Arbeidsparticipatie en Reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten
Copyright © 2007 by iResearch Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van iResearch. Voor fouten en of onvolkomenheden in het rapport en eventueel gevolgschade kan iResearch niet aansprakelijk gesteld worden.
Arbeidsparticipatie en Reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten
Datum:
26 juli 2007
Auteur:
Drs. Ninette van der Velden
Copyright
iResearch, 2007 Salie 13 5331 DJ Kerkdriel, Nederland www.iresearch.nl
DANKBETUIGING Referent
> Mw. dr. H. Lautenbach, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
INHOUDSOPGAVE > Samenvatting ................................................................................................................................. 3 > 1. Inleiding ....................................................................................................................................... 5 > 1.1. Positionering project
5
> 1.2. Doel project
5
> 1.3. Werkwijze
6
> 1.4. Leeswijzer
7
> 2. Chronisch zieken en gehandicapten in Nederland ................................................................. 9 > 2.1. Afbakening van de groepen
9
> 2.2. Gekozen categorieën
14
> 2.3. Kenmerken groepen
16
> 2.4. Conclusies
23
> 3. Arbeidsparticipatie en reïntegratie in cijfers ......................................................................... 25 > 3.1. Arbeidspositie
25
> 3.2. Arbeidsparticipatie
28
> 3.3. Reïntegratie arbeidsgehandicapten
34
> 3.4. Conclusies
38
> 4. Problematiek arbeidsparticipatie en reïntegratie uitgediept .............................................. 41 > 4.1. Knelpunten t.a.v. arbeidsparticipatie en reïntegratie chronisch zieken en gehandicapten
41
> 4.2. Samenvattend
46
> 5. Problematiek en stroming arbeidsparticipatie en reïntegratie in schema ........................ 49
1
> 6. Aan de slag? ............................................................................................................................... 51 > 6.1. Wat als we niets doen?
51
> 6.2. Kansen voor oplossingen
53
> 6.3. Aanbevelingen voor de fondsen door stakeholders
55
> 6.4. Afsluitende adviezen voor fondsen
57
> 7. Literatuur ................................................................................................................................... 59 > Bijlagen................................................................................................................................................ > Schema van organisaties
63
> Lijst van stakeholders
65
> Voorbeeldprojecten
67
2
SAMENVATTING In dit rapport is getracht om de arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten in kaart te brengen. Hiervoor zijn enkele vraagstellingen geformuleerd welke in het rapport uitgebreid behandeld worden. In deze samenvatting worden de vraagstellingen puntsgewijs langsgelopen. > Hoe hoog is de arbeidsparticipatiegraad van chronisch zieken en gehandicapten en hoe heeft deze zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Het aandeel arbeidsgehandicapten dat tot de beroepsbevolking behoort is ten opzichte van de totale bevolking niet hoog, 44% versus 68%. Tevens is de arbeidsparticipatie de laatste jaren afgenomen. Met name in de jongere leeftijdscategorieën is deze afname sterk (afname van 13 procentpunten over drie jaar). Zie hoofdstuk 3.
> Hoeveel chronisch zieken en gehandicapten maken gebruik van reïntegratietrajecten en hoe is het verloop daarvan? Zijn hier trends in te signaleren over de afgelopen jaren? In 2005 maakten volgens het UWV 38.028 arbeidsgehandicapten gebruik van een reïntegratietraject. De doelgroep voor reïntegratietrajecten is de afgelopen jaren toegenomen. Ongeveer de helft van het aantal reïntegratietrajecten is succesvol en duurzaam (langer dan twee jaar). Arbeidsgehandicapten, waarbij zoals gedefinieerd de belemmering tot werken voortkomt uit een gezondheidsstoornis, beslaan een zeer groot deel van de doelgroep voor reïntegratiebeleid. Zie hoofdstuk 3.
> Hoeveel (jonge) chronisch zieken en gehandicapten zijn werkloos danwel op zoek naar een baan? Het is goed zichtbaar dat er problemen zijn rondom de arbeidsparticipatie van chronisch zieke jongeren of jongeren met een handicap . Het feit dat zij in moeten stromen naar werk vanuit school of zorg maakt deze groep zeer gevoelig voor schommelingen in de conjunctuur of inspanningen van zowel school/zorg als de toekomstige werkgever. Nog geen 42% van jongeren met een langdurige aandoening heeft betaald werk. Tevens rust er een zeer negatieve stempel op de groep Wajonggerechtigden. Zie hoofdstuk 3. 3
> Welke knelpunten bestaan er ten aanzien van het behouden van werk (arbeidsparticipatie) door chronisch zieken en gehandicapten? Het spreekt vanzelf dat de handicap of chronische ziekte zeer belemmerend kan zijn in het behouden of verkrijgen van werk. Het gaat dan om ziekteprognose en in welke mate de ziekte of handicap belemmerend is (klachten aan het bewegingsapparaat en psychische klachten blijken zeer belemmerend). Werkgevers hebben een belangrijke rol bij de arbeidsparticipatie van hun werknemers, zowel in kennis als beeldvorming is hier nog veel winst te behalen. Ook de beeldvorming in de samenleving heeft een sterke invloed op het kunnen behouden of verkrijgen van werk. Daarnaast spelen individuele factoren als zelfinzicht en scholing een belangrijke rol. Zie hoofdstuk 4 en aanbevelingen hoofdstuk 6.
> Welke knelpunten bestaan er ten aanzien van reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten? Zoals ook voor arbeidsparticipatie zijn gezondheid, individuele en sociaal-maatschappelijke factoren van belang voor het slagen van het traject. Specifiek geldend voor reïntegratietrajecten is een persoonlijke benadering en de vorm van het traject bepalend voor het succes. Daarnaast is de organisatie waarin geplaatst moet worden ook van belang, zoals of er voldoende alternatieve functies voorhanden zijn. Inspanningen van verschillende organisaties op een traject sluiten vaak slecht op elkaar aan. Doelgroepspecifieke reïntegratiebureaus boeken goede resultaten. Zie hoofdstuk 4 en aanbevelingen hoofdstuk 6.
> Wat zijn de effecten op macro-economisch niveau van (geringe) arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten? Een geringe arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten drukt op de maatschappelijke kosten in de zin van een stijging van uitkeringskosten, een stijging van medische consumptie wat de kosten in de gezondheidszorg doet stijgen. Maatschappelijke winst van een verhoogde arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten is echter niet alleen uit te drukken in geld: ook door middel van onbetaalde arbeid en betaalde arbeid < 12 uur wordt er bijgedragen aan de samenleving. Hoewel een begin is gemaakt in de overgang van zorgmaatschappij naar participatiemaatschappij vergt deze omslag in denken nog heel wat praktische inspanningen. De overheid heeft hier een prominente rol in. Zie hoofdstuk 6. 4
> 1. INLEIDING > 1.1. POSITIONERING PROJECT De Commissie Maatschappelijke Participatie en Zorg van de sectie Gezondheidsfondsen VFI (brancheorganisatie landelijk wervende goede doelen) stelt zich ten doel om problemen aan te pakken op het terrein van Maatschappelijke Participatie en Zorg voor chronisch zieken en gehandicapten. Het gaat hier met name om thema‟s die fondsenoverstijgend zijn. De sectie Gezondheidsfondsen heeft hierbij een signalerings- en aanjaagfunctie. Arbeidsparticipatie en reïntegratie is eerder door deze commissie benoemd als belangrijk aandachtspunt voor de fondsen. In september 2004 is er een project gestart in samenwerking met PricewaterhouseCoopers (Bevorderen arbeidsparticipatie door preventie, 2005). Om verschillende redenen is dit project niet naar tevredenheid afgesloten. De fondsen willen dit thema toch weer oppakken en zich blijvend inzetten voor optimale arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten. Met dit deelproject wordt een overzichtsrapport opgeleverd dat als basis zal fungeren voor de verdere uitrol van dit project door de commissie Maatschappelijke Participatie en Zorg.
> 1.2. DOEL PROJECT Het doel van dit overzichtsrapport is het in kaart brengen van de omvang van de problematiek van arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten. Deze doelstelling valt uiteen in een aantal concrete vraagstellingen:
> > > >
Hoe hoog is de arbeidsparticipatiegraad van chronisch zieken en gehandicapten en hoe heeft deze zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Hoeveel chronisch zieken en gehandicapten maken gebruik van reïntegratietrajecten en hoe is het verloop daarvan? Zijn hier trends in te signaleren over de afgelopen jaren? Hoeveel (jonge) chronisch zieken en gehandicapten zijn werkloos/op zoek naar een baan? Welke knelpunten bestaan er ten aanzien van het behouden van werk (arbeidsparticipatie) door chronisch zieken en gehandicapten? 5
> >
Welke knelpunten bestaan er ten aanzien van reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten? Wat zijn de effecten op macro-economisch niveau van (geringe) arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten?
> 1.3. WERKWIJZE Bij de opzet en uitvoering van dit project zijn verschillende stappen doorlopen. Deze worden onderstaand beschreven. 1. Opstellen werkplan Door middel van een korte scan zijn de hiaten in de informatie zichtbaar gemaakt en is uitgezocht waar deze specifieke informatie gevonden kon worden. De relevante partijen zijn gepositioneerd. Aan de hand van deze scan is een werkplan opgesteld voor dit project. 2. Zoeken en verzamelen van relevante informatie Door middel van deskresearch is cijfermateriaal gezocht om de omvang van de problematiek van arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten in kaart te brengen. Het betreft hier het opzoeken van gegevens uit bestaande databanken, rapporten, registraties etc. Bij relevante organisaties werd achterhaald welke informatie voorhanden was. Het internet is hierbij tevens geraadpleegd. Voor de grafieken en bijbehorende gegevenstabellen zijn de cijfers verkregen uit Statline, de databank van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Vanwege de beperkte beschikbaarheid van gegevens met betrekking tot reïntegratie binnen deze databank, zijn voor dat specifieke onderwerp gegevens van de Inspectie Werk en Inkomen gebruikt. De kwalitatieve gegevens in dit rapport zijn verkregen uit recente literatuur, websites en rapporten. Voor een uitgebreide literatuurlijst, zie hoofdstuk 7. 3. Gesprekken met stakeholders Door middel van gesprekken met organisaties die te maken hebben met arbeidsparticipatie en reïntegratie is aanvullende informatie ontsloten over de problematiek van arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten en de omvang daarvan. Er zijn acht gesprekken gevoerd (voor lijst met gesprekspartners, zie bijlage). Deze gesprekken waren tevens bedoeld om de informatie die niet door middel van deskresearch verkregen kon worden, te
6
verzamelen. De keuze van de gesprekspartners is gemaakt in afstemming met de Commissie Maatschappelijke Participatie en Zorg.
> 1.4. LEESWIJZER Dit rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt het doel en de werkwijze van het project uitgelegd. In hoofdstuk 2 wordt de groep chronisch zieken en gehandicapten in Nederland beschreven aan de hand van een aantal aspecten. Er wordt ingegaan op de afbakening, omvang en kenmerken van de groepen chronisch zieken en gehandicapten, door middel van definities en cijfermateriaal. Ook worden enkele veelvoorkomende begrippen uit het rapport gedefinieerd. In hoofdstuk 3 wordt de problematiek van arbeidsparticipatie en reïntegratie door middel van grafieken gepresenteerd. In hoofdstuk 4 wordt deze problematiek op kwalitatieve wijze verder uitgediept. In hoofdstuk 5 wordt alle gevonden informatie in een schema gebundeld, waarna in hoofdstuk 6 aanbevelingen worden gedaan voor de toekomst. Extra cijfers: uitklapper en tabellenboek Alle grafieken zijn weergegeven in percentages. Achterin dit rapport is een uitklapper opgenomen met absolute cijfers. Op deze absolute cijfers kunnen telkens de relatieve cijfers worden toegepast. Van alle gepresenteerde grafieken in het rapport, is in het bijlagenboek een gegevenstabel opgenomen. Deze kunnen naast de grafieken gehouden worden voor een exacter beeld.
7
> 2. CHRONISCH ZIEKEN EN GEHANDICAPTEN IN NEDERLAND
> 2.1. AFBAKENING VAN DE GROEPEN Bij het presenteren van cijfers over de arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten is het van belang te weten welke definities in dit rapport worden gehanteerd. Deze worden in dit hoofdstuk uitgeschreven. Er is getracht zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande definities uit de verschillende databronnen en literatuur.
