A.R. nr. 2009/AB/52225
1e blad.
rep.nr.
ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 1 OKTOBER 2010 3 e KAMER ARBEIDSRECHT - arbeidsovereenkomst bediende tegensprekelijk gedeeltelijk definitief + bijzondere rol In de zaak: D. W. G., appellant, vertegenwoordigd door mr. VERLINDEN Erik loco mr. VERMEULEN Ludo, advocaat te 2230 HERSELT, Kerkstraat 65. Tegen: AT&T GLOBAL NETWORK SERVICES NV, met zetel te 1800 VILVOORDE, Medialaan, 36, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. DEGRAUWE Jozef, advocaat te 2000 ANTWERPEN, Amerikalei, 92.
*** * Na beraad, spreekt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest uit: Gelet op de stukken van rechtspleging, inzonderheid: -
het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis, uitgesproken op tegenspraak op 26 maart 2009 door de arbeidsrechtbank te Brussel, 24e kamer (A.R. 8060/07).
-
het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 12 juni 2009;
-
de conclusies voor de appellant, neergelegd ter griffie op 30 december 2009 en 30 april 2010,
2e blad
A.R. nr. 2009/AB/52225 -
de conclusie voor de geïntimeerde, neergelegd ter griffie op 30 oktober 2009, 26 februari 2010 en de syntheseconclusie, neergelegd ter griffie op 15 juli 2010 ;
-
de voorgelegde stukken;
De partijen hebben hun middelen en conclusies uiteengezet tijdens de openbare terechtzitting van 3 september 2010, waarna de debatten werden gesloten, de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op heden.
*** * I.
FEITEN EN RECHTSPLEGING
1. De heer d. W. en de NV AT & T Global Network Services Belgium (hierna afgekort tot AT &T) ondertekenden op 29 maart 2004 een arbeidsovereenkomst voor bedienden van onbepaalde tijd, ingaande op 1 april 2004. In de bijlage bij deze arbeidsovereenkomst werd de functie van de heer de W. omschreven als team leader weekend shift. Deze functiebenaming stamde nog uit de periode voordat AT&T een deel van IBM had overgenomen en hield in dat de heer de W. een aantal zaken op het niveau van het team, bestaande uit agenten, coördineerde. In dezelfde bijlage wordt aangegeven dat de heer d. W. naast zijn vast loon ook aanspraak kon maken op een variabel loon in het kader van het Management Bonus Plan. 2. Omdat de persoon die de functie van Weekend A Manager uitoefende het bedrijf had verlaten, kwam er in februari 2007 een vacature vrij voor deze functie. De heer d. W. werd aangeduid om in afwachting van de invulling van deze vacature de functie ad interim waar te nemen. Tevens stelde hij op 6 februari 2007 zich kandidaat voor de vacante betrekking. Op 19 maart 2007 werd aan de heer de W. meegedeeld dat hij niet weerhouden werd voor de vacante functie. 3. Intussen werd in de ondernemingsraad van 20 februari 2007 meegedeeld dat AT&T de aanvankelijk binnen IBM bestaande functie van team leader wilde stopzetten omwille van de CMC (Customer Maintenance Center)-reorganisatie. Volgens het verslag van de ondernemingsraad behelsde de functie van teamleader voor de agenten niet meer dan het coördineren van een aantal zaken op het niveau van het team, maar was er ten aanzien van de agenten geen verschil naar de inhoud van de job. De team leader had geen people management verantwoordelijkheden. Vooral de overgangsregeling rond het bezit van een bedrijfswagen werd tijdens deze vergadering besproken. 4. Op 28 maart 2007 schreef de raadsman van de heer d. W. een aangetekende brief aan AT&T, waarin deze vaststelde dat betrokkene aangeworven was als team leader weekend shift en dat hij met ingang van 19 maart 2007 werd ontheven van
A.R. nr. 2009/AB/52225
3e blad
