© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Enggano © Pieter J. ter Keurs Inhoudsopgave Enggano: inleiding 1. Enggano: de collectie 2. Enggano: feiten en cijfers -
Ligging
-
Bevolkingscijfers
3. De geschiedenis van Enggano 4. De Engganese cultuur - Economie -
Landbouw
-
Vissen en jagen
-
Handel
- Sociale structuur - Religie en rituelen ▪ eakalea / kaleak baba 5. De Engganese materiële cultuur (introductie) - Kleding - Huizen en delen van huizen - Boten en delen van boten - Wapens - Gebruiksvoorwerpen - Muziekinstrumenten - Beeldhouwkunst 6. Bijenkorfhuizen op Enggano - Korte beschrijving van Engganese huizen - De ruimte in en rond de huizen - Versieringen 7. Afbeeldingen van de gedode vijand 8. De moderne materiële cultuur 9. Literatuur Colofon Auteur Redacteuren Redactie Engels Vertaling Nederlands Foto's Museum website E-mail
Pieter ter Keurs © Paul van Dongen & Marlies Jansen Enid Perlin De Muiderkring - Logos Pieter ter Keurs (veldfoto's) Ben Grishaaver (museumobjecten) www.rmv.nl terkeurs@rmv
0
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Enggano: Inleiding Het eiland Enggano, ten westen van Sumatra in Indonesië, wekt al lang de interesse van zowel westerse als Indonesische wetenschappers, maar tegelijkertijd is het eiland nooit systematisch bestudeerd. In deze webpublicatie hebben we wat informatie over Enggano bijeengebracht en zo voor een breder publiek toegankelijk gemaakt. Ofschoon we ons zullen concentreren op de Enggano-collectie van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, zal de aangeboden informatie deze collectie in een groter verband plaatsen. 1
De hier gepresenteerde informatie is gebaseerd op een studie van gepubliceerde en niet2 3 4 gepubliceerde bronnen , museumcollecties en een kort veldwerk op Enggano in 1994 .
1.
De collectie
De Enggano-collectie in het Rijksmuseum voor Volkenkunde bestaat uit 248 voorwerpen. Het overgrote deel is in de negentiende eeuw bijeengebracht. Slechts een paar voorwerpen zijn hier in de twintigste eeuw aan toegevoegd. Een aantal van de eerste verzamelaars van voorwerpen, zoals 5 6 C.B.H. Baron Von Rosenberg en O.L. Helfrich , hebben ook over Enggano geschreven. Dit zijn zeldzame bronnen over de negentiende-eeuwse Engganese cultuur.
C.B.H. von Rosenberg, c. 1870.
De collectie bestaat uit een grote verscheidenheid aan voorwerpen, onder andere uit het dagelijks leven, maar ook uit het rituele leven. In de permanente tentoonstelling van het RMV over Indonesië zijn nu diverse topstukken te zien.
1
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
2.
Enggano:7 feiten en cijfers
Ligging In de het huidige Indonesië heeft Enggano de status van een kecamantan – een subdistrict – en het eiland is onderdeel van de provincie Bengkulu. Het ligt zo’n 170 km ten zuiden van de stad Bengkulu.
Recente kaart van Enggano (tekening Frans Stelling).
Zelfs tegenwoordig kan Enggano alleen per boot bereikt worden. Er zijn bootdiensten vanuit Jakarta en Bengkulu. Vanuit de laatste stad is er een min of meer regelmatige dienst van twee maal per maand. Als men het eiland per boot nadert, is meteen te zien dat het een laag eiland is, met heuvels die niet hoger reiken dan 250 meter. Het binnenland is moeilijk begaanbaar omdat het dicht begroeid is.
De noordoostkust.
In het verleden lagen dorpjes in de heuvels van het binnenland, maar tegenwoordig liggen ze alleen maar aan de noordoostkust. Van het noordwesten tot het zuidoosten komt men achtereenvolgens Banjarsari, Meok, Apoho, Malakoni, Kaana en Kayapu tegen. De zuidwestkust van Enggano is moeilijk bereikbaar. De Indische Oceaan beukt met volle kracht deze kant van het eiland en de paden die er eens waren om de dorpen in het binnenland met die aan de kust te verbinden, zijn nu overwoekerd door bos. Vanuit de heuvels stromen kleine rivieren naar zee, maar deze zijn slechts een paar kilometer stroomopwaarts bevaarbaar en brengen een reiziger niet erg diep het binnenland in. 8
De natuurlijke omgeving van Enggano is nogal arm . De verscheidenheid aan planten en dieren is klein, waarschijnlijk door een lange periode van isolatie. Herten en apen komen op het eiland bijvoorbeeld niet voor. Daarom vindt men de belangrijke rol die deze dieren spelen in het rituele leven op de naburige en cultureel verwante Mentawai-eilanden niet op Enggano. De weinige zoogdieren die men in het bos tegenkomt, zijn wilde varkens, de luak (bunzing) en de rat. Tamme varkens zijn er ook, evenals honden, katten, kerbau (waterbuffel of karbouw) en sapi (koeien). Reptielen zoals krokodillen en slangen komen veelvuldig op het eiland voor.
2
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Bevolkingscijfers Het is belangrijk even stil te staan bij de ontwikkeling van de Engganese bevolking, omdat zich rond 1870 drastische veranderingen voltrokken. Het bevolkingsaantal daalde van 6.420 in 1866 tot slechts 870 in 9 10 1884 en na deze scherpe daling nam het aantal inwoners nog verder af. Er is veel gespeculeerd over wat er in die tijd op Enggano is gebeurd, en waarom de bevolking zich nooit heeft hersteld tot haar eerdere peil. Rapporten van burgerlijke koloniale ambtenaren en artsen die het eiland bezochten, maken wel duidelijk dat ziektes een belangrijke rol speelden in de decimering van de Engganese bevolking. Ze noemen cholera, malaria en geslachtsziektes als boosdoeners. Hele dorpen werden praktisch van de kaart geveegd, lokale sociale netwerken stortten volledig in en het geloof in de traditionele religieuze en wereldlijke waarden nam waarschijnlijk af. Documentatie ontbreekt, maar er zijn aantekeningen van verschillende auteurs over afnemende bevolkingscijfers en veel miskramen, die suggereren dat het bevolkingscijfer na deze periode langzaam af bleef nemen. De Nederlandse autoriteiten trachtten de situatie onder controle te krijgen door het sturen van artsen, die moesten proberen de oorzaak te achterhalen. Later, in het begin van de twintigste eeuw, stimuleerden de autoriteiten ook migratie van Sumatra en Java naar Enggano, een beleid dat na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945 een specifiek vervolg kreeg van de Indonesische autoriteiten. In 1961 besloot de Indonesische overheid dat Enggano een reclasseringscentrum moest worden voor 11 jeugdige en jong-volwassen misdadigers uit Java . Binnen twee jaar werden zo’n 2600 van deze dwangarbeiders naar Enggano overgebracht. De oorspronkelijke bevolking op dat moment wordt geschat op slechts 400 mensen. Het grote verschil in aantallen toont hoe groot de impact van de komst van deze 2600 immigranten op de lokale gemeenschappen geweest moet zijn. Spanningen tussen de Engganese bevolking en de nieuwkomers waren onvermijdelijk. Ondanks dat waren er ook positieve aspecten. De jonge Javaanse misdadigers kapten op enkele plaatsen de bossen om plaats te maken voor natte rijstvelden. De hieruit resulterende oogst vormt een welkome toevoeging aan het lokale dieet. Maar aangezien de productie niet voldoende is, wordt er nog steeds rijst uit Bengkulu geïmporteerd. De laatste Indonesische statistieken, verkrijgbaar bij het Kantor Statistik in Bengkulu, geven aan dat er in 1989 op Enggano 1420 mensen woonden. Het interessante hieraan is dat slechts 35,85 procent van de 12 bevolking zei dat ze tot de suku Koomayk behoorden. Dit is een clan die speciaal was gecreëerd om de immigranten op te nemen. De andere 64,15 procent beweert te behoren tot een van de oorspronkelijke Engganese suku. Dit betekent dat de oorspronkelijke bevolking weer in aantal aan het toenemen is. De oorzaak voor deze ontwikkeling zal echter bij veel gemengde huwelijken gezocht moet worden. Het 13 allerlaatste bevolkingscijfer (maart 1994), afkomstig van de Puskesmas op Enggano, komt op een inwonertal van 1635.
3
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
3.
