A
gemeente Eindhoven
NOTA
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE EINDHOVEN
Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
December 2010
rot/SC10042385
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
Colofon
Uitgave Gemeente Eindhoven Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt Datum December 2010
gemeente Eindhoven
December 2010
Pagina 3
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 3 Inleiding
4
1. 1.1 1.2 1.3
Wijkeconomie en leefbaarheid Landelijke positionering PBL-rapport “Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken” Ervaringen in Eindhoven
5 5 6 8
2. 2.1 2.2 2.3
Wijkeconomie en bedrijvigheid Economische bedrijvigheid Werkgelegenheid Ervaringen in Eindhoven
13 13 13 14
3.
Concluderende samenvatting
16
4.
Beleidsaanbevelingen voor de wijkeconomie in Eindhoven
18
5.
Financiering
21
gemeente Eindhoven
3
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
Inleiding Om de aandacht voor de ontwikkeling en aanpak van wijkeconomie in Eindhoven te concentreren is in maart 2009 een accountmanager/beleidsadviseur wijkeconomie aangesteld bij de afdeling Economische Zaken en Arbeidsmarkt. De functie maakt onderdeel uit van het project wijkeconomie dat mede bekostigd wordt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) via OP-Zuid en heeft een looptijd van 2 jaar. Aanleiding was de politieke en maatschappelijke aandacht voor wijkeconomie. De opdracht aan de accountmanager wijkeconomie is om invulling te geven aan beleid en instrumenten voor de economische pijler van het wijkenbeleid van de gemeente Eindhoven. Hierbij wordt vertrokken vanuit een focus op de drie krachtwijken en zullen de ervaringen later worden uitgerold over andere wijken. Conform opdracht is de eerste aandacht uitgegaan naar de wijkeconomie in de drie krachtwijken: De Bennekel, Doornakkers en Woensel-West. Hier zijn gesprekken geweest met de ondernemers in de wijken, overleggen met de projectleiders integrale wijkvernieuwing krachtwijken, collega’s EZ en andere betrokkenen bij de wijken. Daarnaast zijn de nodige rapporten doorgespit om tot een analyse te komen van de mogelijkheden en aanbevelingen voor de ontwikkeling van de wijkeconomie in Eindhoven en is een eerste overzicht gemaakt van mogelijke instrumenten. Dit is voor commentaar voorgelegd aan diverse in- en externe betrokkenen. Op- en aanmerkingen zijn verwerkt. In juli is een interne workshop georganiseerd om de uitgangspunten voor de ontwikkeling van de wijkeconomie eens goed tegen het licht te houden en tot een eerste voorstel van prioriteiten te komen. Bij deze workshop waren de projectleiders en programmamanager krachtwijken, accountmanagers EZA, programmamanagers EZA en projectleiders vastgoed betrokken. Dit alles heeft geleid tot dit document Beleidsaanbevelingen wijkeconomie Eindhoven. In dit document wordt op hoofdlijnen aangegeven welke bevindingen op het terrein van de wijkeconomie in Eindhoven, en met name in de krachtwijken, zijn opgedaan en wordt ook uitvoerig stil gestaan bij de uitkomsten uit een eerste empirisch onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar de wederzijdse relatie tussen bedrijvigheid en leefbaarheid. Het document eindigt met een aantal conclusies en beleidsaanbevelingen.
4
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
1.
Wijkeconomie en leefbaarheid
1.1 Landelijke positionering Landelijk staat wijkeconomie al een aantal jaren op de politieke agenda. Het is de derde pijler, de economische pijler, naast de fysieke en de sociale pijler in het kader van het grootstedenbeleid om, in stedelijke woonwijken, leefbaarheidproblemen te bestrijden en achterstanden weg te werken. Wijkeconomie en leefbaarheid worden dan ook meestal direct met elkaar in verband gebracht. De meest gehanteerde doelstelling voor wijkeconomie is: Het optimaal benutten van de economische potenties van een wijk (bedrijven, bewoners en ruimte) en het creëren van nieuwe kansen waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de leefbaarheid van de wijk. Het idee is dat ondernemerschap en bedrijvigheid bijdragen aan de leefbaarheid van een wijk doordat: b meer bedrijvigheid leidt tot meer werkgelegenheid in de wijk en dus tot banen (en inkomen) voor bewoners; b ondernemers dragen zorg voor hun omgeving, onderhouden pand, erf en contacten, en grijpen actief in bij problemen; b ondernemers zijn vaak ook sociaal actief en bieden ontmoeting(splaatsen) waardoor ze bijdragen aan de sociale cohesie in een wijk. Om de ministers EZ en WWI een handreiking te geven voor de ontwikkeling van landelijk beleid t.b.v. het versterken van de wijkeconomie stelden de middelgrote steden, de G27, in november 2007 het “Actieplan Wijkeconomie op”. Zij zetten in op de ontwikkeling van een instrumentenkader dat als een keuzemenu door iedere gemeente in elke wijk (niet alleen de aandachtswijken) kan worden gebruikt. Het Actieplan bestaat uit 3 beleidslijnen en 10 instrumenten: 1. Bevorderen ondernemerschap 1.1. Ontwikkelen regeling microkredieten 1.2. Opsporen talent en ondersteunen (startende) ondernemers 1.3. Vereenvoudigen regelgeving en verbeteren dienstverlening 2. Verbeteren vestigingsklimaat 2.1. Stimuleren functiemenging en binnenstedelijke bedrijventerreinen 2.2. Aanpakken leegstand commercieel vastgoed (bv. belastingheffing) 3. Investeren in wijkeconomie 3.1. Middelen voor alle wijken die dat nodig hebben (niet alleen krachtwijken) 3.2. Uitrollen ondernemersregeling kansenzones (naar vb Rotterdam) 3.3. Uitrollen regeling bedrijfsgerichte gebiedsverbetering Algemeen 0.1 Ontwikkelen praktijkhandboek met een set instrumenten 0.2 Ontwikkelen monitor wijkeconomie (volgen ontwikkelingen)
gemeente Eindhoven
5
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
Inmiddels is op landelijk niveau in 2009 Qredits (microkredieten) tot stand gekomen, met ook een steunpunt in Eindhoven, en heeft een landelijke werkgroep regeldruk al het één en ander bereikt op het gebied van duidelijkere en simpelere regelgeving. Van enige uniformiteit in de aanpak van wijkeconomie in de Nederlandse gemeenten is echter nog steeds geen sprake. Elke gemeente geeft op eigen wijze vorm aan het versterken van de wijkeconomie, de een meer, de ander minder (ook financieel) . Onlangs (oktober 2010) is wel het Handboek Wijkeconomie uitgekomen waarin de verschillende beleidsthema’s op hoofdlijnen worden behandeld en voorbeelden worden aangereikt. Een paar belangrijke opmerkingen uit het handboek: “De gemeente kan niet van bovenaf opleggen wat ondernemers, pandeigenaren en bewoners moeten doen. Zij moet zich toeleggen op het creëren van aantrekkelijke voorwaarden voor de economie.” en “Er zijn grenzen aan wat een (lokale) overheid kan bereiken op het gebied van wijkeconomie, het is een onderwerp dat zich uiteindelijk in de markt moet bewijzen. Maar een te bescheiden rolopvatting en te beperkte ambities kunnen leiden tot het niet volledig benutten van de vele kansen die het verbeteren van de wijkeconomie biedt”.
