Uitgifte Repertoriumnummer
Uitgereikt aan
2014 / Datum van uitspraak
19 december 2014
op € JGR
Rolnummer
2014/AB/130
Arbeidshof te Brussel derde kamer
Arrest
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 2
ARBEIDSRECHT - arbeidsovereenkomst bediende tegensprekelijk arrest definitief L. R., appellante, vertegenwoordigd door mr. SWENNEN Remi, advocaat te 1700 DILBEEK, Eikelenbergstraat 20 tegen C.V VACATURE, KONINKLIJK PAKHUIS TOUR & TAXIS, 1000 BRUXELLES, Havenlaan 86c Postbus 101, geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. GIJZEN Bram, advocaat, loco mr. VAN HOOGENBEMT Herman, advocaat te 2000 ANTWERPEN, Meir 24 bus 6
*** * Na beraad, spreekt het Arbeidshof te Brussel het hiernavolgend arrest uit: Gelet op de stukken van rechtspleging, inzonderheid: -
het voor eensluidend verklaard afschrift van het bestreden vonnis, uitgesproken op tegenspraak op 21-11-2013 door de Arbeidsrechtbank te Brussel, 24e kamer (A.R. 12/11849/A),
-
het verzoekschrift tot hoger beroep, ontvangen ter griffie van dit hof op 11 februari 2014,
-
de conclusies voor de appellante, neergelegd ter griffie op 27 mei 2014,
-
de conclusie voor de geïntimeerde, neergelegd ter griffie op 16 april 2014 en 18 juli 2014,
-
de voorgelegde stukken. *** *
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 3
De partijen hebben hun middelen en conclusies uiteengezet tijdens de openbare terechtzitting van 21 november 2014, waarna de debatten werden gesloten, de zaak in beraad werd genomen en voor uitspraak werd gesteld op heden. *** * I. FEITEN Mevrouw L. en de CV Vacature (hierna genoemd de CV) sloten op 12 mei 2012 een arbeidsovereenkomst, waarin werd voorzien dat mevrouw L. op 27 augustus 2012 in dienst zou treden van de CV als ‘national sales manager’. Het staat niet ter discussie dat deze aanwerving gebeurde via tussenkomst van een selectiebureau dat belast werd met het zoeken van een gepaste kandidaat voor deze functie (‘headhunting’). Met brief van 28 juni 2012 beëindigde de CV de arbeidsovereenkomst met aanzegging van betaling van een opzeggingsvergoeding gelijk aan 7 kalenderdagen loon. Met brief van 22 augustus 2012 vorderde de raadsman van mevrouw L. betaling door de CV van een opzeggingsvergoeding gelijk aan 1 maand en 7 kalenderdagen loon ten bedrage van 9.157,65 euro, en van een schadevergoeding van 25.000 euro wegens misbruik van ontslagrecht. Geargumenteerd werd dat de arbeidsovereenkomst werd beëindigd zonder enig motief en vóór de aanvang ervan, waardoor L. geen werk meer had en geen aanspraak kon maken op enige tussenkomst van de RVA. Met brief van 10 september 2012 bevestigde de raadsman van de CV dat deze bereid was een opzeggingsvergoeding van 8.709,07 euro te betalen, doch betwistte hij de verschuldigdheid van een vergoeding wegens misbruik van ontslagrecht. In deze brief werd verder aangegeven dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het gevolg zou zijn van de commotie onder het personeel, veroorzaakt door het feit dat deze de hoogte van het loon van mevrouw L. hadden vernomen. Verder werd gesteld dat mevrouw L. ‘het gevoel had dat ze gelet op deze commotie, niet meer op een zinvolle wijze kon starten, dacht dat het beter was dat de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd, maar erop aandrong dat dit zou gebeuren door de CV, voorstel waarop deze inging’. Met brief van 15 september 2012 verklaarde de raadsman van mevrouw L. zich akkoord met de berekeningswijze van het jaarloon door de CV, doch hij betwistte de versie van de feiten van de CV met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In het
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 4
