Beroepsopdracht 14 Zorg en begeleiding geven aan een zorgvrager met een verstandelijke beperking Werkproces 1.4: Begeleidt een zorgvrager Werkproces 1.5: Begeleidt een groep zorgvragers
(illustratie: Visio Atelier Tast te Hoogeveen)
BBL 4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14 Zorg en begeleiding geven aan een zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Inleiding en leerdoelen
Zorg en begeleiding geven aan een zorgvrager met een verstandelijke beperking. Mensen met een verstandelijke beperking zijn tegenwoordig niet weg te denken deelnemers in onze samenleving. Het meest zichtbaar zijn nog altijd de mensen met het syndroom van down. Daarnaast bestaan er echter nog meerdere syndromen. Daarnaast heeft de grootste groep verstandelijke beperkte mensen geen syndroom maar ligt de oorzaak van de beschadiging in de hersenen ergens anders. Mensen met een verstandelijke beperking zijn individuen, met allen verschillende mogelijkheden, voorkeuren en wensen. Net als elke andere mens in de samenleving. En zo willen ze ook benaderd worden. In onderstaand kader vind je de doelen die je tijdens de uitvoering van deze opdracht moet behalen. Zorg en begeleiding geven aan zorgvragers met een verstandelijke beperking De student: - geeft zorg en begeleiding op basis van het verpleegplan aan een zorgvrager met een verstandelijke beperking. - houdt rekening met de voorgeschiedenis en ervaringsfase van de zorgvrager; - heeft basiskennis van een zorgvrager met een verstandelijke beperking ziekte; waaronder kennis van oorzaken van verstandelijke beperking. - Heeft kennis van de classificatie van mensen met verstandelijke beperking op basis van ontwikkelingsleeftijd, ervaringsordening van D. Timmer-Huygens, AAMR en op basis van functieniveau - Kan benoemen wat de gevolgen zijn van de verstandelijk beperking en wat dit voor invloed heeft op alle facetten van het leven en de begeleidings- en verpleegbehoefte. - Inzicht in verschillende benaderingswijzen en de toepassing daarvan - Inzicht in diverse instellingen waar zorgvragers met een verstandelijke beperking wonen en/of verblijven - Inzicht in het begeleiden van het sociale netwerk van iemand met een verstandelijke beperking. - Inzicht in het begeleiden van groepen. - Inzicht in hechting - Inzicht in bejegening en communicatie - is zich bewust van de beroepscode in relatie tot een zorgvrager met een verstandelijke beperking; - heeft kennis van de wetgeving die bij deze doelgroep van toepassing is Competenties C: Begeleiden D: Aandacht en begrip tonen R: Op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 2 van 11
Opdracht met een beschrijving van de context waarin de opdracht plaatsvindt
Algemene omschrijving: In deze opdracht ga je gericht bezig met de doelgroep: zorgvragers met een verstandelijke beperking in het Algemeen Ziekenhuis. Je verdiept je in mogelijke syndromen die een verstandelijke beperking tot gevolg kunnen hebben. Wanneer je zorg gaat verlenen aan de zorgvrager met een verstandelijke beperking, is het belangrijk om informatie te verzamelen over zowel de lichamelijke als geestelijke (on)mogelijkheden van de zorgvrager. Wanneer je aan de hand van deze informatie verpleegproblemen en doelen vaststelt, zul je moeten komen tot verpleegkundige interventies, waarbij de zorg die je biedt ook de zelfredzaamheid stimuleert. Om achteruitgang zoveel mogelijk te voorkomen is het bij de zorg die je geeft heel belangrijk dat je goed volgt (monitort) wat de situatie is en of dat aanpassing vraagt in de begeleiding en verzorging. Bij de zorg voor deze doelgroep is samenwerking met andere disciplines noodzakelijk. Verder is het daarnaast ook je verpleegkundige de taak om de familie en naasten informatie en begeleiding te geven over de omgang met de zorgvrager. De zorg aan een zorgvrager met een verstandelijke beperking in een algemeen ziekenhuis kan complex zijn. Complexiteit: De student voert de opdracht uit bij zorgvragers met een hoog complexe situatie. De opdracht wordt uitgevoerd aan de hand van situaties met standaardprocedures. De zorg wordt verleend op basis van het verpleegplan welke door de student zelf wordt opgesteld. Verantwoordelijkheid: De student zal in overleg met de werkbegeleider bepalen, of de door hem gekozen zorgvrager, geschikt is om deze opdracht bij uit te voeren. De student neemt zelf initiatieven in de zorgverlening en stuurt zelf het werk- en leerproces. De werkbegeleider is eindverantwoordelijk. Transfer: De student kan bovenstaande handelingen uitvoeren bij verschillende soorten zorgvragers met verschillende culturele en sociale achtergronden en met verschillende opnameindicaties.
