Beleidsaanbevelingen “gekleurde armoede”
Zoals geformuleerd door de werkgroep “gekleurde armoede”
Inhoudstafel
Beleidsaanbevelingen “gekleurde armoede” .............................................................................. 1 Inhoudstafel ................................................................................................................................ 2 Deel 1: Situering......................................................................................................................... 3 1. Aanleiding .............................................................................................................. 3 2. Proces ..................................................................................................................... 4 3. Analyse van de beleidsaanpak tot nu toe ............................................................... 5 4. De actoren van het armoedebeleid (verder genoemd: de armoedesector).............. 5 5. De actoren van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid (verder genoemd: de integratiesector) ......................................................................................................... 6 6. De doelgroep .......................................................................................................... 8 7. Draagvlak ............................................................................................................... 9 8. Overzicht aanbevelingen ...................................................................................... 10 Deel 2: Beleidsaanbevelingen .................................................................................................. 11 1. Het Vlaams beleid moet actief inzetten op gekleurde armoede ............................... 11 2. Bouw expertise op en experimenteer met nieuwe werkvormen, samen met personen van vreemde herkomst in armoede ............................................................................... 11 3. De Vlaamse minister bevoegd voor Armoedebestrijding en de Vlaamse minister bevoegd voor Inburgering en Integratie moeten een betere samenwerking stimuleren tussen de beleidsdomeinen armoede en integratie, en andere relevante beleidsdomeinen ........................................................................................................... 12 4. Bouw aan een sterk netwerk tussen overheid, diensten en instellingen, en burgers 13 5. De bij mensen in armoede aanwezige potenties, eigenheid en kracht, worden opgemerkt, ondersteund en aangewend........................................................................ 14 6. Maak voorzieningen toegankelijker en zet processen van interculturalisering op gang, aangepast aan de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede.. 16 7. Sommige groepen vragen aangepaste maatregelen .................................................. 17 8.Aanzet tot beleidsdomeinspecifieke aanbevelingen .................................................. 18 Deel 3: Prioritaire aanbevelingen ............................................................................................. 19 Deel 4: Tot slot ......................................................................................................................... 19 Bijlage ...................................................................................................................................... 19
2
Deel 1: Situering 1. Aanleiding Op de voorstelling van het jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2011 van Oases werden enkele hallucinante cijfers besproken rond armoede bij personen van vreemde herkomst. Deze cijfers bevestigen zeer duidelijk het bestaan van gekleurde armoede. Enkele opvallende vaststellingen uit het jaarboek: -
-
-
-
-
-
Personen van buitenlandse herkomst hebben vaak te kampen met allerlei barrières die hun kansen beperken. Zo kampen ze met een grotere (financiële) armoede dan de Belgen. Armoede is bij hen ook multidimensioneel, ze vertaalt zich m.a.w. op diverse domeinen (inkomen, arbeidsmarkt, gezondheid en wonen). Personen van Turkse (33%), Oost-Europese (36%) en niet-Europese (37%) herkomst hebben een armoederisico dat drie keer hoger ligt dan bij de Belgen (12%). Personen van Marokkaanse herkomst (54%) hebben zelfs een armoederisico dat vier keer zo hoog ligt als dat van de Belgen. De factoren die over het algemeen aan armoede verhelpen of er tegen beschermen (zoals het hebben van een diploma of job), bieden voor personen met een niet-Europese achtergrond geen soelaas: 32% van de hooggeschoolde, en 46% van de werkende niet-Europeanen leven in cumulatieve armoede (gedepriveerd op minstens twee armoededomeinen). Arbeid: Bijna 1 op 4 van de geregistreerde werkzoekenden is van buitenlandse herkomst. De werkloosheid onder hen blijft hoog, ze geraken ook moeilijker uit hun werkloze situatie. Onderwijs: Turken en Marokkanen zijn lager geschoold dan autochtonen. 77% van de Marokkanen en 87% van de Turken heeft hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs. Onderzoek toont aan dat de niet-Europeanen (m.u.v. Turken en Marokkanen) wel meer hooggeschoold zijn dan de Belgen. Dat zij ondanks hun diploma toch tot de armste groepen behoren, kan wijzen op moeilijkheden om aan een (goede) job te geraken (o.w.v. taal, discriminatie, of niet erkende diploma’s). Wonen: het armoederisico van een huurder is in België drie keer zo hoog als dat van een eigenaar. Cijfers in het jaarboek tonen aan dat Belgen, Turken, Noordwest-Europeanen en Zuid-Europeanen vaker een eigen woning hebben dan Marokkanen en Oost-Europeanen. Deze laatste 2 groepen huren vooral (o.a. door terugkeergedachte/ongelijkheid op de woningmarkt).Turken, Marokkanen en niet-EU’ers wonen ook in minder comfortabele woningen (in vergelijking met de andere groepen). Huisvesting bij Turken en Marokkanen verbetert niet door in een betere financiële positie te zitten. Men kan dan wel een woning kopen, maar besteedt niet al zijn budget daaraan, bijvoorbeeld een deel van het inkomen wordt aan familie in Marokko gegeven of men heeft meer kinderen ten laste. Gezondheid: Turken en Marokkanen maken minder gebruik van de conventionele gezondheidszorg.
(Deze cijfers, en de gebruikte terminologie, werden gebaseerd op het jaarboek 2011 – Armoede en sociale uitsluiting – Danielle Dierckx, Jan Vranken, Jill Coene& An Van Haarlem (red.))
Naast deze cijfers werd ook vastgesteld dat personen van vreemde herkomst in armoede te weinig gebruik maken van het aanbod van de armoedesector, en dat ook de integratiesector nog te weinig aandacht besteedt aan armoede. Beide sectoren kennen elkaar ook onvoldoende. Uiteraard zijn er binnen elke sector organisaties die de doelgroep wel bereiken, maar dat is nog geen constante. Deze vaststellingen vormden de aanleiding tot de oprichting van een werkgroep “gekleurde armoede”. De werkgroep werd opgericht vanuit het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, op basis van de bevoegdheid van Inburgering en Integratie. De oprichting van deze werkgroep staat als actie opgenomen in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding. De werkgroep ressorteert als thematische denktank onder de werkzaamheden van de decretale horizontale commissie Integratiebeleid, en moet afstemming tussen de beleidsdomeinen
3
armoede en integratie mogelijk maken. Ook binnen het beleidsdomein armoede staat gekleurde armoede immers hoog op de agenda. De aanpak van gekleurde armoede werd reeds in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding als prioriteit opgenomen. In het kader hiervan werd in het voorjaar 2012 door het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS) het kennisplatform ”Inclusie van vrouwen van buitenlandse herkomst” georganiseerd. De aanbevelingen die hier uit ressorteerden worden als bijlage bij deze nota meegegeven. Daarnaast werd in 2012 het project “Armoede gekleurd” opgestart door het Netwerk tegen Armoede, in samenwerking met CERA, de Vlaamse Overheid en het Minderhedenforum. In dit project wil men de stem van personen van vreemde herkomst in armoede versterken, en de participatie van deze groep aan de activiteiten van verenigingen en aan het beleidswerk stimuleren. Het armoedebestrijdingsbeleid en het integratiebeleid zijn inclusieve beleidsdomeinen. Toch valt de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede op een of andere manier uit de boot. Er werden al diverse losse initiatieven rond gekleurde armoede opgestart, maar een specifiek beleid ontbreekt voorlopig. Met de oprichting van de werkgroep “gekleurde armoede” zet men een eerste stap in de richting van een meer coherente aanpak.
