©E.B/A.V.H.
Kasteelrace Wie? Max. 6 leerlingen Wat heb je nodig? blokken Wat moet je doen? Je gaat samen met de andere horigen een kasteel bouwen voor de kasteelheer. Na het startsein pak je één blok en rent direct naar de plaats waar het kasteel moet komen. Je zet de blok neer. De andere komen ook met blokken. Bouw nu samen een kasteel.
Commando Wie? 2 of meer kinderen. Wat heb je nodig? Verschillende commando’s Wat moet je doen? 1 kind is de kasteelheer. De kasteelheer geeft commando’s aan de boeren. Wanneer de kasteelheer: commando voor iets zegt, moeten de boeren dit uitvoeren. Je beeldt het uit. Wanneer de kasteelheer geen commando zegt, ga je door waarmee je bezig bent. Je bent af als je iets doet waar geen commando voor gezegd is. Voorbeeld commando’s: Commando brug hijsen, Commando paard rijden, Commando zwaard vechten Commando zaaien
©E.B/A.V.H.
Talentshow Wie? Aantal kinderen Wat heb je nodig? Hoepels, handdoek, bal etc. Wat moet je doen? Laat leuke kunstjes zien. Je mag zelf bedenken wat je goed kan. Denk bijvoorbeeld aan: Hoelahoepen, handdoekbal, jongleren. Je bent de minsteel, iemand die naar het kasteel gaat om kunstjes op te voeren voor de kasteelheer!
Omroeper! Wie? 2 of meer kinderen. Wat heb je nodig? Opgerolde boodschappen, in verschillende kleuren – 5 kastelen
Wat moet je doen? De kasteelheer heeft belangrijk nieuws! In elk kasteel moet het nieuws vertelt worden. De omroepers moeten de boodschap bij elk kasteel brengen. Je kiest een kleur brieven. Elke keer mag je maar 1 brief meenemen en bezorgt hem zo snel mogelijk bij het goede kasteel. Op de brief staat geschreven voor welk kasteel hij bedoelt is.
©E.B/A.V.H.
Apenspel Wie? 2 kinderen of meer Wat heb je nodig? Papier, potlood, apenkaart, Voorbeeldkaartjes. Wat moet je doen? Je gaat een aap spelen. 1 kind pakt een voorbeeldkaartje en laat dit niet aan anderen zien. Je zet nu de apenkaart tussen jullie in. Het kind gaat nu vertellen wat hij ziet op het voorbeeldkaartje. De andere kinderen gaan een aap spelen, en tekenen na wat het kind verteld. (na-apen) Vertel precies hoe alles eruit ziet!
Kruiwagen race Wie? 2 kinderen of meer Wat heb je nodig? Stopwatch Wat moet je doen? Je bent een boer en moet zo snel mogelijk je kruiwagen binnen het kasteel krijgen, want er komen rovers aan. 1 iemand is de kruiwagen, de ander is de boer. De kruiwagen loopt op zijn handen. De boer pakt de benen beet. Je gaat achter de lijn staan en loopt naar de overkant. Doe het zo snel mogelijk en meet de tijd met de stopwatch.
©E.B/A.V.H.
Beroepenspel Wie? 4 of meer kinderen. Wat heb je nodig? Kaartjes met hierop verschillende beroepen. Wat moet je doen? Laat een ander kind een kaartje om je nek hangen. Het kaartje hangt nu op je rug. Jij mag het kaartje niet lezen. Je wilt graag weten wat voor beroep je hebt. Je mag nu vragen stellen aan een ander kind. Deze mag alleen je vragen met ja en nee beantwoorden. Weet jij wat voor beroep jij hebt?
Teken spel Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? 1 potlood, papier, kaartjes Wat moet je doen? 1 kind pakt een kaartje en leest wat erop staat. Teken wat er op het kaartje staat. De andere kinderen raden wat het is. Als het is geraden mag een ander kind een kaartje pakken en gaan tekenen.
©E.B/A.V.H.
Blaasvoetbal Wat heb je nodig? Elk kind heeft een rietje, tafel met 2 doelen. Wat moet je doen? Blaas door een rietje tegen de bal aan. De bal gaat nu rollen. Probeer de bal in het doel van de ander te rollen. Je kunt dit spel ook in teams spelen. Elk team bestaat uit 2 kinderen.
Handdoekbal Wie? Je kunt dit spel spelen met 2 kinderen. Wat heb je nodig? 1 handdoek, 1 tennisbal. Wat moet je doen? Pak allebei het uiteinde van de handdoek. Leg het balletje in de midden van de handdoek. Probeer nu de bal omhoog te gooien, en vang hem weer op met de handdoek. Hoe lang houden jullie de bal hoog?
