BELANGRIJK Bijgaand ontvangt u het digitale lesmateriaal. Dit exemplaar is uitsluitend voor persoonlijk gebruik en het is niet toegestaan om het door te sturen naar anderen. In verband met copyright (waarbij u teksten niet mag kopiëren of verspreiden zonder schriftelijke toestemming van Lindenhaeghe) zit er een digitaal watermerk in. Het unieke watermerk dat in dit lesmateriaal is verwerkt, zorgt ervoor dat bij verspreiding direct is te zien wie de eerste eigenaar is. Zorg ervoor dat uw naam ongeschonden blijft. Wij wensen u veel succes met uw studie.
Copyright 2012, Lindenhaeghe Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van Lindenhaeghe. Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, aanvaarden de auteurs, redacteuren en Lindenhaeghe geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
Inhoud 1. De Wet ter voorkoming van Witwassen en Financieren van Terrorisme
2
2. Assurantiebelasting
2
3. Digitale polis
2
4. Beloning financieel dienstverlener
4
5. Verscherping toezicht beloningsbeleid en deskundigheid
5
6. Leidraad informatie over risicoprofielen
6
Index
7
In deze syllabus wordt gebruik gemaakt van de cijfers 2012.
PE WFt Basis | Pagina 1/7 | versie 2011-2012.3
1. De Wet ter voorkoming van Witwassen en Financieren van Terrorisme Het witwassen van geld en het financieren van terrorisme zijn mondiale problemen die de veiligheid en stabiliteit van financiële instellingen bedreigen. Er is de laatste jaren veel progressie geboekt om deze zaken tegen te gaan. Een extra stap in de goede richting is dat FIU-Nederland (Financial Intelligence Unit) per maart 2011 een nieuw software systeem in gebruik heeft genomen. Met dit systeem, dat beter aansluit op andere internationale systemen, kan men de onderzoeken nog beter uitvoeren. Het softwaresysteem, genaamd goAML (global operation Anti Money Laundry), is gedeeltelijk gefinancierd door de Europese Commissie.
2. Assurantiebelasting In het regeerakkoord van CDA en VVD is, in het kader van de bezuinigingen, opgenomen dat het tarief voor de assurantiebelasting per 1 januari 2011 zou worden verhoogd naar 9,5%. Op verzoek van de verzekeraars is, in verband met uitvoeringsproblemen, een en ander uitgesteld tot 1 maart 2011. Om die reden is het tarief gewijzigd en naar 9,7% verhoogd. Het heffen van assurantiebelasting geldt niet voor alle verzekeringen. Voor de volgende verzekeringen hoeft geen assurantiebelasting te worden betaald: levensverzekeringen; ongevallen-, invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen; ziekte- en ziektekostenverzekeringen; werkloosheidsverzekeringen; verzekeringen van zeeschepen (behalve pleziervaartuigen) en luchtvaartuigen, die bedoeld zijn als openbaar vervoermiddel in het internationale verkeer; transportverzekeringen; herverzekeringen; exportkredietverzekeringen.
3. Digitale polis Algemeen Na meer dan vijf jaar wachten kunnen verzekeraars en verzekeringsnemers eindelijk profiteren van elektronisch zaken doen. Op 1 juli 2010 namelijk is de ‘Wet elektronisch bestuurlijk verkeer’ in werking getreden. Hierdoor is het mogelijk het gehele verzekeringsproces langs elektronische weg te laten verlopen. Alles kan digitaal geschieden; van de oriëntatie op internet, via de offerte, de verstrekking van informatie, het sluiten van de overeenkomst, het verstrekken van de polis tot het geven van informatie tijdens de looptijd van de verzekering. Voorwaarden Dat een en ander aan voorwaarden moet voldoen spreekt voor zichzelf. Op de volgende pagina worden een aantal voorwaarden besproken.
