer, korter dan 10 jaar 10 jaar of langer, korter dan 15 jaar 15 jaar of langer
Door medewerker Twee maanden Twee maanden Twee maanden Twee maanden
Door werkgever Twee maanden Twee maanden Drie maanden Vier maanden
c.
De opzegtermijn voor de werkgever, zoals bedoeld in sub a en b van dit artikellid, wordt verminderd met een maand, wanneer een ontslagvergunning is verleend als bedoeld in artikel 6 BBA 1945. De opzegtermijn van de werkgever zal echter nooit minder bedragen dan een maand.
d.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst kan alleen geschieden uiterlijk tegen het einde van de maand. In overleg tussen werkgever en medewerker kan hiervan worden afgeweken.
e.
De arbeidsovereenkomst eindigt in ieder geval van rechtswege op de eerste dag van de maand, volgend op de maand, waarin de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Artikel 4
Arbeidsduur en werktijden
1.
Arbeidsduur
a.
De volledige arbeidsduur bedraagt bij een volledige arbeidsovereenkomst 1872 uur op jaarbasis, gemiddeld 36 uur per week en 7,2 uur per dag. De normale arbeidsduur per dag bedraagt in beginsel 8 uur.
b.
De werkgever komt met elke medewerker overeen op welke dagdelen de medewerker beschikbaar is om arbeid te verrichten.
c.
Voor iedere medewerker geldt een maandrooster, waarin is aangegeven op welke tijdstippen de medewerker in die maand zijn werkzaamheden aanvangt, onderbreekt en beëindigt. Het maandrooster wordt door de werkgever na overleg met de medewerker vastgesteld. Uiterlijk een maand van tevoren ontvangt de medewerker het maandrooster van de werkgever. Uitsluitend in overleg tussen werkgever en de medewerker kan in het rooster een gebroken dienst worden opgenomen.
d.
Het volgens rooster te werken aantal uren bedraagt ten hoogste: 48 uren per week; 520 uren per 13 weken.
e.
Bij onvoorziene wijzigingen in de te verrichten werkzaamheden kan de werkgever het vastgestelde rooster in overleg met de medewerker wijzigen.
2.
Werktijden
a.
De bedrijfstijd omvat: maandag t/m vrijdag tussen 07.30 en 22.30 uur zaterdag tussen 07.30 en 18.00 uur. De werktijd wordt vastgesteld binnen de bedrijfstijd. De werkgever draagt de medewerker geen overwerk op.
b.
Per week kunnen door de werkgever maximaal 8 uren in de volgende tijdvakken ingeroosterd worden: op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 22.30 uur. op zaterdag tussen 7.30 en 18.00 uur. Uitsluitend in overleg tussen werkgever en medewerker kunnen meer dan 8 uren in bovenstaande tijdvakken worden ingeroosterd.
c.
Geen werkzaamheden worden verricht op zondag alsmede de volgende feestdagen: nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd, 5 mei in lustrumjaren, beide Kerstdagen en de door de werkgever toegevoegde feestdagen. De volledige arbeidsduur, zoals vermeld in lid 1.a van dit artikel wordt verminderd met 7,2 uur voor elke feestdag die niet op een zaterdag of zondag valt.
d.
Op andere officiële feestdagen, samenhangend met geloof en/of culturele achtergrond van de medewerker, wordt aan de medewerker in overleg met de werkgever als regel de gelegenheid geboden op deze dagen niet te werken, doordat de werkgever de medewerker niet inroostert, dan wel de medewerker vakantie op kan nemen.
e.
Op de bepalingen in lid 2 sub a en b van dit artikel is de naar rato bepaling, zoals aangegeven in artikel 1 lid 5 niet van toepassing. De bepalingen in dit lid zijn derhalve volledig op de deeltijdmedewerker van toepassing.
3.
Arbeidsongeschiktheid en aantal uren Indien een medewerker ziek is en er voor deze periode een werktijdenregeling was vastgesteld, dan wordt het aantal uren ziekte bepaald op het aantal ingeroosterde uren. Als een medewerker ziek is gedurende een periode waarvoor (nog) geen werktijdenregeling was vastgesteld, dan wordt het aantal uren ziekte bepaald op 36 uur per week of 7,2 uur per dag.
Artikel 5:
Vakantie
1.
Vakantieduur
a.
De medewerker verwerft per kalenderjaar vakantie met behoud van het maandsalaris. De aanspraak op vakantie bedraagt 9% van de met de medewerker overeengekomen arbeidsduur en wordt uitgedrukt in hele uren. Voor de medewerkers met een volledige arbeidsduur bedraagt de vakantie derhalve 168 uur per jaar. De medewerker die slechts een deel van het kalenderjaar in dienst van de werkgever is, heeft recht op een evenredig deel van de hiervoor in sub a, genoemde aantal vakantieuren. De werkgever kan met medewerkers met een arbeidsovereenkomst voor minder dan 0,3 FTE en een maximale duur van 6 maanden of met medewerkers met een min-max arbeidsovereenkomst, waarbij het minimum op 0 uren is vastgesteld, overeenkomen dat het recht op vakantie-uren en de compensatie voor feestdagen worden uitbetaald.
b.
c.
2.
Het verwerven van vakantie gedurende arbeidsongeschiktheid
a.
In geval van volledige arbeidsongeschiktheid wordt vakantie verworven over de laatste zes maanden, waarin geen arbeid is verricht, met dien verstande dat tijdvakken worden samengeteld als zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. In geval van zwangerschap- en bevallingsverlof wordt nog vakantie verworven over de wettelijke periode. Opbouw van vakantie bij volledige arbeidsongeschiktheid vindt niet plaats indien de arbeidsongeschiktheid door opzet van de medewerker is ontstaan of het gevolg is van een gebrek, waarover de medewerker in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en voor de tijd gedurende welke de medewerker door zijn toedoen zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd dan wel indien hij zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en gedeeltelijk werken worden de vakantierechten verworven naar rato van werken.
b.
c. 3.
