ANTWOORDSLEUTEL INTERUNIVERSITAIRE VOORTGANGSTOETS GENEESKUNDE (iVTG) - SEPTEMBER 2015 Met feedback voor studenten Vanaf de iVTG van september 2015 zal er bij de antwoordsleutel van de vragen niet alleen een literatuurreferentie, maar steeds vaker ook feedback voor studenten worden gegeven. Het kan voorkomen dat vragen of een literatuurreferentie of feedback bevatten. Vervallen vragen (n=4): 14, 49, 78, 113 Sleutelwijzigingen (n=1): 188 Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Antwoord B 21. A 22. B 23. A 24. C 25. C 26. C 27. A 28. C 29. C 30. C 31. C 32. A 33. A 34. D 35. D 36. B 37. C 38. A 39. B 40.
Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32.
Literatuurreferentie EN/OF feedback voor studenten Psychiatry (3e voll.herz. ed. 2005) Gelder M. e.a., blz. 144 Essential clinical anatomy (3e ed. 2007) Moore K. e.a., blz. 134 Human physiology: from cells to systems (6e ed. 2006/2007) Sherwood L., blz. 81 NHG-standaarden voor de huisarts (2013) Bouma M., blz. 609 Robbins and Cotran pathologic basis of disease (9th ed. 2014/2015) Kumar V. e.a., blz. 591 Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (2e herz. dr. 2005) Jongh de T. e.a., blz. 631 NHG-standaarden voor de huisarts (2009) Wiersma T. e.a., blz. 498-499 Harrison's principles of internal medicine (17e ed. 2008) Fauci A., blz. 634 Farmacologie (4e herz. dr. 2009) Sitsen J. e.a., blz. 375 Medical biochemistry (3e ed. 2009) Baynes J. e.a., blz. 80 Medical biochemistry (3e ed. 2009) Baynes J. e.a., blz. 224 Inleiding in evidence-based medicine: klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal (3e herz.dr. 2008) Offringa M. e.a., blz. 250 Psychology (9th ed. 2011/2012) Bernstein D. e.a., blz. 145-146 NHG-standaarden voor de huisarts (2009) Wiersma T. e.a., blz. 867 Dermatovenereologie voor de eerste lijn (8e geh.herz. dr. 2009) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 348 Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Stilma J. e.a., blz. 117 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (6e herz.dr. 2007) Heineman M. e.a., blz. 766 Medische ethiek (3e herz. dr. 2009) Have ten H. e.a., blz. 117-118 Human physiology: an integrated approach (5e ed. 2009/2010) Silverthorn D. e.a., blz. 664 Clinically oriented anatomy (6e ed. 2010) Moore K. e.a., blz. 384 Fysische diagnostiek (1e dr. 2010) Jongh de T., blz. 155 Sabiston textbook of surgery: the biological basis of modern surgical practice (18e ed. 2008) Sabiston D. e.a., blz. 2109 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. geen opgave Medical microbiology (5e ed. 2005) Murray P. e.a., blz. 159-160 Farmacotherapeutisch Kompas 2010, blz. 584 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 430 Clinically oriented anatomy (6e ed. 2010) Moore K. e.a., blz. 878-880 Clinically oriented anatomy (6e ed. 2010) Moore K. e.a., blz. 364 Medical biochemistry (3e ed. 2009) Baynes J. e.a., blz. 581 Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Stilma J. e.a., blz. 259 Dermatologie en venereologie (3e herz. dr. 2000) Vloten van W., blz. 30 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 439 FEEDBACK: Een draagster van hemofilie-A geeft ofwel haar normale X-chromosoom door ofwel haar X-chromosoom met afwijkend factor VIII gen. Dus in de helft van de gevallen geeft ze het afwijkende X-chromosoom door, dus 50% van de zonen is aangedaan en 50% van de dochters zal draagster zijn. Sobotta: atlas of human anatomy (14th ed. newly ed. 2009) 1 volume, Putz R. e.a., blz. 18
33.
C B B B B D D B B C B D B A B D A B B C
41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60.
A B D A C A A A B B A C D C A B B A B B
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80.
C A C B B A B D B B A C A B C D B A B C
81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100.
A A B A D C A D A B A A C D D A B C D A
101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120.
C C D B C A B A B A B C A B C A C A D B
121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. 133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140.
D B C C C C D B A B C B C B A B A B B C
141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160.
D C A B B B D B A C B B C C B A C C C B
161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180.
D A A A C A B D B A B D C B A D A D B C
181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198. 199. 200.
C A B A E C C E D A C B A D A B A D A B
Alle rechten voorbehouden
34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61.