PE WFt Basis | Pagina 2/7 | versie 2011-2012.3
Inhoud 1. Aanpassing overeenkomst brandverzekeraars met hypothecaire financiers
2
2. Waarborgfonds Motorverkeer
3
3. Uitspraak Hoge Raad, het ‘Hangmat Arrest’
4
4. Kwaliteitscode Rechtsbijstand
5
5. De Letstelschade Infowijzer
5
6. De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade
6
7. Vernieuwing Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten (Wajong)
7
8. Inhouding loonheffing en bijdrage zorgverzekeringswet op uitkering arbeidsongeschiktheid
9
9. Zorgverzekering
10
10. Uitbreiding Gedragscode geïnformeerde verlening en contractstermijnen
11
11. Incoterms 2010
12
12. Werkgeversaansprakelijkheid en schadevergoedingsplicht
15
13. Vangnetverzekering voor de startende ondernemer
24
Index
26
In deze syllabus wordt gebruik gemaakt van de cijfers 2012. PE WFt Schade | Pagina 1/26 | versie 2011-2012.3
1. Aanpassing overeenkomst brandverzekeraars met hypothecaire financiers Bij de aanschaf van een eigen woning of eigen bedrijfspand komen ook de schadeverzekeringen aan de orde. Zowel de eigenaar als de hypothecair financier wil geen risico’s lopen ten aanzien van het onroerend goed en de roerende goederen (zaaksvervanging). In het verleden zijn er al afspraken gemaakt tussen de brandverzekeraars en de hypothecair financiers, echter op een aantal gebieden bleef onduidelijkheid. Discutabel is of de brandverzekeraar de plicht heeft om, in geval van schade ten gevolge van een verzekerd voorval, te onderzoeken of de zaak hypothecair belast is of niet. Ook gezien het mededelingsvereiste van de klant. De bron is het Burgerlijk Wetboek, met name de artikelen 229 en 246 in boek 3. Omdat de artikelen door beide partijen verschillend werden geïnterpreteerd is besloten per 1 juni 2009 hierover nog duidelijker afspraken te maken. Zowel hypothecair financiers, brandverzekeraars als verzekerden hebben belang bij een eenduidige regeling op dit gebied. Hierdoor kan enerzijds bevrijdende betaling door de brandverzekeraars van schade-uitkeringen plaatsvinden. Anderzijds hebben hypothecair financiers de zekerheid dat relevante schadevergoeding daadwerkelijk en systematisch ten gunste strekt van hypothecair financiers. Dit alles vindt plaats zonder dat daarvoor een voor beide partijen administratief belastend systeem voor nodig is. Per 1 juni 2009 is in aanvulling op de genoemde wetsartikelen door de partijen een overeenkomst gesloten. Hieronder volgen een aantal belangrijke afspraken, met als doel duidelijkheid over de verantwoordelijkheden: In geval van schadevergoeding tot en met een bedrag van € 25.000,- (vijfentwintigduizend euro) ter zake van (een) gebouw(en) is de brandverzekeraar bevoegd de schadevergoeding rechtstreeks uit te keren aan de verzekerde, zonder dat de hypothecair financier recht heeft op dat bedrag. Het wettelijk pandrecht van de hypothecair financier op die schadevergoeding, artikel 3:229 van het Burgerlijk Wetboek, vervalt voor zover en op het moment dat die uitkering plaatsvindt. De brandverzekeraar zal onderzoeken of het gebouw hypothecair verbonden is en wie de hypothecair financier is indien: - de schadevergoeding hoger is dan € 25.000,-, of; - op de schadevergoeding door een derde onder brandverzekeraar ten laste van de verzekerde derden beslag is gelegd en de schadevergoeding groter is dan € 12.500,-. In overleg met de betreffende hypothecair financier zal de brandverzekeraar vervolgens de totale verschuldigde schadevergoeding hetzij, tot het beloop van de openstaande vordering van de betreffende hypothecair financier, aan de hypothecair financier, hetzij aan de verzekerde uitkeren. In het laatste geval dient de hypothecair financier zich daarmee schriftelijk akkoord te verklaren, waarna hij geen aanspraken meer kan doen gelden op de schadevergoeding. Indien sprake is van meer dan één hypothecair financier geldt het bepaalde voor alle hypothecair financiers, rekening houdend met de rangorde van de rechten van de betrokken hypothecair financiers. De externe kosten van de benodigde kadastrale recherche komen voor rekening van de hypothecair financier die het recht van eerste hypotheek heeft. Een hypothecair financier zal geen mededelingen doen in de zin van artikel 3:246 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek aan de brandverzekeraar. Een hypothecair financier is daartoe niettemin bevoegd, indien: - aan een gebouw schade is ontstaan, maar de schadevergoeding nog niet is uitgekeerd, of; - de verzekerde failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is verklaard. In dit laatste geval is de hypothecair financier ook bevoegd om mededeling te doen, indien aan het gebouw nog geen schade is ontstaan.