> 2.1 .1. C h ro n is c h z ie k e n e n g e h a nd i ca pte n Chronisch ziek Er is sprake van een chronische ziekte als deze voldoet aan de volgende criteria: - aard van de aandoening (diagnostische criteria) - duur (langdurig, bijvoorbeeld drie maanden of meer dan drie ziekteperioden per jaar) - ernst of functionele belemmering (langdurige beperkingen) - zorgbeslag (langdurige zorg vereist) - onomkeerbaarheid (ziekte is niet te genezen) Samengevat wordt een chronische ziekte gedefinieerd als een „onomkeerbare aandoening, zonder uitzicht op volledig herstel en met een gemiddeld lange ziekteduur‟ (Klerk, 2002). Deze definitie geeft echter wel ruimte voor verschillende interpretaties. Verstandelijk gehandicapten en slechthorenden worden soms wel en soms niet tot de chronisch zieken gerekend. Daardoor variëren de schattingen (laatste schattingen eind jaren negentig) van het aantal chronisch zieken in Nederland van 1,5 tot 4,5 miljoen (Klerk, 2002). Hoewel de term chronisch zieken in Nederland vaak wordt gebruikt voor mensen met somatische aandoeningen kunnen ook mensen met bepaalde langdurige psychische aandoeningen tot de chronisch zieken worden gerekend. Belangrijke criteria daarbij zijn of de psychische aandoening langdurig is en in hoeverre het beperkingen voor de patiënt oplevert (Stoelinga, 1996).
9
Handicaps en beperkingen Volgens de International Classification of Functioning Disability and Health (ICF) wordt de aanduiding „gehandicapten‟ bij voorkeur vervangen door de aanduiding „mensen met functioneringsproblemen‟ of indien gewenst „mensen met een handicap‟. Daaronder vallen dan bijvoorbeeld ook personen met tijdelijke functioneringsproblemen. De ICF is in 2001 door de Wereldgezondheidsorganisatie gepubliceerd (WHO) om het functioneren van mensen te beschrijven. De Nederlandse vertaling van de ICF is verschenen in 2002. De ICF is een begrippenkader waarmee het mogelijk is het functioneren van mensen en de eventuele problemen die mensen in het functioneren ervaren te beschrijven plus de factoren die op dat functioneren van invloed zijn. De termen uit de ICF zijn geschikt voor het beschrijven van het functioneren van alle mensen, niet alleen voor (chronisch) zieke en gehandicapte personen (WHO, 2001). Handicaps worden vaak onderverdeeld in lichamelijke beperkingen, zintuiglijke beperkingen en verstandelijke beperkingen (Enthoven, 2006). Langdurige aandoeningen CBS gebruikt in zijn statistieken de term „langdurige aandoening‟ als verzamelnaam voor langdurige ziekte, aandoening en handicap. Er wordt daarbij een duur van ten minste zes maanden gehanteerd (CBS, 2005). De term „langdurige aandoeningen‟ zal in dit rapport worden aangehouden, omdat dit de gehele groep chronisch zieken en gehandicapten omvat.
10
> 2.1 .2. A rbe id Dit rapport richt zich specifiek op het thema arbeid. Een korte verheldering van begrippen: Arbeidsgehandicapten Als „arbeidsgehandicapt‟ wordt geclassificeerd de groep personen van 15 tot en met 64 jaar die door langdurige aandoening, ziekte of handicap die zich naar eigen zeggen belemmerd voelen in het krijgen of behouden van werk (Cuijpers, 2006). Het is daarbij bepalend dat de handicap voortvloeit uit een gezondheidsstoornis (mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk). In figuur 1 is zichtbaar gemaakt dat arbeidsgehandicapten volgens deze voorwaarden behoren in sectie A. Deze definitie staat los van geldende wet- en regelgeving en levert door de gekozen periode 2002 – 2005 heen steeds een vergelijkbare groep op. Zou er aangehouden zijn aan definities die selecteren aan de hand van wet- en regelgeving, dan kan de groepssamenstelling per jaar sterk variëren. Trends kunnen dan moeilijk inzichtelijk worden gemaakt.
Figuur 1: Arbeidsgehandicapten vallen in sectie A (VFSIPH, 2003)
Vanaf de eerste dag van de maand dat een persoon 65 jaar wordt, kan hij niet meer als arbeidsgehandicapt worden aangemerkt (Hop, 2007). Tegenover bovenstaande betrekkelijke subjectieve definitie wordt in de Wet op de Reïntegratie van Arbeidsgehandicapten een meer objectieve definitie gehanteerd: iedere arbeidsongeschikte werknemer met een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering of die de laatste 5 jaar een uitkering heeft genoten op grond van WAO, WAZ of WAJONG is per definitie ook arbeidsgehandicapt. Dit geldt ook voor personen voor wie in de laatste 5 jaar een voorziening is getroffen (zoals een werkvoorziening of een scholingsvoorziening). 11
Echter de databank van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakt in zijn gegevensverzameling gebruik van de subjectieve definitie, welke dan ook in dit rapport wordt aangehouden. In 2002 is de definitie van arbeidsgehandicapten (bepaling of iemand arbeidsgehandicapt is wordt gedaan door het stellen van enkele vragen) bijgesteld, waardoor het aantal arbeidsgehandicapten iets hoger uitkomt. Het heeft betrekking op de groep arbeidsgehandicapten die niet tot de werkzame beroepsbevolking behoort. Voor het monitoren van de ontwikkeling van het aandeel arbeidsgehandicapten wordt in dit rapport de periode vanaf 2002 genomen. Op deze manier worden aantallen en percentages arbeidsgehandicapten vergeleken die op eenzelfde manier zijn afgeleid en daarmee onderling vergelijkbaar zijn. Het aantal arbeidsgehandicapten in absolute zin, ten opzichte van de totale bevolking en personen met een langdurige aandoening, ziekte of handicap, is opgenomen in figuur 2. Figuur 2: Totale bevolking, personen met een langdurige aandoening en arbeidsgehandicapten, 2005 Totale bevolking 15 t/m 64 jaar 10,9 miljoen
Personen met een langdurige ziekte, aandoening of handicap 2,7 miljoen Arbeidsgehandicapten 1,8 miljoen
Arbeidsparticipatie In de meeste gegevensbronnen, zoals de databanken van CBS, wordt gesproken over arbeidsparticipatie als het aantal betaald werkenden binnen de gehele bevolking van 15 tot en met 64 jaar. Dit wordt ook wel netto arbeidsparticipatie genoemd. Bij bruto arbeidsparticipatie worden ook de werklozen meegerekend: het percentage werkenden + werklozen op de gehele bevolking van 15 tot en met 64 jaar (beroepsbevolking). Deze definitie van arbeidsparticipatie laat de groep onbetaald werkenden en betaald werkenden < 12 uur buiten beschouwing. De arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten kan hierdoor iets hoger uitvallen dan gepresenteerd in de cijfers in dit rapport. 12
Beroepsbevolking Volgens de definitie van de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS) worden tot de beroepsbevolking gerekend: Werkzame beroepsbevolking: - personen die ten minste twaalf uur per week werken Werkloze beroepsbevolking - personen die werk hebben aanvaard waardoor ze ten minste twaalf uur per week gaan werken, of - personen die verklaren ten minste twaalf uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden. Absolute aantallen in 2005 zijn in figuur 3 (onder) weergegeven. Figuur 3: Beroepsbevolking 2005 Bevolking Nederland 16,4 miljoen Totale bevolking 15 t/m 64 jaar 10,9 miljoen Beroepsbevolking (heeft of zoekt werk*) 7,4 miljoen Werkzame beroepsbevolking 6,9 miljoen
Reïntegratie Reïntegratie is de terugkeer naar werk, vaak onder begeleiding van een specifiek bureau. De doelgroep voor reïntegratie omvat mensen die door belemmeringen in het verkrijgen dan wel uitvoeren van werk in mindere mate op de arbeidsmarkt participeren dan wenselijk wordt geacht, hetzij door henzelf, hetzij door de werkgevers en de overheid (Cuijpers, 2006). De doelgroep voor het reïntegratiebeleid bestaat concreet uit 4 groepen: - arbeidsgehandicapten die behoren tot de werkloze beroepsbevolking - arbeidsgehandicapten die tot de niet-beroepsbevolking horen en die 12 uur of meer per week willen werken - arbeidsgehandicapten die niet tot de beroepsbevolking horen en aangeven niet te kunnen werken 13
-
arbeidsgehandicapten die tot de werkzame beroepsbevolking horen maar die belemmerd worden in het uitvoeren van hun werk en daardoor minder werken dan zij zouden willen danwel ander werk doen dat dat zij zouden kunnen als ze niet arbeidsgehandicapt zouden zijn (Cuijpers, 2006). Deze laatste groep is moeilijk te definiëren: immers elke arbeidsgehandicapte zal zich hebben moeten aanpassen in zijn werk, wat niet nodig geweest was als deze persoon niet arbeidsgehandicapt zou zijn. In cijfers wordt de doelgroep voor reïntegratiebeleid in 2005 ook flink verruimd als deze groep wordt geïncludeerd: van 611 duizend naar 1,3 miljoen mensen (CBS, 2005). Een andere manier om de doelgroep voor reïntegratie in kaart te brengen is door rekening te houden met de inschrijvingen bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Daarmee rekening houdend bestaat de doelgroep voor reïntegratiebeleid uit 395 duizend personen (Cuijpers, 2006)). Inschrijving bij het CWI is verplicht als men een werkgerelateerde- of bijstandsuitkering ontvangt. In alle andere gevallen is het een persoonlijke keuze.
> 2.2. GEKOZEN CATEGORIEËN Binnen de populaties kan voor verschillende indelingen worden gekozen. In dit rapport is getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij de gangbare indelingen van bekende gerenommeerde onderzoeksinstituten en registraties. Dit bekrachtigt en vergemakkelijkt de vergelijkingen. De verschillende categorieën worden hieronder opgesomd en waar nodig toegelicht. Leeftijd De categorie 15 – 24 jaar wordt hierbij beschouwd als „jong‟ (Kooiker, 2006). Type aandoening Langdurige aandoeningen worden onderscheiden in: - bronchitis, astma, CARA - epilepsie - ernstige huidziekte - gehoorproblemen - hart- of vaatziekten - levensbedreigende ziekten - maag- of darmstoornissen 14
-
migraine of ernstige hoofdpijn problemen aan armen of handen problemen aan benen of voeten psychische klachten rug- en nekklachten suikerziekte andere aandoeningen (CBS)
Arbeidspositie Met arbeidspositie wordt gedoeld op de feitelijke vervulling van arbeid en de attitude ten opzichte daarvan. Het kunnen werken in deeltijd is bijvoorbeeld voor chronisch zieken met een urenbeperking zeer van belang bij de mogelijkheden tot het vervullen van arbeid. Het willen werken in deeltijd toont de bereidheid van chronisch zieken en gehandicapten tot het vervullen van arbeid. Gekozen categorieën (CBS, 2005): - Beroepsbevolking (zie definitie „Beroepsbevolking pagina 11) Werkzaam Werkloos - Niet-beroepsbevolking Wil 12 uur of meer werken Kan niet werken Wil niet 12 uur of meer werken Periode De meest recente gegevens zijn beschikbaar over het jaar 2005. Pas in september 2007 worden de statistieken over het jaar 2006 bekendgemaakt. In paragraaf 2.1.1 is vermeld dat de vraagstelling naar arbeidsgehandicapten (definitie) in 2002 verbeterd is. Daarom is gekozen voor een periode van 2002 tot en met 2005, opdat de verschillende cijfers goed met elkaar vergeleken kunnen worden. Tevens biedt deze periode mogelijkheden tot het signaleren van trends. Daarnaast is nog gekozen voor geslacht, opleiding, bedrijfstakken en herkomst.
15
> 2.3. KENMERKEN GROEPEN In onderstaande grafieken is de totale groep chronisch zieken en gehandicapten in beeld gebracht. Er zijn telkens drie groepen weergegeven (van groot naar klein): totale bevolking 15 – 64 jaar, bevolking met een langdurige aandoening 15 – 64 jaar (zie 2.1.1) en arbeidsgehandicapten 15 – 64 jaar. Deze keuze is gemaakt omdat op deze wijze de groepen tegen elkaar afgezet kunnen worden en trends inzichtelijk gemaakt. De groep bevolking met een langdurige aandoening sluit het meest aan bij de vraagstelling. De gevonden cijfers van de groep arbeidsgehandicapten geven veel informatie over de problemen van chronisch zieken en gehandicapten op het terrein van werk. De bijbehorende gegevenstabellen van de grafieken in dit hoofdstuk zijn in het bijlagenboek opgenomen. Deze geven een exacter beeld en kunnen naast de grafieken gehouden worden.
