Wij wensen u heel veel succes met het beoefenen van uw functie

Safetybook

Voorwoord Dit boekje, het Persolvo Safety Book, heeft als doel u voor te lichten over de risico’s die u loopt tijdens het uitvoeren van uw functie. Alle medewerkers krijgen het Persolvo Safety Book via de website van Persolvo. Wij verwachten dat u dit boekje goed doorleest en de genoemde regels naleeft.

Wij wensen u heel veel succes met het beoefenen van uw functie.

Persolvo

4

Inhoud 1. Beleidsverklaring 1.1. Doelstelling 1.2. Bevoegdheden 1.3. Verbetering 1.4. Communicatie 1.5. Integratie 1.6. Realisatie 2. Nederlandse wetgeving 2.1. Rechten en plichten: 2.2. Inspectie szw: 2.3. Verplichtingen werknemers 3. Werken op het terrein van opdrachtgevers 4. Veilig werkvergunningen bij derden 5. Algemene bepalingen 5.1. Orde en netheid 5.2. Persoonlijke beschermingsmiddelen 5.3. Machines en werktuigen 5.4. Elektrisch handgereedschap en elektrische installaties 5.5. Werken met elektriciteit 6. Gasflessen, apparatuur en maatregelen 6.1. Algemeen 6.2. Vervoer 6.3. Opslag 6.4. Zuurstof 6.5. Maatregelen 7. Lassen en snijden 7.1. Algemeen 7.2. Elektrisch lassen en argon lassen 7.3. Autogeen snijden en lassen 8. Werken op hoogte 8.1. Ladders en trappen 8.2. Steigers en stellingen 8.3. Verrijdbare steigers 8.4. Hangsteigers 8.5. Steigervloeren 9. Hijsmiddelen 10. Besloten ruimten 11. Tillen

5

6 6 6 6 7 7 7 8 8 8 8 8 9 9 10 10 11 11 12 12 12 13 13 13 13 14 14 14 14 15 15 16 16 16 17 17 18 19

12. Brand en explosie 12.1. Algemeen 12.2. Melding 13. Ehbo, ongevallen en rapportage 13.1. Bedrijfshulpverlening (bhv) 13.2. Ehbo en ongevallen 13.3. Rapportage 14. Gezondheid 14.1. Wat betekent een periodiek arbeidsgezondheidskundigonderzoek (pago) voor u? 15. Werken met gereedschappen 16. Besturen van motorvoertuigen 17. Vervoeren van materialen en of personen 18. Het werken met een heftruck 19. Algemene bedrijfsregelingen 19.1. Identificatieplicht 19.2. Vakantieregeling 19.3. Ziekmeldingen 19.4. Herstelmeldingen 19.5. Ongeval meldingen 19.6. Geheimhouding 19.7. Veiligheidspaspoort (indien van toepassing) 19.8. Hygiëne 19.9. Alcohol, drugs en medicijnen 19.10. Parkeren auto 19.11. Diefstallen van eigendommen 19.12. Klachten en opmerkingen van derden 20. Uren 21. Gebodsborden 22. Te verwachten risico’s 22.1. Instructie wat te doen bij

6

19 19 20 20 20 20 21 21 21 22 22 23 24 24 24 24 24 25 25 25 25 25 25 25 25 26 26 26 26`` 28

1. Beleidsverklaring 1.1 Doelstelling Persolvo biedt haar diensten aan binnen de markt:

•

Uitzenden zonder werving

Het K.V.G.M.-beleid van Persolvo heeft als primaire doelstelling haar dienstverlening een zodanige kwaliteit te geven, dat de opdrachtgevers Persolvo als een vanzelfsprekende partner zien. Hiernaast ziet Persolvo het als een plicht om op een verantwoorde wijze inhoud te geven aan aspecten als het terugdringen van ziekteverzuim, het voorkomen van persoonlijk letsel, het voorkomen van materiele schade en schade aan het milieu, de zorg voor veiligheid van derden, het vastleggen van de prioriteiten van veiligheid in de bedrijfsvoering en het streven naar continue verbetering op het gebied van kwaliteit, veiligheid en gezondheid.

1.2 Bevoegdheden Het Managementteam van Persolvo heeft de verantwoording om te bewerkstellingen dat het KVGMsysteem wordt onderhouden en geïmplementeerd in overeenstemming met de VCU norm en de wetgeving omtrent ARBO- zorg en milieu. De directeur van Persolvo heeft een medewerker aangewezen die verantwoordelijk is voor het beheer van het handboek, het begeleiden van de noodzakelijke acties en bevoegd is om de directeur te vertegenwoordigen in zaken met betrekking tot kwaliteit en veiligheid. Van groot belang voor het uiteindelijk niveau van de dienstverlening, en dus voor de verwachtingen van opdrachtgevers, is de kwaliteit van alle activiteiten uitgevoerd door medewerkers van Persolvo. Vandaar dat het K.V.G.M.- beleid door de hele organisatie bekend wordt gemaakt en voortdurend “up to date” wordt gehouden. Alle medewerkers werken aldus vanuit een bewustzijn overeenkomstig het geïmplementeerde KVGM-systeem. Medewerkers van Persolvo handelen hierdoor ook bewust met hun eigen gezondheid en die van anderen, men handelt bewust in de omgang met het milieu. Persolvo zal al het mogelijke in het werk stellen om dit bewustzijn levende te houden. Het K.V.G.M.-beleid zal daarom in een separaat K.V.G.M.-plan worden verwoord in concrete doelstellingen. Deze doelstellingen zullen dienen als management-tool om het bewustzijn te sturen.

1.3 Kwaliteits- Veiligheids- Gezondheids- Milieu- bewustzijn Het K.V.G.M.-beleid van Persolvo is er op gericht het niveau van haar dienstverlening te waarborgen en continue te verbeteren. Enerzijds door tenminste te werken overeenkomstig de vastgestelde normen en anderzijds door het voortdurend gebruik door haar medewerkers van een “gezond verstand”. Op deze wijze wil Persolvo een optimale balans handhaven tussen de beheersing van processen en klantgericht werken.

7

1.4 Communicatie Door op structurele wijze te communiceren en te informeren met zowel de opdrachtgevers als medewerkers zal de inbreng van beide groepen bij het tot stand komen van de dienstverlening optimaal zijn. Dit wordt door Persolvo essentieel geacht voor het succes en de continuïteit van de onderneming. Communiceren met en informeren van medewerkers op het gebied van kwaliteit, veiligheid, gezondheid en milieu zal moeten leiden tot verbetering. Duidelijke wisselwerking in deze communicatie is essentieel voor het behalen van doelstellingen zoals deze verwoord zijn in het K.V.G.M.-plan.

1.5 Integratie Het K.V.G.M.-beleid maakt integraal deel uit van het ondernemingsbeleid. Dit ondernemingsbeleid wordt jaarlijks door de Directeur in samenwerking met de overige leden van het managementteam van Persolvo vastgesteld in het Beleids- en Businessplan. Het Beleids- en Businessplan wordt jaarlijks ter goedkeuring en bespreking voorgelegd aan zowel de Algemeen Directeur als aan de aandeelhouders. Het Beleids- en Businessplan wordt samengesteld vanuit de rapportages van de verschillende afdelingen.

1.6 Realisatie Om het K.V.G.M.-beleid te realiseren worden door Persolvo in het jaarlijks op te stellen K.V.G.M.-plan meetbare doelstellingen vastgelegd met daar aan gekoppelde activiteiten. Periodieke metingen op deze doelstellingen zullen worden gebruikt teneinde de benodigde bijsturing te kunnen uitvoeren. Het K.V.G.M.-plan, dat onderdeel vormt van het K.V.G.M.-beleid, omvat tenminste de volgende elementen; de concrete verbetervoornemens voor het betreffende jaar, een overzicht van de vastgestelde verbeterprojecten door middel van meetbare doelstellingen en de normen voor de belangrijkste performance- meetpunten. Deze beleidsverklaring wordt minimaal eens per 3 jaar herzien en dient ondertekend te worden door de Directeur. Deze verklaring is vernieuwd op 06-01-2015.

dhr. N. Paardekooper Algemeen Directeur

8

dhr. J. van Zandvoort Business Unit Manager Persolvo

2. Nederlandse wetgeving De Arbo-wet wil menswaardige arbeid bevorderen door richtlijnen te geven voor het arbeidsom­ standighedenbeleid van de werkgever. De wet gaat ervan uit, dat de werkgever en de medewerkers, ieder een zelfstandige verantwoordelijkheid dragen voor de arbeidsomstandigheden en van daaruit met elkaar samenwerken.