Opnemen van vakantie-uren
a.
De medewerker dient de vakantie-uren op te nemen gedurende perioden van collectieve sluiting. Collectieve sluiting vindt plaats van 27 december tot en met 31 december. Verder kan de werkgever nog ten hoogste 2 dagen als verplichte vakantie vaststellen. Het vaststellen van deze dagen en eventuele andere collectieve sluiting dan hierboven vermeld, geschiedt in overleg met de OR en als regel bij aanvang van het kalenderjaar. De medewerker kan de overblijvende vakantie opnemen wanneer dat door hem wordt gewenst, tenzij de eisen van het bedrijf zich hiertegen naar het oordeel van de werkgever verzetten. De medewerker kan zijn vakantie opnemen in delen van minimaal een halve dag.
b.
4.
Niet opgenomen vakantie Indien de vakantie niet binnen 3 maanden direct volgend op het einde van het kalenderjaar waarin zij is verworven is opgenomen, is de werkgever gerechtigd tijdstippen vast te stellen waarop de medewerker deze vakantie zal opnemen.
5.
Samenvallen van vakantie met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
a.
Dagen of gedeelten van dagen waarop de medewerker geen arbeid heeft verricht om een van de redenen, genoemd in lid 2 onder a., in artikel 8 lid 2.a onder 1, 2, 3, 8 en 9 alsmede in artikel 8 lid 2.d worden niet als vakantie aangemerkt. Indien de medewerker arbeidsongeschikt wordt tijdens de vastgestelde aaneengesloten vakantie of een vakantiedag, zullen de dagen waarop de verhindering zich voordoet, niet als vakantie worden geteld, indien de arbeidsongeschiktheid door de werkgever wordt geaccepteerd dan wel over die dagen een wettelijke uitkering ter zake van ziekte is ontvangen. Indien een van de hiervoor onder a van dit artikellid genoemde verhinderingen zich voordoet tijdens een vakantie, dient de medewerker daarvan zo spoedig mogelijk mededeling te doen en na terugkomst van vakantie een medische verklaring te overleggen.
b.
c.
6.
Vakantie bij ontslag
a.
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan de werkgever voor de medewerker de tijdstippen van de hem toekomende vakantie vaststellen vóór het einde van de arbeidsovereenkomst. Indien de werkgever van de in lid a genoemde mogelijkheid geen gebruik maakt, zal de resterende vakantie bij het einde van de arbeidsovereenkomst worden uitbetaald. Te veel genoten vakantie zal bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst worden verrekend. De werkgever reikt de medewerker bij het einde van de arbeidsovereenkomst een verklaring uit waaruit blijkt hoeveel vakantie is uitbetaald.
b. c. d. 7.
Verjaring
Vakantie die niet is opgenomen vervalt na 5 jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
Artikel 6:
Beloning
1.
Algemeen
a.
De functies van de medewerkers zijn op basis van het functiewaarderingssysteem ORBA ingedeeld in functiegroepen. In bijlage I zijn de functies met de bijbehorende functiegroepen opgenomen. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal. De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage II van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De medewerker ontvangt schriftelijk mededeling van de functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld, de salarisschaal waarin hij is ingedeeld en zijn maandsalaris.
b. c. 2.
Indiensttreding
a.
De medewerker ontvangt bij indiensttreding in beginsel een salaris uit de bij zijn functie behorende salarisschaal. De medewerker die nog niet over de vereiste kundigheden en ervaring beschikt die voor de vervulling van de functie zijn vereist, wordt in de naast lagere van de met die functie overeenkomende salarisschaal ingedeeld. Zodra de medewerker beschikt over de voor de functie benodigde kundigheden en ervaring, vindt overgang naar de met de functie overeenkomende salarisschaal plaats. De medewerker die in een functie elders zoveel voor de functie bruikbare ervaring heeft verkregen, dat het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van het minimum schaalsalaris te belonen, kan - in overeenstemming met die ervaring - hoger worden ingeschaald.
b.
3.
Beoordelings- en functioneringsgesprekken Werkgever kent een beleid beoordelings- en functioneringsgesprekken, hetgeen is vastgesteld na instemming van de OR.
4.
Herziening van het salaris
a.
De salarisverhoging vindt op grond van beoordeling in beginsel éénmaal per jaar op 1 januari plaats volgens onderstaande staffel. Een en ander totdat het maximum van de salarisschaal is bereikt. Beoordeling A = onvoldoende B = matig C = normaal / goed D = zeer goed E = uitstekend
b. 5. a.
b.
Salarisverhoging geen trede 1 trede 2 treden 3 treden 4 treden
Indien na 1 januari van enig jaar indiensttreding of promotie plaatsvindt, kan de salarisverhoging per 1 januari van het daaropvolgend jaar achterwege blijven. Overplaatsing naar een hoger ingedeelde functie (promotie) De medewerker die wordt overgeplaatst in een hoger ingedeelde functie, wordt in de overeenkomende hogere salarisschaal ingedeeld met ingang van de datum van overplaatsing. Bij indeling in een hogere salarisschaal wordt het maandsalaris verhoogd door het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal te nemen en dit salaris te verhogen met een trede van de nieuwe schaal.
6. a.
b.
7.