Figuur 4: De totale bevolking 15-64 jaar, bevolking met een langdurige aandoening 15-64 jaar en de arbeidsgehandicapten 15-64 jaar in absolute getallen (x 1000) naar geslacht en leeftijd in 2005
15-24 984
15-24
25-34 man
35-44 man
55-64 981
15-24
185
45-54
55-64 1.320
392
232
arbeidsgehandicapten
55-64 831
65
128
25-34 125
203
vrouw
vrouw
208
45-54
314
274
45-54 376
45-54 55-64
55-64 2.727
1.408
35-44
35-44
35-44 1.288
266
15-24
15-24
25-34
1.068
1.147
35-44
350
bevolking met een langdurige aandoening
25-34
5.424
man
45-54
954
10.943
94
35-44 300
1.164
vrouw
25-34
162
45-54
5.519
54
25-34
1.319
totale bevolking
15-24
115
1.070
55-64 1.775
943
272
386
968
16
Figuur 5: Groepen naar geslacht (tabel 5) 60% 50% 40% 30% 20%
mannen 10%
vrouwen
0%
2002 2003 2004 2005 Totale bevolking
2002 2003 2004 2005 Bevolking met langdurige aandoening
2002 2003 2004 2005 Arbeidsgehandicapten
Van de groep bevolking met een langdurige aandoening bestaat de meerderheid uit vrouwen (gemiddeld 52%). Binnen de groep arbeidsgehandicapten is de verdeling iets sterker (gemiddeld 54% vrouw). Figuur 6: Leeftijdsverdeling over arbeidsgehandicapten 15-64 jaar over verschillende jaren (tabel 6) 35% 30% 25% 20%
2002 2003
15%
2004 10%
2005
5% 0%
15-24 jarigen
25-34 jarigen
35-44 jarigen
45-54 jarigen
55-64 jarigen
De groep arbeidsgehandicapten bestaat voor het grootste deel uit personen van 45 en ouder. Binnen de groep 25-34 jarigen neemt het aantal arbeidsgehandicapten langzaam af. 17
Figuur 7: Aandeel 15-24 jarigen binnen drie groepen (7 t/m 7d) 20% 18%
16% 14%
Totale bevolking
12% Bevolking met langdurige aandoening Arbeidsgehandicapten
10%
8% 6% 4% 2%
0% 2002
2003
2004
2005
Het relatieve aandeel jongeren binnen de drie groepen blijft in de jaren ongeveer constant. Het percentage jongeren in de groep arbeidsgehandicapten is veel lager dan dit percentage in de totale bevolking. Voor personen in de oudere leeftijdscategorieën liggen deze percentages juist andersom: deze leeftijdscategorieën zijn sterk vertegenwoordigd in de groep arbeidsgehandicapten, maar hebben slechts een klein aandeel in de totale bevolking. Figuur 8: Het aandeel dat tot de beroepsbevolking behoort binnen de drie groepen (tabel 8)
80% 70%
60% Totale bevolking
50% 40%
30%
Bevolking met langdurige aandoening
20%
Arbeidsgehandicapten
10%
0% 2002
2003
2004
2005 18
Van de totale bevolking tussen de 15 en 64 jaar in Nederland behoort 68% tot de beroepsbevolking. Voor de bevolking met een langdurige aandoening is dit over de jaren gemiddeld 53%, tegen gemiddeld 45% van de arbeidsgehandicapten die tot de beroepsbevolking behoren. Dit percentage is met enkele procenten in de loop der jaren afgenomen, van 47% naar 44%. Absoluut gaat dit om een afname van 38.000 arbeidsgehandicapten in de beroepsbevolking. Figuur 9: Drie groepen naar herkomst, 2005 (tabel 9) 90% 80% 70% 60% 50%
40%
Autochtonen
30%
Niet westerse allochtonen
20%
Westerse allochtonen
10% 0%
Totale bevolking
Bevolking met langdurige aandoening
Arbeidsgehandicapten
Opvallend is dat binnen de drie groepen – totale bevolking, bevolking met langdurige aandoening en arbeidsgehandicapten – de verdeling naar herkomst sterk overeenkomt.
19
Figuur 10: Drie groepen naar bedrijfstak, 2005 (tabel 10)
Zakelijke dienstverlening Vervoer en communicatie Openbaar bestuur Onderwijs landbouw en visserij Industrie
Totale bevolking
Horeca
Bevolking met langdurige aandoening Arbeidsgehandicapten
Handel Gezondheids-en welzijnszorg Financiële instellingen Delfstoffenwinning Cultuur,ov. dienstverlening 0%
5%
10%
15%
20%
25%
De meerderheid van de bevolking 15-64 jaar werkt in de gezondheids- en welzijnszorg, de industrie en in de handel. Dit geldt ook voor de mensen met langdurige aandoeningen en de arbeidsgehandicapten. Opvallend is dat in de gezondheids- en welzijnszorg een groot percentage arbeidsgehandicapten werkt (20% van de arbeidsgehandicapten versus 17% van de totale bevolking) en een groot aantal van de mensen met een langdurige aandoening en arbeidsgehandicapten in de industrie werkt (18% versus 16% van de totale bevolking). Dit laatste is te verklaren doordat personen die werken via een Wet Sociale Werkvoorziening onder de categorie Industrie worden geplaatst. Wanneer deze zogenaamde WSW-ers buiten beschouwing worden gelaten, is het percentage arbeidsgehandicapten dat werkzaam is in de industrie gelijk aan het percentage in de totale 20
bevolking (Cuijpers, 2006). In de zakelijke dienstverlening lijken de arbeidsgehandicapten ondervertegenwoordigd ten opzichte van de totale bevolking (11% versus 13%). Figuur 11: Drie groepen naar opleidingsniveau, 2005 (tabel 11) 50% 45% 40% 35% 30%
25%
lager middelbaar hoger
20% 15% 10% 5% 0%
Totale bevolking
Bevolking met Arbeidsgehandicapten langdurige aandoening
Zoals uit bovenstaande grafiek duidelijk blijkt, zijn de lager opgeleiden in de bevolking met een langdurige aandoening oververtegenwoordigd (42% versus 33% in de totale bevolking. Binnen de groep arbeidsgehandicapten is het aandeel lager opgeleiden nog groter (45%). Hoger opgeleiden beslaan slechts 16% van de groep arbeidsgehandicapten.
21
Figuur 12: De bevolking met een langdurige aandoening en de arbeidsgehandicapten naar aandoening, 2005 (tabel 12)
rug-/nekklachten problemen benen of voeten problemen armen of … psychische klachten migraine/ernstige hoofdpijn bronchitis, astma of CARA hart- of vaatziekten Arbeidsgehandicapten
maag- of darmstoornissen Andere aandoening
Bevolking met langdurige aandoening
suikerziekte gehoorproblemen ernstige huidziekte levensbedreigende ziekten epilepsie 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Uit bovenstaande grafiek valt op te maken dat rug- en nekklachten (bijna 50% van de bevolking met een langdurige aandoening), problemen met benen of voeten, problemen met armen of handen, psychische klachten en migraine/ernstige hoofdpijn, zeer veel voorkomende langdurige aandoeningen zijn. De aandoeningen die het meest belemmerend zijn in het behouden of verkrijgen van werk, worden besproken in hoofdstuk 3.
22
> 2.4. CONCLUSIES In deze paragraaf worden uit de voorgaande gevonden gegevens de belangrijkste conclusies getrokken, in volgorde zoals in deze paragraaf besproken. Er wordt telkens verwezen naar de betreffende grafiek. De groep arbeidsgehandicapten bestaat relatief gezien uit meer vrouwen dan mannen in vergelijking met deze verdeling in de totale bevolking (figuur 5) > De groep arbeidsgehandicapten bestaat voor het grootste deel uit personen van 45 jaar en ouder (figuur 6) > Binnen de groep 25-34 jaar neemt het aantal arbeidsgehandicapten langzaam af (figuur 6) > Van de arbeidsgehandicapten behoort in 2005 44% tot de beroepsbevolking (figuur 8) > Arbeidsgehandicapten werken in vergelijking met de totale bevolking vaker in de gezondheidssector en minder vaak in de zakelijke dienstverlening (figuur 10) > Binnen de groepen bevolking met een langdurige aandoening en de groep arbeidsgehandicapten is het aandeel lageropgeleiden groot. Van de arbeidsgehandicapten is 45% lager opgeleid (figuur 11) > Klachten aan het bewegingsapparaat, psychische klachten en klachten gerelateerd aan migraine/hoofdpijn, zijn de meest voorkomende klachten onder zowel de bevolking met een langdurige aandoening als de arbeidsgehandicapten (figuur 12).
23
> 3. ARBEIDSPARTICIPATIE EN REÏNTEGRATIE IN CIJFERS In dit hoofdstuk komen de cijfers aangaande arbeidsparticipatie en reïntegratie aan bod. Wederom worden hier gegevens van de drie groepen (totale bevolking, bevolking met een langdurige aandoening en de arbeidsgehandicapten) gepresenteerd. In het bijlagenboek zijn de gegevenstabellen opgenomen.
> 3.1. ARBEIDSPOSITIE Figuur 13: De totale bevolking 15-64 jaar, bevolking met een langdurige aandoening 15-64 jaar en de arbeidsgehandicapten 15-64 jaar in absolute getallen (x 1000) naar arbeidspositie in 2005
werkzaam beroepsbevolking
6.918
werkloos totale bevolking
7.401
483
wil >12 uur werken 564 nietberoepsbevolking
kan niet werken 521
wil niet > 12 uur werken 10.943
3.542
2.456
25
Figuur 14: Arbeidspositie van de totale bevolking, bevolking met een langdurige aandoening en arbeidsgehandicapten, 2005 (tabel 14)
Wil niet 12 uur of meer werken
Kan niet werken
Wil wel 12 uur of meer werken
Niet beroepsbevolking
Werkloze beroepsbevolking Werkzame beroepsbevolking
Beroepsbevolking
0%
10%
20%
Arbeidsgehandicapten
30%
40%
50%
Bevolking met langdurige aandoening
60%
70%
80%
Totale bevolking
Uit bovenstaande grafiek valt op te maken dat 52% van de bevolking met een langdurige aandoening en 44% van de arbeidsgehandicapten tot de beroepsbevolking behoort. Dit versus 68% van de totale bevolking. De meerderheid van de arbeidsgehandicapten behoort tot de nietberoepsbevolking. Ongeveer 20% van hen kan niet werken. Ook de doelgroep voor het reïntegratiebeleid (zoals beschreven in paragraaf 2.1.2. onder Reïntegratie) valt uit deze grafiek af te lezen: dit omvat de werklozen, de mensen die niet tot de beroepsbevolking horen en die 12 uur of meer per week willen werken en de mensen die niet tot de beroepsbevolking horen en aangeven niet te kunnen werken: 34% van de arbeidsgehandicapten behoort tot de doelgroep voor reïntegratiebeleid.
26
Figuur 15: Bevolking met een langdurige aandoening (onder) en arbeidsgehandicapten (inzet) naar arbeidspositie (tabel 15/15a) Wil niet 12 uur of meer werken Kan niet werken Wil wel 12 uur of meer werken
Niet beroepsbevolking
Werkloze beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking
Wil niet 12 uur of meer werken
Beroepsbevolking
0%
10%
Kan niet werken
20% 2002
2003
30% 2004
40%
50%
60%
2005
Wil wel 12 uur of meer werken
Niet beroepsbevolking
Werkloze beroepsbevolking
Werkzame beroepsbevolking
Beroepsbevolking
0%
10%
20% 2002
2003
2004
30%
40%
50%
60%
2005
Uit bovenstaande grafiek valt op te maken dat het aantal mensen met een langdurige aandoening binnen de beroepsbevolking in de loop der jaren is afgenomen. Bij de werkzame beroepsbevolking is dit teruggelopen van 50% naar 47%. Binnen de groep arbeidsgehandicapten (inzet) zien we gelijke trends. Het percentage werkzame beroepsbevolking 27
binnen deze groep is teruggelopen van 44% naar 39%. Bij de groep arbeidsgehandicapten (inzet) is de niet-beroepsbevolking toegenomen, van 53% naar 56%. Opvallend is dat zowel binnen de bevolking met een langdurige aandoening als bij de arbeidsgehandicapten, een groeiend aantal mensen aangeeft meer dan 12 uur te willen werken.
