Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014
BNPP IP Beleid voor Verantwoord Beleggen April 2014
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 2
Beleid voor Verantwoord Beleggen Als een toonaangevende vermogensbeheerder stelt BNP Paribas Investment Partners alles in het werk om in alle aspecten van haar activiteit een verantwoord belegger te worden. Wij geloven in verantwoorde praktijken voor onszelf, maar ook voor de entiteiten waarin wij beleggen en willen onze verplichting om in het beste belang van onze klanten op de lange termijn te handelen nakomen. Daarom zijn wij overtuigd van de noodzaak om Milieu-, Maatschappij- en Governance-criteria (MMG) op te nemen in onze beleggingscriteria en in onze praktijken van verantwoordelijk eigenaarschap. Dit beleid strookt met de ondertekening door BNP Paribas Investment Partners van de Principes voor Verantwoord Beleggen (PVB) van de Verenigde Naties en het engagement van BNP Paribas Groep voor verantwoord ondernemen en duurzame ontwikkeling. 1.
Beleggingscriteria
Wij beseffen dat Milieu-, Maatschappij- en Governance-aspecten een impact kunnen hebben op de waarde en reputatie van entiteiten waarin wij beleggen. Daarom stellen wij alles in het werk om de MMG-normen in onze beleggingscriteria op te nemen voor zover de integratie ervan aan onze fiduciaire verplichting beantwoordt om onze klanten te helpen bij het behalen van hun beleggingsdoelstellingen en hun belangen te beschermen. Voor bedrijfsemittenten zijn deze normen gebaseerd op de tien principes van het Global Compact van de VN, een wereldwijd erkend kader voor alle industriële sectoren dat vertrekt van de internationale verdragen op het gebied van mensenrechten, arbeidsvoorwaarden, milieubehoud en corruptiebestrijding. De principes van het Global Compact van de VN worden aangevuld met beleggingscriteria voor controversiële sectoren en producten. Deze criteria zijn gebaseerd op toepasselijke internationale overeenkomsten en regelgevingen, het MVO-beleid (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) van BNP Paribas Groep en vrijwillige normen van de sector. In elke sector belichten wij de verplichtingen waaraan BNPP IP moet voldoen om te beleggen en de beoordelingscriteria die het kader vormen voor een contextgebonden analyse en dialoog met bedrijven. 2.
Praktijken verantwoord eigenaarschap
van
Stemmen op algemene vergaderingen is een wezenlijk onderdeel van onze beleggingsaansprakelijkheden en een basiselement van onze voortdurende dialoog met bedrijven waarin wij namens onze klanten beleggen. Via de uitoefening van onze stemrechten willen wij de langetermijnwaarde van onze beleggingsposities verhogen en de beste praktijken voor corporate governance, maatschappelijke aansprakelijkheid en milieubescherming aanmoedigen.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 3
De praktijken die BNP Paribas Investment Partners ondersteunt zijn onder meer:
bevoegdheid, onafhankelijkheid en beschikbaarheid van bestuursleden,
transparantie van vergoedingsstructuren en afstemming ervan op de langetermijnbelangen van de onderneming
naleving van de rechten van aandeelhouders met inbegrip van het principe 'één stem - één dividend' en de afwezigheid van beschermingsconstructies in overnamesituaties,
tijdige en correcte communicatie over bedrijfs- en financiële resultaten met inbegrip van wezenlijke Milieu-, Maatschappij- en Governance-kwesties.
Deze normen worden verder ondersteund door een aantal stemrichtlijnen. Voor elk stemaspect belichten deze richtlijnen de criteria die de beste praktijk weerspiegelen of bevorderen en die wij actief ondersteunen, evenals beslissingen die tegen de belangen van de aandeelhouders en de verantwoordelijkheid van de onderneming indruisen en die wij wellicht zullen verwerpen of waarvan wij ons wellicht zullen onthouden. 3.
Toepassingsprincipes
Wij verbinden ons ertoe om ons Beleid voor Verantwoord Beleggen consequent 1 toe te passen op alle door entiteiten van BNP Paribas Investment Partners beheerde of gedelegeerde open fondsen evenals op gescheiden rekeningen en beleggingsmandaten onder voorbehoud van mededeling aan of goedkeuring van de klant indien vereist. Beheerentiteiten waarin BNP Paribas Investment Partners of BNP Paribas Groep geen operationele zeggenschap heeft, verzoeken wij om dit beleid naar beste vermogen in te voeren en toe te passen. Externe beleggingsbeheerders worden actief bewaakt en aangemoedigd om gelijkwaardige MMGnormen in te voeren. Bij de toepassing van ons Beleid voor Verantwoord Beleggen houden wij rekening met specifieke omstandigheden betreffende het deugdelijk beheer, de maatschappelijke verantwoordelijkheid en de milieubeleidslijnen en -praktijken van individuele emittenten. BNP Paribas Investment Partners baseert haar oordeel op gegevens die zij bij emittenten en aanbieders van extern onderzoek vergaart en zij stelt alles in het werk om die relevante informatie te vergaren. Maar zij is afhankelijk van de kwaliteit, juistheid en actualiteit van de vergaarde informatie. Wij streven naar een toepassing van dit beleid in het beste belang van onze klanten en werken op gepaste afstand van BNP Paribas Groep en zijn filialen en verbonden ondernemingen. Ons Beleid voor Verantwoord beleggen is publiek toegankelijk op de website van BNP Paribas Investment Partners en wordt regelmatig bijgewerkt in het licht van de evolutie van de MMGnormen en marktpraktijken.
1
Behoudens technische en wettelijke beperkingen
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 4
Lijst van bijlagen
Bijlage 1
De zes Principes voor Verantwoord Beleggen (PVB)
Bijlage 2
Hoe de MMG-normen toepassen op beleggingen
Bijlage 3.
De tien principes van het Global Compact van de VN
Bijlage 4
Sectorspecifieke
MMG-normen
Bijlage 5.
Stemmen bij volmacht
Bijlage 6.
Stemrichtlijnen
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 5
Bijlage 1 De zes Principes voor Verantwoord Beleggen van de VN De Principles for Responsible Investment (PRI – principes van verantwoord beleggen) zijn bedoeld voor beheerders en eigenaars van activa. Ze werden in 2006 opgesteld door een internationale groep van institutionele beleggers in het licht van het groeiend belang van Milieu-, Maatschappij- en Governance-aspecten voor de beleggingspraktijk. Dit proces was een initiatief van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (www.unpri.org). "Als institutionele beleggers hebben wij de plicht om te handelen in het langetermijnbelang van onze begunstigden. Vanuit deze fiduciaire rol zijn wij van mening dat Milieu, Maatschappij en Governance (MMG) een effect kunnen hebben op de resultaatontwikkeling van beleggingsportefeuilles (in verschillende mate voor verschillende bedrijven, sectoren, regio’s, beleggingsklassen en door de tijd heen). Wij erkennen ook dat de toepassing van deze Principes de beleggers beter kan afstemmen op de bredere maatschappelijke doelstellingen.
Principe 1: Wij nemen MMG-onderwerpen mee in onze beleggingsanalyses en in het besluitvormingsproces.
Principe 2: Wij zijn een actief aandeelhouder en nemen MMG-onderwerpen mee in ons ondernemingsbeleid en in onze ondernemingspraktijken.
Principe 3: Wij vragen de entiteiten waarin wij beleggen om op gepaste wijze te rapporteren over MMG-onderwerpen.
Principe 4: Wij bevorderen de aanvaarding en toepassing van de PRI-principes in de beleggingssector.
Principe 5: Wij werken met anderen samen om deze principes doeltreffender toe te passen.
Principe 6: Wij doen verslag van onze activiteiten en de voortgang die wij boeken in de invoering van de PRI-principes.
Door deze Principes te onderschrijven, verbinden wij er ons als beleggers openlijk toe om deze te aanvaarden en toe te passen voor zover ze in lijn zijn met onze fiduciaire plichten. Wij zetten ons ook in om de doeltreffendheid van de principes en de inhoud ervan van tijd tot tijd te beoordelen en te verbeteren. Wij menen dat wij hierdoor onze verplichtingen tegenover begunstigden beter kunnen nakomen en onze beleggingsactiviteiten beter kunnen afstemmen op de bredere maatschappelijke belangen. Wij moedigen andere beleggers aan om de Principes aan te nemen"
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014– 6
Bijlage 2 Hoe de MMG-normen toepassen op beleggingen De volgende principes zijn bepalend voor de invoering van MMG-normen in beleggingsprocessen: 1. Een beleggingsuniversum wordt periodiek gescreend om emittenten te identificeren die mogelijk de principes van het Global Compact van de VN en/of toepasselijke bindende voorschriften inzake controversiële sectoren en producten schenden. 2. Deze beoordeling gebeurt door het SRI/MMG-onderzoeksteam op basis van interne analyse en informatie afkomstig van externe experts en in overleg met het MVO-team van BNP Paribas Groep. 3. Op basis van de resultaten van dit proces houdt BNPP IP twee lijsten bij:
een uitsluitingslijst van emittenten die in verband kunnen worden gebracht met ernstige en herhaalde schendingen van de principes van het Global Compact van de VN en/of van bindende voorschriften inzake controversiële sectoren en producten. een volglijst van emittenten die de MMG-normen kunnen overtreden en met wie wij een dialoog aangaan om verbeteringen aan te moedigen.
4. De uitsluitings- en volglijst worden door de CIO's regelmatig aan de beleggingsteams overgemaakt. De beleggingsteams mogen met onmiddellijke ingang geen nieuwe beleggingen meer starten in uitgesloten bedrijven. Bestaande beleggingen moeten uit de relevante portefeuilles worden verwijderd op basis van de marktvoorwaarden, maar niet later dan een maand na de mededeling door de CIO's. 5. De uitsluitingslijst is van toepassing op alle open fondsen die door entiteiten van BNP Paribas Investment Partners worden beheerd, met uitzondering van portefeuilles die de samenstelling van indices repliceren (bijv. ETF's en indexgelinkte fondsen). Uitzonderingen kunnen ook worden toegestaan in gevallen waar uitsluiting uit actief beheerde portefeuilles een aanzienlijk marktrisico vergeleken met de benchmark zou meebrengen. 6. Deze uitsluitingslijst is van toepassing op alle types van effecten (aandelen, obligaties, converteerbare obligaties) die door bedrijven in deze lijst zijn uitgegeven, evenals op obligaties uitgegeven door gerelateerde financiële vehikels. Ze is ook van toepassing op participaties en derivaten op bovengenoemde effecten uitgegeven door derden. Deze beperkingen zijn van toepassing op effecten verhandeld op primaire en secundaire markten, evenals op OTC-instrumenten. 7. De Investment Compliance-teams voeren voor en na de transacties controles uit om na te gaan of de uitsluitingslijsten op alle desbetreffende portefeuilles worden toegepast. 8. Onder voorbehoud van wettelijke en technische beperkingen zijn de MMG-normen ook van toepassing op:
gescheiden rekeningen en mandaten (onder voorbehoud van informatie of goedkeuring van de klant waar vereist);
aan externe vermogensbeheerders gedelegeerde fondsen (onder voorbehoud van wijziging van de toepasselijke Overeenkomsten voor Beleggingsbeheer of Beleggingsrichtlijnen);
de beoordeling van externe vermogensbeheerders die in de fondsen van fondsen en kooplijsten moet worden opgenomen
Beleid voor Verantwoord Beleggen | november 2013 –7 Bijlage 3 De tien principes Compact van de VN
van
het
Global
Het Global Compact verbindt bedrijfsleiders ertoe om een samenstel van fundamentele waarden betreffende mensenrechten, arbeid en milieu te aanvaarden, te bevorderen en te garanderen en om corruptie te bestrijden. Deze tien principes zijn gebaseerd op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk, de verklaring van Rio over milieu en ontwikkeling en het verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie. RECHTEN DE MENS
VAN
Principe 1: Bedrijven moeten de bescherming van de internationaal geproclameerde mensenrechten steunen en respecteren en
Principe 2: zich ervan vergewissen dat ze niet medeplichtig zijn aan
mensenrechtenschendingen.
ARBEIDSNORMEN
Principe 3: bedrijven moeten steun betuigen aan de vrijheid van vereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve overeenkomsten;
Principe 4: eliminatie van alle vormen van gedwongen en verplichte arbeid;
Principe 5: de effectieve afschaffing van kinderarbeid; en
Principe 6: de afschaffing van de discriminatie op het vlak van tewerkstelling en
beroep.
MILIEU
Principe 7: Bedrijven dienen voorzorg te betrachten bij hun benadering van milieuuitdagingen
Principe 8: initiatieven te nemen om een groter milieubesef te bevorderen en
Principe 9: de ontwikkeling en verspreiding van milieuvriendelijke technologieën aan te moedigen.
CORRUPTIEBESTR IJDING
Principe 10: Bedrijven dienen elke vorm van corruptie tegen te gaan, inclusief afpersing en omkoping.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 8
Bijlage 4 Sectorspecifieke MMG-normen Naast de principes van het wereldwijd pact van de VN past BNP Paribas Investment Partners een aantal MMGnormen toe inzake beleggingen in controversiële producten en sectoren. Deze normen zijn in lijn met de door BNP Paribas Groep ingevoerde sectorbeleidslijnen en dekken de volgende domeinen:
Palmolie en houtpulp. Bedoeling is om de productie van duurzame palmolie en houtpulp te bevorderen door uitsluitend te beleggen in bedrijven die aan minimale milieu- en maatschappijnormen voldoen. Bijgevolg wordt er bij voorkeur niet belegd in bedrijven die NIET aan die minimale normen voldoen (die bijv. beschermde gebieden omzetten in palmolieplantages of gebruikmaken van kinderarbeid of verplichte arbeid).