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 3 van 11
De opdracht: 1. Stel een verpleegplan op voor een zorgvrager met een verstandelijke beperking, die je tenminste 3 dagen verpleegt. Formuleer tenminste 1 potentieel en 1 actueel probleem a. Voer het verpleegplan uit en laat hierbij zien dat je hospitalisatie voorkomt en samenwerkt met andere disciplines en het sociale netwerk van de zorgvrager. b. Kijk specifiek naar de voorlichtingsbehoefte en begeleidingsbehoefte van de zorgvrager, welke veroorzaakt worden door de verstandelijke beperking c. Evalueer de gegeven zorg met de zorgvrager en/of zijn sociale netwerk en hierbij het door jou opgestelde verpleegplan Lever het verpleegplan in bij de praktijkdocent. Laat je werkbegeleider de beoordelingscriteria invullen. Alle velden moeten met ‘zichtbaar’ worden beoordeeld voor een voldoende afronding van dit onderdeel van de opdracht. 2. Bekijk kritisch de verleende zorg die op de afdeling geboden wordt aan de zorgvrager met een verstandelijke beperking. Noem twee punten die goed verlopen en 1 punt ter verbetering. Bespreek dit met je werkbegeleider of teamleider. Alternatieve opdracht: Indien er in de periode dat je werkzaam bent op de afdeling geen zorgsituatie met een verstandelijke beperkte patiënt voor komt, maak je bovenstaande opdracht met een zelf gemaakte uitvoerige casus. Deze casus moet passen bij de afdeling en je moet aan onderstaande criteria kunnen voldoen. Opdracht 2 kan dan in overleg met praktijkdocent en afdeling, een beschrijving of een eerdere situatie die zich heeft voor gedaan. Of een beschrijving van wat jij denk dat de zorgverlening voor de door jouw beschreven zorgvrager aan competenties van jou vraagt en of je denkt dat je dat kan/niet kan. (dus een kritische reflectie op jezelf als potentieel verpleegkundige van iemand met een verstandelijke beperking)
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 4 van 11
Te behalen resultaat
Theorie/ Praktijk T T
Resultaat
Beoordelaar
Schema indeling: classificatie, wonen, dagbesteding, vrijtijd Uitwerking verschillende benaderingsmethode en communicatie
Docent verpleegkunde Docent Verpleegkunde/ tsv Docent verpleegkunde
T
Verpleegplan + voorlichtingsplan
P
Verpleegplan voor een zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Behaald
Praktijkdocent
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 5 van 11
Oriëntatie met daaruit volgend een PAP
Bij de oriëntatie op de opdracht kun je jezelf een aantal vragen stellen om een concreet beeld te krijgen wat er van je wordt verwacht in de opdracht en welke (voor)kennis je hiervoor nodig hebt. Na de oriëntatie ben je als het goed is voldoende uitgedaagd om met de opdracht aan de slag te gaan. Je bedenkt wat je nodig hebt aan theorie, vaardigheden om de opdracht te kunnen behalen en welke houdingsaspecten specifiek van belang zijn. Dit beschrijf je in de vorm van doelstellingen in je Persoonlijk Ontwikkel Plan. Vervolgens beschrijf je hoe je deze doelen gaat aanpakken, wat en wie je daarvoor nodig hebt en binnen welke tijd je de doelen behaald wilt hebben. Dit heet het Persoonlijk Activiteiten Plan. Het lijkt zo een grote klus, toch maakt dit het leren en werken aan een beroepsopdracht een stuk makkelijker en leer je om methodisch ook je leerproces zelfstandig vorm te geven. Een vaardigheid die je ook in andere situaties kunt toepassen en maakt dat je niet zomaar aan iets begint. Oriëntatie Lees de inleiding en doelstellingen van de beroepsopdracht Geef de doelstelling van de beroepsopdracht in eigen woorden weer Beschrijf: o Welke ervaring heb je met