> 3.2. ARBEIDSPARTICIPATIE
Figuur 16: Aandeel dat tot de werkzame beroepsbevolking behoort naar geslacht en de drie groepen (netto arbeidsparticipatie) (tabel 16)
Arbeidsparticipatie naar leeftijd
80%
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Totale bevolking
Langdurige aandoening Arbeidsgehandicapten
Totale bevolking
man
Langdurige aandoening Arbeidsgehandicapten vrouw
2002
2003
2004
2005
In bovenstaande grafiek is de arbeidsparticipatie van de drie groepen in beeld gebracht, uitgesplitst naar geslacht. Van de mannelijke totale bevolking behoorde in 2002 75% tot de werkzame beroepsbevolking. Opvallend is dat bij de mannen het percentage dat tot de 28
werkzame beroepsbevolking behoort zowel op de totale bevolking, de bevolking met een langdurige aandoening als de arbeidsgehandicapten, afneemt. Bij de vrouwen zijn deze constanter gebleven, de percentages liggen echter beduidend lager. In 2005 was slechts 34% van de arbeidsgehandicapte vrouwen werkzaam versus 46% van de arbeidsgehandicapte mannen. Figuur 17: Netto arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten naar leeftijd (tabel 17) 70% 60% 50% 40%
2002 30%
2003 2004
20%
2005 10% 0%
15-24 jarigen
25-34 jarigen
35-44 jarigen
45-54 jarigen
55-64 jarigen
Figuur 17a: Netto arbeidsparticipatie van de totale bevolking naar leeftijd (tabel 17a) 90% 80% 70% 60% 50%
2002 40%
2003 30%
2004
20%
2005
10% 0%
15-24 jarigen
25-34 jarigen
35-44 jarigen
45-54 jarigen
55-64 jarigen
29
De netto arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten (percentage arbeidsgehandicapten dat werkzaam is) is over het algemeen afgenomen. Met name de jongeren springen hier uit: van 47% naar 34%. Dit is een afname van 13 procentpunten versus een afname van 5 procentpunten bij werkzame jongeren in de totale bevolking. Ook in de twee leeftijdscategorieën arbeidsgehandicapten daarboven is het percentage over de jaren sterk afgenomen, gemiddeld 5 procentpunten. Figuur 18: Arbeidsparticipatie 15-24 jaar (tabel 18) 50% 45% 40% 35%
Totale bevolking
30%
Bevolking met langdurige aandoening Arbeidsgehandicapten
25% 20% 15%
10% 5% 0% 2002
2003
2004
2005
30
Figuur 19: Arbeidsparticipatie 25-34 jaar (tabel 19) 90% 80% 70% Totale bevolking
60%
Bevolking met langdurige aandoening Arbeidsgehandicapten
50% 40% 30% 20% 10% 0% 2002
2003
2004
2005
In het verloop in bovenstaande grafiek over arbeidsparticipatie van personen tussen de 25 en de 34 jaar, is te zien dat de arbeidsparticipatie bij arbeidsgehandicapten in deze leeftijdsklasse af is genomen van 59% naar 54% met name in 2004-2005 ten opzichte van de totale bevolking waar de arbeidsparticipatie redelijk constant is gebleven. Overige leeftijdsklassen zijn opgenomen in de gegevenstabellen (tabel 19a t/m 19c).
31
Figuur 20: Netto arbeidsparticipatie van mannelijke (boven) en vrouwelijke (onder) arbeidsgehandicapten naar leeftijd (tabel 20/20a)
80% 70% 60% 50% 40%
2002 2003
30%
2004 20%
2005
10% 0%
15-24 jarigen
25-34 jarigen
35-44 jarigen
45-54 jarigen
55-64 jarigen
80% 70% 60% 50% 40%
2002 2003
30%
2004 20%
2005
10% 0%
15-24 jarigen
25-34 jarigen
35-44 jarigen
45-54 jarigen
55-64 jarigen
De grafiek van de netto arbeidsparticipatie naar leeftijd van de vorige bladzijde is in bovenstaande grafiek verder uitgesplitst naar geslacht. Opvallend is dat de arbeidsparticipatie van zowel mannen als vrouwen in de categorie 15-24 jaar sterk afgenomen is. De netto arbeidsparticipatie van de mannelijke arbeidsgehandicapten (links) neemt bij leeftijdsklassen 35-44 jaar en 45-54 jaar tussen 2002 en 2005 af (voor de 35-44 jarigen zelfs met 12 32
procentpunten). Bij de vrouwelijke arbeidsgehandicapten blijft de netto arbeidsparticipatie nagenoeg constant. ` Idem als figuur 12: De bevolking met een langdurige aandoening en de arbeidsgehandicapten naar aandoening, 2005 (tabel 12)
rug-/nekklachten problemen benen of voeten problemen armen of … psychische klachten migraine/ernstige hoofdpijn bronchitis, astma of CARA hart- of vaatziekten Arbeidsgehandicapten
maag- of darmstoornissen Andere aandoening
Bevolking met langdurige aandoening
suikerziekte gehoorproblemen ernstige huidziekte levensbedreigende ziekten epilepsie 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Het soort langdurige aandoening kan bepalend zijn in hoeverre dit iemand belemmert in het verkrijgen of behouden van werk. Rug- en nekklachten, problemen met benen of voeten, problemen met armen of handen, psychische klachten en migraine/ernstige hoofdpijn blijken het meest belemmerend in werk, gezien het aandeel van deze aandoeningen in de groep arbeidsgehandicapten ten opzichte van het aandeel van deze aandoeningen in de groep bevolking met een langdurige aandoening. Bijvoorbeeld 52% van de arbeidsgehandicapten heeft 33
rug- en nekklachten, terwijl dat 43% van de bevolking met een langdurige aandoening is. Dit geldt ook voor problemen met benen en voeten (39% vs. 32%), problemen met armen en handen (35 vs. 28%), psychische klachten (24% vs. 18%) en migraine/ernstige hoofdpijn (20% vs. 17%). Voor aandoeningen aan de luchtwegen lijkt dit beter in te passen qua werk (16% van de bevolking met een langdurige aandoening vs. 14% arbeidsgehandicapten).
> 3.3. REÏNTEGRATIE ARBEIDSGEHANDICAPTEN
Figuur 21: Werkhervatting van toegekende reïntegratietrajecten, 2001 (Bron: IWI, 2006) 70%
60% 60%
50%
40%
30%
20%
19%
19%
zelf werk
geplaatst
10%
0%
geen werkhervatting
De gegevens in deze en onderstaande grafieken komen voort uit een cohort van 950 ondervraagde arbeidsgehandicapten. Dit cohort is representatief voor de totale groep arbeidsgehandicapten aan wie in 2001 een reïntegratietraject werd toegekend (IWI, 2006). Van dit cohort vond 38% weer een baan. De helft van deze mensen werd geplaatst, de andere helft vond zelf werk. Dit betekent dat bij 60% van de toegekende reïntegratietrajecten geen werkhervatting plaatsvond. 34
Figuur 22: Resultaten van toegekende reïntegratietrajecten 2001 (tabel 22) (Bron: IWI, 2006) 30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
Traject niet gestart
zelf werk
Traject afgebroken
geen werkhervatting
Traject voltooid
geplaatst
In bovenstaande grafiek wordt getoond hoe de reïntegratietrajecten zijn verlopen. Opvallend is dat 37% van de toegekende reïntegratietrajecten niet gestart zijn. Bij 8% van alle toegekende trajecten is zelfs geen contact gelegd met de reïntegratieconsulent. Redenen om een reïntegratietraject niet te starten of tussentijds af te breken kunnen zijn dat de gezondheidstoestand na uitschrijven van het traject verslechterde of dat de persoon in de tussentijd zelf werk vond (16%). Het reïntegratiebedrijf komt er niet altijd even positief uit, mensen geven aan dat zij het niet eens waren met het voorgestelde reïntegratietraject of dat het contact met het reïntegratiebedrijf niet goed liep. Zeer duidelijk is dat de kans op werkhervatting bij niet-gestarte trajecten en afgebroken trajecten zeer klein is. Van de toegekende reïntegratietrajecten werd 19% na voltooiing geplaatst. Bij 18% vond geen werkhervatting plaats. Het percentage personen dat zelf werk vindt neemt, bij het verlopen van
35
de tijd, verder af. Voor de start van het traject is dit nog 11%, bij afgebroken trajecten 5% en na een voltooid traject nog 3%. Figuur 23: Duurzaamheid werkhervatting 2 jaar na toekenning reïntegratietraject (Bron: IWI, 2006) 60%
50%
56% 44%
40%
30%
20%
10%
0%
werk
geen werk
Het is belangrijk om te kijken naar de duurzaamheid van reïntegratietrajecten. Uit bovenstaande grafiek blijkt dat van de personen aan wie in 2001 een reïntegratietraject werd toegekend, in 2003 nog 44% aan het werk is. 56% van de mensen aan wie in 2001 een reïntegratietraject werd toegekend, zit na deze twee jaar zonder baan. Figuur 24: Verloop werkhervatting van toegekende reïntegratietrajecten (Bron: IWI, 2006) 1e baan 13%
Secundaire werkhervatting 21% 1e baan 21% Blijvend inactief 40%
Initiële werkhervatting 39%
Totale cohort 2001
Iets verder uitgediept blijkt dat van de personen die hun werk hadden hervat (39% van de totale groep), na reïntegratie éénvijfde nog steeds aan het werk was in deze baan. 36
Van de 61% (21% + 40%) welke niet geplaatst konden worden, heeft 21% toch nog het werk kunnen hervatten. De overige 40% is echter gedurende deze tijd inactief gebleven.
Figuur 25: Doelgroep voor reïntegratietrajecten binnen de groep arbeidsgehandicapten 40% 35%
34,42%
32,42% 30%
29,85%
29,00%
25% 20% 15% 10% 5% 0%
2002
2003
2004
2005
In bovenstaande grafiek valt op dat de doelgroep voor het reïntegratiebeleid (beschreven in paragraaf 2.1.2. onder Reïntegratie) gestaag toeneemt in de afgelopen jaren, van 29% naar ruim 34%. Dit betekent dat de groepen „werkloze beroepsbevolking‟, „kan niet werken‟ en „wil wel meer dan 12 uur werken‟ (zie figuur 15, Arbeidspositie) de laatste jaren zijn gegroeid. Volgens de cijfers van het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV, 2005) startten in 2005 38.028 arbeidsgehandicapten met een reïntegratietraject. Dit aantal geeft mogelijk een vertekend beeld omdat niet alle reïntegratietrajecten via het UWV verlopen, maar bijvoorbeeld ook via de gemeente of via de werkgever. CWI Bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) stonden in 2005 732 duizend mensen ingeschreven. Deze mensen zijn op zoek naar een baan of willen een WW- of een bijstandsuitkering aanvragen. Van deze groep ingeschrevenen waren 267 duizend mensen arbeidsgehandicapt (Cuijpers, 2005). Dit is een onevenredig groot aandeel (bijna 35%) als je 37
kijkt naar de grootte van de groep arbeidsgehandicapten ten opzichte van de totale bevolking tussen de 15 en 64 jaar (16% = 1,8 miljoen op de 10,9 mijoen).
