Bes te m mi ngs p l an D r o geh a m , ent re el o c atie Ti l le we i en ce nt ru m l o c atie I ke B uo r re n
VAS T G ES T EL D
Bes te m mi ngs p l an D r o geh a m , ent re el o c atie Ti l le we i en ce nt ru m l o c atie I ke B uo r re n
VAS T G ES T EL D
Inhoud
Toelichting en bijlagen Regels en bijlagen Verbeelding
24 januari 2013 Projectnummer 005.00.05.38.00
O v e r z i c h t s k a a r t
T o e l i c h t i n g
005.00.05.38.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
5
2
Het plan
7
2.1
Huidige situatie
7
2.2
Toekomstige situatie
7
3
4
5
Ruimtelijk beleidskader
11
3.1
Provinciaal beleid
11
3.2
Regionaal beleid
13
3.3
Gemeentelijk beleid
14
Planologische randvoorwaarden
19
4.1
Water
19
4.2
Archeologie en cultuurhistorie
21
4.3
Ecologie
23
4.4
Geluidhinder
25
4.5
Luchtkwaliteit
27
4.6
Externe veiligheid
29
4.7
Bodem
34
4.8
Bedrijven en (milieu)hinder
36
Motivering en inpassing
39
5.1
Inleiding
39
5.2
Bedrijventerrein
40
5.2.1
Motivering behoefte
40
5.2.2
Ruimtelijke kwaliteiten
43
5.3 6
7
8
Huidige DAB-locatie
49
Juridische toelichting
53
6.1
Inleiding
53
6.2
Bestemmingsplanprocedure
55
6.3
Bestemmingen
56
Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
59
7.1
Inspraak
59
7.2
Overleg
59
Economische uitvoerbaarheid
Bijlagen
005.00.05.38.00.toe
63
1
I n l e i d i n g
Het bedrijf DAB (Drogehamster Automobiel Bedrijf) heeft al lange tijd het
AANLEIDING
voornemen om zijn bedrijf, een garage met pompstation, dat nu aan de Ike Buorren 1-5 te Drogeham is gevestigd, te verplaatsen en op een perceel te vestigen bij de entree van Drogeham op een nieuw te realiseren kleinschalig bedrijventerrein. Op dit nieuw te realiseren bedrijventerrein komen naast het garagebedrijf maximaal twee andere bedrijven waaronder mogelijk een bedrijfsverzamelgebouw. Aansluitend op dit kleinschalige bedrijventerrein ligt sinds kort het uitvaartcentrum van de heer Nijboer. Door middel van het voorliggende bestemmingsplan wordt de vestiging van het garagebedrijf en tankstation en de andere twee bedrijven binnen het perceel aan de entree Lândyk/Tillewei te Drogeham planologisch mogelijk gemaakt. De bebouwing op de vrijkomende DAB-locatie in het centrum van Drogeham dient verwijderd te worden door de huidige eigenaar. De nieuwe situatie krijgt vooralsnog de bestemming ‘Groen’ met een daarbij passende inrichting. Op termijn wordt hier woningbouw mogelijk geacht. Met dit bestemmingsplan wordt geregeld dat de huidige DAB-locatie bestemd wordt als groen met een mogelijkheid tot wijziging naar een inbreidingslocatie voor woningbouw. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan betreft de volgende
PLANGEBIED
percelen: -
het perceel aan de entree van Drogeham aan de Lândyk/Tillewei aansluitend aan het perceel Tillewei 11a, en:
-
de centrumlocatie van de huidige DAB-locatie aan de Ike Buorren 1-5.
Het plangebied is aangegeven op de kaart voorafgaand aan deze toelichting. Het voorliggende bestemmingsplan is een gedeeltelijke herziening van het be-
VIGEREND
stemmingsplan Drogeham. Dit bestemmingsplan is op 22 juni 2006 door de ge-
BESTEMMINGSPLAN
meenteraad vastgesteld en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 5 september 2006 en een klein deel van de partiële herziening bestemmingsplan Drogeham, Tillewei 11a. Op grond van het bestemmingsplan Drogeham zijn de gronden binnen het plangebied bestemd ter plaatse van het entreegebied aan de Lândyk/Tillewei als ‘Agrarische doeleinden’. De vestiging van bedrijven en eventuele bedrijfswoningen is op grond hiervan niet toegestaan. Conform de partiële herziening bestemmingsplan Drogeham, Tillewei 11a zijn de gronden ter plaatse bestemd als ‘Groen’ en ‘Gemengd’. De vestiging van bedrijven en eventuele bedrijfswoningen is op grond hiervan niet toegestaan. De huidige locatie van de DAB is
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
5
in dit bestemmingsplan bestemd als ‘Bedrijfsdoeleinden’. Het gebruik van de gronden als groen is op grond hiervan niet toegestaan. LEESWIJZER
Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande en toekomstige situatie opgenomen. In hoofdstuk 3 is het ruimtelijk beleidskader uiteengezet waarin een samenvatting van het betreffende (ruimtelijk) beleid van de provincie en de gemeente is opgenomen. Hierna is in hoofdstuk 4 op de planologische randvoorwaarden ingegaan. Hierin is ook een samenvatting van de hiervoor noodzakelijke onderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 5 is de beeldkwaliteit voor de locatie beschreven. In hoofdstuk 6 is een toelichting op de juridische aspecten van het bestemmingsplan opgenomen. In hoofdstuk 7 is de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan uiteengezet. Het laatste hoofdstuk betreft de economische uitvoerbaarheid.
6
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
H e t
2.1
2
p l a n
Huidige situatie Het plangebied omvat het te realiseren kleinschalige bedrijventerrein bij de entree van Drogeham en de huidige DAB-locatie in het centrum van het dorp. Het perceel van het te realiseren kleinschalige bedrijventerrein ligt direct ten zuidoosten van het knooppunt Lândyk/Tillewei in het noordwesten van Drogeham. De Tillewei is de ontsluitingsweg in noordelijke richting van Drogeham. Het plangebied wordt voor het wegverkeer via de Tillewei ontsloten. Het bestaande gebruik van de gronden binnen het plangebied is gericht op agrarische doeleinden. Langs de Tillewei, in de directe omgeving van het plangebied, zijn diverse bedrijven gevestigd. Ook zijn hier in de lintstructuur woningen gebouwd. Het perceel van garagebedrijf DAB ligt in het centrum van het dorp aan de Ike Buorren. De Ike Buorren is de ontsluitingsweg in zuidelijke richting van Drogeham. De Ike Buorren takt aan op de Tillewei in het centrum van het dorp. Het bestaande gebruik van de gronden is garagebedrijf met tankstation. In de directe omgeving liggen diverse bedrijven, woningen en een café-restaurant.
2.2
Toekomstige situatie Voor de huidige DAB-locatie geldt het idee van een passende groene inrichting. Hoofdzakelijk zal het dan gaan om: -
langs de Ike Buorren enkele bomen;
-
het terrein inrichten als park met gazon en omringende struikbeplanting.
In de nabije toekomst wordt verwacht dat deze locatie benut gaat worden voor woningbouw.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
7
Figuur 1. Indicatieve schets van de ruimtelijke randvoo rwaarden voor de DAB-locatie
Op 20 juli 2011 heeft een kwaliteitsverkenning plaatsgevonden met de betrokken partijen: de ontwikkelaar van het bedrijventerrein, de DAB, de provincie en de gemeente. Doel van deze kwaliteitsverkenning was overeenstemming bereiken over de inrichting van de bedrijfslocatie bij de entree van het dorp. De uitkomst van de kwaliteitsverkenning, waarvan de hieronder opgenomen inrichtingsschets onderdeel is, vormt het vertrekpunt voor het bestemmingsplan. De ruimtelijke uitgangspunten voor het kleinschalige bedrijventerrein zijn: -
de ontsluiting van het terrein is via één centraal punt aan de Tillewei;
-
het terrein bestemmen voor maximaal drie bedrijven/bouwmassa’s, waaronder het garagebedrijf met tankstation en eventuele inpandige bedrijfswoningen;
-
de bebouwing situeren in de bebouwingsrichting van de bebouwing aan de Tillewei evenwijdig aan het landschap;
-
de representatieve onderdelen van het garagebedrijf (showroom) oriënteren op de Lândyk;
-
de bestaande sloot langs de Lândyk en (deels) langs de Tillewei verbreden voor waterberging;
-
de elzensingel langs de Tillewei langs de bestaande sloot transparanter maken;
-
een zone van 40 meter langs de Lândyk inrichten als grasland.
Volgende figuur geeft bovenstaande uitgangspunten weer.
8
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Figuur 2. Indicatieve schets van de ruimtelijke randvoorwaarden voor het kleinschalige bedrijventerrein
Figuur 3. Landschappelijke inpassing bedrijventerrein
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
9
3
R u i m t e l i j k
b e l e i d s k a d e r
3.1
Provinciaal beleid Streekplan Fryslân 2007 Op 13 december 2006 is het Streekplan Fryslân door provinciale staten vastgesteld. Hierin zet de provincie haar ruimtelijk beleid voor de periode tot 2015 uiteen. De provincie streeft in haar beleid naar het behouden en versterken van de leefbaarheid en levendigheid van het landelijk gebied. Hiervoor biedt de provincie onder andere ruimte voor het behouden van de plaatselijke bedrijvigheid. De vestiging van grote bedrijven of andere bedrijvigheid past naar de mening van de provincie niet binnen een leefbaar en levendig landelijk gebied. Het is belangrijk om bij dergelijke ontwikkelingen onder andere de landschappelijke waarden van het landelijk gebied te overwegen. Ook merkt de provincie op dat het landelijk gebied in de eerste plaats bestemd is voor onder andere bestaande woningen, bedrijven en voorzieningen. Voorwaarde voor de bouw van nieuwe woningen en de vestiging van nieuwe bedrijven en voorzieningen is dat deze in of aansluitend op stedelijk gebied gebouwd en gevestigd worden. Daarbij moet een goede landschappelijke inpassing worden gewaarborgd. De provincie biedt gemeenten mogelijkheden voor de vestiging van bedrijven die wat betreft aard en schaal bij een stad of dorp passen. Dit betekent dat bij een dorp als Drogeham wat betreft de aard de vestiging van zogenoemde lichte bedrijven (milieucategorie 2 op basis van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering) is toegestaan. Wat betreft de schaal is de vestiging van zeer kleine bedrijven (met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²) toegestaan. De provincie merkt hierbij op dat er in de eerste plaats ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied is voor de vestiging van plaatselijke bedrijven. In de tweede plaats is er ruimte in aansluiting op bestaand stedelijk gebied onder de voorwaarden dat: -
het bedrijf wat betreft schaal bij het dorp past, ook in de voorliggende periode;
-
er sprake is van een goede planologische inpassing (zie onder andere hoofdstuk 4);
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
11
-
cultuurhistorische en landschappelijke waarden voldoende in het plan zijn overwogen;
-
de bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid voldoende zijn gewaarborgd.
Ook biedt de provincie gemeenten mogelijkheden voor de vestiging van plaatselijke voorzieningen in dorpen als Drogeham. Ook voorzieningen moeten wat betreft aard en schaal passen bij een dorp. Provinciale verordening Romte Fryslân Door het college van Gedeputeerde Staten is op 15 juni 2011 de Verordening Romte Fryslân (de verordening) vastgesteld. In de verordening worden die onderwerpen uit het Streekplan geregeld waarvan de juridische doorwerking en borging in ruimtelijke plannen van gemeenten noodzakelijk is. Het onderliggende beleid staat in het Streekplan en enkele andere provinciale plannen. Dit betekent dat bij de interpretatie en toepassing van bepaalde artikelen in concrete situaties, soms teruggegrepen moet worden op dit provinciale beleid. In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen “bestaand stedelijk gebied” en “landelijk gebied”. Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: “het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur van een kern bevat, zoals begrensd op de van deze verordening deel uitmakende kaarten. Begrenzing bestaand stedelijk gebied”. De definitie van landelijk gebied sluit daar op aan: “het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied”. In de navolgende figuur is het bestaand stedelijk gebied van Drogeham weergegeven.
Figuur 4. Fragment van de kaart bij de verordening, bestaand stedelijk gebied
12
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Het hele dorp valt binnen het bestaand stedelijk gebied. De DAB-locatie valt in dit gebied. Het plan voor het kleinschalige bedrijventerrein echter niet, dit valt in zijn geheel binnen het landelijk gebied. Volgens artikel 1.1.1. onder 1 van de verordening mogen in een ruimtelijk plan voor landelijk gebied geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden worden opgenomen voor nieuwe stedelijke functies. Volgens artikel 1.1.1 onder 2 kan in afwijking van het eerste lid in een ruimtelijk plan een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied worden toegestaan. Een nieuw bedrijventerrein mag op basis van de verordening gerealiseerd worden mits deze in overeenstemming is met een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd bedrijvenplan (5.1.1 van de verordening). In lid 2 is bepaald dat hiervan afgeweken kan worden voor gebieden in of in aansluiting op het bestaande stedelijk gebied, wanneer: -
het totale ruimtebeslag van deze bedrijven in een redelijke verhouding staat tot de schaal van de kern en in ieder geval niet meer bedraagt dan 1 hectare per aaneengesloten terrein;
-
een goede inpassing van milieu, ontsluiting en landschap gewaarborgd is.
Het nieuwe bedrijventerrein kan voldoen aan de voorwaarden van de afwijkingsmogelijkheid. Daarbij kan worden vermeld dat de opzet van dit plan is afgestemd met de provincie. Bovendien wordt om de inpassing te waarborgen een voorwaardelijke verplichting voor het realiseren van de landschappelijke inpassing in de regels opgenomen. Voor de verdere uitwerking op dit aspect wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van onderhavig plan.
3.2
Regionaal beleid Regiovisie Noordoost Fryslân, 2003 De vier gemeenten in noordoost Fryslân hebben gezamenlijk (mede in reactie op de startnotitie voor het nieuwe provinciale streekplan) een visie voor de regio opgesteld voor de periode tot 2015 (vastgesteld op 28 augustus 2003). De missie voor de regio is het behoud van de bestaande bevolking en werkgelegenheid. Noordoost Fryslân heeft al veel te bieden, maar heeft ook potenties die nog ontwikkeld moeten worden. Doormiddel van samenwerking tussen de vier gemeenten wordt gestreefd naar de ontwikkeling van die potenties. De regiovisie richt zich op een sociaaleconomische ontwikkeling met behoud en versterking van kwaliteit. Dit streven is omschreven in een achttal hoofdkoersen: 1.
een ontwikkeling als “woonregio”;
2.
het koesteren van de bestaande bedrijvigheid;
3.
het selectief uitbouwen van nieuwe economische dragers;
4.
het ontwikkelen en uitbouwen van de recreatieve sector;
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
13
5.
het selectief ontwikkelen van de landbouw;
6.
een kennis- en innovatieoffensief;
7.
het versterken van de zorgstructuren in de regio;
8.
het benutten van haar landschappelijke kwaliteiten en behoud en versterking van natuur.
SER-ladder onderzoek Noordoost Fryslân In dit onderzoek van Grontmij en Witteveen en Bos is de SER-ladder toegepast. Daarbij is in eerste instantie ingegaan op nut en noodzaak van de realisatie van bedrijventerrein, in tweede instantie op de mogelijkheden voor herstructurering en intensivering en in de derde plaats op de resulterende behoefte aan nieuw bedrijventerrein op uitleglocaties. Daarbij is uitgegaan van de uitkomsten van een behoefteraming van de provincie Fryslân uit 2008. Het onderzoek heeft betrekking op de periode tot 2015, met een doorkijk naar 2020. Geconcludeerd wordt dat in geheel Noordoost Fryslân tot 2014 een overschot bestaat van circa 5 hectare. Door herstructurering is een ruimtewinst te behalen die ligt tussen minimaal 0 en maximaal 24 hectare. Voor alleen Achtkarspelen wordt exclusief herstructurering een overschot van 7,6 hectare berekend. Echter, van de beschikbare bedrijfsgrond is 11 hectare specifiek bestemd voor watergebonden bedrijven (Kootstertille) en 5 hectare voor lokale bedrijven (Harkema). Tot 2020 is het huidige aanbod onvoldoende om in de toekomstige vraag te voorzien. Er ontstaat, afhankelijk van de ruimtewinst op te herstructureren bedrijventerreinen (0 - 24 hectare), op regionaal niveau een tekort aan 51 – 75 hectare. Ook in Achtkarspelen is sprake van een tekort aan nieuw bedrijventerrein. De situatie in Drogeham wordt niet specifiek genoemd. De aanleg van nieuw bedrijventerrein is hier niet zonder meer mogelijk. Hierop wordt in paragraaf 5.2.1 nader ingegaan. Convenant Bedrijventerreinen Noordoost Fryslân 2010-2020 De Stuurgroep van het Sociaal Economisch Masterplan Noordoost Fryslân heeft in lijn met het landelijk Convenant Bedrijventerreinen het initiatief genomen om een regionaal bedrijventerreinenbeleid op te stellen. Voor Achtkarspelen betekent dit een nieuw bedrijventerrein van 5 hectare kan worden aangelegd bij Surhuisterveen (Lauwerskwartier).
3.3
Gemeentelijk beleid Toekomstvisie Achtkarspelen 2006 -2016 In de visie Achtkarspelen aangenaam! toekomstvisie 2006-2016 zet de gemeente haar visie op de ontwikkeling van Achtkarspelen uiteen. De visie is het uitgangspunt voor de ontwikkeling van de gemeente. In de visie zet de gemeente in op het behouden en versterken van de bestaande bedrij-
14
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
ven, de ontwikkeling van bestaande bedrijven en de vestiging van vernieuwende bedrijven. Buiten de bedrijventerreinen moet ruimte zijn voor wonen en werken. De vestiging van nieuwe bedrijven bij dorpen als Drogeham is uitsluitend mogelijk als deze wat betreft aard en schaal bij het dorp passen. Structuurvisie Achtkarspelen In de concept-structuurvisie wordt de ruimtelijk-functionele ontwikkeling voor de gemeente beschreven. Voor het onderhavige plangebied zijn daar de volgende zaken relevant. In Drogeham is het plangebied De Ikkers aan de zuidwestkant van het dorp afgerond. De structuurvisie kent voor het dorp twee plekken waar woningbouw mogelijk kan plaatsvinden. De eerste potentiële woningbouwlocatie betreft een invulplek ten gevolge van de eventuele verplaatsing van het garagebedrijf DAB aan de Ike Buorren. Omdat het een bedrijfsverplaatsing betreft naar een locatie buiten het stedelijke gebied is de herinvulling van de locatie van het wooncontingent afhankelijk en moet het voorzien worden van een volkshuisvestelijke onderbouwing Met dit plan wordt naast een ruimtelijke verbetering ook een milieuhygiënische verbetering beoogd. Een kans bij deze plek is het combineren van het wonen met de voorzieningen-/ontmoetingsfunctie van het naastgelegen café. Wanneer sprake is van uitplaatsing van het garagebedrijf aan de Ike Buorren, zoals eerder genoemd, zal deze verplaatsing plaatsvinden naar de westelijke ontsluiting van het dorp op de N369. Deze locatie leent zich goed voor een dergelijk bedrijf en biedt tevens ruimte voor enkele andere lokale bedrijven.
Woonplan In februari 2002 is door de gemeente het Woonplan van Achtkarspelen vastgesteld. Het Woonplan bestaat uit twee delen. In deel 1 is een verkenning van de woningmarkt opgenomen en een gemeentelijke visie op het wonen uiteengezet. Ook zijn hierin de algemene beleidsuitgangspunten verwoord. In deel 2 is de zogenoemde dorpsgerichte aanpak uiteengezet. Hierin is een verkenning van de woningmarkt voor de verschillende dorpen opgenomen en zijn de toekomststrategieën voor het wonen in deze dorpen uiteengezet. Uit het Woonplan blijkt dat ondanks de toename van het aantal woningen het aantal inwoners in de gemeente in de laatste 10 jaar van de vorige eeuw maar nauwelijks is toegenomen. Daarbij kan worden opgemerkt dat ook in de afgelopen jaren het aantal inwoners nog maar nauwelijks is toegenomen. Op 11 juni 2009 heeft de gemeenteraad ingestemd met de nieuwe woning-
NIEUWE WONINGBOUW-
bouwafspraken met de provincie en tussen de NOFA-gemeenten onderling. Be-
AFSPRAKEN
langrijk onderdeel van deze afspraken vormt het verschil in benadering van het buitenstedelijk en binnenstedelijk bouwen. Volgens de overeengekomen verdeelsleutel is voor Achtkarspelen een aantal te bouwen woningen van 435 beschikbaar voor de periode 2008 - 2016. Daarvan is 60 % maximaal bestemd voor buitenstedelijke uitbreiding (261 woningen). Voor binnenstedelijk bouwen is gekozen voor het zogenaamde ‘plafondloos bouwen’, hetgeen betekent dat de
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
15
gemeente ingeval van herstructurering en inbreiding de ruimte heeft om meer dan het resterende aandeel van 40 % te bouwen. Het deel van het plangebied waar de inpandige bedrijfswoningen bij afwijking mogelijk zijn, is gelegen in het landelijk gebied. Voor realisatie van deze bedrijfswoningen dient daarvoor woningbouwcontingent te zijn. Deze contingenten zijn reeds gereserveerd in het gemeentelijke woningbouwprogramma.
Bestemmingsplan Interim-regeling aanpassing geldende woonbestemmingen Op 26 september 2002 is door de gemeenteraad het bestemmingsplan Interimregeling aanpassing geldende woonbestemmingen vastgesteld. Dit bestemmingsplan is door Gedeputeerde Staten goedgekeurd op 1 april 2003. Dit bestemmingsplan is opgesteld om te voorkomen dat de gemeentelijke visie op het wonen zoals dat is uiteengezet in het Woonplan wordt gedwarsboomd door ontwikkelingen waarop de gemeente geen invloed heeft. Hiervoor zijn alle zogenoemde 'slapende woonbestemmingen' in de verschillende dorpen in kaart gebracht. Bepaald is welke woonbestemmingen gehandhaafd mogen blijven en welke kunnen vervallen. Daarna is overwogen hoe de bouw van woningen op deze plekken kan worden afgestemd op het beleid zoals dat is vastgesteld in het Woonplan. Welstandsnota NOFA De vier gemeenten in Noordoost-Friesland hebben samen een welstandsnota opgesteld. Hierin zijn voor de ruimtelijk te onderscheiden gebieden welstandseisen opgenomen. Bouwplannen worden op grond van deze welstandseisen beoordeeld.
Figuur 5a.
16
Welstandsgebieden
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
In Drogeham zijn verschillende welstandsgebieden onderscheiden. Op de kaart bij de welstandsnota ligt de DAB-locatie, voor het nu bebouwde gedeelte in een gebied aangeduid als Lintbebouwing (regulier). Het momenteel onbebouwde gedeelte van deze locatie is hierin opgenomen in het gebied aangeduid als Seriematige bouw. De locatie van het kleinschalige bedrijventerrein ligt in een gebied aangeduid als Buitengebied woudengebied. Het welstandsbeleid voor deze gebieden is vooral gericht op het behouden van de bestaande situatie. Beide locaties zijn extra aangeduid met een ster (her) ontwikkelingslocatie. Dit geeft aan dat er voor deze locaties sprake kan zijn van veranderingen. Voor de nieuwe bedrijfsbebouwing wordt aangesloten op de criteria voor deelgebied 13. Bijgaand is het kaartbeeld daarvoor aangepast (in de bijlage zijn de betreffende criteria opgenomen). Met betrekking tot de ruimtelijke inpassing wordt verder verwezen naar hoofdstuk 5.
Figuur 5b. Aanpassing welstandsgebied
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
17
4
P l a n o l o g i s c h e
r a n d v o o r w a a r d e n
4.1
Water In onder ander de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuis-
WET- EN REGELGEVING
houding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water; dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. In de nota “Anders omgaan met water” is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Ook in het Bro is uitdrukkelijk bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht gegeven moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding en hoe deze gevolgen in het bestemmingsplan zijn betrokken. De waterbeheerder voor het betreffende gebied is Wetterskip Fryslân. Op 12
ONDERZOEK
september 2011 heeft Wetterskip Fryslân een advies voor de watertoets gegeven. Het advies is opgenomen in de brief van 12 september 2011 met als kenmerk WFN112763. De brief is in bijlage 1 bij de voorliggende toelichting opgenomen. In het advies merkt Wetterskip Fryslân op dat er nog geen concrete bouwplannen zijn voor het terrein. Dit advies is daardoor voorlopig van karakter. In het wateradvies wordt het plangebied van de huidige DAB-locatie buiten beschouwing gelaten. Wanneer er gebruik gemaakt wordt van de wijzigingszone verzoekt het Wetterskip opnieuw een wateradvies aan te vragen. In het advies benoemt het Wetterskip een aantal uitgangspunten waarmee in het bestemmingsplan rekening gehouden wordt. Deze worden navolgend beschreven.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
19
Als compensatie van de toename van het verhard oppervlak dient 10% van de toename van dit oppervlakte gecompenseerd te worden in oppervlaktewater. Deze compensatie dient gerealiseerd te worden in hetzelfde peilvak waar ook het plangebied in is gelegen. Het plan voorziet in de mogelijkheid van ongeveer 7000 m² aan extra verharding. Dit zal gecompenseerd worden door de verbreding van de watergang langs het agrarische perceel in het zuidwesten van het plangebied. Ter compensatie van de 7000 m² verharding is circa 700 m² nieuwe waterberging nodig. Ook merkt Wetterskip Fryslân op dat de watergangen aan de west- en zuidzijde van het plangebied schouwwatergangen zijn. De schouwwatergangen moeten bereikbaar blijven voor onderhoud. Tevens merkt Wetterskip Fryslân op dat er een persdrukleiding door het plangebied loopt. Voor het plangebied houdt dit in dat er voor een strook van 6 meter beperkingen gelden. Ontheffing van (sommige van) deze beperkingen is eventueel mogelijk na schriftelijke verzoek aan het Wetterskip Fryslân, tenzij de belangen van de persleiding zich hiertegen verzetten. Uitgangspunt van Wetterskip Fryslân is om regenwater en (huishoudelijk) afvalwater gescheiden af te voeren. Dit betekent dat er bij de bouw en het onderhoud van de betreffende gebouwen geen sprake mag zijn van uitgifte van milieubelastende stoffen alsook dat de gebruikte bouwmaterialen milieuvriendelijk moeten zijn. Ook merkt Wetterskip Fryslân op dat bij de realisering van bebouwing en het aanleggen van de verharding voldoende drooglegging overwogen moet worden. Wetterskip Fryslân geeft het advies om voor gebouwen zonder kruipruimte ten minste een drooglegging van 0,70 m (ook voor de verhardingen) en voor gebouwen mét kruipruimte een drooglegging van ten minste 1,10 m ten opzichte van de bovenkant van de vloer te waarborgen. Het plangebied ligt in een gebied met een waterpeil van +0,10 m NAP in de zomerperiode en een waterpeil van -0,52 m NAP in de winterperiode. De geschatte maaiveldhoogte ligt tussen de 1,35 m NAP en de 2,10 m NAP. Het plangebied ligt vrij voor de boezem. Er moet daarom rekening worden gehouden met hoogwater. Het bijbehorende boezempeil is hier 0,02m NAP. Naar de mening van Wetterskip Fryslân is hierdoor een voldoende drooglegging gewaarborgd. CONCLUSIE
Rekening houdend met de adviezen van het Wetterskip Fryslân en het feit dat het Wetterskip bij planuitwerkingen betrokken wordt, wordt de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door onaanvaardbare nadelige gevolgen voor de waterhuishouding belemmerd.
20
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
4.2
Archeologie en cultuurhistorie Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)
WET- EN REGELGEVING
in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoord, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentwet 1988 (Monw) gewijzigd. Op grond van de Monw moet in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden. De provincie Fryslân heeft de zogenoemde cultuurhistorische waardenkaart
ONDERZOEK
(CHW-kaart) ontwikkeld. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE), onderdeel van de CHW-kaart, is informatie opgenomen over archeologische waarden. Locatie entree Drogeham Lândyk/Tillewei Uit de informatie blijkt dat, wat betreft de steentijd-bronstijd, het plangebied op de FAMKE is aangeduid als ‘onderzoek bij grote ingrepen. Op basis van uitgevoerd archeologisch onderzoek is vastgesteld dat mogelijke archeologische waarden in dit gebied niet goed behouden zijn. Omdat mogelijke archeologische waarden diep in de bodem mogelijk nog wel goed behouden zijn geeft de provincie het advies om bij ontwikkelingen met een oppervlakte van ten minste 2,5 ha een karterend proefsleuvenonderzoek uit te voeren. In figuur 6 is wat betreft de steentijd-bronstijd, het voor het plangebied betreffende fragment van de FAMKE weergegeven.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
21
Figuur 6. Fragment van de FAMKE, steentijd-bronstijd (Bron: Provincie Fryslân)
Ook blijkt uit de informatie dat wat betreft de ijzertijd-middeleeuwen het plangebied op de FAMKE is aangeduid als ‘karterend onderzoek 3 (middeleeuwen). In deze gebieden kunnen archeologische waarden uit de periode midden-bronstijd-vroege middeleeuwen aanwezig zijn. Het betreffen hier vooral vroeg- en middeleeuwse veenontginningen. De provincie geeft dan ook het advies om bij ontwikkelingen van ten minste 5.000 m² een historische en karterend onderzoek uit te voeren. Hierbij moet in het bijzonder aandacht zijn voor mogelijke sporen van Romeinen en vroegmiddeleeuwse ontginningen. Het wat betreft de ijzertijd-middeleeuwen voor het plangebied betreffende fragment van de FAMKE is in figuur 7 opgenomen.
Figuur 7.