PE WFt Schade | Pagina 2/26 | versie 2011-2012.3
Inhoud 1. Pensioenen
2
2. Pensioenleidraden
6
3. Waardeoverdracht
11
4. Pensioenregister
12
5. Fiscaliteiten
14
6. Woekerpolis
18
7. Europees Hof van Justitie
19
Index
21
In deze syllabus wordt gebruik gemaakt van de cijfers 2012.
PE WFt Leven | Pagina 1/28 | versie 2011-2012.3
1. Pensioenen In Nederland wordt het drie pijler systeem gehanteerd, met betrekking tot de opbouw van de pensioenen. De eerste pijler betreft het sociale zekerheidsstelsel. In de tweede pijler kunnen voorzieningen voor de toekomst getroffen worden, waaraan een afspraak tussen werkgever en werknemer ten grondslag ligt. De voorzieningen in de derde pijler worden privé gerealiseerd. Tweede pijler Regelgeving in het kader van pensioenen staat onder andere omschreven in de Wet op de loonbelasting 1964 (Wlb). In deze wet staat alles omschreven met betrekking tot: Maximeringen; soorten pensioenen; ingangsdatum; afkoop, etc. Op het moment dat er een pensioenovereenkomst wordt gesloten tussen een werkgever en een werknemer gaat de Pensioenwet (PW) gelden. Doel van de Pensioenwet is het veiligstellen van de pensioenaanspraken van de werknemer. Eén van de belangrijkste punten die de werkgever aan de werknemer moet laten weten is welk soort pensioenovereenkomst het betreft. Er zijn drie mogelijkheden: 1. een kapitaal overeenkomst; 2. een uitkeringsovereenkomst; 3. een premieovereenkomst. De premieovereenkomst, ook wel beschikbare premieregeling genaamd, heeft sinds begin jaren ‘90 een steeds grotere positie verworven. Het belangrijkste argument voor werkgevers is de beheersbaarheid van pensioenlasten. In deze regeling stelt de werkgever een premie ter beschikking voor het opbouwen van een pensioen. De werkgever is niet verplicht hieraan mee te betalen. De drie pensioenovereenkomsten in ogenschouwnemend is het kernmerkend dat bij de beschikbare premieregeling het beleggersrisico bij de werknemer ligt. De beschikbare premieregeling wordt uitgevoerd middels een besluit van de Belastingdienst, waarin een viertal staffels is opgenomen. De eerste staffel met premiepercentages (kolom: OP) geldt als de werkgever aan de werknemer uitsluitend een ouderdomspensioen heeft toegezegd. De tweede staffel met premiepercentages (kolom: OP en uitgesteld opgebouwd PP) geldt als de werkgever aan de werknemer een ouderdomspensioen heeft toegezegd tezamen met een uitgesteld, tijdsevenredig opgebouwd partnerpensioen. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het tijdsevenredig opgebouwde ouderdomspensioen. “Uitgesteld” betekent in dit verband dat de uitkeringen van het partnerpensioen ingaan na het overlijden van de werknemer op of na de pensioendatum. De derde staffel met premiepercentages (kolom: OP en direct ingaand opgebouwd PP) geldt als de werkgever opgebouwd partnerpensioen ter grootte van 70% van dat ouderdomspensioen. “Direct ingaand” betekent in dit verband dat de uitkeringen van het partnerpensioen ingaan na het overlijden van de werknemer, ongeacht op welk moment dat plaatsvindt. De vierde staffel met premiepercentages (kolom: OP en direct ingaand bereikbaar PP) geldt als de werkgever aan de werknemer een ouderdomspensioen heeft toegezegd tezamen met een direct ingaand, op de pensioendatum bereikbaar partnerpensioen. In dit geval zal een deel van het partnerpensioen op risicobasis verzekerd moeten zijn voor het geval dat de werknemer overlijdt PE WFt Leven | Pagina 2/28 | versie 2011-2012.3
Inhoud 1. Algemeen
2
2. Gezonde leenmarkt
2
3. Europese richtlijn consumentenkrediet
2
4. Nieuw toetskader AFM
3
5. Nieuwe gedragscode VFN
3
6. Bureau Krediet Registratie (BKR)
7
7. Negatieve BKR registratie
7
Index
10
In deze syllabus wordt gebruik gemaakt van de cijfers 2012.