2. Proces De werkgroep kreeg de opdracht na te denken over beleidsaanbevelingen rond gekleurde armoede. Op basis van een overzicht van bestaande initiatieven en goede praktijken, de bestaande aanbevelingen van het seminarie “gekleurde armoede” van 28 februari 2008 in Overijse, en de vaststellingen uit het jaarboek van Oases, werd zo een traject gestart dat finaal uitmondde in een aantal beleidsaanbevelingen. Deze beleidsaanbevelingen vertonen veel overlappingen met de aanbevelingen van 2008. Op de verschillende bijeenkomsten van de werkgroep bleek immers dat de aanbevelingen van 2008 nog altijd bijzonder actueel zijn. Binnen de werkgroep werd de keuze gemaakt om te focussen op aanbevelingen die specifiek zijn voor gekleurde armoede. Zowel het armoedebeleid als het integratiebeleid nemen al heel wat maatregelen die ook de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede ten goede komen. Hier wordt vooral gefocust op de hiaten die er ondanks het reeds gevoerde beleid nog zijn. Binnen de voorliggende aanbevelingen ligt de klemtoon op de synergie die er tussen het integratie- en armoedebeleid (en respectievelijke sectoren) moet of zou kunnen bestaan in het aanpakken van gekleurde armoede. Centrale vraag was te kijken naar hoe beide beleidsdomeinen en sectoren kunnen samenwerken om gekleurde armoede gezamenlijk aan te pakken, alsook te bekijken welke ondersteuning vanuit de integratiesector naar de armoedesector toe, en omgekeerd, geboden kon worden. Tijdens het traject werd evenwel vastgesteld dat ook binnen andere beleidsdomeinen belangrijke uitdagingen liggen op het vlak van gekleurde armoede. Omdat het onmogelijk was om de voorstellen van beleidsdomeinspecifieke aanbevelingen af te toetsen binnen de betreffende beleidsdomeinen, werden geen domeinspecifieke aanbevelingen opgenomen in deze nota. Wel wordt de samenwerking met andere beleidsdomeinen als aanbeveling vooropgesteld. De aanbevelingen werden afgetoetst bij de verenigingen van personen van vreemde herkomst via het Minderhedenforum, besproken met het Netwerk tegen Armoede, en voorgelegd aan de commissie Integratiebeleid. Er werd getracht zo veel mogelijk met hun opmerkingen rekening te houden. Doorheen de verschillende besprekingen viel op hoe moeilijk het is om zeer concrete aanbevelingen te formuleren, zelfs voor de experten van het terrein. Zowel de armoede- als
4
integratiesector hebben veel expertise in hun domein, maar de deelverzameling van gekleurde armoede blijkt vaak nog onontgonnen terrein. Het is dan ook heel belangrijk dat er werk wordt gemaakt van meer en structureel overleg tussen de armoede- en integratiesector op beleidsniveau en op het terrein. Dat komt in de aanbevelingen dan ook duidelijk naar voor.
3. Analyse van de beleidsaanpak tot nu toe Als startpunt van de werkgroep werd een analyse gemaakt van reeds ondernomen initiatieven rond gekleurde armoede. Hoewel een volledige verkenning van het terrein niet mogelijk was, werd wel duidelijk dat het thema in de praktijk al speelt. Heel wat van die initiatieven bleken waardevol, maar een echte beleidsaanpak was tot nu toe achterwege gebleven. Veel van de huidige projecten zijn niet verankerd in structureel beleid. Met de beleidsaanbevelingen die in deze nota worden geformuleerd, willen we een eerste stap zetten in de richting van een meer structureel en geïntegreerd beleid rond gekleurde armoede.
4. De actoren van het armoedebeleid (verder genoemd: de armoedesector) Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen armoedebestrijding in enge zin, en in brede zin. In enge zin valt de organisatie van armoedebestrijding in Vlaanderen onder het decreet betreffende de armoedebestrijding van 21 maart 2003. Dit decreet bepaalt dat het armoedebestrijdingsbeleid een inclusief beleid is. Op de verschillende beleidsdomeinen en niveaus moeten doelgerichte acties ondernomen worden vanuit een partnerschap tussen alle betrokken actoren. Participatie van mensen in armoede aan het beleid is een noodzaak. Participatie van mensen in armoede aan het beleid gaat echter niet vanzelf. Het veronderstelt een sterke investering om hieraan te werken. De Vlaamse Overheid subsidieert hierom een vijftigtal verenigingen waar armen het woord nemen. Zij worden erkend en gesubsidieerd om een proces op gang te trekken dat gekenmerkt wordt door zes criteria: (1) armen verenigen zich; (2) armen het woord geven; (3) werken aan maatschappelijke emancipatie; (4) werken aan maatschappelijke structuren; (5) dialoog en vorming; (6) armen blijven zoeken. In het Netwerk tegen Armoede wisselen de verschillende verenigingen waar armen het woord nemen uit over hun lokale beleidswerk, en nemen ze standpunten in t.a.v. het Vlaamse (armoedebestrijdings)beleid. Het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid wordt gecoördineerd door een minister. Deze zorgt ervoor dat de Vlaamse Regering binnen twaalf maanden na haar aantreden een actieplan armoedebestrijding opstelt dat loopt over een periode van vijf jaar. Dit actieplan komt tot stand met participatie van de doelgroepen in partnerschap met het Netwerk tegen Armoede en omschrijft de planning van de beleidsmaatregelen van alle entiteiten waarop het armoedebestrijdingsbeleid betrekking kan hebben, op korte en lange termijn, alsook de modaliteiten van evaluatie van het gevoerde beleid. Iedere Vlaamse minister wijst binnen zijn beleidsdomein één of meer aandachtsambtenaren voor armoedebestrijding aan, die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding en de voortgangscontrole van het actieplan. Om het armoedebestrijdingsbeleid in alle sectoren te bevorderen, op elkaar af te stemmen, te bewaken en te evalueren wordt een permanent armoedeoverleg opgericht. De aandachtsambtenaren vinden elkaar op dit overleg. Het permanent armoedeoverleg bestaat uit een horizontaal en een verticaal overleg.