Fragment van de FAMKE, ijzertijd-middeleeuwen
(Bron: Provincie Fryslân)
22
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
In het voorliggende bestemmingsplan is een ontwikkeling met een oppervlakte
CONCLUSIE
van circa 1 hectare voorzien voor de locatie entreegebied Lândyk/Tillewei. Het uitvoeren van een karterend proefsleuvenonderzoek is niet noodzakelijk doordat de oppervlakte van de ontwikkeling kleiner is dan 2,5 hectare. Een historisch en karterend onderzoek is voor de ijzertijd-middeleeuwen wel noodzakelijk omdat de ontwikkeling groter is dan 5.000 m². Het historisch en karterend onderzoek ijzertijd-middeleeuwen is uitgevoerd en gedocumenteerd in de rapportage Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek Tillewei, Drogeham, d.d. 30 januari 2012. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Deze rapportage is als bijlage 2 bij de voorliggende toelichting opgenomen. De belangrijkste conclusies uit de rapportage zijn: Tijdens het booronderzoek zijn, conform de eisen van de FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) 6 boringen gezet, omdat het pleistoceen ondieper dan 1,5 m –mv ligt. Uit de boringen blijkt, dat in het plangebied onder een 30 cm tot 45 cm dikke bouwvoor, pleistoceen zand ligt. Dit is geïnterpreteerd als ten dele verspoeld dekzand. Er is in de top van het pleistoceen (dek-)zand geen bodemvorming herkend. Direct onder de bouwvoor ligt dan ook een C-horizont, wat inhoudt dat het pleistoceen niveau is afgetopt tot in c.q. onder het archeologisch relevante niveau. De aangetroffen archeologische indicatoren komen uit de bouwvoor en betreft roodbakkend aardewerk, industrieel aardewerk, porselein en een fragment van een ketel van een 18e eeuwse kleipijp. Het materiaal kan in de 17e tot 19e eeuw worden gedateerd. Tijdens de veldkartering (nalopen molshopen) is ook vuursteen geraapt. Dit bleek echter onbewerkt materiaal te zijn. Gezien de resultaten van het booronderzoek wordt geadviseerd om af te zien van verdere onderzoeks- of behoudsmaatregelen. Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door on-
CONCLUSIE
aanvaardbare nadelige gevolgen voor de archeologie en cultuurhistorie belemmerd.
4.3
Ecologie De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Flora-
WET- EN REGELGEVING
en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
23
leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde ‘nee, tenzij-principe’. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Beschermingzones op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk. Voor de bescherming van deze natuurgebieden is in de Nbw een uitgebreide wet- en regelgeving opgenomen. ONDERZOEK
Om inzicht te krijgen in de ecologische waarden in het plangebied is in oktober 2011 door Bureau FaunaX, Terwispel een ecologisch onderzoek, een zogenoemde quickscan uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de notitie ‘Ecologische beoordeling Perceel tussen Tillewei en Landyk te Drogeham’. De notitie is in bijlage 3 bij de voorliggende toelichting opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat er geen middelzwaar of zwaar beschermde soorten aangetroffen of verwacht zullen worden. Schade aan broedende vogels valt te vermijden door buiten het broedseizoen te werken. Verder is de zorgplicht van toepassing op de overige en licht beschermde soorten.
BROEDVOGELS
Er moet in elk geval rekening worden gehouden met broedvogels. Alle broedvogels in Nederland zijn beschermd; hun nesten en legsels mogen niet worden verstoord of vernield. Daarom moeten de werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, dat loopt ongeveer van half maart tot half juli, maar dit is afhankelijk van het weer. De Flora- en faunawet schrijft geen datumgrenzen voor, de genoemde data zijn globaal. Ieder broedgeval is beschermd, dus indien blijkt dat er een vogel aan het broeden is, ook buiten het broedseizoen, dan moet gewacht worden totdat deze hiermee klaar is en uit eigen beweging is vertrokken. Indien men vóór het broedseizoen begonnen is met de werkzaamheden en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat door deze werkzaamheden geen vogels tot broeden zijn gekomen, dan is het toegestaan om in het broedseizoen door te werken.
ZORGPLICHT BIJ LICHT EN
Voor schade aan licht beschermde soorten geldt in principe een vrijstelling. De
NIET BESCHERMDE SOORTEN
zorgplicht van de Ff-wet schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen.
24
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Een mogelijkheid om de licht beschermde kleine zoogdier- en amfibiesoorten geen schade te berokkenen is om alle vegetatie in het plangebied kort af te maaien, zodat hun dekking verdwijnt. Hierdoor worden ze met zachte hand bewogen ergens anders hun heil te zoeken. Onderstaande tabel geeft een overzicht van aangetroffen en potentieel voorkomende beschermde flora en fauna in het plangebied. In de Flora- en faunawet zijn vooral vaste verblijfsplaatsen (voortplantingslocaties zoals nesten, holen, kraamkolonies etc.) van belang, maar ook de functionele leefomgeving die vaste verblijfplaatsen in stand houdt. In dit overzicht zijn dan ook alleen de soorten opgenomen, waarvoor het plangebied onderdeel vormt van hun leefgebied en/of levenscyclus en de geplande ontwikkeling mogelijk van negatieve invloed is. Beschermingsstatus Flora- en faunawet: T1 = Tabel 1; licht beschermd T2 = Tabel 2; middelzwaar beschermd T3 = Tabel 3; zwaar beschermd
De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door on-
CONCLUSIE
aanvaardbare nadelige gevolgen voor ecologische waarden belemmerd.
4.4
Geluidhinder In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op ge-
WET- EN REGELGEVING
richt om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. In de Wgh is in artikel 74 bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van: -
wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
25
In de Wgh is bepaald dat de ten hoogste toegestane geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op een gevel van een woning binnen een geluidszone 48 dB is. Op grond van de Wgh kan het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) voor woningen binnen stedelijk gebied een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen. De ten hoogste toegestane hogere waarde is 63 dB. De ten hoogste toegestane hogere waarde voor woningen buiten stedelijke gebied is 53 dB. ONDERZOEK
Op de wegen in de directe omgeving van het te realiseren kleinschalige bedrijventerrein is op het deel van de Tillewei van het knooppunt met de Lândyk (N369) tot de bebouwde kom een snelheid van ten hoogste 80 km per uur toegestaan. Op de Lândyk (N369) is eveneens een snelheid van ten hoogste 80 km per uur toegestaan. Bij deze wegen is op grond van de Wgh een geluidszone aanwezig. Dit betekent dat er een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de naar deze wegen gekeerde gevels van de eventuele gebouwen en de daarin opgenomen bedrijfswoning op grond van de Wgh noodzakelijk is. Om meer inzicht te krijgen in de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de naar de Tillewei en Lândyk (N369) gekeerde gevels van de bedrijfswoning is in maart 2011 door Servicebureau “De Friese Wouden” een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Akoestisch onderzoek naar de ligging van de 48/53 dB geluidscontouren t.b.v. wegverkeerslawaai ter hoogte van Drogeham”. Het rapport is als bijlage 4 bij de voorliggende toelichting opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat de zone van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vrijwel over het gehele plangebied ligt. Dit betekent dat er in deze zone geen bedrijfswoningen gebouwd kunnen worden. Tevens is de ligging van de ontheffingscontour van 53 dB berekend. Indien de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden kunnen Burgemeester en Wethouders een hogere grenswaarde vaststellen. Voor buiten stedelijke situaties is deze grenswaarde maximaal 53 dB. Deze contour ligt niet over het gehele plangebied, waardoor er in het gebied tussen 48 dB en 53 dB met ontheffing bedrijfswoningen gebouwd kunnen worden.
CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt, na de vaststelling van een hogere waarde door B&W, voor de bedrijfswoningen niet door geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai belemmerd. Op grond van de Wgh moet een ontwerp van het besluit tot de vaststelling van een hogere waarde op hetzelfde moment als het ontwerp van het bestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage liggen.
26
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
4.5
Luchtkwaliteit Wet- en regelgeving Op 1 maart 1993 is de Wet milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook nieuwe ontwikkelingen zoals plannen voor de bouw van woningen overwogen. Plannen die binnen het NSL passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Ook plannen die ‘niet in betekende mate’ (nibm) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit hoeven niet meer aan deze grenswaarden te worden beoordeeld. De eisen om te kunnen beoordelen of bij een plan sprake is van nibm, zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur (AMvB)nibm. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m 3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. Onderzoek Het planvoornemen betreft realisatie van een nieuw kleinschalig bedrijventerrein met de vestiging van een garage met tankstation. Naast het garagebedrijf bestaat de mogelijkheid tot vestiging van maximaal twee andere bedrijven, waaronder een mogelijk bedrijfsverzamelgebouw. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn de te verwachten verkeersbewegingen vanwege het planvoornemen van belang. Diverse aannames zijn gedaan voor een raming van de te verwachten verkeersbewegingen om zodoende de invloed op de luchtkwaliteit te kunnen vaststellen. Ten behoeve van de berekening van de luchtkwaliteit zijn weekdagetmaalwaarden gehanteerd. Kleinschalig bedrijventerrein In CROW-publicatie 256 “Verkeersgeneratie woon– en werkgebieden” (2008) is de verkeersgeneratie1 van bedrijventerreinen behandeld. Op basis hiervan mag
1
Verkeersgeneratie is de totale hoeveelheid gemotoriseerd wegverkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode wordt aangetrokken en geproduceerd.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
27
voor een gemengd bedrijventerrein2 worden uitgegaan van een gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal per netto hectare bedrijventerrein van 214 (bestaande uit voertuigbewegingen van 170 personenauto’s en 44 vrachtauto’s). Wat betreft de weekdagetmaalwaarde kunnen deze cijfers met een factor 0,75 worden vermenigvuldigd.Het netto-oppervlak uitgeefbaar bedrijventerrein in het plangebied is circa 0,93 ha (alle gronden binnen de bedrijfsbestemming).Er mag vanwege het planvoornemen op basis van deze standaardkengetallen worden uitgegaan van circa 150 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal van en naar het plangebied, bestaande uit voertuigbewegingen van 119 personenauto’s en 31 vrachtauto’s. Tankstation Daarnaast geldt dat de specifieke functie van het tankstation als brandstofverkooppunt tot extra verkeersaantrekking zal leiden. De te verwachten verkeersbewegingen vanwege het tankstation zijn bepaald op basis van geraamde omzetten en bezoekersaantallen. De verwachte verkoop van het tankstation is geraamd op maximaal 2.000.000 liter per jaar. Uitgaande van 365 dagen per jaar en gemiddeld 40 liter per klant levert dit 137 personenauto’s per weekdagetmaal op. Voor de brandstofaanvoer is één tankwagen per weekdagetmaal voldoende. Bedrijfswoningen In het plangebied worden maximaal twee bedrijfswoningen gerealiseerd. Deze bedrijfswoningen kunnen worden geclassificeerd als woningen in het type woonmilieu ‘landelijk, centrum-dorps’3. Op basis van de eerder genoemde CROW-publicatie mag derhalve worden uitgegaan van een ritproductie van 7 ritten per werkdagetmaal per bedrijfswoning. Voor woningen kan een factor 0,90 worden gehanteerd voor de weekdagetmaalwaarde. In totaal betekent dit een aantal van 12,6 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal van personenauto’s vanwege beide bedrijfswoningen. Hierbij is het aandeel vrachtverkeer nihil. Bovenstaande leidt tot een totaal van circa 301 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal, waaronder 32 motorvoertuigbewegingen van vrachtverkeer. Dit betreft een aandeel van ongeveer 10,6%. Luchtkwaliteitsberekening Voor kleine ruimtelijke plannen en verkeerskundige ingrepen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het voormalige ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil de ‘nibm-tool’ (08-06-2011) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in bete2
Terrein met een hindercategorie 1, 2, 3 of 4, bestemd voor reguliere bedrijvigheid en niet behorend tot de categorieën hoogwaardig bedrijvenpark of distributieterrein. Gemengde terreinen kennen een gevarieerd aanbod aan bedrijvigheid, voornamelijk bestaande uit lichte moderne industrie en overige (‘modale’) industrie.
3
28
Woonplaats met minder dan 10.000 huishoudens (woningen) en minder dan 75% groenoppervlak.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
kenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Figuur 8. Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit
Uit de berekening met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het planvoornemen moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan achterwege blijven. Conclusie In de omgeving van het plangebied is er geen indicatie dat grenswaarden van het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm worden overschreden. Het plan voldoet derhalve aan het gestelde in het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm. De uitvoerbaarheid van voorliggend plan wordt niet door onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit belemmerd.
4.6
Externe veiligheid Wet en regelgeving Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (PR) en een groepsrisico (GR). De normen voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats (nabij een bedrijf waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of langs een transportroute van gevaarlijke stoffen) verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met die gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van tien of meer personen in
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
29
één keer het (dodelijke) slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het aantal personen in de nabijheid van een incident heeft invloed op de omvang van het groepsrisico. Tussen het aantal personen en de aard en de dichtheid van bebouwing bestaat een causaal verband. Voor het plaatsgebonden en groepsrisico zijn normen opgesteld. Deze normen zijn uitgangspunt voor het ruimtelijk en milieubeleid. Wat betreft het plaatsgebonden risico wordt (voor ‘nieuwe’ ruimtelijke ontwikkelingen) een kans van eens per miljoen jaar (10-6) aanvaardbaar geacht. Overschrijding van deze grenswaarde is niet toegestaan. Voor het groepsrisico wordt bij inrichtingen een kans aanvaardbaar geacht van: -
eens per honderdduizend jaar (10-5 per jaar) op het overlijden van 10 personen of meer;
-
eens per tien miljoen jaar (10-7 per jaar) op het overlijden van 100 personen of meer;
-
eens per miljard jaar (10-9 per jaar) op het overlijden van 1.000 personen of meer.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over onder andere (spoor)wegen wordt een kans van achtereenvolgens 10-4, 10-6 en 10-8 aanvaardbaar geacht. Deze normen zijn oriënterende waarden. Dit betekent dat een overschrijding van deze normen is toegestaan wanneer het bevoegd gezag dit voldoende kan motiveren. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant: 1.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): Met het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
2.
Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS): De circulaire is van toepassing op bestemmingsplannen die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stoffen.
3.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb): Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het Bevb bevat regels voor het vastleggen van buisleidingen met een extern veiligheidsaspect in bestemmingsplannen. Het Bevb heeft een rechtstreekse werking.
4.
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit): Het activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de opvolger van een groot aantal AMvB’s. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsafstanden waaraan voldaan moet worden.
30
VERANTWOORDINGS-
In bovenstaande besluiten en de circulaire is de verantwoordingsplicht voor het
PLICHT
groepsrisico opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat iedere wijziging
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. De Provincie Fryslân heeft in het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO)
RISICOKAART
4
een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. Op de risicokaart worden tevens kwetsbare objecten getoond die extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Onderzoek Om na te gaan of in het plangebied ook aandachtspunten op het vlak van externe veiligheid aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Voor het plangebied zijn vier verschillende aardgastransportleidingen als risicobron relevant. Deze leidingen liggen ten noordwesten van het plangebied, waarbij de dichtstbijzijnde aardgastransportleiding op een afstand van circa 125 m van het perceel aan de Tillewei ligt.
Figuur 9.
Fragment van de risicokaart
Plaatsgebonden risico In het Bevb zijn grenswaarden gegeven voor het plaatsgebonden risico; voor het groepsrisico geldt er slechts een oriënterende waarde. Kortheidshalve houdt dit in dat binnen de PR10-6-contour geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen in principe niet worden geplaatst binnen de PR10-6-contour. Het planvoornemen omvat vanwege de realisatie van twee bedrijfswoningen het oprichten van nieuwe beperkt kwetsbare 4
Benaderbaar via www.risicokaart.nl.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
31
objecten. De vier aardgastransportleidingen nabij het plangebied kennen een PR 10-6-contour van 0 m, hetgeen betekent dat deze risicocontouren op de leidingen zelf liggen en dus buiten het plangebied. Derhalve is een PR10-6-contour vanwege deze buisleidingen niet van toepassing op het planvoornemen. Daarnaast is op het plangebied door de voldoende ligging ten opzichte van de leidingen eveneens geen belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de buisleidingen van toepassing. Groepsrisico Wat betreft het groepsrisico dient de inventarisatie van de rond de leiding aanwezige bevolking zich uit te strekken tot een afstand waarop ten hoogste 1% van de aanwezigen nog slachtoffer wordt van een calamiteit met de leiding. Dat is de zogenaamde inventarisatiezone. De 1%- en 100%-letaliteitsgrens5 voor de leidingen in de omgeving is in tabel 1 aangegeven. Tabel 1. 1%- en 100%-letaliteitsgrens Leiding
Werkdruk (bar)
Diameter (inch)
1%-letaliteit (m)
100%-letaliteit (m)
A-541-KR-070 A-601-KR-084
66,2 80
42 30
485 465
190 170
A-603-KR-019
78,8
24
340
120
A-652-KR-026
79,9
48
575
220
Het plangebied valt geheel binnen de 1%-letaliteitsgrenzen van de vier aardgastransportleidingen. Vrijwel het gehele perceel valt binnen de 100%letaliteitsgrens van buisleiding A-652-KR-026. Formeel zijn er geen harde normen verbonden aan de toelaatbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten binnen een invloedsgebied. Wel bestaat voor het bevoegd gezag bij het vaststellen van ruimtelijke plannen de wettelijke verantwoordingsplicht, indien er (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied liggen. Vanwege het realiseren van beperkt kwetsbare objecten in het plangebied en binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleidingen betekent dit dat er een volledige verantwoording van het groepsrisico dient plaats te vinden. Wanneer een plan consoliderend van aard is of de oriënterende waarde niet wordt overschreden kan bij de verantwoording worden volstaan met het vermelden van: -
de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding (het groepsrisico);
-
de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
-
de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.
Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen. 5
De letaliteitsgrens wordt uitgedrukt in een percentage (bijvoorbeeld 1% of 100%). Deze letaliteitsgrenzen zijn afstanden waarop een bepaald percentage van de daar aanwezige personen komt te overlijden ten gevolge van een calamiteit met gevaarlijke stoffen als deze optreedt.
32
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Advisering milieuadviesdienst en Brandweer Fryslân De milieuadviesdienst is gevraagd te adviseren omtrent de verantwoording van het groepsrisico ten behoeve van dit bestemmingsplan. Per brief van 10 januari 2012 is door de milieuadviesdienst geadviseerd over dit externe veiligheidsaspect. De brandweer is tevens in de gelegenheid gesteld te adviseren over de bestrijding en beperking van rampen en zelfredzaamheid van personen in het plangebied. Het advies van Brandweer Fryslân is in de advisering van de milieuadviesdienst meegenomen. Beide adviesdocumenten zijn als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan opgenomen. In het hiernavolgende is volstaan met het opnemen van de hoofdlijnen en conclusies hieruit. Met behulp van het rekenprogramma CAROLA is het groepsrisico door de mili-
GROEPSRISICO IN HUIDIGE
euadviesdienst voor de vier buisleidingen berekend. Leiding A-541 genereert
EN TOEKOMSTIGE SITUATIE
het hoogste groepsrisico voor het plangebied. De maximale overschrijdingsfactor bedraagt in de huidige situatie 22 slachtoffers en een frequentie van 6,62E-8. Uit de FN-curve6 van de huidige situatie blijkt dat er sprake is van een groepsrisico binnen het invloedsgebied van de buisleiding, maar dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Als gevolg van het planvoornemen neemt het aantal personen binnen het invloedsgebied van de buisleidingen met circa 15 personen toe. Uit de opgestelde FN-curve voor de toekomstige situatie blijkt dat de maximale overschrijdingsfactor wordt gevonden bij 22 slachtoffers en een frequentie van 6,66E-8. Hiermee neemt het groepsrisico in de toekomstige situatie derhalve niet waarneembaar toe. Brandweer Fryslân heeft aangegeven dat er nog primaire bluswatervoorzienin-
BESTRIJDING EN
gen moeten worden aangelegd. Geadviseerd is dit in overleg met het team
BEPERKING VAN RAMPEN
Preventie Brandweer Noordoost Fryslân te realiseren. Wat betreft de bereikbaarheid is het plangebied voor hulpverleningsdiensten
BEREIKBAARHEID
slechts vanaf één zijde bereikbaar. Deze toegangsweg ligt in de richting van de risicobron. Gezien de kleinschaligheid van het plan en het feit dat de afstand van het plangebied tot de Tillewei maximaal 40 m is, is de bereikbaarheid voor Brandweer Fryslân acceptabel. Zelfredzaamheid heeft betrekking op de mogelijkheden voor personen in het
ZELFREDZAAMHEID
invloedsgebied om zichzelf in veiligheid te brengen of om in veiligheid gebracht te worden. Binnen het plangebied zijn geen functies voorzien die zijn bedoeld voor mensen met een beperkte zelfredzaamheid. Als knelpunt signaleert Brandweer Fryslân dat de vluchtweg richting de risicobron ligt. Uitgangspunt van het planvoornemen is de sanering van het milieuhinderlijke
NUT EN NOODZAAK VAN
garagebedrijf met tankstation uit het dorpscentrum van Drogeham. Hiervoor is
DE ONTWIKKELING
een geschikte locatie voor nieuwvestiging noodzakelijk. In het dorp is geen 6
FN-curve: Grafiek waarin het risico van een inrichting of transportas wordt uitgedrukt door de overschrijdingskans per jaar van het optreden van een N aantal letale slachtoffers uit te zetten als functie van N (op dubbel-logaritmische schaal).
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
33
geschikte locatie aanwezig. Aangezien een zichtlocatie voor het bedrijf van groot belang is, betreft het plangebied aan de Tillewei bij de entree van Drogeham een voor het bedrijf uitermate geschikte locatie. In de ruimtelijke afweging van de bedrijfs- en verplaatsingsbelangen, in combinatie met de mogelijkheid om tot een samenhangende invulling van het plangebied te komen, is het plan uit oogpunt van externe veiligheid haalbaar. TOT SLOT
Met behulp van het uitvoeren van de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en het advies van de Brandweer Fryslân dient het bevoegd gezag zich over de aanvaardbaarheid van het restrisico uit te spreken. Wat betreft de acceptatie van dit restrisico dient ook het belang van de ruimtelijke ontwikkeling meegewogen te worden. Door de milieuadviesdienst is geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid, mits voldoende primaire bluswatervoorzieningen zijn aangelegd, geen belemmering vormt voor de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.
NOTA BENE
Ondanks maatregelen ter verhoging van de veiligheid kunnen risico’s nooit geheel worden weggenomen. Ook na het nemen van veiligheidsverhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan.
CONCLUSIE
Waar mogelijk worden maatregelen getroffen om het (rest)risico verder te beperken. Met de initiatiefnemer van het planvoornemen wordt een exploitatieovereenkomst gesloten waarin diverse zaken, waaronder die met betrekking tot externe veiligheid, worden geregeld. Vastgelegd zal worden dat de ontwikkelaar zorgdraagt voor voldoende primaire bluswatervoorzieningen. Op grond van voorgaande mag dit bestemmingsplan derhalve uitvoerbaar worden geacht.
4.7
Bodem WET- EN REGELGEVING
Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders (B en W) een beslissing op een aanvraag om bouwvergunning (nu omgevingsvergunning) moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem
34
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
is dus feitelijk een onderdeel van de onderzoeksverplichting van B en W en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden opgemerkt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel moet worden voorkomen. Om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem binnen
ONDERZOEK
het plangebied is in november 2011 door TAUW een onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de notitie “Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij Tillewei/Landyk te Drogeham met als kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL. De notitie is in bijlage 6 bij de voorliggende toelichting opgenomen. Op basis van gegevens vanuit het Bodemloket dan wel Nazca blijkt dat ter plaatse van de onderzoekslocatie twee gedempte sloten aanwezig zijn (geweest). De beide verdachte locaties zijn bekend bij de provincie met de volgende kenmerken: NZ054402440 en NZ054422837. Daarnaast staan beide verdachte locaties als demping (niet gespecificeerd) in het systeem vermeld met als startdatum activiteit het jaar 2000 genoemd. Verder is er geen informatie van de gemeente dan wel provincie over de gedempte sloten dan wel andere verdachte activiteiten aanwezig. Er is geen opdracht gegeven voor onderzoek ter plaatse van de gedempte sloten wat volgens de NEN 5740 wel wordt voorgeschreven. Aangezien volgens de NEN 5740 niet aan de juiste richtlijn is voldaan moeten de resultaten als indicatief worden beschouwd. Zintuiglijke waarnemingen Bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Wel is een bestaande sloot gevonden met een sliblaag. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen specifiek asbestverdacht materiaal waargenomen. Grond In het mengmonster van de sliblaag van vier boringen (21 t/m 24, 0,3-0,4 m mv) worden de achtergrondwaarden voor het gehalte aan kwik, lood, molybdeen en zink overschreden. De overige geanalyseerde parameters zijn gemeten in gehalten beneden de achtergrondwaarde en/of rapportagegrens. Grondwater Uit de analyseresultaten van het grondwater blijkt dat maximaal een licht verhoogde concentratie aan barium is gemeten (boven de streefwaarde). De overige geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd gemeten (beneden de streefwaarden en/of detectiegrenzen). Door middel van dit bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
35
worden gesteld dat in zowel de grond als het grondwater maximaal licht verhoogde waarden zijn gemeten aan barium, kwik, lood, molybdeen en/of zink. De gemeten waarden zijn dusdanig dat ze geen risico voor de volksgezondheid en/ of het milieu vormen. Gezien het feit dat maximaal licht verhoogde waarden zijn gemeten, zijn verdere maatregelen met betrekking tot deze verontreinigingen niet noodzakelijk. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er in het plangebied geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn voor de voorgenomen transactie, dan wel herinrichting van de locatie. Hierbij wordt opgemerkt dat niet uit te sluiten valt dat tijdens de herinrichting ter plaatse van de gedempte sloten bodemvreemde materialen worden aangetroffen. Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren. In algemene zin wordt opgemerkt dat onderhavig onderzoek een algemeen beeld schetst van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Bij het uitvoeren van grondverzet dient men dan ook alert te zijn op mogelijk plaatselijk voorkomende zintuiglijke afwijkingen. CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem belemmerd.
4.8
Bedrijven en (milieu)hinder WET- EN REGELGEVING
Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk.
ONDERZOEK
Het dichtstbijzijnde bedrijf is het uitvaartcentrum aan de Tillewei 11a. Op basis van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering, versie 2009, van de Vereniging van Nederlandse gemeenten moet een richtafstand van 10 meter tussen uitvaartcentrum en een bedrijfswoning worden gewaarborgd. Ten noorden van het plangebied aan de Jan Gerkeswei 8 is de Wapeningscentrale Drogeham gevestigd. Op basis van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering, versie 2009, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten moet een richtafstand van 100 meter tussen Wapeningscentrale Drogeham en een bedrijfswoning gewaarborgd worden. De afstand tussen de bedrijfsgebouwen van Wapeningscentrale Drogeham en een bedrijfswoning is ongeveer 150 meter. In
36
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
het gebied tussen de bedrijfsgebouwen van Wapeningscentrale Drogeham en het plangebied zijn verschillende woningen aanwezig. De mogelijke (milieu)hinder ter plaatse van deze woningen wordt aanvaardbaar geacht. Op basis van de Staat van Bedrijven en de uitgave Bedrijven en Milieuzonering moet een richtafstand van 30 meter tussen het garagebedrijf met benzineservicestation en de (bedrijfs)woningen gewaarborgd worden. In het voorliggende bestemmingsplan is de vestiging van drie bedrijven met een milieucategorie van maximaal 2 voorzien. Op basis van de uitgave Bedrijven en Milieuzonering moet een richtafstand van 30 meter tussen de bedrijven en de buiten het plangebied gelegen woningen gewaarborgd worden. De afstand tussen het bedrijfsgebouw en de dichtstbijzijnde woning buiten het plangebied is ten minste 30 meter. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan wordt niet door (mi-
CONCLUSIE
lieu)hinder van bedrijven belemmerd.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
37
M o t i v e r i n g
5
e n
i n p a s s i n g
5.1
Inleiding Op grond van de Provinciale Verordening Romte Fryslân 2011 (zie ook hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader) moet bij een uitbreidingslocatie in het landelijk gebied een onderbouwing geleverd worden. Daarbij dient conform paragraaf 2.1 en 5.1 het volgende te worden aangegeven: -
het nieuwe bedrijventerrein voorziet in een concrete lokale behoefte, het totale ruimte beslag van deze bedrijven in een redelijke verhouding staat tot de schaal van de kern en in ieder geval niet meer bedraagt dan 1 hectare per aaneengesloten terrein en een goede inpassing van milieu, ontsluiting en landschap gewaarborgd is;
-
voor deze behoefte is redelijkerwijs geen ruimte beschikbaar binnen het bestaand stedelijk gebied van de ‘overige kern’ en daarbinnen door herstructurering of transformatie redelijkerwijs ook geen ruimte geschikt is te maken.
In de verordening (paragraaf 3) wordt aangegeven dat de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf bevat, waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze: -
het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen;
-
het plan invulling geeft aan blijvende herkenbaarheid van de kernkwaliteiten per landschapstype zoals aangegeven op en omschreven bij de van deze verordening deel uitmakende kaart Landschapstypen, waaronder begrepen de kernkwaliteiten in de Nationale Landschappen;
-
de volgens het plan gewenste beeldkwaliteit, bebouwingstypologieën en bebouwingsvormen, materiaal- en kleurgebruik worden gerealiseerd.
Daarnaast en voor zover relevant voor dit plan, dient een ruimtelijk plan te voorzien in een zorgvuldige inpassing. In dit hoofdstuk wordt een verantwoording opgenomen over de wijze waarop het plan rekening houdt met, respectievelijk invulling geeft aan de in de verordening genoemde aspecten van ruimtelijke kwaliteit. Deze paragraaf bevat een analyse van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen, gaat in op de bijdrage aan de kernkwaliteiten van landschapstype en nederzettingspa-
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
39
troon en de realisatie van kwaliteitsdoelen, beeldkwaliteit, bebouwingstypologie en -vormen, materiaal- en kleurgebruik en landschappelijke inpassing. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de motivering van de behoefte voor deze ontwikkeling. Daarna volgt de uiteenzetting over de ruimtelijke kwaliteit. Behandeld worden de kernkwaliteiten van het landschap en de ontwikkelingsgeschiedenis. Vervolgens wordt de samenhang van de ondergrond, de netwerken en het nederzettingspatroon van de omgeving van Drogeham beschreven. Als laatste wordt ingegaan op de nadere inrichting van het kleinschalige bedrijventerrein en de landschappelijke inpassing hiervan en de beeldkwaliteitsrichtlijnen van de nieuwe bebouwing op het bedrijventerrein. Tevens wordt ingegaan op het perspectief en een globale herontwikkelingsvisie voor het huidige DAB-terrein.
5.2
Bedrijventerrein 5 . 2 . 1
Motivering behoefte
In het provinciale Streekplan is in paragraaf 2.3.3 aangegeven dat lokale bedrijven bijdragen aan de levendigheid en de economische vitaliteit van dorpen als Drogeham. In eerste instantie moet ruimte worden gezocht binnen bestaand bebouwd gebied door functieverandering en het intensiveren en combineren van functies. Als daarvoor onvoldoende mogelijkheden zijn, is de vestiging van lokale bedrijven aan de rand van kernen acceptabel als: -
het totale ruimtebeslag, ook op langere termijn beperkt blijft en in verhouding staat tot de omvang van de kern;
-
de verantwoorde milieuhygiënische inpassing is gewaarborgd;
-
rekening wordt gehouden met landschappelijke en cultuurhistorische waarden (beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing);
-
verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid zijn gewaarborgd.