PE WFt Consumptief Krediet | Pagina 1/9 | versie 2011-2012.3
1. Algemeen Wie op Google het woord ‘krediet’ intypt, krijgt 1.570.000 hits. Een nuance naar ‘consumptief krediet’ levert nog altijd 45.500 hits op. Deze getallen geven aan dat het onderwerp kredieten voor de consument van groot belang is. Ondanks het feit dat het de afgelopen jaren economisch minder ging waardoor de consument voorzichtiger is geworden - is er voor consumptief krediet een totaal uitstaande schuld van 17,9 miljard euro. Dit is omgerekend meer dan € 1.000,- per persoon in Nederland.
2. Gezonde leenmarkt Om de belangen van de kredietverstrekkers te waarborgen en een gezonde leenmarkt te behouden zijn er in Nederland twee verenigingen, namelijk de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Beide verenigingen hanteren een gelijke leennorm voor het maximaal te verstrekken bedrag. Door deze normen, die in 2008 zijn ingegaan, is overkreditering bij het verstrekken van consumptief krediet in principe niet meer mogelijk. Sinds februari 2011 heeft de NVF de normen zelfs aangescherpt. De leden sluiten geen kredieten meer op basis van ‘execution only’. Deze vorm van kredietverstrekking vindt men gevaarlijk voor de consument en houdt een systeem in stand dat het mogelijk maakt om dubieuze producten te verkopen en onnodige risico's te nemen. Bij ‘execution only’ wordt door de bemiddelaar niet geadviseerd, maar louter gezorgd voor het sluiten van de overeenkomst. De aanpassing van de gedragscode draagt bij aan een gezonde leenmarkt. Omdat deze normen gelden voor niet-hypothecaire kredieten tussen € 200,- en € 75.000,- met een looptijd van langer dan drie maanden, schuilt hierin tegelijkertijd een probleem. Leningen met een kortere looptijd dan drie maanden kennen tot op heden namelijk geen regulering.
3. Europese richtlijn consumentenkrediet Door implementatie van de Europese richtlijn consumentenkrediet (die per 1 juni 2011 in de Nederlandse wetgeving is opgenomen) zal een uniforme gezonde leenmarkt nog verder worden bewerkstelligt. De nieuwe wet stelt regels aan: reclame-uitingen; een verplichte kredietwaardigheidstoets, en; eist vooraf transparante informatie over onder meer de jaarlijkse kosten. Ook is op de kredieten de maximum kredietvergoeding van toepassing. Dit houdt in dat jaarlijks niet meer dan 12% (plus de wettelijke rente, momenteel in totaal 16%) aan rente en kosten mag worden gerekend. Flitskredieten Kredieten met een looptijd korter dan drie maanden zijn bijvoorbeeld roodstanden bij banken en ook zogenoemde ‘flitskredieten’. Flitskredieten worden vaak via internet afgesloten, hebben een korte looptijd en gaan nu nog gepaard met hogere kosten. Bij deze kredieten gelden nu ook de normale kredietregels. Reclame moet transparanter worden en de aanbieder moet toetsen of het krediet past bij de financiële positie van de consument. Kortlopende kredieten kunnen dus nog steeds worden aangeboden. Alleen mag een te groot risico van wanbetaling niet meer volledig op de consument worden afgewenteld en moet de consument dezelfde bescherming krijgen als bij reguliere kredieten. PE WFt Consumptief Krediet | Pagina 2/9 | versie 2011-2012.3
Inhoud 1. Gedragscode Hypothecaire Financieringen
2
2. Publicatie van het rapport ‘Vervolgonderzoek Hypotheken’
4
3. Fiscaliteit en de ‘eigen woning’
5
4. Beleggen
9
5. Trend ‘Indexbeleggen’
11
6. Risicoprofielen
12
Index
17
In deze syllabus wordt gebruik gemaakt van de cijfers 2012.