Waarnemingstoelage De medewerker die tijdelijk een andere functie volledig waarneemt, die hoger is ingedeeld dan zijn eigen functie, blijft ingedeeld in de functiegroep en salarisschaal die met zijn eigen functie overeenkomen. Indien de tijdelijke waarneming ten minste een maand aaneengesloten heeft geduurd, ontvangt de medewerker met ingang van de eerste van de maand, nadat de waarneming is gestart een toelage. De toelage bedraagt de helft van het verschilbedrag van de minimumsalarissen van de twee betrokken salarisschalen. Gratificatie
De werkgever kan besluiten aan een medewerker een eenmalige uitkering te verstrekken, indien de medewerker naar het oordeel van de werkgever een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd. De werkgever komt met de OR een regeling omtrent het gratificatiebeleid overeen. 8. a.
b. c. d.
e. f.
g.
9.
Resultatendelingsregeling De werkgever kent een regeling voor resultatendeling, waarbij doelen worden gesteld ten aanzien van de bedrijfsvoering. Afhankelijk van de realisatie van deze doelen wordt een uitkering ineens gedaan. De doelen worden jaarlijks per kalenderjaar vastgesteld. Het aantal doelen bedraagt minimaal 3 en maximaal 5, waarvan 1 doel een afdelingsdoel kan zijn. De doelen worden uiterlijk in de maand december voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar vastgesteld door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad. De resultaatafhankelijke uitkering kan maximaal 5% van het jaarsalaris bedragen. Als het salaris van de medewerker lager is dan het maximum van schaal 7, dan ontvangt de medewerker het uitkeringspercentage over het maximum van schaal 7. In overleg met de ondernemingsraad wordt aan iedere doelstelling een uitkeringpercentage gekoppeld. De uitbetaling van de uitkering vindt zo spoedig mogelijk plaats in het eerste kwartaal volgend op het betreffende kalenderjaar. De medewerker die niet gedurende het gehele kalenderjaar in dienst is geweest dan wel waarbij sprake is geweest van onbetaalde afwezigheid, ontvangt de uitkering naar evenredigheid. Voorwaarde hiervoor is dat de medewerker in het betreffende kalenderjaar minimaal 4 maanden in dienst van de werkgever is geweest. Geen uitkering wordt verstrekt aan de medewerker die tijdens het gehele betreffende kalenderjaar als gevolg van arbeidsongeschikt geen werkzaamheden heeft verricht. Eenmalige uitkering
In augustus 2006 ontvangen de medewerkers een eenmalige uitkering van 0,5% van 12 maal het maandinkomen van de maand augustus.
Artikel 7: Toeslagen 1.
Vakantietoeslag
a.
De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar in de maand mei uitbetaald over de periode van 12 maanden, aangevangen met juni van het voorafgaande kalenderjaar. De vakantietoeslag bedraagt 8% van de door de medewerker ontvangen maandinkomens in de in lid 1 sub a bedoelde periode van 12 maanden. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vindt betaling plaats over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatst verstreken periode waarover vakantietoeslag is betaald en de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
b.
2.
Toeslag onregelmatig werken
a.
Indien in opdracht van de werkgever gedurende een week meer dan 8 uur op maandag tot en met vrijdag na 18.00 uur en/of op zaterdag wordt gewerkt, ontvangt de medewerker een toeslag van 50% van het voor de medewerker geldende uursalaris. Deze toeslag geldt voor het negende en volgende uren waarop in de vorige zin genoemde tijdstippen is gewerkt. Deze regeling geldt voor medewerkers in de salarisschalen 1 tot en met 9. Op de bepalingen in dit lid is de naar rato-bepaling, zoals aangegeven in artikel 1 lid 5 niet van toepassing. De bepalingen in dit lid zijn derhalve volledig op de deeltijdmedewerker van toepassing.
b. c.
Artikel 8: 1.
Werk en privé
Algemeen
De werkgever wil zorgdragen voor het scheppen van een goede balans tussen werk en privé van haar medewerkers. Zij geeft dit inhoud door in haar arbeidsvoorwaardenbeleid adequate voorzieningen op te nemen die de medewerker de mogelijkheid bieden om bepaalde situaties in de privé-sfeer op te vangen. 2.
Geoorloofd verzuim
a. Calamiteitenverlof en ander kort verzuimverlof De medewerker kan doorbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 4:1 van de Wet arbeid en zorg mits de medewerker zo mogelijk tenminste één dag van tevoren aan de werkgever van het verzuim kennis geeft, de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont en plaatsvindt op een werkdag van de medewerker. De werkgever kan achteraf van de medewerker verlangen dat hij bewijsstukken overlegt. Het recht bestaat in ieder geval: 1. gedurende de bevalling van de partner met wie de medewerker samenwoont; 2. van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis/crematie bij overlijden van de partner of een inwonend kind; 3. gedurende een dag bij overlijden en gedurende een dag bij begrafenis/crematie van één der niet onder d genoemde bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de medewerker of zijn partner of van één van zijn huisgenoten; indien de medewerker de begrafenis moet regelen: de noodzakelijke tijd; 4. gedurende de benodigde tijd in zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden die vergen dat de medewerker onverwijld een voorziening treft voor zover dit niet in de vrije tijd van de medewerker kan geschieden; 5. gedurende de voor het noodzakelijk bezoek aan dokter of specialist benodigde tijd, voor zover dit niet in de vrije tijd van de medewerker kan geschieden; 6. gedurende de benodigde tijd met een maximum van 1 dag bij ondertrouw van de medewerker; 7. gedurende twee dagen bij zijn huwelijk of geregistreerd partnerschap; voor dit recht is het niet noodzakelijk dat de gebeurtenis op een werkdag van de medewerker plaatsvindt; 8. gedurende de daarvoor benodigde tijd wanneer de medewerker ten gevolge van de vervulling van een bij of krachtens de wet of overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting verhinderd is te werken, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden. Indien de opgelegde verplichting te wijten is aan de schuld van de medewerker vindt geen loondoorbetaling plaats. Het maandinkomen wordt doorbetaald onder aftrek van alle vergoedingen die van derden kunnen worden verkregen; 9. gedurende de daarvoor benodigde tijd voor de uitoefening van het actief kiesrecht. b. Kraamverlof Conform artikel 4:2 van de Wet arbeid en zorg heeft de medewerker na de bevalling van de partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent, gedurende een tijdvak van 4 weken recht op verlof met behoud van loon voor twee dagen waarop hij arbeid pleegt te verrichten. Het recht bestaat vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont.