2.1 Rechten en plichten De werkgever dient een Arbo-beleid te voeren en bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie daarvan samen te werken met de medewerkers.

2.2 Inspectie SZW De Inspectie SZW is, namens de overheid, belast met de bevordering van goede uitvoering van de Arbo-wet en met de controle en het toezicht op de naleving ervan.

2.3 Verplichtingen werknemers Alle medewerkers binnen de organisatie zijn verplicht de nodige voorzichtigheid en zorgvuldig­heid in acht te nemen om gevaren voor de veiligheid of de gezondheid van henzelf of van ande­re te vermijden. Dit geldt in het bijzonder voor: 1.

Het op juiste wijze gebruiken van machines, werktuigen, gevaarlijke stoffen, transportmid­delen,

hijsgereedschappen en andere hulpmiddelen. 2.

Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen daar waar deze zijn voorgeschreven.



zoals:

veiligheidshelmen, veiligheidsbrillen, veiligheidsschoenen, veiligheidsvanggordels, enzovoorts, 3.

Het niet veranderen of buiten gebruik stellen van op werktuigen en machines aangebrachte

beveiligingen. 4.

Het meewerken en ondersteuning geven aan georganiseerd onderricht en aan voorlichting.

5.

Het direct ter kennis brengen van opgemerkte gevaren.

Wie zijn verplichtingen niet nakomt, kan daarvoor aansprakelijk worden gesteld.

3. Werken op het terrein van opdrachtgevers Daar onze bedrijven veelal werken op het terrein van derden dienen al onze medewerkers zich, naast de eigen veiligheidsvoorschriften, ook te houden aan de daar geldende aanvullende - of speciale veiligheidsvoorschriften en het plaatselijke vergunningen stelsel. De plaatselijke veiligheidsvoorschriften worden via instructies kenbaar gemaakt aan alle medewerkers ter plaatse.

9

4. Veilig werkvergunningen bij derden Op terreinen van de opdrachtgevers (derden) mogen veelal een aantal werkzaamheden niet zonder een veilig werkvergunning worden uitgevoerd, zoals onder meer:

• • • • •

Het werken met open vuur of vonk verwekkende werkzaamheden (lassen, slijpen) op plaat­sen waar dit gevaar kan opleveren en of verboden is. Werkzaamheden in besloten ruimten of tanks. Werkzaamheden aan leidingen of apparatuur waaruit schadelijke of gevaarlijke gassen of vloeistoffen kunnen komen. Werkzaamheden aan of met radioactieve bronnen. Werkzaamheden in ruimten of omgevingen met explosiegevaar.

Informeer ook voor u eigen veiligheid of voor bepaalde werkzaamheden een veilig werkvergun­ning nodig is. Lever na het werk de veilig werkvergunning weer onmiddellijk in. Dit is ook in je eigen belang, als teken dat je je niet meer in het gevaarlijke gebied of omgeving bevindt en voorkomt dat bij een calamiteit mensen zich bewust in een gevaarlijke situatie moeten begeven ter redding om­dat verzuimd werd een veilig werkvergunning in te leveren.

5. Algemene bepalingen Alle medewerkers zijn verplicht bij het ontdekken van gebreken, beschadigingen, fouten en of onregelmatigheden aan gebouwen, installaties, machines, werk-, hef- en voertuigen, gereed­schappen, veiligheidsmiddelen, enzovoorts, dit direct te melden bij de opdrachtgever. Dit geldt ook wanneer men anderen gevaarlijk werk ziet doen, zonder dat de nodige veiligheids­maatregelen zijn getroffen. Men mag geen werkzaamheden verrichten die niet tot de directe taak behoren, tenzij daartoe door de opdrachtgever opdracht is gegeven. Men mag gereedschappen en apparaten alleen gebruiken waarvoor ze bestemd zijn en toestel­len en machines moeten na gebruik zodanig worden uitgezet dat onbevoegden ze niet meer in kunnen schakelen. Men dient zich te houden aan ter plaatse geldende rookverboden. De aanwezigheid van en of het gebruik van drugs en alcoholische dranken, zijn op het werk verboden. Alle voorzieningen die ten behoeve van de veiligheid zijn aangebracht, moeten gerespecteerd worden (wettelijk verplicht). Opzettelijk beveiligingen onklaar maken (sabotage) of buiten ge­bruik stellen, kan via de normale

10

bedrijfsprocedure ontslag tot gevolg hebben. Dit zelfde geldt ook ten aanzien van veiligheidssignaleringen. Naast de wettelijke bepalingen en de in Persolvo veiligheidshandboek opgenomen veiligheidsvoor­schriften dient iedereen zich te houden aan de aanvullende en of speciale veiligheidsvoorschrif­ten die gelden op terrein van derden indien daar werkzaamheden worden verricht.

5.1 Orde en netheid Orde en netheid zijn een eerste vereiste ter bevordering van de arbeidsomstandigheden, voort­komend hieruit de volgende voorschriften: 1. Toepassingswegen, doorgangen, uitgangen, trappen als ook toegangen tot schakelaars en

brandblusmiddelen moeten te allen tijde worden vrijgelaten.

2. Gereedschappen en materialen moeten aan het eind van iedere werkdag correct worden opgeborgen. 3. Afvalmateriaal moet worden opgeruimd en in speciaal daarvoor bestemde bakken worden

gedeponeerd. Chemisch afval dient te worden gescheiden van het overige afval en ge­scheiden



te worden afgevoerd.

4. Openingen in vloeren, bordessen en dergelijke moeten worden dicht gelegd of worden afgeschermd door een stevig hekwerk met dubbele leuningen. 5. Olie- en vetvlekken moeten worden verwijderd of met zand of korrels worden bestrooid ter voorkoming van uitglijden. 6. Het is ten strengste verboden om “zo maar” materialen van een hoger gelegen werkplek naar beneden te gooien of te laten vallen. 7. Eet-, kleed- en waslokalen en de toiletten moeten in zindelijke staat worden gehouden.

5.2 Persoonlijke beschermingsmiddelen Persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen verwondingen voorkomen als alle voorzorgen of genomen maatregelen gefaald hebben, dan wel schade aan de gezondheid voorkomen. Daarom is op al onze werkplaatsen, naast doelmatige werkkleding, het dragen van een veilig­heidshelm, veiligheidsbril en veiligheidsschoenen verplicht, tenzij dit strijdig is met de voor­schriften van de opdrachtgever. Overige persoonlijke beschermingsmiddelen, welke afhankelijk van de uit te voeren werkzaam­heden verplicht gebruikt moeten worden, zijn: 1. Vanggordel:

Bij het werken op hoogte op plaatsen die niet door leuningen of op andere wijze zijn be­schermd.

2.

Laskap en lasbril:



Bij laswerkzaamheden of bij het verlenen van assistentie bij het lassen.

3.

Overzetbril of slijpbril:



Bij alle slijpwerkzaamheden.

4.

Stof-, gasmaskers, beschermende kleding, speciale handschoenen;



Bij het uitvoeren van werkzaamheden met of waarbij chemicaliën, schadelijke stoffen, gassen of dampen aanwezig (kunnen) zijn en op plaatsen waar dit is voorgeschreven.

5. Werkhandschoenen: Bij vuil werk en bij werk waarbij kans bestaat op handbeschadigingen. Werkhandschoenen zijn verboden bij het werken met langzaam lopende metaalbewerking machines in verband met het gevaar gegrepen te worden.

11

6. Gehoorbescherming:

Bij werkzaamheden waar of waarbij veel lawaai wordt geproduceerd (meer als 80 dB(A)).