PE WFt Hypothecair Krediet | Pagina 1/17 | versie 2011-2012.3
1. Gedragscode Hypothecaire Financieringen In 2009 heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voorstellen gedaan om de normen voor het verstrekken van hypothecaire geldleningen aan te passen. De AFM vond dat de consument te hoge risico’s liep, inzake de hoogte van de verstrekkingen afgeleid van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF). Met name op onderstaande gebieden, vond men het betalingsrisico te groot: Loan to Income (LTI-ratio) de verhouding tussen de hoogte van de verstrekte hypothecaire geldlening en het inkomen, Loan to Value (LTV-ratio) de verhouding tussen de hoogte van de verstrekte hypothecaire geldlening en de waarde van de woning. De zogenaamde consultatieronde van de AFM heeft geleid tot het aanpassen van de verstrekkingsnorm per 1 augustus 2011. De normen staan vermeld in de GHF, die door de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en het Verbond van Verzekeraars is vastgesteld. Enkele normen zullen hieronder worden besproken. Verstrekkingsnorm De toegestane woonquotes (LTI-ratio) van de GHF waren per 1 januari 2011 al aangepast. De schuldnorm is nu ook aangepast, met de volgende twee vereisten: naast het inkomen mag de hypothecaire geldlening maximaal 110% (104% plus overdrachtsbelasting) van de waarde van de woning (LTV-ratio) bedragen; maximaal 50% van de waarde van de woning mag worden gefinancierd middels een aflossingsvrije hypotheek. Voorbeeld Piet en Annie zijn getrouwd op basis van gemeenschap van goederen. Zij willen een woning kopen. Piet heeft een inkomen van € 2.350,- per maand en Annie heeft een inkomen van € 1.850,- per maand. Beiden hebben een vast dienstverband en recht op 8% vakantiegeld. Zij zijn zich aan het oriënteren en willen van u weten, hoeveel ze kunnen lenen. Inkomen van Piet, op jaarbasis Inkomen van Annie, op jaarbasis Totaal
€ 30.456,€ 23.976,€ 54.432,-
Uitgaande van een toetsrente van 5,8% en de financieringslasttabel NHG 2011, kunnen zij maximaal € 241.197,- lenen voor de totale financiering van de woning. Als Piet en Annie een woning van € 200.000,- k.k. kopen, mogen zij (per 1 augustus 2011) maximaal € 220,000,- financieren, waarbij rekening gehouden moet worden met een minimale verplichte aflossing/opbouw van € 120.000,-. (50% van de waarde van de woning mag aflossingsvrij zijn) Afwijkingen van de verstrekkingshoogte In de volgende gevallen mag de financier afwijken van de verstrekkingshoogte (110%): 1. Als bij de verkoop van de oude woning een restschuld overblijft, kan de maximale financiering voor de nieuwe woning verhoogd worden met het bedrag van die restschuld. Dit zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen als iemand om persoonlijke redenen moet verhuizen in verband met een andere baan of het einde van een relatie.
PE WFt Hypothecair Krediet | Pagina 2/17 | versie 2011-2012.3