c. Kortdurend zorgverlof De medewerker heeft conform artikel 5 van de Wet arbeid en zorg gedurende twee maal de arbeidsduur per week op jaarbasis ten behoeve van de noodzakelijke verzorging in verband met ziekte van: 1. een inwonend (pleeg)kind tot wie de ouder in een familierechtelijke betrekking staat of een van de inwonende kinderen van de onder b genoemde persoon; 2. zijn partner met wie hij samenwoont; 3. de ouder van de medewerker. In afwijking van artikel 5:6 van de Wet arbeid en zorg behoudt de medewerker gedurende het kortdurend zorgverlof recht op 100% van zijn maandinkomen. d. Adoptieverlof De medewerker kan onbetaald verlof opnemen als bedoeld in artikel 3:2 van de Wet arbeid en zorg gedurende vier aaneengesloten weken in verband met de adoptie van een kind dan wel bij opname in het gezin van een pleegkind. De medewerker heeft gedurende deze periode recht op een uitkering die hij via de werkgever aanvraagt bij het UWV. e. Buitengewoon verlof In de navolgende gevallen heeft de medewerker recht op doorbetaald verlof, mits de medewerker zo mogelijk tenminste één maand van tevoren aan de werkgever van het verzuim kennis geeft, de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont en de gebeurtenis op een werkdag van de medewerker plaatsvindt. De werkgever kan achteraf van de medewerker verlangen dat hij bewijsstukken overlegt: 1. gedurende één dag bij huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste of in de tweede graad; 2. gedurende één dag bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk of geregistreerd partnerschap van de medewerker, diens ouders of ouders van de partner; 3. gedurende twee dagen bij verhuizing van de medewerker in opdracht van de werkgever; ten aanzien van dit recht geldt niet dat de gebeurtenis op een werkdag van de medewerker dient plaats te vinden; 4. gedurende de noodzakelijke tijd bij een examen dat voor het bedrijf van belang wordt geacht. f. Deeltijdmedewerkers Op de bepalingen in lid 2 sub a, b, en e is de naar rato bepaling voor deeltijdmedewerkers, zoals aangegeven in artikel 1 lid 5 niet van toepassing. De bepalingen in deze subleden zijn derhalve volledig op de deeltijdmedewerker van toepassing. 3.
Ouderschapsverlof (doorgang pensioenopbouw)
a.
De medewerker kan op grond van artikel 6:1 van de Wet Arbeid en Zorg ouderschapsverlof opnemen. Over de verlofuren bouwt de medewerker ouderdoms- en nabestaandenpensioen op. De premie hiervoor is voor rekening van de werkgever.
b. 4.
Vakbondsverlof
a.
De medewerker die kaderlid is van een werknemersorganisatie kan maximaal 26 dagen per jaar buitengewoon verlof krijgen ten behoeve van vergaderingen van statutaire organen van de werknemersorganisatie waarbij hij is aangesloten, dan wel voor het ontplooien van bestuurlijke vertegenwoordigende activiteiten binnen die werknemersorganisatie dan wel de vakcentrale waarbij de werknemersorganisatie is aangesloten, indien de activiteiten ertoe strekken de doelstellingen van die werknemersorganisatie dan wel de vakcentrale te ondersteunen.
b.
c. d.
5.
De medewerker die lid is van een werknemersorganisatie kan aanspraak maken op ten hoogste drie dagen per jaar buitengewoon verlof voor de door de werknemersorganisatie, waarbij hij is aangesloten, georganiseerde cursussen of scholingsdagen. Voor de medewerker met een onvolledige arbeidsduur wordt het vakbondsverlof, zoals hierboven genoemd, niet naar rato, maar volledig toegekend. De werkgever kan het vakbondsverlof weigeren, indien de continuïteit van de bedrijfsvoering zich tegen het verlenen van het verlof, verzet. Kinderopvang
Bij de werkgever geldt een kinderopvangregeling die van toepassing is op alle medewerkers met kinderen van 0-13 jaar. De werkgever vergoedt een zesde van de kosten die de medewerker voor kinderopvang heeft gemaakt. Om voor de vergoeding in aanmerking te komen, dient er sprake te zijn van erkende kinderopvang door of via een door de gemeente geregistreerde instelling of gastouderbureau. De medewerker dient bij de aanvraag een bewijs te overleggen waaruit blijkt dat het gaat om erkende kinderopvang. Door de werkgever is een budget voor kinderopvang beschikbaar gesteld van 0,5 % van de loonsom. Bij overschrijding van het budget wordt de medewerker op een wachtlijst geplaatst totdat weer financiële ruimte beschikbaar is. De regeling is alleen van toepassing op de opvanguren tijdens de werktijd en de reistijd woonwerkverkeer van de medewerker.
Artikel 9: 1.
Levensfasegericht Personeelsbeleid
Doel levensfasegericht personeelsbeleid
Het doel van het Levensfasegericht Personeelsbeleid is om de medewerkers zo lang mogelijk inzetbaar en tevens gemotiveerd te houden. Hiertoe voert de werkgever een toekomstgericht beleid gericht op de employability van de medewerker. 2.