Pijngrens

130 - 140

dB(A)



Straalmotor

120 - 130

dB(A)



Optreden Rockgroep

110 - 120

dB(A)



Drilboor

100 - 110

dB(A)



Cirkelzaag 90 - 100

dB(A)



Drukke Autoweg 80 - 90

dB(A)



Matrixprinter 70 - 80

dB(A)



Radio op huiskamer-sterkte 60 - 70

dB(A)



Normaal gesprek 50 - 60

dB(A)



Rustige woonwijk 40 - 50

dB(A)



Fluisteren 30 - 40

dB(A)



Bladergeritsel 20 - 30

dB(A)



Polshorloge 10 - 20

dB(A)

5.3 Machines en werktuigen Lasmachines en lastransformatoren moeten worden uitgeschakeld als ze buiten gebruik zijn. Het is verboden beveiligingen van machines en of equipmenten te verwijderen of deze buiten werking te stellen. Het dragen van loshangende kleding zoals een stropdas, openhangende overal en dergelijke is verboden. Bewegende machinedelen die gevaar opleveren voor snijden, knellen, pletten etc. dienen doel­matig te zijn of worden afgeschermd. Reparatiewerkzaamheden moeten kenbaar zijn gemaakt door middel van bijvoorbeeld een bord of label “buiten gebruik”. Het schoonmaken of repareren van in werking zijnde werktuigen en of machines is verboden. Dit mag alleen geschieden bij stilstaande (stroomloze) toestand.

5.4 Elektrisch handgereedschap en elektrische installaties a. Elektrisch handgereedschap:

Gebruik uitsluitend handgereedschap van maximaal 42 Volt wisselspanning, van maximaal 110 Volt

gelijkspanning en dubbel geïsoleerd van 220 Volt wisselspanning dat in Neder­land is goedgekeurd door de Arbeidsinspectie en in België voldoet aan de bepalingen van het AREI. Elektrisch handgereedschap is verboden bij brand- en explosiegevaar, maak dan gebruik van pneumatisch handgereedschap. Voor gebruik moet worden gecontroleerd of het ge­reedschap in goede staat verkeerd (ook beschermkappen en dergelijke) en na gebruik dient de stekker uit het stopcontact te worden gehaald. Tevens dient het gereedschap ordelijk te worden opgeborgen.

Dubbel geïsoleerd gereedschap moet worden aangesloten op een verdeelkast met aardlek­schakelaar.

In gevaarlijke (besloten) ruimten zoals ketels, tanks, bunkers, vaten etc. mag, naast pneu­matisch

12



gereedschap alleen gebruik worden gemaakt van handgereedschap van 42 Volt wisselspanning of van



110 Volt gelijkspanning.

Voedingsbronnen zoals trafo’s omvormers, gelijkrichters, aggregaten en dergelijke moeten buiten deze gevaarlijke (besloten) ruimten zijn opgesteld. b.

Elektrische installaties:

Elektrische werktuigen, gereedschappen, toestellen, kasten etc. mogen alleen in span­ningsloze toestand en alleen door deskundig en daartoe aangewezen personeel worden gerepareerd. Verdeelkasten dienen voorzien te zijn van een aardlekschakelaar. Kabelhaspels moeten geheel worden afgerold en met de contactdozen naar beneden (tegen inwateren) worden neergelegd. Kabels mogen niet over scherpe randen liggen of in contact kunnen komen met hete leidingen en of voorwerpen,

water, chemicaliën, olie etc. en moeten waar moge­lijk, worden vrijgehouden van de grond.

Kabels welke noodgedwongen over wegen, paden, loopbanen en dergelijke liggen moeten afdoende tegen beschadiging worden beschermd. Kabelaansluitingen mogen niet op trek worden belast. Plug stekkers goed in en vergrendel ze. Trek aan de stekker en niet aan de kabel bij het uit een stopcontact halen van een stekker.

5.5 Werken met elektriciteit Om brand te voorkomen en niet onder elektrische spanning te geraken, is het onbevoegden ten strengste verboden schakelkas­ten te openen of aan elektrische gedeelten te werken. Het is ten strengste verboden om over elektriciteitskabels te lopen, erop te steunen, eraan te trekken, er iets aan op te hangen of er iets op te leggen. Mocht er iemand onder elektrische spanning komen te staan:

• • •

trek hem nooit los, want hierdoor kunt u zelf onder spanning komen te staan, schakel onmiddellijke de stroom uit via de hoofdschake­laar, waarschuw het toezicht en de aanwezige hulpdienst­­­­,­­­is er geen hulpdienst op het project aanwezig, neem dan con­tact op met de dichtstbijzijnde gezondheidsdienst.

6. Gasflessen, apparatuur en maatregelen 6.1 Algemeen Gasflessen mogen alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn bestemd (mer­ken nooit verwijderen of veranderen). Aan flessen of flesafsluiters mogen geen reparaties wor­den verricht. Flessen moeten worden beschermd tegen overmatige verwarming (uit de zon, niet bij verwar­mingstoestellen, stroomleidingen etc.) en corroderende invloeden. Flesvullingen controleren op druk en gewicht (voor acetyleen bij 15 C niet meer druk dan 17 Kg/cm2)

13

Flessen dienen (bij voorkeur) staand te worden opgesteld en tegen omvallen te zijn ge­borgd (beugel, ketting, stevig touw of band). Gasflessen moeten na het reduceer ventiel zijn voorzien van een terugslagpatroon (vlamdo­ver).

6.2 Vervoer Vallen of stoten moet worden voorkomen. Speciale aandacht bij het afladen van een (vracht) auto is vereist. Hijsen alleen indien goed vastgemaakt in een flessenbak of korf (niet in een strop). Zorg dat tijdens vervoer altijd de beschermkap over de afsluiter zit (houdt de schroefdraad vet­vrij).

6.3 Opslag Flessen met brandbare gassen, mogen niet gezamenlijk met flessen met zuurstof worden opge­slagen. Bij zuurstofflessen mogen ook geen andere brandbare stoffen worden opgesla­gen. Bij buitenopslag dienen de flessen beschermd te zijn tegen zonnewarmte en tegen omval­len te zijn gewaarborgd. Opslagruimtes moeten voldoende worden geventileerd en (bij brandbare gassen) te zijn vervaar­digd uit brandwerend materiaal.

6.4 Zuurstof Voor het aansluiten van het reduceertoestel eerst de flesafsluiter even open draaien (stof- en roestdeeltjes wegblazen), doe dit niet in de richting van personen.

6.5 Maatregelen Voor aanvang van autogene werkzaamheden dient men na te gaan of een veilig werkvergunning voor dit werk vereist is. Neem zonodig de volgende brand veiligheidsmaatregelen:

• • • •

14

scherm brandbare constructies af, dek openingen in de omgeving af, zet brandblusmiddelen gereed, zorg dat u weet wat u moet doen bij een flessenbrand, handel onmiddellijk en raak niet in paniek. Draai te allen tijde onmiddellijk de flesafsluiter dicht.

7. Lassen en snijden 7.1 Algemeen Zorg dat laskabel-, gas- en zuurstofslangen bij looppaden ten minste twee meter boven de grond hangen. Hang deze kabels en slangen op aan daarvoor geschikte steunpunten en niet aan ver­lichtingsarmaturen, proces- of sprinklerleidingen. Inspecteer dagelijks voor het gebruik alle kabels, aardingen, klemmen, kasapparatuur, slangen, meters, lastangen, branders en cilin­ders. Stel de opdrachtgever direct ervan op de hoogte wanneer u denkt dat er iets aan uw uitrusting niet goed functioneert. Probeer nooit iets zelf te repareren!! Overtuig uzelf ervan dat alle fittingen, koppelingen en andere verbindingen goed afdichten. Voorkom het inademen van dampen en gebruik in een gesloten ruimte altijd een afzuigsysteem, een ventilator of een masker. Aan een gesloten vat of tank, of een niet gereinigd vat mag geen las- of snijwerk ver­richt worden. Vraag uw opdrachtgever of er een ‘Las- en Brandvergunning’ ver­eist is. Op plaatsen waar gelast, gebrand of geslepen moet worden dienen alle aanwezige ontvlambare materialen naar een veilige plaats te worden gebracht, of met brand vertragend materiaal te wor­den afgedekt en beschermd te worden door het opvangen van de vonken door middel van daartoe goedgekeurde voorzieningen. Bij lassen, snijden of ander werk met open vlam dient goedgekeurde blusapparatuur voor­han­den te zijn. Weet, voordat u met uw werkzaamheden begint, hoe de blusapparatuur werkt. Slangen en kabels dienen niet door deuropeningen te worden ge­leid. Indien dit echter noodza­kelijk is, moet u hiervoor toe­stemming vragen. De deur moet in dit geval in open toestand worden geblokkeerd en slangen en kabels dienen tegen beschadiging te worden beveiligd.

