Uitgifte Repertoriumnummer
Uitgereikt aan
2014 / Datum van uitspraak
10 oktober 2014
op € JGR
Rolnummer
2014/AB/839
Arbeidshof te Brussel eerste kamer
Arrest
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 2
ARBEIDSRECHT - beschermde werknemer tegensprekelijk arrest definitief VA, wonende te, appellant, verschijnend in persoon en bijgestaan door mr. CORBANIE Stefan, advocaat te 1831 DIEGEM, De Kleetlaan, 12A tegen CA BELGIUM BVBA, met maatschappelijke zetel te 1930 ZAVENTEM, Building Figueras, Da Vincilaan 11 - Bus F2, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. VANDEVOORDE Frank, advocaat te 1200 BRUSSEL, Georges Henrilaan, 431.
*** * Na beraad, spreekt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest uit: Gelet op de stukken van rechtspleging, inzonderheid: -
het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis, uitgesproken op tegenspraak op 19 augustus 2014 door de Nederlandstalige arbeidsrechtbank Brussel, vakantiekamer (A.R. 2050/14),
-
het verzoekschrift tot hoger beroep, aangetekend verzonden op 29 augustus 2014 en ontvangen ter griffie van dit hof op 1 september 2014,
-
de conclusie voor de appellant,
-
de conclusies voor de geïntimeerde,
-
de voorgelegde stukken.
*** *
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 3
De partijen hebben hun middelen en conclusies uiteengezet tijdens de openbare terechtzitting van 3 oktober 2014, waarna de debatten werden gesloten, de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op heden. *** * I.
FEITEN EN RECHTSPLEGING
1. VA werd op 28 december 1989 met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd als hulpboekhouder in dienst genomen door de bvba CA Belgium (hierna afgekort als CA). Binnen de CA-groep werden de lokale boekhoudingen vanaf juli 2007 ondergebracht in Regionale Accounting Centers (RAC’s). De boekhouding van Luxemburg en België werd ondergebracht bij Parijs. VA werd daardoor Senior Accounts Receivable Analyst Benelux; hij diende hiervoor ook regelmatig naar de Nederlandse zetel in Utrecht te gaan. 2. Deze Rac’s werden per 1 april 2012 gesloten en overgebracht naar Tsjechië – Praag, waardoor de financiële Benelux-divisie samen met de Scandinavische afdelingen deel ging uitmaken van de Finance Northern Region, die geleid werd door JA. Hierdoor kwam VA onder de leiding van de heer S, controller Benelux; de HR was mevrouw DS. Met beide verantwoordelijken had VA een moeilijke relatie.
3. Op 16 mei 2012 werd VA binnen CA gekozen als lid van het comité veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen.
4. Na een ziekteperiode, die hij weet aan te grote werkdruk, werden de moeilijkheden die VA had met zijn oversten, S en DS, besproken op 21 november 2013, 28 november 2013, 4 december 2013 en 18 februari 2014. Op 14 december 2013 werd hem door CA een voorstel tot bemiddeling gedaan, dat hij later zou aanvaarden.
5. Op 25 maart 2014 werd hij op de hoogte gebracht van een voorgenomen ontslag om economische of technische reden. Zijn twee meest directe collega’s werden ontslagen. Hij brengt dit voornemen tot ontslag in verband met de moeilijkheden, aangehaald in randnummers 2 en 4.
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 4
Op 25 maart 2014 deed CA een aanvraag tot erkenning van de economische of technische redenen bij het bevoegde paritair comité 218, dat niet tot een eenparige beslissing kon komen. (zie brief 16 mei 2014 van de voorzitter PC aan CA)
6. Bij dagvaarding van 30 mei 2014 vroeg CA de erkenning van de economische of technische redenen, zodat ze tot ontslag van VA kon overgaan.
Bij vonnis van 19 augustus 2014 van de Nederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel werd deze vordering ontvankelijk en gegrond verklaard, zodat de technische reden werd erkend.
Bij gerechtsbrief van 20 augustus 2014 werd aan partijen kennis gegeven van dit vonnis.
7. Bij verzoekschrift tot hoger beroep, aangetekend verzonden op 29 augustus 2014 en ontvangen ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 1 september 2014, tekende VA hoger beroep aan en vroeg dat de vordering van CA zou worden afgewezen als onontvankelijk, minstens ongegrond.
II.
BEOORDELING
8. Art. 3 §1, 4° lid van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden (BS 29 maart 1991) – hierna aangeduid als ontslagwet beschermde werknemers – verwijst voor de te volgen procedure bij de erkenning van economische of technische redenen naar de art. 8, 10 en 11 van deze wet.