bijzonder bevestigde hij dat het alleszins niet mevrouw L. was die de hoogte van haar loon had bekend gemaakt. Tevens ontkende hij dat zij had laten weten dat ‘het beter was dat de arbeidsovereenkomst zou worden beëindigd’. II. RECHTSPLEGING a.Met verzoekschrift, neergelegd ter griffie van de arbeidsrechtbank te Brussel op 18 september 2012, vorderde mevrouw L. betaling door de CV van een bedrag, voorlopig geraamd op 25.000,00 euro als schadevergoeding wegens misbruik van ontslagrecht, te vermeerderen met de vergoedende en de gerechtelijke intrest en met de kosten van het geding, daarin begrepen de rechtsplegingsvergoeding. Verder vorderde zij de voorlopige uitvoerbaarheid van het vonnis zonder enige reserve. b.Met vonnis van 21 november 2013 verklaarde de arbeidsrechtbank de vordering ontvankelijk doch ongegrond. Zij veroordeelde mevrouw L. tot de kosten van het geding, in hoofde van de CV begroot op 2.200,00 euro rechtsplegingsvergoeding. c.Het vonnis werd op 13 januari 2014 op verzoek van de CV betekend aan mevrouw L. . d.Met verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het arbeidshof te Brussel op 11 februari 2014, tekende mevrouw L. hoger beroep aan tegen het vonnis dat op 21 november 2013 werd gewezen door de arbeidsrechtbank. Zij vorderde dat het arbeidshof dit vonnis vernietigen en opnieuw recht doende, haar oorspronkelijke vordering ontvankelijk en gegrond zou verklaren, met verwijzing van de CV in de kosten van beide aanleggen. III. ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP Het hoger beroep werd tijdig en met een naar de vorm regelmatige akte ingesteld, zodat het ontvankelijk is. IV. BEOORDELING Principes inzake misbruik van ontslagrecht
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 5
In de algemene betekenis van de term is er sprake van misbruik van recht wanneer een recht wordt uitgeoefend op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon. (vgl. Cass. 10 september 1971, R.W. 1971-72, concl. Proc. Gen. W. Ganshof van der Meersch) Opdat er sprake zou zijn van rechtsmisbruik bij ontslag, is vooreerst een fout vereist die onderscheiden is van het niet in acht nemen van de regels betreffende het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. (vgl. Arbrb. Verviers 19 december 1973, J.T.T. 1974, 108) Deze fout moet bestaan in de kennelijk onredelijke houding van de werkgever: van misbruik van ontslagrecht kan sprake zijn wanneer dit ontslagrecht wordt uitgeoefend op een wijze die de grenzen overschrijdt van een normale uitoefening door een voorzichtige en zorgvuldige werkgever. (vgl. Cass. 12 december 2005, J.T.T. 2006, 155) De bediende mag niet elke onredelijke of onbillijke uitoefening van de werkgever als rechtsmisbruik bestempelen, maar enkel de onbetamelijke uitoefening ervan, d.i. de uitoefening die zo verregaand onredelijk is dat een weldenkend mens in dezelfde situatie daartoe niet zou willen komen. (vgl. Arbh. Antwerpen 21 maart 1983, R.W. 1983-84, 299) Naast een fout onderscheiden van de miskenning van de ontslagregels, vereist het bestaan van rechtsmisbruik een bijzondere materiële schade, die onderscheiden is van die welke wordt veroorzaakt door het ontslag zelf, namelijk de schade die is veroorzaakt door de met het ontslag gepaard gaande omstandigheden of door het ingeroepen motief zelf. (vgl. Cass. 26 september 2005, J.T.T. 2005, 494) De forfaitaire opzeggingsvergoeding die in geval van onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst verschuldigd is, vergoedt immers op zich alle schade die, zowel materieel als moreel, uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voortvloeit. (vgl. Cass. 7 mei 2001, J.T.T. 2001, 410, noot C. Wantiez; Cass. 26 september 2005, J.T.T. 2005, 494) b.-
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 6