Uitvoering levensfasegericht personeelsbeleid
Tijdens de functionering- en ontwikkelingsgesprekken, die de manager met elke medewerker voert, is het Levensfasegericht Personeelsbeleid een van de onderwerpen. In deze gesprekken wordt expliciet aandacht besteed aan de ontwikkeling van de medewerker en de balans werk en privé. Manager en medewerker bespreken samen hoe de functie er in de toekomst uit zal zien en op welke wijze de medewerker inzetbaar kan blijven. Om de inzetbaarheid en de balans werkprivé te verbeteren, is het mogelijk om een of meerdere van onderstaande instrumenten in te zetten. -
-
Opleidingen en trainingen, die nodig zijn om in de huidige functie te kunnen blijven functioneren Opleidingen en trainingen, die nodig zijn om in een toekomstige functie (in- of extern) te gaan functioneren, zoals het halen van lerarenbevoegdheid voor praktijkopleiders Inwerkprogramma's Tussentijds verlof, betaald of onbetaald Andere minder belastende functie/project Meer/Minder werken in de avonden Meer/Minder werken op zaterdag Mentorschap Duobanen voor ouderen Gedeeltelijk thuiswerken Loopbaanbegeleiding Heroriëntatie op de loopbaan Detachering Gezondheidsbevorderende regelingen en adviezen Levensloopregeling Kinderopvang (artikel 8 lid 5)
3.
Budget Levensfasegericht Personeelsbeleid
-
Voor 2006 is er een budget van 5% van de loonsom beschikbaar voor het levensfase gericht personeelsbeleid. 4.
Evaluatie Levensfasegericht Personeelsbeleid
Jaarlijks rapporteert de werkgever aan de OR op welke wijze het Levensfasegericht Personeelsbeleid heeft plaatsgevonden.
Artikel 10:
Arbeidsongeschiktheid
1.
Indien een medewerker ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten, en waarbij de eerste ziektedag ligt op of na 1 januari 2004, gelden voor hem de bepalingen van artikel 7:629 BW, de Ziektewet (zoals die luiden vanaf 1 januari 2004), de Wet arbeid en zorg en de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), voor zover hierna niet anders is bepaald.
2.a.
Wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de medewerker gedurende eerste 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW 70% van het maandinkomen, tot maximaal het voor de medewerker geldende maximum dagloon op grond van de Coördinatiewet SV, worden doorbetaald.
b. Aanvulling wettelijke loondoorbetaling eerste periode van 52 weken: Gedurende de eerste 26 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de medewerker, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het maandinkomen. Gedurende de tweede 26 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de medewerker, boven op de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 90% van het maandinkomen. c. Wettelijke loondoorbetaling tweede periode van 52 weken: Gedurende de tweede 52 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW, zal aan de medewerker 75 % van het maandinkomen worden doorbetaald. d. Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en werken/werkloosheid: Zodra bekend is op welke wijze de aanvullende verzekeringen van het ABP gestalte krijgen, waaronder het recht op herplaatsingstoelage, zullen CAO-partijen in nader overleg treden over de medewerkers die in de WGA terechtkomen. 3.
Onder maandinkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan het maandinkomen dat de medewerker zou hebben ontvangen indien hij arbeidsgeschikt zou zijn geweest.
4.
De in lid 2 bedoelde loondoorbetaling en de aanvullingen worden beëindigd wanneer de arbeidsovereenkomst met de medewerker eindigt.
5.
De werkgever heeft het recht om de in dit artikel bedoelde: loondoorbetaling en aanvullingen te weigeren ten aanzien van de medewerker die: - door opzet arbeidsongeschikt is geworden; - arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie gestelde belastbaarheideisen niet juist kon worden uitgevoerd; - zijn genezing heeft belemmerd of vertraagd; - zonder deugdelijke grond geen passend werk verricht; - zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan door de werkgever of een deskundige gegeven redelijke voorschriften of maatregelen om passend werk te verrichten; - zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan opstelling, evaluatie of bijstelling van een plan van aanpak tot reïntegratie. loondoorbetalingen en aanvullingen op te schorten dan wel de aanvullingen te weigeren ten aanzien van de medewerker die: - zich niet houdt aan de voor hem geldende regels en aanwijzingen bij ziekte (controlevoorschriften); aanvullingen te weigeren ten aanzien van de medewerker die:
-
-
weigert medewerking te verlenen aan een door de werkgever gevraagde second opinion van het UWV; weigert gebruik te maken van voorhanden zijnde veiligheidsmiddelen dan wel de voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid overtreedt en als gevolg daarvan arbeidsongeschikt is geworden; misbruik maakt van de voorziening.
De werkgever kan de medewerker een sanctie opleggen indien de medewerker de voor hem geldende regels en aanwijzingen bij ziekte (controlevoorschriften) niet naleeft. 6.
De in dit artikel bedoelde aanvullingsregelingen komen voor rekening van de werkgever, waarbij verrekening met ABP-uitkering(en) plaatsvindt.
7.
De medewerker die in het belang van zijn reïntegratie gedurende een aaneengesloten periode van 6 weken arbeid heeft verricht voor ten minste 25% van de omvang van zijn dienstverband, dan wel gedurende deze periode voor tenminste 25% van de omvang van zijn dienstverband deelneemt aan scholing of training in het kader van het reïntegratietraject, ontvangt een aanvulling tot 100% van zijn maandinkomen over de volledige omvang van zijn dienstverband. De aanvulling wordt uitbetaald, zodra aan de voorwaarden is voldaan en werkt terug tot en met de eerste dag, waarop met de vorenbedoelde arbeid dan wel scholing of training, door de medewerker is begonnen. Onder arbeid als hiervoor bedoeld wordt niet verstaan arbeidstherapie volgens de definitie van het UWV. Deze definitie luidt: a. de activiteiten moeten binnen een tevoren aangegeven periode uitgevoerd worden; b. de periode mag niet langer zijn dan 6 weken; c. de activiteiten moeten deel uitmaken van een opbouwend reïntegratietraject; d. het mag niet gaan om een bestaande omschreven functie; e. het moet een gecreëerde functie zijn; f. er moet te allen tijde begeleiding aanwezig zijn; g. de betrokkene moet op elk moment weg kunnen gaan.