1.2
Rapport “Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken” (PBL, 2010)
Dit voorjaar bracht het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) het eerste empirische onderzoek in Nederland uit naar de wederzijdse relatie tussen “Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken”. Het onderzoek beslaat 725 wijken in de grote en middelgrote gemeenten in Nederland. Het beslaat 4-cijferige postcodegebieden (dus vaak eerder een buurt dan een wijk) in gemeenten met meer dan 70.000 inwoners. Opmerkelijk is de belangrijkste uitkomst van de studie: Meer bedrijvigheid in de wijk bevordert niet de leefbaarheid in de wijk, met uitzondering van de kleine winkelier die uit de wijk zelf voortkomt. Andersom blijkt wel dat een goede leefbaarheid het functioneren van bedrijven in de wijk bevordert. Zonder (al te) uitgebreid in te gaan op het rapport volgen hieronder de koppen uit het hoofdstuk ‘Relaties tussen leefbaarheid en bedrijvigheid’. De reden om die hier te vermelden is dat de gegevens uit dit rapport niet meer zijn verwerkt in het Basisdocument Wijkeconomie, maar dat de uitkomsten zo interessant zijn dat ze in het opmaken van de balans voor de wijkeconomie niet genegeerd kunnen worden. Bovendien is een groot aantal bevindingen zeer herkenbaar na anderhalf jaar accountmanagerschap wijkeconomie in Eindhoven. Enkele uitkomsten uit “Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken” (PBL): b Leefbaarheidproblemen beïnvloeden het functioneren van bedrijven. Leegstand van winkel- en horecapanden, geweld en bedrijfsinbraken, overlast, verloedering en een hoog aandeel werklozen verkleinen de kans dat bedrijven overleven, beperken de groeipotentie en verhogen de kans op verhuizen.
6
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
b
b
b
b
b
b
b
b
Leefbaarheid is relevant voor het behoud van nieuwe bedrijven. Voor de oprichting van bedrijven is de leefbaarheid in de wijk niet relevant maar veel overlast en verloedering verminderen wel de kans op overleven en verhogen de verhuiskans. Bedrijven kampen met een negatief imago van aandachtswijken. De bedrijvigheid in aandachtswijken ontwikkelt zich ondergemiddeld: bedrijven verhuizen er eerder en hebben minder overlevingskans en groeipotentie. Positieve effecten van de wijk op bedrijvigheid. De aanwezigheid van voorzieningen, zoals winkels en horeca, en andere bedrijfsvestigingen in de wijk verlagen de verhuiskans van bedrijven en verhogen het aantal oprichtingen. Een hoger gemiddeld besteedbaar inkomen en een hogere WOZ-waarde verhogen de overlevingskans van nieuwe en bestaande bedrijven. Het functioneren van bedrijven wordt niet alleen door de wijk beïnvloed. De aanwezigheid en het functioneren van bedrijven worden voor het grootste deel beïnvloed door stedelijke (agglomeratie-) en bedrijfsspecifieke kenmerken. Alleen kleinschalige detailhandel heeft een positief effect op leefbaarheid wijk De ‘kleine winkelier’, en met name als deze uit de wijk zelf voortkomt, heeft een functie in de ontmoeting van mensen in de wijk, sociale controle en sociale cohesie. Méér andere bedrijven en/of werkgelegenheid in de wijk leiden gemiddeld niet tot een toename van de leefbaarheid. Winkelcentra en café’s hebben geen positieve bijdrage maar juist een negatief effect. De lokale binding van bedrijven is niet bepalend voor inzet t.b.v. leefbaarheid. Het zijn vooral persoonlijke belangen en eigenschappen die een ondernemer doen beslissen om zich actief in te zetten voor de leefbaarheid in de wijk, en niet zozeer economische belangen. Werk in de wijk brengen, lost werkloosheidsproblemen niet op. Werkloosheid heeft een negatief effect op zowel de leefbaarheid als de bedrijvigheid in de wijk, maar extra werk in de wijk draagt nauwelijks bij aan een afname van de werkloosheid. De kans dat een nieuwe baan 1-op-1 past bij een werkloze wijkbewoner is gering. De helft van de ondernemers in de wijk heeft geen werknemers in dienst, een kwart heeft slechts één werknemer en het andere kwart meer. Grotere bedrijven hebben meestal geen binding met de wijk en zetten hun vacatures op een grotere schaal uit. Leegstand kan een negatieve ontwikkeling van bedrijvigheid en leefbaarheid in gang zetten. Vooral door bedrijfsbeëindigingen in consumentendiensten (winkels en horeca) komen panden leeg te staan. Leegstand lokt vernieling uit. Dit heeft weer een negatieve invloed op andere bedrijven in de wijk.