Medical physiology: a cellular and molecular approach (2005) Boron W. e.a., blz. 842 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., hfdst. 6 Epidemiologisch onderzoek: opzet en interpretatie (6e herz. dr. 2010) Bouter L. e.a., blz. 63-66 Medische ethiek (3e herz. dr. 2009) Have ten H. e.a., blz. 255 Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e herz. dr. 2011) Jongh de T. e.a., blz. 164 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 165 Keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie (1e dr. 2007) Huizing E. e.a., blz. 218 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 392 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 247 Histology: a text and atlas with correlated cell and molecular biology (6e herz. ed. 2011) Ross M. e.a., blz. 316 Medical physiology: a cellular and molecular approach (2e ed. 2009) Boron W. e.a., blz. 778 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (6e herz.dr. 2007) Heineman M. e.a., blz. 573 Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Stilma J. e.a., blz. 193 Medische ethiek (3e herz. dr. 2009) Have ten H. e.a., blz. 21 Klinische neurologie (16e herz.dr. 2007/2008) Kuks J. e.a., blz. 10.7.2 Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e herz. dr. 2011) Jongh de T. e.a., blz. 575 Rang and Dale's pharmacology (7th ed. 2011/2012) Rang H. e.a., blz. 106 Oncologie voor de algemene praktijk (2e gew. dr. 2009) Vries de J. e.a., blz. 377 Leerboek kindergeneeskunde: een interactieve benadering in woord en beeld (2009/2010) Brande van den J. e.a., blz. 371 The immune system (3e ed. 2009) Parham P., blz. geen opgave Handleiding medisch-wetenschappelijk onderzoek (4e herz.dr. 2006) Zielhuis G., blz. 125 Robbins basic pathology (8e ed. 2007) Kumar V. e.a., blz. 796-797 Robbins basic pathology (8e ed. 2007) Kumar V. e.a., blz. 397-398 Essential clinical anatomy (3e ed. 2007) Moore K. e.a., blz. 173 Dermatovenereologie voor de eerste lijn (8e geh.herz. dr. 2009) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 326 Fysische diagnostiek (1e dr. 2010) Jongh de T., blz. 248-9 Medical statistics at a glance (3rd ed. 2009) Petrie A. e.a., blz. 43, 49 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_richtlijnen/k_nhgstandaarden/SamenvattingskaartjeNHGStandaard/M24_svk.htm 62. Anamnese en lichamelijk onderzoek (5e aanzienl. gew. dr. 2008) Meer van der J. e.a., blz. 101 63. Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 586 64. Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 1110 65. Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 535 66. Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 278 67. Essential cell biology (3e ed. 2009/2010) Alberts B., blz. 398-399 68. Essential cell biology (3e ed. 2009/2010) Alberts B., blz. 236-237 69. Klinische neurologie (16e herz.dr. 2007/2008) Kuks J. e.a., blz. 80-81 70. Biochemistry (7e ed. 2012) Berg J. e.a., blz. 296 71. Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 611-615 72. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 891 73. Clinical respiratory medicine (3e ed. 2008) Albert R. e.a., blz. 185 74. Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 83 75. Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 358 76. NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_richtlijnen/k_nhgstandaarden/SamenvattingskaartjeNHGStandaard/M06_svk.htm 77. Medische ethiek (3e herz. dr. 2009) Have ten H. e.a., blz. 133 78. Ziekten in de huisartspraktijk (5e herz. dr. 2008) Lisdonk van de E. e.a., blz. 264 79. Ziekten in de huisartspraktijk (5e herz. dr. 2008) Lisdonk van de E. e.a., blz. 279 80. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 434 81. Ophthalmology: a pocket textbook atlas (2nd rev. ed. 2007) Lang K. e.a., blz. 14 82. Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 79 83. Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 218 84. Klinische nefrologie (4e herz. dr. 2005) Jong de P. e.a., blz. 319 85. Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 1118-1119 86. Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Stilma J. e.a., blz. 37 en 228 87. Robbins basic pathology (8e ed. 2007) Kumar V. e.a., blz. 442 88. Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 412 89. Volksgezondheid en gezondheidszorg (6e geh. herz. dr. 2012) Mackenbach J. e.a., blz. 136 90. Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 206-207 91. Ziekten in de huisartspraktijk (5e herz. dr. 2008) Lisdonk van de E. e.a., blz. 311 92. Volksgezondheid en gezondheidszorg (6e geh. herz. dr. 2012) Mackenbach J. e.a., blz. 210 93. Essential surgery: problems, diagnosis and management (4e dr. 2007) Burkitt H. e.a., 94. Nelson essentials of pediatrics (6e ed. 2010/2011) Marcdante K. e.a., blz. 273 95. Nelson essentials of pediatrics (6e ed. 2010/2011) Marcdante K. e.a., 96. NVOG Richtlijnen. http://www.nvog.nl/, blz. Fluor Vaginalis 97. Harrison's Online. http://www.accessmedicine.com/, blz. geen opgave 98. Orthopedie (2e herz. dr. 2008) Verhaar J. e.a., blz. pg. 20 99. Leerboek radiologie (1e dr. 1995) Bloem J. e.a., blz. 133 100. Rang and Dale's pharmacology (7th ed. 2011/2012) Rang H. e.a., blz. 181 Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
101. 102. 103. 104.
105. 106.
107. 108. 109. 110. 111.
112.
113.
114.