De geschiedenis van Enggano
Aangezien er op Enggano nooit archeologisch onderzoek is gedaan, is er niets bekend over de prehistorie van de Engganese cultuur. We kunnen alleen speculeren over de vroege ontwikkelingen op het eiland. Lokale verhalen suggereren een plaats van oorsprong ergens in de heuvels, maar migratie uit overzeese gebieden lijkt realistischer. 14
Al duidt de naam 'Enggano' op vroeg contact met Portugese schepen, de oudste geschreven 15 informatie op het eiland komt uit de journalen van de eerste Nederlandse schepen die naar Indonesië 16 gingen. Op 5 juni 1596 kregen vier schepen onder leiding van Cornelis de Houtman land in zicht. Het bleek een eiland te zijn. Een aantal bemanningsleden probeerde aan land te komen om verse voorraden in te slaan, maar zij keerden terug naar hun schepen nadat ze een aantal inboorlingen hadden gezien die erg agressief overkwamen. In 1602, 1614, 1622 en 1629 deden andere schepen Enggano aan, waarvan sommige erin slaagden om wat waren te ruilen. Over het algemeen stond de bevolking echter niet te springen om contact met bezoekers. In 1645 stuurde het Nederlandse gouvernement in Batavia twee schepen om slaven van Enggano te halen. In de hevige gevechten werden twee Nederlandse soldaten gedood, maar de andere soldaten slaagden erin 82 mensen gevangen te nemen. Op de terugweg naar Batavia stierven zes Engganezen. Het lot van de andere gevangenen is onbekend, maar het is aannemelijk dat zij nooit op Enggano terugkeerden en in Batavia als slaven overleden. De expeditie werd niet bepaald als een succes beschouwd en een tijd lang verloren de Nederlanders hun belangstelling voor Enggano. Meer dan honderd jaar later, in 1771, bezocht de Engelsman Charles Miller Enggano. Zijn ervaringen werden in 1778 gepubliceerd en in 1779 in het Nederlands vertaald. Weer een eeuw later verbleef ene R. 17 Francis , handelaar in kokosolie, twee maal voor langere tijd op Enggano: van 1865 tot 1866 en van 18 1868 tot 1870 . Hij moet een diepe indruk op de Engganese bevolking hebben gemaakt, want toen de 19 Duitse taalkundige Hans Kähler het eiland in de jaren dertig van de twintigste eeuw bezocht, spraken ze nog steeds over deze ‘Mr. Francis’. Pas in de negentiende eeuw wordt het contact met Enggano wat intensiever. We vinden een beschrijving van de handelsactiviteiten van Buginese zeelui met de Engganese bevolking in een artikel uit 1854 van 20 de Buginese handelaar Boewang . Rond die tijd begonnen ook Nederlandse regeringsambtenaren Enggano te bezoeken. Omdat er nooit een permanente Nederlandse buitenpost op het eiland was geweest, bezochten ambtenaren uit Bengkulu Enggano op ‘inspectietochten’. In 1852 verbleef Von Rosenberg twee weken op het eiland. Hij publiceerde zijn bevindingen in een artikel (1855) en een boek (1878). Ofschoon zijn verslag geen zeer nauwkeurige beschrijving geeft van de cultuur van het eiland, is het wel de eerste poging tot een meer wetenschappelijke benadering. Helfrich's artikel uit 1888 is ook zeer bruikbaar. O.L. Helfrich werkte als controleur in Bengkulu en hij bracht diverse malen een bezoek aan Enggano. De belangrijkste onderzoeker van de Engganese cultuur is echter zonder twijfel de Italiaanse reiziger Elio Modigliani. In 1891 verbleef hij drie maanden op het eiland en zijn boek ‘L'isola delle donne.Viaggio ad Engano’ (1894) is nog steeds een belangrijke bron van informatie, niet alleen vanwege de tekst, maar ook vanwege de illustraties. In 1994 werden deze illustraties met grote verbazing ontvangen op Enggano. Toen Modigliani op Enggano was, lagen sommige dorpen nog in de heuvels. Kort daarop verhuisden de bewoners naar de kustgebieden.
Bevolkingsafname In de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de Nederlandse autoriteiten zich zorgen te maken over de snelle afname van het Engganese inwonertal. Ze stuurden medisch opgeleide onderzoekers naar het eiland om de mogelijke oorzaken van de afname te achterhalen. Maar de uitkomsten waren onbevredigend en redenen voor de snelle afname in de oorspronkelijke Engganese bevolking zijn nooit
4
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
gevonden. Het is echter zeer waarschijnlijk dat ziektes als cholera, malaria en syfilis de Engganese bevolking rond 1870 zwaar troffen. Aan het begin van de twintigste eeuw waren er nog slechts een paar honderd Engganezen over. In 1994 woonden er zo’n 1600 mensen op Enggano, waarvan ongeveer 60 procent beweert af te stammen van de oorspronkelijke Engganese bevolking.
5
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
4.
De Engganese cultuur
Economie Landbouw Bananen, knollen (ubi), groenten, vis en kokosnoten zijn er op Enggano altijd in overvloed geweest. In het verleden waren deze producten de voedings- en handelsproducten. Het is zelfs zo dat Buginese handelaren in de negentiende eeuw naar Enggano trokken vanwege de grote hoeveelheden 21 kokosnoten . De meeste Engganezen hebben ergens in de bossen hun eigen tuinen, die ze na verloop van tijd verplaatsen (swidden cultivation). Immigranten volgen hetzelfde patroon, dus met een groeiend inwonertal zal de druk op de grond toenemen. In 1994 verbrandden immigranten uit Java en Sumatra het bos in de buurt van Banjarsari om meer vruchtbare grond te verkrijgen. Vanaf ongeveer 1960 zijn er wat natte rijstvelden op Enggano. De grote aantallen immigranten die in die tijd naar Enggano werden overgebracht kapten bossen en legden er natte rijstvelden aan, waar de lokale Engganese bevolking nu ook gebruik van maakt. Vissen en jagen Naast producten uit de tuin is er een grote verscheidenheid aan vis beschikbaar, vooral uit zee, maar in mindere mate ook uit de rivieren. De bevolking gebruikt verschillende vistechnieken. Ze gebruiken speren om vis te vangen op het rif. Men gebruikt ook lijnen met haken en net voordat de zon ondergaat, kan men vaak mensen zien vissen met kleine netten die ze in het water gooien. Grotere netten worden ook gebruikt: deze worden dicht bij de kust in de zee gezet. 22 Volgens Hans Kähler gebruikte de bevolking ook gif om vis te vangen. De Engganezen eten ook varkensvlees, zij het niet dagelijks. Vooral voor feesten vangen ze graag wilde varkens in het bos. Dat doen ze met grote sterke netten. Eenmaal gevangen worden de varkens doodgeslagen of met speren gedood. De bevolking maakt ook gebruik van vallen. Er zijn voldoende wilde varkens, die soms ook mensen aanvallen als ze aan het jagen of op weg naar hun tuinen zijn. Er zijn ook tamme dieren op Enggano. Varkens, honden, katten en kippen, in de achttiende of negentiende eeuw geïmporteerd, worden in grote getale gehouden. De kerbau, de waterbuffel, kwam later op het eiland. Water Heden ten dage hebben de meeste huishoudens hun eigen waterput. Hieruit kunnen ze water halen om te drinken en te wassen. In tijden van extreme droogte gaan de mensen naar de rivier om te wassen. Water uit de rivieren kan ook als drinkwater gebruikt worden, evenals melk uit de kokosnoten. Het vruchtvlees van de kokosnoot wordt ook gegeten. Handel Een belangrijk handelsproduct is kopra (gedroogd kiemwit van een kokosnoot). Maar vanwege de sterke prijsschommelingen is dit geen zekere bron van inkomsten. Het lijkt er niet op dat er ooit andere exportproducten zijn geweest. Onder de producten die ze, althans in de negentiende eeuw, importeerden, waren kralen, tin en de metalen bladen voor zwaarden, parang. Deze producten zijn terug te vinden in de Engganese materiële cultuur. Voor de komst van de Buginese, Sumatraanse en Europese handelaren, leken de Engganezen niet erg naar de buitenwereld gericht. Hun boten waren waarschijnlijk niet zeewaardig en handel kon daarom alleen maar plaatsvinden tussen dorpen op het eiland zelf.
De sociale structuur De suku De Engganese sociale structuur is gebaseerd op exogame matrilineaire groepen, de zogenaamde 23 suku. Deze groepen behoren volgens oude bronnen strikt exogaam te zijn. In werkelijkheid mogen
6
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
mensen binnen dezelfde groep trouwen, zolang de huwelijkspartners niet tot dezelfde kelompok (sub24 25 groep) behoren, en zolang de godsdienst niet in de weg staat. Er zijn vijf Engganese groepen: Kauno, Kaitora, Kaarubi, Kaohoa, en Kaaruba. De onderverdeling van deze groepen lijkt te verschillen. De meeste van de kelompok zijn uitgestorven. Doordat mensen naar andere eilanden vertrokken en met niet-Engganezen trouwden, ontstond een situatie waarin hun kelompok zich eigenlijk niet meer voort kon planten. Vooral wanneer Engganese vrouwen trouwden met niet-Engganese mannen uit een patrilineaire cultuur, verloor de kelompok zijn bestaanskansen, omdat de kinderen gewoonlijk opgenomen werden in de familie van de man. Hoewel er nu vijf ‘oorspronkelijke’ Engganese suku zijn, schijnen er in het verleden slechts drie geweest te zijn. Men zegt dat deze drie suku afstamden van vrouwen, die naar verschillende houtsoorten waren genoemd. Deze mythe geeft uitleg over de oorsprong van het Engganese volk en 26 verklaart eveneens de huidige sociale structuur. Een zesde suku, Koomayk, werd in 1963 officieel toegevoegd om de toenemende instroom van immigranten van Java een plaats te geven. Ongeveer 2600 dwangarbeiders, of tuna karya zoals ze werden genoemd, kwamen in die periode naar Enggano. Kennelijk werd het probleem om de nieuwkomers in de Engganese sociale structuur op te nemen, opgelost door een nieuwe suku op te richten. Daar de Engganese suku matrilineair zijn, bepaalt de vrouwelijke lijn in de clan de erfenis. Land is eigendom van de vrouwen en wordt overerfd door hun dochters, evenals de oude boten die eens gebruikt werden voor feestelijke gelegenheden en de oude traditionele huizen in de vorm van een bijenkorf.