gemeente Eindhoven
7
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
1.3 Ervaringen in de Eindhovense krachtwijken In het Actieplan van de G27 is het verbeteren van het vestigingsklimaat een belangrijke beleidslijn met twee aanbevelingen. - Stimuleren functiemenging en binnenstedelijke bedrijventerreinen - Aanpakken leegstand commercieel vastgoed (bv. belastingheffing) In de Eindhovense (kracht)wijken werkt het merendeel van de zzp’er in of vanuit huis. De regelgeving van de gemeente maakt dit heel goed mogelijk. Voor de meeste zzp’ers is een werkkamer groot genoeg, m.n. in de zakelijke dienstverlening. Meer ambachtelijke en creatieve ondernemers hebben vaak wel behoefte aan een grotere werkruimte. In Eindhoven voorziet de Stichting Ruimte voor een deel in deze behoefte door werkplekken te verhuren in tijdelijk leegstaande panden. In Woensel-West worden een 24-tal atelierwoningen (wonen-werken) gebouwd. Goed is om even af te wachten of dit in een behoefte voorziet. Bij voldoende behoefte zijn dit soort woningen een aanwinst voor de kleinschalige bedrijvigheid in woonwijken en is het een aanbeveling om dit voorbeeld van Woensel-West in andere wijken te volgen. Het zijn met name de woningbouwcorporaties die hierin kunnen voorzien. Kleinschalige binnenstedelijke bedrijventerreinen Kleinschalige bedrijventerreintjes in woonwijken geven bedrijfsmatige levendigheid en enkele arbeidsplaatsen in de wijk. Soms veroorzaken ze echter ook overlast bv. door -te groot en/of teveel- verkeer (bevoorrading gebeurt soms door grote vrachtwagens), parkeren, lawaai (voorraden flessen, bouwmaterialen e.d.) en/of het verwaarlozen van de panden. In de nota Kleinschalige bedrijfslocaties in Eindhoven (juni 2009) zijn de 32 kleinschalige binnenstedelijke bedrijventerreinen in Eindhoven doorgelicht en is vastgesteld dat er vooral kleinschalige bedrijven zijn gevestigd met een lage milieucategorie die goed passen in het binnenstedelijke milieu. Wel zijn er op diverse terreinen knelpunten op het gebied van ontsluiting en parkeren. Naast de mogelijke overlast voor de omgeving is gekeken naar het belang van de terreinen voor de (door-)ontwikkeling van de lokale bedrijvigheid. Vastgesteld wordt dat de kleinschalige bedrijventerreinen mede een functie hebben als springplank tussen het werken vanuit de garagebox aan huis naar een grootschalig terrein. Na de conclusie dat kleinschalige bedrijfslocaties waardevol zijn voor het ondernemerschap in de wijken, volgen wat kritische kanttekeningen zoals: …… mits ze passen binnen het perspectief van de omgeving; …….mits de ondernemer perspectieven ziet en ook investeert in zijn pand. Oftewel de functionele en ruimtelijke ontwikkeling is bepalend voor een positieve uitwerking van deze terreinen op de leefbaarheid van de omliggende wijk. De ondernemers op het terrein spelen hierin een belangrijke rol.
8
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
Op basis van voorgaande geeft de nota Kleinschalige bedrijfslocaties in Eindhoven aan in hoeverre de kleinschalige bedrijventerreinen van belang zijn voor het ondernemerschap in combinatie met de ligging in de wijk: A. 11 terreinen hebben het predicaat kwaliteitslocatie voor de toekomst. B. 13 terreinen moeten zich de komende jaren gaan bewijzen onder het mom de markt aan zet’, de behoefte en inzet van ondernemers moet duidelijk maken dat deze terreinen nodig zijn en blijven. C. 8 locaties zullen transformeren naar een andere bestemming. Bij een aantal is dit al ‘spontaan’ gebeurd, andere geven de eerste tekenen hiertoe bv. door vestiging van een onderwijsinstelling, maatschappelijke voorzieningen en/of wonen. Op een bedrijventerreintje aan de Kersbergenstraat (een als B gekwalificeerde locatie) vlogen enkele ondernemers elkaar vorig jaar in de haren. Aanleiding was een conflict over de verkeerstroom en parkeeroverlast op het terrein. Na bemiddeling door de accountmanager wijkeconomie maakten ze onderlinge afspraken om als ‘goeie buur’ naast elkaar te kunnen werken. De belangrijkste wens richting gemeente: een schoon-heel-veilig bedrijventerrein en enkele parkeerplaatsen aan de overkant. De belangrijkste wens richting ondernemers: maak er wat van. Vooralsnog is er geen tekort aan kleinschalige bedrijventerreinen. Wel worden veel panden als opslagplaats gebruikt in plaats van voor dagelijkse bedrijvigheid. Op zich jammer voor de levendigheid in de wijk maar de behoefte is er wel. Vooral in wijken met veel bouw- en klusbedrijfjes en kleine huizen zonder garage is veel behoefte aan goedkope opslagruimte. Een pand op een klein bedrijventerrein is echter al snel te groot; een garagebox kan vaak ook voldoen maar deze zijn relatief duur in huurprijs. Nieuwe kans: cofinanciering SMB Vanaf september 2010 ligt er een nieuwe kans: vanuit het SMB-fonds (Stichting Middenstandsbedrijfshuisvesting) kunnen ondernemers (huurders en eigenaren) cofinanciering krijgen (tot 50% van de kosten) voor het opknappen van hun pand in een winkelplint of op een kleinschalig binnenstedelijk bedrijfsterrein. Leegstand winkelstrips Net als elders in de stad en in andere steden staan ook in de Eindhovense krachtwijken panden leeg, met name oude maatschappelijke gebouwen en panden in de plinten van verouderde winkelstrips. Het beeld is armoedig en lokt vandalisme uit. Zeker in een krachtwijk is zo’n verrommeling wéér een factor meer die de leefbaarheid aantast. We proberen ondernemers die bedrijfshuisvesting zoeken wel te stimuleren om een pand te huren in een oude winkelstrip maar de interesse is gering. Het gaat meestal om ondernemers van buiten de wijk en die vinden de strip niet aantrekkelijk genoeg, de bedrijfsomgeving niet aantrekkelijk en/of het pand ongeschikt. Net als elders in Nederland wensen veel Eindhovense burgers dat er meer kleine winkeltjes komen in de wijk. Echter, de kleine winkeltjes die er nog zijn, hebben het
gemeente Eindhoven
9
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
moeilijk te halen want de meeste mensen doen liever hun inkopen bij de grotere, goedkopere supermarkten. Zo hebben in Woensel-West de kleine detaillisten, bijna allemaal Turken, de alarmbel al geluid vanwege teruglopende omzet. Kleine winkeltjes zijn leuk en ze hebben zeker een functie in de wijk maar er zijn weinig ondernemers die tevreden zijn met de geringe omzet die ze hier maken. Gezien het negatieve effect van de leegstand op de leefbaarheid in de wijk en het gebrek aan perspectief voor detailhandel, moeten ten aanzien van verloederende winkelstrips ingrijpende keuzes worden gemaakt. Via een analyse van markt- en wijkpotentieel kunnen vervangende bestemmingen in beeld worden gebracht: andersoortige bedrijvigheid, voorzieningen of wonen. In de detailhandelnota (2006) is gefundeerd aangegeven op welke plaatsen in Eindhoven winkels kansrijk zijn. In de winkelstructuur is ook rekening gehouden met de bereikbaarheid van winkels voor de dagelijkse verzorging van de burgers. Voor 16 winkelstrips werd aangegeven dat hier een winkelfunctie niet meer kansrijk is en over andere invulling moet worden nagedacht. Een aantal van deze strips is inmiddels zo verpauperd dat ingrijpen nu hard nodig is met name vanwege de uitstraling naar de buurt en de leefbaarheid. Leegstand vastgoed Ook leegstaand maatschappelijk vastgoed verrommelt de wijk en moet uit oogpunt van leefbaarheid