Het onderzoek van de longen (2012) Vaardigheden in de geneeskunde. Duijnhoven van E. e.a., blz. 39 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 297-298 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 920 Inleiding gerontologie en geriatrie (4e herz. dr. 2004) Eulderink F. e.a., blz. 161 FEEDBACK: de belangrijkste risicofactor voor suïcide blijft ook bij ouderen een eerdere suïcidepoging. Daarnaast wordt geschat dat van de mensen die hun leven zelf hebben beëindigd ruim zeventig procent op dat moment depressief was en dat veertig procent aan een ernstige lichamelijke ziekte leed. Onder ouderen komen de hoogste percentages zelfdoding voor, mislukte pogingen daartoe zijn juist veel schaarser. Dit betekent dat bij ouderen de bedoeling om te sterven duidelijk aanwezig is bij een suïcidepoging. Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 623 Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 919-22 FEEDBACK: arteriitis temporalis is een reuscelarteriitis. Dit is een aantasting van de a. temporalis door granuloomvorming met aanwezigheid van reuscellen, histiocyten en macrofagen. De a. temporalis kan hierbij rood en gezwollen zijn en pijnlijk bij palpatie. Klinisch is er meestal malaise, koorts en gewichtsverlies. De aandoening kan optreden tezamen met polymyalgia rheumatica. Specifiek zijn de temporale en occipitale hoofdpijn al of niet met kauwclaudicatie en/of amaurosis fugax. Irreversibel visusverlies is een gevreesde complicatie en komt bij ongeveer 10% van de patiënten voor. Amaurosis fugax is een kortdurende retinale ischemie die zich uit in een visusdaling die in enkele seconden ontstaat (alsof er van boven naar beneden een gordijn valt), meestal 1-5 minuten aanhoudt en in de loop van 10-20 minuten weer verbetert. Bij herpes zoster ophthalmicus bevinden de afwijkingen zich in het verzorgingsgebied van de n. ophthalmicus. Door aantasting van de cornea kan de visus bedreigd worden maar zal er geen acuut visusverlies zijn. Het virus begeeft zich vanuit de dorsale ganglion via de sensibele zenuw naar het dermatoom waarbij de verschijnselen zoals hoofdpijn, koorts en lymfadenopathie kunnen ontstaan. Eerst ontstaat er pijn en tintelingen, daarna de huidafwijkingen. Bij een (partiële) netvliesloslating treedt er een splijting op tussen het neurosensore deel van de retina en het onderliggende pigmentepitheel waardoor er acuut een verlies van gezichtsscherpte en gezichtsveld ontstaat. Bij een neuralgie is er sprake van enkele seconden durende, zeer heftige, zich herhalende pijnscheuten in het traject van een zenuw. Deze pijnscheuten kunnen enige minuten aanhouden. Deze pijn kan zeer heftig zijn. Practical paediatrics (6e ed. 2007) Roberton D. e.a., blz. 334 Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 974 Harrison's Online. http://www.accessmedicine.com/, blz. chapt. 145 Textbook of biochemistry: with clinical correlations (7e ed. 2010/2011) Devlin T. e.a., blz. 353-366 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 844-51 FEEDBACK: chronische pijn laag in de onderbuik die verergert bij de menstruatie en diepe dyspareunie zijn klassieke klachten die passen bij endometriose. Andere klachten bij endometriose kunnen o.a. zijn cyclusstoornissen (menorragie) en infertiliteit. Cervicale poliepen zijn meestal asymptomatisch. Wel kunnen zij tussentijds bloedverlies of contactbloedingen veroorzaken. De combinatie van menorragie, tussentijds bloedverlies en dysmenorroe is typerend voor een submuceus myoom. Dyspareunie past hier niet bij. ‘Pelvic inflammatory disease’ (PID) is een ontsteking in het kleine bekken ten gevolge van verspreiding van micro-organismen vanuit de vagina en de cervix naar het endometrium, de tubae en aangrenzende structuren. De pijn bij een PID heeft geen relatie met de menstruatie zoals in deze casus. Ook zijn er vaak ontstekingsverschijnselen zoals koorts. Inleiding gerontologie en geriatrie (4e herz. dr. 2004) Eulderink F. e.a., blz. 212-3 FEEDBACK: de absorptie van vitamine B12 kan op drie manieren door atrofische gastritis worden beïnvloed: 1. verminderde productie van intrinsic factor, nodig voor vitamine B12-absorptie; 2. te lage maagzuur- en pepsineproductie waardoor het eiwitgebonden vitamine B12 in de maag niet vrijgemaakt kan worden; 3. versterkte bacteriegroei in de darm ten gevolge van onvoldoende maagzuur, waardoor het vrijgemaakte B12 ongunstig gebonden wordt. Veel ouderen maken weinig of geen maagzuur meer aan, waarschijnlijk ten gevolge van atrofische gastritis. De maaglediging is vertraagd en door de verminderde barrièrefunctie treedt bacteriële overgroei sneller op. Sommige voedingsstoffen worden hierdoor minder goed geabsorbeerd: foliumzuur, vitamine B12, ijzer, calcium en zink. Deficiëntieverschijnselen veroorzaakt door atrofische gastritis zijn eigenlijk alleen geconstateerd voor vitamine B12. Vander's human physiology: the mechanisms of body function (12 ed. 2011) Widmaier E. e.a., blz. 535, 553 FEEDBACK: Een histamine-2-receptorantagonist (bijv. ranitidine) zorgt voor een verminderde werking van histamine. Dit zorgt voor een afname in de zuursecretie en dus een verhoging van de pH in het lumen van de maag. De gastrinesecretie wordt door H+ geïnhibeerd. Een afname in zuursecretie, zorgt dus voor een toename in gastrinesecretie. Gastrine stimuleert op twee verschillende manieren de pariëtaalcellen in de maag tot de productie en secretie van HCl. Direct, via de cholocystokinine-2 (CCK2) receptor gelegen op de pariëtale cel. Of indirect via de enterochromaffin-like (ECL) cell. Deze indirecte manier is veruit de belangrijkste. Ondanks de toename in gastrinesecretie, zorgt dit middel echter nog steeds voor een verminderde zuurafgifte. Dit komt doordat een groot deel van het effect van gastrine op de zuurafgifte wordt gemedieerd door de stimulatie van histamine afgifte. Daardoor zijn histamine-2-receptorantagonisten (ook wel H2-blokkers genoemd) effectief in het verhogen van de pH in de maag en het verlichten van symptomen van gastro-oesofageale reflux. Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 326-342 FEEDBACK: Een paniekstoornis zonder agorafobie is te diagnosticeren door aanwezigheid van recidiverende, onverwachte paniekaanvallen. Ook moet er na ten minste 1 aanval gedurende 1 maand of langer sprake zijn van voortdurende ongerustheid over het krijgen van de volgende aanval, bezorgdheid over de verwikkeling of consequenties van de aanval en een belangrijke gedragsverandering in samenhang met de aanvallen. Er is afwezigheid van agorafobie en de paniekstoornis veroorzaakt in belangrijke mate lijden of beperkingen in het functioneren. De hartkloppingen, opvliegers, transpireren, misselijkheid, trillen en bang te zijn om gek te worden zijn symptomen die voldoen aan de criteria voor een paniekaanval. Patiënten met een paniekstoornis met agorafobie vermijden plaatsen of situaties van waaruit vluchten onmogelijk is, waarin ze zich schamen of waarbij geen hulp voorhanden is. Bekende plaatsen die vaak vermeden worden: supermarkten, warenhuizen, openbaar vervoer, wachten in een rij, restaurants etc. Een generaliseerde angststoornis kenmerkt zich het meest door een voortdurende aanwezigheid van angsten en nervositeitsklachten zonder duidelijke aanleiding. Er is een buitensporige angst en bezorgdheid betreffende een aantal verschillende levensdomeinen (gezondheid, financiën, huisvesting) die vaker wel dan niet aanwezig is. Dit staat niet verhouding tot de kans of de gevolgen van de gevreesde gebeurtenissen. De bezorgdheid is overheersend en moeilijk in de hand te houden en gaat samen met symptomen van motorische spanning, autonome prikkelbaarheid of rusteloosheid. De angst, bezorgdheid of lichamelijke symptomen veroorzaken lijden of beperkingen in het functioneren. De aandoening duurt tenminste 6 maanden.
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
115.
116.
117.
118.
119.
120.
121.
122.
123.
124. 125. 126. 127.
Bij de sociale angststoornis (fobie) is sprake van extreme angst en vrees voor sociale situaties waarin de patiënt bevreesd is zichzelf belachelijk te maken, kritiek van anderen te krijgen of niet goed aan de eisen te voldoen die de situatie stelt. Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 318 FEEDBACK: Een radiculair syndroom S1 wordt meestal veroorzaakt door een hernia nuclei pulposi (HNP) van L5-S1 en bestaat uit een uitstralende pijn via de bil naar de laterale zijde van het boven- en onderbeen, tot in de laterale voetrand, vaak met tintelingen, soms met een gestoorde sensibiliteit van de laterale voetrand, terwijl de achillespeesreflex afneemt en er eventueel een hypotone parese van de voetflexoren kan optreden. Een radiculair syndroom L5 wordt meestal veroorzaakt door een HNP van L4-L5 en zorgt voor gevoelsstoornissen van de mediale voetrand en eventueel parese van de extensoren van de voet. Bij een radiculair syndroom L4 (HNP L3-L4) zal de kniepeesreflex afnemen. Er kan dan ook sprake zijn van parese van de m. quadriceps en een sensibiliteitsstoornis aan de mediale zijde van de kuit. Klinische neurologie (17e herz. dr. 2012) Kuks J. e.a., blz. 89-90, 99-100 FEEDBACK: De grootte van de pupil wordt door een reflex bepaald via het autonome zenuwstelsel. Bij lichtinval gaat een signaal via de afferente baan, de nervus opticus (II), naar de kernen van Edinger Westphal, van daaruit gaat via de efferente baan, de nervus oculomotorius (III), een signaal naar de musculus sphincter pupillae die zorgt voor vernauwing van de pupil. Bij een probleem met de nervus III links is de efferente baan links aangedaan. Het linkeroog geeft hierbij zowel bij de directe als de indirecte test geen pupilreactie. De beide afferente banen en de efferente baan rechts zijn intact. Het rechteroog geeft zowel bij directe als indirecte test een normale pupilreactie. Leerboek Keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie (2e herz. dr. 2013) Vries de N., blz. 294-295 FEEDBACK: bovenstaande symptomen passen bij acute epiglottitis. Inspectie van de keel kan de zwelling doen toenemen en is daarom gecontra-indiceerd voor hulpverleners die geen ruime ervaring hebben met het veilig stellen van de ademweg bij kinderen. Alleen al een verdenking op epiglottitis rechtvaardigt spoedtransport naar een ziekenhuis. In het ziekenhuis zal door een multidisciplinair team een laryngoscopie worden gedaan, zodat bij plots toenemende dyspneu adequaat kan worden ingegrepen door middel van intubatie, coniotomie of tracheotomie. Bij milde laryngitis subglottica is het kind geruststellen en met het kind in de nabijheid van een stromende hete douche gaan zitten meestal afdoende om medische