5
Het horizontale overleg is het overleg tussen de verschillende beleidsdomeinen. Daaraan nemen vertegenwoordigers deel van de verschillende Vlaamse ministeries en de verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid, en van het Netwerk tegen Armoede. Binnen elk beleidsdomein wordt ook een verticaal overleg opgericht. Het verticale overleg heeft tot taak de specifieke beleidsinitiatieven te toetsen aan de visie en de ervaring van de doelgroep en voorstellen tot bijsturing te formuleren. Het Netwerk tegen Armoede heeft minstens de opdracht om de beleidsdialoog met de overheid te organiseren en te voeren, overleg en ervaringsuitwisseling tussen de verenigingen te organiseren, activiteiten te ondersteunen en coördineren die inzicht bieden in de ervaringswereld van mensen in armoede en tot slot gemeenschappelijke initiatieven van en voor de verenigingen te bevorderen. Het samenbrengen van mensen in armoede gaat daarbij verder dan louter “ontmoeten”: het benoemen van armoede en thematisch bespreken van grondrechten wordt niet uit de weg gegaan. Het Netwerk tegen Armoede vervult haar opdrachten in nauwe samenwerking met andere actoren. De Vlaamse Regering kan verenigingen waar armen het woord nemen erkennen als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden. In alle gemeenschaps- en gewestmateries waarmee armen geconfronteerd worden, neemt de Vlaamse regering initiatieven voor de tewerkstelling van opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede en sociale uitsluiting. Het Vlaams Armoedesteunpunt (VLAS) zorgt voor de ondersteuning van het armoedebestrijdingsbeleid door het verrichten van wetenschappelijk onderzoek inzake armoede. Tot slot wendt de coördinerend minister Armoedebestrijding, binnen de beschikbare kredieten, middelen aan om projecten met een experimenteel, aanvullend en/of vernieuwend karakter te ondersteunen. Uiteraard is het drukken van de armoedecijfers niet alleen een zaak van de Vlaamse Regering. Lokale actoren (lokale besturen, welzijnsorganisaties, middenveldorganisaties, scholen, armoedeverenigingen,… ) kunnen ook een grote bijdrage leveren aan de bestrijding van armoede. Het lokale niveau staat het dichtst bij de mensen en is vaak best geplaatst om een antwoord te formuleren op hun noden. Ook op het federale vlak moeten belangrijke maatregelen genomen worden. Vlaamse en federale acties worden op elkaar afgestemd binnen de Werkgroep Armoedebestrijding van de Interministeriële Conferentie Maatschappelijke Integratie. Tot slot bestrijden we armoede ook op Europees niveau. Europa werkt aan een Europese aanbeveling rond Kinderarmoede. De Vlaamse regering werkt actief mee aan de realisatie van deze aanbeveling. Wanneer in deze nota wordt verwezen naar de “armoedesector”, dan bedoelen we dat echter in brede zin: iedere organisatie/instantie die een rol opneemt binnen de bestrijding van armoede behoort tot de armoedesector.
5. De actoren van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid (verder genoemd: de integratiesector) De doelstellingen, doelgroepen en instrumenten van het Vlaamse integratiebeleid zijn opgenomen in het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse Integratiebeleid (integratiedecreet), dat gewijzigd werd op 30 april 2009 en 6 juli 2012.
6
Volgende actoren leveren een bijdrage aan de realisatie van het Vlaams integratiebeleid. Commissie Integratiebeleid Om op Vlaams niveau een horizontaal beleid te kunnen voeren, wordt voorzien in een coördinerende commissie Integratiebeleid, die ernaar streeft dat elk relevant beleidsdomein zijn verantwoordelijkheid neemt op vlak van integratiebeleid, ook in zijn verticale beleidsvoering. De commissie Integratiebeleid maakte hiervoor een geïntegreerd actieplan op. Vlaamse Woonwagencommissie De Vlaamse Woonwagencommissie werd opgericht in 1997 naar aanleiding van het project 7 uit het Vlaams strategisch plan voor het minderhedenbeleid van 24 juni 1996. Dit project beschrijft de strategie om voldoende duurzame en aangepaste woonwagenterreinen aan te leggen. De Vlaamse Woonwagencommissie komt op regelmatige basis samen en neemt initiatieven, coördineert en adviseert de bevoegde ministers met betrekking tot de aanleg van voldoende duurzame en aangepaste woonwagenterreinen. Kruispunt Migratie - Integratie Het Kruispunt Migratie – Integratie is als Vlaams expertisecentrum erkend integratiedecreet. Het Kruispunt ontwikkelt en ontsluit kennis en expertise over integratie, ontwikkelt methodieken, zorgt voor coördinatie en afstemming, vormingen en geeft advies. Iedereen die in zijn werk te maken heeft met migratie, integratie of inburgering doen op het Kruispunt.
binnen het migratie en organiseert kan beroep
Minderhedenforum Het Minderhedenforum is als participatieorganisatie erkend binnen het integratiedecreet en verenigt 17 federaties, die op hun beurt 1500 lokale zelforganisaties vertegenwoordigen. Het Minderhedenforum is enerzijds belangenbehartiger en stimuleert anderzijds de participatie van de doelgroep. Onthaalbureaus De inburgeraar sluit een inburgeringscontract waarbij hij kosteloos een vormings- en begeleidingstraject krijgt aangeboden (= het primaire inburgeringstraject). Het onthaalbureau is de regisseur van het primaire inburgeringstraject en werkt hierbij nauw samen met het Huis van het Nederlands, de aanbodverstrekkers Nederlands als tweede taal (NT2), de VDAB (en Actiris en Tracé Brussel vzw in Brussel) en de Vlaamse OCMW’s. Er zijn in Vlaanderen 8 onthaalbureaus: één in de steden Brussel, Gent en Antwerpen, en één in elke Vlaamse provincie. Van de inburgeraar wordt verwacht dat hij/zij regelmatig deelneemt aan dit traject. Inburgeraars die hun contract niet naleven, kunnen een administratieve geldboete krijgen van de handhavingsambtenaren van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verplichte trajecten, en vrijwillige trajecten. Diensten voor sociaal tolken en vertalen Het sociaal tolken en vertalen is een instrument voor inburgering en integratie en heeft tot doel de sociale en openbare dienst- en hulpverlening toegankelijk te maken voor nieuwe Vlamingen die nog niet voldoende Nederlands kennen. Sociaal tolken moet ter plaatse kunnen ingezet worden, sociaal vertalen kan in grote mate centraal georganiseerd worden, telefoontolken wordt uitsluitend centraal georganiseerd. Het organiseren en aanbieden van het sociaal tolken en vertalen gebeurt vanuit de diensten voor sociaal tolken en vertalen.