worden aangepakt. Vanuit het oogpunt wijkeconomie en bedrijvigheid in de wijk is het belangrijk om na te gaan of een economische functie hier kansrijk is. Veel van dit soort panden zijn ouder en doen het goed bij de creatieve industrie. Deze doelgroep schreeuwt om goedkope bedrijfsruimte en wil ook graag ruimte met andere ondernemers delen. Dit geldt in toenemende mate ook voor zzp’ers in de zakelijke en verzorgende dienstverlening. In Doornakkers wordt momenteel gewerkt aan een groot plan “Herontwikkeling leegstaande locaties Doornakkers” waarin voor diverse lege panden in samenhang wordt gezocht naar een nieuwe functie. In het plan werken gemeente en woningcorporatie Woonbedrijf intensief samen en in samenwerking met (adviesbureaus van) de Rijksbouwmeester. Voor de Tongelaarschool is een eerste prognose afgegeven dat deze geschikt kan zijn als een bedrijvencentrum voor kleinschalige bedrijvigheid onder de werknaam ZZP-Buurtcentrum. Nader onderzoek moet aangeven of dit, en met welk concept, mogelijk is. Naast leegstaande maatschappelijk vastgoed staan er in Eindhoven veel kantoren leeg, alle particulier eigendom. In opdracht van de gemeente heeft de TU/e een aanbod van 112 gebouwen in Eindhoven doorgelicht. Gekeken is naar de haalbaarheid voor transformatie. Na afweging van de locatie van het pand (bv. woonwijk of bedrijventerrein), de leeftijd van het pand (ouder dan 10 jaar is niet rendabel) en de courantie van het pand, zijn 14 panden aangewezen als kansrijk voor transformatie. Deze staan alle in woonwijken. Voor transformatie zijn vijf functies
10
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
benoemd: wonen, kinderdagverblijf, hotel, bedrijfsverzamelgebouw en atelier/ werkruimte voor de creatieve ondernemer. Drie panden, alle in Woensel, hebben de mogelijkheid te transformeren tot bedrijfsverzamelgebouw en vier panden, in Woensel, Strijp en Gestel, hebben potentie voor de creatieve industrie N.a.v. het rapport Transformatiepotentie leegstaande kantoren is op 4 november j.l. een adviesnota in het college vastgesteld. Het wachten is nu op initiatieven uit de markt die interesse hebben om de leegstaande kantoren een andere bestemming te geven. Leefbaarheid en bedrijvigheid Wijkeconomie en leefbaarheid. Ook in Eindhoven was het vertrekpunt voor een accountmanager wijkeconomie dat door het versterken van de economische pijler in de (kracht-)wijken de leefbaarheid zou kunnen worden vergroot, immers: meer bedrijvigheid, meer werk, meer inkomen, minder werkloosheid, minder sociale problemen, minder verloedering en dus prettiger wonen, leven en werken in de wijk. In de praktijk blijkt dit echter weerbarstiger dan gedacht. Veel conclusies uit het rapport van het PBL “Leefbaarheid en bedrijvigheid in stedelijke woonwijken” zijn herkenbaar en ook in Eindhoven van toepassing. Vorming van ondernemersnetwerken in de wijken Voor het stimuleren van de bedrijvigheid in de krachtwijken is aansluiting gezocht bij de bestaande bedrijven in de wijk. In Woensel-West werd in 2005 een Bedrijfspunt ingericht met als doel advies, informatie en ondersteuning van de bedrijven in de wijk, belangenbehartiging en netwerkvorming. Het Bedrijfspunt werd gerund door het bureau Polyground met subsidie van de gemeente. Vooraf maakte Polyground een analyse van de bedrijvigheid in de wijk en de behoeften van de ondernemers. Een jaar later heeft Polyground ook analyses gemaakt van de andere krachtwijken. De analyses van Polyground geven een goed beeld van aantal en soort bedrijven in de wijken. Sterk is het feit dat alleen de actieve bedrijven in de analyse zijn overgebleven (dus geen slapende bv’s, pensioen bv’s, stichtingen etc.) waardoor de getallen beduidend afwijken van het vestigingsregister en handelsregister van de Kamer van Koophandel. Vertekenend is dat veel uitkomsten in percentages zijn gepresenteerd waardoor het niet direct duidelijk is dat het aantal bedrijven waar het om gaat beperkt is. ‘10% van de bedrijven in de buurt’ klinkt aardig maar als 10% maar 8 bedrijven zijn dan moeten kosten/baten afgezet worden tegen deze kleine groep. Na drie jaar Bedrijfspunt Woensel-West bleken de resultaten te mager en de kosten te hoog om het concept te kopiëren in andere wijken. Er is nauwelijks binding tussen de ondernemers in de buurt ontstaan waardoor ook netwerken, belangenbehartiging en groepsgewijze informatie en advies niet van de grond komen. Wel is er dankzij de inzet van de ‘straatmanager’ veel inzicht verworven in de activiteiten, behoeften en problemen van de bedrijven. Deze zijn heel divers, moeilijk te bundelen en vragen om maatwerk. Via de ‘straatmanager’ is er een luisterend oor, een eerste lijnsadvies en worden signalen opgepakt en doorgesluisd naar de verantwoordelijke instanties (zoals gemeente, corporaties, belastingdienst etc.). Het is aan te bevelen een
gemeente Eindhoven
11
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
soortgelijke functie, onder de noemer casemanager bedrijven ook in de andere (kracht-) wijken in te zetten, 8 uur per week is gemiddeld genoeg voor een wijk. MKB Nederland voerde in 2010, in samenwerking met de gemeente Eindhoven, een onderzoek uit naar de behoeften van de ondernemers in de door MKB Nederland ‘geadopteerde’ krachtwijk Woensel-West. Van de 65 actieve ondernemers in de wijk zijn er 45 geïnterviewd. De uitkomsten waren duidelijk: een schone, hele en veilige omgeving, toegankelijke en vriendelijke regelgeving, handhaving en het verwijderen van Baekenlandplein en prostitutie uit de wijk. Er is nauwelijks behoefte aan onderlinge netwerkvorming en/of samenwerking. Voor het onderzoek werden ook twee ondernemers uit de wijk gevraagd om hun collega’s in de wijk te interviewen. Doel hiervan was om mogelijk spontane of informele netwerken op gang te helpen. Dit is (wederom) niet gelukt. Bij de presentatie van het onderzoek waren slechts 9 ondernemers aanwezig, inclusief de twee interviewers. In Doornakkers is in 2010 getracht om met steun van een ondernemer uit de wijk en woningcorporatie Woonbedrijf tot netwerkvorming te komen. Hieruit is OpenCoffee Doornakkers (OCD) voortgekomen, een informele inloop, eens per drie maanden voor ondernemers in de wijk (ook de buurten rondom Doornakkers). Op OCD1verschenen 10 ondernemers. Op OCD2 waren er15 en op OCD3 19 . Een trage ontwikkeling. Gevraagd naar de belangrijkste behoeften ten aanzien van de gemeente is ook hier het algemene geluid: een goede vestigingsomgeving en soepele dienstverlening van de overheid. Daarnaast klinkt hier de behoefte aan kleinschalige, goedkope bedrijfsruimte buiten het eigen huis en een ontmoetingsplek voor zzp’ers Ook in Oud-Gestel lijkt netwerkvorming van ondernemers in de wijk op trekken aan een dood paard. Voor een bijeenkomst werden ca. 350 ondernemers uitgenodigd uit De Bennekel, Blaarthem, Rapelenburg en Genderdal. 12 ondernemers van acht bedrijven gaven gehoor. Een aantal kwam vooral om klachten door te geven over de lange procedures rondom vergunning en de lastig te doorgronden regelgeving. In oktober 2010 werden 140 klus- en bouwbedrijven uit Oud-Gestel uitgenodigd met als doel om het al dan niet vaststellen van gemeenschappelijk behoeften waarin de gemeente kan ondersteunen. Er kwamen 3 ondernemers en er was geen gemeenschappelijke behoefte; wel waardering voor het initiatief en informatie.