interventie voorkomen. Bij matig-ernstige laryngitis subglottica kan eenmalig dexamethason worden gegeven. Waarna het kind na een half uur wordt gecontroleerd. Leerboek urologie (3e herz. dr. 2013) Bangma C., blz. 128-130 FEEDBACK: naast torsio testis staat een acute epididymitis in de differentiaaldiagnose. Bij een torsio testis (een verdraaiing van de funiculus spermaticus, waardoor de testikel ischemisch wordt) zijn heftige uitstralende pijn in de lies, misselijkheid, braken, zwelling van het scrotum en hoogstand van de testikel typische klachten en bevindingen. Bij een acute epididymitis past een pijnlijke scrotumhelft, vaak in combinatie met koorts en koude rillingen. Het ontstaan na het sporten zou kunnen passen bij een trauma als luxerende factor voor de torsio testis. Een seminoom is minder waarschijnlijk omdat deze niet zorgt voor pijn. Meestal wordt enige tijd een afwijking gevoeld in de testis. Een hernia inguinalis incarcerata (irreponibele liesbreuk) is minder waarschijnlijk gezien de locatie van de zwelling. Dermatovenereologie voor de eerste lijn (8e geh.herz. dr. 2009) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 75-91 FEEDBACK: psoriasis vulgaris wordt gekenmerkt door scherp begrensde erythematopapulosquameuze laesies die in grootte variëren en soms jeuk veroorzaken. De uitbraak is vaak symmetrisch en bij krabben is de schilfering vaak plaatjesvormig, wit, zilverachtig en glanzend. De voorkeurslocaties zijn de strekzijden van de knieën en ellebogen (zoals bij deze patiënt), de stuit en het behaarde hoofd. Pityriasis rosea is een onschuldig ziektebeeld dat begint met een solitaire laesie (plaque mère) met een diameter van 2-5 cm. Hierna ontstaat een soms jeukende eruptie, bestaande uit symmetrisch gelokaliseerde lenticulair tot nummulair grote erythemateuze, matig scherp begrensde maculae met pityriasiforme schilvering. De laesies zijn vaak ovaal van vorm, waarbij de lengteas volgens de splijtlijnen van de huid verloopt. Bij eczema seborrhoicum adultorum zijn er, bij volledige ontwikkeling, matig scherp begrensde laesies bestaande uit seborroïsche squamae op een erythemateuze bodem. De voorkeurslocaties zijn plaatsen waar grote hoeveelheden talgklieren worden gevonden: de behaarde hoofd, wenkbrauwen en oogranden, nasolabiale plooien en baardstreek, retro-auriculair gebied, oorschelpen en gehoorgang, presternaal en interscapulair, lichaamsplooien en navel. Constitutioneel eczeem ontwikkelt zich vaak op de kinderleeftijd en lijkt erg op seborroïsch eczeem. De voorkeursplekken zijn de elleboogplooien, knieholten en rond de polsen en enkels. Illustrated textbook of paediatrics (4th ed. 2012) Lissauer T. e.a., blz. 159 FEEDBACK: Dit is een typisch beeld van een Erbse parese. Bij de geboorte is letsel van de plexus brachialis opgetreden doordat de schouders met moeite geboren zijn. De plexus cervicalis verzorgt de zenuwverbindingen naar hoofd, nek en schouders. Bij letsel van de n. accessorius staat het hoofd scheef. De arm kan niet meer boven 90 graden opgeheven worden. Fysische diagnostiek (1e dr. 2010) Jongh de T., blz. 80 FEEDBACK: wanneer de huisarts de stemvork aanslaat, op het mastoïd plaatst tot de vrouw het geluid niet meer hoort en direct daarna voor het oor houdt, hoort de vrouw het geluid wel weer. Dit is de proef van Rinne en deze is beiderzijds positief. Dat wil dus zeggen dat er GEEN perceptieverlies is. Wanneer de huisarts de stemvork aanslaat en midden op het hoofd van de vrouw plaatst, hoort zij de stemvork links het best. Dit is de proef van Weber en bij perceptieverlies lateraliseert het geluid naar de gezonde kant, de andere kant is het aangedane binnenoor. Leerboek kindergeneeskunde: een interactieve benadering in woord en beeld (2e dr. 2011) Brande van den J. e.a., blz. 427-458, 665-702 FEEDBACK: frequent en langdurig spugen leidt naast elektrolytstoornissen tot H+ verlies, en daarmee tot metabole alkalose. De meest waarschijnlijke diagnose als verklaring voor de klachten is pylorushypertrofie. Een kenmerkende klacht hierbij is het krachtig braken van de voeding (projectielbraken) zonder gallige bijmenging en achterblijven in gewicht. De biochemische gevolgen van een pylorushypertrofie zijn dehydratie, elektrolytstoornissen en metabole alkalose. Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Stilma J. e.a., blz. 225-228 FEEDBACK: bij patiënten met een beginnende cataract kan de lens van vorm en samenstelling veranderen, waardoor het brekend vermogen toeneemt (myopisatie). Dit gebeurt vooral bij kerncataract waarbij de lens boller wordt. De andere symptomen hebben geen verband met cataract. Presbyopie heeft te maken met het stugger worden van de lens met de leeftijd. Mouches volantes zijn schaduwen van minuscule bloedinkjes in het glasvocht en treden niet vaker op bij cataract. Gezichtsvelddefecten komen niet voor bij cataract. Dermatovenereologie voor de eerste lijn: een systematische introductie (9e geh.herz. dr. 2014) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 70 Epidemiologisch onderzoek: opzet en interpretatie (5e herz. dr. 2005) Bouter L. e.a., blz. 268-270 Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 942-943 Atlas of Human Anatomy (6th ed. 2014) Netter F. e.d., blz. geen opgave
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
128. 129. 130. 131.