Kernenergie. Bedoeling is om erop toe te zien dat wij beleggen in bedrijven die actief zijn in landen met een degelijk wettelijk kader, die gebruikmaken van geschikte technologieën en die geschikte maatregelen voor de bewaking van de gezondheid en veiligheid en voor ongevallenpreventie toepassen.
Elektriciteitscentrales op steenkool. Bedoeling is om erop toe te zien dat wij beleggen in nutsbedrijven die hun CO2-uitstoot beperken door gebruik te maken van efficiëntere steenkoolcentrales en door te diversifiëren naar schonere bronnen van elektriciteitsopwekking.
Controversiële wapens. Bedoeling is om erop toe te zien dat wij niet beleggen in bedrijven die actief zijn in de productie, handel en opslag van controversiële wapens. Dit betreft onder meer clusterwapens en antipersoonsmijnen, chemische en biologische wapens, kernwapens en wapens met verarmd uranium. De meeste van deze wapens vallen onder internationale verdragen en beleggingen hierin zijn in bepaalde rechtsgebieden al bij wet verboden.
Asbest. Bedoeling is om erop toe te zien dat wij niet beleggen in bedrijven die actief zijn in de ontginning of productie van asbestvezels waarvan het gebruik vandaag in meer dan 50 landen verboden is.
Mijnbouw. Bedoeling is om erop toe te zien dat wij niet beleggen in bedrijven die technieken voor bergtopmijnbouw gebruiken of in bedrijven met lage MMG-normen en -praktijken.
Voor elk domein bevatten onderstaande rubrieken achtergrondinformatie en basisdefinities van de desbetreffende activiteiten en bedrijven. De beleggingscriteria voor de voornaamste MMG-problemen zijn opgedeeld in twee categorieën:
onder bindende voorschriften verstaan wij absolute voorwaarden: aan deze voorwaarden moet zonder uitzondering worden voldaan opdat BNPP IP in een bedrijf belegt.
beoordelingscriteria bieden een kader voor een verdere contextuele analyse en dialoog met bedrijven. Op basis daarvan kan BNPP IP beslissen om niet te beleggen zelfs als aan de bindende voorschriften is voldaan.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 9
1. Palmolie a. Achtergrond De productie van palmolie is een belangrijke bron van inkomsten en voorziet in het levensonderhoud van miljoenen mensen in de ontwikkelingslanden. Het is ook een belangrijke voedingsbron voor gezinnen in veel landen wereldwijd 2. Maar de ontwikkeling van palmolieplantages kan verschillende nadelige gevolgen hebben voor de plaatselijke gemeenschap, het klimaat en de ecosystemen. Deze gevolgen hangen hoofdzakelijk af van de manier waarop palmolie wordt geproduceerd en geperst. Met een productie van 45 miljoen kubieke meter in 2009 vertegenwoordigt ruwe palmolie ongeveer een derde van de totale markt voor plantaardige oliën. Palmolie wordt gebruikt in een breed scala van voedsel-, schoonmaak- en verzorgingsproducten evenals in de biobrandstofproductie. Zijn marktaandeel blijft toenemen. Door de vereiste weersomstandigheden voor de groei van palmbomen zijn de plantages vooral geconcentreerd in de tropische gebieden rond de evenaar. Maleisië en Indonesië alleen zijn goed voor meer dan 85% van de wereldwijde palmolieproductie, gevolgd door Thailand, Nigeria en Colombia. De grootste consumenten van palmolie zijn India, China en de Europese Unie. De ontwikkeling van palmolieplantages kan verschillende nadelige gevolgen hebben voor het klimaat en de plaatselijke gemeenschap. Maar de milieu- en maatschappijproblemen in de palmoliesector hangen hoofdzakelijk samen met de manier waarop palmolie wordt geproduceerd en geperst. Verantwoorde palmolie kan die gevolgen inderdaad beperken. Gemeenschappen: Ondoordachte brandstichting om land vrij te maken voor plantages en massaal gebruik van verdelgingsmiddelen en meststoffen hebben ingrijpende gevolgen voor de mens. Drink- en badwater wordt besmet door de verdelgingsmiddelen en de lozingsvloeistoffen bij de productie van palmolie (Palm Oil Mill Effluents - POME). Op die manier kunnen plantages nadelig zijn voor gemeenschappen die afhangen van de waterbronnen en van het woud waarin ze leven. Bovendien zijn grondacquisities en wijzigingen in het landschap vaak bedreigend voor de plaatselijke gemeenschappen die zelden formele grondrechten bezitten op de wouden waarin ze leven. Verkeerde grondacquisitieprocedures of gebrek aan informatie en raadpleging van de plaatselijke bevolking tijdens de ontruiming van gemeenschapsgrond hebben al tot geschillen over grondrechten geleid. Wel is de productie van palmolie een belangrijke bron van inkomsten die in het levensonderhoud voorziet van miljoenen mensen in de ontwikkelingslanden. Geschat wordt dat zowat 40% van alle palmolie door kleine boeren wordt geproduceerd. Veel landen hangen van palmolie af voor hun plattelandsontwikkeling en hun exportgroei. Het is ook een belangrijke voedingsbron voor gezinnen in veel landen wereldwijd. Klimaatverandering: De ontbossing voor de ontwikkeling van plantages draagt bij aan de opwarming van de aarde. Geschat wordt dat ontbossing aansprakelijk is voor circa één vijfde van alle door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen. Het is aangetoond dat een niet verwaarloosbaar gedeelte van de groei van de palmoliesector in Maleisië en Indonesië ten koste van de wouden gaat. Bovendien is de ontwatering van veengebied voor de ontwikkeling van palmplantages aansprakelijk voor aanzienlijke CO2-emissies omdat de in veen opgeslagen koolstof aan de atmosfeer wordt blootgesteld. Aangetast veengebied is ook vatbaarder voor branden. Minder ontbossing en behoud van intacte tropische wouden kunnen de emissie van broeikasgassen op de korte termijn en rendabel beperken. Ecosystemen en ruimtelijke ordening: Primaire wouden herbergen twee derde van de planten- en dierensoorten wereldwijd. Jarenlang werden ecosystemen met een hoge natuurbehoudswaarde omgezet in plantages. Dit resulteerde in de vernietiging van levensnoodzakelijke natuurlijke habitats voor zeldzame en met uitsterving bedreigde soorten die naar steeds kleinere natuurlijke woongebieden werden verdrongen. Toch kan de bescherming van natuurlijke wouden de habitats en biodiversiteit in stand houden, gronderosie tegengaan en overstromingen beperken. Bovendien is palmolie de meest productieve olie, goed voor ongeveer een derde van de wereldwijde olieproductie die 5% van 's werelds productieruimte in beslag neemt. De systematische vervanging ervan door andere types van olie zou het gebruik van grond voor de olieproductie aanzienlijk verhogen.
Duurzame en verantwoorde praktijken kunnen die impact beperken en als een wereldwijd vermogensbeheerder is BNP Paribas IP overtuigd dat die praktijken moeten worden aangemoedigd omdat ze voordelen op de lange termijn meebrengen voor haar klanten en de hele gemeenschap. Er werden inderdaad meerdere initiatieven genomen om het bewustzijn te verhogen en de problemen die de productie van palmolie meebrengt voor het milieu en de gemeenschap te beperken. Het belangrijkste initiatief was de rondetafel voor duurzame palmolie (Roundtable on Sustainable Palm Oil – RSPO). De RSPO werd in 2004 opgericht op initiatief van palmolieproducenten, landbouwbedrijven, eindgebruikers en NGO's. In 2007 keurde de raad van bestuur van de RSPO een certificeringsprotocol goed dat de vereisten voor aanvragers en certificeringsinstellingen vastlegt en werd er een lijst van principes en criteria gepubliceerd die vijf jaar na de publicatiedatum moet worden gereviseerd. 2
Discussiestuk IFC Belangrijkste duurzaamheidsproblemen in de palmoliesector, 2010
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 10
Certificering door de RSPO biedt concrete antwoorden op de belangrijkste MMG-problemen van de palmoliesector, maar het is een tijdrovend en duur proces. Door aan te sluiten bij de principes van de RSPO verbinden palmoliebedrijven zich tot transparantie, naleving van de toepasselijke wetten en regelgevingen, gebruik van de beste praktijken, ecologische aansprakelijkheid, behoud van natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit, verantwoorde behandeling van werknemers en van individuen en gemeenschappen die nadeel ondervinden van telers en oliefabrieken en verantwoorde ontwikkeling van nieuwe palmoliefabrieken. De certificering door de RSPO van een actief (doorgaans een plantage of een fabriek) impliceert dat er een tijdsgebonden plan werd opgesteld om de volledige certificering door de RSPO van alle activa te verkrijgen. Hoewel ze nog vatbaar voor verbetering zijn, meent BNP Paribas IP toch dat de RSPO-principes vooralsnog de best beschikbare duurzaamheidsnormen in deze sector zijn. BNP Paribas IP is op de hoogte dat er nog andere initiatieven bestaan of zullen komen op een algemeen niveau zoals de ISPO van de Indonesische regering en op bedrijfsniveau met beleidslijnen voor duurzame palmolie en door derden goedgekeurde milieu- en veiligheidsbeheerplannen. BNP Paribas IP zal nieuwe ontwikkelingen in deze sector in aanmerking nemen en deze richtlijnen eventueel aanpassen om ze erin op te nemen. BNP Paribas IP zal dus, onder bepaalde in dit document uiteengezette voorwaarden, in de palmoliesector blijven investeren omdat zij gelooft dat palmolie op een duurzame en verantwoorde manier kan worden geproduceerd. a.
Betrokken ondernemingen
Deze richtlijnen zijn van toepassing op bedrijven die direct betrokken zijn bij de upstream of downstream waardeketen van palmolie en die een groot deel van hun activiteiten in deze sector uitvoeren. Upstream bedrijven verwijst naar bedrijven aan de bron, meer bepaald palmolieplantages en extractiefabrieken, terwijl downstream bedrijven verwijst naar bedrijven verderop in het proces, meer bepaald raffinaderijen en handelaars. Andere bedrijven verderop in de waardeketen (producenten van ingrediënten en producten en de kleinhandel) vallen niet onder dit beleid. b.
Bindende voorschriften
Van upstream palmoliebedrijven verwacht BNP Paribas IP:
dat ze geen kinderarbeid of gedwongen arbeid 4 gebruiken; dat ze geen nieuwe plantages ontwikkelen op land dat voorheen in handen was van of bewoond werd door plaatselijke gemeenschappen zonder dat er (in lijn met de RSPO-principes en -criteria) o een degelijk raadplegingsproces werd doorlopen o een aanvaardbare vergoedingsregeling werd bereikt en o een aanvaardbaar klachtenmechanisme werd ingevoerd.
dat ze geen locaties op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO herbestemmen als palmolieplantages; dat ze geen waterrijke natuurgebieden op de Ramsar-lijst herbestemmen als palmolieplantages, geen bossen van uitzonderlijke waarde (High Conservation Value forests – HCVF) herbestemmen als nieuwe plantages. Als de plantage van een klant zich op land bevindt dat voorheen HCVF was moet dit meer dan tien jaar geleden zijn gebeurd en moet de klant verklaren (en in de mate van het mogelijke aantonen) dat hij niet direct of indirect aansprakelijk is voor die herbestemming dat ze een niet-zwartblakerbeleid hebben in lijn met de aanbevelingen van het 'zero burning'-beleid van ASEAN of andere regionale beste praktijken. dat ze duidelijke en strikte procedures voor het beheer van veengebieden hebben voor de eventuele ontwikkeling van nieuwe plantages.
3
Zoals vastgelegd in de criteria 6 en 7 van de RSPO
4
Zoals vastgelegd in de Internationale Arbeidsnormen
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 11
c.
Beoordelingscrite ria
BNP Paribas IP moedigt palmoliebedrijven aan om de beste praktijken te volgen voor de productie van duurzame palmolie. BNP Paribas IP meent dat RSPO momenteel de beste criteria biedt voor duurzaamheid in deze sector en moedigt palmoliebedrijven aan:
om actief lid te worden van de RSPO (of een mogelijk nieuw gelijkwaardig initiatief in de sector), in het geval van producten, om een RSPO-certificering (of gelijkwaardig certificaat) te verkrijgen voor hun plantages of om actieplannen op te stellen en in te voeren om tegen eind 2015 een certificering van hun palmplantages te verkrijgen. In het geval van extractiefabrieken, handelaars en raffinaderijen voor palmolie, om beleidslijnen op te stellen die leveranciers opleggen (i) om een RSPO-certificering te verkrijgen tegen eind 2015 en (ii) om de opspoorbaarheid van bronnen van het palmolieaanbod aan te moedigen.