deze functie, waardoor hij als gewoon agent diende te werken. De raadsman protesteerde tegen de eenzijdige functiewijziging en degradatie en vroeg dat de heer de W. binnen de 48 uur in zijn functie zou worden hersteld. Op 30 maart 2007 antwoordde AT&T o.m. Het gesprek van 19 maart met Dhr. d. W. had tot voorwerp hem mede te delen dat zijn kandidatuur tot de functie van weekend A Manager niet weerhouden werd. Ingevolge het vertrek van de weekend A Manager werd Dhr. d. W. op interim basis en voor een beperkte periode aangeduid om de firma toe te laten de procedure voor de aankondiging van de vacature van die functie te bewerkstelligen en mogelijke kandidaturen van de werknemers te ontvangen. Zoals ook aan uw cliënt medegedeeld hebben meerdere werknemers - waaronder Dhr. d.W. - voor de functie van weekend A Manager gesolliciteerd en heeft de firma, werkgever, besloten een andere werknemer voor deze job aan te stellen. We verzoeken dan ook dat Dhr. d.W. zijn tewerkstelling als werknemer voortzet m.b.t. de andere taken die eerder met hem, in het kader van de nieuwe CMC organisatie, bepaald werden. Op 3 april 2007 stelde de raadsman van de heer de W. vast dat AT&T niet tegensprak dat de heer d. W. tot 19 maart 2007 leiding gaf aan een team ‘agents’ en dat de werkgever gewag maakte van andere taken, terwijl hij de vorige zaterdag gewoon als agent moest werken. De raadsman vroeg uiterlijk op 6 april opheldering wat de precieze inhoud was van deze "andere taken" en welke plaats zijn cliënt innam in de organisatie. Op 6 april 2007 stelde de heer d. W. op grond van de bovenvermelde briefwisseling vast dat hij ondubbelzinnig gedegradeerd werd tot agent en hij beschouwde deze beslissing als een belangrijke eenzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van zijn arbeidsovereenkomst, waardoor de werkgever de arbeidsovereenkomst verbrak en aldus een opzeggingsvergoeding verschuldigd was. 5. Op 25 mei 2007 dagvaardde de heer d. W. AT&T voor de arbeidsrechtbank te Brussel en vorderde betaling van: - een opzeggingsvergoeding van 6 maanden of € 29.375,99 - feestdagenloon of € 296,92 - een eindejaarspremie van € 742,29 - vakantiegeld einde dienst 2006 -2007 of € 7.717,69 - vakantiegeld einde dienst 2007 -2008 op € 1.871,36 bedragen te vermeerderen met wettelijke en gerechtelijke intresten op bruto en met de gerechtskosten. De heer d. W. vroeg tevens de kapitalisatie van intresten en afgifte van de overeenstemmende sociale en fiscale documenten onder verbeurte van een dwangsom. Bij conclusies, neergelegd ter griffie van de arbeidsrechtbank te Brussel op 4 april 2008 vroeg AT&T bij tegenvordering veroordeling van de heer d. W. tot betaling van een opzeggingsvergoeding van € 7.081,50, meer de gerechtelijke intresten en de kosten. 6. Bij vonnis van de arbeidsrechtbank te Brussel van 26 maart 2009 werd de hoofdvordering ontvankelijk verklaard, doch ongegrond wat betreft de gevraagde opzeggingsvergoeding, feestdagenloon en eindejaarspremie; wat betreft het vakantiegeld einde dienst werden de debatten heropend; de tegenvordering werd ontvankelijk en gegrond verklaard en toegewezen.
A.R. nr. 2009/AB/52225
4e blad
7. Bij verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 12 juni 2009, tekende heer d. W. hoger beroep aan en vroeg dat zijn oorspronkelijke vordering ontvankelijk en gegrond zou worden verklaard en dat de tegenvordering ongegrond zou worden verklaard. II. BEOORDELING Nu geen betekeningakte van het bestreden vonnis wordt voorgelegd, kan worden aangenomen dat het hoger beroep tijdig werd ingesteld. Het is regelmatig naar vorm en ook aan de andere ontvankelijkheidvereisten is voldaan. Het is derhalve ontvankelijk.
Eénzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst 1. Opdat er sprake kan zijn van een éénzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst die gelijk staat met een onregelmatige beëindiging, moet de heer d. W. aantonen dat er sprake is van : a. een effectieve wijziging, minstens een definitieve beslissing (Cass., 30 november 1998, Arr. Cass. 1998, 496). b. een aanzienlijke wijziging van een essentieel bestanddeel, c. een éénzijdige wijziging (vgl. Cass., 4 februari 2002, JTT 2002, 121; Cass., 23 juni 1997, JTT 1997, 333; Cass., 30 november 1998, JTT 1999, 150; Cass., 20 december 1993, JTT 1994, 443 en Soc. Kron. 1994, 105, noot). Na een dergelijke wijziging kan de werknemer, ofwel onmiddellijk de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst inroepen, ofwel de overeenkomst tijdelijk verder zetten in de nieuwe omstandigheden en de werkgever binnen redelijke termijn in gebreke stellen de wijziging binnen de gestelde termijn ongedaan te maken, bij gebreke waaraan de werknemer de arbeidsovereenkomst als beëindigd zal beschouwen (Cass., 7 mei 2007, RW 2007-08, 1673 met noot). Een functie wordt niet steeds als een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst beschouwd. De werkgever heeft het recht de werking van zijn onderneming te moderniseren of te reorganiseren, bv. omwille van een veranderde economische situatie, maar de werkgever dient hierbij in acht nemen dat de betrokkene geen financieel nadeel mag ondergaan en dat de nieuwe functie enigszins vergelijkbaar moet zijn met de voordien uitgeoefende functie (Arbh. Brussel 10 december 1980, JTT 1982, 109); evenmin houdt de rechtspraak rekening met tijdelijke wijzigingen of voorlopige aanpassingen in het organigram (Arbh. Luik 24 maart 1977, Jur. Liège 1977, 289). 2. Niet betwist werd dat de heer d. W. ingevolge de op de ondernemingsraad besproken CMC-reorganisatie zijn vroeger loon behield. Door zijn sollicitatie voor de vacature van weekend A Manager erkent de heer d. W. dat dit een hogere functie was dan de voordien door hem uitgeoefende functie van team leader. Omwille van deze sollicitatie kon de werkgever dan ook de heer d. W. voor deze nieuwe functie weerhouden dan wel een andere kandidaat verkiezen.
A.R. nr. 2009/AB/52225
5e blad
De taken die de heer d. W. op voorlopige basis verrichtte als interim voor de openstaande functie van weekend A Manager, geven hem geen recht om definitief aanspraak te maken op deze functie. De CMC reorganisatie werd op de ondernemingsraad besproken en de opportuniteit van deze aanpassing werd aldaar niet betwist; er volgde enkel een beschrijving van de wijzigingen die dit inhield door de afschaffing van de functie van team leader en de gevolgen voor deze personeelsleden in verband met het behoud van de bedrijfswagen. De functiewijzigingen die uit deze reorganisatie voortvloeiden en meer bepaald de afschaffing van de functie van team leader leidt dan ook op zich niet tot de wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst van de betrokkenen. Het is dan ook overbodig om over deze omstandigheid een getuigenverhoor te bevelen of de voorlegging van bijkomende stukken op te leggen. Wel bleef aldus de vraag open of de betrokkenen een gelijkaardige functie diende te vervullen. In het verslag van de ondernemingsraad wordt dienaangaande opgemerkt dat de inhoud van de job voor de agenten geen verschil inhield, omdat de team leader geen people management verantwoordelijkheden had. Klaarblijkelijk werd dit door de werknemersvertegenwoordigers niet tegengesproken. Niettemin mocht een en ander in concreto worden geëvalueerd en terecht heeft de raadsman van de heer de W. bij schrijven van 3 april 2007 geïnformeerd naar de precieze inhoud van de uit te voeren taken en naar de nieuwe plaats van zijn cliënt in de organisatie. In deze brief wordt echter aan AT&T de mogelijkheid gegeven om hierop te antwoorden tot 6 april 2007 en nog voor deze termijn verstreken was, met name op 6 april 2007 zelf, heeft de heer d. W. reeds de degradatie vastgesteld en de contractbreuk ingeroepen wegens een belangrijke eenzijdige wijziging van een essentieel bestanddeel van de arbeidsovereenkomst. De heer d. W. verwijst ter rechtvaardiging hiervoor naar de voorgaande briefwisseling. Nochtans blijkt uit het schrijven van zijn raadsman van 3 april 2007 dat er omtrent de taakinvulling en de plaats in de organisatie voor hem nog onvoldoende duidelijkheid was, zodat deze briefwisseling geen bewijs kan inhouden voor de eenzijdige bewering van de heer d. W.. Alleszins heeft de heer de W. aldus voorbarig de degradatie en de contractbreuk ingeroepen, waardoor hij zelf eenzijdig de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft beëindigd en een opzeggingsvergoeding aan zijn werkgever verschuldigd is. De overige beschouwingen en vergelijkingen van de heer d. W. doen aan deze beoordeling geen afbreuk. Terecht heeft de eerste rechter de vordering van de heer d. W. verworpen als zijnde ongegrond wat betreft de opzeggingsvergoeding, het feestdagenloon en de pro rata eindejaarspremie.