SER-ladder op lokaal niveau In paragraaf 3.2 is ingegaan op de zogenoemde SER-ladder, die moet worden toegepast bij de aanleg van nieuw bedrijventerrein. In Drogeham is op regionaal niveau niet voorzien in de realisatie van nieuw bedrijventerrein. Echter, de SER-ladder is ook toepasbaar op lokaal niveau. De kernvragen zijn daarbij: 1.
Kan in de behoefte worden voorzien door herstructurering van bestaande terreinen?
2.
Kan in de behoefte worden voorzien door het intensiveren van bestaand gebruik van bedrijventerreinen?
Drogeham telt meerdere bedrijven, waaronder enkele zeer grote (onder meer VDM). Er is echter geen sprake van een aaneengesloten bedrijventerrein, maar van een grote spreiding van bedrijven over het dorp. Het gaat daarbij om
40
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
spontane ontwikkelingen vanuit het verleden op diverse locaties; er is geen sprake van aaneengesloten bedrijventerreinen. Er zijn dan ook geen mogelijkheden voor herstructurering of intensivering van bestaande bedrijventerreinen. In de onderhavige situatie in Drogeham gaat het om verplaatsing van een in het hart van het dorp gevestigd garagebedrijf met tankstation (zonder LPGverkoop). Op deze locatie heeft het bedrijf geen ruimte voor uitbreiding. Voor een tankstation is het bedrijf ook niet optimaal gevestigd, gezien de afstand tot de belangrijkste verkeersstroom op de N369. Daardoor moet verkeer vanaf de N369 door het dorp rijden om het tankstation te bereiken. Garage en tankstation vormen geen verrijking van het aanzien van het dorp en veroorzaken hinder voor de bewoners van de omringende woningen. De verplaatsing van het bedrijf is dus zowel vanuit stedenbouwkundig, milieukundig als verkeerskundig oogpunt wenselijk en vanuit bedrijfskundig oogpunt een noodzaak. De huidige locatie van het bedrijf zal worden benut voor wonen. De locatie van het huidige bedrijf krijgt dus niet opnieuw een bedrijfsfunctie. Het huidige bedrijf heeft vooral lokale betekenis. Verplaatsing naar een locatie in Surhuisterveen vormt voor het bedrijf geen reële optie. Elders zal het niet eenvoudig zijn om het tankstation rendabel te exploiteren, gezien de concurrentieverhoudingen in de regio. Omdat het om een lokaal bedrijf gaat is hervestiging in of nabij Drogeham een noodzaak. Gegeven het feit dat in Drogeham intensivering en functieverandering binnen bestaand gebied geen haalbare kaart is, moet vervolgens worden nagegaan of kan worden voldaan aan de eerder genoemde eisen uit het Streekplan. Ruimtebeslag Het bedrijf is momenteel ingeklemd tussen bestaande (woon)bebouwing. Op de beoogde nieuwe locatie wordt het bedrijf in een ruimere setting herbouwd. De betekenis zal echter lokaal blijven, zij het dat het tankstation in de nieuwe situatie meer verkeer aan zal trekken vanaf de N369. Het bedrijf zal vanwege de zichtbaarheid van het tankstation (zichtlocatie) aan de zijde van de N369 worden gesitueerd. Door deze situering blijft er ruimte over tussen het uitvaartcentrum en het garagebedrijf met tankstation. Uitgangspunt is om een aaneengesloten bedrijventerrein te ontwikkelen. Daarvoor wordt het mogelijk gemaakt dat er naast het garagebedrijf met tankstation nog maximaal twee lokale bedrijven zich op het terrein kunnen vestigen. Naast het garagebedrijf met tankstation, wil ook VDM Woningen gebruik maken van het bedrijventerrein voor de uitbreiding van het bedrijf. VDM Woningen heeft een groot bedrijf aan de noordzijde van Drogeham, maar heeft daarnaast ook de behoefte aan een bezoekerscentrum waarin klanten geadviseerd kunnen worden. VDM Woningen heeft daarom de concrete wens om een advies-, voorlichtings- en bezoekerscentrum met bijbehorende parkeergelegenheid te realiseren op het nieuwe bedrijventerrein. VDM Woningen wil vanwege de functie van bezoekerscentrum een pand met een goede uitstraling realiseren
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
41
met voldoende ruimte voor parkeergelegenheid. De oppervlakte van het advies- voorlichtings- en bezoekerscentrum bedraagt circa 1625 m², maar om te voorzien in de beoogde uitstraling en in voldoende ruimte voor parkeren, is voor de gehele kavel 3800 m² wenselijk. Daarnaast wil ook aannemersbedrijf Westra een deel van het bedrijventerrein gebruiken voor de bouw van een nieuwe bedrijfshal voor de opslag van materieel. Het beoogde terrein ligt tussen het uitvaartcentrum, het bezoekerscentrum van VDM en het verplaatste bedrijf van DAB in. De bedrijfshal zal een oppervlakte van 900 m² hebben. Zowel DAB als VDM Wonen willen een perceel met een grotere oppervlakte van 2500 m². De provincie Fryslân stelt in de Provinciale Verordening Romte echter het maximum van 2500 m² voor bedrijfskavels bij ‘overige kernen’. Voor uitzonderingssituaties kan hiervan worden afgeweken, mits de aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van de kern. Het bestemmingsplan voorziet in een regeling hiervoor om de kavelomvang groter dan 2500 m² mogelijk te maken. Milieuhygiënische inpassing Zoals in het voorgaande aangegeven past het bestaande bedrijf van DAB momenteel milieuhygiënisch niet in zijn omgeving. Op de nieuwe locatie ligt het bedrijf wél op de afstand die volgens de VNG-nota Bedrijven en milieuzonering wenselijk is in verband met de hinder voor aaneengesloten woongebieden (30 meter). De milieuhygiënische inpassing verbetert bovendien doordat klanten van met name het tankstation niet langer een lange route door het dorp hoeven te volgen. Aannemersbedrijf Westra zal een bedrijfsgebouw voor opslag van materieel realiseren. Voor aannemersbedrijven met een bedrijfsoppervlak van maximaal 1000 m² geldt een milieuafstand van 30 meter (categorie 2) tot woningen van derden. Ook het bezoekerscentrum van VDM past binnen categorie 2. Voor overige bedrijven geldt dat zij niet in een hogere milieucategorie zijn toegestaan dan categorie 2 (afstand 30 meter). Dit is passend op de locatie. Landschappelijke inpassing en cultuurhistorische waarden De wijze waarop met landschappelijke en cultuurhistorische waarden wordt omgegaan, komt in de navolgende paragraaf aan de orde. Verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid De verkeersveiligheid in Drogeham is zeer gediend met de verplaatsing van het bedrijf van DAB, omdat een verkeersaantrekkend bedrijf uit het hart van het dorp wordt verplaatst naar een gemakkelijk vanaf de N369 te bereiken locatie. Dat komt ook de leefbaarheid in het dorp ten goede.
42
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Conclusie De verplaatsing van het garagebedrijf met tankstation uit het hart van Drogeham is zowel vanuit stedenbouwkundig, milieukundig als verkeerskundig oogpunt een goede ontwikkeling. Omdat het om een lokaal bedrijf gaat, is hervestiging in of bij Drogeham noodzakelijk. De locatie bij de entree van Drogeham vanaf de Tillewei is daarbij een uitstekend alternatief. Het ligt voor de hand om het hele gebiedje tussen uitvaartcentrum en de groensingel langs de N369 een bedrijfsbestemming te geven en er zijn voldoende bedrijven die hier invulling aan willen gegeven. Daarmee wordt versnippering voorkomen. Op de landschappelijke inpassing wordt in het navolgende nader ingegaan. 5 . 2 . 2
Ruimtelijke kwaliteiten
Kernkwaliteiten In de Provinciale Verordening is een indeling in landschapstypen opgenomen met daarbij behorende kernkwaliteiten. De ontwikkeling valt in het landschap ‘Woudontginning met singellandschap’. De kernkwaliteiten voor dit landschap benoemd in het Streekplan dienen herkenbaar te blijven en dienen als ankerpunt bij planvorming. De kernkwaliteiten van dit landschapstype zijn: -
kleinschalig patroon van lintbebouwing, houtwallen (hege dyken), elzensingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden) en plaatselijk esgronden;
-
relatief dicht netwerk aan houtwallen en elzensingels;
-
afwisseling van schaal en (beperkt) reliëf;
-
zeer langgerekte opstrekkende verkaveling tot (plaatselijk) onregelmatige blokverkaveling;
-
structurerende elementen als beplantingen, aardkundige elementen (pingoruïnes, dobben), lintdorpen, wegen en paden met laanbeplanting;
-
lange bebouwingslinten met wegbeplanting;
-
van houtwallen of singels voorziene opstrekkende percelen met een gevarieerde lengtebreedte verhouding 1:4 tot 1:5 tot rechthoekige percelen; plaatselijk landgoederenstructuren.
Ontstaansgeschiedenis Drogeham is één van de oudste dorpen van de gemeente Achtkarspelen. Het is van oorsprong namelijk één van de acht karspelen, op basis waarvan de gemeentenaam tot stand is gekomen. Het dorp ligt in het uiterste westen van de gemeente en is ontstaan op een hoge zandkop. De naam is rechtstreeks afgeleid van de ligging; een droge landtong tussen het water. Ham betekent een door een dijk ingesloten stuk land. Het dorp is ontstaan als een soort brinkdorp.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
43
Figuur 10. Omgrachte huisplaats bij Drogeham (kadastraal minuutplan 1832)
Deze brinkachtige ruimte was gelegen tussen het Tsjerkepaed en de Ike Buorren. Op dit kadastrale minuutplan uit 1832 (figuur 8) komt zo goed als zeker, op perceel 365, het oudste gedeelte van het huidige DAB garagebedrijf reeds voor. Het dorp was van oudsher een dorp waar veel boeren woonden. Naast het verbouwen van gewassen werden er, voor de bemesting van de landerijen schapen gehouden. Deze schapen graasden op de heidevelden ten zuiden van het dorp . De straatnaam Schieppedrifte getuigt hier nog van. Het oorspronkelijke dorpscentrum rondom de kerk “verhuisde” later naar de doorgaande weg. Deze kreeg de naam De Buorren. Langs deze weg heeft Drogeham zich in de loop der jaren als een lintdorp ontwikkeld. Langs de Lytse Wei hebben zich meerdere boerderijen gevestigd en gaandeweg is de bebouwing langs deze weg verdicht. De huidige ruimtelijke structuur van het dorp wordt heden ten dage nog steeds gekenmerkt door de aanwezigheid van een kruispunt van drie wegen, De Buorren, de Ike Buorren/Lytse Wei en de Tillewei. Zo goed als zeker de oude brink van weleer. Het oorspronkelijke dorp heeft ten gevolge van de toch wel stevige groei in de loop der tijd de nodige veranderingen ondergaan. Ook is er sprake van bedrijfsvorming, met soms forse bebouwing, achter de lintbebouwing van De Buorren.
44
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Landschappelijk wordt de omgeving van Drogeham gekenmerkt door een sterke zuidwest/ noordoost gerichte opstrekkende verkaveling en een duidelijk structuur van elzensingels. In het landschap is de aanleg van de provincialeweg N369 (Lândyk) opvallend. Deze ingreep vormt een forse ruimtelijke ingreep in een landschap dat ondanks de groei van het dorp, slechts beperkt is veranderd.
Figuur 11. Fragment van de historische kaarten van Drogeham me t daarop aangegeven de locaties
Samenhang ondergrond, netwerken en nederzettingspatroon Ondergrond Drogeham is ontstaan op een hoge dekzandrug (figuur 9). Het zanddek is voornamelijk door de wind tijdens de laatste ijstijd afgezet, op een ondergrond van keileem. Het plateau is relatief laag gelegen. De zandgronden (podzolen), die van nature arm zijn, zijn op de ontginningsbasis in de loop der tijden verrijkt (humushoudend). Het dekzandlandschap kenmerkt zich meer als een coulisselandschap met een elzensingelbeplanting, sloten en een vrij dicht karakter. Door het ontbreken van sloten op de hogere zandgronden werden hier houtwallen op de scheiding van de kavels aangelegd. Op lager gelegen gronden met watervoerende sloten kwamen elzensingels langs de sloten tot ontwikkeling. Op deze wijze ontstond een zeer kleinschalig type houtwallen- en elzensingellandschap met zeer hoge dichtheden aan kavelgrensbeplanting die nog steeds aanwezig is.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
45
Figuur 12. Kaartbeeld ondergrond
Netwerken Kijkend naar de netwerken valt op dat het water een sterke noordoostzuidwest oriëntatie heeft. Dit heeft veel invloed gehad op de ordening van het landschap zoals die nu is. De structuren van de elzensingelbeplanting zijn enerzijds gekoppeld aan de verkavelingsrichting van het landschap en anderzijds aan de boerenerven en dorpslinten (puntvormige structuur).
Omgeving plangebied De hoofdstructuur van het dorp wordt bepaald door de drie, van oorsprong, doorgaande wegen (figuur 11). Deze wegen (Tillewei, De Buorren en de Lytse Wei) komen midden in het dorpscentrum ter hoogte van de huidige DAB locatie bij elkaar. Het stedenbouwkundig concept van het tussenliggende gebied is grotendeels ontleend aan de houtwalstructuur die van oudsher het gezicht van het gebied heeft bepaald. De groene strook tussen de Boskloane en de Dykswâl is hiervan een waardevol overblijfsel. Het nieuwe bedrijventerrein is gelegen in een opstrekkende verkavelingsstructuur. Hier is ook de duidelijke noordoostzuidwest verkavelingsstructuur herkenbaar met de daaraan gekoppelde structuur van elzensingelbeplanting.
46
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Figuur 13. Kaartbeeld netwerken
Kwaliteiten en aandachtspunten In hiervoor beschreven analyse van de ontstaansgeschiedenis en de ruimtelijke opbouw is een aantal specifieke kwaliteiten en aandachtspunten naar voren gekomen (figuur 12) dat uitgangspunt vormt voor de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein en bij het opstellen van de beeldkwaliteitscriteria. Deze zijn: Kwaliteiten -
Het plangebied van het nieuwe bedrijventerrein ligt in een elzensingellandschap en kent een sterke landschappelijke structuur van singels en sloten.
-
De bebouwingsstructuur met lintbebouwing aan weg langs de Tillewei is nog oorspronkelijk. Nieuwe toevoeging daarbij is de locatie van het uitvaartverzorgingsbedrijf van Nijboer.
-
De verbindingsweg tussen de Tillewei en de Lândyk is ingepast in de landschappelijke structuur.
-
Deze weg is gesitueerd binnen een groene kamer. De invulling is deels landschappelijk (de singels aan de randen) en deels parkachtig.
-
Goede ontsluiting op deze verbindingsweg naar de Lândyk (N369).
Knelpunt -
Vanaf de nieuwe verbindingsweg tussen de Tillewei en de Lândyk, evenals vanaf de Lândyk bestaat er eigenlijk geen visueel contact met het plangebied van het nieuwe bedrijventerrein. Er zijn namelijk geen echte doorzichten. De aanwezige singels zijn hiervoor te gesloten.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
47
Figuur 14. Kaartbeeld Kwaliteiten en knelpunten
Landschappelijke inpassing Uit de analyse komt naar voren dat het patroon van het elzensingellandschap een waardevolle kwaliteit is. De bestaande elzenbeplanting en kavelsloten dienen waar mogelijk te worden gespaard en zo mogelijk te worden ingepast in het plan. Er wordt vanuit gegaan dat delen van de bestaande singels aan de verbindingsweg verdund worden. Hierdoor ontstaat op enkele plekken voor bedrijven de mogelijkheid om zich in beperkte mate ook naar de omgeving te presenteren (figuur 2). Aan de zuidoostzijde dient het nieuwe bedrijventerrein, als compensatie voor de singelbeplanting die door verdunning aan de noordwestzijde verdwijnt, te worden afgeschermd met nieuw aan te planten gebiedseigen inheemse beplanting. Tussen de eigendomsgrens langs de Lândyk en de nieuwe bedrijfsactiviteiten dient een strook van tenminste 40 meter in z’n huidige voorkomen als normaal agrarisch weidegebied in gebruik te blijven. Op deze strook mag geen verharding worden aangebracht en hoogopgaand gewas (bijvoorbeeld maïs) worden geteeld. De bebouwing zal de landschappelijke richting (noordwest-zuidoost verkavelingsrichting) moeten ondersteunen. De bedrijfsbebouwing dient rechthoekig te zijn met de lange gevelzijde evenwijdig aan de landschappelijke richting geplaatst. De bebouwing moet eveneens evenwijdig aan de verbindingsweg worden geplaatst. Tevens dient vormgeving en materiaalgebruik op elkaar te worden afgestemd. Om de openheid en de kwaliteit van dit entreegebied van
48
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Drogeham zo goed mogelijk te waarborgen dient er geen dichte gevelwand te ontstaan en wordt de vestiging van maximaal 3 bedrijfsgebouwen aanvaardbaar geacht. Eventuele bedrijfswoningen mogen uitsluitend inpandig worden gerealiseerd. De ontsluiting van dit kleinschalige bedrijventerrein op de verbindingsweg moet vanuit verkeerskundig oogpunt gezien, voorzien in een verantwoorde en veilige situatie op voldoende afstand van het kruispunt met de Lândyk. De compensatie voor de waterberging wordt in eerste instantie gerealiseerd door bestaande waterlopen te verbreden en zo nodig ter plaatse van de entree van het gebied een ecologisch uitgevoerde waterpartij vanuit de reeds aanwezige bermsloot aan te leggen. Beeldkwaliteitsrich tlijnen bebouwing Aansluitend op het voorgaande kan voor wat betreft de na te streven beeldkwaliteit nog het volgende worden opgemerkt: Dit kleinschalige bedrijventerrein en de daarop gelegen bebouwing dient dusdanig landschappelijk ingepast te worden, dat rekening gehouden wordt met de bebouwingskarakteristieken van de omgeving. Op dit bedrijventerrein dient samenhang te bestaan tussen de verschillende bouwvormen. Dit betekent met name afstemming in onder andere de plaatsing en bouwrichting evenwijdig aan de perceelsrichting, als ook in materiaalgebruik, van de te realiseren bouwvormen. Door te kiezen voor inpandige bedrijfswoningen zal er een rustig, evenwichtig en goed samenhangend straatbeeld langs de verbindingsweg ontstaan. Voor de bebouwing in het gebied gelden de criteria van deelgebied 13 ‘Bedrijventerrein’ uit de welstandsnota. Het plangebied valt daarmee overeenkomstig bijgaand kaartbeeld tot deelgebied 13 uit de welstandsnota. In bijlage 7 zijn de daarbijbehorende criteria opgenomen.
5.3
Huidige DAB-locatie De huidige DAB-locatie wordt voorlopig eerst met groen ingericht. Aan de zijde van de Ike Buorren worden enkele straatbeeldgeleidende bomen geplant. Het terrein krijgt een parkachtige sfeer met gazon en langs de randen een laagblijvende inheemse gebiedseigen struikbeplanting op de grondsoort passend. Op termijn wordt voorzien in een herontwikkeling van deze locatie. Hierbij dient te zijner tijd rekening te worden gehouden met de navolgende ruimtelijke uitgangspunten: -
Bouwvolume Gelet op de ligging van deze locatie wordt, om tot een stedenbouwkundig verantwoorde invulling te komen, zowel de mogelijkheid om grondgebonden woningen dan wel woningen in de appartementensfeer te realiseren mogelijk geacht. Het uiteindelijk te bouwen aantal wooneenhe-
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
49
den/woningen is, naast het aantal beschikbare woningcontingenten, sterk afhankelijk van het te zijner tijd toe te passen type en de mogelijkheid om in samenwerking met bijvoorbeeld de SWA (Woningstichting Achtkarspelen) deze locatie in te vullen. -
Hoogte toekomstige bebouwing De hoogte zal zoveel mogelijk op de bestaande/omliggende bebouwing dienen te worden afgestemd. Een hoogte deels tot maximaal 3 bouwlagen (circa 10 meter) wordt aanvaardbaar geacht. Uitgangspunt daarbij is dat een 3e laag terugligt, onder de kap valt of op een andere manier wordt verbijzonderd (bijvoorbeeld door toepassing van ander materiaalgebruik). Richting de hoek Ike Buorren/Tsjerke Buorren is ten hoogste ruimte voor een invulling bestaande uit maximaal twee bouwlagen (circa 8 meter).
-
Afstand tot de perceelgrens dan wel bestaande bebouwing Er zal voldoende afstand moeten worden aangehouden tot de perceelgrenzen dan wel de omringende bebouwing. In het geval er sprake zal zijn van bebouwing in 3 bouwlagen dient een richtafstand van 5 meter daarvoor te worden aangehouden. Bij bebouwing in 2 bouwlagen is deze richtafstand tenminste 3 meter.
-
Ontsluiting Voor wat betreft de eventuele toekomstige ontsluiting van dit plangebied is er gelet op de ligging van deze locatie ruimte voor één min of meer centraal gelegen ontsluiting. Deze dient uit oogpunt van verkeersveiligheid op voldoende afstand van de hoek met De Buorren gesitueerd te worden.
-
Verharding, groen en regenwater De toekomstig ontwikkeling van dit plangebied brengt met name vanwege zijn ligging beperkingen met zich mee. Gestreefd moet worden naar zo mogelijk afkoppeling van het regenwater, een zo gering mogelijk aantal m2 verharding en zoveel mogelijk groen met de mogelijkheid tot infiltratie van regenwater.
-
Parkeervoorzieningen Bij een mogelijk toekomstige invulling van dit plangebied zal er, afhankelijk van het aantal en de soort woningen die zullen worden gerealiseerd, voldoende parkeerruimte op eigen erf moeten worden aangelegd. De ASVV 2004 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) wordt als toetsingskader gehanteerd.
-
Nutsvoorzieningen De aanwezigheid van een trafo en de in verband hiermee in deze locatie gelegen kabels en leidingen vraagt bij een mogelijk toekomstige invulling om de nodige aandacht. Om reden dat een verplaatsing van deze
50
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
trafo een zeer kostbare aangelegenheid is, verdient het aanbeveling deze in de planvorming te integreren. Desondanks mag het zoveel mogelijk rekening houden met deze voorziening niet ten koste gaan van de uiteindelijke invullingsmogelijkheden van dit plangebied.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
51
6
J u r i d i s c h e t o e l i c h t i n g
6.1
Inleiding Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van een kleinschalige bedrijventerrein bij de entree van Drogeham en de herinrichting van de huidige DAB-locatie in het centrum van het dorp planologisch mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat het analoge bestemmingsplan ook digitaal beschikbaar is. In aansluiting op de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro), op 1 juli 2008 en de RO-standaarden, op 1 januari 2010, is bij het opstellen van het bestemmingsplan de nieuwe wet- en regelgeving toegepast. De RO-standaarden bestaan uit: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke instrumenten 2008 (STRI2008) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2008 (PRBP2008). De koppeling van de kaart, toelichting en regels (het bestemmingsplan) wordt
HET DIGITALE
in de nieuwe systematiek de verbeelding genoemd. De verbeelding is vervat in
BESTEMMINGSPLAN
een GML. De digitale verplichting, het bestemmingsplan vervat in een GML, is ingegaan op 1 januari 2010. Vanaf dat moment heeft het digitale plan voorrang op het analoge plan. In de Wro zijn de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling neergelegd, zodat deze niet meer opgenomen hoeft te worden in de regels. Na 1 oktober 2010 zijn deze regels neergelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Tevens is de uitsluiting van de aanvullende werking Bouwverordening onder de nieuwe Wro vervallen. Deze bepaling is niet meer opgenomen in de regels. In het nieuwe Bro is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de regels. De nieuwe regelingen hebben als gevolg dat het bestemmingsplan wat betreft de vorm en de inhoud enigszins kan afwijken van de tot nu toe gebruikelijke wijze van opstellen.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
53
De SVBP2008 bevat een aantal voorschriften die moeten worden opgevolgd. Voor de regels betekent dit onder meer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begrippen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen. Ook schrijft de SVBP2008 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan de wijze van meten. Op grond van artikel 3.1.3 en artikel 3.1.6 van het Bro bestaat een bestemmingsplan uit: 1.
bestemmingen die bij of krachtens de Wro kunnen worden voorgeschreven;
2.
regels die bij of krachtens de Wro kunnen worden voorgeschreven;
3.
een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
4.
wanneer nodig uitwerkings- en wijzigingsregels en afwijken bij een omgevingsvergunning.
Daarbij is een bestemmingsplan voorzien van een toelichting. Hierin is de gemaakte keuze van de bestemmingen uiteengezet en zijn de resultaten van de voor het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken opgenomen. Ook de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro zijn in de toelichting opgenomen alsook de manier waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken is in deze toelichting uiteengezet. Daarbij zijn in de toelichting ook de inzichten in de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan opgenomen. ADDITIONELE
In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande
VOORZIENINGEN
voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.
CRITERIA BIJ NADERE EIS,
In de regels zijn criteria opgenomen die als toetsingskader dienen bij de in het
WIJZIGING EN AFWIJKEN BIJ
plan opgenomen nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden en afwijkingen bij om-
OMGEVINGSVERGUNNING
gevingsvergunning. Het gaat dan met name om kwalitatieve criteria als de woonsituatie (onder andere privacy), de milieusituatie (onder andere hinder voor omwonenden en verkeersaantrekkende werking), de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid (onder andere voorkomen van onoverzichtelijke, onherkenbare en niet sociaal controleerbare ruimtelijke situaties), de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het straat- en bebouwingsbeeld. Bij dit laatste criterium moet worden gedacht aan een goede verhouding tussen bouwmassa en openbare ruimte, een goede hoogte/breedte-verhouding tussen bebouwing onderling, een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is. Afhankelijk van de betreffende bepaling met betrekking tot een afwijking bij omgevingsvergunning,
54
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
wijzigingsbevoegdheid of nadere eis zijn één of meer van deze criteria opgenomen. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met
WET ALGEMENE BEPALINGEN
het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De invoe-
OMGEVINGSRECHT
ring van de Wabo en het Bor heeft grote gevolgen voor het ruimtelijk omgevingsrecht zoals dat gold op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de inwerkingtreding van de Wabo is de Wro deels vervallen en opgegaan in de Wabo. Door de komst van de Wabo en het Bor is een aantal begrippen uit de Wro (onder andere ontheffing en aanlegvergunning) vervallen. Zo wordt er niet meer gesproken over ontheffingen, maar over afwijkingen. Begrippen als ontheffing en aanlegvergunning worden ook in de RO-standaard SVBP2008 gebruikt. In september 2010 zijn er werkafspraken met betrekking tot de SVBP-2008 gepubliceerd. Het voorliggende plan is aangepast aan de werkafspraak september 2010 SVBP2008. De in het overgangsrecht genoemde bouwvergunning is vervangen door een omgevingsvergunning voor het bouwen. In de Wabo en het Bor is de omgevingsvergunning geïntroduceerd en geregeld. In de omgevingsvergunning zijn de verschillende toestemmingen voor locatiegebonden activiteiten geïntegreerd, waarbij sprake is van een samenloop met andere locatiegebonden activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Ook voor de (voorheen) ontheffingen (afwijkingen van het bestemmingsplan) die in een bestemmingsplan zijn geregeld, is na 1 oktober 2010 een omgevingsvergunning op grond van de Wabo vereist. Dit geldt ook voor de aanlegvergunning. Het algemene gebruiksverbod dat was opgenomen in artikel 7.10 Wro is vervallen en vervangen door het algemene gebruiksverbod dat is opgenomen in artikel 2.1 Wabo. Voor een gebruik in strijd met een bestemmingsplan is een omgevingsvergunning vereist.
6.2
Bestemmingsplanprocedure In de Wro en het Bro zijn regelingen opgenomen voor de bestemmingsplanprocedure. In deze procedure zijn de volgende fases onderscheiden. Voorbereidingsprocedure Voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan wordt door de gemeente een onderzoek uitgevoerd naar de bestaande situatie, de ruimtelijke ontwikkelingen en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt het voorontwerpbestemmingsplan voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro beschikbaar aan de betreffende besturen en diensten. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt de reactie van de gemeente op de op- en aanmerkingen uit overleg- en inspraakreacties opgenomen.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
55
Vaststellingsprocedure Na een aankondiging in de Staatcourant, één of meer plaatselijke dag-, nieuwsof huis-aan-huisbladen en op de gemeentelijke internetpagina wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen indienen. Hierna stelt de gemeenteraad binnen twaalf weken na de periode van terinzagelegging het bestemmingsplan vast. Wanneer noodzakelijk kan de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vaststellen. Beroepsprocedure Het vaststellingsbesluit waarin het bestemmingsplan is vastgesteld wordt door de gemeenteraad bekend gemaakt. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Wanneer door de VROM-inspectie of Gedeputeerde Staten een zienswijze is ingediend die niet volledig is overgenomen of wanneer het bestemmingsplan door de gemeenteraad gewijzigd is vastgesteld, moet het vaststellingsbesluit binnen zes weken na het besluit bekend worden gemaakt en moet het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Binnen zes weken na het bekendmaken van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Wanneer het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en de mogelijke zienswijze van de VROM-inspectie of Gedeputeerde Staten volledig is overgenomen wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad binnen twee weken na het besluit bekend gemaakt. Ook het vastgestelde bestemmingsplan wordt binnen deze periode ter inzage gelegd.