BNP Paribas IP verwacht van upstream palmoliebedrijven dat ze voldoen aan de bestaande sociale en milieuwetgeving op lokaal of staats-/provinciaal niveau evenals aan de internationale regelgeving die door de landen waarin ze actief zijn werd goedgekeurd. Deze omvatten de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, het Verdrag inzake biologische diversiteit, Verdrag nr. 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie over inheemse volkeren en stammen in onafhankelijke staten, IAO-verdragen betreffende dwangarbeid en de ergste vormen van kinderarbeid. d. Basisdefinities Lokale gemeenschap: brede groep van mensen die in of dicht bij een woud of plantage leven en er in hoge mate van afhangen. De term omvat woudbewoners, inheemse bevolkingen in de nabijheid van wouden en recente immigranten. (Bron: Operationeel bosbeleid IFC) 'no burn'-beleid van ASEAN-landen: in antwoord op de bos- en woudbranden die de ASEAN-regio in 1997/98 troffen, kwamen de ministers voor milieu van de ASEAN-landen overeen om op de 6de ministerbijeenkomst van ASEAN-landen in Haze in april 1999 een 'zero burning'-beleid goed te keuren en om de toepassing ervan door plantages in de regio te bevorderen. De richtlijnen voor de invoering van dit beleid werden ontwikkeld om advies te verstrekken aan eigenaars, beheerders, toezichthouders en aannemers van plantages over de toepassing van de 'zero burning'-techniek voor de ontwikkeling van palmolieplantages5. Gebieden op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO: in de Werelderfgoedlijst opgenomen gebieden overal ter wereld die van uitzonderlijke waarde voor de mens worden beschouwd en die opgenomen zijn in het Werelderfgoedverdrag. Veengrond: waterrijk natuurgebied waar zich een aanzienlijke accumulatie van turf - ten minste 30 cm - heeft voorgedaan6 Het veengrondsubstraat is in feite een organische structuur ontstaan door biologische activiteit. Ramsargebieden: gebieden met representatieve, zeldzame en unieke types van waterrijk natuurgebied en gebieden van internationaal belang voor het behoud van de biodiversiteit opgenomen in de Overeenkomst inzake waterrijke gebieden die in 1971 in Ramsar, Iran werd afgesloten (Ramsar-conventie). High Conservation Value Forests (HCVF): worden als volgt gedefinieerd (door de Forest Stewardship Council, neergelegd in de principes en criteria van de RSPO):
5
http://www.rspo.org/?q=page/864
6
Charman, D. 2002. Peatlands and environmental change. J. Wiley & Sons, London & New York, p. 301
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 12
Bosgebieden met aanzienlijke concentraties van biologische diversiteit van wereldwijd, regionaal of nationaal belang (bijv. endemie, bedreigde soorten): bosgebieden op landschapsniveau van wereldwijd, regionaal of nationaal belang die grootschalige bossen bevatten, liggend binnen de beheereenheid of waarvan de beheereenheid deel uitmaakt en waar levensvatbare populaties van de meeste zo niet alle soorten voorkomen in natuurlijke patronen met betrekking tot distributie en talrijkheid; bosgebieden die zich binnen zeldzame of bedreigde ecosystemen bevinden of deze bevatten; bosgebieden die natuurlijke basisdiensten leveren in kritieke situaties (bijv. bescherming van stroomgebieden, erosiebestrijding); bosgebieden van fundamenteel belang voor de vervulling van de basisbehoeften van de lokale gemeenschappen (bijv. voedsel, gezondheid); bosgebieden die van cruciaal belang zijn voor de traditionele culturele identiteit van de lokale gemeenschappen (gebieden van culturele, ecologische, economische of religieuze betekenis die in samenwerking met dergelijke lokale gemeenschappen zijn geïdentificeerd).
RSPO-principes en -criteria (2007) Elk van de volgende 8 principes zijn opgedeeld in een reek van [40] criteria. Meer informatie is verkrijgbaar op . http://www.rspo.org/?q=page/513
Principe 1: Streven naar transparantie Principe 2: Naleving van toepasselijke wetten en regelgeving Principe 3: Streven naar economische en financiële levensvatbaarheid op lange termijn Principe 4: Gebruik van de juiste beste praktijken door telers en fabrikanten Principe 5: Milieuveiligheid en behoud van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit Principe 6: Verantwoorde behandeling van werknemers en van burgers en gemeenschappen die nadeel ondervinden van de activiteit van telers en fabrikanten Principe 7: Verantwoorde ontwikkeling van nieuwe plantages Principe 8: Streven naar voortdurende verbetering in basisactiviteiten
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 13 2.
Houtpulp
a.
Achtergron d
De vraag naar papierproducten zal de volgende jaren wellicht aanzienlijk toenemen en een aanzienlijke impact op de duurzaamheid van de sector hebben. De grootste ecologische en maatschappelijke impact is afkomstig van het bosbeheer en de houtpulproductie. BNP Paribas IP identificeert vijf grote duurzaamheidsproblemen verbonden met deze segmenten van de aanbodketen:
milieu- en biodiversiteitsproblemen verbonden met de ontbossing en industriële bosaanplantingen om hout te leveren aan de pulpfabrieken
maatschappelijke problemen verbonden met de ontwikkeling van een pulpfabriek of plannen voor industriële bosaanplantingen (respect van rechten van lokale bevolking, betrokkenheid van lokale gemeenschappen, banencreatie...)
water- en afvalwaterbeheer in het pulpproces, vooral de dioxine-uitstoot in het bleekproces
veiligheid en gezondheid op het werk in bosaanplantingen en pulpfabrieken
milieubeheer in pulpfabrieken (met inbegrip van emissies in de lucht en afvalbeheer)
BNP Paribas IP zal, onder bepaalde in dit document uiteengezette voorwaarden, in de houtpulpsector blijven investeren omdat zij gelooft dat houtpulp op een duurzame en verantwoorde manier kan worden geproduceerd. b.
Betrokken ondernemingen
Deze richtlijnen zijn van toepassing op bedrijven die direct betrokken zijn bij de upstream en downstream waardeketen van de houtpulpsector. Upstream verwijst naar bedrijven aan de bron, zoals industriële bosaanplantingen en boskapactiviteiten van pulpproducenten, terwijl downstream verwijst naar houtpulpproducenten, inclusief voor eigen gebruik, en handelaars. Andere bedrijven hoger of lager in de waardeketen (papierproducenten die geen eigen pulp produceren, chemische bedrijven en machineproducenten evenals kleinhandelaars en papierdistributeurs) vallen niet onder deze richtlijnen. c.
Bindende voorschriften voor bosbeheer
BNP Paribas IP vereist van upstream pulpbedrijven dat ze voldoen aan de bestaande sociale en milieuwetgeving op lokaal of staats-/provinciaal niveau evenals aan de internationale regelgeving die door de landen waarin ze actief zijn werd goedgekeurd. Dat omvat de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dieren plantensoorten, het Verdrag inzake biologische diversiteit, Verdrag nr. 169 van de Internationale Arbeidsorganisatie over inheemse volkeren en stammen in onafhankelijke staten, IAO-verdragen betreffende dwangarbeid en de ergste vormen van kinderarbeid. Om te garanderen dat aan de fundamentele maatschappelijke vereisten is voldaan en om de negatieve gevolgen voor de klimaatverandering en biodiversiteit te beperken, vereist BNP Paribas dat upstream pulpbedrijven:
geen kinderarbeid of gedwongen arbeid gebruiken;
geen nieuwe plantages ontwikkelen op land dat voorheen in handen was van of bewoond werd door plaatselijke gemeenschappen zonder dat er (in lijn met de FSC- en PEFC-principes en -criteria) (waarbij PEFC staat voor Programme for the Endorsement of Forest Certification)
een vrij, voorafgaand en zaakkundig raadplegingsproces werd uitgevoerd,
een aanvaardbare vergoedingsregeling werd bereikt, en
een efficiënt klachtenmechanisme werd ingevoerd.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 14
geen illegaal verkregen hout wordt gebruikt7
geen locaties op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO als industriële bosaanplantingen worden herbestemd;
geen waterrijke natuurgebieden op de Ramsar-lijst herbestemmen als industriële bosaanplantingen,
Een HCV-beoordeling uitvoeren voor er tot nieuwe aanplanting wordt overgegaan;
geen bossen van uitzonderlijke waarde (High Conservation Value Forests – HCVF) herbestemmen als nieuwe aanplantingen. Als de aanplanting van een bedrijf zich op land bevindt dat voorheen HCVF was, moet de boskap meer dan tien jaar geleden zijn gebeurd en moet het bedrijf verklaren (en in de mate van het mogelijke aantonen) dat het niet direct of indirect aansprakelijk is voor die herbestemming;
duidelijke en strikte procedures voor het beheer van veengebieden hebben voor de eventuele ontwikkeling van nieuwe aanplantingen op veengebied;
een niet-zwartblakerbeleid hebben in lijn met de aanbevelingen van het 'zero burning'-beleid van ASEAN of andere regionale beste praktijken. een plan voor de regelmatige bewaking van de gezondheid en veiligheid op het werk hebben.
d.
Beoordelingscriteria voor bosbeheer
BNP Paribas IP moedigt upstream pulpbedrijven aan om hogere duurzaamheidsnormen in te voeren. BNP Paribas meent dat FSC en PEFC op het domein van bosbeheer momenteel de beste criteria bieden voor duurzaamheid in deze sector en moedigt upstream pulpbedrijven aan:
e.
om actief lid te worden van hun nationale FSC- of PEFC-beheersystemen (of elk mogelijk nieuw gelijkwaardig initiatief),
in het geval van pulpproducenten die hout aankopen van externe partijen, om aan hun leveranciers te vragen om een FSC- of PEFC-certificering te hebben of om actieplannen uit te werken en toe te passen om binnen de vijf jaar een certificering voor hun bos of aanplanting te verkrijgen8,
in het geval van beheerders van bossen en aanplantingen, om een FSC- of PEFC-certificering te hebben of om actieplannen uit te werken en toe te passen om binnen de vijf jaar een certificering voor hun bos of aanplanting te verkrijgen9,
BNP Paribas IP moedigt upstream pulpbedrijven aan om voor bestaande aanplantingen een heldere en strikte milieubeheerprocedure voor te leggen. Deze procedure vermeldt hoe het project omgaat met het beheer van landbouwchemicaliën, water en biodiversiteit. In het geval van een extern aanbod van hout voor de pulpfabriek moet het bedrijf aan zijn leveranciers vragen om een dergelijke procedure voor te leggen.
BNP Paribas IP moedigt upstream pulpbedrijven ten zeerste aan om alternatieven voor aanplantingen op veengebied te ontwikkelen omdat die gebieden erg waardevol zijn door de diverse en levensnoodzakelijke ecosysteemdiensten die zij bieden. Die functies en waarden zijn onder meer het behoud van biodiversiteit, koolstof- en wateropslag en waterregeling en -kwaliteit. Bindende voorschriften pulpproductie
voor
de
BNP Paribas IP vereist van upstream pulpproducenten dat ze voldoen aan de bestaande sociale en milieuwetgeving op lokaal of staats-/provinciaal niveau, evenals aan de internationale regelgeving die door de landen waarin ze actief zijn werden goedgekeurd.
7
De definitie van illegale houtkap voor dit beleid is de lijst van illegale boskapactiviteiten van het FOA-comité voor papier- en houtproducten in hun studie Defining illegal logging: what it is, and what is being done about it? (2003). 8
Deze periode van vijf jaar gaat van start bij de officiële publicatie van dit beleid. Voor nieuwe CIB-klanten start de periode vanaf de datum van ondertekening van het eerste handelscontract (van welke aard ook) met BNP Paribas . 9
ibid
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 15
Wat het houtaanbod betreft moeten pulpproducenten nagaan of hun houtleveranciers de bindende voorschriften voor bosbeheer naleven. BNP Paribas IP is op de hoogte dat er absorbeerbare gehalogeneerde organische verbindingen (AOX) kunnen vrijkomen in het water als het proces een bleekfase bevat. Dit specifieke type van vervuiling door pulpfabrieken werd onder de aandacht gebracht door NGO's en gezondheidsorganisaties. De laatste jaren werden chloor en hypochloriet grotendeels vervangen door andere chemicaliën in het bleekproces. Met elementair of volledig chloorvrije (Elementary Chlorine Free of ECF en Totally Chlorine Free of TCF) processen kunnen inderdaad concentraties van dioxinen en furanen in de vloeistoflozingen onder de grenzen van aantoonbaarheid worden verkregen. BNP Paribas meent dat ECF en TCF vooralsnog de beste bestaande technieken zijn voor een duurzaam bleekproces. Daarom vereist BNP Paribas dat pulpproducenten:
nieuwe pulpfabrieken ontwikkelen die de ECF- en TCF-technologie gebruiken als er een bleekproces is vereist.
over zullen stappen naar de ECF- of TCF-technologie in geval van al bestaande fabrieken.
een beheerplan zullen voorleggen voor de bewaking van diverse indicatoren voor waterlozingsniveaus en emissie in de lucht opgesomd in de toepasselijke milieu-, gezondheids- en veiligheidsrichtlijnen (Environmental, Health, and Safety – EHS) voor pulp- en papierfabrieken van het IFC. Vanaf de publicatiedatum van dit beleid zijn deze parameters: debiet, pH, TSS, COD, BOD5, AOX, Total N, Total P10. een plan voor de regelmatige bewaking van de gezondheid en veiligheid op het werk voorleggen.
f.