De politieke structuur De oude bronnen zijn onduidelijk, zelfs tegenstrijdig, over de politieke structuur op Enggano. De 27 mannelijke en vrouwelijke leiders van de suku, respectievelijk ekapu en ekaahuoi genaamd, waren naar alle waarschijnlijkheid zeer belangrijk. De negentiende-eeuwse auteurs concentreerden zich echter 28 op territoriale verdelingen en het hieraan verbonden leiderschap. Het aantal gehuchten dat door verschillende auteurs geteld werd, varieert sterk en de relatie tussen de diverse dorpen en clans is ook onduidelijk. Tegenwoordig wordt het moderne Indonesische stelsel van leiderschap, met kepala desa (dorpshoofden) gebruikt op het eiland. Niettemin spelen familieleiders nog steeds een belangrijke rol. De huidige mannelijke suku-leiders zijn niet altijd de oudste mannen, of oudste broer van het vrouwelijke hoofd van de suku. Zij worden uit verschillende kandidaten, die verwant dienen te zijn aan de vrouwelijke hoofdlijn van de suku, gekozen vanwege hun capaciteiten.
Religies en rituelen Tegenwoordig is 40 procent van de bevolking van Enggano christen; de andere 60 procent is moslim. De Islam heeft zich vooral uitgebreid door de immigratie van mensen van Sumatra en Java. Moslimleiders zijn meestal lokale mensen die op Sumatra zijn opgeleid en naar Enggano zijn teruggekeerd om diensten te leiden. Ze worden beschouwd als plaatselijke bewoners, in tegenstelling tot de zendelingen die als buitenstaanders worden gezien. Vanaf 1903 werkten er Europese zendelingen op het eiland, maar enige tijd geleden werd de zending overgenomen door Batakse zendelingen. Er is niet veel bekend over de oorspronkelijke Engganese godsdienst. Oude bronnen zijn heel vaag over religieuze aangelegenheden. Ook tijdens veldwerk in 1994 kon men geen relevante informatie over het onderwerp verstrekken. Enkele oude bronnen benadrukken het geloof in kwade geesten, maar een duidelijke beschrijving ontbreekt. 29
Van der Straaten en Severijn beweerden dat de Engganezen geen idee hadden van religie. Hun poging om het bestaan van een god uit te leggen, mondde uit in de opmerking dat “deze god dan maar 30 veel geschenken mee moest nemen als hij ooit naar het eiland kwam”. Walland beweert ook dat er geen sporen zijn van enigerlei godsdienst, maar dat ze wel kwade geesten kennen. Hij bespreekt ze in verband met de dood, omdat de doden verondersteld worden in kwade geesten te veranderen die de 31 familieleden van de overledene plagen. Aan de andere kant noemt Walland een verhaal over een cultuurheld, Liho, die de bevolking in acht groepen verdeelde en iedere groep een deel van het eiland gaf
7
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
om meer strijd te voorkomen. Deze cultuurheld wordt ook verondersteld de regels over het huwelijk, overspel, diefstal en moord te hebben bedacht. Liho eindigt als een figuur van de benedenwereld, die aardbevingen en ziektes kan veroorzaken.
Feesten Wahora 32
Zowel Keuning als Suzuki vermelden het bestaan van een groot feest, wahora, dat eens in de paar jaar gevierd wordt op het noordoostelijke deel van het eiland. Er bestaat helaas geen goede 33 beschrijving van dit ritueel. Helfrich schrijft dat wahora een feest was waaraan de hele bevolking van het eiland meedeed. Twee priesters, dukun, leidden de bevolking naar een plaats tussen Malakoni en Karakuwa waar de meeste geesten leefden. Daar werd de bevolking in twee groepen opgedeeld. De mannen gingen daarna hout hakken en verzamelen in elkaars gebied, om daarna terug te keren naar de rituele plek. Vrouwen en kinderen kwamen er ook bij en zij schreeuwden de woorden: “Vernietig alle rupsen, opdat de oogst rijkelijk zij en het geoogste evenveel zal bedragen als de hoeveelheid 34 bijeenverzameld.‘ De dukun leidde deze ceremonie. Daarna genoten ze een gemeenschappelijke maaltijd. Eakalea / kaleak baba 35
In 1973 publiceerde Kähler een beschrijving van wat hij een eakalea feest noemde. Het is het verhaal van een oogstfeest zoals verteld door een informant. De voorbereiding voor de eakalea begon met het schoonmaken van de graven van belangrijke mensen. De organisatoren van het feest kwamen bij het graf van een hoofd bijeen om de procedure te bespreken. Een van hen spleet een kokosnoot doormidden en maakte plechtig de graven schoon, waarbij hij zei: Nu, bid ik voor de graven van jullie allen, nu, en ik heb ze gelouterd zodat al uw rustplaatsen gezuiverd zijn. Maar nu zeg ik: open ze zodat al uw rustplaatsen gezuiverd zijn. Maar nu zeg ik: open mijn ogen voor me hier, maak de aarde voor me niet duister! Waar ik ook mag gaan, stuur me geluk. Wat ik ook zoek in tijden die nog komen gaan, zorg dat ik geen kwaad ontmoet in wat ik doe in tijden die nog komen gaan! Zo spreek ik. Stuur me nu alles wat ik nodig heb om voldoening te bereiken. Zo spreek ik nu bij de 36 voltooiing van het louteren van uw graven op dit moment. Het hoofd was nu klaar om een groot feest te organiseren. Een vrouwelijk hoofd diende ook een ceremonie uit te voeren om ‘het vertrek van haar neven en van haar jongere broers’ te waarborgen. Vervolgens werden de yam knollen, de producten uit de tuinen, verzameld. De mensen bonden ze aan draagstokken, vijftien stokken voor een vrouwelijk hoofd en tien voor een mannelijk hoofd, en brachten het voedsel de volgende dag naar het dorp. Daarna gingen ze vis vangen. Drie nachten lang gingen ze naar de zee en als ze zagen dat ze voldoende gevangen hadden, gingen ze terug naar huis. Het wordt benadrukt dat het hoofd dan riep: Ga in jullie huizen. Wanneer jullie in jullie huizen zijn aangekomen, geef 37 wat je in je handen hebt aan jullie vrouwen. Net als bij de oogst uit de tuinen, werd de vangst mee naar huis gebracht. Na te hebben ‘gebeden’ voor een succesvolle jacht, gingen de mannen het bos in om op wilde varkens te jagen. Het wild werd gevangen en volgens een strikt systeem over de verschillende huizen verdeeld. Het hart, de milt, de lendenstukken en de buik werden verwijderd voordat het varken boven de vlammen van een vuur werd geroosterd. De jagers namen dan de hele vangst mee naar de dorpsslachtplaats, ook wel de ‘plek waar zijn kop eraf wordt gehakt’ genoemd. Daarna brachten ze de kop van het varken naar het huis van een vrouwelijk hoofd. Daarna gingen ze nogmaals op pad, ditmaal naar de tuinen om bananen te plukken. Uiteindelijk trokken ze weer naar zee en bleven daar twee dagen. De vrouwen, die thuis bleven, roosterden de yams. Als de mannen terug kwamen na de visvangst gingen ze weer naar het huis van een vrouwelijk hoofd en zeiden: ‘Het is klaar. We hebben alles volbracht; alles wat we zochten is nu compleet. … Morgen gaan we 38 gevorkte takken halen.’
8
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Van de gevorkte takken en bamboestokken die ze in het bos verzamelden, maakten ze stellingen om het voedsel op uit te stallen. Rijpe, uitgelopen kokosnoten hingen ook bij het voedsel om aan het eind van het feest te worden gebruikt.
Het verzamelen van grote hoeveelheden voedsel is een onderdeel van veel rituele feesten. Modigliani 1894.
Daarna werden jonge kokosnoten ook naar beneden gehaald. Deze vulden de rijpe uitgelopen kokosnoten aan, zo werd gezegd. De bijeenkomst voor het feest, waaraan meerdere dorpen deelnamen, kon niet bij nieuwe maan plaatsvinden, ofschoon de uitnodigingen gericht aan de andere dorpen die bij het feest waren betrokken, wel werden verstuurd als de maan afnam. In de tussentijd werd het voedsel op de gevorkte takken in het dorp dat het feest organiseerde, gezet. Het verhaal gaat dat de gemeenschap in vieren werd verdeeld, en dat er vier stellingen met voedsel gemaakt werden. Terwijl men op de gasten wachtte, hingen de kokosnoten, yams, bananen, vis en stukken varken aan de stokken. Kähler gaf niet alleen een beschrijving van de rituele activiteiten tijdens de festiviteiten. Hij gaf ook informatie over de versieringen die de mensen uit het dorp die het feest organiseerden gebruikten. Het 39 volstaat hier om Kählers opmerkingen te citeren over de sieraden van de vrouwen, opmerkingen die 40 lijken op die welke Helfrich bijna honderd jaar ervoor maakte.
Engganese vrouw in feesttenue. Modigliani 1894.
"… zij dragen schorten gemaakt van Buginese glazen kralen als ze meedoen aan een eakalea feest, en zij dragen oorsieraden gemaakt van de staartveren van de ekiu’i-vogel en van de staartveren van de papegaaien … Zij dragen kettingen van e’odoko schelpen … Er was nog een ander sieraad voor vrouwen: een ‘haarcilinder’. Hierin deden zij hun sieraden, ofwel eit’ia’a. Dit was het sieraad van de vrouwen die een groot eakalea feest organiseerden, omdat we deze niet mogen gebruiken als sieraad bij kleine bijeenkomsten, maar alleen voor bijeenkomsten waar grondige voorbereidingen voor worden getroffen.” Intussen versierden de genodigden zichzelf (op een andere manier) en verzamelden ze ook voedsel om mee te nemen naar het feest. Als de bezoekers in het dorp waar het feest gehouden werd aankwamen, nodigde het dorpshoofd iedereen uit om naar een plek in het bos te gaan waar zij eerder kamp
9
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
opsloegen. Er wordt niet gezegd waar dit was. Mensen namen speren en messen mee voor in het bos. Daarna keerden zij met vreugdekreten uit het bos terug naar het dorp. In de buurt van het dorp vormden ze een cirkel en stampten ze met hun voeten op de aarde. De aarde bulderde van hun gestamp. Uiteindelijk riep het hoofd dat de leiding over het feest had: ‘Genoeg! U bent tevreden, en dat ben ik ook’. Blijkbaar was het een leider van een clan die op bezoek kwam omdat hij verder zei: ‘U heeft me uitgenodigd en ik ben gekomen om onze bijeenkomst op te fleuren. En daarom zijn we beiden tevreden, omdat we hebben afgesproken om onze harten te verlichten met sport.’ Daarna zong en danste iedereen. Degenen die het feest organiseerden, zongen iets anders, en de gezangen werden niet vermengd. Na het dansen nam het dorpshoofd van het dorp een yam, die een dode vertegenwoordigde, en wikkelde hem in een stuk stof. De stof kwam klaarblijkelijk van Tuan Frantjis (mijnheer Francis) die rond 1860 een aantal maanden op Enggano door had gebracht. Het dorpshoofd hield de yam en de stof vast en zei: 'Dit is het einde van mijn gedachten op de plek waar mijn dode kleinkinderen en mijn dode jongere broers en zusters overleden, omdat ik iedereen bij elkaar heb geroepen. Iedereen hier maakt het goed. Laat ons mijn afscheid van hen horen. Zij gaan naar hun dorp, omdat ik nu tevreden ben’. Hierna wordt de beschrijving onduidelijk. Het beeld van de dode en de schaduw (beeld) van een dood kleinkind worden genoemd, maar het is niet duidelijk wie wat zei. Aan het eind legt Kählers verteller uit dat als ze een eakalea feest bijwonen ‘ze geen gevoelens van haat mee moeten nemen naar de plaats van de bijeenkomst, omdat het stamhoofd dan boos wordt omdat we het aspect van het doden meebrachten’ Hoewel het feest nu op zijn eind liep, gingen de bezoekers in de laatste nacht van het ritueel terug naar het dorp van de organisatoren om ze ‘bang’ te maken. Wederom volgens Kähler’s informant, voerden zij verschillende dansen uit en zongen ze prachtige liederen. Er werden ook diverse scènes opgevoerd, maar deze worden niet in detail beschreven.
De "mierendans" De belangrijkste dans heette de mierendans. Tijdens deze dans drongen de dansers de huizen van de mensen binnen, en als de eigenaren van de huizen de indringers met een fakkel verlichtten, symboliseerde dit het verbranden van de mieren, zo werd gezegd. Later als alle dansen uitgevoerd waren, werd voedsel binnengebracht. Deze fase van het feest heette ‘het bezetten van de huizen.’ Uiteindelijk wordt door de gasten een ceremonieel afscheid uitgevoerd; zij krijgen weer grote hoeveelheden voedsel, te zwaar om zonder hulp gedragen te worden. In 1994 beweerden verscheidene informanten dat de mierendans de belangrijkste typisch Engganese dans was, en dat hij nog steeds wordt uitgevoerd als ontvangstdans bij het bezoek van hoge functionarissen.
10
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
5.
De Engganese materiële cultuur
Geen van onze bronnen geeft een volledig verslag van de materiële omgeving van de Engganezen, en tegenwoordig zijn veel traditionele voorwerpen verdwenen. Wanneer we de Enggano collecties (die bijna 41 allemaal in de negentiende eeuw bijeen zijn gebracht) in diverse musea bestuderen, komen we op de volgende classificatie van de oude Engganese materiële cultuur. In tegenstelling tot de eerste Europese afbeeldingen van het Engganese volk in het journaal van Cornelis de Houtman, die ze vrijwel geheel naakt afbeeldt, hadden zowel mannen als vrouwen een grote verscheidenheid aan kleding. Deze kleding was gemaakt van vezels, boombast, kralen, hout, bladtin, veren, bladeren en grassen. Zoals vaak het geval is, was de dagelijkse kleding niet erg speciaal. Vezels en grassen werden gebruikt om lendendoeken te maken en wortels van bomen om armbanden te maken. Men droeg riemen van varkenshaar, hoewel de rijk versierde riemen speciaal werden bewaard voor feestelijke gelegenheden. Er zijn kleine hemden van boombast bekend, maar er is geen duidelijkheid over hun functie en symbolische betekenis. De hoofdbedekking van mannen in de rouwperiode na de dood van een familielid is nogal ongewoon, daar er elders in Indonesië geen gelijksoortige voorwerpen gevonden zijn. Een gebogen hoofddeksel van bananenbladeren moest tot drie maanden na de dood van een familielid gedragen worden. Modigliani publiceerde een foto van een man die zo’n hoofddeksel draagt.
Engganese man met een hoofddeksel voor een rouwperiode. Modigliani 1894.
Vrouwenkleding Het meest opvallende element van de Engganese materiële cultuur is de kleding van de vrouwen voor grote rituele feesten, en dan met name de kaleak baba, het oogstritueel. Rond de heupen droegen ze riemen van varkenshaar, rijk versierd met geïmporteerde glazen kralen. Vooral rode, witte en blauwe kralen werden veel gebruikt en er zijn aanwijzingen dat het aantal rode kralen die aan de riem hingen het aantal hoofden dat voor het feest genomen was vertegenwoordigde. Glaskralen werden ook gebruikt voor de kettingen, in combinatie met een paarlemoeren sieraad. De sieraden zijn meestal versierd met ingesneden geometrische motieven of, in één zeldzaam geval, met een afbeelding van een Europees schip. De hoofdbedekking van vrouwen, epaku, is het meest bijzondere element van de rituele kleding. De epaku bestaat uit een houten cilinder, waarop de beeltenis van een gehurkt figuur, vaak gedeeltelijk bedekt met bladtin, is uitgesneden. Dit tin is op Enggano niet te vinden, dus moet het, net als de kralen, geïmporteerd zijn. Aan de bovenkant van de epaku waren stokjes met kippenveren bevestigd. Bij de meeste epaku in musea ontbreken deze stokjes. Maar heel zelden zien we zo'n hoofddeksel in zijn ‘volle glorie.’
11
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
RMV 728-17.
Op rituele feesten werden deze houten cilinders op het haar van de vrouwen geplaatst en met kleine houten of bamboe stokjes vastgezet. Als ze aan het dansen waren, draaiden de vrouwen rondjes met hun hoofd, waardoor de stokjes met kippenveren in het ronddraaiden. Naast deze epaku werden amuletten, ook met gehurkte figuren, op deze feesten gedragen. Lange vezeldraden, met of zonder 42 kralen, hingen aan deze amuletten. De betekenis van de gehurkte figuren is lang onduidelijk geweest. Modigliani noemt ze ‘oorlogstrofeeën’ en ze komen ook voor op andere voorwerpen dan op de epaku en op amuletten. In musea zijn veel onderdelen van huizen, zoals dakversieringen, deuren en deurkozijnen en versieringen voor huispalen, te vinden. Bovendien hebben diverse musea modellen van huizen, die ook kunnen 43 dienen als bronnen van informatie. Natuurlijk moet men deze schaalmodellen met een kritische blik bekijken, omdat modellen niet altijd even nauwkeurig de werkelijkheid nabootsen. Hieraan dient verder toegevoegd te worden dat de modellen bijna altijd gemaakt zullen zijn geweest voor een verzamelaar en nooit voor lokaal gebruik. Zoals in vele gemeenschapen zijn de huizen belangrijke materiële uitingen van Enggano, met verschillende symbolische betekenissen. Boten en delen van boten We weten weinig over Engganese boten. Beschrijvingen en foto’s zijn er niet. Er zijn bronnen die melden dat er in het verleden grote kano’s bestonden en dat er zelfs wedstrijden tussen families werden 44 gehouden. Er zijn slechts drie modellen van kleine Engganese boten bewaard gebleven. Volgens lokale informanten waren de grote boten eigendom van de suku, met name van de vrouwelijke lijn van de clan. Hetzelfde eigendomsprincipe werd toegepast met betrekking tot de bijenkorfhuizen. Museumcollecties bevatten verschillende ornamenten van boten. Ornamenten voor de voorsteven zijn onder meer vliegende vogels en expressieve houten hoofden met paarlemoeren ogen en tanden. Aan de achtersteven werden gebogen houten stokken bevestigd met daaraan witte stukken katoen. De betekenis van deze versiering is niet bekend. Snijwerk, waarin soms een mannen- en vrouwenfiguur valt te ontdekken, verbindt de linker- en rechterzijkanten van de kano’s. Wapens Messen Het smeden van metaal was en is nog steeds onbekend op Enggano. Tot op de dag van vandaag wordt metaal voor messen en kapmessen (parang) geïmporteerd uit Sumatra. De houten grepen worden nog steeds ter plaatse gemaakt, maar de grepen van de parang laten grote stilistische gelijkenissen zien met de grepen die op Sumatra worden gemaakt. De grepen voor de kleinere messen zijn typisch Engganees.
12
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
RMV 5788-7
De figuren zijn gesneden uit hout, bedekt met bladtin, zoals bij de uitgesneden gehurkte figuren op de hoofdbedekking van vrouwen. In 1994 was een oude Javaanse kris met een in Engganese stijl gesneden greep nog aanwezig op het eiland. Van de kris werd gezegd dat hij het huis en zijn eigenaar beschermde tegen afbranden. Speren Er worden op Enggano veel verschillende soorten speren, aangeduid met het Indonesische woord tombak, gebruikt. De gebogen haken zijn karakteristiek voor Enggano.
RMV 135-29
Vanaf de negentiende eeuw werden de speerpunten gemaakt van metaal, daarvoor van been. Elke categorie speren heeft zijn eigen benaming. Speren worden voor meerdere doeleinden ingezet, maar het meest voor de varkensjacht. Speren werden in vroeger tijd ook geschonken als huwelijkscadeau. Sommige worden beschouwd als familie pusaka en worden via de vrouwelijke lijn aan de volgende mannelijke generatie doorgegeven. Nadat de eigenaar is overleden gaat de pusaka niet naar zijn zoon, maar naar de zoon van zijn zuster. Schilden Engganese schilden zijn zeldzaam. Het Tropenmuseum in Amsterdam heeft drie goed geconserveerde 45 schilden in zijn collectie . Het Wereldmuseum in Rotterdam bezit één exemplaar. Soms staat de beeltenis van een mens of mythisch wezen op de schilden, maar de betekenis van dit ontwerp is niet duidelijk. Bij een aantal huismodellen is een schild aan de onderkant van het huis aangebracht. De drie schilden in het Tropenmuseum zijn groot en zwaar, wat erop wijst dat oorlogvoeren op Enggano een nogal statische aangelegenheid was. Het schild biedt meer dan genoeg ruimte voor één persoon om zich achter te verschuilen, maar is moeilijk te dragen. Een houten pen aan de onderkant van het schild werd waarschijnlijk gebruikt om het in de grond te zetten.
Modigliani 1894.
13
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Gebruiksvoorwerpen Er zijn nog diverse oude Engganese gebruiksvoorwerpen in museumcollecties te vinden. Houten schalen werden gebruikt om voedsel in te bereiden en rotan manden om groenten en fruit van de tuinen naar het dorp te vervoeren. Deze manden zijn nogal kenmerkend vanwege de extra rotan steun aan de buitenkant.
RMV 3600-1595
In 1994 werden deze nog steeds gemaakt en gebruikt, naast de meer recent geïntroduceerde metalen en plastic emmers. Of aardewerk op grote schaal werd gemaakt is nogal onduidelijk. Slechts een 46 aardewerken pot heeft het overleefd. Dissels Er zijn museumcollecties (Amsterdam en Florence) die ook een aantal dissels bevatten. De parang, in het dagelijks leven veel gebruikt, wordt genoemd in de categorie ‘wapens’. Netten Er bestonden verschillende soorten netten. De grootste en stevigste zijn de netten die gebruikt worden om varkens te vangen. Vis- en vogelnetten werden ook gebruikt. De bamboe en kokosnoot houders die gebruikt worden om kleinere netten in te bewaren werden meestal gesloten met een deksel waarin een hurkende figuur was uitgesneden, dezelfde die men terugvindt op de rituele hoofdbedekking van de vrouwen. Muziekinstrumenten Op dit gebied zijn alleen bamboefluiten en schelpenhoorns verzameld.
RMV 820-85
Trommels werden kennelijk niet gebruikt, of ze werden wel gebruikt, maar niet verzameld. In 1994 sloegen mensen kleine bamboestokjes ritmisch tegen elkaar om hun gezang tijdens een bruiloft te begeleiden. Beeldhouwkunst 47
Er is één vrijstaand beeld bekend, dat volgens Modigliani’s aantekeningen een ornament was voor de voorsteven van een boot. Andere driedimensionale beelden worden hier behandeld als onderdeel van de categorieën kleding, huizen en boten.
14
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
6.
Bijenkorfhuizen op Enggano
Het Engganese woord voor huis is euba. Zeer kenmerkend is het bijenkorfhuis (euba ekadodio), maar dit was niet het enige type huis.
Een bijenkorfhuis. Modigliani 1894.
In combinatie met de ronde huizen waren er ook rechthoekige huizen, meestal onderling verbonden door een horizontale plank, die als brug diende. Men kon dus zonder de grond te raken het andere huis 48 bereiken. In bepaalde gevallen kunnen we bij de huismodellen, zien dat er een verhoogde vloer onder het bijenkorfhuis was gebouwd. Twee palen, soms met snijwerk aan de bovenkant, ondersteunden deze vloer. Men kan stellen dat de oude Engganese huizen van praktisch alle andere Indonesische huizen afwijken. 49 Vooral de ronde vorm, soms aangeduid als ‘bijenkorf’ , is opmerkelijk anders dan de welbekende rechthoekige huizen van de Batak, Toraja, Minangkabau, Malay etc. van insulair Zuidoost-Azië. Ronde huizen zijn zeldzaam in dit deel van de wereld. Er zijn ook ronde huizen op de Nicobaren en op Timor, 50 om twee bekende voorbeelden te noemen. In de literatuur over Enggano zijn de Engganese huizen inderdaad vergeleken met de ronde huizen op de Nicobaren, maar die vergelijking gaat alleen in hele grote lijnen op. Palen De simpelste vorm van een rond huis, zonder extra vloer, was in feite alleen een vloer gemaakt van hout 51 van de Afzelia palembanica . Het dak liep door en was rechtstreeks aan de vloer bevestigd, zoals bij een bijenkorf, met rotanbladeren op een frame van bamboe of hout. De bijenkorf werd waarschijnlijk 52 ondersteund door acht tot tien palen , alle ongeveer 2,5 meter hoog. Versiering Er is weinig bekend over de versiering van de rechthoekige huizen, maar de ronde huizen hadden een 53 aantal interessante details. Een houten vogel was aan het top van het huis bevestigd. De centrale paal , of een van de hoofdpalen (als er twee waren) die de vloer van het bijenkorfhuis droegen, was soms 54 versierd met houtsnijwerk. De ingang De kleine ovalen houten deuren, elk in een houten kozijn, waren meestal versierd met bloemmotieven of (menselijke) gezichten.
15
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Deuren van huizen, verzameld door Modigliani.
De huizen waren alleen toegankelijk door deze kleine deuren, elk net breed genoeg om er doorheen te 55 kruipen . Er was geen andere opening, zelfs niet om rook te laten ontsnappen. Een bijenkorfhuis kon bereikt worden door een trap gemaakt uit één boomstam. Boven aan de trap was een gezicht uitgesneden. Paalhuis 56
Een ander type huis op Enggano was het paalhuis ofwel euba kieetebe . Hoewel dit huis wordt 57 genoemd, hebben we nauwelijks informatie over de functie ervan. Helfrich classificeert dit huis als huis om in te leven, net als het Maleise huis en de bijenkorfhuizen.
Modigliani 1894
Varkensstallen Behalve huizen waren er op Enggano ook varkensstallen. Zowel het Museum Nasional in Jakarta en het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden hebben modellen van deze stallen.
RMV 728-8
Ze waren direct op de grond gebouwd en dienden als onderkomen voor tamme varkens. Volgens onze 58 bronnen waren de deurkrukken van deze stallen versierd.
16
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
De ruimte in en rond de huizen In het bijenkorfhuis was slechts één kamer. De enige opening was de deur. Langs de muur bevond zich een aantal voorwerpen die voor de familie van ritueel belang waren, maar helaas is het niet altijd duidelijk welke voorwerpen men hiervoor gebruikte en bewaarde. In het midden van het huis was een haardplaats, meestal gevuld met aarde. De voornaamste reden moet geweest zijn om de insecten uit het huis te verdrijven, ofschoon het vuur het huis 's nachts ook warm hield. Het feit dat er geen opening in het dak zat om rook te laten ontsnappen en dat het keukengerei hier niet werd bewaard, duidt erop dat men elders kookte. Andere voorwerpen in het huis waren de slaapmatten gemaakt van pandanus-bladeren. Alleen man, vrouw en een of twee jonge kinderen sliepen in het bijenkorfhuis. Andere familieleden en oudere kinderen sliepen in een rechthoekig huis, verbonden met het bijenkorfhuis. Dit rechthoekige huis diende niet alleen als slaapplaats, maar werd kennelijk ook gebruikt als keuken. Dit huis moet veel comfortabeler zijn geweest dan het bijenkorfhuis, omdat er geen gesloten muren omheen stonden, waardoor rook makkelijk kon ontsnappen en omdat er meer ruimte was. Een nadeel moet de kou geweest zijn, omdat het vooral 's nachts op Enggano behoorlijk fris kan zijn. Men hield niet alleen varkens onder het huis, maar bewaarde er vermoedelijk ook zijn schild. Dit idee wordt bevestigd door het feit dat het Engganese woord voor schild, euga u obo, ook ‘huis voor een varken’ betekent. De dorpen Het huis van de plaatselijke leider, tevens het hoogste huis, nam gewoonlijk een centrale plaats in het dorp in. De andere huizen werden in een cirkel om dit centrale huis heen gebouwd. Het dorp kon heel 59 klein zijn en uit maar vijf, of iets meer, huizen bestaan, of was iets groter, tot zo'n twintig huizen. Het gebruikelijke Engganese woord voor een dorp is eka’udara. Een dorpsgemeenschap kan echter ook een kahanai’ia genoemd worden, wat zoveel betekent als ‘een plek om varkens te slachten’. Een aantal van deze kleine dorpen kon een cluster vormen. Alle mensen die in zo’n kleine cirkel van 60 huizen leefden, waren familie van elkaar . Zij konden behoren tot dezelfde subgroep of afkomst, kelompok in Bahasa Indonesia of pahai in de Engganese taal, waarbij ze aan elkaar verwant waren in vrouwelijke lijn. 61 Kähler beweerde dat er in elk cirkelvormig dorpje meer dan één clan leefde. Een hek, gemaakt van met rotan aan elkaar gebonden houten palen, stond om het dorp heen. Buiten deze cirkelvormige ruimte waren de tuinen, en iets verder weg de rimboe. Versieringen Op basis van de huidige gegevens is het moeilijk om uit te weiden over versieringen op de bijenkorfhuizen. Men is geneigd om de Engganese situatie te vergelijken met andere culturen in de Indonesische Archipel. Het is echter gevaarlijk om over dit onderwerp te speculeren, omdat de beschikbare informatie ons weinig houvast biedt. Een aantal huizen, waarschijnlijk die van belangrijke dorpshoofden, had een centrale paal onder de (verhoogde) vloer. Een houten beeld, dat aan de bovenkant hiervan bevestigd was, vertegenwoordigde de romp, het hoofd en de omhooggestoken armen van een mens. 62 Modigliani stelt vast dat dit beeld een gedode vijand voorstelt, soms omschreven als een oorlogstrofee. Dit geeft aan dat er een verband bestond tussen oorlogstrofeeën, gesnelde koppen en huisconstructies; een verband dat ook in andere Indonesische culturen bestaat. De deuren Vreemd genoeg is er niet veel bekend over de versierde deuren van Engganese huizen. Modigliani 63 schreef dat de deuren vooral met bloemmotieven versierd waren. Hij noemt één deur met een mensfiguur erop, die volgens hem een kind voor moest stellen. De onderste stukken van de deurkozijnen 64 waren vaak versierd met cirkelvormige of bloemmotieven . In een deurkozijn uit de collectie van het 65 Tropenmuseum in Amsterdam zijn twee figuren, een man en een vrouw, uitgesneden in een positie die geslachtsgemeenschap suggereert. Dergelijke motieven werden op kano’s gebruikt om de linker- en 66 rechterzijkanten van de boten aan elkaar te verbinden.
17
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Vogels Het schijnt dat de vogelmotieven op de nok van de daken van de bijenkorfhuizen een beschermende 67 functie hebben gehad. Houten vogels worden ook gebruikt om de boeg van een kano te versieren, maar het is mogelijk dat ze in dit verband een andere functie hadden. 68
Op grond van zijn gesprekken met een informant, wijst Kähler erop dat de vogels op de boeg van een kano de snelvliegende reiger volgen en de kano daarom sneller maken. Het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden en het Museo Nazionale di Antropologia e Etnologia in Florence hebben prachtige voorbeelden van dergelijke houten vogels in hun collecties.
RMV 820-76b
Bij de meeste huismodellen van de bijenkorfhuizen is bovenaan de trap een mensachtig gezicht uitgesneden. De stijl van dit snijwerk lijkt op dat van het houtsnijwerk dat dient als bekroning voor de centrale paal van het huis, de gehurkte figuren op de hoofdbedekking van vrouwen en de amuletten die tijdens oogstrituelen gedragen worden. Het is aannemelijk dat de versiering op de trappen ook de beeltenis van de gedode vijand voorstelt.
18
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
7.
Afbeeldingen van de gedode vijand
Ondanks het gebrek aan bronnen is het mogelijk om tenminste één materiële uiting aan te wijzen die wellicht van groot ritueel belang is geweest voor de Engganezen. We zijn een aantal keren de gehurkte figuur tegengekomen, op de hoofdbedekking van vrouwen, de amuletten en de deksels van de houders, en we hebben Modigliani’s interpretatie van deze figuren als oorlogstrofeeën genoemd. Dit idee is waarschijnlijk ook een centraal begrip in andere delen van de Engganese materiële cultuur geweest. Gelijksoortige snijwerken, zij het niet de gehele gehurkte figuren, maar alleen de hoofden, komen voor op 69 70 grepen van messen en op versieringen op de centrale paal in het huis en de trappen .
RMV 2139-2
In al deze gevallen is het afgebeelde hoofd waarschijnlijk de beeltenis van een gedode vijand; een beeld dat nauw verbonden is met de vruchtbaarheid van de familie en de grond. Men moest doden om nieuw leven te kunnen creëren. Kennelijk droeg de gedode vijand op Enggano symbolisch het huis. De familie die in het huis woonde, werd als het ware ondersteund door het beeld van de gedode vijand in het zeker stellen van het welzijn van de familie en in het voortbrengen van nieuwe generaties. Informatie afkomstig uit recent veldwerk bevestigt de belangrijke functie van de centrale paal van het huis. Gesprekken met clanleiders op Enggano in 1994 maakten duidelijk dat de centrale paal, tevens de eerste paal die geplaatst werd, cruciaal was voor de suku van de huiseigenaar, en verondersteld werd voorspoed te brengen aan de familie.
19
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
8. De moderne materiële cultuur Ofschoon de meeste Engganezen tegenwoordig in huizen van cement wonen, direct op de grond gebouwd, is er een aanzienlijk aantal mensen dat nog steeds in de rechthoekige huizen van hout en andere natuurlijke materialen op palen woont. De oude bijenkorfhuizen zijn, waarschijnlijk sinds 1903, 71 verdwenen. Er zijn maar enkele televisietoestellen op Enggano en slechts een paar huizen hebben elektriciteit (meestal alleen gedurende een korte periode in de avond), omdat niet iedereen zich een aggregaat kan veroorloven. Sommigen kunnen zich een motorfiets veroorloven. In 1994 was er maar één auto op het eiland en die werd gebruikt om kokosnoten naar de aanlegsteiger te vervoeren. Visnetten worden nu geïmporteerd en zijn gemaakt van moderne materialen. Voor kano’s met een enkele romp worden tegenwoordig buitenboordmotoren gebruikt, met name voor vervoer dicht langs de kust. De open zee wordt gemeden vanwege op de loer liggende gevaren. Zelfs op het koraalrif kunnen de golven hoog en wild zijn. Traditionele kleding is geheel uit het dagelijks leven verdwenen. Bij speciale gelegenheden worden sommige hoofdbedekkingen, speren en lendendecoraties nog gebruikt. De epaku, de hoofdbedekking van vrouwen met de afbeelding van de gedode vijand, wordt niet langer gebruikt. Er zijn wat kleine winkeltjes op Enggano, die geïmporteerde producten van Sumatra, zoals snoep voor kinderen, verkopen.
Dankwoord De auteur wil een woord van dank richten aan Dr. Ciruzzi van het museum in Florence die hem de mogelijkheid bood om Modigliani's collectie over Enggano te bestuderen en aan Dr. Paul Taylor voor zijn hulp bij het bestuderen van de Abbottcollectie in Washington.
20
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Literatuur Anoniem (Pruys van der Hoeven, A.) 1870 Verslag van eene reis van den assistent-resident van Benkulen naar het eiland Engano. Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde 19, 165-200. Boewang 1854
Verslag omtrent het eiland Engano. Tijdschrift voor de Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, vol.2, 379-393.
Brakel, J.H. van, et al. (ed.) 1987 Budaya Indonesia. Arts and Crafts in Indonesia, Amsterdam, Koninklijk Instituut voor de Tropen. De Jong, zie Jong Effendi, N. 1991
Gigliolli, J 1893
Goelam, J. 1929
Pengaruh penduduk pendatang terhadap struktur sosial suku bangsa Enggano di pulau Enggano Bengkulu utara - Propinsi Bengkulu, Laporan penelitian, Padang: Fakultas Sastra, Universitas Andalas. Notes on the ethnographic collections formed by Dr. Elio Modigliani during his recent explorations in Central Sumatra and Enggano. Internationales Archiv für Ethnographie, vol.6, 109-131. Een oriënteerend onderzoek naar de volksgezondheid op het eiland Enggano. Mededeelingen van de Dienst van Volksgezondheid van Nederlandsch-Indië, Batavia, vol.18, 68-78.
Greub, S. (ed.) 1988 Expressions of Belief. Masterpieces of African, Oceanic, and Indonesian Art from the Museum voor Volkenkunde, Rotterdam, New York: Rizzoli. Haeften, F.W. van 1910 Verslag betreffende het onderzoek naar de volksgezondheid enz. op de eilandengroep Engano (Juli-Augustus 1909). Tijdschrift voor de Indische Taal-, Landen Volkenkunde, vol.52, 1-59. Helfrich, O.L. 1888 De eilandengroep Engano. Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Tweede Serie, Deel V, 272-314, 565. 1889 Aanteekeningen betreffende enige klederdrachten in de afdeeling Seloema (residentie Benkoelen) en voorwerpen van de eilandgroep Engano (residentie Benkoelen) afkomstig. Notulen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen 27, V-VII. Jaspan, M.A. 1973 A note on Enggano. Sumatra Research Bulletin, vol.3, 53-63. Jennissen, L. 1904 Engano. Berichten uit Nederlandsch Oost-Indië voor de Leden van den Sint Claverbond, vol.III, 21-25. Jong, J.K. de 1938 Een en ander over Enggano. Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië 48: 246.
21
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Kähler, H. 1973 1975 1987
Texts from the island of Enggano. Sumatra Research Bulletin 3: 64-88. Texte von der Insel Enggano (Berichte über eine untergehende Kultur), Veröffentlichungen des Seminars für Indonesische und Südseesprachen der Universität Hamburg, Band 9, Berlin: Verlag von Dietrich Reimer. Enggano-Deutsches Wörterbuch. Aus dem Nachlass herausgegeben und mit einem Deutsch-Enggano-Wörterverzeichnis versehen von Hans Schmidt, Berlin, Hamburg: Dietrich Reimer Verlag.
Keuning, J. 1955 Enggano, de geschiedenis van een verdwenen cultuur, Indonesië, vol.8, 177-213. 1958 Holzschnitzereien von der Insel Enggano, Bemerkenswerte Überreste einer fast ausgestorbenen Kultur in Indonesia, Nachrichten der Gesellschaft für Natur- und Völkerkunde Ostasiens, vol.83, 10-17. Keurs, P.J. ter 1995 Barkcloth in Indonesia. Simon Kooijman's views, and additional research on Enggano Island. In: D.A.M. Smidt, P. ter Keurs, A. Trouwborst (eds.), Pacific Material Culture. Essays in honour of Dr. Simon Kooijman on the occasion of his 80th birthday, 180197. verwacht Beehive Houses on Enggano Island. To be published in West Indonesian Architecture, vol.2, red. G. Domenig, P. Nas en R. Schefold. Marschall, W. 1988 Doorframe. In: S. Greub (ed.), Expressions of Belief. Masterpieces of African, Oceanic, and Indonesian Art from the Museum voor Volkenkunde, Rotterdam, New York: Rizzoli, 186-187. Meerwaldt, J.H. 1904 Ervaringen op Enggano, De Rijnsche Zending, 60-70. Miller, C. 1778
An Account of the Island of Sumatra, etc. Communicated by Edward King Esq. Philosophical Transactions of the Royal Society of London 68: 160-179.
Modigliani, E. 1894 L'isola delle donne. Viaggio ad Engano, Milano: Ulrico Hoepli. Oudemans, A.C. 1889 Engano (bewesten Sumatra), zijne geschiedenis, bewoners en voortbrengselen. Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, Tweede Serie, Deel VI, 109-164. Rosenberg, C.B.H. Baron von 1855 Beschrijving van Engano en van deszelfs bewoners. Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, vol.3, 370-386. 1878 Der Malayische Archipel. Land und Leute. Leipzig: Verlag von Gustav Weigel. Rouffaer, G.P. en J.W. IJzerman 1915 De eerste schipvaart der Nederlanders naar Oost-Indië onder Cornelis de Houtman 1595-1597. Journalen, documenten en andere bescheiden, I, D’eerste Boeck van Willem Lodewycksz. Werken uitgegeven door de Linschoten-Vereeniging, vol.VII. Smidt, D.A.M., P. ter Keurs, A. Trouwborst (eds.) 1995 Pacific Material Culture. Essays in honour of Dr. Simon Kooijman on the occasion of his 80th birthday, Mededelingen van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden, no.28. Leiden: Rijksmuseum voor Volkenkunde. Straaten, J. van der, en P. Severijn
22
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
1855 Suzuki, P. 1958
Verslag van een in 1854 bewerkstelligd onderzoek op het eiland Engano, Tijdschrift voor de Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, vol.3, 338-369. Critical Survey of Studies on the Anthropology of Nias, Mentawei and Enggano, Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, Bibliographical Series 3, 'sGravenhage: Martinus Nijhoff.
Ter Keurs, zie Keurs Thomaz, L.F.F.R. 1992 Sumatra’s Westcoast in Portuguese Sources of the Mid 16th century. In: B. Dahm (ed.), Regions and Regional Developments in the Malay-Indonesian World. 6. European Colloquium on Indonesian and Malay Studies (ECIMS), 23-32. Wiesbaden: Otto Harrassowitz. Tichelman, G.L. 1942 Een Enganeesch Ethnograficum. Cultureel Indië, vol.4, 58-59. Van Brakel, zie Brakel Van der Straaten, zie Straaten Van Haeften, zie Haeften Von Rosenberg, zie Rosenberg Walland, J 1864 Winkler, J. 1903 1907
Het eiland Engano. Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, vol.14, 93124, 330-339. Bericht über die Untersuchingsreise nach der Insel Engano. Tijdschrift voor de Indische Taal-, Land- en Volkenkunde, vol.46, 558-567. Bericht über die zweite Untersuchungsreise nach der Insel Engano. Tijdschrift voor de Indische Taal-, Land-, en Volkenkunde, vol.50, 147-184.
23
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
Noten 1 Gepubliceerde bronnen Suzuki (1958) geeft een uitstekende samenvatting van de beschikbare literatuur tot op de datum van deze publicatie. Hoewel zijn overzicht niet compleet is (zie verwijzingen in De Jong 1938), is het een goed uitgangspunt voor verder onderzoek, en het geeft een goed overzicht van de publicaties over Enggano. In dezelfde periode heeft Keuning, destijds conservator van de Indonesische afdeling van het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden een historische studie van de Enggano-cultuur gemaakt, waarbij de focus vooral de contacten met de buitenwereld en de dramatische gevolgen hiervan betrof. Keuning heeft twee artikelen over dit onderwerp gepubliceerd (1955, 1958). Meer recente publicaties zijn Jaspan (1973), Kähler (1973, 1975, 1987) en Ter Keurs (1995). Sinds de zestiger jaren van de twintigste eeuw hebben sommige museumcatalogi aandacht aan de Engganese materiële cultuur besteed (bijv. Van Brakel et al. 1987; Greub, 1988). De informatie die over de objecten wordt gegeven is echter gebaseerd op de oude bronnen die ook door Suzuki en Keuning worden gebruikt. Natuurlijk is het wel belangrijk dat deze objecten zijn gepubliceerd. Een selectie van de gepubliceerde bronnen kan onder het kopje ‘Literatuur’ worden gevonden. 2 Ongepubliceerde bronnen De ongepubliceerde bronnen zijn natuurlijk minder toegankelijk. Naast de museumcollecties en bijhorende informatie is er een aantal belangrijke bronnen dat hier genoemd moet worden. Het Portugese archiefmateriaal over vroege reizen naar Indonesië moet verder bestudeerd worden. Als de naam Enggano daadwerkelijk is afgeleid uit de Portugese taal, dan moet deze bron niet verwaarloosd worden. Ten tweede willen wij het archief van de Rheinische Mission in Wupperthal-Barmen in Duitsland noemen. De Rheinische Mission vestigde zich in 1903 op Enggano. Ten derde is er een aantal Nederlandse archieven waarin aantekeningen van voormalige koloniale officieren staan. Er is statistische informatie over de bevolking van Enggano beschikbaar in het Kantor Statistik (Kantoor voor Statistiek) in Bengkulu en bij de lokale autoriteiten op Enggano. Tenslotte is er een M.A. proefschrift van Effendi, van de Universiteit van Padang, dat de sociale structuur van Enggano bestudeert. 3 Museumcollecties Museumcollecties en de bijgehorende gegevens zijn belangrijke bronnen van informatie over Enggano. Vier museumcollecties vormen de kern van onze kennis van de Engganese materiële cultuur. De oudste zijn de collecties van het Museum Nasional in Jakarta en het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Tot op zekere hoogte lijken deze twee collecties op elkaar, omdat dezelfde mensen ze verzameld hebben. Mensen zoals Von Rosenberg en Helfrich werkten voor het Nederlands gezag, en zij verzamelden voor zowel het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen als het Rijksmuseum voor Volkenkunde. De etnografische collectie van het Bataviaasch Genootschap werd later overgedragen aan het Museum Nasional in Jakarta. Sommige verzamelaars, zoals de twee bovengenoemde, zorgden ervoor dat hun verzamelingen goed gedocumenteerd waren. Een zeer belangrijke collectie is bijeengebracht door Modigliani en wordt nu in het Museo Nazionale di Antropologia e Etnologia in Florence, Italië, bewaard. Het blijkt dat Modigliani nog net in staat was om voorwerpen te verzamelen die aan het begin van de twintigste eeuw snel uit de materiële cultuur van Enggano aan het verdwijnen waren. De bootornamenten, de hoofdbedekking van vrouwen en vele andere voorwerpen die Modigliani verzamelde, hebben een esthetische kwaliteit die later niet meer voorkomt. In vele gevallen werden de voorwerpen niet meer gemaakt, of waren ze geheel verdwenen. In dit kader is de collectie van Abbott een referentiepunt. W.L. Abbott verbleef aan het begin van de twintigste eeuw op Enggano, slechts een paar jaar later dan Modigliani, maar zijn collectie van Enggano lijkt in het geheel niet op die van Modigliani. Ofschoon Abbott hetzelfde soort voorwerpen verzamelde, is één blik op de voorwerpen voldoende om een duidelijk verschil in esthetische kwaliteit te onderscheiden. Kennelijk verzamelde Modigliani alle, of de meeste, 'mooie’ stukken, en konden of wilden mensen op Enggano geen nieuwe maken van dezelfde kwaliteit. In 1906 verbleef Abbott drie maanden op het eiland en zijn verzameling bevindt zich nu in het National Museum of Natural History in Washington. Naast deze vier belangrijkste collecties (Jakarta, Leiden, Florence en Washington), is een aantal kleinere verzamelingen de moeite van het vermelden waard vanwege de zeldzaamheid van de voorwerpen of hun esthetische kwaliteit. De kleine Enggano-collectie van het Wereldmuseum in Rotterdam bevat een prachtig deurkozijn (MvVR 7958) (Marschall 1988). Het Tropenmuseum in Amsterdam bezit drie schilden (TM 244-4, 5 en 6) afkomstig van Enggano. Behalve het schild dat Modigliani beschreef, zijn er geen andere schilden bekend. Zelfs de oude collecties van de musea in Jakarta en Leiden bevatten geen schilden. Ofschoon veel volkenkundige musea Engganese voorwerpen bezitten (met name speren en manden), soms zonder hiervan zelf op de hoogte te zijn, blijven de collecties van de bovengenoemde vier musea de belangrijkste.
4
Het veldwerk werd uitgevoerd in samenwerking met het ‘Direktorat Permuseuman’ in Jakarta en de ‘Indonesian Academy of Sciences’ (LIPI). Het werd gefinancierd door het Leids Etnologisch Fonds. Tijdens het veldwerk werd de onderzoeker vergezeld door Thaufik Yusba van het museum in Bengkulu. Een meer gedetailleerd verslag van de Engganese (materiële) cultuur zal in 2002 worden uitgegeven als deel van het boek ‘Condensed Reality; A Study in Material Culture’ door Pieter ter Keurs (in de serie Mededelingen van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden).
5
C.B.H. Baron Von Rosenberg, 1817-1888.
6
O.L. Helfrich, 1860-1958.
7
Het eiland Enggano Indonesisch Pulau Enggano, Enggano ook gespeld Engano, eiland in de Indische Oceaan, voor de zuid-westkust van Sumatra, Bengkulu provinsi, Indonesië. Enggano ligt ongeveer 177 kilometer ten zuiden van de stad Bengkulu. Het is ongeveer 35 km lang van oost naar west, 16 km breed van noord naar zuid en beslaat een gebied van 443 km². De gemiddelde hoogte van het eiland is ongeveer 100 m. Het grootste deel van het eiland bestaat uit heuvels, tot 281 meter hoogte, die dicht bebost zijn met hardhout. Het klimaat is zeer warm en vochtig met veel neerslag het hele jaar rond. In de laagliggende kuststreken liggen kokosnotenplantages; men exporteert hout en kopra. (Bron: Encyclopaedia Britannica).
24
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
8
Voor gedetailleerde informatie over de natuurlijke omgeving zie ‘De Jong’, 1938.
9
Suzuki 1958: 14
10
Winkler (1903) vermeldt dat er op 30 juni 1902 nog slechts 502 Engganezen over zijn. Van Haeften (1910) telde op 23 juli 1909 slechts 372 Engganezen. Inclusief de Maleisiërs en Chinezen op het eiland in die tijd, bedroeg het inwonertal 411. 11
Jaspan 1973: 54
12
Suku is het lokale woord voor exogame matrilineaire clans.
13
De lokale medische hulppost.
14
In het Portugees betekent het woord ‘engano’ ‘teleurstelling’ of ‘bedrog’.
15
De gepubliceerde journalen van deze eerste contacten met de Engganese bevolking geven geen betrouwbare informatie die interessant kan zijn voor onze eigentijdse antropologische doeleinden. De Engganese cultuur was zo vreemd voor de Nederlanders en de oppervlakkige manier van observeren zo bevooroordeeld, dat we rustig kunnen zeggen dat deze bronnen niet het historische belang verdienen dat ze soms toegeschreven krijgen. 16 Cornelis en Frederik de Houtman waren broers die de eerste Nederlandse handelsexpeditie naar Oost-Indië leidden, een gebied waar de Portugezen eerder een handelsmonopolie hadden gevestigd. Cornelis werd rond 1540 geboren in Gouda, en stierf op 11 september 1599 op Atjeh, Sumatra, Nederlands Oost-Indië. Frederik werd in 1571 te Gouda geboren en stierf op 21 oktober 1627 te Alkmaar. Zij werden in 1592 als handelsvertegenwoordigers van negen Nederlandse kooplieden naar Lissabon gestuurd. De Portugezen namen de broers gevangen vanwege het stelen van geheime kaarten van zeilroutes naar Oost-Indië. Na hun vrijlating in 1595 keerden zij terug naar Amsterdam waar Cornelis werd aangesteld tot commandant van vier handelsschepen van de Compagnie van Verre, een syndicaat opgericht door negen kooplieden om handelsbetrekkingen met Oost-Indië aan te gaan. Op 2 april 1595 zetten de gebroeders met deze vloot koers naar Oost-Indië, waarbij ze gebruik maakten van de vaarinstructies van de Nederlandse ontdekkingsreiziger Jan Huyghen van Linschoten. Nadat zij Oost-Indië in 1596 hadden bereikt, ging Cornelis handelsbetrekking aan met de heersers van Java, Sumatra en Bali (nu alle deel van Indonesië); de broers keerden in 1596 terug naar Amsterdam met een lading specerijen. Op een tweede reis (1598-99) knoopten ze handelsbetrekkingen aan met Madagaskar. De gebroeders keerden in 1599 terug op Sumatra, waar Cornelis werd gedood in een gevecht tegen het leger van de Sultan van Atjeh. Frederik, die door de Sultan gevangen werd genomen, bestudeerde tijdens zijn gevangenschap de Maleise taal, en keerde na zijn vrijlating in 1602 terug naar Amsterdam en stelde daar het eerste Maleise woordenboek samen (1603). Later diende hij als gouverneur van Ambon (1605-1611) en de Molukken (1621-1623), nu alle deel van Indonesië; in 1619 ontdekte hij Houtmans Abrolhos, ondiepten aan de westkust van Australië. (Bron: Encyclopaedia Britannica). 17
Mr. Francis blijft een groot mysterie. Kan het zijn dat zijn naam was gebaseerd op het feit dat hij een Fransman was? Prantjis is Maleis voor Frans. 18
De Jong 1938: 10
19
Hans Kähler, …. - ….
20
Verslag omtrent het eiland Engano. Tijdschrift voor de Indische Taal-, Land- en volkenkunde, vol.2, 379393. 21
Keuning 1958: 12
22
1975: XI
23 Tegenwoordig wordt de Sumatraanse term suku gebruikt, maar in de Engganese taal werden de clans eahau-u-ua genoemd (Kähler 1987: 375). 24
Het Engganese woord voor kelompok is pahai.
25 Volgens Jaspan (1973: 5) is er een voorkeur voor matrilineaire huwelijken. Na het huwelijk gaat de man bij de vrouw wonen (uxorilokaal), wier familie eigenaar is van het land. 26 Het verhaal, evenals een gedetailleerder verslag van de sociale structuur, zal in 2002 worden uitgegeven als deel van het boek ‘Condensed Reality. A Study in Material Culture’ door Pieter ter Keurs (in de serie Mededelingen van het Rijksmuseum voor Volkenkunde, Leiden). 27
Kähler 1987: 375
28
Walland (1864: 103) gebruikt het Nederlandse woord gehuchten.
29
1855: 360
25
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
30
1864: 100
31
1864: 98-99
32
Respectievelijk 1955 en 1958.
33
1888:281-282
34
Volgens Helfrich 1888. 'Vernietigt alle rupsen, opdat de oogst rijkelijk zij en het geoogste evenveel zal bedragen als de hoeveelheid bijeenverzameld.' 35
Het woord eakalea is in feite het algemene woord voor feest. In Kählers verslag komt de specifieke kaleak baba niet voor.
36
Kähler 1973: 69
37
Kähler 1973: 70
38
Kähler 1973: 73
39
1973:74
40
1888: 302
41
Met name de musea van Jakarta, Leiden, Florence en Washington. Zie de noot over museumcollecties.
42 De amuletten van vrouwen zijn onder andere te vinden in de collecties van de etnologische musea van Amsterdam, Berlijn, Florence en Delft. 43 Het Museum Nasional in Jakarta (Indonesië), het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, het Museo di Antropologia ed Etnologia in Florence (Italië) en het Tropenmuseum in Amsterdam bezitten oude modellen van Engganese huizen. 44
Een van de modellen wordt bewaard in Florence, twee in Leiden.
45
TM 244-4, 5 and 6
46
In het museum in Florence (no. 9778).
47
Florence, no. 9950
48 Het Museum Nasional in Jakarta (Indonesië), het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden, het Museo di Antropologia ed Etnologia in Florence (Italië) en het Tropenmuseum in Amsterdam bezitten oude modellen van Engganese huizen. 49 Engganese huizen hadden vroeger de vorm van een bijenkorf, Charles Miller (1778) was de eerste die de speciale vorm van de huizen opmerkte en de eerste die ze bijenkorfhuizen noemde. Een dergelijke vorm komt nauwelijks voor in Indonesië. Modigliani vergelijkt de Engganese huizen met de huizen op de Nicobaren in de Indische Oceaan, ten westen van Indonesië. Deze vergelijking gaat maar heel oppervlakkig op. Andere huizen die lijken op de Engganese huizen zijn de ronde huizen van Midden-Timor, hoewel deze niet op palen zijn gebouwd zoals de Engganese huizen. Rechthoekige huizen kwamen, en komen, ook voor op Enggano.
50
Modigliani 1894: 292
51
Kähler 1975: VI
52
De huismodellen in de collectie van het Rijksmuseum voor Volkenkunde hebben ook elk acht palen.
53
Zie modellen in Jakarta nr 4094, en Florence, nr 9636
54 Een centrale paal was waarschijnlijk alleen aanwezig onder de huizen van voorname mensen. In veel huizen ontbreekt de centrale paal. (Modigliani 1894: 232, 234) 55
Helfrich 1888: 294; Modigliani 1894: 119-120.
56
Beschreven door Kähler (1987: 279) en geïllustreerd door Modigliani (1894: Tavola XXI).
57
1888: 294
58
Zie deurkruk in Florence, nr 9650 (Modigliani 1894: 123). Het museum in Leiden bezit ook een klein model van een kippenren (foto, RMV 278-10). 59
Van der Straaten en Severijn 1855: 353; Von Rosenberg 1855: 374
60
Oudemans 1889: 150. Helaas geeft hij niet aan hoe ze verwant waren.
26
© PIETER J. TER KEURS ENGGANO Digitale publicaties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde
61
1975: VIII
62
1894: 233-234
63
1894: 115-119
64
Marschall 1988: 186-187
65
Van Brakel, et. al. 1987: 121
66
Modigliani 1894: 207
67 . Zowel Modigliani (1894: 115) en Winkler (1904: 2) vermelden dat deze houten figuren gebruikt werden om kwade geesten af te weren. 68
1975: 52
69
Modigliani 1894: 236 and RMV 2139-2
70
71
Modigliani 1894: 232, 234. Meerwaldt 1904.
27