7.2 Elektrisch lassen en Argon lassen Alle onderhanden werkstukken moeten afzonderlijk en voldoende geaard zijn. Gebruik geen zelfgemaakte massa, staven of strip­pen. Bij werkzaamheden in fabrieken, die in bedrijf zijn, moet de massakabel van de machine naar de plaats van het werk wor­den gevoerd. Laat geen elektrode in de tang zitten wanneer u deze neerlegt. Gooi elektroderesten in de, daar­voor bestemde, afvalbak, zeker niet op de vloer. Scherm vlambogen af tegen inkijken. Er dient altijd een goedgekeurde las helm gedragen te worden, gebruik hierbij minimaal lasvenster num­mer negen met aan beide zijden een spatvenster. U bent zelf verantwoordelijk voor het uitschakelen en afslui­ten van apparatuur aan het einde van de werkdag en tijdens de pauzes.

7.3 Autogeen snijden en lassen Om eventueel vreemde deeltjes af te blazen, dient u bij niet giftige of brandbare gassen de afslui­ter van de cilinder een slag open te draaien voordat u de rege­laars aanbrengt. Ga, nadat deze zijn aangebracht, aan de kant tegenover die waar de me­ters zijn aangebracht staan, terwijl u de afsluiter van de cilinder opendraait. Open deze cilinder altijd heel langzaam. Overtuig uzelf ervan dat de tweede trap van de regelaar gesloten is voordat u de afsluiter van de cilinder opendraait.

15

Draai de afsluiters op gascilinders (propaan, acetyleen, beschermgas) slechts een kwart slag open. Draai de afsluiters van de zuur­stofcilinders geheel open. De kruk van de afsluiter dient tij­dens het gebruik van de cilinder op zijn plaats te blijven. Overschrijdt bij gebruik van acetyleen niet de 1 ato op de meter aan de zijde van de brander. Open bij het aansteken van de brander eerst de gaskraan alvorens u de zuurstofkraan opent. Gebruik uitsluitend een goedgekeurde aansteker. Gebruik géén lucifers of sigaret om een brander aan te steken. Draai bij het terug slaan van de vlam eerst de zuurstofkraan hele­maal dicht, daarna pas de gaskraan. Aan het eind van de werk­dag en tijdens de pauzes moet het snijdgereedschap worden vei­lig gesteld en ont­lucht. Iedere afwijking van deze regel be­hoeft de goedkeuring. Gebruik geen persgas om uw kleding, be­vestigingsholten of op enig andere wijze uw werkterrein schoon te maken. Alle slangen, meters en branders dienen regelmatig te worden geïnspec­teerd. Laat nooit een met brandbaar gas werkend apparaat ach­ter in een ketel, een tank of enige soortgelijke faciliteit vanwege het potentiële gevaar voor lekkage. Plaats cilinders en slangen zodanig dat ze niet worden blootgesteld aan vonken of sintels veroorzaakt door lassen of snij­den. Draag bij snij- en laswerk altijd een daartoe goedgekeurde bril. Gebruik tenminste lasglas num­mer drie met spatglazen aan beide zijden.

8. Werken op hoogte 8.1 Ladders en trappen Bij het uitvoeren van werkzaamheden boven een hoogte van 2.50 meter, spreken we van werken op hoogte. De Arbo-wet stelt dat er een veilige steiger, trapportaal of arbeidsplaats opgesteld moet zijn of doordat het gevaar, door het aanbrengen van hekwerk, reling of valbeveiliging, verminderd wordt. Ladders, hoogwerkers, enzovoorts dienen gekeurd te zijn. Op een keuringssticker staat vermeld tot welke volgende keuringsdatum u de ladder, hoogwerker, enzovoorts mag gebruiken. Let bij het werken op hoogte (met een hoogwerker en dergelijke) op het volgende: bediening mag alleen door bevoegde personen, opbouwen alleen op een vlakke harde ondergrond en hang bij het uitvoeren van de werkzaamheden niet over de reling. Kies een ladder of trap van het juiste type en voldoende lengte (hoogte). Gebruik bij werkzaam­heden aan of nabij elektrische leidingen een ladder van niet geleidend materiaal, bijvoorbeeld hout. Plaats de ladder onder de juiste hoek van 70o-75o op een vlakke ondergrond. Beide bomen aan de bovenkant van de ladder moeten steunen. Het boveneinde van de ladder moet tenminste één meter uitsteken boven de toegangsplaats en zet de ladder (tegen wegglijden) aan de bovenzijde vast. Vermijd opstellingen van een ladder voor een deur. Is dit niet mogelijk sluit de deur dan af. Opsteekladders moeten worden gebruikt met het schuivend deel aan de voorzijde. Zorg voor een “overlap” van tenminste vijf treden of sporten.

16

Metalen ladders moeten voorzien zijn van rubber ladderschoenen. Gebruik bij het klimmen en dalen beide handen en houdt het gezicht naar de ladder ge­keerd. Reik bij het werken niet verder zijwaarts dan de normale armlengte, maar verplaats de ladder. Gebruik een ladder nooit als steiger, loopplank of rolstelling. Voorkom uit elkaar glijden van een dubbele trap of ladder door middel van een ketting of stevig touw. Verhoog een ladder nooit door deze even op een kist te plaatsen of door twee ladders aan elkaar te binden. Gebruik nooit een ladder waarvan één of meer sporten loszitten of ontbreken.

8.2 Steigers en stellingen Kijk altijd voor je aan het werk gaat de steigers na om je ervan te overtuigen dat:

• • •

leuningen, kantplanken en werkvloer aanwezig zijn, bij stuiken de spieën in de bussen zitten, een label aan de steiger bevestigd is om aan te duiden of de steiger al dan niet compleet is en onder welke voor­waarden hij mag worden gebruikt.

Breng zelfstandig geen wijzigingen aan in de constructie van de steiger en verwijder er geen delen van. Wijzig nooit stei­germateriaal door er aan te lassen, te snijden, te zagen, te boren of te buigen. Het opbouwen van een steiger dient door deskundigen te worden uitgevoerd. Indien de steigerhoogte meer bedraagt dan drie maal de klein­ste afmeting van de gebruikte grondoppervlakte, dient de steiger te worden getuit. Bovendien dienen steigers voorzien te worden van:

• • •

ruim een meter hoge standaard­leuningen op halve hoogte van de standaard tussenleunin­gen, een werkvloer die is samengesteld uit speciaal daarvoor gefabriceerde steigerdelen, op afdoende wijze bevestigde kantplaten, aan alle vier de zijden.

Gebruik geen schroefstempels bij verrijdbare steigers en draai ze bij een andere steiger niet verder dan dertig cm uit. Stapel stenen, tegels, blokken en dergelijke op de steiger­vloer niet hoger als zestig cm. Gebruik de leuningen, tussen­leuningen of afzonderlijke andere steigerdelen niet als steun bij hijs- of takelwerk.

8.3 Verrijdbare steigers Gebruik verrijdbare steigers alleen op vlakke ondergronden en oppervlakten, tenzij de wielen geplaatst zijn of worden in hou­ten of stalen geleidingen. Let op eventuele hindernissen bij het verplaatsen van de steiger. Het is nooit toegestaan om op een verrijdbare steiger te zijn op het moment dat deze wordt verplaatst. Verwijder voor het verplaatsen alle materiaal en gereedschap van de steigervloer of zorg dat het er niet af kan vallen. Gebruik een ladder om op de steiger te komen en doe het werk uitsluitend vanaf de s­te­igervloer (niet vanaf de leuning, tussenleuning of enig ander deel van de steigerconstructie).