Beoordelingscriteria pulpproductie
voor
de
BNP Paribas IP moedigt downstream pulpbedrijven aan om hogere duurzaamheidsnormen in te voeren. BNP Paribas IP meent dat FSC en PEFC vandaag de beste bestaande criteria zijn voor een duurzame inkoop van vezels in de pulpsector en moedigt downstream pulpbedrijven (d.w.z. pulpproducenten en -handelaars) aan:
om de FSC- of PEFC-certificering binnen de handelsketen (CoC – Chain of Custody) voor hun activiteiten te verkrijgen. Zij worden ook aangemoedigd om beleidslijnen op te stellen die vereisen dat hun leveranciers (i) binnen een periode van vijf jaar een FSC- of PEFC-certificering voor hun eigen aanplantingen verkrijgen en om de opspoorbaarheid van houtbronnen voor de pulpindustrie aan te moedigen door een FSC- of PEFC CoC-certificering voor hun activiteiten te verkrijgen. Downstream pulpbedrijven dienen hoe dan ook een geloofwaardig plan voor de inkoop van hout voor te leggen (bij aanvang van het project in het geval van nieuwe pulpfabrieken) dat indien nodig een extern aanbod van hout vermeldt en specificeert wat die externe bron is.
om actief lid te worden van hun nationale FSC- of PEFC-beheersystemen (of elk mogelijk nieuw gelijkwaardig initiatief),
Wat water- en luchtemissies betreft moedigt BNP Paribas pulpproducenten aan:
om ervoor te zorgen dat de emissieniveaus van al hun pulpfabrieken onder of gelijk aan de niveaus zijn die vermeld worden in de IFC EHS-richtlijnen voor pulp- en papierfabrieken (Bijlage B “Richtlijnen voor lozingsvloeistoffen en emissies”). Als ze hoger zijn dan die emissieniveaus moedigt BNP Paribas pulpproducenten aan om efficiënte actieplannen te ontwikkelen om die afwijkingen te corrigeren en de emissies te verlagen tot ze lager dan de IFC-niveaus zijn.
om (bij aanvang in het geval van een nieuwe pulpfabriek) een geloofwaardig energiebronplan voor te leggen met vermelding van de impact van die energiemix op de CO2-uitstoot.
Wat de Environmental & Social Management Systems (ESMS) en Health & Safety Management Systems (HSMS) betreft, meent BNP Paribas dat ISO 14001 en OHSAS 18001 vandaag de beste bestaande duurzaamheidscertificeringen zijn voor industriële processen en BNP Paribas moedigt pulpproducenten aan:
10
De lijst van die indicatoren is meer specifiek opgenomen in Bijlage B 'Effluents and Emissions Guidelines / Resource Use Benchmarks' van de IFC EHS-richtlijnen voor pulp- en papierfabrieken.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 16
om een milieubeheersysteem (EMS) op te stellen en toe te passen voor de aanpak van lucht- en wateremissies, afvalbeheer, grond- en grondwaterbesmetting en om een plan te ontwikkelen waardoor ze binnen de vijf jaar een ISO 14 001-certificering (of een gelijkwaardige EMS-certificering) voor hun activiteiten kunnen verkrijgen11.
om een HSMS op te stellen en toe te passen en een plan te ontwikkelen waarmee ze binnen een periode van vijf jaar een OHSAS 18 001-certificering (of een gelijkwaardige HSMS-certificering) voor hun activiteiten kunnen verkijgen12.
g.
Basisdefinities
De volgende definities zijn van toepassing in deze richtlijnen: AOX: Dit is een groep van gehalogeneerde organische verbindingen die op actieve kool kunnen absorberen, 'no burn'-beleid van ASEAN-landen: in antwoord op de bos- en woudbranden die de ASEAN-regio in 1997/98 teisterden, kwamen de ministers voor milieu van de ASEAN-landen op de 6de ministerbijeenkomst van ASEANlanden in Haze in april 1999 overeen om een 'zero burning'-beleid goed te keuren en om de toepassing ervan door plantages in de regio te bevorderen. De richtlijnen voor de invoering van dit beleid werden ontwikkeld om eigenaars, beheerders, toezichthouders en aannemers van plantages te adviseren over de toepassing van de 'zero burning'techniek voor de ontwikkeling van palmolieplantages13. BOD5: Biological Oxygen Demand of biologisch zuurstofverbruik meet de hoeveelheid opgeloste zuurstof nodig voor de afbraak van organisch materiaal in water door aerobe bio-organismen. COD: Chemical Oxygen Demand (COD) of chemisch zuurstofverbruik is een maatstaf voor de hoeveelheid organische stoffen in water. ECF: Elementary Chlorine Free (ECF) of elementair chloorvrij proces om pulp te bleken. Dit proces maakt het mogelijk om concentraties van dioxines en furanen onder de aantoonbaarheidsgrens te verkrijgen. EMS Environmental Management System of milieubeheersysteem. Dit systeem kan erkend worden door een ISO 14 001-certificering of een gelijkwaardig certificaat. FSC-principes en -criteria vastgelegd in 1993 (zoals gerapporteerd in de Sustainable Forest Finance Toolkit van de WBCSD). FSC is een systeem van nationale en regionale normen die beantwoorden aan de SFM-principes betreffende de volgende problemen: 1. naleving van wetten en FSC-principes 2. landeigendoms-en gebruikrechten enaansprakelijkheden 3. rechten van inheemse bevolking 4. relaties met de gemeenschap en rechten van werknemers 5. voordelen van de bossen 6. milieu-impact 7. beheerplannen 8. bewaking en beoordeling 9. bijzondere plaatsen – bossen van uitzonderlijke waarde (high conservation value forests - HCVF) 10. Aanplantigen Deze principes werden ontwikkeld door een wereldwijd partnerschap van door het FSC bijeengeroepen belanghebbenden. De principes zijn van toepassing op alle tropische, gematigde en boreale bossen en moeten als één geheel worden beschouwd. Alle nationale en regionale normen worden in het land afgeleid van die tien principes. De principes moeten worden gebruikt samen met de nationale en internationale wetten en regelgevingen en in lijn met de relevante internationale principes en criteria op nationaal
11
Deze periode van vijf jaar gaat van start bij de officiële publicatie van dit beleid. voor bedrijven
12
Ibid.
13
http://www.rspo.org/?q=page/864
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 17
en subnationaal niveau (FSC Policy and Standards; principles and criteria of forest stewardship) (FSC, 1996) Er bestaan verschillen in regionale normen en in tijdelijke normen van auditorganen. High Conservation Value Forests (HCVF): worden als volgt gedefinieerd (door de Forest Stewardship Council, neergelegd in: de Sustainable Forest Finance Toolkit van de WBCSD)14:
Bosgebieden met aanzienlijke concentraties van biologische diversiteit van wereldwijd, regionaal of nationaal belang (bijv. endemie, bedreigde soorten):
bosgebieden op landschapsniveau van wereldwijd, regionaal of nationaal belang die grootschalige bossen bevatten, liggend binnen de beheereenheid of waarvan de beheereenheid deel uitmaakt en waar levensvatbare populaties van de meeste zo niet alle soorten voorkomen in natuurlijke patronen met betrekking tot distributie en talrijkheid;
bosgebieden die zich binnen zeldzame of bedreigde ecosystemen bevinden of deze bevatten;
bosgebieden die natuurlijke basisdiensten leveren in kritieke situaties (bijv. bescherming van stroomgebieden, erosiebestrijding);
bosgebieden van fundamenteel belang voor de vervulling van de basisbehoeften van de lokale gemeenschappen (bijv. voedsel, gezondheid);
bosgebieden die van cruciaal belang zijn voor de traditionele culturele identiteit van de lokale gemeenschappen (gebieden van culturele, ecologische, economische of religieuze betekenis die in samenwerking met dergelijke lokale gemeenschappen zijn geïdentificeerd).
H&S: Health and Safety Management System (beheersysteem voor gezondheid en veiligheid) Dit systeem kan erkend worden door een OHSAS 18 001-certificering of een gelijkwaardig certificaat. Lokale gemeenschap: brede groep van mensen die in of dicht bij een woud of plantage leven en er in hoge mate van afhangen. De term omvat woudbewoners, inheemse bevolkingen in de nabijheid van wouden en recente immigranten. (Bron: Operationeel bosbeleid IFC) Veengebieden: waterrijk natuurgebied waar zich een aanzienlijke accumulatie van turf - ten minste 30 cm - heeft voorgedaan.15 Het veengrondsubstraat is een organische structuur ontstaan door biologische activiteit. Veengebieden zijn waardevol voor de vele en levensnoodzakelijke ecosysteemdiensten die ze leveren. De functies en waarden zijn onder meer het behoud van biodiversiteit, koolstof- en wateropslag, detentie van opgeloste stoffen en waterregeling en -kwaliteit. Ten eerste zijn niet gedraineerde veengebieden unieke natuurlijke hulpbronnen met bijzonder ecosystemen die door hun grote biodiversiteit erg belangrijk zijn voor het behoud van genetica, soorten en habitats.
Veengebieden zijn ook waterwingebieden. Ze wijzigen de waterkwaliteit en - kwantiteit, doen dienst als reservoirs van bepaalde stoffen, produceren andere stoffen en beïnvloeden het temporele patroon van de watertoevoer naar rivieren en meren. De rol van veengebieden in de waterregulering hangt af van het behoud van de integriteit van hun unieke hydrologie die losstaat van maar gelinkt is aan dat van belendende waterrijke gebieden en het bredere landschap.
Tot slot zijn de veengebieden al eeuwenlang belangrijke koolstofreservoirs. Veengebieden stoten ook CO2 en CH4 uit waarvan de hoeveelheden afhangen van de temperatuur en het waterniveau die beide nadeel kunnen ondervinden van de verwijdering van vegetatie, drainage en de toekomstige klimaatwijziging. Landbouw op gedraineerde veengebieden veroorzaakt een aanzienlijke uitstoot van CO2 en stikstofoxide (N2O)16
PEFC-principes en -criteria vastgelegd in 1999 (zoals gerapporteerd in de Sustainable Forest Finance Toolkit van de WBCSD). 14
http://www.pwc.co.uk/eng/issues/forest_finance_home.html
15
Charman, D. 2002. Peatlands and environmental change. J. Wiley & Sons, London & New York, p. 301
16
Bronnen: Assessment on Peatlands, Biodiversity and Climate change, UNEP-GEF 2007, Strategy for responsible peatland management, IPS 2010
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 18
PEFC is een wederzijds erkenningsmechanisme voor nationale en regionale certificeringssystemen. Erkende certificeringssystemen moeten beantwoorden aan internationaal overeengekomen ecologische, maatschappelijke en economische vereisten zoals de paneuropese richtsnoeren voor duurzaam bosbeheer (PEOLG), de African Timber Organization (ATO) en de richtlijnen van de internationale organisatie voor tropisch hout (ITTO), evenals de intergouvernementele processen inzake criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer (DBB). De elementen van DBB die in deze vereisten zijn opgenomen kunnen variëren naargelang de omstandigheden van de gebieden waarvoor ze zijn ontwikkeld. Zo dekken de paneuropese richtsnoeren voor duurzaam bosbeheer onder meer het volgende: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
onderhoud en opwaardering van bossen en hun bijdrage aan de wereldwijde koolstofcycli. onderhoud en opwaardering van de gezondheid en levensvatbaarheid van bossen onderhoud van productieve functies van bossen onderhoud, behoud en opwaardering van biodiversiteit onderhoud en opwaardering van beschermingsfuncties in bosbeheer onderhoud van sociaaleconomische functies en voorwaarden
Erkende certificeringssystemen moeten beantwoorden aan de internationale akkoorden zoals de kernverdragen van de IAO evenals door de landen erkende overeenkomsten betreffende bosbeheer zoals het verdrag inzake biologische diversiteit, CITES en andere. Er bestaan verschillen tussen de certificeringsnormen van leden waarbij bepaalde normen strenger zijn dan de PEFC-vereisten (PEFC, 2006A). pH: In de scheikunde is ph een maatstaf voor de zuurtegraad van waterige oplossingen. Ramsar-gebieden: gebieden met representatieve, zeldzame en unieke types van waterrijk natuurgebied en gebieden van internationaal belang voor het behoud van de biodiversiteit opgenomen in de Overeenkomst inzake waterrijke gebieden die in 1971 in Ramsar, Iran werd afgesloten (Ramsar-conventie17). TCF: Volledig chloorvrij (Totally Chlorine Free –TCF) proces om pulp te bleken dat chloor volledig vervangt door een bleekproces met zuurstof. Total N: stikstof
Totale
hoeveelheid
Total P: Totale hoeveelheid fosfor TSS: Staat voor Total Suspended Solids of totale hoeveelheid zwevende deeltjes. Het is een maatstaf voor de waterkwaliteit die de concentratie van niet-filterbare vaste stoffen in water meet. Gebieden op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO: in de Werelderfgoedlijst opgenomen gebieden overal ter wereld die van uitzonderlijke waarde voor de mens worden beschouwd en die opgenomen zijn in het Werelderfgoedverdrag18.
17
http://www.ramsar.org/cda/en/ramsar-documents-list/main/ramsar/1-31-218_4000_0
18
http://whc.unesco.org/en/list/
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 19
3.
Kerncentrales
a.