Art. 11 §1 bepaalt: Tegen het eindvonnis van de arbeidsrechtbank kan met een verzoekschrift hoger beroep aangetekend worden binnen tien werkdagen vanaf de betekening. Dit verzoekschrift wordt ingediend bij een ter post aangetekende brief en wordt door de griffier aan alle partijen toegezonden. De zaak wordt geacht aanhangig te zijn gemaakt bij het arbeidshof de dag dat de brief ter post werd neergelegd.
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 5
In afwijking van artikel 1057 van het Gerechtelijk Wetboek vermeldt het verzoekschrift de opgave van de middelen in hoger beroep; enkel de middelen in het verzoekschrift zijn ontvankelijk. Het volledige dossier van de eiser in hoger beroep moet bij de griffie neergelegd worden binnen drie werkdagen na de verzending van het verzoekschrift.
Behoudens wat gezegd wordt in randnummer 12, werd hieraan voldaan, wat overigens niet wordt betwist, zodat het hoger beroep, zoals aangetekend in het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvankelijk is.
De economische of technische redenen
9. Krachtens artikel 3 §1 van de ontslagwet beschermde werknemers dient de werkgever die een personeelsafgevaardigde wil ontslaan om economische of technische redenen, vooraf de zaak aanhangig te maken bij het bevoegd Paritair Comité, dat zich binnen de twee maanden vanaf de datum van de aanvraag moet uitspreken over het al dan niet bestaan van economische of technische redenen. Bij ontstentenis van beslissing binnen de termijn van twee maanden mag de werkgever de personeelsafgevaardigden enkel ontslaan ingeval van sluiting van de onderneming, sluiting van een afdeling of het ontslag van een welbepaalde personeelsgroep. Behalve in het geval van sluiting van ondernemingen of van een afdeling hiervan, mag de werkgever niet tot ontslag overgaan alvorens de arbeidsgerechten het bestaan van economische of technische redenen hebben erkend.
Krachtens artikel 3 §2 van dezelfde wet mag het feit dat de werknemer een personeelsafgevaardigde is, in geen geval de beslissing om hem te ontslaan beïnvloeden.
Krachtens artikel 3 §3 van dezelfde wet behoort het bewijs van de voor het ontslag ingeroepen technische en economische redenen, evenals van het feit dat het ontslag niet indruist tegen §2, aan de werkgever.
10. CA dient dan ook conform voormeld art. 3 § 2 en 3 het bewijs te leveren: -
dat binnen haar onderneming economische of technische redenen aanwezig zijn die een noodzakelijke vermindering van personeel rechtvaardigen o.a. door het ontslag van een welbepaalde personeelsgroep waartoe VA behoort;
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 6
-
dat de ontslagbeslissing personeelsafgevaardigde is;
niet
beïnvloed
is
door
het
feit
dat
VA
-
dat hij omwille van deze functie niet wordt gediscrimineerd ten aanzien van de andere werknemers. Er kan nuttig verwezen woorden naar de door de eerste rechter aangehaalde relevante cassatierechtspraak, die de problematiek verduidelijkt. De rechter mag alleszins niet de economische verantwoording van de ontslagmaatregel zelf onderzoeken. Hij heeft enkel de opdracht om de realiteit van de door de werkgever ingeroepen economische of technische redenen te controleren en kan de opportuniteit van de genomen maatregel of de overwogen maatregel niet nagaan (cfr. D. VOTQUENNE EN CL. WANTIEZ, Beschermde werknemer, 10 jaar toepassing van de wet van 19 maart 1991 , Brussel, Larcier, 2002, nr. 64, p. 92-93; Arbh. Brussel 19 juli 2002, JTT 2003, 116). 11. Er is geen betwisting dat het voorgenomen ontslag van VA niet het gevolg is van de sluiting van de onderneming of van een afdeling ervan; partijen bevestigen ter zitting dat moet nagegaan worden of hij behoort tot een welbepaalde personeelsgroep, die gevat wordt door een ontslag om economische of technische redenen.
Het begrip welbepaalde personeelsgroep werd in de ontslagwet niet gedefinieerd, maar de rechtspraak en rechtsleer is het erover eens dat dit ruim moet worden opgevat op basis van objectieve, precieze en reële criteria (I. PLETS, S. DEMEESTERE, J. HOFKENS en A. VANDENBERGEN, 20 jaar Wet ontslagregeling personeelsafgevaardigden, Antwerpen, Intersentia, nr. 179-180; L. ELIAERTS en J. BUELENS, “Ontslagbescherming en vertegenwoordiging van werknemers” in M. RIGAUX en W. RAUWS (eds.), Actuele Problemen Arbeidsrecht 8, Antwerpen Intersentia, 639, nr. 135).