Twister Wie? Je speelt dit spel met 2 of meer kinderen. Wat heb je nodig? 1 veld met grote rode, blauwe, groene en gele stippen, draaischijf. Wat moet je doen? 1 kind draait aan de pijl. De andere kinderen gaan aan de rand van het veld staan. Het kind dat draait zegt waar de pijl stopt: hand of voeten, en welke kleur. De andere kinderen zetten de hand of voet op deze kleur.
©E.B/A.V.H.
Knijper-estafette Wie? 2 groepjes Wat heb je nodig? 2 bakken met knijpers Wat moet je doen? Volg de route naar de bak met knijpers. Pak één knijper en maak deze aan jas vast. Ren nu weer terug. De volgende van de groep mag nu naar de doos rennen. Na een paar minuten stop je. Nu ga je alles zo snel mogelijk weer terugbrengen; je rent de route, en je haalt één knijper van je jas af. Wanneer alle knijpers van de groep weer in de bak zitten, ben je klaar.
Fopbal Wie? 3 of meer kinderen Wat heb je nodig? bal Wat moet je doen? Je maakt met elkaar een kring. Je hebt je handen op je rug. 1 iemand gaat in het midden staan met een bal. Hij gooit de bal naar de andere kinderen, maar kijkt uit soms fopt hij je en gooit hij de bal niet. Je mag je handen dan niet laten zien. Zie je toch je handen of vang je de bal niet, dan mag jij in het midden staan.
©E.B/A.V.H.
Ballonnenspel Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? 2 of meer Ballonnen, touw Wat moet je doen? Span een touwtje hoog in de lucht. De helft van de kinderen gaan aan de ene kant van het touw staan en de andere helft gaat aan de andere helft staan. Je slaat met je hand de ballon over het touw heen. De ballon mag niet op de grond komen. Om het spel spannender te maken mag je meer ballonnen in het veld doen.
Hinkelbaan Wie? 1 kind of meer kinderen Wat heb je nodig? stokje Wat moet je doen? Je hinkelt van 1 naar nummer 10 en weer terug. * Leg het stokje op nummer 1, je mag nu niet op nummer 1 staan. Hinkel van nummer 2 naar nummer 10 en weer terug. Pak het stokje op en leg het op nummer 2. Je mag nu niet op nummer 2 staan. Daarna nummer 3, 4 tot nummer 10. Sta je toch op het nummer met het stokje dan moet je terug naar het begin en opnieuw hinkelen. * 1 iemand gaat op nummer 1 staan, de ander op nummer 10, hinkel nu op de baan en probeer langs elkaar heen te hinkelen.
©E.B/A.V.H.
Touwtje springen Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? een lang springtouw Wat moet je doen? Als je met 2 kinderen bent maak je het touw aan het hek vast, 1 kind draait en de ander springt. Zing het liedje en doe de gebaren als je springt: Beertje beertje draai eens rond Beertje beertje tik de grond Beertje beertje was je handen Beertje beertje poets je tanden Beertje beertje pluim op je hoed Beertje beertje het sta je goed
Papierendans Wie? 3 of meer kinderen Wat heb je nodig? een leuke cd, cd-speler en witte A-4tjes (1 minder als het aantal kinderen) Wat moet je doen? Leg de witte papieren op de grond. 1 iemand zet de muziek aan en uit, dans door de ruimte heen. Als de muziek uit is, ga je gauw op een wit papier staan. Wie niet op een wit papier staat is af en moet langs de kant zitten. Als de muziek stopt pak je altijd een wit papier op van grond. Daarna zet je de muziek weer aan. Als de muziek weer stopt ga je weer op een wit papier staan. Net zo lang totdat nog maar 1 iemand over is en op een wit papier staan.
©E.B/A.V.H.
Ballen race Wie? 3 of meer kinderen Wat heb je nodig? bal Wat moet je doen? Je staat in een rij achter de lijn. Je probeert zo snel mogelijk de bal naar de overkant te krijgen met je groepje. Het achterste kind heeft de bal vast en geeft deze door over het hoofd van het kind voor hem. Het kind pakt de bal en geeft de bal door onder het poortje van het kind voor hem. Het kind achteraan de rij gaat gauw vooraan de rij staan. Elke keer geef je de bal over het hoofd en daarna onder het poortje door. Als je aan de overkant bent leg je de bal neer. Hoe snel kun jij dit met je groepje?
Neuriën spel Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? liedjeskaartjes Wat moet je doen? 1 iemand pakt een kaartje waar een liedje op staat. Het kind neuriet de eerste regel van het liedje. De andere kinderen raden welk liedje het is. Als het goed is mag de volgende. Als de kinderen het niet raden neurie je nog een stukje van het liedje of doe je er gebaren bij.