dit onderwerp en hoe kun je deze ervaring gebruiken in deze opdracht (wat kan en ken ik al)? o Welke theoretische voorkennis bezit je over dit onderwerp? o Welk specifiek gedrag moet ik laten zien bij deze beroepsopdracht? o Welke resultaten heb ik nodig om deze beroepsopdracht af te sluiten? Persoonlijk Ontwikkel Plan Formuleer voor jezelf leervragen (welke vragen ga je voor jezelf beantwoorden gericht op theorie en praktijk; literatuur bestuderen, vragen voorleggen aan deskundigen, enz., ook vragen gericht op het aanleren van vaardigheden). In het begin zul je misschien alles nog moeten leren en moet je alle ondersteunde opdrachten en lessen volgen. Later in de opleiding zal aan de hand van jouw leervragen worden beoordeeld of je bepaalde ondersteunende opdrachten facultatief mag volgen. Wat kunnen jouw persoonlijke valkuilen zijn t.a.v. deze opdracht? Welke leerpunten neem je mee vanuit de vorige opdrachten/ werkervaring? Zet je valkuilen om in persoonlijke doelstellingen die je in deze opdracht wil gaan behalen. Persoonlijk Activiteiten Plan Beschrijf hoe je antwoorden op de leervragen uit je POP verkrijgt. Beschrijf wat je extra (wat niet staat beschreven in de opdracht) nodig hebt om een beroepsopdracht te behalen. Beschrijf hoeveel tijd je nodig hebt voor het meekijken, oefenen en uiteindelijk behalen van de beroepsopdracht. Hoe ga je werken aan je persoonlijke doelstellingen en hoe en door wie worden deze getoetst? Nadat je de oriëntatie en het maken van een POP en PAP hebt voltooid, lever je dit in bij je praktijkdocent. Na goedkeuring hiervan mag je met de beroepsopdracht in de praktijk beginnen. BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 6 van 11
Gedragscriteria Gedragscriteria ‘zorg, voorlichting en begeleiding geven aan een zorgvrager met een verrstandelijke beperking. Voorbereiding
Zichtbaar
Niet zichtbaar
Kiest, in overleg met de werkbegeleider, 1 zorgvrager met een verstandelijke beperking die je minstens 3 achtereenvolgende dagen gaat verplegen Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. de ziektegeschiedenis, huidige gezondheidstoestand, niveau, sociaal netwerk etc. Stelt een verpleegplan op met hierin specifiek aandacht voor voorlichting en begeleiding met betrekking tot problemen welke beïnvloed worden dan wel veroorzaakt worden door de verstandelijke beperking Bespreekt met de werkbegeleider hoe je de zorg gaat verlenen en hoe je dit gaat aanpakken Uitvoering Werkt vanuit de beroepscode. Voert de interventies van het verpleegplan uit. Stemt de te geven zorg af op de toestand (en niveau) van de zorgvrager Stemt de communicatie af op de zorgvrager Toont zich empatisch bij de uitvoering van het verpleegplan besteedt uit zichzelf aandacht aan de vragen die hij heeft op het gebied van zingeving, zelfbeleving etc. stimuleert de gehandicapte om over zijn vragen en problemen te praten, zodat zij een bijdrage kan leveren om zijn welbevinden te vergroten en gedragsproblemen te voorkomen Stimuleert de zorgvrager zo veel mogelijk tot zelfzorg Treft maatregelen om hospitalisatie te voorkomen Geeft begeleiding bij verpleegproblemen welke beïnvloed- dan wel veroorzaakt worden door de verstandelijke beperking Maakt bij de uitvoering van zorg gebruik van de expertise van andere disciplines en de ervaring van de zorgvrager zelf en/of zijn sociaal netwerk Signaleert eventuele veranderingen in de zorg(behoefte) en speelt hierop in Evalueert met de zorgvrager en/of zijn sociaal netwerk en stelt zo nodig het verpleegplan bij Terugkijken Evalueert met je werkbegeleider, op de uitvoering van deze opdracht.