12. VA roept in zijn verzoekschrift 3 middelen tot hoger beroep in: -
Er is geen sprake van een technische reden; er is geen specifieke globale reorganisatie; VA werd overigens vervangen.
-
Er is geen verdwijning van een welbepaalde personeelsgroep, gelet op de vervanging binnen de Benelux-structuur, waardoor de afdeling ‘financieel beheer’ niet verdwijnt.
-
Er is discriminatie als personeelsafgevaardigde, gelet op zijn geschiktheid, gelet op de wraakactie omwille van zijn klacht tegen de heer S en gelet op het feit dat de procedure economische reden in het verleden bij beschermden niet werd toegepast, terwijl hij nu de enige is die door de procedure geviseerd wordt. In zijn syntheseconclusies hoger beroep, neergelegd op 24 september 2014, voegt hij daaraan toe dat er op 26 augustus 2014 klacht werd neergelegd door zijn vakorganisatie wegens het niet of gebrekkig werken van het comité. Ter zitting
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 7
bevestigt hij dat dit een middel in hoger beroep is. Dit middel werd als dusdanig niet vermeld in het verzoekschrift tot hoger beroep. Art. 11 §1, tweede lid van de ontslagwet beschermde werknemers bepaalt dat het verzoekschrift de opgave van de middelen in hoger beroep vermeldt; enkel de middelen in het verzoekschrift zijn ontvankelijk. Dit nieuwe middel is dus onontvankelijk. Het bestaan van de economische of technische reden 13. Het is correct dat de reorganisatie binnen CA op 25 maart 2014 niet uit de lucht kwam vallen, want dat deze vanaf minstens 7 mei 2013 werd aangekondigd (zie de stukken 3 en 4 CA) en vanaf dan binnen de groep in andere landen werd uitgevoerd. (de stukken 16 tot 33 CA) Op 29 januari 2014 deed de heer JA in dit kader een voorstel tot optimalisatie van de financiële afdelingen van de ondernemingen binnen de Northern Region, waardoor deze afdelingen werden vervangen door in beginsel één assistent controller per land in het kader van een zo groot mogelijke centralisatie van de financiële werkzaamheden binnen de groep (stukken 6 tot 9 CA). 14. In Nederland, waar ook de holding was, kwamen er zo twee assistent controllers. Eén van hen was de heer W, tewerkgesteld bij CA Nederland, die de verbinding met België uitoefende zowel wat betreft de financiële opvolging als wat betreft de pay roll van CA Belgium. Hij had dan ook een veel ruimer takenpallet dan VA. Op 21 maart 2014 werd daarom beslist tot het ontslag van de twee collega’s van VA in de tot dan toe autonome financiële afdeling van CA Belgium, terwijl voor VA de erkenning van de economische of technische reden werd aangevraagd (stukken 10, 11 en 14 CA). Het ontslag van een welbepaalde personeelsgroep 15. Terecht argumenteert VA dat de reorganisatie betwist kan worden, wanneer de leden van een welbepaalde personeelsgroep enkel vervangen worden en hun activiteit binnen de onderneming door anderen werd voortgezet; hij verwijst hiervoor naar de heer W, die zijn functie zou hebben voortgezet. 16. Deze situatie heeft zich echter niet op die wijze voorgedaan. De heer W was niet de vervanger van VA, maar was de verbindingsman met de groep, waarbinnen het financieel beheer van de Belgische afdeling gecentraliseerd werd met Nederland, zoals dit ook in de andere landen op gelijkaardige wijze werd uitgevoerd. De heer W zal bepaalde taken, die tot dan toe door VA gebeurden, overnemen, maar dit deed hij ook wat betreft de heer S en mevrouw T, die tot 25 maart 2014 samen met VA het financieel beheer van België verzorgden en die omwille van de reorganisatie op 25 maart 2014 reeds werden ontslagen.