6.3
Bestemmingen Agrarisch In het plangebied is een grasland gelegen. Het grasland heeft de bestemming ‘Agrarisch’ gekregen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bedrijf Het kleinschalig bedrijventerrein aan de Tillewei is bestemd als ‘Bedrijf’. De gronden zijn bestemd voor bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij de regels gevoegde Staat van Bedrijven. Ook is dienstverlening toegestaan en is het mogelijk een showroom met uitvaartgerelateerde benodigdheden als grafkisten en urnen te realiseren. Gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet bedragen dan 7 meter. Bij recht mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd. Wel is in de bestemmingsregels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Er mogen twee bedrijfswoningen worden gebouwd, alleen in dat deel van het bouwvlak dat aangeduid is met “bedrijfswoning”. Bovendien mogen alleen inpandig bedrijfswoningen worden gerealiseerd, in de bedrijfsgebouwen. Vrijstaande bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Aan de bouwregels in de bestemming is
56
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
een voorwaardelijke verplichting gekoppeld. Deze verplichting waarborgt het feit dat de bebouwingsmassa’s in overeenstemming met de landschapsstructuur zullen worden gebouwd. Het realiseren van de landschappelijke inpassing van het terrein is opgenomen als een voorwaardelijke bepaling voor het gebruik van de gronden en gebouwen voor de bedrijfsfunctie. In overeenstemming met het provinciaal beleid de maximale omvang van het bouwperceel beperkt tot 2500 m². Hierin is wel een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarmee het voor bedrijven die een groter perceel nodig hebben en voldoen aan de voorwaarden die in de provinciale verordening een grotere kavel kunnen krijgen. Groen Een deel van de gronden binnen de plangebieden zijn bestemd voor ‘Groen’. bij het kleinschalige bedrijventerrein aan de Tillewei betreft het structureel groen, in de vorm van afschermende beplanting. Voor de centrumlocatie geldt dat de gronden zijn aangeduid zijn met “wro-zone – wijzigingsgebied”. De locatie komt in aanmerking voor herontwikkeling van de gronden naar een woonfunctie en met bijbehorende tuinen. In de regels van de bestemming ‘Groen’ is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, voorzien van voorwaarden waaronder een wijzigingsplan kan worden opgesteld. Aan deze voorwaarden moet zijn voldaan voordat de wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast. Ook moet bij het wijzigingsplan voldaan zijn aan de wettelijke verplichtingen. Dit houdt in dat er onder meer onderzoek moet worden verricht naar diverse milieuaspecten zoals aspecten met betrekking tot archeologie, ecologie, bodemkwaliteit, geluidhinder en hinder van bedrijvigheid. Indien uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat er geen belemmeringen in het wijzigingsgebied aanwezig zijn, wordt het wijzigingsplan uitvoerbaar geacht. Verkeer – Verblijfsgebied De wegen alsmede het openbare gebied, zoals groenvoorzieningen, speelplekken, parkeervoorzieningen, paden en dergelijke zijn bestemd als ‘Verkeer Verblijfsgebied’. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Leiding – Riool Door het plangebied aan de Tillewei loopt een persleiding. Door het Wetterskip is aangegeven dat de persleiding de nodige planologische bescherming behoeft. De nadruk ligt op het feit dat afstemming met het Wetterskip nodig is, indien op de betreffende gronden wordt gebouwd.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
57
7
M a a t s c h a p p e l i j k e U i t v o e r b a a r h e i d
In het kader van de inspraakprocedure zijn de inwoners van Drogeham en andere belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun mening over het voorontwerpbestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren kenbaar te maken. Daarnaast is het voorontwerp in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan diverse overlegpartners. In dit hoofdstuk zijn de resultaten van de inspraak en het overleg vermeld.
7.1
Inspraak In overeenstemming met de Inspraakverordening Achtkarspelen is op het voorontwerpbestemmingsplan inspraak verleend. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 21 maart tot en met 17 april 2012 ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn geen inspraakreacties ingediend.
7.2
Overleg In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het voorontwerpbestemmingsplan Buitenpost-centrum toegezonden aan Wetterskip Fryslân, provincie Fryslân, Brandweer Fryslân en Gasunie. De ontvangen overlegreacties zijn hieronder samengevat en vervolgens is het commentaar van het gemeentebestuur weergegeven. De overlegreacties worden als bijlage in het bestemmingsplan opgenomen. Wetterskip Fryslân Opmerking watercompensatie Het Wetterskip Fryslân heeft op 17 april 2012 (per e-mail) een overlegreactie toegezonden. Daarin geeft het waterschap aan dat in het voorontwerpbestemmingsplan nog niet wordt aangegeven hoe de compensatie van de toename verhard oppervlak wordt gerealiseerd. Uit informatie van de initiatiefnemer is gebleken dat het verhard oppervlak toeneemt met 7.000m² en dat dit gecompenseerd wordt door omliggende watergangen te verbreden. Graag zou het waterschap zien dat in het bestemmingsplan wordt aangegeven hoe de compensatie wordt gerealiseerd. Voor het verbreden of graven van sloten is een watervergunning nodig.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
59
Reactie gemeente In de waterparagraaf in het (ontwerp)bestemmingsplan zal opgenomen worden hoe de watercompensatie zal worden gerealiseerd. Provincie Fryslân Opmerking De Provincie Fryslân heeft op 17 april 2012 (verzonden 18 april 2012 ) een overlegreactie toegezonden. Hierin staat dat de provinciale belangen in het plan aanleiding geven tot het maken van de volgende opmerkingen. Categorie-indeling overlegadviezen per 1 februari 2012 De provincie hanteert bij het maken van opmerkingen een categorie-indeling. Achter de gemaakte opmerkingen staat welke categorie de opmerking betreft. De betekenis van categorie 1 en 2 is als volgt. Categorie 1
GS constateren strijd met de Verordening Romte. Aanpassing van het plan is noodzakelijk. Ambtelijke en zonodig bestuurlijke nazorg kan nodig zijn, al dan niet op gemeentelijk initiatief. Bij onvoldoende verwerking in het ontwerp ruimtelijke plan volgt in principe een provinciale zienswijze. Bij een niet of onvoldoende verwerkte zienswijze bij vaststelling van het ruimtelijke plan volgt in principe een reactieve aanwijzing.
Categorie 2
GS constateren dat er sprake is van een onjuiste, te ruime, interpretatie van de (afwijkings)ruimte in de Verordening Romte en/óf een gebrek in de motivering bij het gebruik van die (afwijkings)ruimte. Aanpassing van het plan en/of een nadere motivering is noodzakelijk. Ambtelijke en zo nodig bestuurlijke nazorg is nodig, al dan niet op gemeentelijk initiatief. Bij onvoldoende verwerking of weerlegging in het ontwerp ruimtelijk plan is, afhankelijk van nadere beoordeling, een provinciale zienswijze waarschijnlijk. Bij een niet of onvoldoende verwerkte zienswijze bij vaststelling van het ruimtelijk plan kan een reactieve aanwijzing volgen.
Opmerking bedrijventerrein (categorie 2) Op grond van artikel 5.1.1. Verordening Romte Fryslân kan een plan een nieuw bedrijventerrein bevatten wanneer dit in overeenstemming is met een bedrijventerreinenplan. De voorliggende uitbreiding is niet opgenomen in het bedrijventerreinenplan. Omdat het ruimtebeslag onder de 1 ha blijft kan gebruik worden gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid van 5.1.1. lid 2 Verordening Romte Fryslân. In aansluiting op bestaand stedelijk gebied kan ruimte worden bestemd voor één of enkele bedrijven mits het ruimtebeslag in redelijke verhouding staat tot de schaal van de kern en een goede inpassing van milieu, ontsluiting en landschap gewaarborgd is. De provincie meent dat het plan op zichzelf kan voldoen aan de voorwaarden van artikel 5.1.1. lid 2 Verordening Romte Fryslân. Wel dient in de gebruiksbepalingen van de planregels nog een voorwaardelijke verplichting opgenomen te worden om de landschappelijke inpassing te borgen. Reactie Wij nemen in de planregels een voorwaardelijke bepaling op, waarmee de landschappelijke inpassing gewaarborgd wordt.
60
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
Opmerking SER-ladder (categorie 1) Op grond van artikel 2.1.2 Verordening Romte Fryslân moet in de toelichting gemotiveerd worden dat het nieuwe bedrijventerrein voorziet in een concrete behoefte en deze behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied niet ingevuld kan worden. In het voorontwerpplan is slechts concrete behoefte aangetoond voor één kavel. Voor een andere kavel is interesse getoond maar hier is nog geen sprake van een concrete situatie. Voor de derde kavel is nog geen behoefte aangetoond. De provincie concludeert dan ook dat het plan vooralsnog in strijd is met artikel 2.1.2 Verordening Romte Fryslân. Het plan kan pas verder in procedure worden gebracht wanneer voor alle kavels concrete behoefte is aangetoond. Reactie De in de toelichting opgenomen motivering dat het bedrijventerrein voorziet in een concrete behoefte wordt uitgebreid. Naast de DAB, zullen ook VDM woningen (met een advies-, voorlichtings- en bezoekerscentrum) en Aannemersbedrijf Westra zich op het terrein vestigen. Opmerking kavelomvang (categorie 1) Op grond van artikel 5.2.3 Verordening Romte Fryslân zijn in overige kernen als Drogeham alleen bedrijven met een maximale kavelomvang van 2500 m² toegestaan. Op grond van 5.2.4 kan in een incidenteel geval van deze omvang worden afgeweken mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij de kern. In de planregels is geen maximale kavelomvang opgenomen. Er is sprake van strijd met de Verordening Romte Fryslân. De maximale omvang zal alsnog in de planregels opgenomen moeten worden. Wanneer voor concrete bedrijven een grotere omvang nodig is zal dit in de toelichting nader gemotiveerd moeten worden. Reactie De maximale kavelomvang van 2500 m² wordt in de planregels opgenomen. Nu al is bekend dat zowel de DAB als VDM woningen behoefte hebben aan een kavel groter dan 2500 m². Het garagebedrijf DAB heeft behoefte aan een grote kavel omdat er veel verkeershandelingen plaatsvinden voor de verschillende functies. Op het nieuwe terrein van de DAB komen de volgende functies: een werkplaats met magazijn, een bergingsbedrijf, een wasserette, een showroom, een kantoor en een brandstofverkooppunt. VDM woningen wil op het terrein een advies-, voorlichtings- en bezoekerscentrum realiseren met een passende uitstraling/allure en een royale parkeergelegenheid en heeft daarom behoefte aan een kavel groter dan 2500 m². In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kavels met een oppervlakte groter dan 2500 m² om tegemoet te komen aan de vraag voor de locatie. De motivering van deze behoefte wordt in de toelichting opgenomen.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
61
Opmerking kwaliteit/landschap (categorie 2) Met het inpassingsplan kan op zichzelf worden ingestemd. De indicatieve inrichtingsschets is echter niet helemaal duidelijk. Niet helder is waar nieuwe beplanting nodig is. De doorvertaling hiervan in het bestemmingsplan is ook niet omschreven. Wij adviseren u een meer nauwkeurige inrichtingsschets in het plan op te nemen en deze te koppelen aan de eerder genoemde voorwaardelijke verplichting. Reactie Voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein is een beplantingsplan opgesteld. Deze wordt in de toelichting opgenomen en gekoppeld aan de voorwaardelijke bepaling zoals genoemd onder ad.1. Brandweer Fryslân Opmerking Op 5 april 2012 heeft Brandweer Fryslân een overlegreactie toegezonden. Hierin staat dat het in een eerder stadium gegeven advies goed verwerkt is in het voorontwerpbestemmingsplan. Een aandachtspunt in dat advies is de zelfredzaamheid, omdat er alleen een vluchtweg richting de risicobron aanwezig is in het plangebied. Brandweer Fryslân heeft echter geen maatregelen geformuleerd ten aanzien van de zelfredzaamheid, omdat hiervoor geen reële oplossing is voor dit plangebied. Het gaat hier daarnaast om functies met een beperkt aantal personen. In de toelichting van het bestemmingsplan is echter een advies van het Bureau Externe Veiligheid Fryslân (BEVF) overgenomen om een loopplank over een sloot te leggen, waardoor aanwezigen van de bron af richting het weiland kunnen vluchten. Dit ziet Brandweer Fryslân echter niet als oplossing voor dit aandachtspunt. Het plangebied bevindt zich namelijk grotendeels binnen een schadecirkel waar nauwelijks mogelijkheden zijn tot zelfredzaamheid, vanwege de grote hittestraling. Tevens is de afstand naar “veilig gebied” zo groot dat dit waarschijnlijk niet te overbruggen is. Over bovenstaande heeft Brandweer Fryslân contact gehad met BEVF. In overeenstemming met bovengenoemde opmerkingen adviseert Brandweer Fryslân om de geadviseerde maatregel over de loopplank niet over te nemen. Reactie De maatregel over de loopplank zal uit de toelichting van het (ontwerp)bestemmingsplan worden geschrapt. Gasunie We hebben geen reactie gekregen van Gasunie en concluderen dat zij met het plan kunnen instemmen.
62
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
8
E c o n o m i s c h e
u i t v o e r b a a r h e i d
Op grond van de Grondexploitatiewet moet een exploitatieplan worden opgesteld wanneer er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro. Dit is anders wanneer de kosten bij de vaststelling van het bestemmingsplan anderszins zijn verzekerd. Dan vervalt deze verplichting. De gemeenteraad moet uitdrukkelijk besluiten dat een exploitatieplan niet wordt vastgesteld omdat de uitvoerbaarheid anderszins verzekerd is. In het voorliggende bestemmingsplan is hiervan sprake. De kosten van dit bestemmingsplan zijn anderszins verzekerd door het sluiten van een exploitatieovereenkomst. Naast het afsluiten van deze exploitatieovereenkomst ten aanzien van de kosten voor het aanleggen van voorzieningen wordt de economische uitvoerbaarheid ook nog op andere manieren verzekerd. Er worden leges geheven voor de herziening van het bestemmingsplan overeenkomstig de door de gemeenteraad vastgestelde tarieventabel en er is reeds een planschadeovereenkomst afgesloten die het risico van eventuele planschade bij de aanvrager neerlegt. Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid is de conclusie dan ook dat deze voldoende anderszins verzekerd is om geen exploitatieplan vast te stellen. Bij de vaststelling van het plan zal de gemeenteraad worden gevraagd om te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
005.00.05.38.00.toe - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013
63
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
W a t e r t o e t s
B i j l a g e
2 :
A r c h e o l o g i s c h
o n d e r z o e k
Zabra Archeologie
Transect-rapport 44
Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek Tillewei, Drogeham (Achtkarspelen)
1
Auteur
Drs. A.A. Kerkhoven
Versie
Concept
Projectcode
1112009
Datum
30-1-2012
Opdrachtgever
Tauw B.V. Dhr. H. Hubbeling Postbus 722 9400 AS Assen Transect - Zabra Archeologie
Uitvoerder
Australiëlaan 5a 3526 AB Utrecht Bevoegde overheid
Gemeente Achtkarspelen
Deskundige namens bevoegd gezag Beheer en plaats documentatie
Steunpunt Monumentenzorg Fryslân Drs. A. Mennens-van Zeist Transect – Zabra Archeologie
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer
50031
Autorisatie Naam Drs. C.D.R. Cohen Stuart (Senior KNA archeoloog)
Datum
Paraaf
31-1-2012
ISSN: 2211-7067
© Transect, Utrecht Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
2
Bemuurde Weerd O.Z. 37 3514 AP Utrecht
T: 030-7620705 F: 030 7620706 E:
[email protected]
Samenvatting In opdracht van Tauw b.v. heeft Transect in januari 2012 een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) in de vorm van verkennende boringen uitgevoerd naar de – mogelijke aanwezigheid en verwachte kwaliteit van archeologische waarden op het perceel aan de Tillewei te Drogeham (gemeente Achtkarspelen). Aanleiding voor het onderzoek is het plan om op het perceel een bedrijventerrein te ontwikkelen. Het plangebied ligt aan de noordwestkant van het dorp Drogeham (gemeente Achtkarspelen) (zie 2 bijlage 1), aan de Tillewei, en is circa 9.700 m groot. Conform het gemeentelijk beleid moet voor 2 bodemingrepen vanaf 100 m en dieper dan 30 cm onder maaiveld een archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Het veldwerk is uitgevoerd op woensdag 4 januari 2012 door drs. A.A. Kerkhoven (senior archeoloog / senior prospector). Tijdens het booronderzoek zijn, conform de eisen van de FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) 6 boringen gezet, omdat het pleistoceen ondieper dan 1,5 m –mv ligt. Uit de boringen blijkt, dat in het plangebied onder een 30 cm tot 45 cm dikke bouwvoor, pleistoceen zand ligt. Dit is geïnterpreteerd als ten dele verspoeld dekzand. Er is in de top van het pleistoceen (dek-)zand geen bodemvorming herkend. Direct onder de bouwvoor ligt dan ook een C-horizont, wat inhoudt dat het pleistoceen niveau is afgetopt tot in c.q. onder het archeologisch relevante niveau. De aangetroffen archeologische indicatoren komen uit de bouwvoor en betreft roodbakkend aardewerk, e industrieel aardewerk, porselein en een fragment van een ketel van een 18 eeuwse kleipijp. Het e e materiaal kan in de 17 tot 19 eeuw worden gedateerd. Tijdens de veldkartering (nalopen molshopen) is ook vuursteen geraapt. Dit bleek echter onbewerkt materiaal te zijn. Gezien de resultaten van het booronderzoek wordt geadviseerd om af te zien van verdere onderzoeksof behoudsmaatregelen. Het onderzoek is zo zorgvuldig mogelijk en conform de hiervoor geldende eisen uitgevoerd. Omdat het uitgevoerde onderzoek een steekproef betreft, kan niet zondermeer worden uitgesloten dat bij bodemwerkzaamheden, archeologische resten worden aangetroffen. De kans hierop is echter klein. Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. Om praktische redenen wordt geadviseerd om de melding bij de gemeente te doen.
3
Inhoud
Samenvatting .......................................................................................................................................................... 3 1.
Aanleiding en afbakening plangebied ............................................................................................................ 5
2.
Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek ...................................................................................... 6
3.
Resultaten bureauonderzoek ......................................................................................................................... 7
4.
Resultaten booronderzoek ............................................................................................................................. 8
5.
Beantwoording onderzoeksvragen .............................................................................................................. 11
6.
Conclusie en Advies ...................................................................................................................................... 12
7.
Geraadpleegde bronnen .............................................................................................................................. 13
Bijlage 1: Ligging en begrenzing van het plangebied ............................................................................................ 14 Bijlage 2: Boorpuntenkaart ................................................................................................................................... 15 Bijlage 3: Boorstaten ............................................................................................................................................. 16 Bijlage 4: Boorprofielen......................................................................................................................................... 19 Bijlage 5: Legenda NEN 5104 ................................................................................................................................ 20
4
1. Aanleiding en afbakening plangebied In opdracht van Tauw b.v. heeft Transect in januari 2012 een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) in de vorm van verkennende boringen uitgevoerd naar de – mogelijke aanwezigheid en verwachte kwaliteit van archeologische waarden op het perceel aan de Tillewei te Drogeham (gemeente Achtkarspelen). Aanleiding voor het onderzoek is het plan om op het perceel een bedrijventerrein te ontwikkelen. Het plangebied ligt aan de noordwestkant van het dorp Drogeham (gemeente Achtkarspelen) (zie 2 bijlage 1), aan de Tillewei, en is circa 9.700 m groot. Conform het gemeentelijk beleid moet voor 2 bodemingrepen vanaf 100 m en dieper dan 30 cm onder maaiveld een archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Het veldwerk is uitgevoerd op woensdag 4 januari 2012 door drs. A.A. Kerkhoven (senior archeoloog / senior prospector).
5
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door middel van veldwaarnemingen. Het onderzoek probeert hiermee aan de hand van feitelijke informatie antwoord te geven op de volgende vragen: Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen? Zijn deze bodemlagen intact? (en is de archeologie intact)? Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de voorgenomen bodemingrepen? Zijn er aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk archeologische waarden liggen (vondsten, afwijkingen in de bodemgelaagdheid, e.d.) en uit welke periode(-s) dateren deze? Wat is de aard van de betreffende archeologische waarden? Wat is de – verwachte – conserveringsgraad van archeologische waarden in het plangebied? Het resultaat van het inventariserend veldonderzoek is een rapport met een conclusie omtrent het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen plannen. Op basis van het rapport kan het bevoegd gezag een beslissing nemen in het kader van de vergunningverlening. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4003 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2 (KNA 3.2). Het verkennend booronderzoek is uitgevoerd door Transect – Zabra Archeologie. Zabra Archeologie beschikt over een opgravingsvergunning voor booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet.
6
3. Resultaten bureauonderzoek Door het Steunpunt Monumentenzorg Fryslân is in november 2011 een archeologisch bureauonderzoek voor het plangebied uitgevoerd (Mennens-van Zeist 2011). Het plangebied ligt in een cultuurlandschappelijk waardevol landschap, de Friese Wouden. Drogeham is in de late middeleeuwen ontstaan als ontginningsnederzetting. Het plangebied ligt op de noordwest flank van een dekzandplateau dat aanvankelijk in de steentijd en vervolgens weer vanaf de middeleeuwen bewoning kende. In de tussenliggende periode was het gebied afgedekt met een veenpakket en was bewoning niet tot nauwelijks mogelijk. In de directe omgeving van het plangebied zijn vindplaatsen uit de steentijd aangetroffen als ook de locatie van een oud buurtschap. Vlakbij het plangebied ligt de historische kern van Drogeham (AMK nr. 15102), daterend ME-heden. Ten oosten van Drogeham ligt AMK terrein 9831, dit betreft resten van het Buweklooster (1292-1580). In het tracé van een aardgastransportleiding die ten noorden van het plangebied langs loopt, zijn vondsten gemeld uit het mesolithicum en late middeleeuwen/nieuwe tijd. Ter plaatse van waarnemingsnummer 405987 zijn in de bouwvoor en een onderliggende verstoorde laag bewoningsresten van een oud buurtschap aangetroffen. Bij waarneming 427445 zijn de overblijfselen van haardkuilen uit het mesolithicum en mogelijk ook één uit het neolithicum tevoorschijn gekomen. Deze vindplaats bevindt zich op de noordwest flank van het dekzandplateau waarop ook het plangebied ligt. Bij het archeologische onderzoek in het leidingtracé werd duidelijk dat de bodem op deze locatie verstoord was door ontzandingsactiviteiten. Uit het gebied ten westen en zuidwesten van Drogeham zijn nog twee waarnemingen bekend van vuursteenvondsten uit het mesolithicum (waarnemingsnummers 403145 en 403159). Uit deze waarnemingen met vondstmateriaal uit de steentijd blijkt dat het dekzandgebied waarop Drogeham ligt in de steentijd bewoond was. Volgens de FAMKE dient in het plangebied (circa 9700 m² groot) in ieder geval onderzoek plaats te vinden voor de periode ijzertijd-middeleeuwen en wel een karterend onderzoek 3 (3 boringen per hectare, zie bijlage 2). De FAMKE geeft voor de periode steentijd-bronstijd aan dat er alleen onderzoek hoeft plaats te vinden bij grote ingrepen (groter dan 2,5 hectare), wat zou betekenen dat in het plangebied geen steentijdonderzoek hoeft te worden uitgevoerd. Gezien de aanwezigheid van verschillende steentijdvindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied is het aan te raden bij het booronderzoek toch in te zetten op de periode steentijd-bronstijd.
7
4. Resultaten booronderzoek Onderzoeksmethodiek Het doel van het booronderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek. Hiertoe zijn in het plangebied in totaal 6 boringen gezet (zie bijlagen 2 t/, 4) tot een diepte van maximaal 1,2 m -mv, dat wil zeggen tot in de C-horizont van het pleistocene substraat. 110 cm –mv. De boringen zijn in een regelmatig boorgrid gezet, waarbij de afstand tussen de boorraaien 40 m is en de afstand tussen de boringen binnen de boorraaien eveneens 40 m. De boringen van naastgelegen boorraaien verspringen 20 m ten opzichte van elkaar. Als zodanig is sprake van een evenredige spreiding over het plangebied en een boordichtheid die aansluit bij de archeologische verwachting. Het veldonderzoek is op 4 januari 2012 uitgevoerd door drs. A.A. Kerkhoven (senior archeoloog / senior prospector). De hoogteligging ten opzichte van NAP van de boorpunten is geschat aan de hand van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De boringen zijn in het veld met een 12 cm edelmanboor gezet. De top van het pleistocene substraat en de basis van het holocene substraat zijn in het veld doorzocht op archeologische indicatoren. Daarnaast is een veldkartering uitgevoerd. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008). De boorstaten en boorkolommen zijn vervaardigd met Boris 2007 versie 3.52, en Profiler versie 1.75, van het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen (TNO-NITG, zie bijlage 7).
Bodemopbouw en lithologie In het plangebied ligt vanaf maaiveld tot 30 à 45 cm onder maaiveld een bouwvoor. Deze bestaat uit matig siltig, sterk humeus zand. Het zand is matig fijn en zwart-grijs van kleur. De bouwvoor gaat via een scherpe laaggrens over in pleistoceen zand. Dit betreft, gezien de aanwezigheid van grind in enkele boringen (zie bijlage 3), ten dele verspoeld dekzand. Wellicht dat in alle boringen sprake is van afspoelingsafzettingen, maar vanwege dat het zand overwegend fijn tot zeer fijn is, is dit zand, indien er geen grind in is geconstateerd, in de boorstaten als dekzand aangemerkt. In de praktijk blijkt hier lastig onderscheid in aan te brengen (dekzand versus afspoelinfsafzettingen). In de top van het pleistoceen zand is geen bodemvorming herkend, wat inhoudt dat het pleistoceen niveau tot in de Chorizont is afgetopt c.q. verploegd. Het zand is dan ook licht geel van kleur. In boring 4 is echter sprake van een ‘diffuse’ overgangslaag tussen de bouwvoor en het pleistoceen zand. Deze heeft een geelbruine kleur en bestaat uit fijn, matig siltig, zand. Dit lijkt een geroerde laag te zijn, wellicht een zone die door de ploeg is geroerd, maar niet is gehomogeniseerd (wat bij de bouwvoor wel het geval is). Boring 5 laat een afwijkend beeld van het bovenstaande zien. Hier is sprake van een grotere gelaagdheid van het bodemprofiel. Het bodemprofiel ter plekke was lastig te determineren. Waarschijnlijk is hier in een ‘slootvulling’ geboord, daar de boorlocatie op de grens van twee percelen ligt en tussen 50 en 65 cm –mv een laag is aangeboord, die zich nog het beste laat omschrijven als een detritus-/gyttja (‘bagger’) achtig niveau. Hieronder ligt op 65 cm sterk siltig, donker grijs, zand. In het veld is dit als een mogelijke B-horizont aangemerkt, maar bij nader inzien moet eerder worden gedacht aan secundaire bodemvorming onder een slootbodem. Hieronder ligt op 75 cm –mv wederom pleistoceen zand (C-horizont, met oxidatievlekken).
8
Interpretatie Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied onder een bouwvoor van circa 30 tot 45 cm, pleistoceen zand ligt. Het betreft ten dele verspoeld dekzand. In de top van het zand is geen bodemvorming herkend, zodat moet worden aangenomen dat deze tot in de C-horizont is verstoord (afgetopt of verploegd).
Archeologische indicatoren In boringen 1, 2, 3 en 6 zijn in de bouwvoor archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft roodbakkend aardewerk met loodglazuur, porselein en industrieel aardewerk. Op het terrein konden ook de molshopen worden nagelopen op archeologisch materiaal. Ook hierbij werd roodbakkend aardewerk geraapt (circa 10 stuks), vuursteen (onbewerkt) en een fragment van een ketel van een e kleipijp (18 eeuws). Het aangetroffen archeologisch materiaal kan in verband worden gebracht met bemesting van de akkers en zegt dus niets over eventuele bewoningssporen in de top van het dekzand.
Figuur 1: Boring 4, afgetopt (dek-)zand niveau met een diffuse overgangslaag.
9
Figuur 2: Boring 1. Direct onder de bouwvoor ligt een afgetopt pleistoceen niveau.
10
5.
Beantwoording onderzoeksvragen
Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen? Ja, onder een 30 cm à 45 cm dikke bouwvoor ligt de top van het pleistoceen zand. Hierin kunnen zich archeologische waarden uit de Laat Paleolithicum B (18.000 – 8.800 voor Chr.) tot en met de Vroege Middeleeuwen (450 – 1050 na Chr.) bevinden.
Zijn deze bodemlagen intact? (en is de archeologie intact)? Nee, het pleistoceen zand is tot in de C-horizont afgetopt .
Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de voorgenomen bodemingrepen? De top van het dekzand ligt op 30 cm tot 45 cm -mv.
Zijn er aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk archeologische waarden liggen (archeologische indicatoren) en uit welke periode(-n) dateren deze? Nee, de archeologische indicatoren die zijn aangetroffen komen uit de bouwvoor en zijn hier naar alle waarschijnlijkheid met bemesting op de akker terecht gekomen. Het materiaal dateert uit de e e 17 tot 19 eeuw.
Wat is de aard van de betreffende archeologische waarden? Er zijn geen archeologische waarden aangetroffen.
Wat is de – verwachte – conserveringsgraad van archeologische waarden in het plangebied? Eventueel aanwezige archeologische waarden zijn verstoord, als gevolg van de aftopping van het pleistoceen zand tot in de C-horizont.
11
6. Conclusie en Advies Tijdens het booronderzoek zijn, conform de eisen van de FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra) 6 boringen gezet, omdat het pleistoceen ondieper dan 1,5 m –mv ligt. Uit de boringen blijkt, dat in het plangebied onder een 30 cm tot 45 cm dikke bouwvoor, pleistoceen zand ligt. Dit is geïnterpreteerd als ten dele verspoeld dekzand. Er is in de top van het pleistoceen (dek-)zand geen bodemvorming herkend. Direct onder de bouwvoor ligt dan ook een C-horizont, wat inhoudt dat het pleistoceen niveau is afgetopt tot in c.q. onder het archeologisch relevante niveau. De aangetroffen archeologische indicatoren komen uit de bouwvoor en betreft roodbakkend aardewerk, e industrieel aardewerk, porselein en een fragment van een ketel van een 18 eeuwse kleipijp. Het e e materiaal kan in de 17 tot 19 eeuw worden gedateerd. Tijdens de veldkartering (nalopen molshopen) is ook vuursteen geraapt. Dit bleek echter onbewerkt materiaal te zijn. Gezien de resultaten van het booronderzoek wordt geadviseerd om af te zien van verdere onderzoeksof behoudsmaatregelen. Het onderzoek is zo zorgvuldig mogelijk en conform de hiervoor geldende eisen uitgevoerd. Omdat het uitgevoerde onderzoek een steekproef betreft, kan niet zondermeer worden uitgesloten dat bij bodemwerkzaamheden, archeologische resten worden aangetroffen. De kans hierop is echter klein. Mochten er bij bodemwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dienen deze conform de hiervoor geldende wettelijke eisen te worden gemeld. Om praktische redenen wordt geadviseerd om de melding bij de gemeente te doen.
12
7. Geraadpleegde bronnen Archeologische kaarten en databestanden: Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007. Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007. Geomorfologische kaart en bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), Wageningen, 1983. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 2e generatie, IKAW, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2000. www.watwaswaar.nl Literatuur: Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Wageningen. Barends, S., J. Renes, T. Stol, J.C. van Triest, R.J. de Vries en F.J. van Woudenberg, 1997. Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitgeverij Matrijs, Utrecht. Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e druk. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk. Haartsen, A., 2010. Ontgonnen verleden. Landschappen en deellandschappen. Directie Kennis, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Mennens-van Zeist, A., Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.