Paraaf begeleider
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 7 van 11
Ondersteunende opdrachten/ lesactiviteiten Bij de activiteiten is er NIET aangegeven welke stof uit de reader van toepassing is voor de lessen. Lees de reader en gebruik de informatie uit de reader bij het uitwerken van de opdrachten en ter voorbereiding van de lessen. Specifieke ziekteleer en epilepsie m.b.t. verstandelijke beperkten wordt gegeven door de Ziektekunde docent. De verpleegkunde docent kan er wel even iets in aanstippen als dat van belang is voor de les. A. Zoek op internet en de reader, ter inleiding op deze beroepsopdracht, antwoord op de volgende vragen: In welke settingen/instellingen en woonvormen wonen/leven mensen met een verstandelijke beperking Wat houdt integratie en normalisatie in,binnen de zorg waar mensen met een verstandelijke beperking wonen. Neem de antwoorden mee naar de verpleegkunde les H mee. Wat is een verstandelijke beperking Oorzaken van een verstandelijke beperking B. Zoek op internet en in de reader op welke manier mensen met een verstandelijke beperking geclassificeerd kunnen worden. Maakt hier een schema van. C. Maak een overzicht (gebruik als basis opdracht A en B) In dit overzicht komen de volgende punten naar voren: - waar kan een volwassene met een verstandelijke beperking per indeling wonen - wat kan de invulling van dagbesteding,vrije tijd/vakantie zijn. - wat de communicatie mogelijkheden zijn. Dit overzicht wordt in overleg met de docent verpleegkunde in één van de laatste verpleegkunde lessen besproken
D. Maak een overzicht van de kenmerken van verschillende benaderingsmethoden, voor welke groep(en) verstandelijke beperkten zijn ze geschikt en hoe heeft communicatie daar een rol in.
E. Lees de casus in bijlage 1 en maak de bijbehorende opdrachten. Lever het verpleegplan in bij de verpleegkunde docent voor de beoordeling. Het GVO gesprek kan ook worden behandeld in les G.
F. Volg de les (2 uur) TSV 1: In deze TSV les krijg je handvatten op welke manier je met een zorgvrager met een verstandelijke beperking kan communiceren afhankelijk van hun ervaringsfase/niveau. Tevens ben je bezig om bejegening van mensen met een verstandelijke beperking binnen de verpleegkundige gedragscode. BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 8 van 11
G. Volg TSV les (2 uur) 2: In deze TSV les leer je over de relatie tussen het proces van hechting en mensen met een verstandelijke beperking en hun sociale netwerk. De docent kan hierbij ook gebruik maken van het GVO gesprek (zie opdracht E)
H. Volg de les (4 uur) verpleegkunde 1 & 2 beeldvorming over mensen een verstandelijke beperking waarin het volgende aan bod komt: - oorzaken van een verstandelijke beperking en syndromen classificatie/indeling van mensen met een verstandelijke beperking op verschillende manieren. - integratie en normalisatie principe - wonen (instellingen en woonvormen), dagbesteding, vrije tijd, etc. - welke disciplines zijn betrokken bij de zorg. - In grote lijnen de geschiedenis van de psychiatrie/ verstandelijk gehandicaptenzorg weergeven Neem voor deze les de uitwerking van opdracht A en B mee.
I.
Volg de les (3 uur) verpleegkunde 3 waarin aandacht wordt besteed aan specifieke aandachtgroepen, voornamelijk aan ernstig meervoudige gehandicapten en autisme
J. Volg de les ( 2 uur) verpleegkunde 4 over de relevante wetgeving en welke consequenties dit heeft voor het handelen van de verpleegkundige en voor de zorgvrager.
K. Volg de les ( 3 uur) verpleegkunde 5 over de benaderingswijzen van mensen met een verstandelijke beperking met moeilijk gedrag en verminderde communicatieve vaardigheden. (Opdracht D)
L. Volg de les ( 2 uur) verpleegkunde 6 over begeleiden en functies van groepen voor mensen met een verstandelijke beperking
M. Volg de les (1 uur) verpleegkunde 6 over verpleegplannen/begeleidingsplannen en GVO (0pdracht E)
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 9 van 11
Bijlage 1.
Marcus heeft DM.