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 8
Het feit dat de heer W hiervoor vanuit Nederland enkele dagen naar België kwam en hier dan een bureau bezette, maakt in deze context geen vervanging van VA uit en verhindert niet dat de reorganisatie reëel is. Het autonome financiële beheer van CA België door een eigen dienst verdween immers en ging op in de groep. 17. Het feit dat het overlegorgaan niet of gebrekkig werkte, wat slechts later en na het bestreden vonnis werd aangekaart, doet aan deze reorganisatie niets af; overigens verwijst VA ook naar de organigrammen (zie p. 13 van zijn syntheseconclusie van 24 september 2014, waarin hij deze opnam), zodat de beweerde gederfde informatie hem toch bekend leek. De overige informatie, die niet zou gegeven zijn, heeft te maken met de mogelijke opvolging van de reorganisatie, maar niet met de realiteit van de herschikking. Ook de andere aangehaalde tegenwerpingen, zoals de financiële cijfers en de concrete uitvoering en organisatie van de payroll-werkzaamheden, doen aan de realiteit van de reorganisatie en het bestaan van de technische reden niets af. Het arbeidshof kan immers enkel de realiteit van de economische of technische reden nagaan en door de reorganisatie, beschreven in de randnummers 13 tot 16, is hiervan bewijs geleverd. 18. Gelet op de opheffing van het autonome financiële beheer kan moeilijk ontkend worden dat de ingeroepen economische of technische reden op zich los staat van het vertegenwoordigingsmandaat van VA en dat ze deel uitmaakt van de ruimere reorganisatie, zoals beslist binnen de CA-groep . Het feit dat de 2 collega’s van VA op 25 maart 2014 reeds ontslagen werden bevestigt deze vaststelling. Discriminatie als personeelsafgevaardigde 19. De reorganisatie op zich sluit echter nog niet uit dat er bij de ontslagbeslissing een mogelijkheid tot discriminatie kan bestaan op basis van het mandaat van personeelsafgevaardigde. 20. VA verwijst dienaangaande naar vroegere economische moeilijkheden, waarbij de procedure technische of economische redenen niet werd toegepast, maar dus de beschermden klaarblijkelijk meteen de verhoogde beschermingsvergoeding zouden gekregen hebben. Hij toont dit echter niet aan, maar dit is ook niet ter zake dienend. Om discriminatie aan te tonen moet hij immers aanbrengen dat hij binnen de lopende reorganisatie omwille van zijn mandaat nadelig zou behandeld zijn. De vergelijking met vroegere toestanden is dan ook niet relevant. 21. Ook de discussies over zijn moeilijke persoonlijke relatie met de heer S en met de HRmanager mevrouw DS, tonen geen discriminatie omwille van zijn mandaat aan. Dit lijkt een louter persoonlijke aangelegenheid, waarbij geen syndicale tussenkomst schijnt te hebben plaats gevonden. CA bood bemiddeling aan om dit op te lossen.
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 9
Bovendien werd de heer S zelf ontslagen omwille van de reorganisatie, zodat VA omwille van dit dispuut niet gediscrimineerd werd in de zin dat hij nadeliger zou behandeld zijn; integendeel omwille van zijn mandaat en de lopende betwisting zal hij zelfs wat langer in dienst kunnen blijven. 22. Evenmin begrijpt men waarom zijn tweetaligheid en/of andere capaciteiten (t.a.v. de heer W) een weerslag zouden kunnen hebben op het in het gedrang brengen van zijn syndicale verantwoordelijkheid en zijn functie van personeelsafgevaardigde. 23. Voor de volledigheid kan nog worden opgemerkt dat de klacht van 26 augustus 2014 evenmin een rol kan hebben gespeeld, want deze klacht ging niet van hem uit, maar van een andere vakbondsverantwoordelijke en nergens wordt beweerd of aannemelijk gemaakt dat VA m.b.t. de inhoud van deze nog te beoordelen klacht omwille van zijn mandaat enig nuttig initiatief zou hebben genomen. 24. Hieruit vloeit voort dat de middelen die VA aanbrengt tegen het bestreden vonnis, niet kunnen aangenomen worden, zodat de eerste rechter terecht de realiteit van de economische of technische redenen heeft aanvaard. Het hoger beroep is daardoor ongegrond.
OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24,
Recht sprekend op tegenspraak, Verklaart het hoger beroep toelaatbaar, doch ongegrond;
Bevestigt het bestreden vonnis. Veroordeelt VA tot de gerechtskosten van het hoger beroep , deze belopend aan de zijde van CA Belgium: rechtsplegingsvergoeding hoger beroep € 1.320. Aldus gewezen en ondertekend door de eerste kamer van het Arbeidshof te Brussel, samengesteld uit: Lieven LENAERTS, Christian LAURIERS, Steven MARCHAND, bijgestaan door : Kelly CUVELIER,
kamervoorzitter, raadsheer in sociale zaken, werkgever, raadsheer in sociale zaken, werknemer-bediende, griffier.
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/839 – p. 10
Lieven LENAERTS,
Kelly CUVELIER,
Christian LAURIERS,
Steven MARCHAND.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 10 oktober 2014 door: Lieven LENAERTS, kamervoorzitter, bijgestaan door Kelly CUVELIER, griffier.
Lieven LENAERTS,
Kelly CUVELIER.