©E.B/A.V.H.
Liedje maken Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? woordenkaartjes Wat moet je doen? 1 kind pakt een kaartje waar een woord opstaat. Probeer met je groepje een liedje te verzinnen waarbij dat woord gebruikt wordt. Als het gelukt is pak je een volgende kaartje.
Fitness Wie? 1 of meer kinderen Wat heb je nodig? een mat, een bank, bovenste gedeelte van de kast, een bal Wat moet je doen? * steppen: ga voor het bovenste gedeelte van de kast staan. Zet je ene voet op de kast, zet de andere ernaast, zet je ene voet weer van de kast en zet de ander erbij. Doe dit zo snel mogelijk. Tel hoe vaak je dit achter elkaar kunt. * wend springen: hou je aan de zijkant van de bank vast met je handen. Spring met twee voeten tegelijk over de bank en daarna weer terug. Tel hoe vaak je dit achter elkaar kunt doen. * set up: Ga op de mat zitten met je voeten tegen de muur aan en je knieën een beetje gebogen. Tik de bal tegen de muur aan tik daarna de bal achter je hoofd op de mat. Daarna weer tegen de muur en dan weer achter je hoofd op de mat. Tel hoe vaak je dit achter elkaar kunt doen.
©E.B/A.V.H.
Toren bouwen Wie? 1 of meer kinderen Wat heb je nodig? plastic bekertjes Wat moet je doen? Bouw met de bekertjes een toren. Probeer hem zo hoog mogelijk te maken. Maar kijk uit dat hij niet valt! Je kunt dit in een groepje doen of alleen.
Estafette Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? springtouw, hoepels, 3 pionnen/palen, pitzakken, 2 manden Wat moet je doen? Je gaat door de hoepels heen, om de pionnen/palen heen, 3x touwtjespringen en dan pak je een pitzak. Je rent terug en legt de pitzak in de mand. Dan is de volgende. Je moet met je groepje proberen zoveel mogelijk pitzakken te verdienen. * Je kunt ook de tijd opnemen met de stopwatch, zodat je probeert steeds sneller een pitzak te verdienen. * Je kunt ook tegen elkaar spelen. Je probeert dan als groepje zo snel mogelijk 5 pitzakken te verdienen. Wie het als eerste heeft wint.
©E.B/A.V.H.
Basketbal Wie? 1 of meer kinderen Wat heb je nodig? 1 basketbal per kind, korfmand met paal, korfmand, klimrek, lintjes Wat moet je doen? Dribbel met je bal naar een korfmand of het klimrek met de lintjes. Probeer de bal in de korfmand of het klimrek te gooien. De korfmanden staan op verschillende hoogtes. Lukt het jou de bal erin te krijgen?
Knikkerspel Wie? 1 of meer kinderen Wat heb je nodig? knikkers, plaat met knikkerpoortjes Wat moet je doen? Je probeert je knikker door een knikkerpoortje te krijgen. Boven de poortjes staat hoeveel punten je kunt verdienen. Iedereen gooit zijn eigen knikker naar de poortjes. Om de beurt mag je knikkeren. Als je door het poortje heen bent gooi je opnieuw je knikker op. Hoeveel punten kun jij verdienen?
©E.B/A.V.H.
Raadspel Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? Verschillende dingen die je kunt eten zoals suiker, zout, pindakaas, koekjes, snoepjes etc. Wat moet je doen? Doe een theedoek voor je ogen. 1 kind geeft je iets in je hand, voel, ruik en proef eraan. Wat is het? Als je het goed hebt krijg je iets anders.
Kaartenspel Wie? 3 of meer kinderen Wat heb je nodig? spel kaarten, pen en papier Wat moet je doen? Schrijf alle namen op een papier. Verdeel de kaarten aan de kinderen. Iedereen legt het stapeltje kaarten op zijn kop voor zich neer. Om de beurt leg je een kaart in het midden neer op de stapel. Maar let goed op, er zitten opdrachten bij: * 1 = achter je stoel gaan staan * 5 = op de grond gaan liggen * 10 = handen omhoog doen Degene die als laatste de opdracht heeft uitgevoerd krijgt een punt. Dit schrijf je op het papier op. Als de kaarten op zijn kijk je wie de minste punten heeft, die heeft gewonnen!
Balspel
©E.B/A.V.H.
Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? bal Wat moet je doen? Gooi de bal naar elkaar over. Degene die de bal vangt moet nog een kunstje doen voordat hij de bal vangt. * 3 keer in je handen klappen * 3 keer springen * rondje draaien Je mag zelf ook nog meer kunstjes verzinnen.