> 3.4. CONCLUSIES In deze paragraaf worden uit de voorgaande gevonden gegevens de belangrijkste conclusies getrokken ten aanzien van arbeidsparticipatie en reïntegratie, in volgorde zoals in dit hoofdstuk besproken. Er wordt telkens verwezen naar de betreffende grafiek. Arbeidsparticipatie > > >
>
>
> >
>
Vergeleken met de totale bevolking waarvan 68% tot de beroepsbevolking behoort, behoort slechts 44% van de arbeidsgehandicapten tot de beroepsbevolking in 2005 (figuur 8) 34% van de arbeidsgehandicapten behoort tot de doelgroep voor reïntegratiebeleid (figuur 14) Bij mannen in zowel totale bevolking, bevolking met langdurige aandoening als arbeidsgehandicapten, neemt arbeidsparticipatie over de jaren op dezelfde wijze af (figuur 16). Arbeidsparticipatie binnen de totale bevolking vanaf 25 jaar blijft over de jaren constant, voor arbeidsgehandicapten > 25 jaar neemt de arbeidsparticipatie echter in de loop der jaren af (figuur 17). Onder de arbeidsgehandicapten neemt arbeidsparticipatie bij mannen in alle leeftijdscategorieën af, bij vrouwen blijft dit, behalve in de jongste categorie, stabiel, maar liggen de percentages beduidend lager (figuur 17). Afname van arbeidsparticipatie van mannelijke arbeidsgehandicapten is met name in de leeftijdscategorieën onder de 44 jaar (figuur 20) In de leeftijdscategorie 15-24 jaar neemt de arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten sterk af (13 procentpunten van 2002 tot 2005). Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen (figuur 17) Klachten aan het bewegingsapparaat en psychische klachten zijn het meest belemmerend in het behouden of verkrijgen van werk (figuur 12)
38
>
In de arbeidsparticipatiecijfers van CBS wordt geen rekening gehouden met mensen die minder dan 12 uur per week werken. Arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten zou hierdoor hoger uit kunnen vallen.
Reïntegratie > > > >
>
Het plaatsingspercentage van toegekende reïntegratietrajecten in 2001 was 19% (figuur 21) Van de toegekende reïntegratietrajecten vindt 60% geen werk (figuur 22) Van de voltooide reïntegratietrajecten wordt de helft geplaatst (figuur 22) Na enkele jaren is 44% van de mensen die een reïntegratietraject toegekend hadden gekregen nog aan het werk in de baan waarin zij geplaatst waren of een baan die zij zelf gevonden hebben (figuur 23) Van de groep ingeschrevenen bij het Centrum voor Werk en Inkomen bestaat een onevenredig groot aandeel uit arbeidsgehandicapten
39
> 4. PROBLEMATIEK ARBEIDSPARTICIPATIE EN REÏNTEGRATIE UITGEDIEPT Na presentatie van de kwantitatieve gegevens over arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten, is het waardevol om op een meer kwalitatieve wijze aandacht te besteden aan beide thema‟s. Hoe komt het dat mensen met een chronische ziekte of handicap hun baan verliezen of een reïntegratietraject niet slaagt? Hiervoor is informatie verzameld uit literatuur en zijn gesprekken gevoerd met stakeholders (lijst met namen opgenomen in de bijlage) werkzaam op dit terrein.
> 4.1. KNELPUNTEN TEN AANZIEN VAN ARBEIDSPARTICIPATIE EN REÏNTEGRATIE CHRONISCH ZIEKEN EN GEHANDICAPTEN Onderstaande knelpunten zouden een verklaring kunnen geven voor de bevindingen zoals geconcludeerd in paragraaf 2.4 en paragraaf 3.4. Hierdoor worden de kwantitatieve gegevens (zoals dalende arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten) meer uitgediept. > Gezondheid van chronisch zieken en gehandicapten De gezondheid van chronisch zieken en gehandicapten is één van de belangrijkste factoren bij arbeidsparticipatie. De gezondheidstoestand bepaalt voor een groot deel de belastbaarheid van deze groep. Vermoeidheid, lichamelijke beperkingen en problemen als gevolg van pijn komen het meest voor (Heijmans et al., 2005). Chronisch zieken voelen zich sterk belemmerd in het uitvoeren van dagelijkse taken (Enthoven, 2006). Pijn en vermoeidheid spelen een grote rol. De groep arbeidsgehandicapten bestaat voor een groot deel uit mensen met fysieke beperkingen. Fysieke beperkingen leveren grote belemmeringen voor de mobiliteit van deze mensen. Dit werpt een flinke drempel op bij het behouden of verkrijgen van werk. De Nederlandse maatschappij is daar niet op ingespeeld (aansluitingen openbaar vervoer, toegankelijkheid openbare gebouwen etc.). In Amerika is hierop volgens de stakeholders beter geanticipeerd. Slechts een kwart van de mensen met matige of ernstige motorische beperkingen heeft betaald werk (Cardol, 2006). Tevens kennen chronische ziekten vaak een onvoorspelbaar en grillig verloop, dit kan per maand, week en zelfs per dag variëren. Het is zowel voor werkgevers als werknemers lastig om hierop te anticiperen (Lierop, 2003). 41
Ook het succes op reïntegratie wordt voor een groot deel bepaald door de gezondheid (Horsten, 2007). > Geen aangepaste arbeid mogelijk binnen de werksetting Zowel werkgevers als werknemers geven aan als groot knelpunt bij zowel aan het werk blijven als bij reïntegreren dat er niet altijd passende alternatieve functies voorhanden zijn. Dit geeft niet zelden reden tot ontslag (Horsten, 2007). In veel gevallen kunnen chronisch zieken en gehandicapten wel minder dan 16 uur per week werken, maar volgens de stakeholders is het lastig om voor beperkte urenaantallen passend werk te vinden. > Gebrek aan begrip bij de werkgever voor de situatie van de werknemer Door werknemers wordt als een belangrijke factor het begrip van de werkgever genoemd. Het is zeer aannemelijk dat een begripvolle werkgever bijdraagt aan de motivatie van de werknemer. Mensen met psychische en psychiatrische klachten ervaren hier problemen mee volgens de stakeholders, omdat zij sterke behoefte hebben aan begeleiding en begrip. Ook werkgevers geven aan dat een goede werkgever-werknemerrelatie een belangrijke factor is in het proces van reïntegratie (Horsten, 2007). > Beperkte scholing Het percentage laaggeschoolden onder chronisch zieken en gehandicapten is ongeveer 50% (Calsbeek, 2006). De vraag is of hier sprake is van een causaal verband. Zijn personen ten gevolge van hun chronische ziekte of handicap beperkt geschoold of hebben laagopgeleiden vaker te kampen met een chronische ziekte of handicap? Ook reïntegratie blijkt bij hogeropgeleiden vaker succesvol (Horsten, 2007). In tijden van hoogconjunctuur is steeds meer behoefte aan kennisintensieve arbeid. Het aanbod sluit dan niet aan op de vraag. Volgens stakeholders ontstaat er door de kenniseconomie wel ander soort werk zoals kinderopvang, schoonmaakwerk wat gunstig kan zijn voor de groep laagopgeleiden. > Percepties en kennis van werkgevers over chronisch zieken en gehandicapten als (potentiële) werknemers Vanuit de overheid en samenleving is er veel druk op de groep chronisch zieken en gehandicapten om deel te nemen aan het arbeidsproces. Echter bij werkgevers heerst vaak gebrek aan kennis en onbegrip over deze mensen. Dit kan de arbeidsparticipatie en reïntegratie van hen bemoeilijken. Een greep uit de percepties over chronisch zieken en gehandicapten: 42
-
een verwacht hoger ziekteverzuim 81% een verwachte lagere productiviteit 78% financiële risico's 73% extra last voor de 'gezonde' werknemers 57% eerdere persoonlijke ervaringen 53% liever geen arbeidsgehandicapten in representatieve functies 42% verwachte negatieve reactie van medewerkers 39% (Petersen, 2004)
Over het ziekteverzuim van chronisch zieken en gehandicapten zijn de meningen verdeeld. Volgens Heijmans is het ziekteverzuim van chronisch zieken en gehandicapten weliswaar frequenter, maar de duur van de totale ziekmelding in een jaar komt niet hoger uit dan onder de algemene bevolking. Volgens cijfers van het CBS uit 2004 hebben arbeidsgehandicapten een hoger ziekteverzuim dan niet-arbeidsgehandicapten, maar scoort tweederde van de groep arbeidsgehandicapten onder het landelijk gemiddelde. Ook zijn er cijfers bekend dat na reïntegratie van arbeidsgehandicapte werknemers het ziekteverzuim tweemaal zo hoog blijft als bij niet-arbeidsgehandicapte werknemers (Krul, 2005). Vaak schatten werknemers hun kansen ten opzichte van reïntegratie (achteraf) positiever in dan de werkgever, en pakt het vaak negatiever uit dan door de werknemer vooraf werd ingeschat (Horsten, 2007). De beeldvorming onder werkgevers wordt door alle stakeholders als zeer belangrijk geacht. Ondanks inspanningen van de overheid (bijvoorbeeld instellen van de Commissie Werkend Perspectief in 2003) is deze beeldvorming de afgelopen jaren nauwelijks veranderd (Verveen, 2007). Met name mensen met psychische en psychiatrische aandoeningen ondervinden hier problemen van, er rust volgens de stakeholders nog steeds een taboe op deze categorie aandoeningen. Deze percepties hebben ook te maken met de kennis van werkgevers over hun wettelijke verantwoordelijkheden bij preventie en verzuim. Bijvoorbeeld de kennis over verantwoordelijkheden bij het voorkomen van langdurig ziekteverzuim en bij het opstellen van een plan van aanpak na 6 weken verzuim, blijkt beperkt (Verveen, 2007). Werkgevers zijn niet altijd op de hoogte van het bestaan en/of maken geen gebruik van financiële regelingen voor het in dienst nemen of houden van mensen met een handicap of beperking (Klerk, 2002).
43
> Wajonggerechtigden Er wordt veel gesproken over de Wajonggerechtigden: deze groep neemt enorm toe en zij heeft te kampen met zeer negatieve beeldvorming. Van 2003 tot 2005 was de instroom in de Wajong met 33% toegenomen. De uitstroom blijft achter bij de instroom. Deze grote instroom kan onder andere verklaard worden door de verschuiving van instroom naar bijstand, naar instroom naar Wajong, en verschillende „push‟ en „pull‟ factoren 1. Het aantal Wajonggerechtigden bestaat voor het grootste deel uit jongeren onder de 24 jaar, waarvan het merendeel (73% in 2005) 19 jaar of jonger is. Mannen vormen een kleine meerderheid (57% in 2005) . Er heersen zeer negatieve denkbeelden rondom de kansen op werk na instroom in de Wajong. Het lijkt erop dat Wajongers met het verkrijgen van de uitkering worden „afgeschreven‟ voor de arbeidsmarkt, omdat verreweg de meesten van hen volledig arbeidsongeschikt worden verklaard (98%). Bijna driekwart van deze jongeren (in 2006 telde Nederland 151.000 Wajonggerechtigden) werkt niet (SER,2007). Van de 26% die wel werkt, werkt ongeveer tweederde in een gesubsidieerde instelling (vanuit Wet Sociale Werkvoorziening). > Problemen omtrent keuringen Bij een keuring ontstaat vaak een niet-realistisch beeld van de chronisch zieke of gehandicapte. Vraag aan deze persoon „hoe gaat het‟ en hij of zij zal antwoorden „goed‟. Dit is een vorm van coping, waarbij deze persoon zijn toestand zal relativeren aan bijvoorbeeld voorgaande dagen (Doornbusch, 2004). Echter, de slechte dagen zijn maatgevend voor de belastbaarheid van de chronisch zieke of gehandicapte. Tevens kunnen misverstanden ontstaan door een gebrek aan kennis over bepaalde ziekten bij de keuringsarts, of wanneer er aspecten van de aandoening moeilijk medisch objectiveerbaar zijn (Varekamp, 2005). Volgens de stakeholders zijn de keuringen, bijvoorbeeld bij psychische en psychiatrische aandoeningen, aangescherpt. > Langere tijd uit arbeidsproces (‘herintreders’) Als personen gedurende langere tijd uit het arbeidsproces zijn geweest, kan het lastig zijn om weer terug aan het werk te komen. (UWV, 2007). Deze mensen zijn vaak moeilijker reïntegreerbaar, omdat zij zich al enige tijd buiten het arbeidsproces bevinden.
1 Push factoren (meer mensen dienen zich aan voor een uitkering) kunnen liggen in dat deze regeling zich richt op een specifieke groep
en ze daarmee in de gelegenheid stelt een uitkering aan te vragen. Pull factoren (mensen worden meer gevonden) kunnen gezocht worden in de regierol die het UWV heeft ingenomen ten aanzien van deze groep. Door de vergrote samenwerking met speciale scholen wordt het gemakkelijker gemaakt een aanvraag in te dienen.