7
Volgende diensten zijn in Vlaanderen aanwezig: Babel, Vlaamse Tolkentelefoon vzw en 8 decentrale diensten voor sociaal tolken en vertalen (één in de steden Brussel, Antwerpen en Gent en één in elke Vlaamse provincie). Integratiecentra Er zijn in Vlaanderen 8 integratiecentra: één in de steden Brussel, Gent en Antwerpen en één in elke Vlaamse provincie. De integratiecentra hebben als taak om de provinciale en lokale besturen en andere relevante beleidsinstanties en organisaties te ondersteunen en te stimuleren bij het voeren van een gecoördineerd en inclusief integratiebeleid, en dit in de verschillende beleidsdomeinen. Ze informeren en geven advies en vormingen aan organisaties, verenigingen, voorzieningen en besturen over toegankelijkheid, participatie en samenleven in diversiteit. Ze stimuleren en ondersteunen vernieuwende projecten en ontwikkelen methodieken. Tot slot begeleiden en ondersteunen ze veranderingsprocessen van voorzieningen, organisaties of verenigingen. Steden en gemeenten Er worden 51 steden en gemeenten gesubsidieerd voor het voeren van een lokaal integratiebeleid. 42 steden en gemeenten hebben een erkende integratiedienst. 4 steden en gemeenten ontvangen een starttoelage en 5 hebben een aanvraag voor een starttoelage ingediend. Deze zijn als volgt gespreid: 14 in Vlaams-Brabant (waarvan 6 startende), 11 in Limburg, 10 in Antwerpen (waarvan 1 startende), 11 in Oost-Vlaanderen (waarvan 1 startende) en 5 in West-Vlaanderen (waarvan 1 startende). Het integratiebeleid wordt in de eerste plaats gerealiseerd op het lokale niveau, waar oude en nieuwe Vlamingen samenleven. Lokale besturen hebben een belangrijke rol als regisseur van het integratiebeleid op hun grondgebied. De besturen van een stad of gemeente waar veel Vlamingen van vreemde herkomst wonen, kunnen een integratiesubsidie aanvragen bij de Vlaamse overheid. Deze is bedoeld als een impuls om lokaal een inclusief integratiebeleid te voeren. Vlaamse Gemeenschapscommissie De Vlaamse Gemeenschapscommissie neemt in Brussel de regierol op voor het voeren van het integratiebeleid op het niveau van het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad. Dat gebeurt in overleg en samenwerking met de Vlaamse Overheid. Met het oog op een verhoging van de efficiëntie en de effectiviteit binnen de sector plant de Vlaamse overheid momenteel een hervorming van de centra en het Kruispunt MigratieIntegratie. Het integratiebeleid is, net als het armoedebestrijdingsbeleid, een inclusief en gecoördineerd beleid.
6. De doelgroep Met deze beleidsaanbevelingen richten we ons tot de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede. Doorheen de gesprekken in de werkgroep bleek dat het niet eenvoudig was om tot een eenduidige definitie te komen. Verschillende termen werden aangereikt, maar al snel bleek dat elke term zowel voor- als nadelen heeft. Daarom werd beslist gebruik te maken van de wettelijk bepaalde definities. In functie van de operationalisering biedt dat namelijk heel wat opties.
8
Integratiedecreet: Het integratiebeleid richt zich op de gehele samenleving en heeft daarbij, naargelang van het geval, speciale aandacht voor de volgende personen: 1° personen die legaal en langdurig in België verblijven en die bij hun geboorte niet de Belgische nationaliteit bezaten of van wie minstens een van de ouders bij geboorte niet de Belgische nationaliteit bezat, in het bijzonder diegenen die zich in een vaststelbare achterstandspositie bevinden; daarbij is een langdurig verblijf elk legaal verblijf dat niet beperkt is tot maximaal drie maanden, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de eerste titel van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; 2° personen die legaal in België verblijven en die wonen of woonden in een woonwagen als vermeld in artikel 2, 33°, van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, of waarvan de ouders dat deden, met uitzondering van bewoners van campings of gebieden met weekendverblijven. Daarnaast richt het integratiebeleid zich ook op vreemdelingen zonder wettig verblijf, meer bepaald vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens een noodsituatie begeleiding vragen. In deze nota operationaliseren we de bijzondere doelgroep van het integratiebeleid verder als “personen van vreemde herkomst”. Armoedecreet: Armoede wordt gedefinieerd als “een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan, dat de armen scheidt van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving en waarbij ze niet op eigen kracht deze kloof kunnen overbruggen”1. De doelgroep van het armoedecreet zijn de personen die in armoede leven of geleefd hebben. Met deze aanbevelingen richten we ons tot de doelgroep van de personen van vreemde herkomst, die zich bevinden in een situatie van armoede en sociale uitsluiting. Het moet daarbij duidelijk zijn dat armoede in onze samenleving een samenhang is van vele elementen, vaak tegelijk aanwezig: moeilijkheden in het onderwijs, lage tewerkstellingeskansen, ongezonde huisvesting, moeilijke thuissituaties,… en dat inkomensdeprivatie daar slechts een component van is. We willen er bewust de aandacht op vestigen dat armoede gaat over gebrek aan toegang tot een aantal grondrechten, en dus ruimer is dan inkomensarmoede.