Artikel 11: 1.
Vergoedingen en tegemoetkomingen
Aanvullende ziektekostenverzekering en bijdrage in premie
De medewerker die een aanvullende ziektekostenverzekering met daarin opgenomen fysiotherapie en psychologische hulp afsluit via het collectieve contract van de werkgever, ontvangt een tegemoetkoming van de werkgever van 50% van de premie voor deze aanvullende verzekering. De tegemoetkoming geldt voor de premie van de verzekering voor de medewerker zelf. 2.
Reiskosten woon-/werkverkeer
1. a.
Definitie en hoogte van vergoeding Aan de medewerker wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk. De hoogte van de vergoeding bedraagt € 0,18 per kilometer tot een maximum van 25 kilometer enkele reis. Bij 5 werkdagen per week wordt voor de berekening van de reiskosten uitgegaan van 200 werkdagen per jaar. Bij minder werkdagen per week wordt de vergoeding naar rato uitbetaald. In afwijking van sub a. wordt aan de medewerker met een aanstelling voor bepaalde tijd korter of gelijk aan 1 jaar zonder vooruitzicht op een aanstelling voor onbepaalde tijd, een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het eenmaal dagelijks heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk. De hoogte van de vergoeding bedraagt € 0,18 per kilometer, waarbij er voor de eerste 5 kilometer enkele reis geen vergoeding wordt verstrekt. Bij 5 werkdagen per week wordt voor de berekening van de reiskosten uitgegaan van 200 werkdagen per jaar. Bij minder werkdagen per week wordt de vergoeding naar rato uitbetaald. De berekening van de kilometers welke in aanmerking komen voor vergoeding is gebaseerd op postcodes en de afstand daartussen volgens "Routenet". Bij ziekte langer dan 2 weken wordt de vergoeding stopgezet per de eerste van de maand daarop volgend op dit moment en hervat op de eerste van de maand volgend op de datum herstel.
b.
c. d.
2. a.
b.
3.
Uitgebreide definitie Aan de medewerker wordt een vergoeding verleend van de kosten verbonden aan het heen en weer reizen van zijn woning naar zijn werk ten gevolge van: - gebroken diensten; - extra reisafstand door het tijdelijk verrichten van werkzaamheden op een andere locatie. Tijdelijke werkzaamheden zijn werkzaamheden die tenminste 2 maanden en maximaal 2 jaar duren. Onder reiskosten wordt voor de toepassing van dit lid verstaan: - de kosten gebaseerd op de laagste klasse van het openbaar vervoer; - indien de medewerker van eigen auto gebruik maakt: het aantal afgelegde kilometers, gebaseerd op postcodes en de afstand daartussen volgens "Routenet", tegen een vergoeding van het bedrag dat fiscaal is vrijgesteld, met een maximum van € 0,18 per kilometer; Reis- en verblijfkosten bij dienst- en studiereizen
Aan de medewerker die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden of in het kader van een studie die hij in opdracht van de werkgever volgt incidenteel reis- en verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed met inachtneming van de navolgende richtlijnen.
Voor de verblijfkosten: de noodzakelijk gemaakte kosten, slechts na voorafgaande toestemming, voorzien van een betalingsbewijs; Voor de reiskosten: de kosten van openbaar vervoer op basis van laagste klasse tarief; bij studiereizen een vergoeding van het bedrag dat fiscaal is vrijgesteld, met een maximum van € 0,18 per kilometer en bij dienstreizen € 0,28 per kilometer, indien de medewerker met toestemming van de werkgever van eigen auto gebruik maakt. 4.
Verhuiskosten
Indien een medewerker in het kader van zijn dienstverband op verzoek van de werkgever verhuist, wordt een onbelaste verhuiskostenvergoeding verstrekt van 12% van het jaarsalaris, gemaximeerd op € 5.445,-- Daarnaast worden de kosten van het overbrengen van de inboedel volledig vergoed onder overlegging van de daarop van toepassing zijnde factuur. 5.
Uitkering bij overlijden
a.
Indien de medewerker overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden verstrekt. Deze uitkering is gelijk aan het maandinkomen over de lopende maand en de daarop volgende 3 maanden. Op dit bedrag wordt in mindering gebracht, hetgeen de nagelaten betrekkingen bij overlijden van de medewerker toekomt op grond van de Ziektewet en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Toeslagenwet. Onder nagelaten betrekkingen wordt in dit artikel verstaan: 1. De langstlevende partner; 2. Bij ontstentenis van de partner: de minderjarige kinderen waartoe de overledene in familierechtelijke betrekking stond; 3. Bij ontstentenis van de personen genoemd onder 1 en 2: degene met wie de medewerker in gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan de medewerker grotendeels voorzag.
b.
c.
Artikel 12:
Spaarloonregeling
De werkgever kent een spaarloonregeling. De medewerker kan per kalenderjaar maximaal het voor dat kalenderjaar geldende wettelijke maximum sparen. De werkgever stelt een reglement op in overleg met de OR.