Ondernemers in de wijken vragen niet om netwerken op buurtniveau De belangrijkste wensen van kleine ondernemers in de wijken richting gemeente zijn: 1. Houd de (bedrijfs)omgeving in woonwijken schoon-heel-veilig. 2. Zorg voor een duidelijke-snelle –correcte dienstverlening. In de gemeentelijke dienstverlening is nog veel winst te behalen in de doorlooptijd van aanvragen, inhoudelijk correcte afhandeling, heldere informatie en klantvriendelijk contact. Ondernemers zijn een aparte (communicatie)doelgroep!
12
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
2.
Wijkeconomie en bedrijvigheid
2.1 Economische bedrijvigheid Als het gaat om wijkeconomie en bedrijvigheid dan hebben we het over economische bedrijvigheid: de aanwezigheid en het functioneren van bedrijven in wijken. Dit verklaart meteen de verschillen in aantallen van bedrijven die geteld worden in een wijk bij een wijkanalyse zoals Polyground die heeft uitgevoerd in de krachtwijken van Eindhoven en de aantallen bedrijven die bekend zijn volgens vestigingsregister van de gemeente of KvK bestand. Bij een analyse van de aanwezige economische bedrijvigheid in een wijk worden slapende BV’s, pensioen BV’s, beheer BV’s, stichtingen, verenigingen, overheids- en onderwijs- en maatschappelijke instellingen niet meegeteld. Uit de algemene vestigingsbestanden van gemeenten en KvK is het lastig een exact beeld te krijgen van de actieve bedrijvigheid in een wijk. Van alle bedrijven in Nederland behoort ongeveer 0,3% tot het grootbedrijf met meer dan 250 werknemers en 11% tot het middenbedrijf met 100-250 werknemers. 89% van de Nederlandse bedrijven heeft minder dan 100 werknemers. De meeste middelgrote en grote bedrijven zijn op een bedrijventerrein of kantorenlocatie gevestigd, meestal aan de rand van de stad of net buiten bebouwde kom. Van het MKB met 10-100 werknemers is 30% gevestigd aan de rand van de stad, 18% buiten de bebouwde kom, 35% in het centrum, 6% aan de rand van het centrum en 11% in woonwijken. In de woonwijken is vooral veel kleinschalige bedrijvigheid te vinden: 90% van alle bedrijfsvestigingen in woonwijken heeft minder dan 10 werknemers. Hiervan is de helft zelfstandige zónder personeel en heeft de andere helft een paar mensen in dienst. Relatief gezien is de economische bedrijvigheid in woonwijken niet hoog maar het aantal starters is er gemiddeld wel hoger (12,7% tegenover het gemiddelde in Nederland van 10,7%). Daarbij is het aantal starters in pure woonwijken (), hoger dan in wijken met een bedrijventerrein of de binnenstad (respectievelijk 13%, 12,2% en 10,5%). Het hoogste percentage starters is te vinden in de aandachtswijken: 14%. Tegenover deze hoogste score staat helaas ook de hoogste score in bedrijfsbeëindigingen en vertrekkende bedrijven. Stedelijke woonwijken zijn broedplaatsen voor nieuwe bedrijvigheid: de meeste ondernemers (ca. 60%) starten vanuit huis. 2.2 Werkgelegenheid Gemiddeld bestaat 97,5% van de bedrijven in stedelijke woonwijken uit bedrijven met minder dan 50 werknemers. Slechts 2,5% heeft meer dan 50 werknemers: 2% zit tussen 50 en 250 werknemers en 0,5% is grootbedrijf met meer dan 250 werknemers.
gemeente Eindhoven
13
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
Het aantal kleine bedrijven binnen het totaal aantal bedrijven in een wijk is dus groot. Kijken we naar het aandeel van de verschillende bedrijfsgroottes in de werkgelegenheid (gemiddeld genomen over de stedelijke woonwijken in heel Nederland) dan zien we een tegenovergesteld patroon: het grootbedrijf (0,5% van het aantal bedrijven) levert 24% van alle banen, het middenbedrijf met 50 tot 250 werknemers is goed voor 25% van de banen in de wijk, het kleinbedrijf met 10 tot 50 werknemers neemt ook een aandeel van 22% in en de overige 29% komt voor rekening van het microbedrijf met minder dan 10 mensen personeel. het aandeel van bedrijven in stedelijke woonwijken gemeten naar bedrijfsomvang werkgelegenheid 1-persoonsbedrijven 45% 6% 2-5 werknemers 35% 14% 6-10 werknemers 10% 9% 11-50 werknemers
7,5%
22%
51-250werknemers > 250 werknemers
2% 0,5%
25% 24%
Landelijke statistieken of overzichten geven een goed gemiddeld beeld maar zeggen door hun grootschaligheid weinig over de wijkeconomie in een specifieke wijk. De meeste wijken hebben namelijk geen grote bedrijven. Soms zijn er wel wat grotere bedrijven binnen het postcodegebied van een wijk gelegen maar is er geen enkele binding (meer) tussen bedrijf en wijk zoals Philips aan de Boschdijk in Woensel-West, of grote bedrijven op bedrijfsterreinen zoals De Kade in Tongelre/Stratum of Kapelbeemd bij Kerkdorp Acht of de grote kantoren die meetellen in de werkgelegenheid van Hemelrijken, Schoot of Drents Dorp. Daarnaast worden in werkgelegenheidscijfers ook non-profitorganisaties meegenomen. Wijken met een grote gezondheids-, onderwijs- of overheidsinstelling scoren daardoor goed qua werkgelegenheid. Maar is dat wijkeconomie of heeft het invloed op de leefbaarheid? Qua sector zijn in stedelijke woonwijken het meeste aantal vestigingen, van hoog naar laag, gevestigd in: 1. consumentendiensten (detailhandel en horeca) 2. zakelijke diensten 3. logistiek 4. overheid en non-profit 5. industrie 6. bouwnijverheid Qua werkgelegenheid levert nummer 4, de overheid- en non-profitsector, de meeste banen op, direct gevolgd door de zakelijke dienstverlening en consumentendiensten. Tezamen zijn deze drie goed voor 80% van de werkgelegenheid in stedelijke woonwijken. De andere 20% komt voor rekening van de logistiek, industrie en bouw.