Achtergrond
De kernenergiesector is vandaag één van de grootste aanbieders van elektriciteit. Volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) zal het aandeel van kernenergie in de elektriciteitsopwekking over de periode tussen 2008 en 2035 met meer dan 360 GW toenemen en zal de levensduur van meerdere centrales worden verlengd. Bovendien oordelen landen die ervoor kiezen om hun kernenergiesector uit te breiden dat dit een positieve impact heeft, vooral op de economische ontwikkeling, de energieveiligheid en de emissie van broeikasgassen. Volgens BNP Paribas IP is het van doorslaggevend belang, zowel voor de landen als voor de internationale gemeenschap, dat elk land dat een kernenergieprogramma wil uitbreiden of extra kerncentrales wil ontwikkelen niet alleen bereid, maar ook in staat is om aan de essentiële vereisten betreffende veiligheid, zekerheid, non-proliferatie, bescherming van de bevolking en het milieu voor toekomstige generaties te voldoen. BNP Paribas IP wil garanderen dat de bedrijven die zij mede financiert beantwoorden aan de principes voor de bewaking en beperking van de ecologische en maatschappelijke impact in de kernenergiesector. b.
Betrokken ondernemingen
Deze richtlijnen zijn van toepassing op bedrijven die betrokken zijn bij een kerncentrale als eigenaar of operator van het nucleaire eiland en op bedrijven die betrokken zijn bij de splijtstofcyclus (gedefinieerd als de verrijking, de aanmaak en de opwerking van uranium en/of de opslag en verwijdering van kernafval). BNP Paribas IP verwacht dat kernenergiebedrijven de bestaande plaatselijke wetten en vergunningsregelingen evenals de internationale overeenkomsten die door de landen waarin ze actief zijn werden ondertekend naleven. Naast de naleving van bovenstaande regelgevingen, bevatten deze richtlijnen extra criteria die de kernenergiebedrijven moeten naleven. c.
Bindende voorschriften voor bedrijven betrokken bij een kerncentrale (KC)
Het kernenergiebedrijf bezit en bedient alleen KC's met kernreactoren waarvan het ontwerp gelijkaardig is aan dat van de reactoren die worden gebruikt in als referentie geldende nucleaire landen of die zijn goedgekeurd door het agentschap voor nucleaire veiligheid (Nuclear Safety Agency –NSA) van die landen. Het kernenergiebedrijf heeft een algemeen beleid dat instaat voor de stralingscontrole (zowel op de werkplek als in de omgeving) en de bescherming van werknemers. Er is een onafhankelijke controleketen die waakt over de veiligheid van de nucleaire activiteiten. De volgende vereisten moeten worden toegepast op het land van vestiging van het kernenergiebedrijf of zijn moedermaatschappij I.
Degelijk wettelijk kader:
het KC-project is officieel goedgekeurd door de regering en de toezichthouders van de burgerlijke kernenergiesector, de bescherming van werknemers is bij wet vereist
er bestaat een plan voor de ontwikkeling van langetermijnoplossingen voor het beheer van hoog- en middelactief kernafval,
er bestaat een plan voor de ontmanteling van KC's.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 20
II.
Internationale samenwerking: a. het gastland heeft het Non-proliferatieverdrag (of een gelijkwaardig bilateraal akkoord inzake de veiligheid en verspreiding met een als referentie geldend nucleair land) ondertekend, b. Het laatst beschikbare uitgebreide rapport over het veiligheidsakkoord van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) maakt geen melding van enig specifiek probleem of enig gebrek aan informatie die de bewaking van de nucleaire installaties van het gastland kunnen belemmeren, c. De KC's van het gastland voor elektriciteitsopwekking worden voor vreedzame doeleinden gebruikt4, d. deelname aan het ongevalsrapportagesysteem van de IAEA (in geval van een land zonder voorafgaande nucleaire installatie is die deelname gepland voorafgaand aan de bestelling van de eerste KC in dit toetredend land)
III.
Agentschap voor nucleaire veiligheid: a. bestaan van een agentschap voor nucleaire veiligheid (NSA) of een gelijkwaardig overheidsagentschap dat ten minste de kerncentrales gedurende hun hele levensduur controleert, b. het NSA heeft de wettelijke bevoegdheid om controles uit te voeren die tot sancties kunnen leiden
IV.
politieke stabiliteit en nationale veiligheid:
het gastland biedt voldoende stabiliteit voor een goed zicht op de veilige werking van de KC op de lange termijn. Dit stabiliteits- en veiligheidsniveau wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria: er bestaan geen internationale sancties tegen het gastland, het KC-project bevindt zich niet een conflictzone5 er bestaan nationale en/of lokale preventie- en noodplannen aangepast aan de geografische kenmerken, met inbegrip van externe gevaren (zoals overstromings- of aardbevingsgevaar). d.
Beoordelingscriteria voor bedrijven betrokken bij een kerncentrale (KC)
Naast bovenstaande bindende voorschriften neemt BNP Paribas IP extra beoordelingscriteria in aanmerking voor de beoordeling van de normen voor nucleaire bedrijven vergeleken met die van de voornaamste nucleaire bedrijven van een als referentie geldend nucleair land (voor die betrokken bij een KC). Doelstelling van deze criteria is om te beoordelen of een nucleair bedrijf in staat is om de ecologische en maatschappelijke impact van zijn activiteiten te bewaken en te beperken. Daartoe beoordeelt BNP Paribas IP hun financiële slagkracht op de lange termijn evenals hun ervaring (inclusief ervaring van hun topmanagers) en geschiedenis inzake veiligheid, zekerheid en milieu. BNP Paribas onderzoekt tevens de grondigheid van hun proces voor de selectie van onderaannemers, hun transparantie en hun samenwerking met concurrenten en toezichthouders (vooral die van als referentie geldende nucleaire landen).
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 21
e.
Bindende voorschriften voor bedrijven betrokken bij de splijtstofcyclus
Bovenstaande bindende voorschriften voor KC's moeten worden toegepast op het land van vestiging van het kernenergiebedrijf of zijn moedermaatschappij De bedrijfsvergunningen van het kernenergiebedrijf zijn niet opgeschort in het gastland noch in enig als referentie geldend nucleair land. Er is een onafhankelijke controleketen die waakt over de veiligheid van de nucleaire activiteiten. Het nucleair bedrijf heeft beleidslijnen en procedures ingevoerd om elke stralingsemissie te voorkomen en te beperken. f.
Beoordelingscriteria voor bedrijven betrokken bij de splijtstofcyclus
Naast bovenstaande bindende voorschriften neemt BNP Paribas IP extra beoordelingscriteria in aanmerking voor de beoordeling van de normen voor nucleaire bedrijven vergeleken met die van de voornaamste nucleaire bedrijven van een als referentie geldend nucleair land (voor die betrokken bij de splijtstofcyclus). Doelstelling van deze criteria is om te beoordelen of een nucleair bedrijf in staat is om de ecologische en maatschappelijke impact van zijn activiteiten te bewaken en te beperken. Daartoe beoordeelt BNP Paribas IP hun financiële slagkracht op de lange termijn evenals hun ervaring (inclusief de ervaring van hun topmanagers) en geschiedenis inzake veiligheid, zekerheid en milieu. BNP Paribas IP onderzoekt tevens de grondigheid van hun proces voor de selectie van onderaannemers, hun transparantie en hun samenwerking met concurrenten en toezichthouders (vooral die van als referentie geldende nucleaire landen). g.
Basisdefinities
Integrale veiligheidscontroleovereenkomsten “Via veiligheidscontroles kan de IAEA nagaan of de staat aan zijn internationale verbintenissen om geen nucleaire programma's voor kernwapens te gebruiken voldoet" (uittreksel uit IAEA FAQ). Integrale veiligheidscontroleovereenkomsten worden afgesloten tussen landen en de IAEA waardoor die laatste diverse dergelijke controles uit kan voeren. IAEA: International Atomic Energy Agency (internationale organisatie voor atoomenergie). De IAEA is het centrum van de Verenigde Naties voor samenwerking in het nucleaire domein. Het werd opgericht in 1957 en werkt samen met zijn lidstaten en vele partners wereldwijd om veilige, betrouwbare en vreedzame nucleaire technologieën te bevorderen. INES-schaal: International Nuclear and Radiological Event Scale. Dit is een instrument voor de consistente bekendmaking aan het publiek van de impact op de veiligheid van nucleaire en stralingsincidenten (inclusief gebeurtenissen bij industrieel en medisch gebruik van stralingsbronnen, activiteiten in nucleaire faciliteiten en transport van radioactief materiaal). De gebeurtenissen worden ingeschaald op 7 niveaus: Niveaus 1 tot 3 worden aangeduid als 'incidenten'
Niveaus 4 tot 7 worden aangeduid als 'ongevallen'
Per niveau in de schaal verhoogt de ernst van de gebeurtenis tien maal. Gebeurtenissen zonder impact op de veiligheid worden afwijkingen genoemd en geclassificeerd onder niveau 0 in de schaal. IRS: Incidentrapporteringssysteem. IRS is een gezamenlijk initiatief van het IAEA en NEA (kernenergieagentschap van de OESO). Dit wereldwijde systeem vergaart en analyseert informatie afkomstig van operatoren. Het einddoel is om de veiligheid van KC's te verbeteren door de frequentie en de ernst van ongebruikelijke gebeurtenissen met een impact op de veiligheid in KC's wereldwijd te verlagen. OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Hoge-inkomenslanden van de OESO zijn landen met een Bruto Binnenlands Product (bbp) per inwoner van 12.196 USD en meer op basis van de methode van World Bank Atlas.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 22
KC: Kerncentrale. Elektriciteitscentrale op basis van kernsplijting, bedoeld en gebruikt voor elektriciteitsopwekking. NPT: Non-proliferatieverdrag. Het NPT is een internationaal verdrag ter voorkoming van de verspreiding van kernwapens en wapentechnologie en ter bevordering van de samenwerking in vreedzame toepassingen van kernenergie, in de nucleaire ontwapening en in de algemene en volledige ontwapening. NSA: Nuclear Safety Agency. (nucleair veiligheidsagentschap) Het NSA is een algemene term van de administratieve overheid die de nucleaire controle en veiligheid moet garanderen. Het agentschap regelt de nucleaire veiligheid en bescherming tegen straling om werknemers, patiënten, het publiek en het milieu te beschermen. Het draagt ook bij aan de informatie van burgers. Splijtstofcyclus: in het kader van dit beleid omvat de splijtstofcyclus de volgende activiteiten: de verrijking, de aanmaak en de opwerking van uranium en/of de opslag en verwijdering van kernafval. Als referentie geldend nucleair land: Een land dat blijk heeft gegeven van een hoog nucleair veiligheidsniveau en een hoge betrouwbaarheid in de werking van een groot aantal KC's. BNP Paribas definieert als referentie geldende nucleaire landen als hoge-inkomenslanden van de OESO met eersterangs ervaring in actieve KC's (gemeten in reactorjaren) en zonder kernongevallen – zoals gedefinieerd door niveau 4 in de hierboven vermelde INES-schaal in KC's tijdens de laatste vijf jaar.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 23
4.
Steenkoolcentrales
a.
Achtergrond
Volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA) is steenkool goed voor 41% van de elektriciteitsopwekking wereldwijd. Daarmee is dit vandaag de grootste bron van elektriciteit ter wereld. Dat betekent meteen ook dat steenkool een belangrijke plaats inneemt in de wereldwijde energiemix. Steenkool kan bijdragen aan de economische ontwikkeling van een aantal landen dankzij lage kosten en een betrouwbare toegang tot elektriciteit en omdat het de onafhankelijkheid op het domein van energie ondersteunt. BNP Paribas Investment Partners erkent daarnaast dat steenkoolcentrales (SC's) veel koolstofdioxide (CO2) uitstoten en daardoor in hoge mate bijdragen aan de klimaatverandering. Volgens het IEA zijn steenkoolcentrales aansprakelijk voor 73% van de CO2-uitstoot voor elektriciteitsopwekking en 29% van de totale aan energie gerelateerde CO2-uitstoot. Het is dus zaak om een gulden middenweg te vinden tussen de behoefte aan verbeterde toegang tot elektriciteit en de economische ontwikkeling enerzijds en de behoefte aan een lagere CO2-uitstoot door menselijke activiteiten anderzijds. Dat laatste is van doorslaggevend belang om de klimaatverandering te beperken. De beste technologieën voorhanden moeten worden bevorderd om de efficiëntie van steenkoolcentrales te verhogen en hun ecologische voetafdruk te verkleinen. Als een wereldwijde vermogensbeheerder kan BNP Paribas Investment Partners in de elektriciteitsopwekking op steenkool blijven beleggen voor zover de bedrijven voldoen aan de essentiële milieu- en veiligheidsvereisten die in dit document nader worden toegelicht. b.
Betrokken ondernemingen
Deze richtlijnen zijn van toepassing op nutsbedrijven die voor ten minste 50% van hun totale geïnstalleerde capaciteit afhankelijk zijn van steenkool of die het aandeel van met steenkool opgewekte elektriciteit de laatste vijf jaar hebben verhoogd. SC's zijn zowel nationaal als internationaal streng gereguleerd, vooral wat emissies in de lucht betreft. BNP Paribas IP verwacht dat SC’s de bestaande plaatselijke wetten en regelgevingen evenals de internationale overeenkomsten die door de landen waarin ze actief zijn werden ondertekend naleven. c.
