Besluit 36e wijziging Regeling Regio Rivierenland De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel en Zaltbommel, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft; overwegende dat het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland op 23 april 2007 heeft besloten uw gemeente voor te stellen de Regeling Regio Rivierenland als volgt te wijzigen; gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Regeling Regio Rivierenland, zoals deze luidt na de 35e wijziging; besluiten tot vaststelling van de 36e wijziging van de Regeling Regio Rivierenland.
ARTIKEL I De Regeling Regio Rivierenland wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, eerste lid, worden na onderdeel e de volgende begripsomschrijvingen toegevoegd: f. de heffingsambtenaar:
g. de invorderingsambtenaar:
h. de ambtenaar van Regio Rivierenland:
i. de belastingdeurwaarder:
de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Regio Rivierenland met de bevoegdheden bedoeld in artikel 232, vierde onderdeel a, van de Gemeentewet; de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Regio Rivierenland met de bevoegdheden bedoeld in artikel 232, vierde onderdeel b, van de Gemeentewet; de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Regio Rivierenland met de bevoegdheden bedoeld in artikel 232, vierde onderdeel c, van de Gemeentewet; de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Regio Rivierenland met de bevoegdheden bedoeld in artikel 232, vierde onderdeel d, van de Gemeentewet.
lid,
lid,
lid,
lid,
B Artikel 1, tweede lid komt te luiden: 2. Waar in deze gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet, van enige andere wet of enig ander wettelijk voorschrift van overeenkomstige toepassing zijn, wordt gelezen in plaats van: a. de gemeente: Regio Rivierenland; b. de raad: het Algemeen Bestuur; c. het college van burgemeester en wethouders: het Dagelijks Bestuur; d. de burgemeester: de voorzitter; e. de secretaris: de secretaris; f. de inspecteur: de heffingsambtenaar; g. de ontvanger: de invorderingsambtenaar; h. de ambtenaar van de rijksbelastingdienst: de ambtenaar van Regio Rivierenland; i. de belastingdeurwaarder: de belastingdeurwaarder.
1
C Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5, onderdeel e, onder 4, door “;” wordt toegevoegd: 5. de heffing en invordering van afvalstoffenheffing.
D Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd. 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken komen aan het bestuur van het openbaar lichaam alle bevoegdheden tot regeling en bestuur toe als die daarvoor bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aan de gemeentebesturen zijn of worden toegekend, met dien verstande dat aan het bestuur van het openbaar lichaam niet de bevoegdheid wordt overgedragen andere belastingen of rechten te heffen dan de afvalstoffenheffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. 2. Het derde lid komt te luiden: 3. Tot de bevoegdheden bedoeld in het eerste lid behoort in elk geval de bevoegdheid tot het vaststellen van de verordening bedoeld in artikel 10.23 van de Wet milieubeheer en de verordening afvalstoffenheffing. De werking van de bij of krachtens die verordeningen gestelde regels strekken zich niet uit tot de grondgebieden bedoeld in artikel 6, derde lid. 3. Na het derde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende: 4. Het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten bepaalt dat de bevoegdheden betreffende de heffing en invordering van afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 24a, derde tot en met zesde lid, overgedragen zijn aan daar genoemde respectievelijke ambtenaren.
E Na artikel 24 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende. Artikel 24a. Ambtenaren met fiscale bevoegdheden. 1. Regio Rivierenland heeft een heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar, ambtenaar van Regio Rivierenland en belastingdeurwaarder. 2. Het Dagelijks Bestuur wijst een of meer ambtenaren van Regio Rivierenland aan als heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar, ambtenaar van Regio Rivierenland en belastingdeurwaarder. 3. De heffingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de inspecteur respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers. 4. De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ontvanger respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van de deelnemers. 5. De ambtenaar van de Regio Rivierenland oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet. 6. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.
2
ARTIKEL II Deze wijziging treedt in werking met ingang van 1 oktober 2007.
Aldus besloten door:
de raad van de gemeente Maasdriel in zijn vergadering van 13 september 2007 de giffier, de voorzitter,
mevr. drs. J.F. van Zutphen
ir. F.C. Moree
het college van de gemeente Maasdriel in zijn vergadering van 28 augustus 2007 de secretaris, de burgemeester,
mr. ing. A.P.J.M. de Jong
ir. F.C. Moree
de burgemeester van de gemeente Maasdriel
ir. F.C. Moree
3
Toelichting
Algemeen deel Zoals bekend zijn reeds verregaande stappen gezet om te komen tot samenwerking op het terrein van de belastingtaak tussen de Afvalverwijdering Rivierenland (AVRI) als onderdeel van het openbaar lichaam Regio Rivierenland en de gemeenten Culemborg, Lingewaal, Maasdriel en Tiel en het Waterschap Rivierenland. Bij dit samenwerkingsproces is geconstateerd dat de huidige tekst van de Regeling Regio Rivierenland een aantal technische wijzigingen behoeft. Het 36e wijzigingsbesluit voorziet daarin.