132.
133. 134. 135.
136.
137.
138.
139.
FEEDBACK: bij varices is meestal het oppervlakkige systeem insufficiënt en wel met name de vena saphena magna (VSM). De vena femoralis superficialis mondt uit in de vena femoralis communis, samen met de vena profunda femoris. Aan de ventrale zijde mondt de vena sapiens magne in de vena femoralis communis. Na het passeren van het ligament van Poupart, gaat de vena femoralis over in de vena iliaca externa. Deze vloeit samen met de vena iliaca interna (of vena hypogastrica) in de vena iliaca communis. Deze vena iliaca communis van links en rechts vloeien samen in de vena cava inferior. De vena poplitea ontstaat doordat de vena tibialis posterior en de vena tibialis anterior zich samenvoegen. Ook de vena peronealis en de vena saphena parva monden uit in de vena poplitea. NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, Dementie M21 FEEDBACK: de combinatie van geheugenproblemen, een andere cognitieve functiestoornis en invloed op het dagelijks functioneren is nodig voor de diagnose dementie. Probleemgeoriënteerd denken in de geriatrie (2008) Olde Rikkert M., blz. 359 Dermatovenereologie voor de eerste lijn: een systematische introductie (9e geh.herz. dr. 2014) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 278 Leerboek chirurgie (2e geh.herz. dr. 2012) Gooszen H. e.a., blz. 318-319 FEEDBACK: Ischemische colitis wordt veroorzaakt door een tijdelijke vermindering van de ‘flow’ bij een pre-existente arteriële doorbloedingsstoornis. De a. mesenterica inferior voorziet de linker colonflexuur, het sigmoïd en rectum van bloed, bij afsluiting van deze aftakking van de aorta, treedt er ischemie van deze doelorganen op. De a. mesenterica superior voorziet de darmen tot de linker colonflexuur van bloed. De a. splenica voorziet de maag, een deel van de pancreas en de milt van bloed en is geen aftakking van de aorta maar een aftakking van de truncus coeliacus. De a. gastrica sinistra voorziet de maag van bloed en is een aftakking van de truncus coeliacus, niet van de aorta. De truncus coeliacus is een aftakking van de aorta, maar voorziet niet het linker gedeelte van het colon van bloed, maar de maag, milt, pancreas en lever. Leerboek chirurgie (2e geh.herz. dr. 2012) Gooszen H. e.a., blz. 663 FEEDBACK: Het beschreven beeld past zeer goed bij een mallet finger. Hierbij is de strekpees van de vinger beschadigd. Een trigger finger wordt ook wel een snapping finger genoemd. Hierbij is door een ontstekingsreactie de pees verdikt en/of de peesschede vernauwd. Boutonnière deformiteit wordt veroorzaakt door het wijken van de extensorpees waardoor een flexiestand van het PIP-gewricht en extensiestand van het DIP ontstaat. Leerboek medische genetica (7e herz. dr. 2005) Bijlsma E. e.a., blz. 90, 155 FEEDBACK: De ouders hebben homozygote allelen: moeder heeft genotype AA en vader genotype BB. De A en B allelen erven codominant over. Het kind heeft hierdoor altijd bloedgroep AB. Bij bloedgroep AB zijn er noch anti-A noch anti-B antistoffen in het bloed. Fysische diagnostiek (1e dr. 2010) Jongh de T., blz. 107-8 FEEDBACK: 2e intercostaalruimte links parasternaal: pulmonalisklep. 4e en 5e intercostaalruimte links. parasternaal: tricuspidalisklep. Apex cordis: mitralisklep. Gezondheidsrecht (2e herz. dr. 2009) Engberts D. e.a., blz. 48-9 FEEDBACK: De hoofdregel voor een verrichting bij een minderjarige tussen de 12 tot 16 jaar is dubbele toestemming: zowel de ouders als de minderjarige moeten toestemming geven voor het uitvoeren van de verrichting. In de situatie dat de jongere een medische verrichting (in deze casus, een abortus) wenst en de ouders weigeren – laat art. 450 lid 2 WGBO de mogelijkheid open dat de verrichting toch wordt uitgevoerd, namelijk als wordt voldaan aan een van de volgende aanvullende voorwaarden: 1. de verrichting is kennelijk nodig om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen; 2. de minderjarige blijft na weigering van toestemming door de ouders de verrichting weloverwogen wensen. In deze casus wordt aan deze voorwaarden voldaan en mag de abortus, ook zonder toestemming van de ouders, worden uitgevoerd. Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 264-266 FEEDBACK: Met negatieve symptomen wordt gedoeld op het ontbreken van uitingen van psychische functies die normaal wel aanwezig zijn. Negatieve symptomen bij schizofrenie zijn: affectieve vervlakking (de emotionele reacties zijn minder sterk tot afwezig), apathie, spraakarmoede, en sociaal terugtrekgedrag. Criteria voor schizofrenie zijn (DSM-IV-PZ): A. een maand lang ten minste twee van de volgende symptomen: wanen, hallucinaties, onsamenhangende spraak, ernstig chaotisch of katatoon gedrag en/of negatieve symptomen. B. vanaf het begin van de stoornis is er voor het grootste deel van de tijd sprake van belangrijke beperkingen in het functioneren op een of meer gebieden en ligt het functioneren duidelijk onder het niveau van voor het begin van de stoornis. C. duur ten minste zes maanden. Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e herz. dr. 2011) Jongh de T. e.a., hfdst. 64. Vergeetachtigheid FEEDBACK: Het snelle ontstaan van de gedragsveranderingen duidt op een delier, welke mogelijk wordt uitgelokt door een urineweginfectie (vaker plassen, incontinentie). Een delier wordt gekenmerkt door verwardheid bij een gedaald of wisselend bewustzijn, vaak gepaard gaande met motorische onrust. Men spreekt van een dementiesyndroom indien er geheugenstoornissen aanwezig zijn en één of meer andere cognitieve functies gestoord zijn: afasie, apraxie, agnosie en/of stoornissen in de uitvoerende functies. Daarnaast kan er sprake zijn van vertraging van handelen en denken. De cognitieve stoornissen moeten verworven zijn en ze moeten zo ernstig zijn dat ze tot duidelijke beperkingen leiden in het sociaal en beroepsmatig functioneren. Bij dementie is er een geleidelijk ontstaan van de klachten. Vergeetachtigheid kan optreden in het kader van een depressie. Door gebrek aan aandacht is dan het inprenten van nieuwe informatie gestoord en door onvoldoende interesse is de recall van opgeslagen informatie beperkt. NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, stoppen met roken FEEDBACK: Deze patiënt bevindt zich in de contemplatie fase: zij overweegt haar gedrag te veranderen. De arts kan dit moment gebruiken om de mogelijkheid van een gedragsverandering (stoppen met roken) te bespreken. Om aan te sluiten bij de fase waarin de patiënt zich bevindt zal de huisarts kiezen om de motivatie van de patiënt voor het roken te exploreren. Motivatie wordt in het zogenaamde ‘stages of change’-model in twee fasen onderverdeeld: (1) PRECONTEMPLATIE: de patiënt is niet geneigd of van zins een bepaald gedrag te vertonen, en (2) CONTEMPLATIE: een patiënt overweegt een bepaald soort gedrag wel. Daarna volgen in het model fasen die te maken hebben met kunnen: (3) PREPARATIE: de patiënt treft voorbereidingen om zich ‘gewenst’ te gedragen, en (4) ACTIE: het gewenste gedrag wordt inderdaad in de praktijk gebracht. Indien de patiënt volledig ongemotiveerd zou zijn om te stoppen met roken zou de huisarts toestemming vragen in een volgend consult op zijn rookstatus terug te komen. In een latere fase kan de noodzaak voor nicotine vervangende middelen overwogen worden en samen met de patiënt een stopplan gemaakt te worden. Hier is het bij deze patiënt echter nog te vroeg voor. Medische psychologie (2e herz. dr. 2010) Kaptein A. e.a., blz. 42-43 FEEDBACK: Klassieke conditioneren is een vorm van leren waarbij een verband wordt gelegd tussen een nieuwe prikkel en een bestaand gedragspatroon. In deze casus wordt de taxirit gekoppeld aan de angst die de vrouw eerder heeft ervaren voor haar bestralingsbehandeling. Habituatie is een gewenningsreactie, het uitdoven van een aanvankelijke reactie op een prikkel. Een gebeurtenis heeft dan geen noemenswaardige gevolgen (meer). Operant conditioneren is een vorm van leren waarbij het gedrag wordt aangeleerd op basis van de positieve dan
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
140. 141.
142. 143.
144. 145. 146. 147. 148. 149.
150.
151.
152.