Artikel 13:
Levensloop
Aan medewerkers geboren na 1-1-1950 wordt jaarlijks een bijdrage verstrekt van 0,8% van het jaarsalaris. Deze bijdrage is geen pensioengevend inkomen. De medewerker kan deze bijdrage aanwenden voor zijn levensloopregeling. Aan de medewerkers, die geboren zijn voor 1 januari 1950 en op 1 april 1997 werknemer waren in de zin van het FPU-reglement van het ABP, wordt geen bijdrage verstrekt, aangezien voor deze groep de overgangsmaatregelen VUT/prepensioen van het ABP gelden.
Artikel 14:
Pensioen
De werkgever heeft de pensioenregeling ondergebracht bij het ABP. De medewerker is verplicht deel te nemen aan deze voorziening.
Artikel 15:
Slotbepaling
Partijen verbinden zich deze overeenkomst naar letter en geest te goeder trouw na te komen. Aldus vastgesteld te Leeuwarden Partij ter ene zijde
Stichting ROC Friese Poort Centrum Vakopleiding ABVAKABO FNV
Partij ter andere zijde
Vereniging
Bijlage I:
Functielijst
Administratief medewerker A Administratief medewerker B Huismeester Praktijkopleider Receptionist
3 4 3 9 3
Deze lijst is in ontwikkeling en zal in de volgende CAO worden opgenomen.
Bijlage II:
Salarisschalen
Salarisschalen per 1 januari 2006 (inclusief verhoging met1%) Groep
1 (A) 2 (B) 3 (C) 4 (D) 5 (E) 6 (F) 7 (G) 8 (H) 9 (I) 10 (J) 11 (K) 12 (L)
ORBA-groepsmiddens 14,75 34,75 54,75 74,75 94,75 114,75 134,75 154,75 174,75 194,75 217,25 242,25
trede
0
1466 1519 1575 1634 1702 1780 1873 1981 2141 2333 2570 2840
trede
1
1484 1542 1597 1657 1726 1805 1899 2010 2176 2372 2613 2889
trede
2
1501 1564 1620 1680 1750 1829 1926 2038 2210 2412 2657 2938
trede
3
1519 1586 1642 1702 1773 1854 1952 2067 2245 2452 2700 2987
trede
4
1537 1609 1664 1725 1797 1879 1979 2096 2279 2492 2744 3036
trede
5
1555 1631 1686 1748 1820 1904 2005 2125 2314 2532 2787 3085
trede
6
1573 1653 1709 1771 1844 1929 2032 2154 2348 2572 2831 3134
trede
7
1591 1676 1731 1794 1867 1953 2058 2182 2383 2611 2874 3183
trede
8
1609 1698 1753 1816 1891 1978 2085 2211 2417 2651 2918 3232
trede
9
1627 1720 1776 1839 1914 2003 2111 2240 2452 2691 2961 3281
trede
10
1645 1742 1798 1862 1938 2028 2138 2269 2486 2731 3004 3331
trede
11
1820 1885 1962 2052 2164 2298 2521 2771 3048 3380
trede
12
1842 1907 1985 2077 2191 2326 2555 2811 3091 3429
trede
13
1930 2009 2102 2217 2355 2589 2850 3135 3478
trede
14
1953 2032 2127 2244 2384 2624 2890 3178 3527
trede
15
2056 2152 2270 2413 2658 2930 3222 3576
trede
16
2079 2176 2297 2442 2693 2970 3265 3625
trede
17
2201 2323 2471 2727 3010 3309 3674
trede
18
2226 2350 2499 2762 3050 3352 3723
trede
19
2376 2528 2796 3089 3395 3772
trede
20
2403 2557 2831 3129 3439 3821
trede
21
2586 2865 3169 3482 3870
trede
22
2615 2900 3209 3526 3919
trede
23
3569 3969
trede
24
3613 4018
trede
25
4067
trede
26
4116
Bijlage III:
Overgangsmaatregelen huidige medewerkers
Deze overgangsmaatregelen gelden voor de medewerkers waarop op 31 december 2004 de CAO Centrum Vakopleiding 2002 van toepassing was. In afwijking van artikel 1 lid 3 sub c van deze CAO wordt in deze bijlage onder medewerker verstaan: iedere persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever en waarop op 31 december 2004 de CAO Centrum Vakopleiding 2002 van toepassing was. a.
Maandsalaris De medewerkers die op 31 december 2004 een hoger maandsalaris ontvangen, dan het nieuwe maximum volgens de nieuwe CAO, krijgen per 1 januari 2005 een nieuw maandsalaris ter grootte van het nieuwe maximum. Het verschil tussen het huidige maandsalaris en het nieuwe maandsalaris wordt omgezet in een persoonlijke toeslag (PT). Toekomstige structurele salarisverhogingen worden volledig op de PT toegepast.
b.
Jubileumgratificatie De medewerker die in 2005 of 2006 een dienstjubileum van 12,5, 25 of 40 jaar bereikt, ontvangt een jubileumgratificatie ter grootte van: 12,5 jaar: 50% van het bruto maandinkomen 25 jaar: 100% van het bruto maandinkomen 40 jaar: 150% van het bruto maandinkomen Bij de uitbetaling van de gratificatie wordt rekening gehouden met hetgeen belastingen premievrij kan worden toegekend.
c.