13
Bijlage 1: Ligging en begrenzing van het plangebied
14
Bijlage 2: Boorpuntenkaart
15
Bijlage 3: Boorstaten
16
17
18
Bijlage 4: Boorprofielen
19
Bijlage 5: Legenda NEN 5104
20
B i j l a g e
3 :
E c o l o g i s c h e
b e o o r d e l i n g
2011 Ecologische beoordeling Perceel tussen Tillewei en Landyk te Drogeham
COLOFON BUREAU FAUNAX Alde dyk 31 8407 AD Terwispel 0513-436849
[email protected] www.faunax.nl Lid van Netwerk Groene Bureaus
Ecologische beoordeling Perceel tussen Tillewei en Landyk te Drogeham Verkennende inventarisatie en beoordeling natuurwaarden in het kader van vigerende wet- en regelgeving
Terwispel, oktober 2011
In opdracht van: Dhr. T. Spinder Uitvoering: Bureau FaunaX Veldwerk: M.W. Bokje Rapportage: M.W. Bokje W. de Boer Foto’s voorpagina: Impressies van het plangebied © Bureau FaunaX . Gebruik en overname van gegevens alleen toegestaan met volledige bronvermelding: Bokje, M.W. & Boer, W. de (2011). Ecologische beoordeling Perceel tussen Tillewei en Landyk te Drogeham, Bureau FaunaX, Terwispel.
INHOUDSOPGAVE
1.
2.
3.
4.
5.
INLEIDING ..................................................................................................................... 1 1.1
Aanleiding ..................................................................................................................... 1
1.2
Opzet ............................................................................................................................. 1
ECOLOGISCHE WET- EN REGELGEVING ..................................................................... 3 2.1
Natuurbeschermingswet............................................................................................... 3
2.2
Ecologische hoofdstructuur.......................................................................................... 3
RESULTATEN QUICKSCAN FLORA- EN FAUNAWET ...................................................4 3.1
Flora .............................................................................................................................. 4
3.2
Fauna ............................................................................................................................ 4 3.2.1
Vogels ............................................................................................................ 4
3.2.2
Zoogdieren..................................................................................................... 4
3.2.3
Amfibieën, vissen en reptielen ......................................................................5
3.2.4
Ongewervelden ..............................................................................................5
SAMENVATTING EN CONCLUSIES ...............................................................................6 4.1
Overzicht beschermde soorten ................................................................................... 6
4.2
Conclusies en aanbevelingen....................................................................................... 6
BRONNEN EN LITERATUUR .........................................................................................8
BIJLAGE I DE FLORA- EN FAUNAWET ................................................................................9 Algemene zorgplicht.............................................................................................................. 9 Verbodsbepalingen ................................................................................................................ 9 Omgaan met beschermde soorten ........................................................................................ 9 Vogels .................................................................................................................................... 10 Zorgvuldig handelen ............................................................................................................. 10
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding De heer Spinder is voornemens om een perceel tussen de Tillewei en de Landyk in Drogeham te bebouwen. Ten behoeve van dit project zal de tussensloot worden gedempt en zullen de bomen worden gekapt. Aangezien het hier een ruimtelijke ingreep betreft, is een toetsing aan de Flora- en faunawet een vereiste. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep zijn via een korte ecologische beoordeling, een quick scan, getoetst aan de bepalingen van de Flora- en faunawet. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de resultaten van deze beoordeling, waarbij adviezen zijn geformuleerd hoe te handelen conform de bepalingen in de Flora- en faunawet.
Figuur 1. Luchtfoto van het plangebied (rood omlijnd). (bron: GoogleEarth)
1.2 Opzet In opdracht van de heer Spinder is door Bureau FaunaX, op basis van een veldbezoek, bureaustudie en ecologisch inzicht, een beschouwing opgesteld over de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten en habitats binnen de invloedsfeer van de geplande werkzaamheden. Op 6 oktober 2011 is deze ecologische beoordeling in de vorm van een quick scan uitgevoerd. Daarbij is onderzocht of zich binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden beschermde plant- of diersoorten bevinden of hiervoor geschikte biotopen of habitats. Het onderzoek is uitgevoerd door het plangebied te voet te doorkuisen en visueel te inspecteren op geschikte habitats voor of aanwijzingen van beschermde soorten. Hierbij werd gebruik
1
gemaakt van een verrekijker en van een schepnet, waarmee een bemonstering van de sloten heeft plaatsgevonden. Deze ecologische beoordeling geeft antwoord op de volgende vragen: 1.
Komen er binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden (biotopen van) beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet voor? 2. Wat zijn de mogelijke effecten van de realisatie van de initiatieven en het in gebruik hebben ervan op deze beschermde natuurwaarden? 3. Voor welke soorten en habitats wordt de wet mogelijk overtreden en hoeverre kunnen overtredingen vermeden, dan wel verzacht worden? 4. Wat zijn de te ondernemen vervolgstappen met betrekking tot het voorkómen van schade aan beschermde soorten binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden? Voor het beantwoorden van deze vragen zijn, naast de verzamelde gegevens tijdens het veldonderzoek, ook andere bronnen geraadpleegd. Zie hiervoor de bronnenlijst in hoofdstuk 5. De onderhavige ecologische beoordeling is uitgevoerd volgens het principe ‘zorgvuldig handelen’ (zie Bijlage).
2
2. ECOLOGISCHE WET- EN REGELGEVING Alle ruimtelijke ingrepen in Nederland dienen aan de ecologische wet- en regelgeving te worden getoetst. De wettelijke bescherming van natuurwaarden valt in grote lijnen uiteen in twee delen: gebiedsbescherming en soortbescherming. Gebiedsbescherming houdt in dat gebieden met belangrijke natuurwaarden wettelijk zijn beschermd. Het gaat hierbij om de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Natura 2000-gebieden, natuurreservaten en andere in bestemmingsplannen aangeduide natuurgebieden. De soortbescherming valt onder de Floraen faunawet (zie bijlage).
2.1 Natuurbeschermingswet De bescherming van de Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet). Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn of verband houden met het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden, dienen getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet. Deze toetsing vindt enkel plaats in het geval dat de uitvoering van een project plaatsvindt binnen de invloedssfeer van een N2000-gebied en verwacht wordt dat deze uitvoering mogelijk negatieve effecten heeft op soorten of habitattypen waarvoor het N2000-gebied is/wordt aangewezen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. De geplande werkzaamheden hebben geen negatieve invloed of effecten op de soorten en/of habitats waarvoor Natura 2000-gebieden worden aangewezen. Een toetsing aan de Natuurbeschermingswet is derhalve niet aan de orde.
2.2
Ecologische hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is onderdeel van het rijksbeleid voor het creëren en vormgeven van een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Indien een ruimtelijke ingreep binnen de begrenzing van de EHS plaatsvindt moet een 'nee, tenzij' procedure worden doorlopen en zal bij doorgang van de ingreep in de regel compensatie en mitigatie noodzakelijk zijn. Het plangebied ligt niet binnen de EHS. Toetsing aan de EHS is derhalve niet aan de orde.
3
3. RESULTATEN QUICKSCAN FLORA- EN FAUNAWET 3.1 Flora Het weiland in het plangebied wordt gemaaid, in het weiland zelf waren hierdoor slechts algemene soorten als smalle weegbree, ridderzuring en paardenbloem gevonden. Langs de randen van de weilanden en sloten was een grotere diversiteit aan soorten, zoals hondsdraf, akkerdistel, kleine brandnetel, pitrus, vogelmuur en zevenblad. Dit zijn tevens algemene soorten. De grond is niet overbemest, dit is te zien aan de diversiteit aan planten. De bomen die de weilanden omheinen zijn els, knotwilg, wintereik, ruwe berk, meidoorn, lijsterbes en kers. Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Op basis van deze ecologische beoordeling kan het voorkomen hiervan worden uitgesloten. Het biotoop is hiervoor te voedselrijk.
3.2
Fauna
Op basis van de biotoop en ecologische expertise is een inschatting gemaakt met betrekking tot het (mogelijk) voorkomen van beschermde diersoorten. Er wordt een aantal beschermde soorten binnen het plangebied verwacht. Hieronder wordt uiteengezet om welke soorten het gaat.
3.2.1
Vogels
Tijdens het veldbezoek werd een aantal vogelsoorten waargenomen, waaronder wilde eend, merel, roodborst, kauw en zwarte kraai. Er werd in het gebied één lijsternest en één houtduivennest aangetroffen. Verder werden er bomen met piksporen van de grote bonte specht gevonden. In de bomen en struiken die het weiland omzomen kunnen meer soorten zangvogels tot broeden komen. In de oevers van de sloot kan de wilde eend tot broeden komen. Er werden geen jaarrond beschermde vogelnesten aangetroffen.
3.2.2 Zoogdieren Waterspitsmuis De te dempen sloot in het midden van het plangebied die zal worden gedempt lijkt enigszins geschikt voor de zwaar beschermde waterspitsmuis (tabel 3, ff-wet). Echter, de sloot ligt erg geïsoleerd tussen bebouwing en twee redelijk grote wegen in. Daarbij liggen de dichtstbijzijnde bekende vindplaatsen van deze soort op relatief grote afstand. Hierdoor is het niet aannemelijk dat de waterspitsmuis zijn leefgebied in of nabij het plangebied heeft. Vleermuizen In de bomen werden geen geschikte holtes voor vleermuizen gevonden. De bomenrijen kunnen wel gebruikt worden als vliegroutes. Deze gebruiken de bomenrijen om van en naar foerageergebieden te vliegen. De bomenrijen kwamen echter niet uit op typische foerageergebieden, zoals brede sloten, vijvers en meren. Bovendien zijn er voldoende parallel gelegen bomenrijen die de bestaande vliegroutes kunnen vervangen. Derhalve zijn de bomenrijen niet van essentieel belang voor het in stand houden van verblijfplaatsen en
4
daarmee het functionele leefgebied van vleermuizen. Om deze reden zijn de bomenrijen als vliegroute niet beschermd in het kader van de Flora- en faunawet. Overige soorten Van de mol (tabel 1) werden sporen aangetroffen. Er wordt verder vast leefgebied verwacht van een aantal licht beschermde soorten (tabel 1) zoals veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, huisspitsmuis en bosspitsmuis. Verder is het waarschijnlijk dat soorten als bunzing, vos, haas en ree hier ook voorkomen.
3.2.3 Amfibieën, vissen en reptielen Amfibieën Tijdens het veldbezoek, waarbij ook een schepnetbemonstering is uitgevoerd werden geen amfibieën aangetroffen. Echter worden er wel soorten als kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker en meerkikker (allen tabel 1) verwacht. Soorten als poel- of heikikker verkiezen biotopen die redelijk tot zeer voedselarm zijn. Dat is hier niet het geval. Bovendien heeft de poelkikker zijn verspreidingsgebied niet zo ver in noord Friesland liggen. Zwaarder beschermde soorten worden op basis van deze ecologische beoordeling niet verwacht. Vissen Er werden tijdens de schepnetbemonstering aan de zuidwestkant van het plangebied enkele exemplaren van het tiendoornig stekelbaarsje aangetroffen. Deze soort heeft geen bijzondere wettelijke status. Beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen en worden bovendien op basis van het biotoop niet verwacht. Ook voor beschermde vissoorten is het plangebied te voedselrijk. Reptielen Het plangebied is niet geschikt voor reptielen. Op basis van het verspreidingsgebied zou in principe de ringslang hier nog voor kunnen komen. Echter heeft deze soort meer beschutting nodig. Bovendien is het plangebied grotendeels omheind door wegen wat de bereikbaarheid voor de ringslang uitsluit. Hun voorkomen kan op basis van biotoopeigenschappen worden uitgesloten.
3.2.4 Ongewervelden Er werden geen beschermde libellen of vlinders gezien, hiervoor is ook geen geschikt biotoop aanwezig. Tijdens de schepnetbemonstering werden zeer veel ongewervelde waterdiertjes aangetroffen. Beschermde macrofauna, zoals de gestreepte waterroofkever werd niet aangetroffen, noch wordt deze hier verwacht op basis van de aangetroffen biotoop.
5
4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 4.1
Overzicht beschermde soorten
In onderstaand overzicht worden de aangetroffen en potentieel aanwezige beschermde soorten en hun beschermingstatus (voor betekenis zie bijlage) binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden samengevat. In de Flora- en faunawet zijn vooral vaste verblijfsplaatsen (voortplantingslocaties zoals nesten, holen, kraamkolonies etc.) van belang, maar ook de functionele leefomgeving die vaste verblijfplaatsen in stand houdt. In dit overzicht zijn dan ook alleen de soorten opgenomen, waarvoor het plangebied onderdeel vormt van hun leefgebied en/of levenscyclus en de geplande ontwikkeling mogelijk van negatieve invloed is. Nader onderzoek Nee Broedvogels Alle x x Nee Rosse woelmuis x x Nee Mol x Nee Veldmuis x x x Nee Bosmuis Zoogdieren x x Nee Huisspitsmuis x x Nee Bosspitsmuis x x Nee Bunzing x x Nee Haas x x Nee Gewone pad x x Nee Bruine kikker Amfibieën x x Nee Kleine watersalamander x x Nee Meerkikker Tabel 1: Overzicht van aangetroffen en potentieel voorkomende beschermde flora en fauna in het plangebied. Beschermingstatus Flora- en faunawet: T 1 = Tabel 1; Licht beschermd, T 2 = Tabel 2; Middelzwaar beschermd, T3 = Tabel 3: Zwaar beschermd Soortgroep
Soort
Aanwezig
Potentieel voorkomend x x
T1
T2
T3
4.2 Conclusies en aanbevelingen Er zijn geen middelzwaar of zwaar beschermde soorten aangetroffen of verwacht. Schade aan broedende vogels valt te vermijden (mitigatie) door buiten het broedseizoen te werken. Verder is de zorgplicht van toepassing op de overige en licht beschermde soorten. Broedvogels Er moet in elk geval rekening worden gehouden met broedvogels. Alle broedvogels in Nederland zijn beschermd; hun nesten en legsels mogen niet worden verstoord of vernield. Daarom moeten de werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, dat loopt ongeveer van half maart tot half juli, maar dit is afhankelijk van het weer. De Flora- en faunawet schrijft geen datumgrenzen voor, de genoemde data zijn globaal. Ieder broedgeval is beschermd, dus indien blijkt dat er een vogel aan het broeden is, ook buiten het broedseizoen, dan moet gewacht worden totdat deze hiermee klaar is en uit eigen beweging is vertrokken. Indien men vóór het broedseizoen begonnen is met de werkzaamheden en redelijkerwijs kan worden aangenomen dat door deze werkzaamheden geen vogels tot broeden zijn gekomen, dan is het toegestaan om in het broedseizoen door te werken.
6
Licht en niet beschermde soorten: de zorgplicht Voor schade aan licht beschermde soorten geldt in principe een vrijstelling. De zorgplicht (zie Bijlage) van de Ff-wet schrijft echter voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Een mogelijkheid om de licht beschermde kleine zoogdier- en amfibiesoorten geen schade te berokkenen is om alle vegetatie in het plangebied kort af te maaien, zodat hun dekking verdwijnt. Hierdoor worden ze met zachte hand bewogen ergens anders hun heil te zoeken.
7
5. BRONNEN EN LITERATUUR www.ravon.nl www.waarneming.nl www.zoogdiervereniging.nl
8
BIJLAGE I DE FLORA- EN FAUNAWET Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Hierin is de soortbescherming vastgelegd. Hiermee is ook de verplichting ontstaan om ruimtelijke plannen aan deze wet te toetsen. De volgende wetsartikelen- en bepalingen uit deze wet zijn, in het onderhavige geval, relevant:
Algemene zorgplicht De zorgplicht (artikel 2)houdt in dat eenieder dient te voorkomen dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen heeft voor alle in het wild levende planten en dieren. Als dat niet mogelijk is, dienen die gevolgen zoveel mogelijk beperkt of ongedaan gemaakt te worden. De zorgplicht geldt altijd en overal, zowel voor beschermde als onbeschermde soorten. Bij overtreding zijn er overigens geen sancties.
Verbodsbepalingen
Artikel 8 verbiedt het plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen van beschermde inheemse planten. Artikel 9 tot en met 12 verbieden het doden, verontrusten, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse dieren, dan wel het beschadigen, vernielen, uithalen of verstoren van hun nesten, holen of andere voortplantings-, vaste rust- of verblijfsplaatsen. Artikel 75 biedt de mogelijkheid ontheffing aan te vragen van de verbodsbepalingen.
Omgaan met beschermde soorten Op 23 februari 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) omtrent artikel 75 van de Flora- en faunawet is van kracht geworden. Voor het verkrijgen van vrijstellingen. In de nieuwe opzet van de Flora- en faunawet zijn beschermde soorten onderverdeeld in drie beschermingscategorieën (Tabellen 1,2 en 3). Vogels vallen hierbuiten en worden apart behandeld. Deze nieuwe indeling is bepaald door de zeldzaamheid of de mate van bedreiging van de beschermde soorten in Nederland, waarbij ook beschermde soorten van de Europese Habitatrichtlijn zijn ingepast. Het betreft de volgende beschermingscategorieën ingedeeld in drie tabellen: 1. Tabel 1: Licht beschermde soorten: 2. Tabel 2: Middelzwaar beschermde soorten: 3. Tabel 3: Zwaar beschermde soorten:
vrijstelling gedragscode ontheffing
Tabel 1-soorten: Dit betreft een aantal licht beschermde, maar algemene soorten in Nederland,waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt wel de zorgplicht. Voor schade aan deze soorten geldt op voorhand een vrijstelling, mits bij ingrepen sprake is van bestendig beheer- en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen. Als dit niet het geval is, moet er alsnog een ontheffingsaanvraag worden gedaan, waarbij getoetst wordt volgens het criterium 'doet geen afbreuk aan de gunstige staat van in standhouding van de soort' (de lichte toets). Tabel 2 –soorten: Beschermde soorten waarvoor niet op voorhand vrijstelling wordt verleend, maar moet worden gewerkt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. De gedragscode moet vermelden hoe bij het uitvoeren van de werkzaamheden schade aan planten en dieren en hun verblijfsplaatsen wordt voorkomen of zoveel mogelijk wordt beperkt. Er moet aantoonbaar volgens de
9
gedragscode worden gewerkt om te voldoen aan de bewijslast. Dit betekent dat de werkprocessen gedocumenteerd dienen te worden. N.B. Als er nog geen gedragscode is of niet volgens een gedragscode gewerkt kan worden, moet bij overtreding van de artikelen 8 – 12 van de Flora- en faunawet alsnog een ontheffing worden aangevraagd. De toetsing die dan dient plaats te vinden, betreft een ‘lichte toets’. Hierbij wordt alleen getoetst of de activiteiten de gunstige staat van instandhouding van een soort in gevaar brengen. Deze toets vereist dat er inzicht moet zijn in de betekenis van het plangebied als leefgebied voor de soort in relatie tot de omliggende populaties. Als dit inzicht niet bestaat, dient daar onderzoek naar plaats te vinden. Dat kan betekenen dat ook onderzoek buiten het plangebied noodzakelijk is. Tabel 3-soorten: Dit betreft de meest zwaar beschermde soorten (waaronder soorten die vermeld zijn in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn). Een ontheffingsaanvraag voor eventuele schade aan deze soorten wordt getoetst via een zogenaamde ‘uitgebreide toets’ aan drie criteria. Voor het verkrijgen van een ontheffing moet aan alle drie de criteria worden voldaan. 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang 2) er is geen alternatief voor de ingreep 3) de ingreep doet geen afbreuk aan de gunstige staat van in standhouding van de soort.
Vogels Vogels zijn niet in één van deze tabellen opgenomen en worden in de nieuwe opzet van de Flora- en faunawet apart behandeld. Voor vogels geldt een algemene bescherming, waarbij het verboden is vogels en hun nesten in het broedseizoen te verstoren. Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Een vrijstelling hiervoor is alleen mogelijk als een gedragscode wordt toegepast. In de praktijk betekent dit dat met name het broedseizoen ontzien dient te worden, aangezien juist in deze periode sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden zal in het algemeen niet snel een ontheffing nodig zijn. Bepaalde nesten waarvan de meerjarig gebruik wordt gemaakt vallen buiten deze gedragscode en zijn jaarrond beschermd. Voor lijst van vogelsoorten waarvan het nest het gehele jaar beschermd is, zie “Aangepaste lijst jaarrond beschermde nesten” van Dienst Regelingen (28 augustus 2009).
Zorgvuldig handelen Zorgvuldig handelen (artikelen 2b, 2c, 2d en 16 c AMvB) is gekoppeld aan de beschermde soorten waarvoor ontheffing kan worden aangevraagd en gaat een stapje verder dan de zorgplicht. Niet zorgvuldig handelen is strafbaar. Zorgvuldig handelen vereist altijd een inspanning om te overzien wat de beoogde ingreep voor gevolgen kan hebben. Een initiatiefnemer moet altijd vooraf inventariseren welke beschermde (niet vrijgestelde) soorten aanwezig zijn in een gebied waar een ingreep wordt gepland. Ook moet de initiatiefnemer in redelijkheid alles doen of juist laten om te voorkomen, of zoveel mogelijk beperken, dat de artikelen 8 – 12 van de Flora- en faunawet worden overtreden. Een belangrijke eerste stap daartoe is bijvoorbeeld een juiste planning van de werkzaamheden, om te voorkomen dat dieren in de voortplantingstijd verstoord worden.
10
B i j l a g e
4 :
A k o e s t i s c h
o n d e r z o e k
Servicebureau De Friese Wouden
Achtkarspelen Heerenveen Ooststellingwerf Opsterland Smallingerland Tytsjerksteradiel Weststellingwerf
Akoestisch onderzoek naar de ligging van de 48/53 dB geluidscontouren t.g.v. wegverkeerslawaai ter hoogte van Drogeham
In opdracht van:
gemeente contactpersoon
Achtkarspelen dhr. S. Noordbruis
Uitgevoerd door:
Servicebureau contactpersoon
ing. R. Leusink
Drachten, 28 Maart 2011
Postadres : Servicebureau “De Friese Wouden”, Postbus 229, 9200 AE Drachten. Bezoekadres : Van Knobelsdorffplein 10, Drachten. Telefoon: 0512-570316 E-mail:
[email protected] rek.nr. BNG 2850.24.108.
Inhoud
1.
Inleiding -
2.
Wijze van onderzoek -
3.
overzicht gegevens algemene uitgangspunten
Berekeningsresultaten -
5.
rekenmodel onderzoeksgebied en grenswaarden reductie conform art 110g Wgh. poldercontouren
Gegevens en uitgangspunten -
4.
Wet geluidhinder
geluidscontouren geluidscontouren met geluidswal langs Lândyk
Bespreking -
Bijlagen
ontwerp geluidswal
1. 2. 3.
4.
Situatie Computerplots; geluidscontouren 48/53 dB incl. aftrek 110g tgv Lândyk/Tillewei 4,5 m wnh jaar 2021 Computerplots; geluidscontouren 48/53 dB incl. aftrek 110g tgv Lândyk met geluidswal 2,5 m/5m +wegdek, wnh. 4,5 m jaar 2021 Invoergegevens
Servicebureau “De Friese Wouden”
1. Inleiding Op verzoek van de gemeente Achtkarspelen heeft het Servicebureau voor een locatie in Drogeham onderzoek gedaan naar de ligging van de 48 en 53 dB grenswaardecontour als gevolg van verkeer op de provinciale weg N369 (Lândyk) en de Tillewei. De locatie is gelegen binnen de geluidszones van beide wegen. De reden voor het onderzoek is inzicht te geven in de geluidssituatie met betrekking tot de Wet geluidhinder. Wet Geluidhinder Conform de laatste wijziging van de Wgh. in 2007 geldt de Lden in dB (Europese dosismaat). Deze Lden is het resultaat van het gemiddelde van de berekende waarden in de dagperiode, de avondperiode en de nachtperiode e.e.a. berekend conform de richtlijn nr 2002/49/EG. De berekening van de geluidscontouren is uitgevoerd conform de Wgh. en de daarop gebaseerde regelgeving.
28 maart 2011
1
Servicebureau “De Friese Wouden”
2. Wijze van onderzoek Rekenmodel Omdat er sprake is van een complexe situatie zijn de berekeningen uitgevoerd met behulp van het DGMR-computerprogramma Geomilieu, versie 1.81 gebaseerd op Standaard Rekenmethode 2 wegverkeerslawaai versie 2006. De aangehouden waarneemhoogte bedraagt 4,5 m + maaiveld. Voor het maatgevende jaar is het jaar 2021 aangehouden. Onderzoeksgebied en grenswaarden Een zoneplichtige weg heeft aan weerszijden conform art. 74 Wgh. een wettelijke zonebreedte. Deze is zodanig bepaald dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidsniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Voor een stedelijke weg met één of twee rijstroken geldt een zonebreedte van 200 m. Voor een buitenstedelijke weg met één of twee rijstroken geldt een zonebreedte van 250 m. De afstand van de wettelijke zonebreedte is onafhankelijk van de verkeersintensiteit en verkeerssnelheid op de betrokken weg en het wegdektype ervan. Het ligt voor de hand dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor een weg met maar een verkeersintensiteit van 2.500 mvt/etmaal veel dichter bij de weg is gelegen dan voor een weg met een verkeersintensiteit van bijvoorbeeld 10.000 mvt/etmaal. De wegen waarvoor een 30 km-regime geldt zijn conform artikel 74 van de Wgh. zonevrij. De voorkeursgrenswaarde voor een woning binnen de zone van zoneplichtige wegen is 48 dB. B&W kunnen overeenkomstig het “Besluit geluidhinder” (Stb. 2006, 532) een hogere waarde vaststellen. Daarbij mag de vast te stellen hogere waarde in de situatie van nieuw te bouwen woningen gelegen in de zone van wegen in de buitenstedelijke situatie niet meer bedragen dan maximaal 53 dB (artikel 83 Wgh.). Indien een hogere waarde wordt vastgesteld, dienen voor wat betreft de geluidwering van de gevels zonodig maatregelen te worden getroffen. Deze maatregelen dienen er voor te zorgen dat de geluidsbelasting bij gesloten ramen een maximaal binnenniveau van 33 dB geldt (art. 111 Wgh.). Reductie conform artikel 110g Wgh. Op grond van de verwachting dat de geluidsproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen, mogen de berekende geluidsbelastingen op de gevels worden gereduceerd. De berekende geluidsbelastingen mogen worden gereduceerd met 2 dB bij wegen met een rijsnelheid van 70 km/uur en hoger en met 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van minder dan 70 km/uur. Voor de bepaling van de geluidwering van gevels van de woning mogen voornoemde reducties niet worden toegepast en bedraagt de aftrek derhalve 0 dB.
28 maart 2011
2
Servicebureau “De Friese Wouden”
Poldercontouren De in onderhavige rapport berekende geluidscontouren zijn de zogenaamde “poldercontouren”. Bij deze berekende geluidscontouren is het afschermend of reflecterend effect van direct langs de weg gelegen bebouwing en woonwijken niet in de ligging van de geluidscontouren verdisconteerd. In een later stadium, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van een concreet plan, kan een meer specifieke ligging van de geluidscontouren en hoogte van de gevelbelasting worden gewenst. In dat geval dienen dan ook alle objecten (qua ligging, hoogte en reflectie) te worden geïnventariseerd en ingevoerd. Voor de planvorming zijn de getoonde “poldercontouren” echter voldoende.
28 maart 2011
3
Servicebureau “De Friese Wouden”
3. Gegevens en uitgangspunten Voor de berekening van de gevelbelasting is een rekenmodel gemaakt waarbij is uitgegaan van gegevens van de gemeente en Provincie. Daarbij is voor de ligging van de bebouwde komgrens op de Tillewei uitgegaan van de ligging welke d.m.v. een verkeersbesluit in het kader van een hogere waarde procedure moest worden gerealiseerd. Het betreft de hogere waarde van de bouw van een bedrijfswoning aan de Tillewei 11A in 2009. Daartoe diende de bebouwde komgrens te worden verlegd tot voorbij de bedrijfswoning nabij de kruising met de Tillewei. De volgende uitgangspunten zijn derhalve aangehouden; Lândyk (N369) deel A (noordelijk Tillewei): - De verkeersintensiteit bedroeg in 2009 11.564 mvt/etmaal. Rekening houdend met een autonoom stijgingspercentage van 2,8 % per jaar, is voor het maatgevende jaar 2021 een intensiteit aangehouden van 16.110 mvt/etmaal. Het eerste deel na de kruising met de Tillewei is voorzien van SMA 011 wegdek om vervolgens over te gaan in een Minifalt wegverharding. Op beide delen geldt een maximaal toegestane snelheid van 80 km/uur (voor verdere gegevens zien bijlage 4). Lândyk (N369) deel B (zuidelijk Tillewei): - De verkeersintensiteit bedroeg in 2007 8.335 mvt/etmaal. Rekening houdend met een autonoom stijgingspercentage van 2,8 % per jaar, is voor het maatgevende jaar 2021 een intensiteit aangehouden van 12.270 mvt/etmaal. Het eerste deel na de kruising met de Tillewei is voorzien van SMA 011 wegdek om vervolgens over te gaan in een Minifalt wegverharding. Op beide delen geldt een maximaal toegestane snelheid van 80 km/uur (voor verdere gegevens zien bijlage 4). Tillewei: - De verkeersintensiteit bedroeg in 2009 2.657 mvt/etmaal. Rekening houdend met een autonoom stijgingspercentage van 0,5 % per jaar, is voor het maatgevende jaar 2021 een intensiteit aangehouden van 2.820 mvt/etmaal. De Tillewei is voorzien van een DAB wegverhardingen en er geldt een maximaal toegestane snelheid van 80 km/uur tot de bebouwde komgrens waarna de maximale snelheid 30 km/uur bedraagt (voor verdere gegevens zien bijlage 4).