8.4 Hangsteigers Voor hangsteigers, bootmanstoeltjes, werkbakken, klimstoelen en schraagstellingen dient u toestemming te hebben van uw opdrachtgever. Gebruik bij deze constructies altijd een veilig­heids­gordel en maak deze vast voordat u op een van deze steigers gaat en houd deze aan totdat u de steiger weer hebt verlaten. Het zekeren

17

(vastmaken) dient te geschieden via een vanglijn die onafhankelijk van de steigerophanging is aangebracht of via een vanglijn aan het gebouw. Voor iedere persoon dient een aparte vanglijn te worden gebruikt.

8.5 Steigervloeren Controleer altijd of de steigervloer dicht ligt, er mag niks naar beneden kunnen vallen. Verwij­der zelf nooit steigerplan­ken als u daarvoor niet bevoegd bent. Gebruik steigerplanken niet als transportmiddel, oprit, kruipplank, werkbank of voor enig ander doel dan het afdekken van een steiger. Steigerplan­ken behoren niet bij timmerhout opgeruimd te worden. Het is aan niet bevoegde werknemers ten strengste verboden aan steigers veranderingen aan te brengen dan wel deze te wijzigen. Steigers moeten van leuningen en kantplanken zijn voorzien. Zonodig moet een schrikvloer zijn aangebracht. Indien deze voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht, moet gebruik worden gemaakt van vangnetten of veiligheidsgordels.

9. Hijsmiddelen Hijsmiddelen zijn in een aantal groepen te verdelen, namelijk:

• • • • •

kettingen staalkabels hijsbanden touw en of combinaties daarvan

De keuze van het hijsmiddel wordt ondermeer bepaald door:

• • • • • •

het gebruiksdoel de hanteerbaarheid de belasting de vorm van de last de te verwachten manier van gebruik de bestendigheid tegen diverse invloeden

De wet eist dat voor alle hijsgereedschappen een certificaat afgegeven wordt voordat deze ge­bruikt worden. Certificaten mogen alleen worden afgegeven door aangewezen beproevingsin­richtin­gen. Er te worden gecontroleerd of bij het hijs­gereedschap dat gebruikt wordt dit certificaat aanwezig is. Afhankelijk van het gebruik moeten deze hijsmiddelen periodiek gekeurd worden. Hierbij moet gedacht worden aan:

• • •

18

gebruiks- of visuele keuring door de gebruiker zelf, periodieke keuring door een deskundige (meestal minstens eenmaal per jaar), periodieke beproeving (minstens eenmaal per vier jaar).

Op elk stuk gereedschap en op het certificaat moeten zijn aan­gegeven:

• • • •

de maximale toelaatbare werklast, WL-werklast in kilogram, of WLL-working load limit, het registratie nummer van het certificaat, de datum van de laatste beproeving, het handelsmerk van de beproevingsinstantie.

Hijsgereedschappen moeten zijn vervaardigd van deugdelijk en voor het gebruiksdoel van hijs­ gereedschap geschikt materiaal. Belangrijke aandachtspunten voor veilig hijsen zijn:

• • • • • • • •

Gebruik goed passend hijsgereedschap voor het aanslaan en hijsen van een last. Hijsgereedschap moet zowel aan of om de last, als aan de kraanhaak, op de juiste wijze worden aangeslagen. Gebruik geen beschadigde hijsbanden. Voorkom scherpe hoeken door gebruik te maken van hoekbeschermers of stophout, dit om extra slijtage of knappen van draad of kabel te voorkomen. Hijsen van personen is verboden, tenzij hiervoor een speciale hijsbak voor personen (werk­bak) wordt gebruikt. Draag zorg voor een goede communicatie met de kraanmachinist. Gebruik de standaard signalen of een portofoonverbinding. Bij een windkracht van zeven Beaufort (windsnelheid van veertien tot zeventien meter per seconde, respectievelijk vijftig tot zestig kilometer per uur) moeten alle hijswerkzaamheden worden gestopt. Zorg ervoor dat niemand onder de hijslast kan staan of lopen.

10. Besloten ruimten De belangrijkste gevaren, waarmee men bij het betreden van een besloten ruimte rekening moet houden, zijn:

• • • •

brand en explosie verstikking vergiftiging elektrocutie

Voor het betreden van of het werken in een besloten ruimte is altijd een veiligheidswerkvergun­ning vereist, specifiek voor het betreden van of het werken in die besloten ruimte. Tijdens het verblijf in een besloten ruimte moet altijd tenminste één persoon bij de toegang tot die ruimte aanwezig zijn (zogenaamd mangatwacht), die contact moet onderhouden met de persoon of de personen die in die ruimte verblijven. Een besloten ruimte moet veilig kunnen worden betreden en verlaten. Laat zonodig een steiger of een stelling plaatsen. In besloten ruimten mag alleen gebruik worden gemaakt van pneumatisch handgereedschap of van hand-

19

gereedschap van maximaal 42 Volt wisselspanning of van 110 Volt gelijkspanning. Voedingsbronnen zoals trafo’s, omvormers, gelijkrichters, aggregaten en dergelijke moeten buiten de ruimte zijn opgesteld. Wanneer vrijkomen van brandbaar gas of zuurstof acuut gevaar op kan leveren, zoals bij onder­meer het werken in kleine vaten en reactoren en in het inwendige van pijpconstructies, moeten slangbreukbeveiligingen worden toegepast. Indien persoonlijke ademhalingsbeschermingsmiddelen moeten worden gebruikt dan mogen alleen adembeschermingstoestellen worden toegepast die met betrekking tot de inademings­lucht volledig onafhankelijk zijn van de in de ruimte aanwezige lucht. Gebruik nooit een filter­masker.

11. Tillen Tillen vanuit een goede lichaamshouding voorkomt verwondingen:

• •

aan hoofd, handen en voeten; aan de wervelkolom, die zeer ernstige gevolgen kunnen hebben.

Til nooit een last met een ronde rug. Zet de voeten aan weerszijde van de last, hurk neer en houd de wervelkolom recht, gebruik de spieren van de dijen. Houd de armen gestrekt, de last zo dicht mogelijk bij het lichaam en de wervelkolom recht. Loop rechtop. Draag nooit een last ter hoogte van de ogen, dit vanwege gezichtsbelemmering en kijk uit voor tegenliggers, personen en dergelijke bij het dragen van lange planken, ladders etc. Is de last zwaarder dan 23 kilo, gebruik dan hulpmiddelen als een transportband, steekwagen of til het met meerdere personen. Duwen is beter dan trekken, het gewicht dat u mag duwen of trekken is maximaal 50 kilo. Werkhouding: een juiste werkhouding vereist een goede conditie want de belasting tijdens de werkzaamheden is te vergelijken met topsport. Verdeel de energie tussen werk en vrije tijd goed! Er is een duidelijk verschil tussen het werken aan een vaste plek (bureau of zittend werk) of een veranderlijke werkplek (niet plaatsgebonden werk of verschillende arbeidsplaatsen). Bij een vaste werkplek moet gelet worden op een goede zithouding, voldoende verlichting en voldoende ruimte voor toetsenbord, muis etc. Bij een niet plaatsgebonden werkplek let op een ontspannen werkhouding wanneer u liggend of staand werk moet verrichten. Zorg dat u makkelijk bij het gereedschap kunt, zorg voor voldoende verlichting en draag de juiste werkkleding.

20

12. Brand en explosie 12.1 Algemeen Stel uzelf op de hoogte van de plaats en de bediening van draagbare blustoestellen in en bij uw werk­om­ geving. Deze toestellen dienen éénmaal per jaar te worden gecontroleerd. Zorg dat u de vluchtwegen en brandladders weet te vinden, en ook de wijze waarop de brand­melding moet worden doorgegeven. Voorkom brand door bij brandgevaarlijke werkzaamheden (lassen, slijpen, snijden en dergelijke) brandbare materialen te verwijderen. Indien dit niet mogelijk is, dek ze dan af met niet ontvlam­bare dekkleden. Gebruik bij open vuur geen vluchtige stoffen en zorg altijd voor een vrije doorgang voor de brandweer.