Bindende voorschriften
BNP Paribas IP verbindt er zich toe om te beleggen in SC-bedrijven die aan adequate technische, maatschappelijke en ecologische normen voldoen. BNP Paribas IP meent dat een SC-bedrijf aan geschikte normen voldoet als het de volgende vereisten naleeft:
het SC-bedrijf heeft zijn CO2-uitstoot (uitgedrukt in gram per CO2e/kWh) over de laatste drie jaar verlaagd.
het SC-bedrijf heeft over de laatste drie jaar zijn netto energie-efficiëntie (uitgedrukt in %) verhoogd of zijn totale steenkoolverbruik (uitgedrukt in g/kWh) verlaagd.
het SC-bedrijf belegt in minder CO2-intensieve elektriciteitsopwekking (bijv. aardgas, hernieuwbare energiebronnen).
het SC-bedrijf publiceert zijn veiligheidsrapporten (bijv. werkongevallen, dodelijke ongelukken...)
het SC-bedrijf publiceert zijn milieucijfers (emissies in de lucht of uitstoot van zwaveldioxide (SO2), stikstofoxide (NOX), deeltjes, koolstofmonoxide (CO) en broeikasgassen zoals koolstofdioxide (CO1), waterverbruik en lozingen) of kan dit op verzoek doen.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 24
d.
Beoordelingscriteria
BNP Paribas IP analyseert het SC-bedrijf eveneens op basis van de volgende beoordelingscriteria:
het SC-bedrijf heeft een overtuigende track record op het domein van veiligheids-, milieu- en maatschappelijke problemen vergeleken met sectorale en geografische benchmarks.
Het SC-bedrijf voert een plan voor de verlaging van zijn CO2-uitstoot bij de elektriciteitsopwekking uit waaruit blijkt dat de CO2-intensiteit over de laatste vijf jaar een dalende trend volgt.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 25
5.
Controversiële wapens
a.
Achtergron d
Controversiële wapens hebben ongenuanceerde effecten, veroorzaken buitensporige schade en maken geen onderscheid tussen burgerlijke en militaire doelwitten. Bepaalde controversiële wapens, meer bepaald clusterwapens, antipersoonsmijnen, chemische en biologische wapens en kernwapens vallen onder internationale overeenkomsten.
b.
Betrokken ondernemingen
'Controversiële wapens' is een dynamisch begrip dat in de loop der tijd kan wijzigen en onder een aantal overeenkomsten en/of regelgevingen valt. Volgens BNP Paribas IP vallen de volgende wapens onder de categorie 'controversiële wapens’:
c.
Antipersoonsmijnen: het Verdrag van Ottawa dat sinds maart 1999 van kracht is, bant het gebruik van antipersoonsmijnen; Clusterwapens: het Verdrag inzake clusterwapens (het Verdrag van Oslo) dat in 2008 werd ingevoerd verbiedt het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van clusterwapens; Kernwapens19: het Non-proliferatieverdrag (NPV) van 1968 dat in 1970 in voege trad, wil de verspreiding van kernwapens aan banden leggen; Biologische en chemische wapens: het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) van 1972 en het Verdrag inzake chemische wapens van 1993 stellen biologische en chemische wapens buiten de wet; Munitie met verarmd uranium: er bestaat geen Verdrag, maar BNP Paribas IP erkent de algemene bezorgdheid van de gemeenschap over munitie met verarmd uranium. Bindende voorschriften
BNP Paribas IP wil niet beleggen in bedrijven die 'controversiële wapens’ produceren, verhandelen of opslaan of enige met deze wapens gerelateerde activiteit uitvoeren. BNP Paribas IP gaat ervan uit dat een bedrijf bij controversiële wapens betrokken is als:
het controversiële wapens of componenten die specifiek voor die wapens bedoeld zijn en een belangrijke bouwsteen in de werking van het wapen (basiscomponent) zijn produceert, verhandelt of opslaat en / of
als het bijstand, technologie of diensten bedoeld voor controversiële wapens levert.
Als één van de hiervoor opgesomde activiteiten wordt uitgevoerd in een filiaal wordt de directe moedermaatschappij eveneens gezien als een bedrijf dat betrokken is bij controversiële wapens indien het meerderheidsaandeelhouder is in dat filiaal. Filialen waarvan de meerderheidsaandeelhouder betrokken is bij controversiële wapens worden eveneens als betrokken ondernemingen beschouwd.
19
Een uitzondering wordt toegestaan voor bedrijven die alleen bijdragen aan door de overheid gecontroleerde kernwapenprogramma's in NATO-landen die kernwapens mogen bezitten volgens het Non-proliferatieverdrag.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 26
D.
BASISDEFINITIES
Antipersoonsmijn: een mijn die bedoeld is om te ontploffen in de aanwezigheid van, nabijheid van of contact met een persoon en die een of meer personen kan uitschakelen, verwonden of doden (definitie van het Verdrag van Ottowa, 1997).
Wapenhandelsverdrag: het Wapenhandelsverdrag is de naam van het VN-verdrag dat in april 2013 werd goedgekeurd om de import, export en overdracht van conventionele wapens te controleren en te regelen. Biologische wapens: worden gedefinieerd in lijn met het multilateraal Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (1972): (a) microbiële en andere biologische agentia of toxines, ongeacht hun herkomst of productiemethode in types of hoeveelheden die niet kunnen worden gerechtvaardigd door profylactische, beschermende of vreedzame doeleinden; (b) wapens, apparatuur of leveringsmiddelen bedoeld voor deze agentia of toxines voor vijandige doeleinden of in een gewapend conflict Chemische wapens: worden gedefinieerd in lijn met het multilateraal Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (1993): (a) giftige chemische stoffen en de precursoren ervan, tenzij ze bedoeld zijn voor doeleinden die niet worden verboden door dit Verdrag, voor zover hun types en hoeveelheiden overeenstemmen met die doeleinden; (b) munitie en apparatuur die specifiek bedoeld is om te doden of andere schade te berokkenen via de toxische eigenschappen van de giftige chemische stoffen opgesomd in alinea (a) die zouden vrijkomen door het gebruik van die wapens en apparatuur. (c) alle apparatuur die specifiek bedoeld is voor direct gebruik samen met munitie en apparatuur opgesomd in alinea (b) Clusterwapens: een conventioneel wapen dat is ontworpen om explosieve submunitie te verspreiden of te laten afgaan die bestaat uit kleine bommen die elk minder dan 20 kilogram wegen (definitie van het Verdrag inzake clusterwapens, 2008). Controversiële wapens: controversiële wapens is een dynamisch concept dat na verloop van tijd kan wijzigen. Op het ogenblik van de publicatie van dit beleid beschouwt BNP Paribas IP de volgende wapens als 'controversieel': (a) Antipersoonsmijnen: het Verdrag van Ottawa dat sinds maart 1999 van kracht is, bant het gebruik van antipersoonsmijnen; (b) Clusterwapens: het Verdrag inzake clusterwapens (het Verdrag van Oslo) dat in 2008 werd ingevoerd verbiedt het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van clusterwapens; (c) Kernwapens20: het Non-proliferatieverdrag (NPV) van 1968 dat sinds maart 1970 van kracht is, wil de verspreiding van kernwapens aan banden leggen; (d) Biologische en chemische wapens: het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) van 1972 en het Verdrag inzake chemische wapens van 1993 stellen biologische en chemische wapens buiten de wet; (e) Munitie met verarmd uranium: er bestaat geen verdrag, maar BNP Paribas IP erkent de algemene bezorgdheid van de gemeenschap over munitie met verarmd uranium. Munitie met verarmd uranium: Munitie die verarmd uranium bevat. Financial Action Task Force: de Financial Action Task Force (FATF) is een intergouvernementeel orgaan dat zich bezighoudt met de ontwikkeling en promotie van nationale en internationale beleidslijnen om witwaspraktijken en de financiering van terrorisme te bestrijden. 20
Een uitzondering wordt toegestaan voor bedrijven die alleen bijdragen aan door de overheid gecontroleerde kernwapenprogramma's in NATO-landen die kernwapens mogen bezitten volgens het Non-proliferatieverdrag.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 27
Kernwapen: een kernwapen is ieder apparaat dat nucleaire energie op ongecontroleerde wijze kan laten ontladen en dat een aantal karakteristieken bezit dat het geschikt maakt voor gebruik als wapen (definitie van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied,1967) Wapens een wapen is algemeen genomen elk apparaat voor gebruik in de aanval of defensie in strijd, gevecht of oorlog. Apparatuur zoals radars, verrekijkers, vrachtwagens zonder wapenuitrusting worden niet als een wapen beschouwd. Bovenstaande definities kunnen na verloop van tijd wijzigen. Wij zullen elke nieuw regelgeving blijven volgen.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 28
6.
Asbest
a.
Achtergrond
De term asbest verwijst naar een groep van silicaatmineralen samengesteld uit microscopische vezels. Asbest is lange tijd gebruikt in industriële en commerciële toepassingen wegens zijn fysische en chemische kenmerken waaronder brandbestendigheid, lage thermische, akoestische en elektrische geleiding, mechanische weerstand, bestandheid tegen chemische aantasting en elasticiteit. Asbest werd meer dan 130 jaar lang op grote schaal gebruikt, maar is nu verboden in meer dan 50 landen. Inademing van asbestvezels is gevaarlijk en kan ernstige ziekten veroorzaken, zoals asbestose en longkanker die tot 40 jaar na de blootstelling eraan aan het licht kunnen komen. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat er jaarlijks 100.000 werknemers sterven door aan asbest gerelateerde ziekten na blootstelling aan asbest tijdens de asbestproductie (mijn- en breekprocessen) b.
Betrokken ondernemingen
Deze richtlijnen zijn van toepassing op bedrijven die betrokken zijn bij asbest als eigenaar of operator van asbestmijnen en productiefaciliteiten voor asbestvezels. c.
Bindende voorschriften
BNP Paribas IP wil niet beleggen in bedrijven die asbestmijnen en productiefaciliteiten voor asbestvezels bezitten of besturen.
D.
BASISDEFINITIES
De term asbest verwijst naar een groep van silicaatmineralen samengesteld uit microscopische vezels waaronder. 1/ Los gebonden of ongebonden (kruimelige) asbest:
los onbewerkt asbest gebruikt voor thermische isolatie in de vorm van los gestort isolatiemateriaal of isolatievlokken die aangetroffen wordt in sommige oude staalskeletgebouwen geweven of gevlochten asbest voor de thermische isolatie van buizen, beschermingsmateriaal voor personen, elektrische bedrading, enz. asbestpapier of -karton (met een dikte van 5 tot 50 mm) gebruikt voor warmte-isolatie van verwarmingstoestellen, verlaagde plafonds, dichtingen, brandvrije scheidingswanden, enz. asbestvilt, vooral gebruikt voor filters.
2/ Gebonden asbest:
asbestpoeder toegevoegd aan gipsmortel, sterk gebonden mortel, bindingsmiddelen, pleisterverbindingen voor herstelwerken, enz. asbest gemengd met cement (asbestcement) gebruikt in tal van bouwmaterialen: golfplaten, bekleding voor buitenmuren, ventilatiekokers, kanalen, enz., vooral in oude prefabgebouwen minerale filter in verf, vernis, afdichtingsmiddelen, isolatieschuim, enz. asbest toegevoegd aan plastic voor afdichtingsmiddelen, coatings, huishoudgerei, enz. asbest toegevoegd aan asfalt om daken waterdicht te maken, voor antiroestlagen, wegbedekkingen, enz.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 29
Asbest is al in meer dan 50 landen verboden, meer bepaald in 1/ Europa: de 27 lidstaten van de Europese Unie, evenals IJsland, Noorwegen; Zwitserland en Turkije Kroatië besliste in 2006 om asbest te bannen, maar die beslissing werd tenietgedaan. Maar omdat het land kandidaat is om tot de Europese Unie toe te treden, zal het wellicht de verstandige keuze maken om asbest binnenkort te verbieden. Noord-, Zuid- en Midden-Amerika:
Argentinië, Chili, Honduras, Uruguay
de wettelijke situatie in de Verenigde Staten is complex: asbest is er grotendeels verboden maar niet volledig. Op 4 oktober 2007 stemde de Amerikaanse Senaat unaniem voor een wetsvoorstel om de import en het gebruik van asbest te verbieden. Maar het verbod uit 1989 van het Amerikaanse EPA (Environmental Protection Agency) werd gedeeltelijk ingetrokken door het hof van beroep.
er zijn verbodsbepalingen van kracht in meerdere staten van Brazilië waaronder São Paulo, Rio de Janeiro, Rio Grande do Sul en Pernambuco (N.B. 40% van de Braziliaanse bevolking woont in deze staten).
In een gezamenlijke verklaring ondertekend op 9 juni 2010 (zie document in het Spaan) onderstreepten de ministers van volksgezondheid van Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Ecuador, Paraguay, Peru, Uruguay en Venezuela de gevaren van asbest en beloofden ze om asbest te bannen (in die staten die dat nog moeten doen).
3/ Azië: Saoedi-Arabië, Bahrein, Brunei, Zuid-Korea, Israël, Japan, Jordanië, Koeweit, Mongolië, Oman, Katar, Turkije.
een aantal landen zoals Singapore en Taiwan hebben strikte beperkingen opgelegd waardoor er geen asbest meer wordt gebruikt.
de nationale gezondheidsraad in Thailand (N.B. dit land is een van de grootste consumenten van asbest) stemde op 16 december 2010 voor een resolutie om asbest te verbieden. Dit verbod moet nog in werking treden.
4/ Afrika: Zuid-Afrika, Algerije, Gabon, Egypte, Mozambique en de Seychellen 5/ Oceanië Australië en Nieuw-Caledonië
Nieuw-Zeeland verbood de import van onbewerkt asbest, maar de import van producten die asbest bevatten is er in theorie nog wettelijk toegestaan.