Algemene uitgangspunten: - Bij de modellering is er vanuit gegaan dat de bodemmodelhoogte 0 m + NAP bedraagt. - De in het rekenmodel aangehouden maaiveldhoogte plan bedraagt 0 m + NAP. - Waarneemhoogte geluidscontouren; 4,5m + maaiveld. - Weghoogte 0 m. - Hart geluidswal; 10 m zijkant weg, hoogte; 2,5m of 5,0m + wegdek. - Profielcorrectie geluidswal; 2 dB. - Voor de berekeningen is de bodem, uitgezonderd de bodemgebieden, zacht (aangehouden bodemfactor 0,8) en is uitgegaan van 1 reflectie. - Reflectie, afscherming en bodemfactoren conform rekenmodel. 28 maart 2011
4
Servicebureau “De Friese Wouden”
4. Berekeningsresultaten Geluidscontouren Op de computerplots in bijlage 2 is de ligging van de 48 en 53 dB-geluidscontouren (Lden-waarden) ten gevolge van wegverkeerslawaai op de maatgevende zoneplichtige wegen aangegeven. De daarbij behorende maatgevende waarneemhoogte bedraagt 4,5 m.+ maaiveld. Het maatgevende jaar is het jaar 2021. De getoonde dB-waarden zijn inclusief de aftrek art. 110g Wgh. (2 dB bij wegen met een rijsnelheid van 70 km/uur en hoger). Hieronder een kort overzicht van de in de bijlage 2 opgenomen computerplots: Plot 1 2
Contour Zoneplichtige weg Situatie op 4,5 m + maaiveld 48/53 dB Lândyk Buiten bebouwde kom 48/53 dB Tillewei Buiten bebouwde kom
Geluidscontouren met geluidswal langs Lândyk Op de computerplots in bijlage 3 is de ligging van de 48 en 53 dB-geluidscontouren (Lden-waarden) ten gevolge van wegverkeerslawaai op alleen de Lândyk aangegeven. Daarbij is in het rekenmodel een geluidswal ingevoerd op een afstand van 10 m vanuit de zijkant van de weg. Op de computerplots zijn de geluidscontouren weergegeven waarbij de hoogte van de geluidswal 2,5 m respectievelijk 5 m + wegdek bedraagt. De waarneemhoogte bedraagt 4,5 m.+ maaiveld. Het maatgevende jaar is het jaar 2021. De getoonde dB-waarden zijn inclusief de aftrek art. 110g Wgh. (2 dB bij wegen met een rijsnelheid van 70 km/uur en hoger). Hieronder een kort overzicht van de in de bijlage 3 opgenomen computerplots: Plot 3 4
28 maart 2011
Contour Zoneplichtige weg Situatie op 4,5 m + maaiveld 48/53 dB Lândyk Wal 2,5 meter 48/53 dB Lândyk Wal 5,0 meter
5
Servicebureau “De Friese Wouden”
5. Bespreking Op verzoek van de gemeente is de ligging berekend van de 48 en de 53 dB geluidscontouren ten gevolge van wegverkeerslawaai op de Lândyk en de Tillewei. De gemeente heeft gevraagd om inzicht te verstrekken in de mogelijkheden om ten noorden van Drogeham woningbouw te kunnen realiseren. Op de computerplots in bijlage 2 zijn de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingscontour weergegeven op een waarneemhoogte van 4,5 m + maaiveld. Aanvullend is er ter informatie ook een berekening gedaan waarbij op verzoek van de gemeente het effect van afscherming door een geluidswal langs de Lândyk in kaart wordt gebracht. Voor die berekening is uitgegaan van een wal waarbij het hart op 10 m. vanuit de zijkant van de weg is gesitueerd en de akoestische hoogte van de geluidswal 2,5 m + wegdek of 5 m + wegdek bedraagt. Op de computerplots in bijlage 3 zijn de liggingen van de grenswaardecontouren weergegeven. Ontwerp geluidswal Omdat niet zeker is dat het hart van de wal ook op 10 m. afstand vanuit zijkant Lândyk kan worden aangelegd, is met behulp van bijgaande figuur globaal te bepalen hoe hoog de wal zou moeten zijn indien de afstand ten opzichte van de zijkant van de weg wijzigt. 1. Figuur bepaling globale hoogte scherm/wal
☼--Verbindingslijn bepaling globale hoogte akoestische hoogte in m + wegdek 0,75 m + wegdek
→☼ ← 10m → ♥----------------------------------‡---------------------------♥-hart
zijkant
hart
weg
weg
scherm/wal
Nb. De verbindingslijn volgend, blijkt dat, hoe verder een scherm of wal vanuit de zijkant van de weg wordt gesitueerd, hoe hoger een scherm of wal moet zijn om nagenoeg hetzelfde resultaat te verkrijgen. Hoe dichterbij, des te lager het scherm of wal.
Indien de invulling van de locatie een meer definitief karakter krijgt zal opnieuw een berekening gedaan moeten worden. Hiermee kan dan worden aangetoond dat kan worden voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder, of hiermee zal ontheffing kunnen worden aangevraagd.
28 maart 2011
6
Bijlagen
Bijlage 1 Situatie
Servicebureau De Friese Wouden Bodemgebied Bromfiets Grid Gridpunt Hoogtelijn Weg
bo s 2
Ja
8 bo s
n
Ge rk es
we i
bo s
4
Situatie
0m
100 m
22 A
30
schaal = 1 : 2500
17
Ti l lew ei
15
28
26
24
13
Tillew e
i 30
BEBO
15a
da b km
20
km d ab
18
10
8
6
Tille wei
0/30 KO M 8 UWDE
le w ei 80
22
11
7a
4
7
9
5
1
til
3
yk nd lâ A el de
63
kerk
80 19
23
14 1 6
1 01
25
A SM
27
km
29
31
0 1B 8 0e1l Ade SyMk nd lâkm 21 17
16
13 19
bo s
n lâ
12
17 151 3
10
11
1
W
k dy
3
e de
9
80
5
lB
bo s
14
p m ka ry sto Pa
a lb re ch ta
14a
km
7
m ifa in 5
lt
3
14
1a
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [wegverkeer - 2021] , Geomilieu V1.81
Bijlage 2 Computerplots; geluidscontouren 48/53 dB incl. aftrek 110g tgv Lândyk/Tillewei 4,5 m wnh jaar 2021
Servicebureau De Friese Wouden
48
bo s 2
periode: groep:
Lden lândyk Inclusief groepsreducties
Ja
n
Ge rk es
we i
bo s
4
Bodemgebied Bromfiets Grid Gridpunt Hoogtelijn Weg
48
48 dB
22 53 dB A
30 17
Ti l lew ei
15
0m
28
26
53 13
8 bo s
48 en 53 dB contour t.g.v. Lândyk (inclusief 2 dB aftrek conform art 110g Wgh.)
24
100 m
22
schaal = 1 : 2500
48 Tillew e
i 30
BEBO
15a
da b km
18
10
8
6
Tille wei
0/30 KO M 8 UWDE
53
20
km d ab
7a
11
4
7
9
le w ei 80
48
5
1
til
3
yk nd lâ
53
A el de
63
kerk
80
48
27
km
29
31
0 1B 8 0e1l Ade SyMk nd lâkm
19
48
14 1 6
25
1 01
21
23
A SM
53
17
16
13 19
53
bo s
n lâ
12 151 3
1
W
k dy
3
e de 80 km m
53
10
11
9
5
lB
bo s
17 48
14
p m ka ry sto Pa
a lb re ch ta
14a
7
ifa in 5
lt
3
14
1a
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [wegverkeer - 2021] , Geomilieu V1.81
Servicebureau De Friese Wouden Bodemgebied Bromfiets Grid Gridpunt Hoogtelijn Weg
bo s
Lden tillewei Inclusief groepsreducties
Ja
48 dB
22 53 dB A
30 17
Ti l lew ei
15
0m
28
24
22
schaal = 1 : 2500
53 Tillew e
i 30
BEBO
15a
le w ei 80
km
da b
53
20
km53d ab
18
10
8
11 48
7a
4
7
9
5
1
3
til yk nd lâ
53
6
Tille wei
0/30 KO M 8 UWDE
48
100 m
48
26
48 13
8 bo s
2
periode: groep:
n
Ge rk es
we i
bo s
4
48 en 53 dB contour t.g.v. Tillewei (inclusief 2 dB aftrek conform art 110g Wgh.)
48
A el de
63
kerk
80
29
31
0 1B 8 0e1l Ade SyMk nd lâkm
19
23
21
14 1 6
1 01
25
A SM
27
km
48
17
16
13 19
bo s
n lâ
12
17 151 3
1
W
k dy
3
e de
10
11
9
80
5
lB
bo s
14
p m ka ry sto Pa
a lb re ch ta
14a
km
7
m ifa in 5
lt
3
14
1a
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [wegverkeer - 2021] , Geomilieu V1.81
Bijlage 3 Computerplots; geluidscontouren 48/53 dB incl. aftrek 110g tgv Lândyk met geluidswal 2,5 m/5m +wegdek, wnh. 4,5 m jaar 2021
48 en 53 dB contour t.g.v. Lândyk (inclusief 2 dB aftrek conform art 110g Wgh.)
Servicebureau De Friese Wouden
4
Strook langs Lândyk voorzien van wal (2,5 m + wegdek)
n
48
8 bo s
Ge rk es
2
we i
bo s
bo s
Bodemgebied Bromfiets Grid Gridpunt Hoogtelijn Scherm Weg
Ja
periode: groep:
Lden lândyk Inclusief groepsreducties
22 A
30
48 dB 53 dB
17
Ti l lew ei
15
28
26
48 53
24
13
22
0m
100 m schaal = 1 : 2500
Tillew e
i 30
BEBO
15a
da b le w ei 80
km
48
km d ab
18
10
8
6
Tille wei
0/30 KO M 8 UWDE
53
20
11
7a
4
7
9
5
1
til
3
yk nd lâ A el de
53
63
80
48
kerk
48
23
14 1 6
19
1 01
25
A SM
27
km
29
31
0 1B 8 0e1l Ade SyMk nd lâkm 21
53
17
16
13 19
14a
n lâ
48
12
17 151 3
1
W
k dy
3
e de
10
11
9
80
5
lB
bo s
14
p m ka ry sto Pa
a lb re ch ta
bo s
53
km
7
m ifa in
5
lt
53
3
14
1a
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [wegverkeer - 2021 Wal 2,5 m] , Geomilieu V1.81
48 en 53 dB contour t.g.v. Lândyk (inclusief 2 dB aftrek conform art 110g Wgh.)
Servicebureau De Friese Wouden
4
Strook langs Lândyk voorzien van wal (5 m + wegdek)
n
48
8 bo s
Ge rk es
2
we i
bo s
bo s
Bodemgebied Bromfiets Grid Gridpunt Hoogtelijn Scherm Weg
Ja
periode: groep:
Lden lândyk Inclusief groepsreducties
22 A
30
48 dB 53 dB
17
Ti l lew ei
53 15
28
26
48
24
13
22
0m
100 m schaal = 1 : 2500
Tillew e
i 30
BEBO
15a
da b le w ei 80
km
48
km d ab
18
10
8
6
Tille wei
0/30 KO M 8 UWDE
53
20
11
7a
4
7
9
5
1
til
3
53 yk nd lâ A el de
63
kerk
80
27
km
29
31
0 1B 8 0e1l Ade SyMk nd lâkm
48
19
14 1 6
25
1 01
21
23
A SM
53
17
13 16
48 19
53
151 3
3
e de
10
11
9
80
5
lB
bo s
12
17
1
k dy
W
bo s
n lâ
48
14
p m ka ry sto Pa
a lb re ch ta
14a
km
7
m ifa in 5
lt
3
14
1a
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [wegverkeer - 2021 Wal 5 m] , Geomilieu V1.81
Bijlage 4 Invoergegevens
Servicebureau De Friese Wouden Bodemgebied Bromfiets Grid Gridpunt Hoogtelijn Weg
bo s 2
Ja
8 bo s
n
Ge rk es
we i
bo s
4
Situatie
0m
100 m
22 A
30
schaal = 1 : 2500
17
Ti l lew ei
15
28
26
24
13
Tillew e
i 30
BEBO
15a
da b km
20
km d ab
18
10
8
6
Tille wei
0/30 KO M 8 UWDE
le w ei 80
22
11
7a
4
7
9
5
1
til
3
yk nd lâ A el de
63
kerk
80 19
23
14 1 6
1 01
25
A SM
27
km
29
31
0 1B 8 0e1l Ade SyMk nd lâkm 21 17
16
13 19
bo s
n lâ
12
17 151 3
10
11
1
W
k dy
3
e de
9
80
5
lB
bo s
14
p m ka ry sto Pa
a lb re ch ta
14a
km
7
m ifa in 5
lt
3
14
1a
Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [wegverkeer - 2021] , Geomilieu V1.81
Invoergegevens Wegen 2021 Model: Groep:
Servicebureau "De Friese Wouden"
2021 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Naam 01 03 04 02 05
Omschr. lândyk deel lândyk deel lândyk deel lândyk deel tillewei 80
06
Tillewei 30 km dab
Geomilieu V1.81
B 80 km A 80 km A 80 km B 80 km km dab
minifalt SMA 011 minifalt SMA 011
Wegdek MINIFALT W0 MINIFALT W0 W0 W0
V(LV) 80 80 80 80 80
V(MV) 80 80 80 80 80
V(ZV) 80 80 80 80 80
30
30
30
Totaal aantal Invoertype 12270,00 Verdeling 16110,00 Verdeling 16110,00 Verdeling 12270,00 Verdeling 2820,00 Verdeling 2820,00
Verdeling
%Int.(D) 6,50 6,50 6,50 6,50 6,60
%Int.(A) 3,10 3,10 3,10 3,10 2,80
%Int.(N) 1,20 1,20 1,20 1,20 1,30
Hbron 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75
%LV(D) 85,00 85,00 85,00 85,00 91,00
%MV(D) 11,00 11,00 11,00 11,00 8,00
%ZV(D) 4,00 4,00 4,00 4,00 1,00
%LV(A) 94,00 94,00 94,00 94,00 96,00
%MV(A) 5,00 5,00 5,00 5,00 4,00
6,60
2,80
1,30
0,75
91,00
8,00
1,00
96,00
4,00
30-3-2011 10:42:44
Invoergegevens Wegen 2021 Model: Groep:
Naam 01 03 04 02 05 06
Servicebureau "De Friese Wouden"
2021 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
%ZV(A) 1,00 1,00 1,00 1,00 --
%LV(N) 82,00 82,00 82,00 82,00 88,00
%MV(N) 13,00 13,00 13,00 13,00 10,00
%ZV(N) 5,00 5,00 5,00 5,00 2,00
LV(D) 677,92 890,08 890,08 677,92 169,37
MV(D) 87,73 115,19 115,19 87,73 14,89
ZV(D) 31,90 41,89 41,89 31,90 1,86
LV(A) 357,55 469,45 469,45 357,55 75,80
MV(A) 19,02 24,97 24,97 19,02 3,16
ZV(A) 3,80 4,99 4,99 3,80 --
LV(N) 120,74 158,52 158,52 120,74 32,26
MV(N) 19,14 25,13 25,13 19,14 3,67
ZV(N) 7,36 9,67 9,67 7,36 0,73
Helling 0 0 0 0 0
--
88,00
10,00
2,00
169,37
14,89
1,86
75,80
3,16
--
32,26
3,67
0,73
0
Geomilieu V1.81
30-3-2011 10:42:44
B i j l a g e
5 :
A d v i e z e n v e i l i g h e i d
e x t e r n e
B i j l a g e
6 :
B o d e m o n d e r z o e k
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
4 november 2011
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
Verantwoording Titel
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk
te Drogeham Opdrachtgever de heer T. Spinder Projectleider Harm Hubbeling Auteur(s) Peter Kanon Uitvoering veldwerk Marco Uineken (certificaatnummer K54913/01) Projectnummer 4814457 Aantal pagina's 26 (exclusief bijlagen) Datum 4 november 2011 Handtekening
Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Colofon Tauw bv Vestiging Assen Transportweg 12 Postbus 722 9400 AS Assen Telefoon +31 59 23 91 30 0 Fax +31 59 23 91 32 5
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001 VCA**-certificering voor veilig werken bij meet- en inspectieactiviteiten en bodemsaneringen, ook in risicogebieden railinfra Er zijn analyses uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
5\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
6\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5 1
Inleiding.......................................................................................................................... 9
2
Vooronderzoek en onderzoeksstrategie ................................................................... 11
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Algemeen ...................................................................................................................... 11 Huidige situatie .............................................................................................................. 11 Uitgevoerde bodemonderzoeken .................................................................................. 11 Historie tot op heden ..................................................................................................... 12 Toekomstige situatie ..................................................................................................... 12 Geohydrologie ............................................................................................................... 12 Hypothese voor het onderzoek ..................................................................................... 13
3 3.1 3.2
Uitgevoerde werkzaamheden ..................................................................................... 15 Veiligheid en kwaliteit .................................................................................................... 15 Veld- en analysewerkzaamheden bodemonderzoek .................................................... 16
4 4.1 4.2 4.3
Resultaten .................................................................................................................... 19 Toetsingskader .............................................................................................................. 19 Veldwaarnemingen en metingen ................................................................................... 20 Resultaten verkennend onderzoek................................................................................ 20
4.3.1 4.3.2 4.4
Kwaliteit van de grond ................................................................................................... 20 Kwaliteit van het grondwater ......................................................................................... 21 Toetsing van de hypothese ........................................................................................... 23
5 5.1 5.2
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ........................................................... 25 Samenvatting ................................................................................................................ 25 Conclusies en aanbevelingen ....................................................................................... 26
5.3
Aanbevelingen............................................................................................................... 26
Bijlage(n) 1. Regionale ligging van de onderzoekslocatie 2. Onderzoekslocatie met monsterpunten 3. Boorprofielen 4. Locatiespecifieke toetsingswaarden 5. Analysecertificaten
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
7\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
8\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
1 Inleiding Tauw heeft in opdracht van de heer T. Spinder uit Drogeham een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een perceel nabij de Tillewei/Lândyk te Drogeham. De aanleiding voor het bodemonderzoek is een voorgenomen aan-/verkoop van de onderzoekslocatie, evenals de geplande inrichtingswerkzaamheden. Het bodemonderzoek heeft tot doel de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vast te stellen. Leeswijzer Navolgend worden de onderstaande hoofdstukken behandeld: Vooronderzoek en onderzoeksstrategie Uitgevoerde werkzaamheden Resultaten grond en grondwater Samenvatting en conclusies
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
9\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
10\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
2 Vooronderzoek en onderzoeksstrategie 2.1
Algemeen
Tauw heeft het vooronderzoek uitgevoerd volgens de Nederlandse norm NEN 57251. Gezien de aanleiding van dit onderzoek is een standaard vooronderzoek uitgevoerd. In dit vooronderzoek hebben wij informatie verzameld over het historische, huidige en toekomstige gebruik van de locatie. Daarnaast hebben wij informatie verzameld over de bodemopbouw en geohydrologie. Ook hebben we de omvang van de onderzoekslocatie afgebakend en een onderzoekshypothese opgesteld. Ten behoeve van dit vooronderzoek hebben we de volgende bronnen geraadpleegd: Informatie verstrekt door de opdrachtgever Informatie verkregen bij de gemeente Achterkarspelen, contactpersoon de heer K. Slagman Kadaster NAGROM. NAtionaal GROndwater Model VEWIN. Provinciale overzichten win- en productiemiddelen www.bodemloket.nl Website van de gemeente Achterkarspelen Website van de provincie Fryslân
2.2
Huidige situatie
De onderzoekslocatie ligt nabij de Tillewei/Lândyk in Drogeham en heeft een oppervlakte van circa 9.700 m². De regionale ligging van de onderzoekslocatie vindt u in bijlage 1 (schaal 1:25.000). In bijlage 2 vindt u een situatieschets van de onderzoekslocatie. Hierop zijn de grenzen van de onderzoekslocatie aangegeven.
2.3
Uitgevoerde bodemonderzoeken
Op de locatie zijn voor zover bekend geen bodemonderzoeken uitgevoerd.
1
NEN 5725: Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NEN, januari 2009
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
11\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
2.4
Historie tot op heden
Op basis van gegevens vanuit het bodemloket (www.bodemloket.nl) dan wel nazca (www.milieu-info.nl) blijkt dat ter plaatse van de onderzoekslocatie twee gedempte sloten aanwezig zijn (geweest). De beide verdachte locaties zijn bekend bij de provincie met de volgende kenmerken: NZ054402440 en NZ054422837. Daarnaast staan beide verdachte locaties als demping (niet gespecificeerd) in het systeem vermeld met als startdatum activiteit het jaar 2000 genoemd. Verder is er geen informatie van de gemeente dan wel provincie over de gedempte sloten dan wel andere verdachte activiteiten aanwezig.
2.5
Toekomstige situatie
In de toekomst wordt het terrein opnieuw heringericht.
2.6
Geohydrologie
In tabel 2.1 vindt u een overzicht van de regionale geohydrologische situatie ter plaatse van de onderzoekslocatie.
Tabel 2.1 Regionale geohydrologische gegevens
Onderdeel Grondwaterstromingsrichting *1)
Oost Noord Oost
Stijghoogte van het grondwater *1)
0,38 m +NAP
Ligging t.o.v. grondwaterbeschermingsgebied *2)
4.937 meter
Maaiveldhoogte *3)
1,5 m +NAP
Diepte freatisch grondwater *4)
1,2 - 2,5 m -mv
Geologie *5)
Lemig fijn zand met keileem inschakelingen op potklei
Dikte van de Deklaag *4)
20 - 30 meter
Zout of brak grondwater *6)
Nee
*1) NAGROM. NAtionaal GROndwater Model *2) VEWIN. Provinciale overzichten win- en productiemiddelen *3) Topografische Dienst. Hoogtecijferkaart *4) RIVM (e.d.) 1987. Kwetsbaarheid van het grondwater *5) Toegepaste Geologische kaart *6) Atlas van Nederland
Op de onderzoekslocatie ligt de grondwaterstand op ongeveer 1,3 à 1,5 m -mv. Lokale factoren zoals waterlopen, drainagesystemen, (lekke) rioleringen en dergelijke, kunnen de stromingsrichting van het oppervlakkig (freatisch) grondwater beïnvloeden.
12\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
2.7
Hypothese voor het onderzoek
Op basis van de informatie verkregen uit het vooronderzoek wordt als hypothese gesteld dat de locatie verdacht is voor de aanwezigheid van bodemverontreiniging ter plaatse van de gedempte sloten. Het overige terrein kan als onverdacht worden beschouwd. Tauw heeft het onderzoek uitgevoerd op basis van de onderzoeksstrategie voor het verkennend onderzoek zoals is weergegeven in de norm NEN 57402. Op aangeven van de opdrachtgever is geen onderzoek verricht ter plaatse van de gedempte sloten wat volgens de NEN 5740 wel wordt voorgeschreven. Aangezien volgens de NEN 5740 niet aan de juiste richtlijn is voldaan (op aangeven van de opdrachtgever) moeten de resultaten als indicatief worden beschouwd.
2
NEN 5740: Bodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek, NEN, januari 2009
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
13\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
14\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
3 Uitgevoerde werkzaamheden 3.1
Veiligheid en kwaliteit
Het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg Bodembeheer’ geeft aan dat de activiteiten in het kader bodembeheer, waaronder veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek goed en betrouwbaar volgens door de overheid opgestelde protocollen en programma’s zijn/worden uitgevoerd. Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Bij interne opdrachtverlening is/wordt gebruik gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit hieraan stelt.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn voor het SIKBprocescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek: VKB-protocol 2001: Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen VKB-protocol 2002: Het nemen van grondwatermonsters Tauw verklaart hierbij dat het een onafhankelijke positie heeft (en kan behouden) ten opzichte van de opdrachtgever. Dat wil zeggen dat er geen organisatorische relatie bestaat met de opdrachtgever (zuster- of moederbedrijf) of diens eigenaar, maar ook dat er geen belangenverstrengeling is of kan optreden in relatie tot andere Tauw-projecten of andere opdrachtgevers. Het veldwerk is uitgevoerd op 10 oktober 2010. In bijlage 2 vindt u een situatieschets van de onderzoekslocatie met de punten waar wij de monsters hebben genomen. De chemische analyses zijn conform AS3000 uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West.
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
15\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
3.2
Veld- en analysewerkzaamheden bodemonderzoek
Tabel 3.1. biedt u een overzicht van de werkzaamheden.
Tabel 3.1 Uitgevoerde veld- en analysewerkzaamheden
Omschrijving
Aantal
Oppervlakte onderzoekslocatie in m
2
9.700
Veldwerk
Aantal (monsterpunten)
Boring tot 0,5 m -mv
24 (7 t/m 20)
Boring tot 0,6 m -mv
4 (21 t/m 24)
Boring tot 2,0 m -mv
4 (3 t/m 6)
Boring met peilbuis (3,0 m -mv)
2 (1 en 2)
Chemische analyses* Standaardpakket grond
1)
Standaardpakket grondwater 1)
5 2)
2
Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), Som-PCB’s, Som-PAK, minerale olie, lutum en humus
2)
Metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), minerale olie, vluchtige
*
De samenstelling van de mengmonsters is weergegeven in tabel 3.2
aromatische koolwaterstoffen, vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen
Tabel 3.2 Samenstelling mengmonsters
Omschrijving
Deelmonsters opgenomen in
Diepte (m -mv)
Samenstelling en bijzonderheden
mengmonster*
mengmonster
1, 4 en 5
1-1, 1-2, 4-1, 5-1 en 5-2
Ca. 0-1,0
Zand, geen bijzonderheden
1 t/m 6
1-3, 1-4, 2-3, 2-4, 3-3, 4-3, 4-4,
Ca. 1,0-2,0
Zand, geen bijzonderheden
2, 6, 8, 11,
2-1, 6-1, 8-1, 11-1, 16-1, 17-1,
0-0,5
Zand, geen bijzonderheden
16 t/m 20
18-1, 19-1 en 20-1
3, 7, 9, 10,
3-1, 7-1, 9-1, 10-1, 12-1, 13-1,
0-0,5
Zand, geen bijzonderheden
12 t/m 15
14-1 en 15-1
21 t/m 24
21-1, 22-1, 23-1 en 24-1
0,3-0,4
Zand, Sliblaag
5-3 en 6-3
*
De samenstelling van de mengmonsters heeft plaatsgevonden in het laboratorium
De lutumfractie en het gehalte aan organische stof zijn bepaald in het laboratorium.
16\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
Het opgeboorde materiaal is tijdens veldwerkzaamheden zintuiglijk beoordeeld op textuur, kleur en bijzonderheden. In gevallen waar mogelijk sprake is van verontreiniging met kankerverwekkende verbindingen (waaronder aromaten) zijn geurwaarnemingen volgens de Arbo-wetgeving niet meer toegestaan. Om een indicatie te krijgen of het opgeboorde bodemmateriaal olieachtige componenten bevat is tijdens de veldwerkzaamheden gebruik gemaakt van de oliepanmethode. Hierbij wordt het bodemmateriaal in aanraking gebracht met water. Indien een oliefilm of olieplaatjes zichtbaar worden op het water is dit een indicatie voor de aanwezigheid van een olieverontreiniging. Het grondwater is bemonsterd op 18 oktober 2011. De zuurgraad (pH), de elektrische geleidbaarheid (EC) en de grondwaterstand van het grondwater zijn gemeten tijdens de monsterneming in het veld.
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
17\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
18\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
4 Resultaten 4.1
Toetsingskader
Bodem De analyseresultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden uit de Circulaire bodemsanering 2009 en het Besluit bodemkwaliteit ingegaan per 1 juli 2008 en gewijzigd op 9 april 2009. Dit toetsingskader bestaat uit Achtergrondwaarden (AW) voor grond, Streefwaarden voor grondwater en Interventiewaarden voor grond en grondwater. De Tussenwaarden zijn gedefinieerd als T = ½(AW + I) voor grond en T = ½(S + I) voor grondwater. De wijze van weergave in de navolgende tabellen staat vermeld in het onderstaande overzicht.
Tabel 4.1 Overzicht toetsingskader
Concentratieniveau voor een stof
Weergave in tabellen
≤ AW/S-waarde (of < rapportagegrens)
-
> AW/S-waarde ≤ T-waarde
+
> T-waarde ≤ I-waarde
++
> I-waarde
+++
Bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem worden de toetsingswaarden voor standaardbodem omgerekend naar de toetsingswaarden voor het locatiespecifieke bodemtype. Hierbij is gebruik gemaakt van de gemeten gehalten aan organische stof (humus) en lutum (kleifractie). De berekende locatiespecifieke toetsingswaarden en verdere bijzonderheden zijn weergegeven in een locatiespecifieke toetsingstabel. Deze tabel vindt u in bijlage 4. De analyseresultaten zijn opgenomen in bijlage 5.
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
19\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
4.2
Veldwaarnemingen en metingen
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op een eventuele verontreiniging van de bodem. Wel is een bestaande sloot gevonden met een sliblaag. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen specifiek asbestverdacht materiaal waargenomen. Wij hebben tijdens de bemonstering van het grondwater de pH, geleidbaarheid (EC) en de grondwaterstand gemeten. Tabel 4.2 geeft een overzicht van deze gegevens.
Tabel 4.2 Grondwaterbemonsteringsgegevens Peilbuis 1 2
Filterdiepte (m -mv) Datum 2,00 - 3,00 10.10.2011 18.10.2011 2,00 - 3,00 10.10.2011 18.10.2011
GWS (m -bp) 1,50 0,87 1,50 1,17
pH (-) 7,09 7,09
EC (µS/cm) 840 800 740 790
De gemeten waarden voor de zuurgraad (pH) en geleidbaarheid (EC) zijn normaal voor deze regio. U vindt in bijlage 3 in de boorprofielen een overzicht van alle zintuiglijke waarnemingen.
4.3
Resultaten verkennend onderzoek
De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5. 4.3.1 Kwaliteit van de grond Tabel 4.3 biedt een overzicht van de analyseresultaten en de toetsing van de grond.
20\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
Tabel 4.3 Analyseresultaten grond (mg/kg d.s.) en interpretatie Boringen
1, 4 en 5
1 t/m 6
Diepte (m -mv) Bijzonderheden Lutum (%) Humus (%)
ca. 0-1,0 3,5 3,8
METALEN barium (Ba)* cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
25 < 0,2 4,2 6 < 0,05 14 < 1,5 <4 24
-
3, 7, 9, 10, 12 t/m 15 0-0,5 3,1 3,8
21 t/m 24
ca. 1,0-2,0 1 1
2, 6, 8, 11, 16 t/m 20 0-0,5 2,3 3,8
< 20 < 0,2 1,5 <5 < 0,05 < 10 < 1,5 <4 < 20
< 20 < 0,2 3,2 8,9 < 0,05 27 < 1,5 <4 20
-
< 20 < 0,2 3 7,2 < 0,05 18 < 1,5 <4 21
-
100 0,42 8,4 25 0,15 56 2,9 11 180
+ + + +
-
n.a.
-
n.a.