12.2 Melding

• • • •

Meldt dit door middel van de ter plaatse geldende brandmelding en stel de direct leidingge­vende op de hoogte. Sluit gasflessen af en schakel elektrische toestellen uit. Verminder zo mogelijk ventilatie door deuren, ramen en luchtkokers te sluiten en ventilato­ren of afzuigingen uit te schakelen. Start, indien mogelijk, met de beschikbare blusmiddelen het blussen. Neem hierbij echter geen enkel risico, maar verlaat in gevaarlijke situaties de betreffende ruimte(n).

Het gebruik van gevaarlijke stoffen is niet meer weg te denken. Dat betekent dat iedere medewerker hiermee in aanraking kan komen. Iedereen moet zich om die reden zich er van overtuigen hoe hij/zij met de gevaarlijke stoffen om moet gaan. Op de verpakking van de gevaarlijke stoffen bevinden zich etiketten met een gevarensymbool en gebruiksaanwijzing. Daarnaast is van elke gevaarlijke stof een productinformatieblad beschikbaar. Op het etiket kunt u kort en snel de wijze van verwerking lezen. Op het productinformatieblad staat meer gedetailleerd beschreven wat de eigenschappen van de stof zijn. Hierdoor kunt u de nodige voorzorgmaatregelen nemen, u weet hoe u de stof moet opslaan en u kunt nagaan hoe u het (als afval) moet afvoeren om milieuverontreiniging te voorkomen. Opslaan mag alleen in de daarvoor bestemde ruimtes. Als u de gevaarlijke stoffen tijdelijk opslaat bij uw werkplek, voorkom dan dat bepaalde stoffen met elkaar kunnen reageren en brand/explosie tot gevolg kunnen hebben of dampen kunnen ontstaan of zuurstof kunnen verdrijven waardoor verstikkingsgevaar ontstaat. U moet er rekening mee houden dat de dampen/gassen die ontstaan zwaarder kunnen zijn dan lucht en daardoor de zuurstof verdrijft. Ook moet u in sleuven en rioleringen rekening houden dat er een explosiegevaar kan ontstaan. Werk met de gevaarlijke stof zoals is aangegeven en bij twijfel vraag het productinformatieblad op.

21

13. EHBO, ongevallen en rapportage 13.1 Bedrijfshulpverlening (BHV) Informeer bij uw werkgever hoe het geregeld is met een eventuele bedrijfshulpverlening. Bij direct gevaar moeten zij zorgen voor het alarmeren en het coördineren van hulp en evacuatie, het verlenen van eerste hulp en voor de eerste bestrijding van brand. Bij calamiteiten, ongeval of brand, is het zaak zo snel mogelijk dit te melden, zodat er snel hulp verleend kan worden. hierdoor blijven de gevolgen zoveel mogelijk beperkt.

13.2 EHBO en ongevallen Begeleid bij licht letsel de getroffenen zonodig naar de EHBO-post. Laat zelfs een kleine wond door een EHBO-er, verpleegkundige of arts verzorgen. Bel bij een ernstig ongeval het ter plaatse geldende ongevallen telefoonnummer en geef zakelijke informatie zoals uw naam, de juiste plaats van het ongeval, het aantal slachtoffers, alsook de plaats waar de ambulancechauffeur moet komen. Meld het ongeval bij de bedrijfsleiding (de bouwplaats c.q. de werfleiding) en verander niets aan de ongeval situatie, dit in verband met mogelijk onderzoek.

13.3 Rapportage Het is voor iedereen belangrijk, dat de oorzaak van een ongeval wordt achterhaald, om een eventuele herhaling te voorkomen. Mede hierom is het belangrijk, dat direct na een ongeval het ongevalsrapport wordt opgemaakt. Naast het melden van ongevallen dienen ook gemeld te worden:

•

bijna ongevallen. Een bijna ongeval is een gebeurtenis of gevaarlijke situatie die goed afloopt, er gebeurt (net) niet iets ernstigs. Het verschil tussen een bijna-ongeval en een ongeval kan een fractie van een seconde of van een centimeter zijn. Zo’n bijna ongeval moet gezien worden als een waarschuwing, want de volgende keer kan de afloop wel heel anders zijn. Het is dus belangrijk dat een bijna ongeval gemeld wordt, de oorzaak weg wordt genomen en een ongeval voorkomen wordt.

Voorbeelden van bijna ongevallen: 1. U loopt over een plant langs een steiger en er valt een voorwerp naar beneden, dat net naast je neerkomt. 2. U loopt van een parkeerplek naar Uw werkplek waarbij ui uitglijdt in een plas olie. U loopt hier alleen kneuzingen bij op. 3.

Er schiet een last van een heftruck bij het laden van een wagen en de chauffeur kan nog net wegspringen.

4. In een keet hangt een losse elektriciteitsdraad zonder bescherming uit het plafond naar beneden, iemand komt van buiten naar binnen waar het geregend heeft met nat haar en mist nog maar net de elektriciteitsdraad.

22

Voor de onderstaande situaties geldt net zo als voor bijna ongevallen dat het melden hiervan zeer belangrijk is omdat hierdoor ongevallen kunnen worden voorkomen!

• •

gebeurtenissen met materiële schade, Onveilige situaties en handelingen.

14. Gezondheid 14.1 Wat betekent een Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) voor u? Werken in de bouw en industrie is uitdagend, interessant en afwisselend, maar ook lichamelijk zwaar. U heeft te maken met blootstellingsrisico’s zoals geluid, trillingen, straling, gevaarlijke stoffen. Deze kunnen van invloed zijn op uw gezondheid. Om te zorgen dat u in goede gezondheid uw werk kunt doen en je vakmanschap behouden blijft is in de cao opgenomen dat u gratis gebruik kunt maken van het Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO). Door regelmatig naar dit medische onderzoek te gaan, houd u de vinger aan de pols. Uw krijgt wanneer nodig adviezen over hoe u gezonder kunt werken en leven. Wij zijn verplicht een PAGO aan te bieden. Dit wil niet zeggen dat elke uitzendkracht aan een PAGO dient deel te nemen. Uw als uitzendkracht dient hier zelf mee in te stemmen. Uitnodiging PAGO De arbodienst nodigt u uit voor het PAGO. Bent u jonger dan 40 jaar dan kun u elke vier jaar naar het PAGO. Bent u 40 jaar of ouder dan heeft u elke twee jaar recht op een PAGO. In de uitnodiging staan datum, plaats en tijdstip van het onderzoek. U kunt in uw cao nalezen wat de regeling is voor verleturen en reiskosten. Wat houdt het onderzoek precies in? Een doktersassistent(e) en bedrijfsarts van de arbodienst verrichten het onderzoek dat ongeveer anderhalf uur duurt.

15. Werken met gereedschappen Iedere werknemer is voor zichzelf en anderen verplicht om zijn gereedschap in goede staat te houden.

• • • • •

23

Beitels en hamers dienen geen bramen te vertonen en deug­delijk in de steel te zijn beves­tigd. Hamerstelen moeten zich in een goede staat van onderhoud bevinden en niet gescheurd of beschadigd zijn. Vijlen zonder heft of met een loszittend of bescha­digd heft mogen niet gebruikt worden. Schroevendraaiers mogen niet spits toelopen en moeten zijn voorzien van een deugdelijk handvat. Moersleutels mogen niet uitgesleten, gescheurd of verbo­gen zijn.

16. Besturen van motorvoertuigen De bestuurder van een motorvoertuig dient in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs voor het desbetreffende motorvoer­tuig. In auto’s waarin veiligheidsgordels zijn aangebracht, moeten deze worden gebruikt. De bestuurder dient de meerijders op dit voor­schrift te wijzen. De bestuurder is gedurende de rit ver­ant­woor­de­lijk voor het hem toe­ver­trouwde motor­voer­tuig en voor de lading. Het is verboden:

• • • • • • •

andere personen zonder toestemming het voertuig te laten besturen, andere personen of materiaal te vervoeren dan waarvoor op­dracht is gegeven, het motorvoertuig onbeheerd achter te laten met stationair draaiende motor, verbrandingsmotoren te laten draaien in onvoldoende ge­ven­tileerde ruimten, anders dan voor het verplaatsen van een voertuig, het voertuig onafgesloten achter te laten, de bestuur­der is verplicht bij het verlaten van het voertuig de contactsleu­tel mee te nemen, het maakt niet uit of u het voertuig slechts voor een korte tijd verlaat, wanneer men medicijnen moet innemen, waarbij op dok­ters­ad­vies het besturen van een auto wordt verboden, moet dit on­verwijld aan de opdrachtgever worden gemeld, de bestuurder is mede verantwoordelijk voor een veili­ge belading van het motorvoertuig en de eventueel aan­gekop­pel­de aanhanger of oplegger.