Douane spel Wie? 3 of meer kinderen Wat heb je nodig? puntenkaartjes, 4 matten of meer, 2 hoepels en 2 korfmanden Wat moet je doen? Er staat 1 tikker midden in het veld. De andere kinderen staat op de matten aan de zijkant. Pak een puntenkaartje uit de hoepel en probeer deze aan de overkant in de korfmand te bezorgen. De tikker mag je tikken en dan het kaartje afnemen. Alleen op de matten ben je veilig. Als je aan de overkant bent doe je het puntenkaartje in de korfmand en pak je een nieuw kaartje uit de hoepel.
Discushappen
©E.B/A.V.H.
Wie? 2 kinderen of meer kinderen Wat heb je nodig? 1 stroopwafel per persoon Wat moet je doen? Je legt de stroopwafel op de tafel. Doe je handen op je rug. Eet de stroopwafel zo snel mogelijk op zonder je handen te gebruiken. Wie is er als eerste klaar?
Vinger worstelen Wie? 2 kinderen Wat heb je nodig? een tafel met 3 lijnen erop. 1 in het midden en 1 aan elke zijkant. Wat moet je doen? Haak je wijsvinger in elkaar boven de middellijn. Tel 3 tellen vooraf en trek dan zo hard je kunt. Het is de bedoeling dat je de hand van de ander over jouw 'achterlijn’ trekt. Als iemand au zegt moet je het spel stoppen.
Tennis Wie? 2 of meer kinderen Wat heb je nodig? per kind een tennisracket, per tweetal een bal Wat moet je doen? Tennis met elkaar. Tel hoe vaak je de bal kunt over slaan.
Ski lopen
©E.B/A.V.H.
Wie? 2 kinderen Wat heb je nodig? 4 schoenendozen, twee lijnen (1 aan het begin van de zaal, 1 aan het einde van de zaal.) Wat moet je doen? Ga achter de lijn staan en ga met elke voet in 1 schoendoos staan. Schuif met je voeten over de vloer naar de overkant. Probeer er zo snel mogelijk te komen. Je kunt ook een wedstrijdje tegen elkaar doen.
Gewichtheffen Wie? 2 kinderen Wat heb je nodig? ballen, pitzakken aan stokken vastgebonden, stopwatch Wat moet je doen? * Pak een zware bal of een stok met pitzakken en houd hem recht voor je of boven je hoofd. Meet de tijd met de stopwatch. Probeer het zo lang mogelijk vol te houden. * Neem een paar ballen of een stok met pitzakken in je handen. Houd ze boven je hoofd en beweeg ze daarna naar beneden. Tel hoe vaak je dit achter elkaar kunt doen.
Ik doe mee… Wie? 2 of meer kinderen
©E.B/A.V.H.
Wat heb je nodig? / Wat moet je doen? Ga in een kring zitten. Om de beurt verzin je een sport wat je wilt doen met de olympische spelen. Je moet goed onthouden wat de ander zegt, want dit moet jij ook zelf zeggen en uitbeelden. Een voorbeeld: 1e kind: “Ik doe mee met de olympische spelen en speel voetbal.” (beeld het uit) 2e kind: “Ik doe mee met de olympische spelen en speel voetbal en basketbal.” (beeld het uit) 3e kind: “Ik doe mee met de olympische spelen en speel voetbal, basketbal en turnen.” (beeld het uit) Probeer zo veel mogelijk sporten achter elkaar te zeggen.
Kogel stoten Wie? 1 of meer kinderen Wat heb je nodig? 6 verschillende potjes en pannen, punten briefjes, plakband, 3 ballen, stoepkrijt Wat moet je doen? Trek een lijn op de grond. Plak de puntenbriefjes op de potten en pannen. Zet voor de lijn de pannen en potten ver weg en dicht bij. Ga achter de lijn staan. Je mag 3 keer gooien met de ballen. Probeer zoveel mogelijk punten te halen.
©E.B/A.V.H.
Limbo Wat heb je nodig? een stok Wie? 2 of meer kinderen Wat moet je doen? Eén kind houdt de stok vast. Het ander kind probeert onder de stok door te komen. Maar je mag alleen achterover leunen met je rug. Probeer zo laag mogelijk onder de stok door te gaan. Daarna draai je om en mag het andere kind onder de stok doorgaan.
Discus werpen Wie? 1 of meer kinderen Wat heb je nodig? stoepkrijt, 1 frisbee per kind Wat moet je doen? Trek een lijn met stoepkrijt. Trek 4 tegels verder weer een lijn en zet er naast een 1. Trek 4 tegels verder weer een lijn en zet daar een 2. Dit doe je tot nummer 15. Ga achter de 1e lijn staan en gooi de frisbee (discus) zo ver mogelijk weg. Elke lijn is een meter. Hoeveel meter kun jij gooien?
©E.B/A.V.H.
Buitenspelletjes