-
-
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10) # n.a. n.a. n.a.
0,3-0,4 Sliblaag 11 16,2
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7)
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
n.a.
-
OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40)
26
-
< 20
-
< 20
-
29
-
220
-
* # n.a.
Per april 2009 zijn in de Circulaire bodemsanering 2009 de bodemnormen voor barium tijdelijk buiten werking gesteld. Het gehalte aan barium is derhalve niet getoetst de individuele PAK zijn niet toetsbaar conform de Wbb niet aantoonbaar
In het mengmonster van de sliblaag van de boringen 21 t/m 24 (0,3 - 0,4 m -mv) overschrijden de gehalten aan kwik, lood, molybdeen en zink de achtergrondwaarden. De overige geanalyseerde parameters zijn gemeten in gehalten beneden de achtergrondwaarde en/of rapportagegrens. 4.3.2
Kwaliteit van het grondwater
Tabel 4.4 biedt een overzicht van de analyseresultaten en de toetsing van het grondwater.
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
21\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
Tabel 4.4 Analyseresultaten grondwater (µg/l) en interpretatie Peilbuis Filterdiepte (m -mv)
1 2,0-3,0
2 2,0-3,0
METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
82 < 0,8 < 20 < 15 < 0,05 < 15 5,6 < 15 < 65
+ + -
89 < 0,8 < 20 < 15 < 0,05 < 15 <5 < 15 < 65
+ -
< 0,2 < 0,5 < 0,5 n.a. < 0,5
-
< 0,2 < 0,5 < 0,5 n.a. < 0,5
-
-
< 0,05
-
-
< 0,2 < 0,2 < 0,5 < 0,5 < 0,1 n.a. n.a. < 0,5 < 0,1 < 0,1 < 0,5 < 0,1 < 0,1
-
<<
< 100 < 0,5
<<
AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen ethylbenzeen tolueen xylenen (som) styreen
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen
< 0,05
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN vinylchloride < 0,2 dichloormethaan < 0,2 1,1-dichloorethaan < 0,5 1,2-dichloorethaan < 0,5 1,1-dichlooretheen < 0,1 1,2-dichl.etheen (c+t) n.a. Dichloorpropaan n.a. trichloormethaan (chloroform) < 0,5 1,1,1-trichloorethaan < 0,1 1,1,2-trichloorethaan < 0,1 trichlooretheen (tri) < 0,5 tetrachloormethaan (tetra) < 0,1 tetrachl.etheen (per) < 0,1 OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) tribroommethaan (bromoform) n.a. <<
22\26
< 100 < 0,5
niet aantoonbaar concentratie is kleiner dan de rapportagegrens en/of T-waarde
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
Uit de analyseresultaten van het grondwater vanuit beide peilbuizen blijkt dat maximaal licht verhoogde concentraties aan barium is gemeten (boven de streefwaarde). De overige geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd gemeten (beneden de streefwaarden en/of detectiegrenzen).
4.4
Toetsing van de hypothese
Op basis van de onderzoeksresultaten moet de hypothese dat er geen bodemverontreiniging op het terrein (uitgezonderde de gedempte sloten) te verwachten is, worden verworpen. In de grond ter plaatse van de boringen 21 t/m 24 (0,3-0,4 m -mv, sliblaag) zijn maximaal licht verhoogde gehalten gemeten.
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
23\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
24\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
5 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5.1
Samenvatting
Tauw heeft in opdracht van de heer T. Spinder uit Drogeham een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een perceel nabij de Tillewei/Lândyk te Drogeham. De aanleiding voor het bodemonderzoek is een voorgenomen aan-/verkoop van de onderzoekslocatie, evenals de geplande inrichtingswerkzaamheden. Het bodemonderzoek heeft tot doel de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vast te stellen. Vooronderzoek Op de locatie zijn voor zover bekend geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van gegevens vanuit het bodemloket (www.bodemloket.nl) dan wel nazca (www.milieu-info.nl) blijkt dat ter plaatse van de onderzoekslocatie twee gedempte sloten aanwezig zijn (geweest). De beide verdachte locaties zijn bekend bij de provincie met de volgende kenmerken: NZ054402440 en NZ054422837. Daarnaast staan beide verdachte locaties als demping (niet gespecificeerd) in het systeem vermeld met als startdatum activiteit het jaar 2000 genoemd. Verder is er geen informatie van de gemeente dan wel provincie over de gedempte sloten dan wel andere verdachte activiteiten aanwezig. Op aangeven van de opdrachtgever is geen onderzoek verricht ter plaatse van de gedempte sloten wat volgens de NEN 5740 wel wordt voorgeschreven. Aangezien volgens de NEN 5740 niet aan de juiste richtlijn is voldaan (op aangeven van de opdrachtgever) moeten de resultaten als indicatief worden beschouwd. Zintuiglijke waarnemingen Bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Wel is een bestaande sloot gevonden met een sliblaag. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal is visueel geen specifiek asbestverdacht materiaal waargenomen. Grond In het mengmonster van de sliblaag van de boringen 21 t/m 24 (0,3-0,4 m -mv) overschrijden de gehalten aan kwik, lood, molybdeen en zink de achtergrondwaarden. De overige geanalyseerde parameters zijn gemeten in gehalten beneden de achtergrondwaarde en/of rapportagegrens.
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
25\26
Kenmerk R001-4814457PKN-afr-V01-NL
Grondwater Uit de analyseresultaten van het grondwater blijkt dat maximaal een licht verhoogde concentratie aan barium is gemeten (boven de streefwaarde). De overige geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd gemeten (beneden de streefwaarden en/of detectiegrenzen).
5.2
Conclusies en aanbevelingen
Door middel van dit bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat in zowel de grond als het grondwater maximaal licht verhoogde waarden zijn gemeten aan barium, kwik, lood, molybdeen en/of zink. De gemeten waarden zijn dusdanig dat ze geen risico voor de volksgezondheid en/of het milieu vormen. Gezien het feit dat maximaal licht verhoogde waarden zijn gemeten, zijn verdere maatregelen met betrekking tot deze verontreinigingen niet noodzakelijk.
5.3
Aanbevelingen
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er onzes inziens geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen transactie, dan wel herinrichting van de locatie. Hierbij wordt opgemerkt dat niet uit te sluiten valt dat tijdens de herinrichting ter plaatse van de gedempte sloten bodemvreemde materialen worden aangetroffen. Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren. In algemene zin wordt opgemerkt dat onderhavig onderzoek een algemeen beeld schetst van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Bij het uitvoeren van grondverzet dient men dan ook alert te zijn op mogelijk plaatselijk voorkomende zintuiglijke afwijkingen.
26\26
Verkennend bodemonderzoek op een perceel nabij de Tillewei/Landyk te Drogeham
Bijlage
1
Regionale ligging van de onderzoekslocatie
Regionale ligging van de onderzoekslocatie
Bijlage I
Kootstertille
Prinses Margrietkanaal
Drogeham
Harkem
Hoogzand
© Topografische Dienst Nederland, Emmen
Opdrachtgever
T. Spinder Project
Verkennend bodemonderzoek Tillewei te Droge Onderdeel
Regionale ligging van de onderzoekslocatie
N 0
500
Schaal
Status
1 : 25.000 Formaat
A4-Portrait Dat. 7.10.2011 16:45
Definitief Projectnummer
4814457 Tekeningnummer
Getek. TDA
0 Gec. pkn
1000
1500m
Postbus 133 7400 AC Deventer Tel. (0570)699911 Fax (0570)699666
Bijlage
2
Onderzoekslocatie met monsterpunten
Opdrachtgever
Boring
Schaal
Spinder Project
Verkennend bodemonderzoek Tillewei te Drogeham
Peilbuis Slib
Onderdeel
Gebouwen Locatie
Situering monsterpunten
N
SubSite 0
25
Formaat
A4 210x297 mm Dat. 11.10.2011 12:06 Getek.
Gec.
50m
Status
1 : 1.000
Boring tot 0,5 m
Definitief Projectnummer
4814457 Tekeningnummer
P00001 pkn Postbus 133 7400 AC Deventer Tel. (0570)699911 Fax (0570)699666
Bijlage
3
Boorprofielen
1
2
3
4
5
0,00 t.o.v. MV
geroerd
-0,50
geroerd
geroerd
1
1
1
1
-1,00
2
2
2
2
2
-1,50
3
3
3
3
3
-2,00
4
4
4
4
4
-2,50
5
5
-3,00
6
6
geroerd
Profielen conform NEN 5104
geroerd
1
4814457 : Drogeham, Tillewei
6
7
8
9
10
0,00 t.o.v. MV
geroerd
geroerd
-0,50
1
-1,00
2
-1,50
3
-2,00
4
geroerd
1
geroerd
1
geroerd
1
1
-2,50
-3,00
Profielen conform NEN 5104
4814457 : Drogeham, Tillewei
11
12
13
14
15
0,00 t.o.v. MV
geroerd
-0,50
geroerd
1
geroerd
1
geroerd
1
geroerd
1
1
-1,00
-1,50
-2,00
-2,50
-3,00
Profielen conform NEN 5104
4814457 : Drogeham, Tillewei
16
17
18
19
20
0,00 t.o.v. MV
geroerd
-0,50
geroerd
1
geroerd
1
geroerd
1
geroerd
1
1
-1,00
-1,50
-2,00
-2,50
-3,00
Profielen conform NEN 5104
4814457 : Drogeham, Tillewei
21
22
23
24
0,00 t.o.v. MV water OVERIGEN
sliblaag OVERIGEN
-0,50
water OVERIGEN
1
leembrokken(2/m.grof)
sliblaag OVERIGEN
water OVERIGEN
1
leembrokken(2/m.grof) 2
sliblaag OVERIGEN
water OVERIGEN
1
leembrokken(2/m.grof) 2
sliblaag OVERIGEN
1
leembrokken(2/m.grof) 2
2
-1,00
-1,50
-2,00
-2,50
-3,00
Profielen conform NEN 5104
4814457 : Drogeham, Tillewei
Legenda boorprofielen
1
monsterpunt nummer
0,00 t.o.v. MV
klei kleiig
Indicatieve geurzone
klei zwak fijnzandig
1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk leem siltig
leem matig zandig
G:
1
monstercodering
-1,00 steekbusmonster grondwaterstand
fijn zand zandig
fijn zand sterk humeus
-2,00
Bijzonderheid matig grof zand
1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk
matig grof zand sterk humeus zwak kleiig
peilbuis bodemluchtmonster
-3,00 casing zeer grof zand
bentoniet grind grindig
-4,00
filter
veen humeus
-5,00
arcering conform NEN 5104
grind
Bijlage
4
Locatiespecifieke toetsingswaarden
TTT – STI Grond Datum: 17 okt 2011 Lutum Humus Labmonster:
METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
3,5% 3,8% 1, 4 en 5 (ca. 0-1,0) gAW T
I
0,39 5,0 22 0,11 34 1,5 14 66
282 8,4 63 102 26 357 190 39 340
4,4 34 62 13 195 96 26 203
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10) 1,5 21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7) 0,0076 0,19
0,38
OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 72
1900
Lutum Humus Labmonster:
986
1% 1% 1 t/m 5 (ca. 1,0-2,0) gAW T
I
0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59
237 7,6 54 92 25 337 190 34 303
METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
4,0 29 56 13 184 96 23 181
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10)
1,5
21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7) 0,0040 0,10
0,20
OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 38
1000
519
Lutum Humus Labmonster:
METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
2,3% 3,8% 2, 6, 8, 11, 16 t/m 20 (0-0,5) gAW T
I
0,38 4,4 21 0,11 33 1,5 12 63
246 8,2 56 98 26 350 190 35 322
4,3 30 60 13 191 96 24 192
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10) 1,5 21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7)
0,0076
0,19
0,38
986
1900
OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 72
Lutum Humus Labmonster:
METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
3,1% 3,8% 3, 7, 9, 10, 12 t/m 15 (0-0,5) gAW T
I
0,38 4,8 21 0,11 33 1,5 13 65
270 8,3 61 101 26 355 190 37 334
4,3 33 61 13 194 96 25 200
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10) 1,5 21
40
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7) 0,0076 0,19
0,38
OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 72
986
1900
Lutum Humus Labmonster:
METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
11% 16,2% 21, t/m 24 (0,3-0,4) sliblaag gAW T
I
0,62 8,5 35 0,13 45 1,5 21 107
505 14 107 165 32 481 190 60 552
7,1 58 100 16 263 96 41 330
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN PAK (som 10) 2,4 34
65
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN PCB's (som 7)
0,032
0,83
1,6
4204
8100
OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 308
gAW:
Achtergrondwaarden [mg/kg ds]
T:
Tussenwaarden grond [mg/kg ds]
I:
Interventiewaarden grond [mg/kg ds]
Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering 2009 (Staatscourant 17 april 2009, 67) Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007, 247
TTT – STI Grondwater Datum: 26 okt 2011 Lutum Humus Labmonster(s):
METALEN barium (Ba) cadmium (Cd) cobalt (Co) koper (Cu) kwik (Hg) lood (Pb) molybdeen (Mo) nikkel (Ni) zink (Zn)
NaN% NaN% Pb 1 F(2-3) Pb 2 F(2-3) So
To
Io
50 0,40 20 15 0,050 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,18 45 153 45 433
625 6,0 100 75 0,30 75 300 75 800
15 77 504 35 153
30 150 1000 70 300
AROMATISCHE VERBINDINGEN benzeen 0,20 ethylbenzeen 4,0 tolueen 7,0 xylenen (som) 0,20 styreen 6,0
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen
0,010
35
70
2,5 500 454 204 5,0 10 40 203 150 65 262 5,0 20
5,0 1000 900 400 10 20 80 400 300 130 500 10 40
325 315
600 630
GECHLOREERDE KOOLWATERSTOFFEN vinylchloride dichloormethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen 1,2-dichl.etheen (c+t) Dichloorpropaan trichloormethaan (chloroform) 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen (tri) tetrachloormethaan (tetra) tetrachl.etheen (per)
0,010 0,010 7,0 7,0 0,010 0,010 0,80 6,0 0,010 0,010 24 0,010 0,010
OVERIGE STOFFEN minerale olie (C10-C40) 50 tribroommethaan (bromoform) -
So:
Streefwaardenwaarden grondwater [ug/l]
To:
Tussenwaarden grondwater [ug/l]
Io:
Interventie grondwater [ug/l]
Streefwaarden grondwater en Interventiewaarden bodemsanering uit de Circulaire Bodemsanering 2009 (Staatscourant 17 april 2009, 67) Achtergrondwaarden uit Toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater conform Staatscourant 2007, 247
Bijlage
5
Analysecertificaten
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
TAUW ASSEN POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr.
17.10.2011 35004564 272541
Blad 1 van 4
ANALYSERAPPORT Opdracht 272541 Bodem / Eluaat Opdrachtgever Referentie Opdrachtacceptatie Monsternemer
35004564 TAUW ASSEN 4814457 Drogeham, Tillewei 11.10.11 Opdrachtgever
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd overeenkomstig onze erkenning voor de werkzaamheid "Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek" van het Besluit Bodemkwaliteit. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet, AL-West B.V. Dhr. Jan Godlieb, Tel. +31/570788113 Klantenservice Distributeur
TAUW ASSEN , Peter Kanon
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Blad 2 van 4
Opdracht 272541 Bodem / Eluaat Monsternr. Monstername
Monsteromschrijving
534187 534193 534203 534213 534222
1, 4 en 5 (ca. 0-1,0) 1 t/m 5 (ca. 1,0-2,0) 2, 6, 8, 11, 16 t/m 20 (0-0,5) 3, 7, 9, 10, 12 t/m 15 (0-0,5) 21, t/m 24 (0,3-0,4) sliblaag
10.10.2011 10.10.2011 10.10.2011 10.10.2011 10.10.2011
Eenheid
534187 1, 4 en 5 (ca. 0-1,0)
534193 1 t/m 5 (ca. 1,0-2,0)
534203 2, 6, 8, 11, 16 t/m 20 (0-0,5)
534213 3, 7, 9, 10, 12 t/m 15 (0-0,5)
534222 21, t/m 24 (0,3-0,4) sliblaag
Algemene monstervoorbehandeling
Droge stof
%
IJzer (Fe2O3)
% Ds
-++ -++ -80,9 -<5,0
Organische stof
% Ds
3,8--
Carbonaten dmv asrest
% Ds
-0,6
-0,5
-0,5
-0,5
-1,5
% Ds
-3,5
-<1,0
-2,3
-3,1
-11
-<20
-<20
-<20
-100
-<0,20
-<0,20
-<0,20
-0,42
-1,5 -<5,0 -<0,05 -<10 -<1,5 -<4,0 -<20
-3,2 -8,9 -<0,05 -27 -<1,5 -<4,0 -20
-3,0 -7,2 -<0,05 -18 -<1,5 -<4,0 -21
-8,4 -25 -0,15 -56 -2,9 -11 -180
Koningswater ontsluiting Voorbehandeling conform AS3000
-++ -++ -82,1 -<5,0
-++ -++ -82,2 -<5,0
-++ -++ -78,6 -<5,0
-++ -++ -36,7 -<5,0
Klassiek Chemische Analyses x)
x)
1,0--
x)
3,8--
x)
3,8--
x)
16,2--
Fracties (sedigraaf) Fractie < 2 µm Metalen Barium (Ba)
mg/kg Ds
Cadmium (AS3000)
mg/kg Ds
Cobalt (Co)
mg/kg Ds
Koper (AS3000)
mg/kg Ds
Kwik (Hg)
mg/kg Ds
Lood (AS3000)
mg/kg Ds
Molybdeen (AS3000)
mg/kg Ds
Nikkel (AS3000)
mg/kg Ds
Zink (AS3000)
mg/kg Ds
-25 -<0,20 -4,2 -6,0 -<0,05 -14 -<1,5 -<4,0 -24
Anthraceen
mg/kg Ds
-<0,050
-<0,050
-<0,050
-<0,050
-<0,050
Benzo(a)anthraceen
mg/kg Ds
-<0,050
-<0,050
-<0,050
-<0,050
-<0,050
Benzo(a)pyreen
mg/kg Ds mg/kg Ds
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg Ds
Chryseen
mg/kg Ds
Fenanthreen
mg/kg Ds
Fluorantheen
mg/kg Ds
Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen
mg/kg Ds
Naftaleen
mg/kg Ds
Som PAK (VROM)
mg/kg Ds
Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Minerale olie
mg/kg Ds
-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -n.a. #) 0,35--
-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -n.a. #) 0,35--
-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -n.a. #) 0,35--
-<0,050
Benzo(ghi)peryleen
-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -n.a. #) 0,35--
Koolwaterstoffractie C10-C40
mg/kg Ds
-26 -<4,0 -<4,0 -<2,0 -<2,0
-<20
-<20 -<4,0 -<4,0 -<2,0 -<2,0
-29 -<4,0 -<4,0 -<2,0 -<2,0
-220
-<4,0 -<4,0 -<2,0 -<2,0
PAK
Koolwaterstoffractie C10-C12
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C12-C16
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C16-C20
mg/kg Ds
Koolwaterstoffractie C20-C24
mg/kg Ds
-<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -<0,050 -n.a. #)
0,35--
-27 -27 -30 -30
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Blad 3 van 4
Opdracht 272541 Bodem / Eluaat Eenheid
534187 1, 4 en 5 (ca. 0-1,0)
534193 1 t/m 5 (ca. 1,0-2,0)
534203 2, 6, 8, 11, 16 t/m 20 (0-0,5)
534213 3, 7, 9, 10, 12 t/m 15 (0-0,5)
534222 21, t/m 24 (0,3-0,4) sliblaag
Minerale olie Koolwaterstoffractie C24-C28
mg/kg Ds
-<2,0
-<2,0
-<2,0
-<2,0
Koolwaterstoffractie C28-C32
mg/kg Ds
-6,8
-<2,0
-<2,0
-7,5
Koolwaterstoffractie C32-C36
mg/kg Ds
-6,8
-<2,0
-2,7
-6,2
Koolwaterstoffractie C36-C40
mg/kg Ds
-4,9
-<2,0
-<2,0
-3,4
-30 -34 -27 -14
PCB 28
mg/kg Ds
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
PCB 52
mg/kg Ds
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
-<0,0010
PCB 101
mg/kg Ds mg/kg Ds
PCB 138
mg/kg Ds
PCB 153
mg/kg Ds
PCB 180
mg/kg Ds
Som PCB (7 Ballschmiter)
mg/kg Ds
Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7)
mg/kg Ds
-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -n.a. #) 0,0049--
-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -n.a. #) 0,0049--
-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -n.a. #) 0,0049--
-<0,0010
PCB 118
-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -n.a. #) 0,0049--
Polychloorbifenylen
-<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -<0,0010 -n.a. #)
0,0049--
Verklaring:"<" of na betekent dat het gehalte van de component lager is dan de rapportagegrens. x) Gehaltes beneden de rapportagegrens zijn niet mee inbegrepen. #) Bij deze som zijn resultaten "
Het organische stof gehalte wordt gecorrigeerd voor het lutum gehalte, als geen lutum bepaald is wordt gecorrigeerd als ware het lutum gehalte 5,4% Begin van de analyses: 11.10.11 Einde van de analyses: 17.10.11 De onderzoeksresultaten hebben alleen betrekking op het aangeleverde monstermateriaal.Monsters met onbekende herkomst, kunnen slechts beperkt gecontroleerd worden op plausibiliteit.
AL-West B.V. Dhr. Jan Godlieb, Tel. +31/570788113 Klantenservice Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport zonder handtekening rechtsgeldig. Distributeur
TAUW ASSEN , Peter Kanon Toegepaste methoden Grond conform AS 3000: Voorbehandeling conform AS3000 Barium (Ba) Lood (AS3000) Cadmium (AS3000) Cobalt (Co) Koper (AS3000) Molybdeen (AS3000) Nikkel (AS3000) Kwik (Hg) Zink (AS3000) conform AS 3000 en NEN 5754: Organische stof conform AS3000: Koolwaterstoffractie C10-C40 Som PAK (VROM) Som PAK (VROM) (Factor 0,7) Som PCB (7 Ballschmiter) Som PCB (7 Ballschmiter) (Factor 0,7) conform AS3000: n) Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40 conform AS3000: Koningswater ontsluiting Fractie < 2 µm eigen methode: Carbonaten dmv asrest Gelijkwaardig aan NEN 5739: n)IJzer (Fe2O3) Glw. NEN-ISO 11465;cf. NEN-EN 12880; cf. AS3000:Droge stof n) Niet geaccrediteerd
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Opdracht 272541 Bodem / Eluaat
Blad 4 van 4
Chromatogram for Order No. 272541, Analysis No. 534187, created at 13.10.2011 17:00:06 Monsteromschrijving: 1, 4 en 5 (ca. 0-1,0)
Page 1.
Chromatogram for Order No. 272541, Analysis No. 534193, created at 13.10.2011 18:10:10 Monsteromschrijving: 1 t/m 5 (ca. 1,0-2,0)
Page 2.
Chromatogram for Order No. 272541, Analysis No. 534203, created at 13.10.2011 19:30:16 Monsteromschrijving: 2, 6, 8, 11, 16 t/m 20 (0-0,5)
Page 3.
Chromatogram for Order No. 272541, Analysis No. 534213, created at 13.10.2011 21:20:10 Monsteromschrijving: 3, 7, 9, 10, 12 t/m 15 (0-0,5)
Page 4.
Chromatogram for Order No. 272541, Analysis No. 534222, created at 13.10.2011 14:50:14 Monsteromschrijving: 21, t/m 24 (0,3-0,4) sliblaag
Page 5.
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
TAUW ASSEN POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr.
24.10.2011 35004564 273845
Blad 1 van 3
ANALYSERAPPORT Opdracht 273845 Water Opdrachtgever Referentie Opdrachtacceptatie Monsternemer
35004564 TAUW ASSEN 4814457 Drogeham, Tillewei 18.10.11 Opdrachtgever
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd overeenkomstig onze erkenning voor de werkzaamheid "Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek" van het Besluit Bodemkwaliteit. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet, AL-West B.V. Dhr. Jan Godlieb, Tel. +31/570788113 Klantenservice Distributeur
TAUW ASSEN , Peter Kanon
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Blad 2 van 3
Opdracht 273845 Water Monsternr. Monsteromschrijving
Monstername
542267 542268
18.10.2011 18.10.2011
Pb 1 F(2-3) Pb 2 F(2-3)
Eenheid
Monsternamepunt
542267
542268
Pb 1 F(2-3)
Pb 2 F(2-3)
-89 -<0,80 -<20 -<15 -<0,05 -<15 -<5,0 -<15 -<65
Metalen Barium (Ba)
µg/l
Cadmium (Cd)
µg/l
Cobalt (Co)
µg/l
Koper (Cu)
µg/l
Kwik (Hg)
µg/l
Lood (Pb)
µg/l
Molybdeen (Mo)
µg/l
Nikkel (Ni)
µg/l
Zink (Zn)
µg/l
-82 -<0,80 -<20 -<15 -<0,05 -<15 -5,6 -<15 -<65
Benzeen
µg/l
-<0,20
-<0,20
Tolueen
µg/l
-<0,50
-<0,50
Ethylbenzeen
µg/l
-<0,50
m,p-Xyleen
µg/l
o-Xyleen
µg/l
Som Xylenen
µg/l
Som Xylenen (Factor 0,7)
µg/l
Naftaleen
µg/l
Styreen
µg/l
-<0,50 -<0,20 -<0,10 -n.a. #) 0,21--<0,050 -<0,50
Aromaten
-<0,20 -<0,10 -n.a. #)
0,21--
-<0,050 -<0,50
Chloorhoudende koolwaterstoffen Dichloormethaan
µg/l
-<0,20
-<0,20
Trichloormethaan (Chloroform)
µg/l
-<0,50
-<0,50
Tetrachloormethaan (Tetra)
µg/l
-<0,10
1,1-Dichloorethaan
µg/l
1,2-Dichloorethaan
µg/l
1,1,1-Trichloorethaan
µg/l
1,1,2-Trichloorethaan
µg/l
Vinylchloride
µg/l
1,1-Dichlooretheen
µg/l
Cis-1,2-Dichlooretheen
µg/l
trans-1,2-Dichlooretheen
µg/l
Som cis/trans- 1,2Dichlooretheen
µg/l
-<0,10 -<0,50 -<0,50 -<0,10 -<0,10 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,10 -n.a.
Som cis/trans-1,2Dichlooretheen (Factor 0,7)
µg/l
0,14--
Som Dichlooretheen
µg/l
Som Dichlooretheen (Factor 0,7) Trichlooretheen (Tri)
µg/l
0,21--
0,21--
µg/l
-<0,50
-<0,50
#)
-n.a. #)
-<0,50 -<0,50 -<0,10 -<0,10 -<0,20 -<0,10 -<0,10 -<0,10 -n.a. #)
0,14--
-n.a. #)
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Blad 3 van 3
Opdracht 273845 Water Eenheid
542267
542268
Pb 1 F(2-3)
Pb 2 F(2-3)
Chloorhoudende koolwaterstoffen Tetrachlooretheen (Per)
µg/l
-<0,10
-<0,10
1,1-Dichloorpropaan
µg/l
-<0,20
-<0,20
1,2-Dichloorpropaan
µg/l
-<0,20
-<0,20
1,3-Dichloorpropaan
µg/l
-<0,20
-<0,20
Som Dichloorpropanen
µg/l
-n.a.
-n.a.
Som Dichloorpropanen (Factor µg/l 0,7) Minerale olie
#)
0,42--
#)
0,42--
Koolwaterstoffractie C10-C40
µg/l
-<100
-<100
Koolwaterstoffractie C10-C12
µg/l
-<20
-<20
Koolwaterstoffractie C12-C16
µg/l
-<20
Koolwaterstoffractie C16-C20
µg/l
Koolwaterstoffractie C20-C24
µg/l
Koolwaterstoffractie C24-C28
µg/l
Koolwaterstoffractie C28-C32
µg/l
Koolwaterstoffractie C32-C36
µg/l
Koolwaterstoffractie C36-C40
µg/l
-<20 -<10 -<10 -<10 -<10 -<10 -<10 -<0,50
-<0,50
-<10 -<10 -<10 -<10 -<10 -<10
Broomhoudende koolwaterstoffen Tribroommethaan (bromoform)
µg/l
Verklaring:"<" of na betekent dat het gehalte van de component lager is dan de rapportagegrens. #) Bij deze som zijn resultaten "
AL-West B.V. Dhr. Jan Godlieb, Tel. +31/570788113 Klantenservice Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport zonder handtekening rechtsgeldig. Distributeur
TAUW ASSEN , Peter Kanon Toegepaste methoden conform AS 3000: Dichloormethaan Tribroommethaan (bromoform) Benzeen Trichloormethaan (Chloroform) Tetrachloormethaan (Tetra) Tolueen Ethylbenzeen 1,1-Dichloorethaan 1,2-Dichloorethaan Som Xylenen Naftaleen Styreen 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan Vinylchloride Trichlooretheen (Tri) Tetrachlooretheen (Per) Som Dichloorpropanen Koolwaterstoffractie C10-C40 conform AS 3000: n) Som cis/trans- 1,2-Dichlooretheen Som cis/trans-1,2-Dichlooretheen (Factor 0,7) Koolwaterstoffractie C10-C12 Koolwaterstoffractie C12-C16 Koolwaterstoffractie C16-C20 Koolwaterstoffractie C20-C24 Koolwaterstoffractie C24-C28 Koolwaterstoffractie C28-C32 Koolwaterstoffractie C32-C36 Koolwaterstoffractie C36-C40 conform AS 3000: Barium (Ba) Lood (Pb) Cadmium (Cd) Cobalt (Co) Koper (Cu) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Kwik (Hg) Zink (Zn) Som Xylenen (Factor 0,7) Som Dichlooretheen Som Dichlooretheen (Factor 0,7) Som Dichloorpropanen (Factor 0,7) n) Niet geaccrediteerd
Chromatogram for Order No. 273845, Analysis No. 542267, created at 21.10.2011 09:30:13 Monsteromschrijving: Pb 1 F(2-3)
Page 1.
Chromatogram for Order No. 273845, Analysis No. 542268, created at 21.10.2011 09:40:10 Monsteromschrijving: Pb 2 F(2-3)
Page 2.