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 30
7. Mijnbouw d. Achtergrond De mijnbouwsector levert minerale hulpbronnen die van doorslaggevend belang zijn voor de meeste sectoren van de economie. De groei van de wereldbevolking in combinatie met een verwachte vraag in de opkomende landen naar betere infrastructuur, diensten en goederen vergelijkbaar met die in de meeste ontwikkelende landen, zijn twee factoren die bijdragen aan de toename van de wereldwijde vraag naar minerale hulpmiddelen, terwijl de beschikbare minerale voorraden slinken en moeilijker toegankelijk worden. De mijnbouwsector is ook goed voor een aanzienlijk aandeel van de nationale inkomsten in veel landen en de verantwoorde ontwikkeling van de mijnbouwsector is absoluut cruciaal in die landen in termen van inkomsten, werkgelegenheid, infrastructuurontwikkeling en steun aan de productie. Die overwegingen moeten echter worden afgewogen tegen de specifieke risico's voor het milieu, de maatschappij en de governance (d.w.z. deugdelijk beheer) verbonden met de mijnbouwsector. Het betreft onder meer het watergebruik en de waterkwaliteit (vooral in gebieden waar water schaars is), de afvalproductie, de lokale luchtvervuiling en uitstoot van broeikasgassen, het grondgebruik en de gevolgen voor de biodiversiteit, de impact op de rechten van de mens (landwinning, werkomstandigheden, gezondheid en veiligheid van plaatselijke bevolkingen, instroom van nieuwe inwoners, fysieke of economische hervestiging, impact op bestaansmiddelen en culturele identiteit van de inheemse bevolking) evenals governance (transparantie van inkomsten, milieu- en maatschappijbeleid) en deling van voordelen (zoals plaatselijke banencreatie en bijdrage aan de plaatselijke en sociale ontwikkeling). e. Betrokken ondernemingen Deze richtlijnen zijn van toepassing op bedrijven, groepen of joint ventures die in het bezit zijn van mijnbouwactiva (die een groot deel van hun totale vermogen vertegenwoordigen) en die betrokken zijn bij de ontginning of bedrijfsvoering van die mijnbouwactiva. f.
Bindende voorschriften
BNP Paribas IP wil niet beleggen in bedrijven die:
hun hoofdzetel hebben in landen waartegen financiële sancties van Frankrijk, de Europese Unie, de VS of de Verenigde naties gelden; kinder- of dwangarbeid gebruiken zoals gedefinieerd in de Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisie21; geen track record op het domein van gezondheid en veiligheid op bedrijfsniveau kunnen voorleggen; betrokken zijn bij de ontginning van asbest; niet in staat zijn om op verzoek bedrijfsinformatie te verstrekken over hun prestaties betreffende watergebruik, afvalbeheer en uitstoot van broeikasgassen evenals strategieën inzake landwinning. technieken voor bergtopmijnbouw toepassen.
d. BASISDEFINITIES Carbon & Water Disclosure Projects
21
Het Carbon Disclosure Project (CDP) is een onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk die streeft naar een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen en duurzaam gebruik van water door bedrijven en steden. CDP werkt enerzijds samen met bedrijven om methodologieën uit te werken en transparantie en beheer van klimaat- en watergegevens (bijv. uitstoot van broeikasgassen, waterverbruik en vervuiling) aan te moedigen en anderzijds met beleggers om de risico's en kansen verbonden met klimaatverandering, waterschaarste, overstromingen en vervuiling te beoordelen.
C138 Minimum Age Convention, 1973; C182 Worst Forms of Child Labour Convention,1999; C29 Forced Labour Convention, 1930
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 31
Extractive Industries http://eiti.org/ Transparency Initiative EITI is een wereldwijde norm voor de transparantie van betalingen van de (EITI): winningsindustrieën. Het is een coalitie van regeringen, bedrijven, groepen uit de civiele samenleving, beleggers en internationale organisaties. Gedwongen arbeid:
staat voor werk of diensten afgedwongen van personen onder bedreiging van straf waaronder strafrechtelijke sancties en het verlies van rechten en voordelen als die personen zichzelf niet vrijwillig hebben aangeboden (Forced Labour Convention nr. 29, ILO 2001a)
High Conservation Value (HCV) gebieden:
Gebieden van uitzonderlijke waarde in een landschap die correct moeten worden beheerd voor het behoud of de verbetering van deze waarde. Er zijn zes types van HCV-gebieden: gebieden met aanzienlijke concentraties van biodiversiteit (bijv. endemie, bedreigde soorten, toevluchtsoorden) van wereldwijde, regionale of nationale waarde grote gebieden op landschapsniveau waar levensvatbare populaties van de meeste zo niet alle soorten voorkomen in natuurlijke patronen met betrekking tot distributie en talrijkheid. gebieden die zich binnen zeldzame of bedreigde ecosystemen bevinden of deze bevatten; gebieden die natuurlijke basisdiensten leveren in kritieke situaties (bijv. bescherming van stroomgebieden, erosiebestrijding); gebieden van fundamenteel belang voor de vervulling van de basisbehoeften van de lokale gemeenschappen (bijv. voedsel, gezondheid); gebieden die van cruciaal belang zijn voor de traditionele culturele identiteit van de lokale gemeenschappen (gebieden van culturele, ecologische, economische of religieuze betekenis die in samenwerking met dergelijke lokale gemeenschappen zijn geïdentificeerd).
Beleid voor Verantwoord Beleggen | April 2014 – 32
BIJLAGE 5 Stemmen bij volmacht De volgende principes zijn binnen BNP Paribas Investment Partners van toepassing op de toepassing v a n s t e m m e n b i j v o l m a c h t .
1.
Elke Investment Partner bepaalt een stembeleid, met richtlijnen en operationele procedures, die overeenstemmen met de in dit document opgenomen principes en rekening houden met lokale marktomstandigheden.
2.
De BNPP IP-entiteit die de portefeuille beheert, is verantwoordelijk voor het uitoefenen van het stemrecht, terwijl de operationele verantwoordelijkheid aan een andere entiteit kan worden gedelegeerd.
3.
In overeenstemming met wettelijke en technische beperkingen is stemmen bij volmacht van toepassing op open fondsen (icbe’s) en mandaten/gescheiden rekeningen waarvoor klanten het stemrecht hebben gedelegeerd.
4.
Aandelen waarvoor stemrecht wordt uitgeoefend, dienen een significant deel van het totale vermogen onder beheer te vertegenwoordigen en ondernemingen te omvatten waarin icbe’s een belangrijke aandeelhouder zijn.
5.
De operationele procedures dienen de belangrijkste stadia van het proces van stemmen bij volmacht te definiëren, waaronder analyse van voorgestelde besluiten, dialoog met ondernemingen, besluitvorming, uitvoering, uitlening/terugroepen van aandelen en voorkoming/oplossing van mogelijke belangenverstrengeling.
6.
Elke Investment Partner legt de stembesluiten vast en rapporteert intern over de aan het stemmen bij volmacht gerelateerde activiteiten.
7.
BNPP IP verwacht dat het stemrecht voor aan externe vermogensbeheerders gedelegeerde fondsen wordt uitgeoefend in overeenstemming met gelijksoortige normen (onder voorbehoud van wijziging van de desbetreffende beleggingsbeheerovereenkomsten of beleggingsrichtlijnen).
8.
Stemmen bij volmacht maakt deel uit van de evaluatiecriteria van externe vermogensbeheerders die in fondsen van fondsen en aankooplijsten zullen worden opgenomen.
Responsible Investment Policy | April 2014 – 33
BIJLAGE 6 Stemrichtlijnen De onderstaande richtlijnen zijn gebaseerd op het stembeleid van BNP Paribas Asset Management en illustreren hoe er dient te worden gestemd over de meest gebruikelijke zaken waarvoor bij volmacht wordt gestemd. Deze zijn ingedeeld in vier thema’s: 1. Goedkeuring van rapportage en jaarrekeningen 2. Financiële bedrijfsvoering 3. Benoeming en beloning van bestuurders en management 4. Overige kwesties (bijv. transacties met gerelateerde partijen). In elk van deze gevallen vermelden de richtlijnen de beste praktijken en kwesties die tot een tegenstem of een onthouding kunnen leiden.
Responsible InvestmentInvestment Policy | November 20132014 – 34 – 34 Responsible Policy | April
A) RAPPORTAGE EN JAARREKENING Item
Voor
Financieel verslag / Rapporten directie en accountant
Resultaat bestemmi ng
Benoeming van accountant en goedkeurin g van accountant skosten
Onthouding
Door de raad van bestuur geleverd rapport biedt volledig en reëel overzicht van bedrijfsaangelegenhede n en financiële positie. Financieel verslag is goedgekeurd door 22 onafhankelijke auditcommissie. Het bedrijf levert voldoende informatie over belangrijke financiële en nietfinanciële risico’s.
Het dividend is gedekt en de pay-out ratio is redelijk. Het bedrijf levert voldoende informatie om het dividendniveau te onderbouwen.
De accountant is aanbevolen door een onafhankelijke auditcommissie De auditcommissie heeft haar beleid voor de levering van nietaccountantsdiensten door de accountant bekendgemaakt (bijv. uitgesloten diensten en werkzaamheden voorafgaand aan goedkeuring) Er is volledige informatie gegeven over accountantsen advieskosten.
De auditcommissie bestaat voor minder dan een derde uit onafhankelijke leden en aanwezigheid van uitvoerende bestuurder in de commissie. Financieel verslag is op de sluitingsdatum niet beschikbaar voor stemmen per brief. Het bedrijf levert ontoereikende informatie over maatschappelijke en milieukwesties, hetzij in zijn jaarverslag of elders.
Tegen De accountant maakt een voorbehoud of weigert de jaarrekening goed te keuren na ernstige onregelmatigheden te hebben vastgesteld. Een auditcommissie ontbreekt (per geval te beoordelen voor kleinere ondernemingen en 23 naargelang marktpraktijk).
De pay-out ratio is lager dan in de afgelopen jaren en daalt tot onder de 25% en het bedrijf geeft geen verklaring voor de verlaging (per geval te beoordelen voor groeibedrijven die gewoonlijk meer cash moeten inhouden dan volwassen bedrijven). Het preferente dividend is meer dan 10% hoger dan het gewone dividend. De auditcommissie bestaat voor minder dan een derde uit onafhankelijke leden EN omvat een uitvoerende bestuurder. Er is geen informatie bekendgemaakt over advies- of accountantskosten.
Een auditcommissie ontbreek t (per geval te beoordelen voor kleinere ondernemingen en naargelang marktpraktijk). Er zijn potentiële problemen betreffende de onafhankelijkheid van de accountant (bijv. advieskosten overstijgen accountantskosten, benoeming voor meer dan 6 jaar) Er is reden om aan te nemen dat de onafhankelijke accountant een oordeel heeft afgegeven dat noch nauwkeurig, noch indicatief voor de financiële positie van het bedrijf is.
De auditcommissie bestaat ten minste voor 50% uit onafhankelijke leden, omvat geen uitvoerende bestuurder en de leden ervan zijn deskundig op financieel gebied 22
23
Markkapitalisatie minder dan 1 miljard euro
Responsible InvestmentInvestment Policy | November 20132014 – 35 – 35 Responsible Policy | April
B) FINANCIËLE BEDRIJFSVOERING
Item
Voor
Bevoegdh eid tot uitgifte van aandelen of effecten die toegang tot het kapitaal bieden
Aandeleni nkoopprog ramma
Uitgifte van aandelen gereserve erd voor medewerk ers
24
Onthouding
De bevoegdheid komt overeen met het principe ‘een aandeel - een stem - een dividend’. De bevoegdheid is gerechtvaardigd en beperkt, naar bedrag en tijdsduur (2 jaar). De bevoegdheid omvat voorverkooprechten (of anderszins voorkeursrechten van ten minste 5 dagen), creëert geen aanzienlijke onevenwichtigheid tussen de verschillende categorieën v aandeelhouders en vermijdt het verwateringsrisico voor bestaande aandeelhouders.
Inkoop van eigen aandelen is de beste aanwending van bedrijfsmiddelen en is in zowel volume als duur beperkt.
De bevoegdheid om aandelen uit te geven creëert geen aanzienlijke onevenwichtigheden tussen categorieën van aandeelhouders.
Alle bevoegdheden om aandelen uit te geven overstijgen 50% van het uitgegeven aandelenkapitaal (per 24 geval te beoordelen ).
Tegen
De maximale op- en neerwaartse afwijking overstijgt 5% van de gemiddelde marktkoers over een representatieve periode van 10% als het besluit naar een dagkoers verwijst.
De bevoegdheid met voorverkooprechten overstijgt 50% van het uitgegeven aandelenkapitaal (per geval te beoordelen). De bevoegdheid zonder voorverkooprechten en met voorkeursrechten of met een specifieke doelstelling overstijgt 20% van het uitgegeven aandelenkapitaal. De bevoegdheid zonder voorverkooprechten en zonder voorkeursrechten overstijgt 5% van het uitgegeven aandelenkapitaal (per geval te beoordelen). De bevoegdheid wordt waarschijnlijk als maatregel tegen overnames gebruikt. De bevoegdheid kan tijdens een overnameperiode worden gebruikt. De inkoop overstijgt 10% van het uitgegeven kapitaal (inclusief aandelen in bezit van dochtermaatschappijen). Gebruik van financiële derivaten om eigen aandelen in te kopen.