Wanneer de bediende een vordering stelt tot betaling van een vergoeding wegens misbruik van ontslagrecht, dient hij het bewijs te leveren van het feit dat de werkgever zich bij het ontslag schuldig maakte aan rechtsmisbruik. (vgl. Arbh. Bergen 16 oktober 1997, J.T.T. 1998, 385; Arbh. Luik 20 december 1999, Soc. Kron. 2001, 547) Het is bijgevolg aan de bediende om aan te tonen dat de werkgever een fout heeft begaan die onderscheiden is van het niet in acht nemen van de regels betreffende het beëindigen van de arbeidsovereenkomst, en die moet bestaan in de kennelijk onredelijke houding van de werkgever. Overeenkomstig de gewone aansprakelijkheidsregeling moet de bediende ook het bewijs leveren van het bestaan en de omvang van de schade die hij beweert geleden te hebben en die onderscheiden is van die welke wordt gedekt door de opzeggingsvergoeding, en van het oorzakelijk verband tussen het rechtsmisbruik en die schade. (vgl. Arbh. Brussel 29 juni 1982, T.S.R. 1982, 627) c.Klassiek voorbeeld van een situatie van een mogelijk misbruik van ontslagrecht is het zgn. ‘lichtzinnig aanwerven en ontslaan’. Hiermee worden bedoeld situaties waarbij een bedrijf een werknemer overtuigt om te vertrekken bij zijn werkgever om in dienst te treden bij eerstgenoemd bedrijf, dat hem dan ontslaat na korte tijd en nadat de nieuwe werkgever erin geslaagd is specifieke kennis van de werknemer aan deze werknemer te ontfutselen. (zie bijvoorbeeld: Arbh. Brussel, 22 november 1994 en 25 april 1995, Soc. Kron. 1996, 24) Het enkele feit dat een werknemer wordt aangeworven door middel van ‘headhunting’ en deze werknemer na korte tijd wordt ontslagen omdat er spanningen zijn met een collegawerknemer, maakt echter niet dat het ontslag aangetast is door rechtsmisbruik. (vgl. Arbh. Antwerpen, afdeling Hasselt, 2 september 1997, Limb Rechtsl. 1997, 236) Er zal evenmin rechtsmisbruik kunnen worden weerhouden wanneer de nieuwe werkgever de aangeworven werknemer ontslaat omwille van onvoldoende prestaties. (vgl. Arbh. Brussel 29 september 1992, J.T.T. 1993, 396) Omgekeerd kan er in dergelijke omstandigheden wel sprake zijn van rechtsmisbruik, indien niet wordt aangetoond dat de werknemer geen voldoening geeft. (vgl. Arbrb. Brussel 6 februari 1986, Soc.Kron.1986, 173; Arbrb. Brussel 13 maart 1986, J.T.T. 1987, 307)
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 7
Van rechtsmisbruik zou ook sprake kunnen zijn wanneer de werknemer wordt gelokt met beloften van vastheid van betrekking of loopbaan die niet gehouden zijn. (vgl. Arbh. Brussel 10 april 1992, J.T.T. 1992, 362) Toepassing a.Het ontslag van mevrouw L. is gebeurd in volgende feitelijke omstandigheden, die naar het oordeel van het arbeidshof bewezen zijn en relevant voor de beoordeling van de betwisting. Op de eerste plaats staat vast dat het initiatief om een arbeidsovereenkomst met mevrouw L. te sluiten, uitging van de CV, die klaarblijkelijk de functie van ‘national sales manager’ wenste in te vullen en hiervoor beroep deed op een selectiebureau, dat alleszins met één mogelijke kandidaat op de proppen kwam, te weten mevrouw L. . Op de tweede plaats blijkt dat de CV een inspanning heeft gedaan om mevrouw L. te overtuigen bij haar in dienst te treden, dit op het vlak van bezoldigingspakket. Dit blijkt uit het bericht van mevrouw Werbrouck, ‘business manager’ van de NV, die op 15 mei 2012 aan mevrouw L. een ‘aangepast voorstel’ overmaakte, met de melding dat een ‘sterke inspanning werd geleverd’. Op de derde plaats is er het feit dat net dit loonpakket bekend werd bij de andere personeelsleden en tot enige commotie leidde. Van belang is hierbij de verklaring van mevrouw Werbrouck, die opgesteld is volgens de vormen en voorwaarden van artikel 961/1 en 961/2 Ger.W. en bijgevolg bewijswaarde heeft. In deze verklaring worden de omstandigheden van het ontslag verduidelijkt: mevrouw Werbrouck contacteerde mevrouw L. met de mededeling dat haar loon bekend was geworden, waarop mevrouw L. een ‘informeel’ gesprek vroeg: “Mevrouw L. heeft daarop uitdrukkelijk aangegeven dat ze het moeilijk vindt om te starten in een organisatie waar haar loon gekend is en ze het gevoel heeft dat er een vertrouwensbreuk is naar het management. Aansluitend daarop heeft ze naar het management van Vacature gevraagd om een oplossing uit te werken zodat het contract kan stopgezet worden.” Mevrouw L. geeft in haar conclusie volgende weergave van hetzelfde gesprek:
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 8
“Wanneer aanlegster nogmaals benadrukt dat zij haar loon helemaal niet heeft bekend gemaakt, biedt de genaamde W. haar excuses aan, maar zij chanteert aanlegster door aan deze te vragen om een ‘oplossing’ uit te werken voor het ontstane probleem, terwijl men haar bovendien laat verstaan dat men haar niet wil om reden: te hoog loon is gekend, een andere sales manager van dit niveau heeft ook weet van dat loon en verweerster zou deze persoon kunnen verliezen vermits ze veel minder zou verdienen, enz.;” (eigen onderlijning van mevrouw L. , beroepsconclusie p. 4) b.Aan de hand van deze feitelijke gegevens kan dan worden onderzocht of de CV een motief had om de arbeidsovereenkomst niet te laten aanvangen en te beëindigen vóór de aanvang van de uitvoering, en of de houding van de CV in deze als kennelijk onredelijk moet worden beoordeeld. Naar het oordeel van het arbeidshof is op afdoende wijze aangetoond dat de CV de arbeidsovereenkomst niet wenste te laten aanvangen omwille van het feit dat het loon van mevrouw L. bekend was geraakt en (mogelijk) voor spanningen zou zorgen met haar collega’s die gelijkaardige functies uitoefenden. Verder is het arbeidshof van oordeel dat deze ontslagreden niet kennelijk onredelijk is in de zin dat een normaal vooruitziende en voorzichtige werkgever in dezelfde omstandigheden niet tot ontslag zou zijn overgegaan. Dat het niet mevrouw L. was die haar loonpakket te grabbel heeft gegooid en het feit dat wat zij ging verdienen door een of andere indiscretie binnen de CV zelf bekend is geworden, maakt de houding van de werkgever niet kennelijk onredelijk: men kan zich vragen stellen over de beroepsernst van de leidinggevenden van de CV, doch dit maakt niet dat de CV door mevrouw L. niet toe te laten de arbeidsovereenkomst aan te vatten kennelijk onredelijk heeft gehandeld. Het was dan ook terecht dat de arbeidsrechtbank de vordering van mevrouw L. ongegrond verklaarde. OM DEZE REDENEN HET ARBEIDSHOF
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 9
Gelet op de Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals tot op heden gewijzigd, inzonderheid op artikel 24; Rechtsprekend op tegenspraak en na erover beraadslaagd te hebben: Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond; Bevestigt het bestreden vonnis in alle beschikkingen; Verwijst mevrouw L. in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de CV vereffend op 2.200,00 euro rechtsplegingsvergoeding arbeidshof en 204,33 euro betekeningskosten en aldus begroot.
Aldus gewezen en ondertekend door de derde kamer van het Arbeidshof te Brussel, samengesteld uit: Daniel RYCKX, Simone ALAERTS,
raadsheer, raadsheer in sociale zaken, werkgever,
Arbeidshof te Brussel – 2014/AB/130 – p. 10
Daniël HEYVAERT, bijgestaan door : Dirk VAN DEN BROECKE,
raadsheer in sociale zaken, werknemer-bediende,
Daniel RYCKX
Dirk VAN DEN BROECKE
Simone ALAERTS
Daniël HEYVAERT
griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 19 december 2014 door: Carla CORBISIER, raadsheer, bij beschikking conform art. 782bis, tweede lid Ger. W. aangewezen om de heer Daniël RYCKX , raadsheer, te vervangen bijgestaan door Dirk VAN DEN BROECKE, griffier.
Carla CORBISIER
Dirk VAN DEN BROECKE