7. Draagvlak De beleidsaanbevelingen worden allemaal onderschreven door de leden van de werkgroep “gekleurde armoede”. Volgende actoren maken deel uit van de werkgroep: Agentschap voor Binnenlands Bestuur – team integratie (voorzitterschap en secretariaat) Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin – team samenleving Netwerk tegen Armoede De Link (opleiding tot ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting) Samenlevingsopbouw Antwerpen stad Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie Samenlevingsopbouw Vlaanderen 1
Definitie opgemaakt door prof. Jan Vranken in het jaarboek armoede
9
Steunpunt Inburgering en Integratie Vlaams Armoedesteunpunt Kind & Gezin VDAB Studiedienst van de Vlaamse Regering Bea Van Robaeys - onderzoekster Koning Boudewijnstichting Kruispunt Migratie-Integratie Minderhedenforum Vlaamse Gemeenschapscommissie Brussels Welzijns- en Gezondheidsraad Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel Provinciaal Integratiecentrum Limburg Integratiedienst Beringen Integratiedienst Leuven Intercultureel Netwerk Gent VVSG
8. Overzicht aanbevelingen Volgende aanbevelingen werden geformuleerd. De aanbevelingen werden geformuleerd in functie van een logische volgorde, en niet in functie van belangrijkheid. 1. Het Vlaams beleid moet actief inzetten op gekleurde armoede; 2. Bouw expertise op en experimenteer met nieuwe werkvormen, samen met personen van vreemde herkomst in armoede; 3. De Vlaamse minister bevoegd voor armoedebestrijding en de Vlaams minister bevoegd voor Inburgering en Integratie moeten een betere samenwerking tussen de beleidsdomeinen armoede en integratie stimuleren, en andere relevante beleidsdomeinen; 4. Bouw aan een sterk netwerk tussen overheid, diensten en instellingen, en burgers; 5. De bij mensen in armoede aanwezige potenties, eigenheid en kracht, worden opgemerkt, ondersteund en aangewend; 6. Maak voorzieningen toegankelijker en zet processen van interculturalisering op gang, aangepast aan de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede; 7. Sommige groepen vragen aangepaste maatregelen.
10
Deel 2: Beleidsaanbevelingen 1. Het Vlaams beleid moet actief inzetten op gekleurde armoede Achtergrond De aanpak van gekleurde armoede kan maar efficiënt verlopen, als het beleid bereid is er actief en prioritair op in te zetten en hierin een signaalfunctie opneemt. We willen dat dan ook expliciet benoemen. Om daaraan tegemoet te komen, moeten specifieke aanbevelingen/acties worden vooropgesteld, waaraan ook voldoende financiële middelen worden gekoppeld. In deze nota worden verschillende aanbevelingen geformuleerd naar het beleid. Deze kunnen, na goedkeuring, nog verder geconcretiseerd worden in acties. We pleiten hier overigens niet voor een aparte, categoriale benadering, maar formuleren de aanbevelingen vanuit de visie op inclusief beleid. Specifieke aanbevelingen Nemen van een beleidsbeslissing om prioritair op (gekleurde) armoede in te zetten, wil men de stijging van de (gekleurde) armoede tegengaan, en koppeling van middelen aan voorgestelde acties die uit de aanbevelingen voortvloeien. Meer structurele middelen voorzien voor de aanpak van gekleurde armoede. Projectsubsidies hebben hun meerwaarde, maar succesvolle projecten kunnen niet altijd worden omgezet in structureel beleid.
2. Bouw expertise op en experimenteer met nieuwe werkvormen, samen met personen van vreemde herkomst in armoede Achtergrond Om meer inzicht te verwerven in mechanismen die spelen rond gekleurde armoede, en het bedenken van mogelijke oplossingsstrategieën, dient blijvend te worden ingezet op onderzoek en experimenteerruimte. Het onderzoek rond personen van vreemde herkomst in armoede staat nog in de kinderschoenen. Monitoring en onderzoek blijven dus belangrijk. De vertaling van dit onderzoek naar concreet beleid moet hierbij steeds worden bewaakt. Bij onderzoek is het ook van belang het overzicht te behouden, en elk onderzoek ook terug te koppelen naar de betrokken actoren. Specifieke aanbevelingen Continueren van de samenwerking tussen de onderzoeksopdrachten van het Vlaamse Armoede Steunpunt en het Steunpunt Inburgering en Integratie. Ook afstemming tussen de andere steunpunten die linken hebben met de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede, zoals het Steunpunt Onderwijs. Blijvende aandacht voorzien voor personen van vreemde herkomst in de armoedemonitor, en voor armoede in de Vlaamse en lokale integratiemonitor. In onderzoek zou ook op kleinere entiteiten moeten worden ingezoomd. Cijfergegevens zouden ook regionaal/lokaal beschikbaar moeten zijn (en niet enkel op
11
Vlaams/federaal niveau). Dat zou in de toekomst mogelijk zijn via de Kruispuntbank Sociale Zekerheid, waar herkomstgegevens gekoppeld zouden worden aan de socioeconomische status. Dit is een voorbeeld van een experiment waar we op zouden moeten inzetten. Betere uitwisseling van expertise, methodieken en verzamelde gegevens op macroen mesoniveau betreffende de doelgroep, tussen de integratiesector en de armoedesector, zowel op lokaal als bovenlokaal vlak, via het creëren van een uitwisselingsplatform. Zo wordt dubbel werk vermeden. Blijvende aandacht en inzet van middelen voor verzameling van gegevens betreffende de doelgroep. Het onderzoek rond personen van vreemde herkomst in armoede staat nog in zijn kinderschoenen. Meer waardering van de expertise die er op het domein bestaat, en meer wisselwerking tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk. Meer nood aan actieonderzoek. Onderzoek doet meestal beroep op het basiswerk om de doelgroep te bereiken. Deze investering van tijd en personeel wordt onvoldoende gewaardeerd. In onderzoeksprojecten zouden deze kosten mee in rekening gebracht moeten worden. Creëer experimenteerruimte om nieuwe methodieken te ontwikkelen. In andere projectoproepen, die niet specifiek gericht zijn op het thema gekleurde armoede, moet rekening gehouden worden met het bereiken van de doelgroep. Dit kan door aandacht voor gekleurde armoede als prioriteit te benoemen. Voorzie beleidsruimte om experimenten verder te ontwikkelen tot structureel beleid. Mogelijke onderzoekspistes: Continueren van objectief wetenschappelijk onderzoek dat personen van vreemde herkomst duidelijk in beeld brengt (om de specifieke relatie tussen herkomst en armoede te verklaren). Uit onderzoek blijkt immers dat personen van buitenlandse herkomst vaker in een kwetsbare positie terechtkomen dan personen van Belgische herkomst. Ook blijkt dat factoren die bij Belgen het armoederisico doen afnemen, zoals scholing en tewerkstelling, voor personen van vreemde herkomst minder blijken te werken. Ook zij met een sterker socio-economisch profiel worden geconfronteerd met deprivatie op diverse armoededomeinen. Waarschijnlijk krijgen zij dus minder kansen om hun potentieel te benutten. Hoe komt dat? Inzicht krijgen in de mechanismen en verklarende factoren kan helpen om het probleem gericht aan te pakken. Belang van onderzoek dat “over de muren” durft te kijken. In bepaalde Europese landen (zoals Nederland) is het risico dat personen van vreemde herkomst in armoede terechtkomen kleiner. Hoe kunnen we dat verklaren? Onderzoek naar de differentiatie binnen gekleurde armoede: hoe komt het bijvoorbeeld dat Marokkanen een veel hoger armoederisico hebben dan Turken?