Cumulatief volume overstijgt 10% van het uitgegeven kapitaal EN korting op de beurskoers van meer dan 10% (per geval te 4 beoordelen )
Uitzonderingen op deze richtlijnen zijn toegestaan als de directie een stijging boven de richtlijnen kan rechtvaardigen.
Responsible InvestmentInvestment Policy | November 20132014 – 36 – 36 Responsible Policy | April
Item
Voor
Herstruct urering van schulden
Reorganis atie
Fusie en overname
De mate van verwatering gezien de volledige conversie van effecten is niet excessief.
Onthouding
Tegen
Verwateringsrisico is te hoog voor de eigendomsbelangen van bestaande aandeelhouders en voor toekomstige bedrijfswinsten. Het voorstel zou tot een verandering van zeggenschap binnen het bedrijf leiden. Dreigend faillissement, potentiële impact op aandeelhouderswaarde en indien een faillissement de belangrijkste drijfveer voor de herstructurering is.
De fusie of overname is commercieel en strategisch zinvol voor het bedrijf. Het voorstel is gunstig voor de inkomstenstroom van de aandeelhouders en de impact op het stemrecht is niet disproportioneel. Het gecombineerde bedrijf heeft een betere bestuursstructuur
Gezien de complexe aard van de meeste fusie- of overnamevoorstellen worden gerelateerde kwesties per geval beoordeeld, rekening houdend met factoren als transparantie, governance en financiën. Tot de te bestuderen kwesties behoren: Impact van de fusie op de aandeelhouderswaarde Overnameprijs, d.w.z. kostprijs tegenover premie Financiële levensvatbaarheid van de gecombineerde bedrijven als eenheid Analyse van het onafhankelijke karakter (‘at arm length’ of ‘op gepaste afstand’) van de transactie, potentiële belangenvermenging en een beoordeling van de ‘goede trouw’ van de onderhandelaren Aan- of afwezigheid van een onafhankelijke validatie van de waardering (‘fairness opinion’) Voorgestelde wijzigingen in ‘corporate governance’ en hun impact op de aandeelhoudersrechten Impact op belanghebbenden in de gemeenschap en werknemers van de betrokken bedrijven
Geen belangenvermenging tussen de verschillende partijen De reorganisatie creëert geen aanzienlijke onevenwichtigheden tussen categorieën van aandeelhouders Aandeelhouderswaarde blijft behouden
Stemmen over reorganisaties worden als niet routinematig beschouwd en per geval beoordeeld. Hierbij wordt rekening gehouden met: Spin-offs Potentiële fiscale en regelgevingsvoordelen Geplande aanwending van opbrengsten Marktfocus en incentives voor management Verkoop van activa Impact op balans en werkkapitaal Voor de activa ontvangen tegenwaarde en mogelijk wegwerken van schaalnadelen Liquidaties Inspanningen management om alternatieven te vinden Taxatiewaarde van de activa Beloning van managers die de liquidatie aansturen.
Responsible InvestmentInvestment Policy | November 20132014 – 37 – 37 Responsible Policy | April
C) BENOEMING EN BELONING VAN BESTUURDERS EN MANAGEMENT
Item
Voor
Samenst elling van de raad
25
De raad van commissarissen (of raad van toezicht) is onafhankelijk van het management en vertegenwoordigt de belangen van meerderen minderheidsaandeelhouders. Gespecialiseerde commissies bestaan uit een meerderheid van onafhankelijke leden met een onafhankelijke voorzitter (uitvoerende bestuurders maken geen deel uit van de audit- en de beloningscommissie). Kandidaten worden voorgesteld door een onafhankelijke nominatiecommissie voor een mandaat van maximaal 4 jaar. De raad bestaat uit minder dan 18 leden. De functies van voorzitter en CEO zijn gesplitst of er is een structuur met voldoende tegenwicht. De bestuurder heeft minder dan 5 commissariaten in andere beursgenoteerde bedrijven; of 3 commissariaten buiten de eigen groep voor uitvoerende bestuurders. Er is voldoende biografische informatie om aandeelhouders een weloverwogen keuze te laten maken. Aandeelhouders kunnen afzonderlijk stemmen voor de benoeming van individuele bestuurders.
Onthouding
Tegen
De kandidaat is niet onafhankelijk -
25
en:
de raad bestaat voor minder dan 50% uit onafhankelijke bestuurders (ondernemingen zonder volledige zeggenschap) de raad bestaat voor minder dan 33% uit onafhankelijke bestuurders (ondernemingen met volledige zeggenschap of in geval van een raad met aanzienlijke verplichte vertegenwoordiging van werknemers).
Afhankelijk van lokale voorschriften en marktpraktijken kan een lagere drempel van toepassing zijn (bijv. drempel van 20% voor Japan).
De aanwezigheidsgraad van de bestuurder is zeer laag (onder de 75%).
De bestuurder heeft niet voldaan aan zijn/haar fiduciaire verplichtingen, waardoor twijfel bestaat aan zijn/haar vermogen om de belangen van betrokken partijen te dienen.
De onafhankelijkheid kan negatief worden beïnvloed als de kandidaat: Een aanzienlijke aandeelhouder vertegenwoordigt. Medewerker of functionaris van de onderneming is, of een medewerker of bestuurder van de moedermaatschappij of van een onderneming die deze consolideert en deze positie de afgelopen 5 jaar niet heeft vervuld; Chief Executive Officer van een onderneming (B) is, indien wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden: de desbetreffende onderneming (A) is een juridische entiteit die rechtstreeks of onrechtstreeks de directie van de onderneming B vormt; een medewerker van onderneming A is een bestuurder van onderneming B (momenteel of minder dan 5 jaar); een uitvoerende bestuurder van onderneming A is bestuurder van onderneming B (momenteel of minder dan 5 jaar); Een klant, leverancier, investment of commercial banker is die van materieel belang is voor de onderneming of de groep waartoe deze behoort, of waarvan de onderneming of de groep een groot deel van de activiteiten uitmaakt; Door een familierelatie nauw verbonden is met een functionaris van het bedrijf; De afgelopen 5 jaar accountant van de onderneming is geweest; Al meer dan twaalf jaar bestuurder van de onderneming is geweest.
Responsible InvestmentInvestment Policy | November 20132014 – 38– 38 Responsible Policy | April
Item
Voor
Decharge van de raad en het managem ent
Beloning van uitvoerend e bestuurder s
26
Belonin g bestu urder s
Er zijn geen controversiële kwesties rond de raad of het management van het bedrijf.
Onthouding
Gekoppeld aan aanwezigheid van bestuurders in raad en commissies, het belang van de uitgevoerde werkzaamheden en in lijn met benchmarks (gebaseerd op de praktijk in het desbetreffende land). Volledige openbaarmaking van alle beloningscomponenten voor elke bestuurder om voor een goedkeuring van beloning te stemmen. De verschillende beloningscomponenten dienen te worden vermeld en toegelicht. De gegevens dienen transparant genoeg te zijn om aandeelhouders onderscheid te laten maken tussen beloning van uitvoerende en nietuitvoerende bestuurders. De beloning is aanbevolen door een beloningscommissie die voor ten minste 50% uit onafhankelijke leden bestaat en waarin geen uitvoerende bestuurder zetelt. De beloningsregeling stemt overeen met de bedrijfsprestaties op lange termijn (bijv. de beloningscommissie heeft de impact beoordeeld van in het voorgaande jaar ingekochte aandelen op de relevante prestatiedoelen voor incentiveregelingen). Aanvullende pensioenregelingen stemmen overeen met de volgende principes: de begunstigde werkt al aanzienlijke tijd voor de groep, is in dienst van de onderneming ten tijde van pensionering, zijn rechten vormen slechts een redelijk beperkt percentage van de vaste beloning, de periode waarover de berekening plaatsvindt omvat meerdere jaren, de groep van potentiële begunstigden bestaat niet alleen uit de betreffende uitvoerende bestuurder. De onderneming heeft een beloningsbeleid dat ook met niet-financiële resultaten rekening houdt.
Tegen
Er kunnen ernstige vraagtekens worden gezet bij de acties van raad of management gedurende het jaar in kwestie. Andere aandeelhouders hebben juridische stappen ondernomen tegen de raad. De accountant heeft een ernstig voorbehoud gemaakt bij de jaarrekening of weigert deze goed te keuren. the accounts. Niet gekoppeld Niet gekoppeld aan aan aanwezigheid aanwezigheid. en als overdreven beschouwd.
De beloningsregeling staat niet in verhouding tot de prestaties (bijv. gebaseerd op aandelenkoers en/of intrinsieke waarde) en die van de relevante vergelijkbare groep. De ontslagvergoeding voor uitvoerende bestuurders of de voorzitter van de raad mag niet meer bedragen dan 2 jaar de vaste en variabele beloning (aandelenopties en 26 andere beloningen zijn uitgesloten) . De ontslagvergoeding moet ook afhankelijk zijn van senioriteitscriteria en expliciete prestatievereisten. Ontslagvergoeding voor een uitvoerende bestuurder of voorzitter van de raad die met pensioen gaat.
NB. Het voorgestelde besluit wordt beoordeeld in het licht van de ervaring en de mate van onafhankelijkheid van de beloningscommissie.
Per geval, op basis van marktpraktijk (bijv. één jaar in het VK en Nederland)
Responsible InvestmentInvestment Policy | November 20132014 – 39 – 39 Responsible Policy | April
Item
Voor
Aandelen optieplan nen en gratis aandelen
27
Het aandelenoptieplan is aanbevolen door een beloningscommissie die voor ten minste 50% uit onafhankelijke leden bestaat en waarin geen uitvoerende bestuurder zetelt.
Onthouding
Tegen
Aandelenoptieplannen die voldoen aan ten minste EEN van de volgende voorwaarden: -
Cumulatief volume van voorgestelde en bestaande aandelenoptieplannen en gratis aandelen overstijgt 10% van het uitgegeven kapitaal inclusief maximaal 3% voor 27 functionarissen van de onderneming .
Het aandelenoptieplan moet duidelijk zijn voor de aandeelhouder, met specifieke en vooraf vastgestelde criteria (kwantitatief, eenvoudig, nauwkeurig en objectief) en moet periodiek worden herzien.
-
Volume van aandelenoptieplannen per jaar overstijgt 2,5% van het uitgegeven kapitaal.
-
Verdeling van gratis aandelen per jaar overstijgt 1%van het uitgegeven kapitaal.
-
Toekenning van aandelenopties en gratis aandelen zijn niet gekoppeld aan het voldoen aan prestatiecriteria.
Het aandelenoptieplan voldoet aan de volgende voorwaarden:
-
Mogelijkheid om uitoefeningsvoorwaarden te wijzigen.
-
Aanwezigheid van een korting voor uitvoerende bestuurders.
- Geen korting voor uitvoerende bestuurders - Wachtperiode waarin rechten niet kunnen worden uitgeoefend en bezitsperiode bij elkaar ten minste 3 jaar - Duidelijke doelstellingen voor uitoefening
-
Wachtperiode waarin rechten niet kunnen worden uitgeoefend en bezitsperiode bij elkaar minder dan 3 jaar.
NB. Het voorgestelde besluit wordt beoordeeld in het licht van de ervaring en de mate van onafhankelijkheid van de beloningscommissie.
De bevoegdheden voor uitvoerende bestuurders zijn afgescheiden van die voor medewerkers. Zo niet zijn de aandelenopties en de gratis aan uitvoerende bestuurders toegewezen aandelen expliciet beperkt.
Per geval te beoordelen afhankelijk van de historische negatieve kasstroom (‘burn rate’)
Responsible Investment Policy | April 2014 – 40 Responsible Investment Policy | November 2013 – 40
D) OVERIGE KWESTIES
Item
Voor
Statuten wijziginge n
Transact ies met gerelate erde partijen en overige besluiten
Statuten die voldoen aan het principe ‘een aandeel – een stem – een dividend’.
Onthouding
Informatie over het besluit is volledig bekendgemaakt en deze informatie is op een redelijke en evenwichtige manier gepresenteerd.
Tegen
Besluiten met ongunstige impact op aandeelhoudersrechten (per geval te beoordelen in het licht van door de onderneming verstrekte informatie) Aandelen met meerdere stemrechten Certificaten zonder stemrecht Eigendomsplafond Stemrechtplafond Prioriteitsaandelen Gouden aandeel Onvoldoende bekendmaking van relevante informatie
Passend voor een algemene vergadering. Overeenstemmend met belangen op lange termijn van aandeelhouders. Besluiten die juridische procedures starten of faciliteren om aandeelhouders te compenseren voor door het Voorstelle bedrijf geleden schade, om n van besluiten van een algemene aandeelho vergadering te annuleren, om uders besluiten van de raad van bestuur te annuleren en een tijdelijke bestuurder of deskundige te benoemen (beheerfunctie). Besluiten die bevorderlijk zijn voor maatschappij en milieu en tegelijkertijd voor de bescherming van aandeelhouderswaarde op lange termijn.
Samengebundelde besluiten die een belangrijk en onaanvaardbaar voorstel verhullen Blinde besluiten
Drempel melding aandelenbezit boven 20% of onder 1% van het aandelenkapitaal.
Overige voorstellen van aandeelhouders: per geval te beoordelen op basis van: Onderbouwing door de indieners Steun voor het voorstel van de raad van bestuur of onderbouwde tegenstand ertegen
Over kwesties die niet in deze richtlijnen zijn genoemd, wordt per geval een stembesluit genomen, rekening houdend met de belangrijkste principes voor stemmen bij volmacht van BNPP AM. EINDE VAN DOCUMENT