44
> Percepties van WAO-gerechtigden rondom reïntegratie Naast bovengenoemde factoren die reïntegratie bemoeilijken bestaan er bij de uitkeringsgerechtigden ook percepties rondom het reïntegreren naar werk. Deze beïnvloeden het wel of niet terug aan het werk gaan. Deze percepties kunnen te maken hebben met gevoelskwesties, aspecten rondom gezondheid, gezin, financiën en het aankijken tegen “weer aan het werk gaan”(UWV, 2005). > Overprotectie Binnen een groep met een gelijke aandoening kunnen grote verschillen bestaan in arbeidsparticipatie. Zowel sociale context als het psychisch welbevinden speelt een grote rol. Volgens de stakeholders kan overbescherming door de sociale omgeving leiden tot een lagere arbeidsparticipatie. Dit kan met name het geval zijn bij meisjes en verstandelijk gehandicapten. > Aansluiting school en zorg naar werk Met name bij de groep licht verstandelijk gehandicapten en bij de jongeren (Wajongers) wordt door de stakeholders genoemd dat het overgangstraject van school naar werk of van zorg naar werk enkele kritische momenten kent. Het speciaal onderwijs werkt pas sinds recent arbeidsmarktgericht. Het traject van school naar werk dient zorgvuldig en continue (in afnemende frequentie) begeleid te worden. Het blijkt moeilijk om werk te behouden als de begeleiding is gestopt. Ook ontstaan er vaak problemen omdat de inspanningen van verschillende organisaties, zoals UWV en de werkgevende instantie, niet op elkaar aansluiten in tijd. Als er reïntegratievoorzieningen benodigd zijn, moet er vaak lang op gewacht worden. > Aspecten van reïntegratietraject zelf De vorm van begeleiding van cliënten en de vaardigheden van de trajectbegeleider om aan te sluiten bij de cliënt blijken in belangrijke mate bepalend voor het succes van het reïntegratietraject. Een persoonlijke benadering die aansluit op de wensen en mogelijkheden van de cliënt vergroot de kans op succesvolle reïntegratie (Lierop, 2003). Hierop wordt volgens de stakeholders (nog) niet voldoende geanticipeerd. Daarnaast worden cultuur van de organisatie waarin geplaatst gaat worden, psychische en fysieke gesteldheid van de cliënt, motivatie en plaatsingsmogelijkheden in de organisatie als beïnvloedend genoemd.
45
> Beeldvorming bij overheid en samenleving ten aanzien van werk Door de stakeholders wordt de opmerking gemaakt dat er door de overheid één kant op wordt gedacht: hoe komen chronisch zieken en gehandicapten aan het werk? Het is nodig dat er erkend wordt dat in sommige gevallen iemand niet in staat is om te werken, en dat dit dus een onrealistische eis kan zijn. Door deze houding van de overheid is de samenleving jegens deze groep ook minder tolerant. Er wordt geen rekening gehouden met dat mensen op verschillende wijzen iets kunnen bijdragen aan de samenleving, niet alleen door middel van betaald werk.
> 4.2. SAMENVATTEND In onderstaande twee tabellen zijn de voornaamste knelpunten rondom arbeidsparticipatie en reïntegratie bij elkaar gezet. Veel knelpunten komen zowel bij arbeidsparticipatie als bij reïntegratie terug, sommige zijn specifieker. De knelpunten door de stakeholders extra genoemd zijn in een aparte kolom geplaatst.
Knelpunten ten aanzien van arbeidsparticipatie Deskresearch Problemen met gezondheid Geen aangepaste functies mogelijk Gebrek aan begrip werkgever Beperkte scholing Percepties en kennis van werkgevers ten aanzien van arbeidsparticipatie van deze groep
Door stakeholders extra genoemd Beeldvorming bij werkgevers (met name psychische aandoeningen en Wajongers) Problemen met mobiliteit voor mensen met fysieke beperkingen Overgang zorg-school naar werk Beeldvorming bij overheid en samenleving ten aanzien van werk Scholing van chronisch zieken en gehandicapten Overprotectie door sociale omgeving
46
Knelpunten ten aanzien van reïntegratie Door werknemers meest genoemd
Door werkgevers meest genoemd
Door reïntegratiebdrijven meest genoemd Trajectbegeleider moet aansluiten bij cliënt
Gezondheidsproblemen
Gebrek aan begrip van werkgever voor situatie werknemer
Belastbaarheid/ gezondheid werknemer Onvoldoende alternatieve functies beschikbaar
Geen geschikt werk bij werkgever
Houding/motivatie werknemer
Cultuur van organisatie waarin geplaatst gaat worden
Onvoldoende inzicht werknemer in eigen beperkingen
Psychische gesteldheid van cliënt
Vorm van de begeleiding van cliënten
Door stakeholders extra genoemd Persoonlijke match met reïntegratiebegeleider Kennis en beeldvorming werkgevers en werknemers Trajecten UWV en nieuwe werkgever sluiten niet op elkaar aan Beeldvorming overheid en samenleving over werk
47
> 5. PROBLEMATIEK EN STROMING ARBEIDSPARTICIPATIE EN REÏNTEGRATIE IN SCHEMA In onderstaand schema zijn de knelpunten en succesfactoren rondom arbeidsparticipatie en reïntegratie in kaart gebracht. Tevens is de stroming van de groep arbeidsgehandicapten van arbeidsparticipatie en reïntegratie zichtbaar gemaakt. Totale bevolking Beeldvorming bij overheid en samenleving t.a.v. werk
Overprotectie door sociale omgeving
Gezondheid (met name fysieke beperkingen)
Aansluiting school/ zorg naar werk
Arbeidsparticipatie
Mogelijkheden tot alternatieve functies bij werkgever
Afspraken maken in de eerste twee ziektejaren
Bevolking met een langdurige aandoening
Percepties werknemers
Steeds meer reïntegratiebureaus zijn toegespitst op aandoeningen
Lange tijd uit arbeidsproces
Percepties/begrip werkgevers
Reïntegratie Persoonlijke benadering/ begeleiding reïntegratiebureaus
Afstemming instanties
Beperkte scholing
Kennis werkgevers
Bijv. na aanmelding CWI of herintreders
Houding/motivatie werknemer
(tijdelijk) Inactief
Blijvend inactief / definitieve arbeidsuitval Succesfactoren
Geen werkhervatting
Geen aangepast werk bij werkgever
Reïntegratie niet duurzaam
Gezondheid (fysiek en mentaal)
Geen werkhervatting
Arbeidsgehandic apten
Knelpunten
49
Na periode van inactiviteit aan het werk
Uitval uit werk
Beperkte scholing
Geslaagde trajecten
Percepties/begrip werkgevers
44% behoudt werk duurzaam na reïntegratietraject
> 6. AAN DE SLAG? In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan ten aanzien van acties in de toekomst. Allereerst wordt een kleine schets gemaakt wat de ontwikkelingen kunnen zijn als we niets doen waarna vervolgens kansen voor oplossingen en enkele succesvolle voorbeeldprojecten worden uitgelicht. In de laatste twee paragrafen worden respectievelijk de aanbevelingen van de stakeholders en enkele afsluitende adviezen van iResearch weergegeven.
> 6.1. WAT ALS WE NIETS DOEN? In de literatuur worden weinig voorspellingen gedaan ten aanzien van arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten in de toekomst. Door de stakeholders wordt voorzichtig gespeculeerd. Onderstaand worden de bevindingen kort weergegeven. 1) Toename chronisch zieken Naar verwachting zal het aantal chronisch zieken in Nederland de komende jaren met bijna 40% gaan toenemen ten gevolge van de vergrijzing en de bevolkingsgroei (MEE West Brabant, 2007). Ook de huidige leefstijl en overgewicht zijn hierbij een belangrijke bepalende factor. Hierdoor is er sprake van uitgestelde en vervangende chronische ziekte op hogere leeftijden (Hollander, 2006). 2) Aantal arbeidsgehandicapten neemt toe Zonder extra inspanningen zal naar verwachting het aantal arbeidsgehandicapten toenemen. Dit komt door de toename in chronisch zieken en gehandicapten maar ook door de verhardende wet- en regelgeving waarin werken het uitgangspunt is: keuringen worden bijvoorbeeld veel strenger toegepast. 3) Arbeidsparticipatie en reïntegratie De problematiek rondom arbeidsparticipatie en reïntegratie wordt door de overheid erkend en opgepakt. Het coalitieakkoord spreekt uit dat het kabinet samen met de sociale partners tot een aanpak wil komen die moet leiden tot een substantiële verhoging van de arbeidsparticipatie (UWV, 2007). Aandachtsgroepen daarbij zijn de personen die nog te weinig participeren op de arbeidsmarkt, zoals de langdurig werklozen, gedeeltelijk arbeidsongeschikten, vrouwen, 51
allochtonen en personen zonder minimaal opleidingsniveau. Ook het UWV gaat daaraan haar steentje bijdragen. De huidige hoogconjunctuur (zie figuur 26) en toekomstige krapte op de arbeidsmarkt maken dit gemakkelijker. Een neveneffect hiervan is echter dat de cliëntengroep van het UWV moeilijker reïntegreerbaar zal zijn: cliënten die al langer buiten de arbeidsmarkt staan, laagopgeleiden of met weinig ervaring en de mensen met gezondheidsproblemen of andere beperkingen profiteren „als laatste‟ van de krapte op de arbeidsmarkt. Vooral jongeren en starters zullen profiteren van een aantrekkende economie: zij ervaren minder problemen met instromen van studie naar werk. Echter de stakeholders verwachten dat bij een gelijkblijvende beeldvorming van chronisch zieken en gehandicapten, er voor deze groep weinig zal veranderen. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van de economische groei, banen en beroepsbevolking weergegeven. Figuur 26: Ontwikkeling economische groei, banen en beroepsbevolking 2002-2005 (Bron: UWV, 2007)
Een afname van arbeidsparticipatie en minder succesvolle reïntegratie onder chronisch zieken en gehandicapten zorgt voor een negatief effect op de maatschappelijke winst: stijging van de uitkeringskosten, stijging van de medische consumptie waardoor stijging van kosten in de gezondheidszorg en een verminderde kwaliteit van leven van deze groep mensen. Volgens stakeholders kan hierdoor een tweedeling in de samenleving ontstaan. Door stakeholders wordt tevens aangegeven dat de zorgconsumptie van mensen die niet werken vaak hoger is dan van mensen die wel werken (bij gelijke condities).
52
> 6.2. KANSEN VOOR OPLOSSINGEN In deze paragraaf worden enkele oplossingsrichtingen besproken voor de geschetste problematiek rondom arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten. Tevens wordt aan de hand van de genoemde kansen voor oplossingen enkele succesvolle voorbeeldprojecten apart benoemd. 1) Kleinschalige projecten met een 1-op-1 benadering Een persoonlijke benadering en begeleiding van het reïntegratiebureau bevorderen het succes van het reïntegratietraject (Lierop, 2003). Tevens biedt een 1-op-1 benadering bescherming tegen bepaalde negatieve beeldvorming, zoals rondom Wajongers. Volgens stakeholders bieden kleinschalige projecten mensen met beperkingen de mogelijkheid om een opstap te maken naar werk: dit vergroot hun autonomie, ze leren nieuwe vaardigheden en ondervinden sociale steun. In de bijlage worden een aantal voorbeeldprojecten beschreven. Maatjesproject Dit project tracht in te spelen op wederzijdse negatieve beeldvorming van zowel jongeren als werkgevers. Er worden teams samengesteld van één werkgever/leidinggevende en één jongere. Samen gaan zij op zoek naar een stage of baan. Centraal staat het ontdekken van elkaars mogelijkheden en het terugdringen van vooroordelen ten aanzien van beide groepen „Ze willen me toch niet…‟ of „Wat kan zo iemand voor mijn bedrijf betekenen?‟.
2) Doelgroep-specifieke reïntegratie Het is een positieve ontwikkeling dat steeds meer reïntegratiebureaus zich gaan toespitsen op een specifieke aandoeningen of doelgroepen zoals reumapatiënten, nierpatiënten, HIV-patiënten of bijvoorbeeld Wajongers. Deze reïntegratiebureaus kunnen tevens werkgevers van kennis voorzien. Zij kunnen een sleutelrol vervullen bij activiteiten op het gebied van voorlichting, lobby en kennisuitwisseling. Tevens werkt het volgens de stakeholders zeer positief als ervaringsdeskundigen worden ingezet bij de reïntegratietrajecten en begeleiding vanuit het UWV. Patiënten Desk Nierpatiënten Vereniging Nederland De Nierpatiënten Vereniging Nederland heeft een „eigen‟ reïntegratiebureau. Op dit bureau werken arbeidsdeskundigen die zich hebben toegespitst op de doelgroep nierpatiënten. UWV bekostigt de reïntegratietrajecten. Het plaatsingspercentage van de Patiënten Desk is, ondanks de patiëntengroep met veelal een urenbeperking, 43%. Daarnaast vervullen zij enkele belangrijke voorlichtings- en lobbytaken.