3. De Vlaamse minister bevoegd voor Armoedebestrijding en de Vlaamse minister bevoegd voor Inburgering en Integratie moeten een betere samenwerking stimuleren tussen de beleidsdomeinen armoede en integratie, en andere relevante beleidsdomeinen Achtergrond Een van de voorwaarden voor een geslaagde aanpak van gekleurde armoede, is een betere samenwerking en afstemming tussen de beleidsdomeinen armoede en integratie. Beide beleidsdomeinen beschikken terzake over heel wat kennis, maar vertrekken nog te vaak vanuit hun eigen doelstellingen. Er moet worden ingezet op dwarsverbindingen. Dat geldt
12
ook voor de andere beleidsdomeinen die personen van vreemde herkomst in armoede als doelgroep hebben. Overleg en samenwerking moeten meer structureel worden georganiseerd in plaats van ad hoc. Het armoedebestrijdingsbeleid is een inclusief beleid: geïntegreerd waar kan, maatgericht waar nodig. Binnen de doelgroep ‘mensen in armoede’ is er een (toenemende) diversiteit. Aangezien verschillende doelgroepen met een verhoogd armoederisico kampen, zal het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid onder meer aandacht moeten hebben voor personen van vreemde herkomst. Omgekeerd moet ook het integratiebeleid meer de aandacht richten op de groep personen van vreemde herkomst in armoede. Specifieke aanbevelingen Blijven inzetten op gerichte aandacht voor gekleurde armoede vanuit het armoedebestrijdingsbeleid. Andere beleidsdomeinen blijven aansporen om acties op te zetten specifiek gericht naar deze doelgroep. Opname van deze acties in het VAPA. Samenwerking met andere beleidsdomeinen (Onderwijs, tewerkstelling, huisvesting, welzijn, gezondheid…) is cruciaal. Er moet voldoende worden ingezet op dwarsverbindingen. De stijging van gekleurde armoede kan maar worden tegengegaan als alle beleidsdomeinen er mee hun schouders onder zetten. Zo kunnen meer signalen worden opgevangen. Minstens een maal per jaar is er overleg tussen de Vlaamse administraties bevoegd voor armoede en integratie, om bepaalde beleidsmaatregelen van de ene sector te kunnen afstemmen met de andere. Linken leggen tussen de beleidsdomeinen armoede en integratie bij de uitbouw van het horizontaal beleid. Dat kan via horizontale platforms, actieplannen en bilateraal overleg. Beide administraties kunnen hun actieplannen en beleidmaatregelen screenen op gekleurde armoede. Op het eerste overleg tussen de administraties armoede en integratie kan dan bekeken worden wat dubbel wordt aangepakt en waar de hiaten zitten. Van daaruit kunnen specifieke beleidsmaatregelen worden vooropgesteld. De beleidsdomeinen armoede en integratie ontwikkelen, in het kader van rapportering en monitoring, een gedeelde visie op gekleurde armoede met o.a. een eenduidig gebruik van definitie van de doelgroep, zodat het makkelijker wordt om via onderzoek hun socio-economisch profiel in kaart te brengen, en vergelijking van cijfers mogelijk maakt over verschillende sectoren heen; Opzetten van gemeenschappelijke initiatieven op basis van inhoudelijke aanbevelingen. Dit kan bijvoorbeeld via een gemeenschappelijke projectoproep.
4. Bouw aan een sterk netwerk tussen overheid, diensten en instellingen, en burgers Achtergrond Netwerking is in het kader van gekleurde armoede zeer belangrijk, maar vereist ook de nodige middelen om er aan te kunnen deelnemen, en sterke (basis)werkingen. Een sterk netwerk en voldoende samenwerkingsverbanden zijn cruciaal in de strijd tegen (gekleurde) armoede. Die netwerken en samenwerkingsverbanden moeten tot stand komen over de verschillende sectoren heen, want armoede speelt zich af op meerdere levensdomeinen.
13
Specifieke aanbevelingen Samenwerking op centraal – Vlaams niveau realiseren/bestendigen via: gegevensuitwisseling betreffende de doelgroep (op niveau van de studiedienst en de steunpunten); linken leggen bij de uitbouw van het horizontaal beleid, via horizontale platforms, actieplannen en bilateraal overleg; gemeenschappelijke initiatieven opzetten op basis van inhoudelijke aanbevelingen; afstemming tussen de netwerken en expertisecentra (Netwerk tegen Armoede, het Kruispunt Migratie-Integratie, en het Minderhedenforum). Samenwerking op decentraal – provinciaal niveau realiseren/bestendigen via: inzetten van de interculturaliseringsfunctie van de integratiecentra Samenwerking op lokaal niveau realiseren via het uitbouwen van lokale samenwerkingsverbanden: tussen de verschillende beleidsdomeinen binnen een lokaal bestuur, tussen lokale besturen onderling, tussen verenigingen en tussen lokale besturen en verenigingen.