17. Vervoeren van materialen en of personen Materialen mogen alleen vervoerd worden als het uitzicht niet belemmerd wordt. Bij het laden van materialen op auto’s dient men erop te letten dat het materiaal niet te hoog of slordig wordt opgestapeld. De mogelijkheid dat er tijdens het rijden iets vanaf kan vallen moet uitgeslo­ten kunnen worden. Belaad auto’s nooit zwaarder dan het toegestane laadvermogen. Gebruik voor het laden en lossen altijd de daarvoor bestemde hulpmiddelen. Personenvervoer mag alleen op motorvoertuigen die voor dit doel zijn ingericht. De passagiers mogen de bestuurder tij­dens de rit niet hinderen of afleiden. Spring nooit op een rijdende of in beweging zijnde voertuig. ­Tij­dens trans­port van ma­te­ria­len moet men er steeds op be­dacht zijn dat pas­se­rende per­sonen niet door uit­ste­kende delen wor­den ge­raakt. Alleen daartoe bevoegde personen mogen verticaal vervoer (hijskraan) ­ver­rich­ten. Zorg bij hijswerk dat de omgeving is afgezet en doel­ma­tig is beveiligd, zodat passerende personen niet in gevaar komen. Loop zelf ook nooit onder een gehesen last door en zorg dat de last altijd loodrecht onder het op­hangpunt hangt.

24

Bij onze klanten rijden auto’s, vrachtwagens (al of niet met aanhangwagen), heftrucks, kranen en spoorwegverkeer. Om dit verkeer veilig te laten verlopen, dient men de daarvoor gelden­de voorschriften in acht te nemen en na te leven.

18.

Het werken met een heftruck

Bedien een vorkheftruck alleen als men daartoe be­ voegd is. Controleer al voor dat u gaat rijden de bandenspan­ning, remmen, signaalhoorn, spiegels, verlichting en eventueel brand­blusmid­delen. Controleer voor gebruik onder de truck op eventuele olielekkages, bij lekkage heftruck niet gebruiken en defect aan deskundige melden. Beoordeel of de truck de last veilig kan heffen en rijden aan de hand van het lastdiagram. Hef de last eerst net even van de vloer en probeer de besturing uit voor dat u ermee gaat rij­den. Breng de vork altijd zover onder de last, dat deze tegen de vorkhielen rust. Rij bij het stapelen met gestreken last en achteroverliggende mast tot vlak voor de stapel, breng de last tot boven de gewenste plaats en breng dan pas de mast voorover om hem neer te zetten. Breng voor het wegrijden de lege vork geheel omlaag. Rij een helling altijd vooruit op en achteruit af. Rij steeds met gestreken last (+/­_ 10 cm boven de grond) en met achterover hellende mast. Let op eventuele hellingen en maximale hoogtes. Rij en hef nooit met onstabiele en of slecht gesta­pelde las­ten. Rij altijd rustig, manoeuvreer geleidelijk en houd de voe­ten altijd binnen boord. Kijk altijd in de rij­richting, en zorg voor een onbelemmerd uitzicht. Pas de snelheid aan de omstan­digheden aan, verminder snelheid bij bochten, hoeken, kruisingen etc. en geef indien nodig een claxonsignaal. Let op voetgangers en houd de verkeersregels aan. Gebruik de mast of vork nooit voor het wegtrekken of voortdu­wen van voertuigen of voorwer­pen. Laat nooit iemand onder of dicht bij een geheven last staan. Laat de verbrandingsmotor niet onnodig stationair draaien, zeker niet in een besloten ruimte. Bij parkeren altijd de handrem gebruiken, en de vork op de grond laten zakken met de mast in de voorover stand. Laat de contactsleutel nooit op de heftruck zitten, maar neem deze altijd mee. Tank benzine of LPG (zie handleiding of vraag dit na) en ver­wissel een LPG-tank in de open lucht ver weg van eventueel aanwezig open vuur. Voorkom morsen en of lekken. Sleutel niet zelf aan de heftruck of tractor, maar meld gebreken aan de voorman. Laat ten slotte nooit iemand mee rijden op een heftruck. Het is mogelijk dat bij diverse opdrachtgevers aanvullende richtlijnen en procedures voorge­schreven zijn, deze regels moe­ ten altijd strikt opgevolgd worden.

25

19. Algemene bedrijfsregelingen 19.1 Identificatieplicht Het personeel is verplicht om een geldig legitimatiebewijs bij zich te hebben en op verzoek te tonen. Een geldig legitimatiebewijs kan zijn:

• • •

paspoort, Nederlands rijbewijs (niet in alle situaties), (gemeentelijk) identiteitsbewijs.

19.2 Vakantieregeling Vakantieperiodes en snipperdagen vernemen wij graag zo spoedig mogelijk, snipperdagen uiter­lijk drie werk­ dagen vooraf aan deze periode, in verband met een goede planning voor het ter beschikking staand personeel. U dient dit door te geven aan de leidinggevende van het project en aan het CBO ( centrale backoffice Persolvo te bereiken op: 0800-4774774).

19.3 Ziekmeldingen Een ziekmelding dient u door te geven op de eerste werkdag van de arbeidsongeschikt­heid. Iedere medewerker dient verzuim wegens ziekte voor 09.30 uur ’s in de ochtend persoonlijk te melden door te bellen naar het centrale telefoonnummer 0800-4774774. Medewerkers met een arbeidsovereenkomst zonder uitzendbeding Inkomende ziekmeldingen worden verwerkt door de Centrale Backoffice. Die registreert de ziekmelding en informeert de re-integratieadviseur. Nog dezelfde dag neemt de re-integratieadviseur telefonisch contact met uw op om een idee te krijgen van het aard van het verzuim en de beperkingen van de werknemer en om de verzuimduur in te schatten en, indien nodig, een bezoek aan de bedrijfsarts of andere acties in te plannen. Medewerkers met een arbeidsovereenkomst met uitzendbeding Inkomende ziekmeldingen worden verwerkt door de Centrale Backoffice. Die informeert de accountmanager of intercedent en re-integratieadviseur. Ziekmeldingen worden dagelijks doorgestuurd naar het UWV. Het UWV verzorgt de verzuimbegeleiding en de uitbetaling van het ziekengeld. Hierbij is het van groot belang dat ziekmeldingen tijdig (op de eerste ziektedag) op het centrale telefoonnummer worden gemeld. UWV legt namelijk een boete op voor te late ziekmeldingen.

19.4 Herstelmeldingen Herstelmeldingen dienen te worden doorgegeven op het centrale telefoonnummer 0800-4774774. De Centrale Backoffice verwerkt de herstelmelding en informeert de re-integratieadviseur. Medewerkers met een arbeidsovereenkomst met uitzendbeding  Arbeid wordt hervat zodra uw zich in staat acht om uw werkzaamheden te kunnen hervatten. Betermeldingen worden door de Centrale Backoffice direct verwerkt en u dient zich per direct beter te melden bij het UWV zodra de arbeidsgeschiktheidsdatum bekend is. Tevens dient de u dit terstond door te geven aan uw con-

26

tactpersoon bij Persolvo en daarmee dus niet te wachten tot de dag van arbeidsgeschiktheid. Uw hoeft niet op toestemming van UWV te wachten om geheel of gedeeltelijk aan het werk te gaan of om werk te zoeken.

19.5 Ongevalmeldingen Een ongeval, of bijna ongeval dient zo spoedig mogelijk doorgegeven te worden door uzelf of door derden. Bij een ongeval, of bijna ongeval moet altijd het hiervoor bestemde formulier inge­vuld worden en daarna opgestuurd worden naar het CBO.