B i j l a g e
7 :
W e l s t a n d s c r i t e r i a d e e l g e b i e d
1 3
13 BEDRIJVENTERREINEN Gebiedsbeschrijving De bedrijventerreinen in de vier gemeenten zijn zeer divers. Dit komt tot uitdrukking in de omvang, de aard van de bedrijvigheid, het al dan niet aanwezig zijn van de combinatie wonen/werken en de kwaliteit en representativiteit van de bebouwing. Op de bedrijventerreinen in Dokkum zijn de zichtlocaties en de locaties langs de openbare weg in de meeste gevallen benut voor representatieve delen van bedrijfsgebouwen. Op deze bedrijventerreinen wordt niet of nauwelijks gewoond. De bedrijfsbouwing staat grotendeels in een duidelijke rooilijn, zeker langs de belangrijkste doorgaande wegen. Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel tot modern. De bedrijventerreinen langs het kanaal in de gemeente Achtkarspelen (nabij Kootstertille en Gerkesklooster/Stroobos) zijn van een heel andere aard. Hier is grootschalige bebouwing gerealiseerd, met over het algemeen ook veel buitenopslag van goederen en (half)fabrikaten. De bebouwing is veelal samengesteld uit verschillende bouwmassa’s in verschillende bouwhoogten en kent een traditioneel kleurgebruik. De overige bedrijventerreinen in de vier gemeente zijn vaak combinaties van wonen en werken, of bedrijvigheid die qua aard en schaal passend is bij kleinere kernen. Dit komt uiteraard ook tot uitdrukking in de maat en schaal van de bedrijfsbebouwing. Veelal zijn de bedrijfswoningen (indien aanwezig) voor de bedrijfsloodsen geplaatst. Ook wanneer geen bedrijfswoningen aanwezig zijn, zijn de naar de weg gekeerde gevels van de bedrijfsloodsen duidelijk geleed door middel van gevelopeningen en/of (kleur/materiaal) accenten in de gevel. Hierdoor kennen deze gevels een duidelijke oriëntatie op het openbare gebied. Beleid, waardebepaling en ontwikkeling Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden niet verwacht. Welstandsambitieniveau Voor de gebieden is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit.
44
Gebiedsnummer: 13 Gebiedsnummer: 13 Foto’s
Representatief op zichtlocatie
Eenvoud en toch representatief
Bedrijfswoning staat voor de bedrijfsbebouwing
Gebiedsnaam: Bedrijventerreinen Gebiedsnaam: Bedrijventerreinen Gebiedskenmerken en criteria
Algemene gebiedsintentie: Ui
Re
Plaatsing Representatieve bedrijfsfuncties langs belangrijke ontsluitingswegen en zichtlocaties vertonen meer expressie Bedrijfswoning (voor zover aanwezig) is voor het bedrijfsgebouw gesitueerd danwel geïntegreerd in de hoofdmassa Streven naar opslag van goederen en materieel aan de achterzijde van de bedrijfsbebouwing
♦ ♦ ♦
Hoofdvorm De massa-opbouw is enkelvoudig en kent individuele uitstraling De gebouwen zijn hoofdzakelijk kantig opgezet Vrijstaande bedrijfswoningen zijn in één tot twee bouwlagen al of niet met kap Aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen zijn ondergeschikt
♦ ♦ ♦
Aanzichten Er is sprake van een duidelijke gerichtheid op de openbare ruimte, met een duidelijke representativiteit op zichtlocaties Er is sprake van een duidelijke geleding van de naar de openbare ruimte gerichte gevels (bijvoorbeeld door gevelopeningen en/of materiaaltoepassingen Traditionele hoofdopzet is uitgangspunt voor de bedrijfswoningen
Opmaak Moderne materialen zijn mogelijk; Gevels van vrijstaande bedrijfswoningen hebben hoofdzakelijk een stenig karakter en daken zijn voorzien van (gebakken) pannen Streven naar zorgvuldig materiaalgebruik in aansluiting op de omgeving Moderne kleurstellingen zijn mogelijk; opvallend kleurgebruik dient te worden voorkomen Detaillering is eenvoudig en bij representatieve onderdelen van de bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoningen eenvoudig tot sterk Overige Reclame-uitingen gerelateerd aan type bedrijf. Bij meerdere uitingen wel zorgen voor samenhang, zorgvuldigheid en afstemming met de architectuur. Zie ook objectgerichte criteria voor reclamemasten.
♦
Iv
♦
♦ ♦ ♦
♦
♦ ♦
♦
Ui= uitgangspunt, Re = respecteren en interpreteren, Iv = Incidenteel veranderbaar (uitleg: zie pag 20)
45
B i j l a g e
8 :
O v e r l e g r e a c t i e s
R e g e l s
005.00.05.38.00.rgl
I n h o u d s o p g a v e Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
3
Artikel 2
Wijze van meten
8
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Agrarisch
11
Artikel 4
Bedrijf
13
Artikel 5
Groen
16
Artikel 6
Verkeer - Verblijfsgebied
19
Artikel 7
Leiding – Riool
20
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 8
Anti–dubbeltelregel
25
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
26
Artikel 10 Algemene procedureregels
28
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel Artikel 11 Overgangsrecht
31
Artikel 12 Slotregel
32
Bijlagen
005.00.05.38.00.rgl
H o o f d s t u k I n l e i d e n d e
005.00.05.38.00.rgl
1 r e g e l s
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: a.
het plan: het bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren van de gemeente Achtkarspelen;
b.
het bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0059.BPDhentrencentr11-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
c.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d.
aanduidinggrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f.
bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
g.
bedrijfswoning/dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
h.
beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
i.
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
j.
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 1 Begrippen
3
k.
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
l.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
m.
bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
n.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
o.
bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
p.
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
q.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
r.
dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
s.
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
t.
detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto’s, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
4
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 1 Begrippen
u.
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlene nde instelling: bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen) en een seksinrichting;
v.
dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
w.
erf: een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
x.
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
y.
geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
z.
hogere grenswaarde: een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
aa.
hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
bb.
kampeermiddel: een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
cc.
kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 1 Begrippen
5
dd.
mobiele en/of demontabel kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, op een (kleinschalig) kampeerterrein gedurende een periode ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
ee.
peil: 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: -
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: -
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
ff.
productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
gg.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
hh.
risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
ii.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
jj.
vast kampeermiddel: een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
6
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 1 Begrippen
kk.
voorkeursgrenswaarde: de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
ll.
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 1 Begrippen
7
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.
de goothoogte van een bouwwerk : vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot , c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c.
de inhoud van een bouwwerk : tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk : vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e.
de oppervlakte van een bouwwerk : tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
8
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 2 Wijze van meten
H o o f d s t u k
2
B e s t e m m i n g s r e g e l s
005.00.05.38.00.rgl
Artikel 3 Agrarisch
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
grasland;
b.
waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende: c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
a.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: -
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.
3.3
Specifieke gebruikersregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: 1.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als bedoeld in lid 3.1 als standplaats voor kampeermiddelen;
2.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 4.1 omschreven gebruik zonder dat de goede landschappelijke inpassing als opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschappelijke inpassing uitbreiding Tillewei Drogeham’, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand vergund gebruik.
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 3 Agrarisch
11
3.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van we rken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
b.
-
het kappen of rooien van opgaand houtgewas;
-
het aanbrengen van opgaande beplanting en opgaande gewassen.
De onder a. bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
c.
De onder a. bedoelde vergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van elzensingels en houtwallen en overige de natuurlijke en landschappelijke waarden.
12
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
4.1
Bestemmingsbeschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van: 1. bedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven; 2. begrafenisondernemingen in de vorm van uitvaartcentra met bijbehorende detailhandelsactiviteiten in de vorm van de verkoop van uitvaartgerelateerde benodigdheden; 3. productiegebonden detailhandel en detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening; 4. dienstverlening;
b.
bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende: c.
tuinen, erven en terreinen;
d.
parkeervoorzieningen;
e.
groenvoorzieningen;
f.
waterlopen en waterpartijen;
g.
wegen, straten en paden;
h.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
a.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken kan uitsluitend worden verleend wanneer uit een door het bevoegd gezag goedgekeurd bouwplan blijkt dat de hoofdrichting van de bebouwingsmassa evenwijdig aan het landschapspatroon zal worden gerealiseerd, dan wel dat de realisatie van de hoofdrichting van de bebouwingsmassa evenwijdig aan het landschapspatroon krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning voldoende is verzekerd.
b.
Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels: 1. een gebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd; 2. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer dan 2500 m² bedragen; 3. het bebouwingspercentage binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwvlak;
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 4 Bedrijf
13
4. de afstanden tussen gebouwen onderling, die niet behoren tot hetzelfde bedrijf, mag niet minder dan 6 m bedragen; 5. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen; 6. de dakhelling van een gebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen; 7. in uitzondering op het bepaalde in sub 5 mag een gebouw plat worden afdekt; 8. er mogen geen inpandige en vrijstaande bedrijfswoningen worden gebouwd. c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer dan 5,5 m en binnen het bouwvlak niet meer dan 11 m bedragen.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de in lid 4.2 onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a.
lid 4.2 sub b., onder 2 en een grotere oppervlakte van een bouwperceel voor een incidenteel bedrijf en/of voorziening als bedoeld in lid 4.1 sub a toestaan, mits: 1. is onderbouwd dat de aard en schaal van de functie aansluiten bij de aard en schaal van het dorp Drogeham; 2. er wordt voorzien in een lokale behoefte; zoals is vastgelegd in de Verordening Romte (vastgesteld op 1 augustus 2011).
b.
lid 4.2 sub b., onder 8 en toestaan dat twee inpandige bedrijfswoningen worden gerealiseerd in de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, met dien verstande dat de oppervlakte per inpandige bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 150 m².
14
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 4 Bedrijf
4.5
Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: 1.
het gebruiken of laten gebruiken bedrijfsgebouwen voor bewoning met uitzondering van inpandige bedrijfswoningen tot een gezamenlijke maximale oppervlakte van meer dan 300 m²;
2.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven;
3.
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
4.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting of een seksinrichting;
5.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 4.1 omschreven gebruik zonder dat de goede landschappelijke inpassing als opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschappelijke inpassing uitbreiding Tillewei Drogeham’, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand vergund gebruik.
4.6
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.5 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en/of de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 Staat van Bedrijven onder de categorieën 1 en 2.
4.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de afmeting, situering en vorm van de aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd met dien verstande dat: a.
het bouwvlak ten hoogste met 20% wordt vergroot;
b.
de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 3 m bedraagt;
c.
de bouwregels voor deze bestemming voor het overige onverkort van toepassing blijven;
d.
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 4.7 is de procedure opgenomen in artikel 10 van toepassing.
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 4 Bedrijf
15
Artikel 5 Groen
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
groenvoorzieningen;
b.
bermen en beplanting;
c.
paden;
d.
waterlopen en waterpartijen,
met daaraan ondergeschikt: e.
verhardingen;
f.
parkeervoorzieningen,
met de daarbijbehorende: g.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
a.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: -
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
5.3
Specifieke gebruikersregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: 1.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als bedoeld in lid 5.1 als standplaats voor kampeermiddelen;
2.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in artikel 4.1 omschreven gebruik zonder dat de goede landschappelijke inpassing als opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 ‘Landschappelijke inpassing uitbreiding Tillewei Drogeham’, is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand vergund gebruik.
16
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 5 Groen
5.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of wer kzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: -
b.
het kappen of rooien van opgaand houtgewas.
De onder a. bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
c.
De onder a. bedoelde vergunning mag worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van de elzensingels en houtwallen.
5.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de gronden ter plaatse van de aanduiding “wrozone - wijzigingsgebied” wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemmingen ‘Wonen’, ‘Wonen-Woongebouw’ en ‘Tuin’, met dien verstande dat: a.
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Flora- en faunawet en eventuele noodzakelijke ontheffingen in het kader van deze wet zijn verleend;
b.
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid archeologisch onderzoek is gedaan met het oog op de Wet Archeologische Monumentenzorg;
c.
de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de vigerende normen inzake het onderdeel geluidhinder;
d.
de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien uit onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de vigerende normen inzake het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer;
e.
de wijzigingsbevoegdheid slechts wordt toegepast indien milieukundig bodemonderzoek is uitgevoerd waaruit is gebleken dat wordt voldaan aan de vigerende normen;
f.
het aantal woningen dient te passen binnen de regionale woningbouwafspraken en de met Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân overeengekomen woningbouwafspraken;
g.
alle resultaten van de bovengenoemde onderzoeksverplichtingen worden betrokken bij het op te stellen wijzigingsplan;
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 5 Groen
17
h.
er aandacht moet worden besteed aan een goede stedenbouwkundige inpassing van het wijzigingsgebied;
i.
er mogen gestapelde woningen worden gerealiseerd;
j.
de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m, met inachtneming van hetgeen is beschreven in paragraaf 5.3 van de bestemmingsplantoelichting;
k.
de afstand tussen perceelsgrenzen/omliggende bebouwing en bebouwing met 3 bouwlagen dient ten minste 5 m te bedragen;
l.
de afstand tussen perceelsgrenzen/omliggende bebouwing en bebouwing met 2 bouwlagen dient ten minste 3 m te bedragen;
m.
er niet meer dan één centraal gelegen toegang worden gerealiseerd, gerealiseerd op voldoende afstand van De Buorren;
n.
het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein dient te worden gerealiseerd in overeenstemming met de ASVV 2004 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom);
o.
voor het overige de bestemmingsregels van de bestemmingen ‘Tuin’, ‘Wonen’ en ‘Wonen-Woongebouw’ als opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 3 Bestemmingen ‘Tuin’, ‘Wonen’ en ‘Wonen - Woongebouw’ van overeenkomstige toepassing zijn;
p.
op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 5.5 de in artikel 10 genoemde procedure van toepassing is.
18
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
woonstraten;
b.
paden;
c.
parkeervoorzieningen;
d.
groenvoorzieningen;
e.
speelvoorzieningen;
f.
water,
met de daarbij behorende: g.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
a.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: -
de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
19
Artikel 7 Leiding – Riool
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van (riool)persleidingen met een met belemmerde strook ter breedte van 3 meter aan weerszijden van de hartlijn van de (riool)persleiding ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – riool”.
7.2
Bouwregels
a.
In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet worden gebouwd, anders dan voor deze bestemming.
b.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: -
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de (riool)persleidingen, bij een omgevingsvergunning afwijken van: a.
het bepaalde in lid 7.2 sub a en lid 7.2 sub b en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b.
het bepaalde in lid 7.2 sub a en lid 7.2 sub c en toestaan dat de in de andere bestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
7.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werk-
20
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 7 Leiding – Riool
zaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting; 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door bijvoorbeeld ontgronding of ophoging; 3. het verrichten van grondroerende activiteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk; 4. het aanbrengen van gesloten verhardingen; 5. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem. b.
Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
c.
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: -
voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
-
reeds in uitvoering op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de (riool)persleiding(en).
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 7 Leiding – Riool
21
H o o f d s t u k A l g e m e n e
005.00.05.38.00.rgl
3 r e g e l s
Artikel 8 Anti–dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 8 Anti–dubbeltelregel
25
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van: a.
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d.
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 10 m;
e.
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, met dien verstande dat antennemasten uitsluitend op meer dan 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel, dan wel achter het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd;
f.
het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van lichtmasten, antennemasten ten behoeve van mobiele telecommunicatie en/of sirenemasten worden verhoogd dan wel gebouwd tot een bouwhoogte van niet meer dan 40 m;
g.
het bepaalde in het plan en toestaan dat gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen worden verhoogd dan wel gebouwd, mits de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
h.
het bepaalde in het plan ten aanzien van de dakhelling en toestaan dat afwijkende dakvormen als mansardedaken, gebogen dakvormen en platte daken worden gerealiseerd;
26
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
i.
het bepaalde in het plan ten aanzien van de oppervlakte van aan- en uitbouwen bij woningen, dienstwoningen en bedrijfswoningen en toestaan dat de oppervlakte van aan- en uitbouwen ten behoeve van gehandicapten en mindervaliden wordt vergroot met niet meer dan 25 m²;
j.
het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van een aanen uitbouw en een aangebouwd bijgebouw en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bij plat afgedekte hoofdgebouwen bestaande uit 1 bouwlaag ten hoogste gelijk is aan de hoogte van dat hoofdgebouw.
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
27
Artikel 10 Algemene procedureregels
10.1 N a d e r e e i s e n Op de voorbereiding van toepassen van nadere eisen op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing: a.
een ontwerpbesluit tot nadere eis, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b.
Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, op de gemeentelijke website en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
c.
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d.
gedurende de in sub a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot nadere eis.
10.2 A f w i j k e n b i j o m g e v i n g s v e r g u n n i n g Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.
10.3 W i j z i g i n g s b e v o e g d h e d e n Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.
28
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 10 Algemene procedureregels
H o o f d s t u k O v e r g a n g s -
005.00.05.38.00.rgl
4 e n
s l o t r e g e l
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 O v e r g a n g s r e c h t b o u w w e r k e n a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 O v e r g a n g s r e c h t g e b r u i k a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 11 Overgangsrecht
31
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren’. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 januari 2013.
32
005.00.05.38.00.rgl - Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren - 24 januari 2013 Artikel 12 Slotregel
B i j l a g e n
B i j l a g e S t a a t
1 :
v a n
B e d r i j v e n
01
01
-
014
016
4
CATEGORIE
AFSTAND
GROOTSTE
GEVAAR
GELUID
-
AFSTANDEN IN METERS
STOF
-
OMSCHRIJVING
GEUR
SBI2008 nummer
SBI1993
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
gebruik van charge-ovens
30
10
30
C
10
30
2
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
10
0
30
C
0
30
2
10
10
30
10
30
2
10
10
30
0
30
2
0
0
10
0
10
1
10
0
30
0
30
2
VERVAARDIGING VAN 15
10, 11
-
VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1581
1071
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1071
1
1593
1102
t/m
t/m
1595
1104
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij
VERVAARDIGING VAN KLEDING; 18
14
182
141
-
BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en toebehoren (excl. van leer) HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING
20
16
205
162902
-
ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN
22
58
221
581
-
MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2222.6 18129 2223
1814
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
2223
1814
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2224
1813
Grafische reproduktie en zetten
30
0
10
10
30
2225
1814
Overige grafische aktiviteiten
30
0
30
10
30
0
0
10
0
10
1
10
10
30
10
30
2
10
10
30
10
30
2
30
10
30
10
30
2
2 D
2
Reproduktiebedrijven opgenomen 223
182
media
24
20
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442
2120
0
Farmaceutische produktenfabrieken:
2442
2120
2
- verbandmiddelenfabrieken VERVAARDIGING VAN GLAS,
-
AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
234
0
Aardewerkfabrieken:
232, 234
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
30
26, 28, 33
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
26, 28,
A
Kantoormachines- en
26
23
262,
232,
263 262, 263
CATEGORIE
AFSTAND
GROOTSTE
GELUID
STOF
33
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
-
OMSCHRIJVING
GEVAAR
SBI2008 nummer
SBI1993
computerfabrieken incl. reparatie VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR.
26, 27, 31
33
316
293
33
26, 32, 33
33
26, 32, 33
MACHINES, APPARATEN EN -
BENODIGDH. Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
30
2
30
0
30
0
30
2
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN -
INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten
A
e.d. incl. reparatie
36
31
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
9524
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2
0
10
10
0
10
1
362
321
Fabricage van munten, sieraden e.d.
30
10
10
10
30
2
363
322
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
0
10
30
10
30
2
10
0
30
10
30
2
0
0
10
10
10
1
10
0
30
0
30
2
0
0
30
10
30
2
30
0
30
10
30
2
41, 42, 45
43
-
41, 42, 45
43
BOUWNIJVERHEID - aannemersbedrijven met
3
werkplaats: b.o.< 1000 m² HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN;
50
45, 47
501, 502,
451, 452,
504
454
5020.4 45204
-
BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
B
5020.5 45205
Autobeklederijen Autowasserijen Handel in auto- en
503,
motorfietsonderdelen en -
504
453
505
473
0
Benzineservisestations:
505
473
3
- zonder LPG
accessoires
GROOTHANDEL EN 51
46
511
461
-
Handelsbemiddeling (kantoren)
HANDELSBEMIDDELING
5122
4622
Grth in bloemen en planten
5134
4634
Grth in dranken
5135
4635
Grth in tabaksprodukten
0
0
10
0
10
1
10
10
30
0
30
2
0
0
30
0
30
2
10
0
30
0
30
2
10
10
30
0
30
2
Grth in suiker, chocolade en 5136
4636
suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en
5137
4637
specerijen
30
10
30
0
30
2
5138, 5139
4638, 4639
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
464,
Grth in overige
514
46733
consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
5156
4676
Grth in overige intermediaire
10
10
30
10
30
2
CATEGORIE
AFSTAND
GROOTSTE
GEVAAR
GELUID
-
AFSTANDEN IN METERS
STOF
-
OMSCHRIJVING
GEUR
SBI2008 nummer
SBI1993
goederen 519
466,
Overige grth (bedrijfsmeubels,
469
emballage, vakbenodigdheden e.d.
0
0
30
0
30
2
0
0
10
10
10
1
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. 52
47
527
952
64
53
641
531, 532
642
61
70
41, 68
-
PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
-
POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten
0
0
30
C
0
30
2
A
Telecommunicatiebedrijven
0
0
10
C
0
10
1
A
Verhuur van en handel in onroerend goed
0
0
10
0
10
1
10
0
30
10
30
2
10
10
30
10
30
0
0
10
0
10
1
30
10
30
30
30
2
0
0
10
0
10
1
0
0
10
0
10
10
0
30
10
30
2
0
0
10
0
10
1
10
10
30
30
R
30
2
30
0
30
30
R
30
2
0
0
30
0
30
2
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, 71
77
711
7711
-
ANDERE ROERENDE GOEDEREN Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor roerende
714
772
goederen n.e.g.
72
62
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
62
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
73
72
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731
721
D
2
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
R
Maatschappij- en 732
722
geesteswetenschappelijk onderzoek
63, 69tm71, 73, 74, 74
77, 78, 80tm82
-
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
A
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
63, 69tm71, 73, 74, 74
77, 78, 80tm82
7481.3 74203
Foto- en filmontwikkelcentrales
7484.4 82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
90
37, 38, 39
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 382
A7
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
96
-
9301.2 96012 9301.3 96013
OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen
A
1
MILIEUDIENSTVERLENING
9002.2 382
93
C
D
Wasverzendinrichtingen
B i j l a g e
2 :
L a n d s c h a p p e l i j k e s i n g
u i t b r e i d i n g
D r o g e h a m
i n p a s T i l l e w e i
B i j l a g e
3 :
B e s t e m m i n g e n ‘ T u i n ’ ,
‘ W o n e n ’
‘ W o n e n
-
e n
W o o n g e b o u w ’
Artikel 1 Tuin
1.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen,
met daaraan ondergeschikt: b.
wegen en paden;
c.
groenvoorzieningen;
d.
parkeervoorzieningen.
1.2
Bouwregels
a.
Met uitzondering van erkers (tot een breedte van ten hoogste 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 m, en een bouwhoogte van ten hoogste 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.
Met uitzondering van omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vlaggenmasten met een hoogte van niet meer dan 8 m mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
1.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 1.2 sub a. voor de bouw en de situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in hoeksituaties met dien verstande dat: a.
ten hoogste 2,5 m voor de zijgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan mag worden gebouwd;
b.
de afstand ten opzichte van de weg of het openbaar groen niet minder dan 1 m mag bedragen;
c.
de regels van de bestemming ‘Wonen’ voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor het overige onverkort van toepassing blijven.
Het bevoegd gezag kan met het oog op de verkeerssituatie en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld voorwaarden verbinden aan de afmetingen en situering van aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Artikel 2 Wonen
2.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b.
woningen, al dan niet in combinatie met: -
ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
-
verkoop van goederen via internet;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen,
met de daarbij behorende: c.
erven;
d.
paden;
e.
openbare nutsvoorzieningen;
f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Onder een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt verstaan: een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder de verkoop van goederen via internet wordt verstaan: een vorm van detailhandel, dat vanuit een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
2.2
Bouwregels
a.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. als hoofdgebouw dienen uitsluitend woningen te worden gebouwd; 2. een hoofdgebouw dient uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd; 3. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen.
b.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen per hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, wanneer de gezamenlijke oppervlakte van het bouwperceel en de gronden bestemd als tuin meer is dan 500 m²
mag deze oppervlakte ten hoogste 100 m² bedragen. Bij de berekening van de oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen telt de oppervlakte van omgevingsvergunningvrije bouwwerken niet mee; 2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, met een maximum van 75 m²; 3. ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd; 4. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen; de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen; 5. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen; 6. de dakhelling van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt; 7. de afstand tussen vrijstaande bijgebouwen onderling en ten opzichte van het hoofdgebouw met aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder dan 1 m bedragen. c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
2.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: 1.
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
2.
het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor een
3.
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor de-
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; tailhandel met uitzondering van de verkoop van goederen via internet en overige bedrijfs- en/of de daarvoor benodigde opslagruimte;
4.
in de in lid 2.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels: a. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m² mag voor het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf worden aangewend; b. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer is toegestaan; c. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover ondergeschikt aan en voortvloeiend uit het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik; d. horecabedrijven en seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
5.
vanuit de in lid 2.2 onder a. genoemde hoofdgebouwen de verkoop van goederen via internet uit te oefenen in strijd met de onderstaande regels: a. ten hoogste 30% van de begane grond oppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 45 m², mag worden aangewend ten behoeve van de internetverkoop; b. alleen het gebruik dat niet vergunningplichtig of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer, is toegestaan; c. er geen fysiek klantencontact plaatsvindt; d. er ter plaatse geen uitstalling van de koopwaar plaatsvindt; e. er geen reclame-uitingen bij de woning zijn toegestaan; f. de bevoorrading gebeurt in de dagperiode (07:00 -19:00 uur).
Artikel 3 Wonen – Woongebouw
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
woongebouwen;
b.
bijgebouwen,
met de daarbij behorende: c.
tuinen;
d.
paden;
e.
openbare nutsvoorzieningen;
f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Onder woongebouw wordt verstaan: -
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
3.2
Bouwregels
a.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. als hoofdgebouw dienen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd; 2. de hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd; 3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
b.
Voor het bouwen van bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. per hoofdgebouw mag ten hoogste 1 bijgebouw worden gebouwd; 2. de oppervlakte van een bijgebouw mag ten hoogste het aantal woningen maal 15 m² bedragen; 3. ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak gelegen mag worden bebouwd; 4. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 2,5 m bedragen; 5. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen; 6. de dakhelling van een bijgebouw mag niet minder dan 15° bedragen, tenzij deze gebouwen plat zijn afgedekt.
c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 m bedragen.
3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: -
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning.
17
Legenda Ti l l ew ei
Plangebied
28
15
Plangebied
22 a
26
Bestemmingen 24
22
Agrarisch
13
A
Bedrijf B
24 a
Groen G 15 a
Verkeer - Verblijfsgebied V-V
Leiding - Riool L-R
11A
Aanduidingen wro-zone - wijzigingsgebied 7
11
(bw)
9
G
bedrijfswoning
bouwvlak
B
hartlijn leiding - riool
V-V
Verklaring
(bw)
26
L-R
gegevens GBKN
bo s
bo s
G
bo s
yk nd La
G A
bo s
bo s
1
19
2
Gemeente Achtkarspelen Bestemmingsplan Drogeham, entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren Verbeelding, het plan bestaat uit 2 bladen, blad 1
datum:
24.01.2013
schaal:
1 : 1000
BgelHajema Plek voor ideeºn
papierformaat: A2 status:
vastgesteld
projectnr.:
005.00.05.38.00
gezien:
...
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T
bo s
NL.IMRO.0059.BPDhentrencentr11-VG01
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP
52
Fe ar t
Plangebied
2
50
Dr oe ge ha ms te r
54
Bu or re n
Legenda
Plangebied
de
De
4
de Dr oegeh amste r Fea rt
58
48
Bestemmingen
2a
49
Agrarisch A
45
46
43
Bedrijf B
38 40
36
Groen
41
34
39
G
32
V-V
2 4a
35
Leiding - Riool 33 Sl otste paed
33
a
28
22 a 26 24
22
13
24 a
wro-zone - wijzigingsgebied
20 15 a
18
10
bo s
8 6
Ti l l ewe i
1
4
2
7a
11
7
1
9
66 64 a
64 1
3 61
57
De
kerk 53
63
52
2
35
51
48 33
31 27
36 41
18
17
a
1
1
8
Ik e
2
11
33
Bu or re n
6
19
6
6
8
33
4
23
16
4a
35
37
1
25
2
kerk
Tsjerke Buo rren 3 5
5
3
16
9
1
19
1
1
t/ m 22 a
14
2b 2
3
4 3
7
9
21
e ts Ly
22 a
i We
7
2a
2
2b
b 30
Gemeente Achtkarspelen
a 30
1 1
Bestemmingsplan Drogeham,
5 1
6
Ik ke rs re ed
3 1
30
3
4
entreelocatie Tillewei en centrumlocatie Ike Buorren Verbeelding, het plan bestaat uit 2 bladen, blad 2
32
6a
34
9
7 1 9 1
8
5
24.01.2013
schaal:
1 : 1000
BgelHajema Plek voor ideeºn
papierformaat: A3 status:
vastgesteld
projectnr.:
005.00.05.38.00
gezien:
...
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu
15
8a
e tt rji st t o Sl
datum:
Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T NL.IMRO.0059.BPDhentrencentr11-VG01
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP
15
6 8
8a
8a
9 1
8
5
26
e tt rji st ot Sl
5
5
7 1
bo s
5 1
6a
2
2
d aa mp Ki
32 34
9
7
gegevens GBKN
6
4
Ik ke rs re ed
bo s
1
6
30
W al br ec ht a
8
3 1
11
4
13
a 30
1 1
10 15
p am yk or st Pa
3
28 c
b 30
12
17
7
2a
2
Verklaring
t/ m
28 c
14 a
3
1
32
34
39
18 a
4
20
29
2
1 4
40
1
4
13
38
42
d ae ep rk je Ts
hartlijn leiding - riool
46
43
22
Ts je rk e
45
3
yk nd La 21
7
2a
49
5
3
54
Bu or re n
50
bouwvlak
Bu or re n
3
3
55
Fe ar t
58
59
4
de Dr oegeh amste r Fea rt
56
62 60
G
Dr oe ge ha ms te r
Tsjerke Buo rren
de
bedrijfswoning
5
Sl otste paed
(bw)
Fe ar t
1
8
Ti l l ew ei
15
11A
Ik e
2
17
Aanduidingen
Dr oe ge ha ms te r
6
Bu or re n
6
4
37
L-R
bo s
4
Verkeer - Verblijfsgebied
1
bo s
2
d ae ep rk je Ts
42
21
e ts Ly We
Colofon Opdrachtgever Gemeente Achtkarspelen Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Supervisie BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 005.00.05.38.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort