“Armoede gevangen” Beleidsnota Armoedebeleid gemeente Helmond 2008-2011
7 oktober 2008
1
Inhoudsopgave Inleiding
3
1.
Beleidsmatige context
4
2.
Definitie en armoedemonitor
6
3.
Visie
8
4.
Doelstellingen
10
5.
Beleidskeuzen Cluster 1 Inkomensondersteuning Cluster 2 Bevordering gebruik voorzieningen Cluster 3 Activering Cluster 4 Samenwerking Cluster 5 Preventie
12 12 14 15 16 17
6.
Middelen
19
2
Inleiding Bij de vaststelling van het collegeakkoord 2006-2010 hebben wij armoedebeleid opnieuw in de schijnwerpers “gevangen”. Een raadsbrede erkenning van armoede als maatschappelijk en individueel verschijnsel dat wij zo mogelijk willen stoppen, maar in ieder geval de (individuele) effecten daarvan willen aanpakken. Onze ambitie is het armoedebeleid primair te richten op het activeren en zelfredzaam maken van onze inwoners. Sinds de vaststelling van het collegeakkoord hebben wij langs verschillende sporen actie ondernomen om het akkoord op het gebied van armoede te realiseren. In de eerste plaats zijn wij een proces gestart om helder te krijgen wat er speelt in Helmond rond armoede. Daarvoor hebben wij een armoedeconferentie georganiseerd in februari 2007 waaraan een groot aantal betrokkenen hebben deelgenomen. Het enthousiasme om met dit onderwerp aan de slag te gaan was (en is) groot; enerzijds vanuit een persoonlijke betrokkenheid, anderzijds vanuit een betrokkenheid als vrijwilliger dan wel professional. De conferentie heeft veel ideeën opgeleverd waaruit een vijftal als favoriet zijn geselecteerd. Een aantal deelnemers was bereid extra werk te verrichten en deze ideeën uit te werken in uitvoerbare voorstellen. In de tweede plaats is tijdens de conferentie afgesproken dat de gemeente een voorstel voor de hoofdlijnen van het armoedebeleid zou samenstellen om de voorstellen van de subwerkgroepen, maar ook andere nieuwe voorstellen, te kunnen toetsen. In de derde plaats hebben we een armoedemonitor laten opstellen om armoede in Helmond en de daarbij behorende doelgroepen inzichtelijk te maken. Wij vinden het belangrijk dat alle belanghebbende partijen bij het thema armoede nauw betrokken zijn bij het proces om te komen tot een Helmonds armoedebeleid. Om die reden hebben wij eerst de raadscommissie gevraagd een mening te geven over de concept hoofdlijnennotitie. Vervolgens hebben we een tweede armoedeconferentie georganiseerd in februari 2008 om de belanghebbenden inspraak te geven op de concept hoofdlijnennotitie en een advies uit te laten brengen voor de prioritering van activiteiten. Tevens is de inventarisatie van de armoedehulpverlening in Helmond vervolmaakt. In mei 2008 is de nota behandeld in de Commissies S en MOE. Daarin zijn verschillende vragen gesteld en voorstellen gedaan. Bovendien is tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota het armoedebeleid uitvoering aan bod gekomen. Ook zijn er gesprekken gevoerd met verschillende partijen uit het veld. Op basis hiervan is de nota en het actieplan aangepast, noemenswaardig is de toevoeging van het cluster preventie. Leeswijzer In hoofdstuk 1 is de beleidsmatige context weergegeven welke is gehanteerd voor het opstellen van deze kadernotitie armoedebeleid 2008-2011. Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van de armoedemonitor die we in 2008 hebben uitgevoerd. In hoofdstuk 3 is op basis van de beleidsmatige context een visie geformuleerd. Met deze visie beogen wij twee doelen en verschillende maatschappelijke effecten te bereiken (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 geeft aan welke keuzen wij maken op basis van de visie. De beleidskeuzen zijn gerubriceerd in een vijftal clusters. Ten slotte treft u in hoofdstuk 6 het financieel kader aan dat de verschillende budgetten in het kader van armoede weergeeft.
3
1.
Beleidsmatige context
Centraal uitgangspunt voor gemeentelijk armoedebeleid is de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners voor hun leefsituatie en de primaire verantwoordelijkheid van de rijksoverheid voor het voeren van inkomensbeleid. Wij hebben ons in de relatie tot het armoedebeleid laten leiden door: het collegeprogramma 2006-2010, de Kadernota Arbeidmarktbeleid en het WMO-beleidskader 2008-2011. In het Collegeprogramma 2006-2010 “Sociaal en Betrokken” is in Programma 2 Werk en Inkomen het armoedebeleid als speerpunt benoemd. In het armoedebeleid dient volgens het collegeakkoord het stimuleren van de deelname van mensen aan betaalde en onbetaalde arbeid en aan de samenleving centraal te staan. Daarnaast zijn inkomensondersteuning en schuldhulpverlening onmisbaar. Het streven daarbij is dat mensen zo lang mogelijk actief op de arbeidsmarkt en in de samenleving zijn. In het programma is de keuze gemaakt om sociaal beleid te vormen dat activerend is voor wie kan werken en toereikend voor wie dat niet meer kan. Het maatschappelijk effect bij programma 2 is: “Meer Helmonders voorzien in hun eigen levensonderhoud. Meer mensen werken, minder mensen zijn afhankelijk van een uitkering.” Als uitvloeisel van het Collegeprogramma is de Kadernotitie Arbeidsmarkt Helmond 20072010 geformuleerd. Hierin zijn ambities opgenomen betreffende economie en arbeidsmarkt, activering en opleiding (re-integratie) en het bieden van een vangnet voor kansarmen op de arbeidsmarkt. Met betrekking tot de laatste ambitie zijn er enkele uitgangspunten opgenomen. De uitwerking daarvan dient in het armoedebeleid te geschieden. Om die reden is het armoedebeleid aanvullende en ondersteunend op het arbeidsmarktbeleid. Naast een arbeidsmarktbeleid, waar de nadruk ligt op werk, is het WMO beleidsplan 20082011 gericht op activering, participatie en zelfredzaamheid. Hierin zijn ambities opgenomen betreffende actieve burgers die zich inzetten voor de samenleving en burgers die in staat zijn om zolang mogelijk zelfstandig te blijven functioneren en te participeren. Een van de voorzieningen die we daarvoor aanbieden zijn de inkomensondersteunende regelingen. Motie verhoging inkomensgrens van 110% naar 120% Mede naar aanleiding van de motie 110%-120% hebben we de effecten van het verhogen van de inkomensgrens van inkomensondersteunende regelingen van 110% naar 120% onderzocht. Op basis van dit onderzoek (voor een toelichting op het onderzoek verwijzen wij u naar bijlage A) komen we tot de conclusie dat we de inkomensgrens niet verhogen. Het armoedebeleid dat voor u ligt is juist gericht op het voorkomen en bestrijden van armoede voor een zeer brede doelgroep. De verhoging van de inkomensgrens draagt slechts bij aan de inkomenssituatie van een klein percentage van de totale doelgroep van het armoedebeleid. Daarnaast legt verhoging van de inkomensgrens extra nadruk op structurele (gemeentelijke) ondersteuning van doelgroepen die niet in staat zijn het eigen inkomen te verhogen. Dit zou tegenstrijdig zijn met het uitgangspunt van dit armoedebeleid, waarin de focus ligt op preventie. Bovendien kost de verhoging van de inkomensgrens structureel € 320.000, terwijl de structurele armoedemiddelen € 200.000 bedragen. We concluderen dat het verhogen van de inkomensgrens van 110% naar 120% om veel investering vraagt welke slechts ten goede komt aan een klein percentage van de doelgroep en weinig effecten zal opleveren aangezien de doelgroep structurele ondersteuning behoeft. We kiezen er daarom voor om de armoedemiddelen in te zetten voor een scala aan activiteiten die een brede doelgroep bereiken en meerdere effecten opleveren. Conform de septembercirculaire 2008 worden in 2008 extra middelen voor armoede beschikbaar gesteld middels het amendement Tang/Spekman (zie pag. 20). Nadere informatie en uitvoeringsregels volgen nog van het Rijk. Zodra deze informatie bekend is zal een voorstel aangeboden worden waarin de inzet van deze middelen wordt beschreven. We
4
zijn wel voornemens deze middelen ten goede te laten komen aan de bredere doelgroep. Hiervoor willen wij de te ontvangen rijksmiddelen tevens verdubbelen. Naast het collegeprogramma 2006-2010, de Kadernotitie arbeidsmarktbeleid en het WMObeleidsplan dienen we bij het formuleren van gemeentelijk armoedebeleid rekening te houden met bestaand rijksbeleid en de wettelijke kaders waarin de gemeente kan en mag opereren. Het recente rijksbeleid zet in op een activerende sociale zekerheid, armoedebestrijding, effectiviteit en kwaliteit van de schuldhulpverlening en ondersteuning van kinderen in armoede. De huidige wettelijke kaders voor gemeentelijk armoedebeleid zijn: activering en participatie, verschaffen van voldoende inkomen en inkomensondersteunende voorzieningen. Maatschappelijke effecten
Arbeid markt beleid
Armoedebeleid
WMObeleids plan
Collegeprogramma 2006-2010
5
2. Definitie en Armoedemonitor Alvorens wij onze visie, beleidsuitgangspunten en actieprogramma kunnen formuleren, is het van wezenlijk belang om antwoord te krijgen op onderstaande vragen. Voor de beantwoording van deze vragen hebben we in 2008 een armoedemonitor uitgevoerd. De armoedemonitor wordt gezien als een nulmeting en wordt periodiek opgemaakt. De armoedemonitor is bijgevoegd bij deze nota. Dit hoofdstuk geeft een bondige samenvatting van de armoedemonitor. Wat is armoede? Armoede kan op verschillende manieren worden gedefinieerd en gemeten. In de armoedemonitor 2008 verstaan wij onder armoede ‘het uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen in de maatschappij door de beperktheid aan middelen (materieel, cultureel en sociaal)’. Voor het meten van armoede hanteren we het landelijk gehanteerde beleidsmatig minimum dat is vastgesteld op 105% van het sociaal minimum. We merken graag op dat mensen met schulden niet per definitie arm zijn. Door het hanteren van deze definitie behoren bepaalde mensen met schulden dus niet tot de doelgroep arm. Hoeveel Helmondse burgers leven in armoede? Het aantal huishoudens dat een minimum inkomen heeft tot 105% van het sociaal minimum was in 2004: 3.700. Dit is 11% van het totaal aantal particuliere huishoudens in Helmond, wat hoger is dan het landelijk gemiddelde van 9% en het gemiddelde van de G27 van 10%. Volgens een raming zal het aantal huishoudens in 2007 dalen tot 3.320 huishoudens. Als we kijken naar het aantal huishoudens met een inkomen tot 110% en 120% van het sociaal minimum, dan hebben we het over respectievelijk 4.020 huishoudens en 6.420 huishoudens. Een aanvullende indicator voor armoede is de mate waarin men afhankelijk is van een uitkering. De bijstand is de belangrijkste uitkering aangezien het sociaal minimum hiervan is afgeleid. Het aantal bijstandgerechtigden bedraagt volgens een raming eind 2007 1.931 huishoudens. Ook de verblijfsduur is een indicator voor armoede. Het aantal huishoudens dat langer dan drie jaar een bijstandsuitkering ontvangt is in 2007: 1.127. 120% 6.420 huishoudens 110% 4.020 huishoudens 105% 3.320 huishoudens > 3 jaar bijstand 1.127 huishoudens
Hoe kenmerken deze burgers zich? Van de circa 3.700 huishoudens met een minimum inkomen van 105% van het sociaal minimum zijn de eenpersoonshuishoudens de grootste groep met 1.500 huishoudens. Daarna komen de paren zonder kinderen met 780 huishoudens. De meeste mensen hebben een bijstands- of WW-uitkering. Volgens een raming maken 1.370 kinderen deel uit van de 3.700 huishoudens. Van de burgers die een bijstandsuitkering ontvangen (1.931 huishoudens) kunnen we een nadere analyse maken. Ten eerste is de verhouding vrouw-man respectievelijk 45.4% en 54.6%. Ten tweede is de leeftijdscategorie tussen 50-65 jaar het grootst (755), gevolgd door de leeftijd 23-39 jaar (609). Ten derde is de meerderheid autochtoon (1.100), niet-westerse
6
allochtonen zijn met 513 huishoudens vertegenwoordigd en westerse allochtonen met 230 huishoudens. Qua uitkeringsduur hebben de meesten een uitkering langer van 1 jaar (1.546), de groep met een uitkering langer dan 3 jaar bedraagt 1.127 huishoudens. Opvallend is dat 1.411 huishoudens ingeschreven staan bij het CWI. Qua ruimtelijke spreiding is het aandeel sociale minima bovengemiddeld in de Binnenstad (16%), Helmond-West (16%), Helmond-Oost (12%) en Helmond-Noord (12%).
7
3.
Visie
De beleidscontext in hoofdstuk 1 en de armoedemonitor 2008 hebben geleid tot de formulering van de volgende uitgangspunten als belangrijkste basis voor ons handelen. Wij accepteren: - dat er verschil bestaat in inkomensniveau van inwoners - dat inkomensbeleid primair een verantwoordelijkheid is van de rijksoverheid - dat inwoners in beginsel zélf verantwoordelijk zijn voor het voorzien in hun eigen levensonderhoud en het participeren aan de samenleving Wij accepteren echter niet: - dat een beter toekomstperspectief ontbreekt voor inwoners met een minimum inkomen - dat inwoners in een uitzichtloze positie blijven als zij zélf gemotiveerd zijn hun perspectief te verbeteren - dat inwoners de weg naar voorzieningen niet kunnen vinden - dat hulp- en dienstverlening zó versnipperd is dat iedere motivatie om hiervan gebruik te maken wordt gefrustreerd Deze uitgangspunten brengen ons tot de volgende visie: Wij vinden dat armoedebeleid erop gericht moet zijn om inwoners met een laag inkomen in staat te stellen mee te (blijven) doen. Armoede is dus niet alleen een financieel vraagstuk, maar het heeft ook sociale aspecten. Dat wil zeggen dat deelname aan sociale, economische, educatieve en recreatieve activiteiten een positief effect heeft op de positie van onze burgers. Wij vinden het belangrijk ons beleid te baseren op de mogelijkheid van levensonderhoud èn participatie. Daarmee erkennen we dat onze burgers, naast de minimaal noodzakelijke middelen die nodig zijn om in hun levensonderhoud te voorzien, ook bescheiden middelen moeten hebben voor zaken, activiteiten, die deelname aan de samenleving bevorderen.
Onze missie is om diverse voorzieningen in te zetten om armoede te voorkomen en te bestrijden. Primaire preventieve activiteiten dienen ervoor te zorgen dat de instroom van mensen in een armoedesituatie zo laag mogelijk blijft. Enerzijds beogen we inwoners met een minimuminkomen te activeren (toeleiden naar betaald en onbetaald werk) en te ondersteunen (bieden van indirecte en directe financiële ondersteuning). Anderzijds beogen we inwoners in herkenbare dreigende armoedesituatie de weg te wijzen in de armoedehulpverlening. Mensen die al in een armoedesituatie verkeren onderscheiden we in drie categorieën: goede, gemiddelde en weinig mogelijkheid/ kans op uitstroom. De secundaire en tertiaire preventieve activiteiten richten zich op het voorkomen van erger en het voorkomen van herhaling. We kiezen ervoor om alleen die burger die niet in staat is het inkomen te verhogen (te weten: chronisch zieken, gehandicapten en ouderen), te helpen met inkomenondersteunende maatregelen. Deze mensen bieden we blijvende ondersteuning in de vorm van inkomensondersteunende regelingen. De mensen die wel de mogelijkheid/ kans hebben om hun eigen inkomen te verbeteren, bieden we tijdelijke ondersteuning. Het effect van onze inzet is: een daling van het aantal mensen dat instroomt in een armoedesituatie en een stijging van het aantal mensen dat uitstroomt uit een armoedesituatie.
8
Schematisch ziet onze missie er als volgt uit:
Goede mogelijkheid/ kans op uitstroom
INSTROOM
Tijdelijke ondersteuning
UITSTROOM
Gemiddelde mogelijkheid/ kans op uitstroom
Weinig mogelijkheid/ kans op uitstroom
Blijvende ondersteuning
PREVENTIE
Om onze missie te bereiken neemt de gemeente een visionaire regierol1 op zich. De focus van een visionair regisseur ligt op zijn overtuigingskracht, door het ontbreken van middelen om actoren mee te laten doen. Als gemeente zijn wij bij de uitvoering van het armoedebeleid afhankelijk van de samenwerkingspartners in het veld. Onze regierol kenmerkt zich door het mobiliseren, enthousiasmeren en tot medewerking bewegen van onze samenwerkingspartners. Daarbij sturen wij onze maatschappelijke partners door middel van resultaatgestuurde opdrachtformuleringen (TRILL-methodiek2) en / of via prestatieafspraken aan op een integrale samenwerking in het veld.
1
Binnen het regieconcept bestaan er vier hoofdvarianten van regie: beheersingsgerichte regie, uitvoeringsgerichte regie, visionaire regie en faciliterende regie. 2 TRILL: (Transparante Resultaatgerichte Informatievoorziening) methodiek die de verantwoordelijkheden en de te leveren prestaties van betrokken partijen in kaart brengt.
9
4.
Doelstellingen
Op basis van de geformuleerde visie beogen wij armoede in Helmond dus het voorkomen en bestrijden. Wij willen onze aanpak langs twee sporen vormgeven: a) Inkomensondersteuning = voldoen in levensonderhoud Æ het voorkomen dat mensen te ver in het financiële moeras wegzakken door het informeren, signaleren, ondersteunen en zo nodig ingrijpen. b) Activering = participatie Æ het activeren van inwoners met ondersteuning en maatregelen.
Binnen deze sporen streven wij ernaar verschillende maatschappelijke effecten te realiseren. -
Meer mensen kunnen voldoen in levensonderhoud Minder mensen hebben schulden Meer mensen weten de weg naar voorzieningen te vinden. Meer mensen nemen deel aan sociale, recreatieve, sportieve, educatieve en culturele activiteiten. Meer organisaties zijn duurzame samenwerkingsverbanden aangegaan op het gebied van armoede
Beïnvloedbaarheid In het verlengde van onze visionaire regierol zijn we ons ervan bewust dat de beïnvloedbaarheid van armoede door gemeentelijk beleid voor een groot deel bepaald wordt door omstandigheden zoals: - inkomensbeleid van het Rijk; - economische ontwikkelingen (hoog/ laag conjunctuur) - competenties van de inwoners zelf; - samenwerking en inzet van derden; Het inkomensbeleid is primair een verantwoordelijkheid van het Rijk. We hebben geen invloed op de inkomensondersteunende regelingen die het Rijk uitvoert. Als gemeente kunnen wel invulling geven aan lokale regelingen. Daarnaast hebben we geen invloed op de economische conjunctuur. Wel trachten we middels het arbeidsmarktbeleid voldoende werkgelegenheid te realiseren voor de Helmondse burgers. De mate van succes van ons beleid is ook afhankelijk van de competenties van onze inwoners. We trachten middels het jeugdbeleid de ontwikkeling van onze burgers zoveel mogelijk te bevorderen. Binnen onze visionaire regierol hebben we enige invloed op de samenwerking van derden. Maar voor de organisaties die wij niet financieren, is onze beïnvloedingssfeer geringer. Kortom, we kunnen als gemeente armoede in beperkte mate beïnvloeden. Voor het gedeelte dat we wel kunnen beïnvloeden, kunnen we activiteiten inzetten. De effecten van deze activiteiten trachten we zo goed mogelijk te meten. We constateren echter dat van een direct causaal verband geen sprake is. Bijvoorbeeld, op het moment dat wij als gemeente besluiten de bijdrage aan de ziektekosten verzekering per persoon met € 50,- te verhogen, en direct daarop verhogen verzekeraars de premie met € 50,- , dan is het niet vanzelfsprekend dat de bedeelde burger als gevolg hiervan er financieel op vooruit gaat. Door het ontbreken van een direct causaal verband is het meten van resultaten lastig. Tóch willen we effecten en resultaten zichtbaar maken. Bij elk cluster dat in hoofdstuk 5 staat, benoemen we daarom één indicator en één resultaat.
10
Met indicator bedoelen we een meetinstrument dat inzicht geeft in de mate waarin resultaat behaald is. Een resultaat is een concreet, tastbaar, product als gevolg van inspanningen. De resultaten die we per cluster hebben benoemd, zullen we opleveren in de volgende perioden: Cluster 1 Inkomens ondersteuning: Cliëntmonitor Schuldhulpverlening Datum: eind 2009 Cluster 2 Bevordering gebruik voorzieningen: Stijging van het aantal aanvragen voor gemeentelijke inkomensondersteunde voorzieningen Datum: eind 2009 Cluster 3 Activering
Stijging van het aantal nieuwe mensen dat in beeld is en gebruik maakt van activerende activiteiten Datum: 2010
Cluster 4 Samenwerking
Afgestemd aanbod armoedehulpverlening Datum: eind 2009
Cluster 5 Preventie
Jaarverslag uitvoering preventieve activiteiten Datum: eind 2009
11
5.
Beleidskeuzen
5.1 Armoedeclusters De activiteiten en voorzieningen die we gaan inzetten zijn te rubriceren in een vijftal clusters, te weten (inkomens)ondersteuning, bevordering gebruik regelingen/voorzieningen, activering samenwerking en preventie. Binnen deze clusters zijn op basis van onze visie keuzes gemaakt. De concrete maatregelen per cluster zijn opgenomen in het actieplan. Dit actieplan geeft per cluster de ingezette voorzieningen en activiteiten aan met de beoogde resultaten en de financiële consequenties.
I. (Inkomens)ondersteuning Binnen de gemeente Helmond bestaan verschillende inkomensondersteunende voorzieningen. Ten eerste zijn er gemeentelijke individuele en categoriale voorzieningen (structureel en incidenteel), die financiële ondersteuning bieden. Hierbij kan gedacht worden aan de individuele bijzondere bijstand. Ten tweede zijn er voorzieningen die de gemeente financiert (structureel en incidenteel), maar door derden worden uitgevoerd, zoals Stichting Leergeld. Ten derde zijn er voorzieningen die persoonlijke ondersteuning bieden op het gebied van financiële dienstverlening/ schuldhulpverlening. Gemeentelijke individuele en categoriale voorzieningen3 Om het toekomstperspectief en de zelfredzaamheid van minima te verbeteren bieden we inkomensondersteuning. Deze inkomensondersteuning beoogt mensen met een minimum inkomen en/ of mensen in financiële problemen (tijdelijk) te ondersteunen. Inkomensondersteuning kan individu gericht en/ of categoriaal uitgevoerd worden. Individuele voorzieningen hebben als voordeel dat zij maatwerk kunnen bieden. Echter, de uitvoeringskosten zijn hoog en niet iedere voorziening behoeft individueel beoordeeld te worden. De uitvoeringskosten van categoriale voorzieningen kunnen daarentegen zeer laag zijn, omdat er geen sprake kan zijn van maatwerk. Er wordt enkel gekeken welke mensen in aanmerking komen voor inkomensondersteuning en dat wordt geregeld, maar er wordt niet integraal bekeken welke acties/maatregelen nog meer voor deze mensen van toepassing zouden kunnen zijn. Iedere gemeente heeft binnen de wettelijke mogelijkheden de vrijheid een keuze te maken voor individuele danwel categoriale inkomensondersteuning. Bij beide dient aandacht te zijn voor rechtmatigheid (het voldoen aan wet- en regelgeving) en het voorkomen van een stapeling van categoriale voorzieningen bovenop individuele voorzieningen. Daarnaast dient aandacht te zijn voor het voorkomen van de bekende armoedeval waarbij uitstroom naar werk leidt tot een verlies van diverse voorzieningen. De gemeente Helmond kiest ervoor om individuele voorzieningen aan te bieden en alleen als het kan categoriaal. We gaan dus voor zo veel mogelijk maatwerk. Binnen de inkomensondersteunende voorzieningen kiezen we ervoor, oog te hebben voor specifieke groepen waaronder ouderen, kinderen en chronisch zieken en gehandicapten. Deze specifieke groepen blijken gevoeliger voor de risicofactoren4 van armoede. (Inkomens)ondersteuning door derden Ook onze partners in het veld bieden inkomensondersteuning. Het totaal aanbod aan armoedehulpverlening is opgenomen in bijlage B. De gemeente subsidieert deze organisaties volledig, gedeeltelijk of niet. In het kader van het armoedebeleid subsidiëren we 3
Voor verdere informatie over inkomensondersteunende voorzieningen, verwijzen wij u naar bijlage B. De kans, langdurigheid en overdracht van armoede wordt beïnvloed door: geen of te lage opleiding, lichamelijke beperking en gezondheid, overlijden, verslaving, dakloos, geen werk, scheiding, de woonbuurt/sociale omgeving. 4
12
sinds 2001 Stichting Leergeld. Andere voorbeelden van inkomensondersteuning door derden is de Super Sociaal en Thomas van Villanova. De Super Sociaal biedt niet alleen inkomensondersteuning, maar activeert ook hun klanten. Thomas van Villanova helpt mensen in een acute armoedesituatie zodat erger wordt voorkomen. Financiële dienstverlening/ schuldhulpverlening Op het moment dat een klant zich meldt bij de Budgetwinkel of SaldoPlus, vind een intake plaats. Als de schulden niet binnen het inkomen van de klant betaald kunnen worden, stelt de Budgetwinkel een probleemanalyse en/of crisisinterventie op. Andere klanten worden geholpen bij SaldoPlus. Vervolgens worden er verschillende voorzieningen ingezet om tot een structurele oplossing te komen: informatie en advies, herfinanciering, schuldregeling, schuldbemiddeling, budgetbeheer, beschermingsbewind, budgetcoaching/ begeleiding, flankerende hulp5, budgetteringscursus, het treffen van minimaal 36 maanden (zijnde het schuldregelingstraject) in behandeling bij de Budgetwinkel. Tijdens het traject werkt de Budgetwinkel samen met schuldeisers en Stadsbank Midden Nederland. In 2007 waren er 279 afgehandelde aanvragen schuldhulpverlening bij de Budgetwinkel. Daarnaast waren 101 klanten in budgetbeheer. Schuldhulpverlening levert maatschappelijk rendement6 op door het voorkomen van hoge maatschappelijke kosten en het vergroten van het succes en effect van andere gemeentelijke beleidsterreinen als re-integratie en het sociale activeringsbeleid. Een ander aspect dat genoemd kan worden als maatschappelijk rendement is de toename van welzijn van de schuldenaar en zijn directe (gezins) omgeving 7 Binnen de schuldhulpverlening zijn drie ontwikkelingen waarneembaar. Ten eerste het in werking treden van de nieuwe Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). Hiermee krijgt de Budgetwinkel extra specialistische taken, omdat zij als poortwachter dienen op te treden voor de Wsnp, monitoren en/ of daadwerkelijk hulp bieden. Ten tweede vindt er een aanscherping plaats van de schuldhulpverleningscriteria. Ten derde laten onderzoeken zien dat het aantal jongeren met schulden stijgt waardoor preventie een belangrijk aspect wordt en ook steeds meer gezinnen komen in betalingsproblemen zodat een proactieve benadering van deze doelgroepen een aandachtsveld zou moeten worden voor de Budgetwinkel binnen dit domein. Op het gebied van sociaal welbevinden bestaan er verschillende organisaties in Helmond die psychosociale hulpverlening aanbieden. Specifiek op het gebied van schuldhulpverlening heeft de Budgetwinkel een contract met Maatschappelijke Dienstverlening Helmond de Peelzoom. We kiezen ervoor om deze samenwerking te intensiveren en uit te breiden naar andere organisaties, aangezien onderzoek heeft uitgewezen dat integrale schuldhulpverlening bijdraagt aan het sociaal welbevinden van burgers: - biedt stabiliteit, rust en toekomstperspectief; - zorgt voor grip op het leven en kansen om weer mee te doen; - zorgt voor minder stress en angst; - vergroot zelfvertrouwen en de kans op re-integratie; - leidt tot een stabiele (gezins)situatie en biedt kansen op een betere toekomst. Voor een uitwerking hiervan zie cluster 4 samenwerking. We kiezen ervoor om (extra) in te zetten om schulden onder kinderen/ jongeren terug te dringen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat 40% van de werkende jongeren onder de 25 jaar een schuld heeft van gemiddeld € 900. Van de groep jongeren die nog bij hun ouders wonen, heeft één op de drie een schuld van € 750. Als deze jongeren zelfstandig gaan
5
Bijvoorbeeld: psychosociale hulpverlening waarbij de Budgetwinkel professionals inschakelt. Door het voorkomen van huisuitzettingen, herhuisvestingskosten, maatschappelijke opvang, extra beroep op bijzondere bijstand, afsluiting gas, water en elektriciteit en uitval personeel. 7 Uit: Maatschappelijk rendement Integrale schuldhulpverlening, MDO, SWD, VKB, november 2007 6
13
wonen, is dit aantal verdubbeld en heeft maar liefst twee op de drie jongeren een schuld van gemiddeld € 1750. Indicator:
Aantal nieuwe cliënten en recidivisten in de schuldhulpverlening
Resultaat:
Cliëntmonitor Schuldhulpverlening met aantal nieuwe cliënten, recidivisten en de oorzaken van de schulden
II. Bevordering gebruik voorzieningen Wij vinden het onacceptabel dat mensen de weg naar voorzieningen niet kunnen vinden. Inwoners moeten weten waar ze recht op hebben. Dat geldt voor inwoners in een armoedesituatie, maar ook voor anderen, omdat armoede iedereen kan overkomen. Daarom kiezen we er allereerst voor onze lokale informatievoorziening op orde te brengen. We verbeteren de voorzienig door deze toegankelijker en beter bereikbaar te maken. Daarnaast streven we naar een vereenvoudiging van de toegang van maatregelingen en voorzieningen. In 2007 hebben we het pilot-project PlusPunt uitgevoerd. Het project was bedoeld om een nieuwe methodiek (door middel van huisbezoeken) uit te proberen voor een actieve aanpak van het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen. Het project is echter niet voortgezet. De belangrijkste reden daarvoor was dat het bereik te gering was. Gedurende een periode van 12 maanden werden slechts 129 mensen bereikt waarvan 94 al bekend waren bij de gemeente. Bovendien bleek een dergelijke pro-actieve benadering bijzonder kostbaar. Het project heeft ons wel een aantal leerpunten opgeleverd:8:
-
-
Ondersteuning in de vorm van een pro-actieve en intensieve aanpak leidt in veel gevallen tot fundamentele verbeteringen in de situatie van de cliënt. Beter is wel om deze methode aan te vullen met gelijktijdige toepassing van andere methodieken en voorzieningen. Intensiever screenen op de mogelijkheden voor inkomensondersteuning via bestandskoppeling dient geïntegreerd te worden in bestaande werkprocessen. Binnen bestaande werkprocessen dient per cliënt gekeken te worden voor welke inkomensondersteuning men in aanmerking komt. Om doelgroepen te bereiken dient samenwerking met infopunten in de wijken plaats te vinden en adequate communicatievormen (met name het taalniveau van de tekst) gekozen te worden.
Een leerpunt van het project PlusPunt is dat bestandskoppeling geïntegreerd dient te worden in de bestaande werkprocessen. We hebben als gemeente per 1 januari 2008 de wettelijke verplichting om de cliënt slechts eenmaal gegevens te vragen (Wet eenmalige uitvraag klantgegevens). In het verlengde daarvan wordt het “Digitaal Klantdossier” (DKD) een verplicht instrument. DKD is een elektronisch dossier dat van elke klant alle gegevens bundelt die bij verschillende instanties bekend zijn. Met het DKD zijn de juiste gegevens altijd eenvoudig beschikbaar en hoeven cliënten minder in te vullen. Het scheelt daardoor tijd en papieren rompslomp. De gemeente Helmond voldoet aan deze wettelijk verplichting en is “DKD-proof”; dat wil zeggen dat klanten van Werk en Inkomen, CWI en UWV hun eigen gegevens kunnen inzien en dat vermelde informatie wordt hergebruikt. We kiezen ervoor het aantal instellingen dat gekoppeld is aan DKD te vergroten. Het derde leerpunt richt zich op maatwerk; per cliënt dient “breder gekeken” te worden. We kiezen ervoor om nieuwe werkvormen, waaronder het Project Eén Klantbegeleider, de kans 8
Uit: Notitie evaluatie project PlusPunt – februari 2008 - Gemeente Helmond
14
te geven om in werking te treden. Dit project zorgt ervoor dat elke organisatie van de Welzijnsring een contactpersoon traint mensen in een armoedesituatie te signaleren, te ondersteunen en zondig door te verwijzen. Met betrekking tot het laatste leerpunt kiezen we ervoor extra aandacht te besteden aan de doelgroepen die minder zelfredzaam zijn (ouderen, chronisch zieken en gehandicapten). Wij vinden het onacceptabel dat mensen die wel bekend zijn met voorzieningen, geen gebruik ervan maken omdat zij bijvoorbeeld het aanvraagformulier niet kunnen invullen. We zorgen ervoor dat de hulpverlening op dit gebied is afgestemd. (voor informatie over het afstemmen van het aanbod verwijzen wij u naar cluster 4) Ook stimuleren we wijkgerichte armoedehulpverlening. Uit onderzoek blijkt namelijk dat in bijna 30% van de gemeenten sprake is van concentraties van armoede in wijken. Uit de armoedemonitor 2008 blijkt dat dit ook voor de Helmondse wijken Helmond-West, Binnenstad, Helmond-Oost en Helmond-Noord geldt. Bovendien geeft de evaluatie van het project PlusPunt aan dat doelgroepen beter bereikt kunnen worden door samenwerking met infopunten in de wijken en door het kiezen van adequate communicatievormen. Indicator:
Aantal aanvragen voor gemeentelijke inkomensondersteunende voorzieningen
Resultaat:
Stijging van het aantal aanvragen inkomensondersteunende voorzieningen
voor
gemeentelijke
III. Activering Een belangrijke ambitie in het WMO beleidsplan is het activeren en zelfredzaam maken van inwoners. Deze ambitie gaat echter wel uit van twee uitgangspunten. Ten eerste hebben burgers een eigen verantwoordelijkheid voor het voorzien in eigen levensonderhoud en het participeren in de samenleving. Ten tweede dient het toekomstperspectief van inwoners met een minimum inkomen wel verbeterd te worden. In relatie tot het eerste uitgangspunt kunnen we ons als gemeente verschillende rollen aanmeten. Groepen9 die niet de (financiële) mogelijkheden hebben om actief deel te nemen aan de samenleving (zoals kinderen, ouderen en chronisch zieken) gaan we actief ondersteunen met als doel dat ze de regie op het eigen leven weer kunnen oppakken. Dit noemen we outreachend werken. Voorwaarde daarbij is dat men de motivatie heeft om de eigen problemen op te lossen en hulp en begeleiding te accepteren. Een voorbeeld van outreachend werken, is de samenwerking die de Budgetwinkel is aangegaan met RWE, Essent en de woningbouwcoöperaties. De strekking van de overeenkomst is dat de organisaties klanten met betalingsachterstanden aanmelden bij de Budgetwinkel. De Budgetwinkel schrijft deze mensen aan, brengt ze op de hoogte van hun ondersteuningsmogelijkheden en nodigt ze uit voor een gesprek. Indien de klant binnen enkele weken niet reageert, stuurt de Budgetwinkel een herinnering. Wordt daarop niet gereageerd, dan vindt terugkoppeling naar de organisaties plaats. Momenteel wordt specifiek voor de OGGZ-doelgroep10 bemoeizorg toegepast.
9
Er zijn groepen mensen die meer risico lopen op een (langdurige) armoedesituatie. De risicogroepen hebben vaak te maken met meer risicofactoren en omstandigheden tegelijkertijd. 10 OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) richt zich op het bieden van hulp aan mensen die te maken hebben met een combinatie van problemen en niet zelf om hulp vragen of zorgverlening weigeren. Achterliggende problemen zijn bijvoorbeeld: verslavingen, psychiatrische of psychische ziektebeelden, sociaal isolement, geweld en/of gebrek aan competenties.
15
De overige groepen hebben in principe wel de mogelijkheid/kans om actief deel te nemen aan onze samenleving. We gaan deze groep met name proberen te activeren middels arbeidsmarktvoorzieningen en maatschappelijke activering (Kadernotitie Arbeidsmarktbeleid 2007-2010). Activiteiten die momenteel al worden uitgevoerd zijn sociale activering en de stimulering van vrijwilligerswerk. De gemeente heeft bijvoorbeeld een contract met de Vrijwilligercentrale in het kader van sociale activering. Het uitvoeren van vrijwilligerswerk geeft bovendien privileges middels de vrijwilligerskaart. De kaart maakt sociale, educatieve en culturele activiteiten toegankelijker door het bieden van kortingen en sommige activiteiten zijn gratis. Al deze activiteiten dienen bij te dragen aan een beter toekomstperspectief van burgers met een minimum inkomen. Ten slotte financieren en ondersteunen we organisaties in het veld die activiteiten uitvoeren om mensen te activeren, zoals het activerend huisbezoek van SWOH. Indicator:
Aantal nieuwe mensen die in beeld zijn en gebruik maakt van activerende activiteiten.
Resultaat:
Stijging van het aantal nieuwe mensen dat in beeld is en gebruik maakt van activerende activiteiten
IV. Samenwerking Armoedesituaties zijn vaak complex en vergen een eigen aanpak. Armoedebestrijding en armoedepreventie is daarom niet een taak van de gemeente alleen. Begin 2008 hebben we armoedeconferentie georganiseerd. Daarbij hebben we de armoedehulpverlening geïnventariseerd.11 We constateren dat organisaties al samenwerken op het gebied van armoede. We zien echter ook dat het aanbod in armoedehulpverlening niet altijd op elkaar is afgestemd. We vinden het onacceptabel als inwoners om die reden de weg naar de voorzieningen/maatregelen niet kunnen vinden. Wij kiezen er voor om als gemeente de samenwerking tussen organisaties te stimuleren en waar nodig te faciliteren. Daarvoor is het nodig dat hulp- en dienstverlening op een effectieve manier wordt georganiseerd, waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en ook durft om op onorthodoxe wijze samen te werken. Daarmee beogen we een integrale samenwerking die de weg naar voorzieningen en maatregelen vergemakkelijkt en doelgroepen bereikt die we nu niet bereiken. Enerzijds doen we dat door de informatievoorziening op orde te brengen (cluster 2). Anderzijds kiezen we ervoor om het huidige aanbod af te stemmen. Naast de afstemming kiezen we ervoor samenwerking als prestatieafspraak op te nemen met de instellingen. Aangezien wij in veel gevallen ook directe partner zijn, zullen wij onze werkafspraken met de betrokken organisaties zo vorm geven dat deze optimaal hun werk kunnen verrichten. De gewenste situatie die wij voor ogen hebben is weergegeven in onderstaande figuur.
11
Zie bijlage B 16
Gemeente
Burger
Financiële dienstverlening/ Schuldhulpverlening
Psychosociale dienstverlening
Deze figuur geeft aan dat er één loket is voor inkomensondersteuning en regie (gemeente), één loket voor financiële dienstverlening/ schuldhulpverlening (Budgetwinkel/ Stadsbank Midden Nederland/ SaldoPlus) en één loket voor psychosociale hulpverlening (MadiHP, MEE, SWOH, SMO en VWC). We kiezen ervoor om ook binnen het domein psychosociale hulpverlening een integraal afgestemd dienstenpakket aan te bieden aan de klant. Hier ontstaat ook een loket en door middel van één gezamenlijke intake wordt vanuit een integraal dienstenpakket een oplossing op maat aangeboden. De organisatie waar het accent van de dienstverlening plaats vindt levert de klantbegeleider voor dit domein. De klantbegeleiders vanuit de financiële en psychosociale dienstverlening stemmen onderling af zodat integrale schuldhulpverlening ontstaat op klantniveau. Vanuit onze visionaire regierol zullen wij doormiddel van resultaatgerichte opdrachtformuleringen en/ of prestatieafspraken deze integrale samenwerking tot stand brengen met de partners in het veld. Om de coördinerende tijdelijke taak van onze visionaire regierol tot stand te brengen, kiezen we ervoor de formatie met 0,5 fte uit te breiden. Indicator:
Het aantal organisaties dat opgenomen is in het afgestemde aanbod.
Resultaat:
Een afgestemd aanbod aan armoedehulpverlening. Een plan van aanpak om te komen tot een gecoördineerde aanpak van cliënten die door verschillende instanties tegelijkertijd worden ondersteund.
V. Preventie Ten slotte voeren we activiteiten uit op het gebied van preventie. Onder preventie verstaan we het geheel aan doelbewuste initiatieven/ projecten die anticiperen op risicofactoren en risicogroepen. Deze initiatieven dienen te ageren wanneer de eerste signalen zich ontwikkelen en de problematiek ontstaan is. We hanteren binnen de initiatieven/ projecten de volgende categorieën: -
Primair: Secundair:
-
Tertiair:
zorgt ervoor dat de ongewenste situatie12 wordt voorkomen. zorgt ervoor dat de ongewenste situatie zo snel mogelijk wordt opgespoord om erger te voorkomen. zorgt ervoor dat de ongewenste situatie zich herhaalt.
Zoals gezegd richten de preventieve activiteiten zich op risicogroepen en risicofactoren. We zijn namelijk van mening dat een aantal risicofactoren van invloed is op kans, overdracht en 12
Onder ongewenste situatie verstaan we alle armoede gerelateerde problematiek 17
langdurigheid op een armoedesituatie. Daarbij lopen bepaalde groepen mensen, gerelateerd aan deze factoren, grotere risico’s om in een armoedesituatie geraken. We kiezen ervoor de preventieve activiteiten op de volgende doelgroepen te richten: kinderen/ jongeren en, ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. De risicofactoren die we daarbij betrekken zijn: scheiding, overlijden, geen of te lage opleiding, lichamelijke beperking en gezondheid, verslaving, dakloos, geen werk, de woonbuurt/ sociale omgeving. We zijn ons bewust van de wisselwerking van de factoren: de ene factor lokt de andere factor uit of wordt versterkt.13 We kiezen ervoor om structureel budget te reserveren voor preventieve activiteiten. In 2009 komen we in samenwerking met partijen in het veld tot een preventieplan. Het preventieplan wordt vormgegeven langs de drie verschillende vormen van preventie. Binnen deze vormen worden projecten opgezet die zich richten op een of meerdere risicogroepen. De projecten worden gekozen op basis van bewezen effectiviteit en beschikbare middelen. Bovendien dienen de projecten leemten op te vullen in het huidige armoedehulpverlening aanbod. Kortom, het preventieplan biedt een integraal en krachtig geheel aan preventie projecten. Primaire preventie (voorkomen) Secundaire preventie (voorkomen van erger) Tertiaire preventie (voorkomen van herhaling)
Omschrijving Risico tot armoede en/ schulden aanwezig
Doelgroep Kinderen en ouders
Lichte armoedesituatie en/of schulden reeds aanwezig, risico op verslechten situatie aanwezig Zware armoedesituatie en/of schulden aanwezig
(Jong) volwassenen
Indicator:
Aantal georganiseerde preventieve activiteiten, Aantal deelnemers aan preventieve activiteiten
Resultaat:
Uitvoeren van preventieve activiteiten Jaarverslag uitvoering preventieve activiteiten
Volwassenen
13
Overgewicht kan bv. de oorzaak zijn van het gebrek aan geld doordat de keuze voor goed voedsel te duur is; of de oorzaak is een te veel consumeren om de negatieve situatie te compenseren. Vervolgens kan overgewicht weer leiden tot verschillende geestelijke en lichamelijke ongemakken dat vervolgens weer gevolgen kan hebben voor het meedoen in de samenleving bv. Werk. 18
6.
Middelen
Wij nemen de verantwoordelijkheid om, binnen de geschetste beleidskaders, armoede aan te pakken in onze gemeente. Dit kader geeft de grenzen aan van onze bemoeienis aanvullend op de verantwoordelijkheid van de inwoners zelf en de inzet van de partners in het veld. Om armoede in Helmond aan te pakken is voorzetting en/of aanpassing van bestaande voorzieningen noodzakelijk. Echter, om een impuls te realiseren zijn nieuwe en/of extra activiteiten van belang. Voor het opstellen van een actieplan is een financieel kader met een overzicht van de lokale middelen en rijksmiddelen noodzakelijk.
5.1 Lokale middelen Binnen de gemeente Helmond bestaan verschillende voorzieningen voor armoede hulpverlening. Er zijn voorzieningen met een structureel karakter en een incidenteel karakter. Naast gemeentelijke voorzieningen, bieden de partners uit het veld ook verschillende voorzieningen aan die door de gemeente gesubsidieerd worden. Hieronder volgt een overzicht van de voorzieningen met budget en status. Structurele middelen14 Voorzieningen 2008 Individuele bijzondere bijstand Langdurigheidtoeslag Maaltijdenvoorziening Ouderenvervoer Collectieve aanvullende ziektekosten verzekering Kwijtschelding, belastingen en heffingen Budgetwinkel (schuldhulpverlening)15 Stichting Leergeld Totaal
Budget 556.094 327.250 80.557 50.735 252.412 1.184.596 126.547 42.279 2.620.470
Status Structureel Structureel Structureel Structureel Structureel Structureel Structureel Contract t/m 2009
Intensivering structureel Voorjaarsnota 2008 Het college van B&W heeft bij de voorjaarsnota 2008 voor de begroting van 2009 besloten om structureel € 200.000 te reserveren voor armoedebeleid. Incidentele middelen 2008 Resultaatbestemming overschot budget no-claim 2007 In 2008 is eenmalig een no-claimcompensatie voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen gefinancierd en een tegemoetkoming schoolkosten voor 12 tot en met 17 jarigen. Deze voorzieningen zijn bekostigd met incidentele extra budgetten ter beschikking gesteld voor armoede. Aangezien niet alle middelen zijn besteed, zijn deze middelen á € 273.307 via resultaatbestemming 2007 doorgeschoven naar 2008. Intensivering Cie Dams Daarnaast is € 200.000 gereserveerd voor de ontwikkeling van armoedebeleid en het financieren van impulsen in het kader van armoedebestrijding en armoedepreventie. Deze middelen zijn bij de tweede Berap 2007 naar voren gehaald om alvast uitgaven te kunnen doen in 2007.
14 15
Zonder uitvoeringskosten Uitvoeringskosten: € 497.260
19
5.2 Rijksmiddelen In de jaren 2008 en 2009 stelt het Rijk incidentele middelen in het gemeentefonds ter beschikking. Deze middelen zijn niet geoormerkt maar wel gekenmerkt. Het gaat om de volgende budgetten.16 Intensivering Schuldhulpverlening (3 jaar) Voor de jaren 2007, 2008 en 2009 zijn/worden extra middelen toegevoegd aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. Voor 2007 en 2008 zijn deze extra budgetten (€210.452 en €123.015) ingezet voor de bekostiging van twee senior klantbegeleiders van de Budgetwinkel tot 1 januari 2009, met als doel deze functionarissen effectief in te zetten voor de beheersing van de huidige wachttijd van 2 maanden (collegebesluit 18-12-2007 ). In 2009 komen € 97.185 beschikbaar voor schuldhulpverlening. Intensivering Kinderen in armoede17 (2 jaar) Een specifiek incidenteel landelijk budget van € 40 miljoen voor 2008 en 2009 wordt door het rijk toegekend aan gemeenten ter ondersteuning van kinderen in armoede. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat eerst een landelijke nulmeting uitvoeren naar het aantal kinderen dat om financiële redenen niet maatschappelijk meedoet. Daarnaast wil de staatssecretaris per gemeente het aantal kinderen in armoede in kaart brengen dat nu al profiteert van participatiebevorderende maatregelen. Het streven is om meer kinderen in arme gezinnen te laten deelnemen aan sport, cultuur of andere activiteiten en vast te stellen in een convenant. Het budget voor Helmond bedraagt € 290.860.
5.3 Bestedingsvoorstel Bij deze armoedenota hoort het actieplan 2008-2009 (met een doorkijk naar 2011). In het actieplan is aangegeven wanneer en waarvoor we het totale armoedebudget gaan inzetten. Er zijn vier verschillende categorieën te onderscheiden: bestaand beleid, structurele intensivering beleid, intensivering beleid 4 jaar en intensivering beleid incidenteel. We zijn voornemens om structurele activiteiten via structurele budgetten te financieren. Bovendien streven we ernaar incidentele budgetten gelijkmatig over de jaren te verspreiden.
Bestaand beleid Structurele intensivering beleid Intensivering beleid 4 jaar Intensivering beleid incidenteel Vrije ruimte
2008 2009 2010 2011 2.620.470 2.620.470 2.620.470 2.620.470 200.000 200.000 200.000 93.000 120.000 120.000 120.000 790.679 812.092 127.500 2.500 82.467 44.685
5.4 Ontwikkelingen Noemenswaardig zijn drie ontwikkelingen in het kader van het armoedebeleid. 1. Decentralisering langdurigheidstoeslag Per 1 januari 2009 zal middels een wetswijziging de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd worden. Dit heeft een aantal juridische en financiële gevolgen. Eind 2008 zal een voorstel aangeboden worden waarin beschreven staat hoe we hier als gemeente mee omgaan.
16
Bij de verdeling van de gelden is gekozen voor een verdeelsystematiek met een vast bedrag voor iedere gemeente en een verdeling van de resterende middelen op basis van het inwoner aantal. (Verzamelbrief SZW september 2007) 17 Motie van Geel c.s.
20
2. Incidentele middelen Tang/ Spekman Conform de septembercirculaire 2008 worden in 2008 extra middelen (€ 311.046) voor armoede beschikbaar gesteld middels het amendement Tang/Spekman. Als bovenstaand beschreven ontvangen wij nog nadere informatie en uitvoeringsregels van het Rijk. Zodra deze informatie bekend is zal een voorstel aangeboden worden waarin de inzet van deze middelen wordt beschreven. We zijn wel voornemens deze middelen ten goede te laten komen aan de bredere doelgroep. Hiervoor willen wij in 2009 de te ontvangen rijksmiddelen verdubbelen vanuit incidenteel onvoorzien. Bij de voorjaarsnota 2009 zal de afweging plaatsvinden of deze bijdrage ook voor de jaren 2010 e.v. gehandhaafd blijft.
21