A.R. nr. 2009/AB/52225
6e blad
Tevens kan de heer d. W. geen aanspraak maken op afgifte van aangepaste sociale en fiscale documenten wat betreft de door de eerste rechter afgewezen vordering. Het hoger beroep is op dit punt ongegrond. De opzeggingsvergoeding 3. Op grond van artikel 39 van de arbeidsovereenkomstenwet is de partij die de overeenkomst beëindigd zonder dringende reden of zonder inachtneming van een opzeggingstermijn gehouden aan de andere partij een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopende loon dat overeenstemt met de duur van de opzeggingstermijn. De opzeggingsvergoeding behelst niet alleen het lopend loon, maar ook de voordelen verworven krachtens de overeenkomst. Bij ontstentenis van een minimumbepaling in verband met de duur van de opzeggingstermijn, bepaalt de rechter deze termijn, rekening houdend met de belangen van beide partijen en met inachtneming van de voor de werkgever op het ogenblik van het ontslag bestaande mogelijkheid om een werknemer met dezelfde kennis en kwalificatie te vinden. 4. Terecht wijst de heer d. W. er in dat verband op dat AT&T door de CMC reorganisatie intern beschikte over een aantal team leaders, die mee konden ingeschakeld worden in het agentenwerk. Aldus kan de kans voor AT&T om spoedig een werknemer met dezelfde kennis en kwalificatie te vinden worden geraamd op ½ maand. AT&T weerhoudt een basisloon van € 56.651,97, zodat de door de heer d. W. verschuldigde opzeggingsvergoeding kan worden begroot op € 56.651,97/24 = € 2.360,50. Wat betreft de intresten heeft de eerste rechter een oordeelkundige beoordeling gemaakt, maar in het beschikkend gedeelte werd nagelaten de gerechtelijke intresten toe te kennen. Vertrekvakantiegelden 5. AT&T heeft over dit punt nog geen voldoende opheldering bekomen vanwege het sociaal secretariaat en partijen gaan ter zitting akkoord dat dit onderdeel naar de bijzondere rol wordt verzonden. In die zin kan het hof nog geen uitspraak doen over de gerechtskosten, gelet op artikel 1017 derde lid Ger. W. OM DEZE REDENEN, HET ARBEIDSHOF, Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24, Rechtsprekend op tegenspraak,
A.R. nr. 2009/AB/52225
7e blad
Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond, Bevestigt het bestreden vonnis wat betreft de hoofdvordering, met dien verstande dat de betwisting omtrent de vertrekvakantiegelden met instemming van partijen naar de bijzondere rol wordt verzonden; De vordering is tevens ongegrond wat betreft de afgifte van aangepaste sociale en fiscale documenten betreffende de posten van de hoofdvordering die door de eerste rechter werden afgewezen.
Vernietigt het bestreden vonnis wat betreft de oorspronkelijke tegenvordering, hierover opnieuw recht doende, verklaart deze ontvankelijk en in hierna bepaalde mate gegrond; Veroordeelt de heer d. W. tot betaling aan NV AT & T Global Network Services Belgium van een opzeggingsvergoeding van € 2.360,50, te vermeerderen met de gerechtelijke intresten. Kosten nog aan te houden.
A.R. nr. 2009/AB/52225
8e blad
Aldus gewezen en ondertekend door de derde kamer van het Arbeidshof te Brussel, Lieven LENAERTS, raadsheer, Georges JACOBS, raadsheer in sociale zaken, werkgever, Andre LEURS, raadsheer in sociale zaken, werknemer-bediende, bijgestaan door : Kelly CUVELIER, griffier.
Lieven LENAERTS,
Kelly CUVELIER,
Georges JACOBS,
Andre LEURS.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 1 oktober 2010 door: Lieven LENAERTS, raadsheer, bijgestaan door Kelly CUVELIER, griffier.
Lieven LENAERTS,
Kelly CUVELIER.