19.6 Geheimhouding U bent verplicht tot geheimhouding van zaken die het bedrijf betreffen en niet voor derden bestemd zijn.

19.7 Veiligheidspaspoort (indien van toepassing) Het veiligheidspaspoort is een persoonsgebonden document, u bent verantwoordelijk voor een juist gebruik. Zorg dat u het altijd bij u draagt.

19.8 Hygiëne Houd toiletten, wasruimten, kantines en eetzalen schoon, hygiënisch en vrij van overgebleven voedsel en verpakkingen. Deponeer overgebleven voedsel/afval in de daartoe bestemde afvalbakken.

19.9 Alcohol, drugs en medicijnen Het is verboden gebruik te maken van alcohol en drugs tijdens werktijd. Medicijnen die het werk nadelig beïnvloeden zijn tevens verboden.

19.10 Parkeren auto Het parkeren van privé-voertuigen moet geschieden op de daarvoor aangegeven parkeerplaatsen. Parkeren is op eigen risico, Persolvo neemt op geen enkele manier verantwoordelijkheid op voor eventuele schade.

19.11 Diefstallen van eigendommen Meenemen, toe-eigenen of vervreemden van eigendommen en/of afvalstoffen van de werkgever, leveranciers, afnemers, uw collega’s of van derden die op enigerlei wijze in relatie staan met ons, is een reden tot ontslag op staande voet, hoe gering de waarde van de goederen ook moge zijn.

19.12 Klachten en opmerkingen van derden Klachten en/of negatieve opmerkingen van derden, die in relatie staan met Persolvo moeten gemeld worden bij het CBO. Deze kan dan actie ondernemen om tekortkomingen weg te nemen en in de toekomst te voorkomen. U bent in feite het visitekaartje van Persolvo en treed daarom nooit in discussie.

20. Uren-/ weekstaten Wekelijks dienen de uren ingevoerd te worden. U specificeert welke urensoort u heeft verricht in welke tijd. Deze uren dienen aan het einde van iedere werkweek ingevoerd te worden in het digitaal urenregistratie systeem.

27

21. Gebodsborden Onderstaande gebodsboren zult u regelmatig tegenkomen op of in de omgeving van uw werkterrein. Wat de betekenis is staat er kort onder vermeld (lees, het dragen van…… is verplicht).



Voetbescherming

Oogbescherming

Adembescherming/Stof

Hoofdbescherming

Gelaatsbescherming Adembescherming/Maskers

Gehoorbescherming

Handbescherming

22. Te verwachten risico’s

28

Risicogebied

Situatie

Maatregel

Hoofdletsel

Op de bouwplaats als er sprake is van werkzaamheden op hoogte en bij hijswerkzaamheden.

Veiligheidshelmen worden gedragen. Draagplicht op de bouwplaats, afhankelijk van de werkzaamheden, te bepalen door de uitvoerder.

Oogletsel

Bij verspanende werkzaamheden met electrisch handgereedschap.

Iedereen heeft de beschikking over een veiligheidsbril. Draagplicht bij dit soort werkzaamheden.

Schadelijk geluid

Bij het werken met electrisch handgereedschap. Soms t.g.v. werkzaamheden van derden.

Gehoorbescherming wordt gedragen. Voorlichting wordt gegeven bij indiensttreding.

Schadelijke gassen en dampen

Bij laswerkzaamheden en slijpen van metaal.

Bij het lassen wordt gebruik gemaakt van een overdruk lashelm en bij slijpen wordt een mondkapje opgezet. Daarbij is de werkplaats voorzien van ventilatie waarbij gemeten is dat er een voldoende hoeveelheid lucht wordt af-/ingezogen.

Handletsel

Kan natuurlijk altijd voorkomen. Bijzondere gevaren als koude/bevriezing of hitte/ verbranding zonder bescherming.

Juiste bescherming dragen en bij hitte voldoende pauzes inlassen.

Knieletsel

Kan natuurlijk voorkomen.

Dragen van kniebeschermers.

Voetletsel

Op de bouwplaats in spijkers staan en bij het dragen van lasten.

Algemene draagplicht en gratis verstrekking van S3 veiligheidsschoenen.

Rug- gewrichtletsel

In gebogen houding of gedraaide houding werken, tillen, dragen, duwen en trekken.

Afwisselend werk/werkhouding en gebruik maken van hulpmiddelen.

Armletsel

Repeterende bewegingen, te zware armbelasting, tillen, dragen, duwen en trekken.

Afwisselend werk.

Stof in luchtwegen

Opwaaiend hout-, bouw- en cementstof bij sloopwerkzaamheden en boren.

P1 stofmaskers worden gedragen. Bij langdurige blootstelling wordt gezorgd voor een adembescherming met meer draagcomfort en absorbtievermogen (P2). Adembescherming, regelmatig schoonhouden van gereedschap en omgeving, ventileren en beperk verblijfsduur in de betreffende ruimte/omgeving.

Vallen van hoogte

Werken met harde wind, wegglijden of omvallen van materieel.

Op juiste wijze plaatsen van materieel, >2.5 meter géén ladder.

Milieuverontreiniging

Afvalstoffen niet goed afvoeren of milieubelastende stoffen gebruiken.

Afvalstoffen opruimen en op juiste wijze afvoeren.

Schade aan kabels en leidingen

Graafwerkzaamheden tijdens GWW-werkzaamheden.

KLIC-melding uitvoeren/opvragen, proefsleuf maken, detectiemetingen uitvoeren.

Instorting/verstikking

Werken in diepe sleuven.

Sleuven stutten en afzetten.

Verstikking, bedwelming

Werken in slecht geventileerde besloten ruimten.

Ventileren ruimten, veiligheidswacht inzetten, ingang afzetten, niet alleen besloten ruimte ingaan.

Brand en explosie

Werken in ruimten/omgeving van brandbare stoffen.

Ventileren en stoffen beschermen of weghalen.

Elektrocutie

Werken met hoogspanning of in schakelruimten.

Schakelruimten betreden na instructie of ruimte spanningsloos zetten.

Zijn er zaken die niet duidelijk zijn of waarbij volgens jouw inzicht niet aan wordt voldaan, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met kantoor.

29

22.1 Instructie wat te doen bij…

De hieronder vermelde instructies zijn standaard en kunnen afwijken van de instructie die de inlener je geeft. In dat geval dient je de instructie van de inlener in acht te nemen! Wat te doen bij een BRAND Blijf kalm én meld de brand (intern) aan de BHV-er én vermeld. Wie u bent, Waar het is en Wat het is Volg de instructie van een EHBO-er of BHV-er op

• •

Wat te doen bij een ONTRUIMING Volg bij een ontruiming de aanwijzingen (van een BHV-er) Verlaat het gebouw kalm en volgens de aangegeven route Verzamel op de aangegeven verzamelplaats Wacht op verdere instructies van een BHV-er

• • • •

Wat te doen bij een ONGEVAL Blijf kalm én meld het ongeval (intern) aan de BHV-er én vermeld Wie u bent, Waar het is en Wat het is Volg de instructie van een EHBO-er of BHV-er op

• •

Wat te doen bij een MILIEU- INCIDENT Probeer de lekkage te dichten, op te vangen of in te dammen Meld het incident dan direct aan de BHV-er Volg de (telefonische) instructie van een BHV-er

• • •

Wat te doen bij een VERGIFTIGING. Reageer snel. Waarschuw arts, apotheek of eerstehulpafdeling van een ziekenhuis en vertel de naam van de stof, gedronken of gegeten (houd verpakking bij de hand), schadelijke stof op huid of in oog: spoel langdurig met lauw stromend water gevaarlijke stof in mond: mond spoelen met water

• • •

Wat te doen bij BRANDWONDEN Begin met koelen met stromend water en blijf minstens vijf minuten koelen met zachtstromend lauw water Verwijder tijdens het koelen de kleding die niet aan de huid vast zit Waarschuw de huisarts bij blaren en laat NOOIT iets drinken of eten Verzorg eventueel de wond met een steriel gaas of verband maar smeer NOOIT iets op de wond

• • • •

30