Artikel I A In de huidige tekst van de Regeling zijn begripsomschrijvingen openomen betreffende de ambtelijke bevoegdheden op het gebied van heffing en invordering van afvalstoffenheffing. Deze wijziging voorziet in toevoeging van deze begrippen aan de Regeling.
B In artikel 1, tweede lid, van de Regeling zijn een aantal schakelbepalingen betreffende in de verschillende wetten voorkomende begrippen opgenomen. Deze wijziging is opgenomen in navolging van de bovengenoemde wijziging van artikel 1, eerste lid. Tevens is nu een omissie betreffende het begrip gemeente hersteld.
C Hoewel artikel 7, eerste lid, van de Regeling reeds spreekt over de bevoegdheid van Regio Rivierenland belasting te heffen op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, is dit voor de duidelijkheid ook expliciet toegevoegd aan artikel 5, onderdeel e.
D, eerste lid Op grond van deze bepaling worden alle bevoegdheden ter uitvoering van de in artikel 5 van de Regeling genoemde taken overgedragen aan Regio Rivierenland. De verdeling van de bevoegdheden binnen het openbaar lichaam komt op grond van artikel 33 van de Wgr overeen met de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen. Aan het Algemeen Bestuur van Regio Rivierenland komen de bevoegdheden toe die bij de gemeenteraad berusten, het Algemeen Bestuur is derhalve onder andere bevoegd verordeningen vast te stellen. Het Dagelijks Bestuur van Regio Rivierenland heeft de bevoegdheden die bij de gemeente toekomen aan het college. Dit betekent dat het Dagelijks Bestuur de fiscale bevoegdheden uitoefent die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen toegekend zijn aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingen en de directeur. Daarnaast oefent het Dagelijks Bestuur de bevoegdheden uit die bij of krachtens de Gemeentewet toegekend zijn aan het college, zoals de aanwijzing van de ambtenaren die fiscale bevoegdheden uitoefenen, het stellen van nadere regels en beleidsregels met betrekking tot de heffing en invordering van belastingen, het oninbaar verklaren van belastingen, etc. De bestaande tekst van de Regeling biedt onbedoeld ruimte voor interpretatie aangaande de mogelijkheden om rechten te heffen. Om verdere onduidelijkheden in de toekomst te voorkomen, zijn door middel van de gewijzigde tekst van artikel 7, eerste lid, de mogelijkheden nu expliciet beperkt tot de afvalstoffenheffing als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
4
D, tweede lid In het huidige artikel 7, derde lid, is alleen een expliciete verwijzing opgenomen naar de verordening ex artikel 10.23 van de Wet milieubeheer. Om op een meer consistente wijze de Regeling te redigeren is in het derde lid nu ook een expliciete verwijzing opgenomen naar de verordening afvalstoffenheffing. Tevens is van de gelegenheid gebruikt gemaakt de onjuiste verwijzing naar artikel 6, vijfde lid, van de Regeling te herstellen.
D, derde lid Aan artikel 7 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd. Dit betreft een verduidelijking samenhangende met de bevoegdheden die als gevolg van de overdracht door de colleges van de deelnemende gemeenten toekomen aan de respectievelijke ambtenaren van Regio Rivierenland.
E Aan hoofdstuk X, betreffende de ambtenaren van het openbaar lichaam, wordt een artikel toegevoegd betreffende de ambtenaren met fiscale bevoegdheden.
Artikel II De inwerkingtreding van de wijziging is afwijkend van 41, tweede lid, van de Regeling geredigeerd, aangezien die bepaling aansluit bij de tekst van de Wgr zoals die luidde tot 1 januari 2006. Sinds het vervallen van het goedkeuringsvereiste van gedeputeerde staten en het vervallen van artikel 26, derde lid, (oud) van de Wgr moet op grond van artikel 27 van de Wgr de wijziging van de regeling in de registers van alle deelnemende gemeenten worden opgenomen. Aangezien het niet waarschijnlijk is dat dat moment voor alle deelnemers gelijk zal zijn, is het moment van inwerkingtreding via een koppeling aan artikel 27 van de Wgr niet langer eenduidig te bepalen. Om deze reden wordt in de wijzigingsregeling zelf een datum van inwerkingtreding opgenomen. Voor een rechtsgeldige inwerkingtreding is het wel noodzakelijk dat het vaststellen van de wijzigingsregeling door alle deelnemende gemeenten op grond van artikel 26, tweede lid, van de Wgr bekend gemaakt wordt. De daadwerkelijke inwerkingtreding kan derhalve afhankelijk zijn van de laatste gemeente die het wijzigingsbesluit bekend maakt. Het is daarom van belang dat de bekendmaking door alle gemeenten vóór 1 oktober 2007 heeft plaatsgevonden.
5