14
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
2.3 Ervaringen in Eindhoven Eindhoven is statistisch ingedeeld in 7 stadsdelen, 19 wijken en 109 buurten. Van de 109 buurten zijn er 83 ‘bewoond’ en dus een stedelijke woonwijk. Daarvan liggen er drie in het centrum, vallen er vijf onder de noemer krachtwijk en zijn er zeker nog 20 (!) die regelmatig extra bestuurlijke aandacht nodig hebben in verband met leefbaarheid (zie buurtthermometer). In voorgaande jaren heeft het bureau Polyground de drie krachtwijken doorgelicht op de aanwezige bedrijvigheid. De uitkomsten/patronen (aantallen, branches, bijdrage aan werkgelegenheid e.d.) zijn grofweg gelijk aan de gegevens uit de analyses van stedelijke woonwijken zoals in de vorige paragrafen vermeld. Ook in de Eindhovense krachtwijken behoort gemiddeld 44% van de bedrijven tot de dienstensector, de handel volgt met circa 24%. Vervolgens neemt in Woensel-West de horeca met 20% de derde plaats in terwijl in De Bennekel en Doornakkers de bouwnijverheid op drie staat met respectievelijk 22 en 17% van het aantal bedrijven. Het aantal starters is in de Eindhovense krachtwijken hoog maar ook het percentage jonge bedrijven dat sneuvelt is er hoger dan gemiddeld. Het aandeel éénpersoonsbedrijven is in de wijkeconomie van De Bennekel, Woensel-West en Doornakkers hoog met respectievelijk 71%, 55% en 53%. Het concrete aantal bedrijven is in de krachtwijken niet hoog. De Bennekel telt circa 110 bedrijven, Doornakker circa 170 en Woensel-West circa 70. Maar deze aantallen zijn op het eerste oog niet echt verschillend van andere woonwijken in Eindhoven. Wanneer je Eindhoven breed het aantal bedrijfsvestigingen en de werkgelegenheid per buurt naast de sociaal-economische ontwikkeling van de buurt legt, is er nauwelijks een verband te vinden. Ook in de betere wijken is de bedrijvigheid gemiddeld of zelfs laag en is in gemiddelde wijken soms veel of soms weinig bedrijvigheid/werkgelegenheid te constateren. Qua aantal bedrijven en soort bedrijvigheid wijkt de wijkeconomie in de drie krachtwijken nauwelijks af van de andere wijken in Eindhoven of meer in het algemeen van de stedelijke woonwijken in Nederland. Wel zijn de sociale problematiek en werkloosheid er hoger, maar die los je niet op met meer kleinschalige bedrijvigheid in de wijk.
gemeente Eindhoven
15
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
3.
Concluderende samenvatting
De stelling meer ondernemers -> meer bedrijvigheid -> meer werkgelegenheid -> meer banen voor werklozen -> meer inkomen en meer persoonlijke ontwikkeling -> meer leefbaarheid gaat op wijk- c.q. buurtniveau niet op b
b
b
b b
b
b
Commerciële bedrijvigheid laat zich niet dwingen. Hier is ondernemerschap, gepaste bedrijfshuisvesting, voldoende krediet, een prettige en toegankelijke bedrijfsomgeving en vooral voldoende business voor nodig. Leefbaarheid is een voorwaarde voor een gezonde bedrijvigheid in de wijk, zowel starters als groeiers moeten er graag willen werken (en vaak ook wonen). Andersom leidt meer bedrijvigheid niet per definitie tot betere leefbaarheid. Van de bedrijven in de wijk zijn het vooral de kleine winkeltjes die bijdragen aan de leefbaarheid (ontmoetingsfunctie, sociale cohesie), alleen “iedereen vindt buurtwinkeltjes hartstikke leuk maar koopt toch elders”. De meeste bedrijven in woonwijken zijn klein, de helft is zzp’er en de andere helft heeft maximaal tien personeelsleden. Dit levert weinig banen op. De kleinschalige bedrijvigheid in woonwijken levert relatief weinig banen op. 90% van de bedrijven in Nederlandse woonwijken heeft minder dan 10 werknemers; gezamenlijk zorgen zij voor 30% van de werkgelegenheid. Het grootste aandeel in de werkgelegenheid(scijfers) van wijken hebben grotere bedrijven en non-profitinstellingen. Meestal zijn deze gevestigd aan de rand van de wijk of op een bedrijventerrein en niet betrokken bij de wijk. Werkgelegenheid en werkloosheid hebben op macroniveau een directe relatie. Op buurt- of wijkniveau is dit directe verband er niet. De kans dat een (langdurig) werkloze past op een vacature in zijn/haar wijk is klein. Eindhovense buurten/krachtwijken zijn qua schaal en bedrijvigheid te klein om er gebiedsgericht wijkeconomiebeleid voor te ontwikkelen.
b b b
b b
b
Van het totale MKB tot 100 werknemers in Nederland is ca. 17% gevestigd in stedelijke woonwijken (binnenstedelijke bedrijventerreinen niet meegeteld). Het aantal bedrijven, los van bedrijventerreinen en winkelcentra, bedraagt in Eindhovense woonwijken ca. 100 per buurt. In woonwijken zijn vooral kleinschalige bedrijfjes gevestigd waaronder veel starters, allochtone ondernemers en zzp’ers. De diversiteit is groot en er is weinig behoefte aan samenwerking of netwerken op buurtniveau. . Wijkeconomie is een multi-interpretabel begrip. Vanuit economische invalshoek is de typering kleinschalige bedrijvigheid (in woonwijken) daarom beter. In het sectorale economiebeleid van de gemeente Eindhoven zoals voor de detailhandel, horeca, bedrijventerreinen en kleinschalige bedrijfslocaties wordt de bedrijvigheid in woonwijken, waar van toepassing, meegenomen. Voor het stimuleren van de kleinschalige bedrijvigheid is het ontwikkelen van (generieke) instrumenten op stedelijk niveau meer effectief en efficiënt dan kleine inzetten in op wijkniveau, m.u.v. het persoonlijk contact.