5. De bij mensen in armoede aanwezige potenties, eigenheid en kracht, worden opgemerkt, ondersteund en aangewend Achtergrond Participatie van personen van vreemde herkomst in armoede aan verenigingen is essentieel in hun strijd tegen sociale uitsluiting. Toch verloopt dat participatieproces nog niet altijd bijster goed. Het is belangrijk dat de mogelijkheden, talenten, en strijdlust van mensen die in armoede leven worden opgemerkt, en een plaats krijgen in het hele participatieproces. Het is in het kader van een emancipatieproces heel belangrijk dat mensen zich kunnen organiseren, niet met de bedoeling om een apart blok te vormen, maar juist om inclusief te kunnen participeren aan de beleidskanalen. Zowel de verenigingen waar armen het woord nemen als de etnisch-culturele verenigingen en hun koepels moeten daarom de mogelijkheid krijgen om in te zetten op gekleurde armoede, en dat in onderlinge samenwerking. Hierbij moet wel een belangrijke kanttekening worden gemaakt. Een van de mogelijkheden om participatie te bevorderen is het meer divers maken van de bestaande (armoede)verenigingen. Maar het opnemen van personen vreemde herkomst in armoedeverenigingen is ook niet dé sleutel tot participatie. Mensen moeten zelf kunnen bepalen hoe ze zich verenigingen. We pleiten dan ook niet voor een gerichte toeleiding van personen van vreemde herkomst in armoede naar bestaande armoedeverenigingen. Wel moeten ze op de hoogte worden gesteld van het aanbod dat er is, om zo zelf een doordachte keuze te kunnen maken. En dat vereist dan weer dat elke vereniging toegankelijk is voor iedereen. Specifieke aanbevelingen Versterking en ondersteuning van de basiswerkingen, dus zowel zelforganisaties als verenigingen waar armen het woord nemen, als andere basiswerkingen. Basiswerkingen worden momenteel overbevraagd. Hoewel hier heel wat potentieel aanwezig is, is het onmogelijk om op al die vragen te antwoorden zonder een degelijk
14
kader en degelijke ondersteuning, zowel financieel als inhoudelijk als organisatorisch. Wordt die ondersteuning niet geboden, dan kan men niet verlangen om op elke vraag een antwoord te krijgen. Zo hebben verenigingen van personen vreemde herkomst die erkend worden door het Sociaal Cultureel Werk-decreet geen armoedeopdracht onder de huidige erkenning. Als we verwachten dat zij een rol opnemen in het bestrijden van gekleurde armoede, dan moeten zij daar ook voor erkend en gewaardeerd worden. Federaties moeten worden betrokken bij de bestaande overlegplatformen op verschillende niveaus (zoals lokale adviesraden, provinciale platforms,… ). Door onvoldoende omkadering is deelname voor de federaties op dit moment vaak niet mogelijk. Er is dus meer ondersteuning nodig om tot een gelijkschakeling te komen met de mogelijkheden dat het ‘klassieke’ middenveld heeft. Hierbij dringt een professionalisering via personeelsinzet zich op. Hierbij is het niet de bedoeling om in concurrentie te gaan met het vrijwilligerswerk, maar dit juist te versterken. Deze omkadering is heel belangrijk om tot samenwerking te komen. Meer samenwerking tussen zelforganisaties, verenigingen waar armen het woord nemen, en andere verenigingen. Samenwerking rond thema’s die allen aanbelangen werkt verbindend. Hierbij kan er ook verdiepend gewerkt worden, en hoeft men zich niet louter te beperken tot feestelijke evenementen. Maar ook thema’s die op het eerste zicht niet verbindend werken, en zelfs bedreigend overkomen, moeten op termijn besproken kunnen worden. Samenwerking kan in die optiek een alternatief vormen voor echt inclusieve verenigingen. Verlies de context niet uit het oog. Tussen generaties kunnen grote verschillen bestaan in armoedebeleving, vanuit de verschillende referentiekaders die men hanteert. Waarbij de eerste generatie vaak nog het herkomstland hanteert als referentiekader, hanteren jongeren sneller de Vlaamse samenleving. Hou rekening met deze “diversiteit” binnen de doelgroep. Zoek naar mogelijkheden om te vertrekken vanuit (materiele) dienst- en hulpverlening (bvb. voedsel- en kledingbedeling). Daar wordt de doelgroep bereikt. Hier kunnen ook de OCMW’s een rol in spelen. Wederzijdse beeldvormende initiatieven ontwikkelen bij kansarmen. Er moet gewerkt worden aan toenadering tussen gekleurde en niet-gekleurde armoede. Met wederzijds wantrouwen moet worden rekening gehouden in alle maatregelen die worden getroffen. Daarnaast moet er ook worden gewerkt aan beeldvorming rond gekleurde armoede naar de brede samenleving. Bewustmaking dat discriminatie en uitsluiting armoede bij personen van vreemde herkomst in de hand (kunnen) werken. Stimuleren van deelname aan sociale activiteiten. Vooral het stimuleren van vrijwilligerswerk is hierbij een belangrijke hefboom. Maar ook het gewoon deelnemen aan activiteiten versterkt de participatiebevorderende competenties en helpt om het sociaal isolement te doorbreken.
15
6. Maak voorzieningen toegankelijker en zet processen van interculturalisering op gang, aangepast aan de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede Achtergrond Elke dienst en/of voorziening zou moeten nadenken over toegankelijkheid. Dit kan worden gekaderd binnen het kwaliteitsbeleid van diensten en voorzieningen. Elke dienst/voorziening zou in principe voor elke burger toegankelijk moeten zijn. De overheid dient dan wel te stimuleren/waarderen dat specifieke aandacht wordt besteed aan de moeilijkst bereikbare groepen. Van groot belang hierbij is het benoemen van de doelgroep. Niet elke doelgroep vraagt dezelfde aanpak. Door een toegankelijkheidsbeleid te ontwikkelen, kan de gebruikersparticipatie van personen van vreemde herkomst in armoede binnen diensten en voorzieningen aanzienlijk verhogen, wat positieve effecten kan hebben op hun situatie van armoede en uitsluiting. Om de toegankelijkheid te kunnen verhogen, kunnen processen van interculturalisering op gang worden gezet. Onder interculturalisering verstaan we: “het voortdurend beleidsproces om organisatiestructuur, personeel en aangeboden diensten af te stemmen op personen van vreemde herkomst (in armoede). Interculturaliseren is een interactief leerproces om te leren omgaan met diversiteit. Ontmoeting en dialoog met mensen met verschillende culturele achtergronden staat hierin centraal. Interculturaliseren is werken aan diversiteit.“ Werken aan diversiteit vereist een integrale kijk en aanpak. Elke maatregel die een organisatie neemt rond gekleurde armoede zou een plaats moeten krijgen binnen het hele diversiteits- en kwaliteitsbeleid van de organisatie. Het ontwikkelen van een toegankelijkheidsbeleid en het interculturaliseren van diensten/voorzieningen, zijn opdrachten waar de integratie- en armoedesector momenteel al heel sterk op inzetten. Beide sectoren kunnen op dat vlak echter nog heel wat van elkaar leren. De integratiesector kan zijn specifieke knowhow rond interculturaliseren delen met de armoedesector. Tegelijkertijd kan de armoedesector zijn ervaring rond participatie meegeven aan de integratiesector. Ook heel wat lokale besturen hebben toegankelijkheid van voorzieningen als aandachtspunt, zowel in het kader van het lokaal sociaal beleid als in het kader van het lokaal integratiebeleid. Ook zij moeten daar meer in ondersteund worden, juist omwille van de steeds groter wordende diversiteit onder de bevolking. Specifieke aanbevelingen Investeer in outreachend werken. Stap met het aanbod naar de doelgroep toe. Outreachend werken staat momenteel onder druk, hoewel dit heel waardevol kan zijn. De nadruk ligt nu te veel op meetbare resultaten en kwantiteit. Laagdrempelig werken, naar de doelgroep toe stappen, is nochtans nodig om de doelgroep te bereiken. Er moet vanuit een ander kader op een andere manier naar resultaten worden gekeken. Via eerstelijnswerk bereik je de mensen. Ondersteuning en vorming van de medewerkers binnen diensten en voorzieningen, opdat ze interculturele competenties kunnen verwerven om met de doelgroep om te gaan. Specifiek naar gekleurde armoede toe kan worden ingezet op het verwerven van kennis over de link tussen armoede en kleur.