53
STECR Platform Reïntegratie geeft DSA Laboretum uit Laboretum verschijnt in de vorm van katernen en brengt alle informatie over diagnostiek, behandeling, verzuimduren en reïntegratie bij elkaar. De katernen richten zich op alle reïntegratie-aspecten (zoals belastbaarheid) toegespitst op een specifieke aandoening, zoals bijvoorbeeld Diabetes Mellitus. Alle beroepsbeoefenaren die te maken hebben met zieke werknemers (zoals verzekeraars, HR-managers, bedrijfsartsen etc) kunnen zich op Laboretum abonneren.
3) Rol van de werkgever Werkgevers hebben een belangrijke rol gekregen bij het aan het werk houden en reïntegreren van hun zieke werknemers sinds de komst van de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Deze wet stelt zich ten doel zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden. Na een periode van 2 jaar ziekte beoordeelt UWV de mate van arbeids(on)geschiktheid van de werknemer. Dit wordt gedaan door het loonverlies te bepalen (het percentage dat men minder kan verdienen dan voorheen) (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2007). De drempel van 35% loonverlies is hierbij belangrijk. De mensen die onder deze drempel vallen, hebben namelijk geen recht op een uitkering en dienen ofwel aan het werk te blijven bij hun huidige werkgever, of nieuw werk te zoeken. Voor deze groep mensen is het dan ook zaak in de eerste twee jaren, voor de WIA beoordeling, afspraken te maken met de werkgever. De kans op behoud van het werk of werkhervatting is dan het grootst. Werkgevers die mensen met een chronische ziekte of handicap in dienst nemen kunnen gebruik maken van bepaalde financiële regelingen zoals premiekortingen of extra subsidies. Met dit geld kunnen bijvoorbeeld aanpassingen op de werkplek worden aangebracht. Echter de financiële prikkels die van overheidswege worden uitgezet moeten wel toegepast worden. Hier ligt een belangrijk stuk bij de werkgevers: enerzijds moeten zij kennis hebben van deze financiële prikkels, anderzijds zijn perceptie en beeldvorming bij werkgevers hierin zeer bepalend. Uit de literatuur blijkt dat bij bedrijven waar ook werknemers met een chronische ziekte, handicap of psychische klachten werken, slechts een zeer kleine groep leidinggevenden negatieve ervaringen heeft met deze werknemers. Uitzendbureau voor jonge chronisch zieken Het Emma Kinderziekenhuis in Amsterdam heeft de Nationale Zorgvernieuwingsprijs gewonnen met een uitzendbureau dat vakantie- en bijbanen bemiddelt voor chronisch zieke jongeren. De ervaring van zo‟n baantje helpt hen om op volwassen leeftijd zo volwaardig mogelijk mee te doen in de maatschappij.
54
4) Empowerment werknemer Werknemers hebben zelf een belangrijke rol bij het behouden of verkrijgen van werk. Inzicht in hun eigen mogelijkheden en beperkingen verhoogt de slagingskans van het reïntegratietraject. Mondigheid speelt hierbij een belangrijke rol. Motivatie en scholing zijn tevens bepalend. Empowerment van de zieke werknemer (bijvoorbeeld zelfstandig beslissingen nemen, proactieve houding) lijkt dan ook een goed streven, met name voor duurzame toetreding.
> 6.3. AANBEVELINGEN VOOR DE FONDSEN DOOR STAKEHOLDERS > Positie van jongeren Zoals ook te zien in de grafieken (figuur 19/20) is de arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapte jongeren de afgelopen jaren afgenomen. Dit kan komen omdat deze leeftijdscategorie (en ook nog iets erboven) te maken heeft met instroom naar werk. Het is erg moeilijk voor arbeidsgehandicapte starters om toe te treden tot de arbeidsmarkt ten tijde van een afnemende conjunctuur (na 2000). Tevens kunnen hier verschillende andere factoren een rol spelen, zoals scholing. De stijging in instroom in de Wajong was van 2003 tot 2005 33%. Volgens de stakeholders wordt er te weinig in geïnvesteerd om deze jongeren daadwerkelijk aan de slag te krijgen. Op dit moment schrijft de Sociaal Economische Raad (SER) een advies voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over hoe men deze groep weer aan de slag kan helpen. Wajonggerechtigden hebben een zeer negatieve stempel wat betreft hun kansen op de arbeidsmarkt; dit werkt zowel door voor de Wajongers als voor potentiële werkgevers. Het aan de slag helpen van deze jongeren vereist flexibiliteit in aanbod. Maatwerk is voor deze heterogene groep ook zeer van belang. In Woerden wordt op initiatief van de overheid een kenniscentrum Wajong opgericht waar regionale projecten (zoals Maatjesproject) worden gebundeld: best practices. Tevens onderzoekt de SER waar deze stijging van het aantal Wajongers aan toe te schrijven is: wordt er meer gediagnosticeerd, neemt de maatschappelijke druk toe of is deze groep eindelijk in kaart gebracht? (SER, 2007). Een meer cijfermatige onderbouwing van deze problematiek (uit de sfeer van adviezen en knelpunten) is volgens de stakeholders zeer gewenst. > Kennis en voorzieningen werkgevers Veel werkgevers hebben onvoldoende kennis van verantwoordelijkheden en rechten op dit gebied. Dit dient te verbeteren, daar de werkgevers in de eerste twee jaren een zeer cruciale rol 55
gekregen hebben (Wet Verbetering Poortwachter). Ook kan er winst behaald worden in het vergroten van de kennis van werknemers op dit terrein. De kennis van hun mogelijkheden bij werkgevers kan ertoe bijdragen dat zij zich beter weten te verzekeren en kunnen begeleiden. Dit voorkomt arbeidsuitval en bevordert reïntegratie. Veel voorzieningen gelden nu alleen voor Wajongers, dit zou voor alle groepen moeten gelden. Voorbeelden hiervan zijn: no risk polissen, jobcoach voorzieningen (extra begeleiding op de werkplek) en loonkostendispensatie. > Inspelen op beeldvorming werkgevers Om compensaties en financiële regelingen efficiënt in te zetten, zal de beeldvorming van werkgevers over chronisch zieken en gehandicapten als werknemers moeten veranderen. De overheid heeft al diverse inspanningen 2 geleverd om deze beeldvorming te verbeteren, echter nog zonder aanwijsbaar resultaat. Ook de gezondheidsfondsen kunnen hierbij een rol hebben door hun patiëntenachterban op een bepaalde wijze te profileren. > Vergroten empowerment van arbeidsgehandicapten Het vergroten van de eigen mogelijkheden en competenties biedt de groep arbeidsgehandicapten belangrijke instrumenten om werk te behouden en te verkrijgen. Inzicht in eigen beperkingen ligt aan de basis hiervan. Volgens de stakeholders zal de verkrapping op de arbeidsmarkt niet vanzelfsprekend leiden tot toename van de arbeidsparticipatie van chronisch zieken en gehandicapten. In deze groep mensen moet dus worden geïnvesteerd. > Mensen met fysieke problemen ervaren meer belemmeringen Mensen met fysieke beperkingen ervaren grote belemmeringen in het behouden van werk, dit is voor een groot deel te wijten aan beperkte mobiliteit van deze groep. Hierop zou inventiever ingestoken kunnen worden, zoals de mogelijkheid tot telewerken. Dit vergt echter een omslag naar integraal denken vanuit de overheid, ruimer dan alleen „het werken‟. Het gaat dan niet alleen om aanpassingen op de werkplek bijvoorbeeld, maar ook het openbaar vervoer vormt een obstakel voor het kunnen werken.
Instellen Commissie Werkend Perspectief; Taskforce Handicap en Samenleving; Campagne „Geknipt voor de juiste baan‟; Ontwikkelen Arbokennisportaal 2
56
> 6.4. AFSLUITENDE ADVIEZEN VOOR FONDSEN Naar aanleiding van alle gepresenteerde cijfers, knelpunten en de gevoerde gesprekken worden in deze paragraaf nog enkele slotaanbevelingen gedaan vanuit iResearch. >
Visieontwikkeling: op basis van dit rapport is het aan de fondsen om te komen tot een visie op en concrete acties ter verbetering van arbeidsparticipatie en reïntegratie van chronisch zieken en gehandicapten. Voor het formuleren van deze visie en het vervolgens vaststellen van een passende rol voor de fondsen kan een expertmeeting met stakeholders, veldpartijen en de commissie Maatschappelijke Participatie/Zorg input bieden. Tijdens deze meeting kunnen doelstellingen en concrete acties worden benoemd.
Bij het ontwikkelen van een visie op arbeidsparticipatie en reïntegratie verdient het de aanbeveling aandacht te besteden aan de volgende zaken: > In de arbeidsparticipatiecijfers van CBS wordt geen rekening gehouden met mensen die minder dan 12 uur per week werken. Arbeidsparticipatie van arbeidsgehandicapten zou hierdoor hoger uit kunnen vallen. Het verdient de aanbeveling om meer te weten te komen over de omvang van deze groep. > Chronisch zieken en gehandicapten lijken pas 'mee te tellen' in de maatschappij wanneer zij meer dan 12 uur betaalde arbeid verrichten. Echter ook onbetaalde arbeid of betaalde arbeid voor minder dan 12 uur levert een bijdrage aan de samenleving, en is wellicht voor deze groep beter haalbaar. De fondsen kunnen hier een rol innemen, bijvoorbeeld richting de overheid. > Inhaken op bestaande initiatieven. Het wiel hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden. Er is reeds een veelheid aan projecten. Slagingskans van deze projecten zit met name in de persoonlijke benadering, kleinschaligheid, doelgroep-specifieke projecten, een proactieve rol van werkgevers en eigen inzicht en empowerment van werknemers. Succesfactoren van deze projecten kunnen door middel van een SWOT (Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats) analyse nader worden bekeken. > De stakeholders deden enkele zeer waardevolle aanbevelingen. iResearch sluit zich hierbij aan (§6.3).
57
58
> 7. LITERATUUR Beckers, I. Arbeidsgehandicapten in Nederland. Sociaal-economische trends, 1e kwartaal 2005. Centraal Bureau voor de Statistiek. Voorburg, 2005 Bolhuis P, Petersen A van. Bouwen op vertrouwen. Professionals over de arbeidsmarktpositie van mensen met een arbeidsbeperking. Onderzoek in opdracht van Commissie het Werkend Perspectief. Research voor Beleid. Leiden: 2007. Calsbeek, H. Spreeuwenberg, P., Kerkhof van, MJW, Rijken. P.M. (NIVEL) Kerngegevens Zorg 2005. Nationaal Panel Chronisch Zieken en gehandicapten. Utrecht, 2006. Cardol, M. Vervloet, M. Rijken, M. (NIVEL) Participatie van mensen met beperkingen 2005. Basismonitor Participatie. Utrecht: 2006. Commissie Het Werkend Perspectief. Een werkend perspectief voor jongeren met een arbeidshandicap. Hoofddorp, 2004. Cuijpers, M. Lautenbach, H. Arbeidsgehandicapten 2005. Arbeidssituatie van mensen met een langdurige aandoening. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Den Haag: 2006. Doornbusch, J.L.G. Energetische belastbaarheid van nierpatiënten. Bussum: 2004 Enthoven, C. Chronisch zieken. Met welke problemen hebben chronisch zieken te maken? Regionaal Kompas Volksgezondheid. GGD Hart voor Brabant, ‟s Hertogenbosch: 2006 Enthoven, C. Chronisch zieken. Wat is de huidige situatie in Nederland? Regionaal Kompas Volksgezondheid. GGD Hart voor Brabant, ‟s Hertogenbosch: 2006 Heijmans, MJWM., Spreeuwenberg, P., Rijken. PM (NIVEL) Patiëntenpanel Chronisch Zieken Kerngegevens Maatschappelijke Participatie 2004. Utrecht, 2005. Hollander, de AEM Hoeymans, N. Melse, JM Oers van, JAM Polder, J.J. Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. RIVM. Bilthoven, 2006. 59
Hop, A.D. (2007) De kleine gids voor de Nederlandse sociale zekerheid. Deventer: Kluwer. Horsten C, Doorn, E van. Onderzoek naar reïntegratie van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn. Minder dan 35% arbeidsongeschikt; Blijven werken of toch niet? Regioplan beleidsonderzoek in opdracht van Stichting van de Arbeid. Amsterdam: 2007 Inspectie Werk en Inkomen (IWI). Duurzaamheid van reïntegratie. Korte- en langetermijneffecten van reïntegratie van arbeidsgehandicapten. R06/28. Den Haag, 2006 Klerk, MMY de (red.) Rapportage gehandicapten 2000. Maatschappelijke positie van mensen met lichamelijke beperkingen of verstandelijke handicaps. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag, juli 2000 http://www.scp.nl/publicaties/boeken/9037700136/Rapportage_gehandicapten_2000.pdf Klerk, MMY de (red.) Rapportage gehandicapten 2002. Maatschappelijke positie van mensen met lichamelijke beperkingen of verstandelijke handicaps. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag, juli 2002 http://www.scp.nl/publicaties/boeken/9037701043/Rapportage_gehandicapten_2002.pdf Kooiker, SD (red.) Jeugd met beperkingen. Rapportage gehandicapten 2006. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag, maart 2006. Krul, G. Moester, J. Het ziekteverzuim van arbeidsgehandicapten. Sociaal-economische trends 4e kwartaal 2005. Centraal Bureau voor de Statistiek. Voorburg, 2005 Lierop, B. Schouten, M. Reïntegratie naar arbeid van cliënten met een chronische ziekte: een kwestie van goede begeleiding. IRV Kenniscentrum voor revalidatie en handicap. Hoensbroek, 2003. WHO FIC Collaborating Centre in the Netherlands. Nederlandse vertaling van de „International Classification of Functioning, Disability and Health‟. Houten: 2001.