16
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
b
Gezamenlijk optrekken en afstemmen van diensten, instrumenten en beleid voor kleinschalig ondernemerschap door gemeente, Belastingdienst, Kamer van Koophandel en UWV vergroot de kansen van (potentiële) kleine bedrijven. In de krachtwijken maar ook in andere woonwijken liggen kansen voor het stimuleren van kleinschalige bedrijvigheid.
b b b b b b
b
b b
b
In Eindhoven zijn ca. 6500 zzp’ers en nog eens 6500 bedrijven met minder dan 10 werknemers. Het overgrote deel hiervan is gevestigd in woonwijken. Het aantal starters is in achterstandswijken hoger dan gemiddeld, maar ook de uitval is hier percentueel hoger. Deze ondernemers zijn vaak laag opgeleid. De meeste starters zijn zzp’er. Elke zzp’er die slaagt is een arbeidsplaats. Een kwart groeit door en creëert in een latere fase ook banen voor anderen. Het aantal zzp’ers is in achterstandswijken hoger dan in andere wijken. Het aantal zzp’ers groeit nog steeds. Gerichte aandacht en zo nodig de inzet van passende instrumenten bevordert de slagingskans van de kleine ondernemer in woonwijken. Gezien het aantal, hun opleidingsniveau en gebrek aan kennis van onder meer regelgeving, overheidsprocedures, instanties en hulp die zij kunnen krijgen, is een persoonlijke benadering van kleine ondernemers in aandachtswijken een uitstekend middel om de slagingskans van de bedrijfjes hier te vergroten. Kleine bedrijvencentra met goedkope, flexibele werkplekken voor zzp’ers (diensten, creatieven) en faciliteiten waarvan ook niet-huurders gebruik kunnen maken, leveren arbeidsplaatsen op in de wijk, levendigheid en sociale interactie. Markante leegstaande gebouwen met een ziel voor de wijk bieden kansen voor transformatie tot een kleinschalig bedrijvencentrum in de wijk. Verloeder(en)de panden in oude winkelstrips tasten de leefbaarheid in de wijk aan. Particulier bezit bemoeilijkt ingrijpen door gemeente of woningcorporatie. Het probleem moet open op tafel komen te liggen, het gesprek geëngageerd zonder dat er op voorhand een oplossing is. Analyse kan helpen. Het nieuwe SMB-fonds biedt eigenaren en huurders mogelijkheden om met cofinanciering panden in oude winkelstrips en op kleinschalige bedrijventerreinen op te knappen.
In de krachtwijken en aandachtswijken is aandacht voor de kleine ondernemer nog belangrijker dan in andere wijken b
b
Mede met het oog op het belang van leefbaarheid voor bedrijvigheid moeten signalen m.b.t. schoon-heel-veilig van de leef-/werkomgeving in zwakkere wijken voortvarend worden aangepakt (parkeren, hard rijden, zwerfvuil, wietteelt etc). Door ook kleine ondernemers en zzp’ers vanuit de gemeente bewust als een specifieke doelgroep en communicatiedoelgroep te zien, te benaderen en te behandelen wordt het wederzijdse begrip vergroot, de informatie en de dienstverlening verbeterd. Dit begrip moet gemeentebreed indalen.
gemeente Eindhoven
17
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
4.
Beleidsaanbevelingen voor de wijkeconomie in Eindhoven
Voorgaande hoofdstukken geven een beeld van de kleinschalige bedrijvigheid in stedelijke woonwijken en de wijkeconomie in de Eindhovense krachtwijken. Kansen voor verbetering zijn er genoeg. In een interne workshop in juli j.l. hebben we 31 mogelijkheden bekeken en geprioriteerd. Ook in het onlangs uitgekomen handboek wijkeconomie van het ministerie EZ worden vele handreikingen gedaan. Keuzes maken is lastig en worden momenteel mede ingegeven door een besef voor bezuiniging in menskracht en kapitaal. Onderstaande aanbevelingen zijn gelet op bovenstaande pragmatisch van aard, toch kan het veel opleveren! Gezocht is naar aansluiting bij de 3 sporen uit het Actieplan Wijkeconomie van de G27 (2007), die ook de basis zijn in het handboek wijkeconomie: 1. Bevorderen ondernemerschap 2. Verbeteren vestigingsklimaat 3. Investeren in wijkeconomie In volgorde van de drie sporen: b Aanbeveling 1 ondersteunt het bevorderen van ondernemerschap in wijken Gemeente, Kamer van Koophandel, Belastingdienst, UWV en evt. andere relevante partners werken samen een kader uit waarin diensten en instrumenten voor kleine ondernemers adequaat op elkaar zijn afgestemd en leemten worden ingevuld. Argumenten: Veel startende en kleine ondernemers hebben vragen op verschillende gebieden zoals regelgeving, huisvesting, kredieten, advies en ondersteuning. Ze kloppen bij verschillende instanties aan. Hoger opgeleide ondernemers weten beter de weg dan laaggeschoolde en allochtone ondernemers. Door als instanties goed van elkaar te weten wie wat doet, bij de eigen leest te blijven, goed samen te werken en effectief door te verwijzen verbetert de totale dienstverlening aan ondernemers. Zo wordt ook duidelijk in welke behoeften/vragen nog onvoldoende wordt voorzien en of er nieuwe instrumenten moeten worden ontwikkeld (bv. een gezamenlijk ondernemershuis, het scouten en ontwikkelen van ondernemerstalenten onder werklozen, een coachingsnetwerk voor betaalbare en capabele ondersteuning van kleine ondernemers, betere ontsluiting van informatie, etc.) Doel: meer startende ondernemers, minder uitval en meer doorgroei en werkgelegenheid in de (aandachts)wijken. Later meer SMART te formuleren. Resultaat: eind 2011 is er een convenant waarin de samenwerkingspartners hun adhesie betuigen voor de beter op elkaar afgestemde diensten en de te ontwikkelen aanvullende instrumenten om kleinschalige bedrijvigheid verder te stimuleren. Kosten: nihil. Rol gemeente: volgend. De gemeente heeft naar ondernemers een faciliterende rol (regelgeving, vestigingsklimaat). Voor ondernemers is de KvK het eerste aanspreekpunt en in dit verband de aangewezen trekker. Vanuit de gemeente is de afdeling
18
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