16
Inzetten van brugfiguren om de doelgroep te bereiken. De brugfunctie van opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting ook toepasbaar maken binnen de integratiesector. Tewerkstellingmogelijkheden creëren voor opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting binnen de integratiesector. Blijvend inzetten op het actief rekruteren van personen van vreemde herkomst in de opleiding tot ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting. Inzetten van de interculturaliseringsfunctie van de integratiecentra op provinciaal niveau. Uitwerken van een concreet ondersteuningsaanbod interculturalisering voor het armoedebestrijdingsbeleid door de integratiesector, voor wat betreft het omgaan met de doelgroep van het integratiebeleid. Dit aanbod staat niet enkel open voor specifieke verenigingen, diensten en organisaties, maar ook voor lokale besturen die een link willen leggen tussen beide beleidsdomeinen.
7. Sommige groepen vragen aangepaste maatregelen Achtergrond Ook binnen de groep van personen van vreemde herkomst in armoede is een grote diversiteit. Bepaalde doelgroepen verdienen dan ook extra aandacht, en vragen om een specifieke aanpak. Specifieke aanbevelingen worden geformuleerd voor: 1. mensen zonder wettig verblijf 2. Roma 3. woonwagenbewoners 4. vrouwen van vreemde herkomst 5. kinderen en jongeren van vreemde herkomst Specifieke aanbevelingen voor mensen zonder wettig verblijf: De basisrechten van mensen zonder wettig verblijf moeten verzekerd zijn. Momenteel zijn er nog heel wat problemen en gemiste kansen in de gezondheidszorg, en krijgen deze mensen vaak af te rekenen met gebrek aan opvangmogelijkheden, waardoor ze noodgedwongen en zonder enige begeleiding op straat terecht komen. Er is in dit opzicht nood aan overleg met de integratiesector, het Algemeen Welzijnswerk, en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten. Mensen zonder wettig verblijf moeten georiënteerd worden naar een zinvol toekomstperspectief. Dat gaat verder dan het louter informeren over vrijwillige terugkeer. Er moet geïnvesteerd worden in sociale begeleiding. Dit kan worden ontwikkeld via overleg tussen de integratiesector en het Algemeen Welzijnswerk, of via de LOI’s. Specifieke aanbevelingen voor Roma: Hier kan verwezen worden naar het Vlaams actieplan MOE(Roma)-migranten 2012.
17
Specifieke aanbevelingen voor woonwagenbewoners: Hier kan verwezen worden naar het Strategisch Plan Woonwagenbewoners. Extra aanbevelingen uit de werkgroep: Druk verhogen op lokale autoriteiten om het aantal residentiële terreinen, of het aantal standplaatsen op de terreinen, te verhogen. Er moeten meer mensen worden ingezet die begeleiding kunnen bieden aan mensen die op de standplaatsen staan. Specifieke aanbevelingen voor (alleenstaande) vrouwen van vreemde herkomst: Op het kennisplatform “Actieve inclusie van vrouwen van buitenlandse herkomst” van 7 juni 2012 werden enkele zeer specifieke aanbevelingen geformuleerd voor deze doelgroep. Deze aanbevelingen werden als bijlage bij deze nota opgenomen. Specifieke aanbevelingen voor kinderen van vreemde herkomst: In het armoedebestrijdingsbeleid wordt op Europees, federaal en Vlaams niveau extra ingezet op kinderarmoede. Ook hier willen we er de aandacht op vestigen. Kinderen in armoede worden vaak – ten onrechte – naar het bijzonder onderwijs doorgestuurd. Zelfs van bij hun geboorte blijken zij niet alle kansen te krijgen. We vragen bijzondere aandacht voor initiatieven inzake kinderopvang. Deze opvang stimuleert de taalvaardigheid en sociaal welbevinden bij deze kinderen. Op die manier staan ze sterker in hun schoenen bij de aanvang van de schoolse loopbaan.
8. Aanzet tot beleidsdomeinspecifieke aanbevelingen Zoals eerder gesteld is samenwerking met alle beleidsdomeinen cruciaal in de strijd tegen gekleurde armoede. Armoede is ruimer dan inkomensarmoede, en uit zich op verschillende domeinen van het maatschappelijk leven. Dat impliceert dat ook beleidsdomeinen als onderwijs, huisvesting, tewerkstelling, welzijn, gezondheid, en andere een rol hebben te vervullen in de bestrijding van (gekleurde) armoede, met als belangrijk aandachtspunt uitsluiting door discriminatie. Voor de doelgroep van personen van vreemde herkomst in armoede spelen een aantal mechanismen die specifiek zijn voor hun armoedesituatie. Discriminatie is er daar een van. We willen dat dan ook graag expliciet benoemen.
18
Deel 3: Prioritaire aanbevelingen We willen hier de aandacht vestigen op een aantal aanbevelingen die volgens de werkgroep als prioritair kunnen worden beschouwd. 1. Structureel overleg en afstemming tussen het armoedebestrijdingsbeleid en het integratiebeleid. 2. Samenwerking tussen de integratiesector en de armoedesector op verschillende niveaus. Ondersteuning op vlak van interculturalisering door de integratiesector. 3. Actief rekruteren van personen van vreemde herkomst in de opleiding tot ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting en inzetten op de inschakeling van opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting in de integratiesector. 4. Monitoring van het beleid om het effect van genomen maatregelen te kunnen achterhalen, en op basis hiervan het beleid bij te sturen.
Deel 4: Tot slot Binnen de werkgroep “gekleurde armoede” werd afgesproken om minstens een maal per jaar samen te komen, in functie van de opvolging van de geformuleerde aanbevelingen rond gekleurde armoede en daaraan gekoppelde acties. De werkgroep kan ook steeds worden samengeroepen, op initiatief van de voorzitter of een van de leden, in functie van een specifieke vraag/nood.
Bijlage Het verslag van het kennisplatform “Actieve inclusie van vrouwen van buitenlandse herkomst” van 7 juni 2012 werd als bijlage bij deze nota gevoegd.
19