Wachtgeldregeling De wachtgeldregeling, zoals opgenomen in de CAO Vakopleiding 2002 vervalt op 1-12006. Degenen op wie op 31 december 2005 de wachtgeldregeling van toepassing is, krijgen een individueel recht op wachtgeld. Dit individuele recht zal worden vastgesteld met als peildatum 1-1-2006 en schriftelijk aan de betreffende medewerker worden bevestigd. Indien ontslag plaatsvindt, bestaat aansluitend op de WW uitkering recht op een wachtgelduitkering. De duur van deze uitkering is voor medewerkers geboren voor 1-1-1950, tot de eerste dag van de maand waarin de 65 jarige leeftijd wordt bereikt. Voor medewerkers geboren op of na 1-1-1950 en voor 1-1- 1956, is de duur van de wachtgelduitkering 2 maanden per volledig dienstjaar, echter maximaal tot de eerste dag van de maand waarin de 65 jarige leeftijd wordt bereikt. Voor medewerkers geboren op of na 1-1-1956, is de duur van de wachtgelduitkering 1 maand per volledig dienstjaar, echter maximaal tot de eerste dag van de maand waarin de 65 jarige leeftijd wordt bereikt. De hoogte van het wachtgeld is 70 % van het (ongemaximeerde) dagloon, zoals vastgesteld in de Werkloosheidswet. Om voor een wachtgelduitkering in aanmerking te komen, gelden de regels overeenkomstig de Werkloosheidswet. Het betreft hier de artikelen met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en de verrekening van inkomsten. Voor het begrip dienstijd is de definitie: De tijd werkzaam in een aanstelling bij het Centrum Vakopleiding of een van haar rechtsvoorgangers. De arbeidstijd bij een andere werkgever van waaruit middels detachering werkzaamheden zijn verricht bij het Centrum Vakopleiding tellen voor de diensttijd berekening in deze regeling niet mee.
Mocht de definitie van diensttijd volgens de Regeling bovenwettelijke uitkering bij werkeloosheid uit de CAO centrum Vakopleiding 2002 tot een voor de werknemer gunstiger resultaat leiden dan zal deze worden toegepast. diensttijd: • voorzover gelegen voor 1 januari 1996: de tijd zoals die voor betrokkene per 31 december 1995 meetelt voor de pensioenberekening, bedoeld in de Algemene burgerlijke pensioenwet; • voorzover gelegen op of na 1 januari 1996: de tijd gedurende welke betrokkene overheidswerknemer is in de zin van de Wet privatisering ABP; Degenen op wie op dit moment de wachtgeldregeling van toepassing is, ontvangen een brief over hun individueel recht op wachtgeld vanaf 1-1-2006. Deze brief dient door de werknemer voor akkoord ondertekend te worden en maakt vervolgens deel uit van de individuele arbeidsovereenkomst. d.
Werkgelegenheidsbeleid Het kalenderjaar 2006 zal opnieuw een spannend jaar voor ROC Friese Poort Centrum Vakopleiding zijn. Het jaar 2005 zal met een negatief resultaat worden afgesloten. Ook de begroting voor 2006 laat nog steeds een – weliswaar minder groot - negatief bedrijfsresultaat zien. In dat kader blijft de aandacht uitgaan naar een goede balans in de personele inzet en het vergroten van de omzet. Enige garantie voor het Centrum Vakopleiding valt op dit moment dan ook niet te geven, hoewel de werkgever zich uiteraard inspant om de continuïteit van het Centrum Vakopleiding te waarborgen. Ter bevordering van de werkzekerheid voor medewerkers is door het College van Bestuur van ROC Friese Poort, zijnde de moederstichting, de volgende toezegging gedaan: “Het CvB van ROC Friese Poort doet de toezegging dat bij een reorganisatie c.q. inkrimping van het personeelsbestand men zich tot het uiterste zal inspannen om de als gevolg daarvan overtollige, en aldus met ontslag bedreigde medewerkers te herplaatsen in een passende functie binnen het ROC. Een en ander onder dezelfde rechtspositionele en arbeidsvoorwaarden als in het eerder in 2004(laatstelijk bijgesteld in november 2004) tussen cao partijen afgesloten sociaal plan is overeengekomen”
e.
Arbeidsongeschiktheid Voor medewerkers van wie de eerste ziektedag gelegen is in 2004 geldt de loondoorbetaling op grond van de CAO Centrum Vakopleiding 2002. Medewerkers van wie de eerste ziektedag gelegen is in 2005 en waarvan op grond van het oordeel van de ARBO-arts vaststaat dat zij duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn, ontvangen gedurende de eerste twee ziektejaren 100% van hun maandinkomen.
f.
Leeftijdsverlofuren, arbeidsduurverkorting oudere werknemers en buitengewoon verlof in kader van seniorenbeleid Het individuele recht op leeftijdsverlofuren, arbeidsduurverkorting oudere werknemers en buitengewoon verlof in het kader van senioren beleid wordt op het niveau van het individuele recht dan wel gebruik op 31-12-2004 gehandhaafd.
Bijlage IV:
Bloed- en aanverwantschap
Graden van Bloed- en aanverwantschap 1e graad
2e graad
3e graad
4e graad
5e graad
☺☺ bet-over grootouders ☺☺ overgrootouders ☺☺ grootouders ☺☺ ouders
☺☺ oudoom/ oudtante ☺☺ oom/tante
☺☺ broer/zuster ☺☺ kinderen
☺☺ neef/nicht ☺☺ neef/nicht oomzeggers
☺☺ kleinkinderen
☺☺ achterneef/ achternicht ☺☺ achterneef/ achternicht
☺☺ achterkleinkinderen
Bijlage V: Protocol 2006 1.
Levensloopregeling
In het eerste kwartaal 2006 zullen partijen een reglement levensloop overeenkomen, dat onderdeel gaat uitmaken van deze CAO. Het reglement zal onder de medewerkers worden verspreid. 2.
Opeenvolgende arbeidsovereenkomst
Tijdens de CAO-onderhandelingen voor 2007 wordt de bepaling over de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, zoals opgenomen in artikel 3 lid 2.a.2 van deze CAO, geëvalueerd.