EZA (strategische allianties) de ‘natuurlijke’ partner in dit samenwerkingsverband maar ook om interne lijnen te leggen om de dienstverlening aan (kleine) ondernemers te verbeteren (helder-transparant-snel). b Aanbeveling 2 ondersteunt het verbeteren van het vestigingsklimaat in wijken Inventariseer in samenwerking met Brainport Development, woningcorporaties, St. Ruimte de vraag naar en het aanbod van huisvesting voor kleine ondernemers/ zzp’ers en stel vast op welke terreinen aanvullende maatregelen nodig zijn, zowel op fysiek voorzieningenniveau als wat betreft het elkaar kunnen vinden van vraag en aanbod. Argumenten: Eén van de meest voorkomende vragen van de kleine ondernemer/ zzp’er is waar hij/zij geschikte huisvesting kan vinden. De behoefte aan kleine, flexibele en betaalbare werkplekken, vaak bij voorkeur in samenwerkingsverband, is groot. Diverse organisaties hebben diverse onderzoeken gedaan, in Nederland maar ook in Eindhoven. Inzichten zijn echter niet gebundeld, de rapporten liggen in diverse bureaus bij diverse organisaties. Ook aan de aanbodzijde is het lastig inzicht te krijgen. Gemeente, corporaties, makelaars, particulieren, waar vind je wat? Door informatie uit rapporten en van organisaties te koppelen worden behoeften, beschikbaar aanbod, vraag en discrepanties in beeld gebracht. Zo wordt ook duidelijk welke segmenten om verbeteringen vragen (wonen-werken, verzamelgebouwen), hoe dit ten goede kan komen aan het bevorderen van de bedrijvigheid in wijken en de leefbaarheid, met name in aandachtswijken, en welke organisaties dit gaan aanpakken en/of financieren. Voor meer inzicht in het aanbod is een gemeenschappelijke site c.q. portaal de aangewezen weg, bv. via www.eindhoven.nl/ondernemersplein. Doel: overzicht en verbeterde matching van vraag naar en aanbod van betaalbare en flexibele bedrijfshuisvesting voor de kleine ondernemer/zzp’er. Resultaat: eind 2011 is er een gemeenschappelijke infosite met aanbod van geschikte huisvesting voor kleine ondernemers en zzp’ers, zijn discrepanties in beeld en is er inzicht of, hoe en door wie mogelijke tekorten worden opgepakt. Kosten: nihil. Rol van de gemeente: initiatiefnemer. De gemeente is hier de aangewezen partij om de verschillende instanties bij elkaar te brengen en de inventarisatie te leiden, zeker omdat de kleine ondernemers/zzp’er voor veel marktpartijen geen interessante doelgroep is. b Aanbeveling 3 ondersteunt het concreet investeren in de wijkeconomie Werk het project wijkeconomie in 2011 uit conform de afspraken met OP-Zuid. Zet de voor het project gereserveerde, maar nog niet bestede, middelen in op kansrijke deelprojecten die bijdragen aan het bevorderen van ondernemerschap in de krachtwijken en evalueer de resultaten met oog op wel/niet verdiepen De vier meest gewenste en kansrijke deelprojecten (haalbaar, betaalbaar, passend bij de eerdere projectbeschrijving van het project wijkeconomie en aanvraag OP-Zuid:
gemeente Eindhoven
19
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
a. Haalbaarheidsonderzoek en conceptontwikkeling van een ZZP-Buurtcentrum in de voormalige Tongelaarschool in Doornakkers. Dit is onderdeel van het grote project “Herbestemming leegstaande locaties in Doornakkers” waarmee het college van B&W in november j.l. heeft ingestemd. b. Wijk Potentieel Prognose t.b.v. mogelijke transformatie van verloeder(en)de winkelstrips; start met twee strips: Tinelstraat/Bennekel en Jan van Riebeeklaan/Doornakkers. Via een Wijk Potentieel Prognose komen de kansen en mogelijkheden voor transformatie van een winkelstrip in beeld, worden deze besproken met relevante doelgroepen en worden mogelijke oplossingen en vervolgstappen aangegeven. c. Contact en eerste lijnsadvies aan kleine zelfstandigen in de (kracht-)wijken de Bennekel, Genderdal en Doornakkers via een casemanager bedrijven die bekend is met de ontwikkelingen in de wijk en adequaat inspeelt op vragen van kleine zelfstandigen. Duur: gedurende een jaar 8 uur per week (x 3 wijken). De casemanager bedrijven komt in de plaats van de eerder in het project wijkeconomie opgenomen post ‘externe loonkosten Bedrijfspunt’. d. Uitvoering van het project Bizworld op de basisscholen in Doornakkers, Woensel-West, Bennekel en Genderdal (conform buurtcontract). Argumenten: Na ruim anderhalf jaar uitvoering van het project wijkeconomie is kennis en expertise opgedaan van de kleinschalige bedrijvigheid in de Eindhovense krachtwijken, zijn contacten gelegd met de kleine ondernemers in de wijken, relevante externe organisaties en collega’s van andere afdelingen. Dit fundament maakt nu een verantwoorde keuze mogelijk voor deelprojecten die vanuit het werkbudget van het project wijkeconomie worden bekostigd. In in- en extern overleg zijn de vier genoemde items (a t/m d) aangewezen als het meest kansrijk en gewenst. Doel: het versterken van het ondernemersklimaat in de drie krachtwijken door per wijk een specifieke kans/bedreiging aan te pakken. Resultaat: eind 2011. a. Bekend is of de oude Tongelaarschool kansrijk is als ZZP-Buurtcentrum. b. Bekend is wat te doen met de onderzochte oude winkelstrips. c. De kleine ondernemers in de wijk geven aan dat dankzij de casemanager bedrijven vragen/behoeften/klachten voorspoedig zijn afgewerkt. d. Kinderen van groep 8 van 6 scholen hebben idee gekregen van/voor ondernemerschap Kosten: € 190.000,- uit project wijkeconomie (60% gemeente / 40% OP-Zuid) a. € 50.000,b. € 50.000,c. € 80.000,d. € 10.000,Rol van de gemeente: projectinitiator en –verantwoordelijke Opmerking: Stuurgroep Steden OP-Zuid heeft ingestemd met de hier voorgestelde inzet van middelen en het realiseren van bovengenoemde projecten in 2011.
20
gemeente Eindhoven
December 2010
BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
5.
Financiering
Voor de beleidsaanbevelingen 1 en 2 zijn in eerste instantie geen financiële middelen nodig. Het gaat in eerste instantie om het afstemmen van diensten en beleid van verschillende organisaties. Pas als hier concrete projecten uit voortkomen, komt het aspect geld in beeld en welke partner welke verantwoordelijkheid op zich neemt. Beleidsaanbeveling 3 is in wezen de voortzetting en afronding van het project wijkeconomie dat eerder bij besluit van B&W en OP-Zuid is goedgekeurd. De uitvoeringsprojecten worden gedekt uit het restant middelen (eind 2010 is dat ca. € 200.000,- waarvan 60% gemeente Eindhoven / 40% OP-Zuid).
gemeente Eindhoven
21
2010
Pagina 22
gemeente Eindhoven
02-03-2011 BELEIDSAANBEVELINGEN WIJKECONOMIE Economie & Cultuur, Economische Zaken en Arbeidsmarkt
22