Marcus is een verstandelijke beperkte jonge man met het syndroom van Prader-Willi. Marcus is 22 jaar en functioneert in de associatieve ervaringsfase en heeft een ontwikkelingsleeftijd van ca. 2,5 tot 3 jaar. Hij is 1.60 meter en weegt 120 kg. Hij heeft een erg beperkte actieve woordenschat. Hij kan lopen dit gaat echter niet zo gecoördineerd en voor lang afstanden zit hij in een rolstoel. Marcus woont bij zijn ouders en heeft nog een broer van 24 en een zus van 16 jaar. Zijn broer studeert en woont op zichzelf een paar straten verder. Zijn zus woont thuis en zit in het examenjaar van het VMBO. Marcus heeft al een tijdje last van een phimosis en is heeft 10 dagen geleden op de dagbehandeling een circumcisie gehad. Omdat van Marcus niet verwacht werd dat dit onder plaatselijke verdoving kon heeft hij een roesje gehad. Na de ingreep werd Marcus niet goed wakker. Hij bleef erg duf en leek steeds weg te zakken. Ook zijn ouders kregen geen contact met hem bij aanspreken. Uiteindelijk bleek uit een test dat zijn bloedsuiker veel te hoog was. Na een paar uur werd zijn bloedsuiker weer redelijk. Marcus werd ter observatie opgenomen. Ook de volgende dag was hij, volgens zijn ouder niet zichzelf. Marcus kon zelf niet aangeven hoe hij zich voelde maar hij was op het ene moment erg prikkelbaar en boos en op het andere moment niet goed bereikbaar. Uit een gesprek met de ouder bleek dat hij al maanden niet helemaal lekker was. Hij dronk veel meer dan ze van hem gewend waren en zijn zoetbehoefte was nog groter dan anders. Uit onderzoeken bleek dat Marcus Diabetes Mellitus type 2 heeft. Het probleem is dat de bloedsuikerwaarden ernstig blijven schommelen. Marcus neemt zonder problemen zijn medicatie in. Echter het eten is een groot probleem. Op de afdeling krijgt hij alleen de gewone maaltijden en drie keer een verantwoord tussendoortje. Marcus eet echter alles wat eetbaar is en in zijn buurt komt. Ook het eten van de andere patiënten. Daarnaast merken jullie dat hij op de bezoektijden veel snoep, chocolade en vette snacks krijgt van het bezoek (ook van zijn familie). Wanneer dit weg genomen wordt, gaat hij krijsen, wordt erg boos en na een tijdje erg verdrietig. Hij blijft dan met een klagerig geluid zeggen “Marcus honger” Wanneer de ouders er op aangesproken worden geven zij aan dat ze niet weten hoe ze met de eetbehoefte van Marcus in combinatie met de DM om moeten gaan. Een ander probleem is dat Marcus niet van zijn wondje kan afblijven en verder ook erg veel jeuk lijkt te hebben. Op zijn hele lichaam zitten droge plekjes war hij veel aan krabt en pulkt. Met als gevolg wondjes die slecht genezen.
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 10 van 11
1
2
Resultaat een verpleegplan; een uitgewerkt begeleidingsgesprek/voorlichtingsgesprek met de ouders; een overzicht van signalen die bij Marcus kunnen wijzen een hypo- of hyperglykemie overzicht van de speciale aandachtspunten bij de zorg voor Marcus in relatie tot zijn DM en het syndroom van Prader-Willi.
Ondersteunende opdrachten
Opdracht 1. Marcus heeft het Syndroom van Prader-Willi. Zoek informatie over dit syndroom. Herken je kenmerken bij Marcus? Opdracht 2. Marcus kan zelf niet vertellen hoe hij zich voelt en wat er met hem gebeurt. Wat zijn signalen die je aan hem kan observeren die doen vermoeden dat hij te lage of te hoge bloedsuikerwaarden heeft (buiten bloedprikken om). Opdracht 3. Welke complicaties zouden kunnen optreden bij Marcus gezien de combinatie Syndroom van Prader-Willi en DM II. Opdracht 4. Zoek uit hoe de familie moet worden voorgelicht over een verantwoorde manier van eten voor Marcus. Hierbij moet het wel tegemoet komen aan de behoeften van Marcus en de mogelijkheden van het gezin.
BBL-4, topklinisch traject RdGG cohort 2013 Beroepsopdracht 14. Zorg en begeleiding geven aan zorgvrager met een verstandelijke beperking.
Pagina 11 van 11