60
Petersen A van, Vonk M, Bouwmeester J. Onbekend maakt onbemind. Attitudeonderzoek naar de positie van arbeidsgehandicapten op de arbeidsmarkt. Onderzoek in opdracht van Commissie het Werkend Perspectief. Research voor Beleid. Leiden: 2004. PricewaterhouseCoopers. Bevorderen arbeidsparticipatie door preventie. CSR-project. Utrecht: 2005. Schie, J. van. Vries, S. de. De Nederlandse arbeidsmarkt. TNO. Leiden: 2005 Sociaal Economische Raad (SER) (Re)integratiebeleid arbeidsgehandicapten. Den Haag, 1997. Sociaal Economische Raad (SER) “Ik kreeg meteen het stempel onbemiddelbaar.” Uit: Bulletin, maart 2007. Den Haag, 2007. Stoelinga et al., 1996 Uit: Klerk, M.M.Y. de (red.) Rapportage gehandicapten 2000. Maatschappelijke positie van mensen met lichamelijke beperkingen of verstandelijke handicaps. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag, juli 2000 Uitkeringsinstituut Werknemers verzekeringen. UWV 4 e kwartaal 2005. Amsterdam: 2005 Uitkeringsinstituut Werknemers Verzekeringen. UWV Kwartaal verkenning 2007 – I. Kenniscentrum UWV. Amsterdam: 2007 Uitkeringsinstituut Werknemers Verzekeringen. WAO Argumentenkaart: Should I stay or should I go? http://www.lva-nederland.nl/basis1/adobe/Argumentenkaart%20WAO.pdf Varekamp, I. Spreeuwers, D. Dijk, F.J.H. van. Werknemers met reuma, astma en diabetes. Een verkennend onderzoek naar de aandacht die medisch specialisten en gespecialiseerde verpleegkundigen besteden aan werkgerelateerde problematiek. Eindrapportage. Coronel Instituut voor arbeid, milieu en gezondheid. Amsterdam: 2005. Verveen E, Petersen A van. Weerbarstige denkbeelden. De beeldvorming van leidinggevenden en werknemers over mensen met een arbeidsbeperking. Onderzoek in opdracht van Commissie het Werkend Perspectief. Research voor Beleid. Leiden: 2007. 61
Vlaams fonds voor sociale integratie van personen met een handicap (VFSIPH). Groeiscenario voor de evenredige deelname van personen met een arbeidshandicap. Verslag van de rondetafelconferentie. Brussel, 2003.
62
BIJLAGEN SCHEMA VAN ORGANISATIES
CG raad De Taskforce Handicap en Samenleving BoaBorea Cedris CNV Commissie het Werkend Perspectief De Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA) FNV Het Breed Platform Verzekerden en Werk Raad voor Werk en Inkomen STECR; Platform Re-integratie Stichting van de arbeid VNO-NCW Werkgeversforum Kroon op het werk Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie College voor zorgverzekeringen (CVZ) Gezondheidsraad Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO Mee Nederland Raad voor de Volksgezondheid en Zorg lokale overheid Ministeries van Economische Zaken Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport CWI Divosa Landelijke Cliëntenraad UWV Kenniscentrum Crossover NIVEL Stimulanz Vilans Werk en Handicap 63
BIJLAGEN LIJST STAKEHOLDERS
Met de volgende stakeholders is gesproken: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Commissie Werkend Perspectief: de heer W. van Ginkel Nivel: mevrouw M. Rijken Vilans: mevrouw M. Spierenburg BoaBorea, mevrouw C. de Jonge Jopla, Platform van Jongeren met een handicap, mevrouw W. Verlaan Stichting Pandora, mevrouw A. Huson CG raad, mevrouw J. Lagendijk Universiteit Maastricht, faculteit gezondheidswetenschappen, Beleid, Economie en Organisatie van de Zorg, De heer F. Nijhuis.
65
BIJLAGEN VOORBEELDPROJECTEN Werkcarrousel Werkcarrousel is een arbeidsmarktproject, bedacht en uitgevoerd door BV Maakbaar en King Coaching, met als doel 25 jonggehandicapten (met een psychische beperking) aan een reguliere baan en opleiding te helpen en tegelijkertijd daarmee te voorzien in het personeelstekort van bedrijven. De werkcarrousel is een keten van (minstens) 25 bedrijven die ieder een werkervaringsplek ter beschikking stelt. Jonggehandicapten kunnen in deze bedrijven (de carrousel) werkervaring opdoen en hun talenten tonen en ontdekken. De jongere gaat bij drie bedrijven een maand aan het werk. Elk bedrijf neemt na de werkervaringperiode een jongere voor de duur van 6 maanden in dienst. Valid Express Valid Express in Amsterdam is een op commerciële leest geschoeide koeriersdienst die uitsluitend met mensen werkt met een 'lastig lichaam" of te wel arbeidsgehandicapten. Het is dus in feite een sociaal marktgerichte onderneming met dien verstande dat het op commerciële basis werkt. Het project wil naast een vestiging in Amsterdam, nieuwe vestigingen in Nederland openen. Migranten Platform Gehandicapten Het Migranten Platform Gehandicapten (MGP) is opgericht door ervaringsdeskundigen met een niet-Nederlandse afkomst om een gat te vullen tussen de zorg en hulpverlening als het gaat om de migranten gehandicapten. Het project Arbeidsparticipatie voor kansarme mantelzorgers richt zich op verbetering van de positie van migranten (veelal vrouwen) die een kind of familielid hebben met een handicap of chronische ziekte. Het doel is om de arbeidsparticipatie van langdurig werklozen die in een sociaal-maatschappelijk isolement verkeren, te vergroten door ze op te leiden tot mantelzorgers. Ruim baan voor Ongekend Talent Hoe kan je de weg naar de arbeidsmarkt voor lichamelijk gehandicapten vergemakkelijken? Door het inzetten van vrijwilligers met een handicap! Dat is het originele idee van het Regionaal Patiënten Consumenten Platform (RPCP) Drenthe. Dit is een provinciale organisatie die werkt aan het versterken van de positie van gebruikers van zorg, welzijn en sociale zekerheid. Door het afleggen van bedrijfsbezoeken door mensen met een lichamelijke arbeidshandicap willen zij de beeldvorming van werkgevers positief beïnvloeden. De inzet is om bij werkgevers te komen tot 67
verandering van houding en gedrag, zodat zij eerder bereid zijn mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. De deelnemers werken in zogenaamde T-Teams! Dat zijn Talent Teams en zij raken in dit project beter toegerust in hun contacten met werkgevers waardoor hun kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Aan het einde van het traject hoopt RPCP 8 vrijwilligers aan een reguliere baan geholpen te hebben. Leerwerkplan De Baandert/Klussenbus Jongeren tot 24 jaar met een Autisme Spectrum Stoornis worden via stichting De Baandert (een sociale firma) begeleid naar een betaalde baan. Het gaat dus over jongeren met een psychische beperking die vanwege hun sociale handicap moeite hebben om zelfstandig een werkkring te vinden. De nieuwe klussenbus biedt de jongeren de kans op werkervaring middels de technische onderhoudswerkzaamheden die in opdracht van derden worden uitgevoerd. Een van de werkmeesters gaat met twee jongeren op klus in de regio Rijnmond. Bakkerij Enter Bakkerij waar mensen met een verstandelijke beperking tewerkgesteld worden. In de Bakkerij, onderdeel van Philadelphia Salland Twente, is jaarlijks plaats voor 10 tot 12 jongeren met een licht verstandelijke handicap. De jongeren kunnen hier werkervaring opdoen omdat op de reguliere arbeidsmarkt (nog) geen plaats voor ze is. De Bakkerij zal zich specialiseren in een groot assortiment koeken van uitsluitend natuurlijke ingrediënten. Mell Services B.V. Een koeriersbedrijf plus winkel voor scootmobielen in de regio Eindhoven. Geïnspireerd door het bedrijf Valid Express heeft Henk Kwarten vanuit een WAO-situatie zijn eigen werkgelegenheid gecreërd en daarnaast arbeidsplekken voor anderen. Naast koeriersdiensten wil het bedrijf in de toekomst de dienstverlening gaan uitbreiden. Bij het bedrijf werken alleen mensen met een lichamelijke handicap of chronische ziekte. Kiosk Aon 't Spoor Een project van Stichting 't Goede Spoor om inwoners van Wijchen met een functiebeperking (lichamelijk, verstandelijk, psychiatrisch of sociaal) weer naar de arbeidsmarkt te helpen. In maart 2005 sloot de NS het loket op het treinstation van Wijchen (bij Nijmegen). Sinds juni 2005 heeft de stichting er een kiosk geopend die 6 dagen in de week van 06.00 tot 19.00 uur geopend is en werk biedt aan mensen uit de doelgroep. 68
Maatjesproject In het Maatjesproject gaan teams van telkens één werkgevers of leidinggevende en één jongeren met een handicap samen op zoek naar een stage of baan, waarbij ze hun wederzijdse mogelijkheden ontdekken en de negatieve beeldvorming bijstellen. In totaal worden 100 werkgevers en 100 jongeren geworven. Werkgevers zetten hun werkervaring en netwerk in om met de jongeren een ingang op de arbeidsmarkt te realiseren. Iedere twee maanden starten steeds 10 tot 12 jongeren met dito maatjes hun activiteiten. Het project start in de regio Utrecht en breidt uit met nader te bepalen locaties in noord en zuid Nederland. Sweet Store De Sweet Store is een lunchroom in het winkelcentrum Amsterdamse Poort in Amsterdam, waar allerlei exotische delicatessen worden gemaakt en verkocht. De Sweet Store helpt elk jaar twintig jongeren met een arbeidshandicap door te stromen naar betaalde arbeid. Het slagingspercentage is zestig procent. Restaurantcafé Ridderikhoff Ongeveer de helft van het personeel van de Ridderikhoff heeft een verstandelijke of arbeidshandicap. Zij worden begeleid door medewerkers van de stichting Philadelphia Zorg. De andere helft is professioneel horeca-medewerker. Emma at Work Emma at Work is een non profit uitzendbureau van het Emma Kinderziekenhuis AMC. Samen met Vedior Groep Nederland als professionele partner in de uitzendbranche, wil Emma at Work heel gericht chronisch zieke jongeren de mogelijkheid geven om door middel van een vakantie- of bijbaan actief deel te laten nemen in de maatschappij. Om zo te leren, te ervaren en te ontdekken. En natuurlijk ook om gewoon lekker zelf wat geld te verdienen. Net als andere leeftijdsgenoten. Het liefst in een professionele, normale werkomgeving met gewone collega's.
69