153. 154. 155. 156.
wel negatieve gevolgen die dat gedrag heeft. Onder sociaal leren vallen die leerprocessen die gebaseerd zijn op het observeren en/of het imiteren van gedrag van anderen. Medical statistics at a glance (3rd ed. 2009) Petrie A. e.a., blz. 28, 40, 42 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, Cardiovasculair risicomanagement FEEDBACK: De medicamenteuze behandeling van hypertensie in de huisartsenpraktijk wordt gedaan volgens een stappenplan. Elke volgende stap is van toepassing indien de streefwaarde niet wordt bereikt. Voor patiënten van negroïde afkomst zijn de stappen: 1. Calciumantagonist of diureticum; 2. Calciumantagonist én diureticum. Er zijn aanwijzingen dat bij negroïde patiënten diuretica en calciumantagonisten een grotere bloeddrukverlagende werking hebben dan ß-blokkers, ACE-remmers en AT1-antagonisten. Bij niet-negroïde patiënten ouder dan 50 jaar zijn de stappen: 1. Thiazidediureticum of calciumantagonist; 2. Voeg ACE-remmer toe, bij voorkeur in combinatietablet; 3. Combineer thiazidediureticum, ACE-remmer en calciumantagonist; 4. Overweeg therapieresistente hypertensie. Voor patiënten met specifieke kenmerken of condities zoals jonge/oude leeftijd, hartfalen, diabetes mellitus, atriumfibrilleren, astma/COPD en chronische nierschade bestaat er voorkeursmedicatie en wordt ook van dit stappenplan afgeweken. NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, Diepe veneuze trombose en longembolie M86. 201 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, Duizeligheid FEEDBACK: Benigne paroxismale positieveranderingsduizeligheid (BPPD) wordt gekenmerkt door aanvallen van draaiduizeligheid uitgelokt door veranderingen van de stand van het hoofd (zoals draaien in bed, vooroverbuigen, omhoog kijken). De duizeligheid duurt enige seconden tot enkele minuten. Bij herhalen van de beweging die de duizeligheid uitlokt, vermindert de duizeligheidsreactie. Bij het merendeel van de patiënten gaan de klachten binnen vier weken vanzelf over. Het bestaan van verdichtingen of 'gruis' in de endolymfe in de halfcirkelvormige kanalen (canalolithiasis) wordt thans gezien als de verklaring van BPPD. Wanneer draaiduizeligheid continu aanwezig is en verergert door bewegingen, er geen gehoorverlies is of neurologische uitvalverschijnselen zijn en een aanval enkele dagen kan duren, wijst dit op een neuritis vestibularis. De duizeligheid is vaak zo heftig dat de patiënt met gesloten ogen in bed ligt. Bij recidiverende aanvallen van draaiduizeligheid, niet uitgelokt door bewegen, met gehoorverlies en oorsuizen of een vol gevoel in het oor met een duur van enkele uren, met daarna soms enkele dagen waarin lichte klachten optreden, is er vermoedelijk sprake van de ziekte van Ménière. Wanneer de klachten optreden na opkomen uit liggende of zittende houding kan er sprake zijn van orthostatische hypotensie. Hier gaat het echter om een licht gevoel in het hoofd of het gevoel flauw te vallen in tegenstelling tot draaiduizeligheid. Clinical epidemiology: the essentials (5e ed. 2013/2014) Fletcher R. e.a., blz. 112 Probleemgeoriënteerd denken in de geriatrie: een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek (2e herz. dr. 2012) Olde Rikkert M. e.a., blz. 53 Kumar & Clark's clinical medicine (8th ed. 2012) Kumar P. e.a., blz. 565 FEEDBACK: Endogene creatinineklaring: (1.000.000/1440)*creatinine-excretie (mmol/uur) / serumcreatinine(µmol/l) = 694*3,2/75 = 30 ml/min. Current diagnosis & treatment in family medicine (3rd ed. 2010/2011) South-Paul J. e.a., blz. online version, chapter 40: common geriatric problems Schwartz's principles of surgery (9th ed. 2010) Brunicardi F. e.a., chapter 29 Clinical epidemiology: the essentials (5e ed. 2013/2014) Fletcher R. e.a., blz. 143-144 FEEDBACK: Men onderscheidt bij de evaluatie van geneesmiddelen bij mensen vier soorten onderzoeken: fase 1 t/m 4. Fase 1-studies hebben tot doel een eerste indruk te krijgen van toxicologische en farmacologische eigenschappen (opname, verdeling in het bloed, uitscheiding uit het lichaam). Fase 1-studies hebben dus geen onmiddellijk therapeutisch belang en worden niet uitgevoerd bij patiënten met een specifieke aandoening. Fase 2-studies hebben hoofdzakelijk tot doel na te gaan of het medicijn inderdaad doeltreffend is bij de bedoelde indicatie. Men zoekt tevens de optimale dosis. Fase 3-studies zijn gericht op het aantonen van de effectiviteit van het middel (in relatie tot de toxiciteit) en het middel te onderscheiden van andere bestaand middelen. Deze studies verschillen van fase 2-studies door het grotere aantal betrokken patiënten (soms duizenden) en door de langere duur van deze studies. Bij fase 4-studies (postmarketing surveillance) wordt gezocht naar onverwachte bijwerkingen van het middel in de eerste periode na introductie ervan op de markt. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 522-3 FEEDBACK: Pericarditis is een ontsteking van de pericardvliezen. De acute idiopathische pericarditis wordt vaak voorafgegaan door een virale bovenste luchtweginfectie. De belangrijkste klacht is pijn op de borst, soms uitstralend naar de kaken of schouders en armen. Kenmerkend is dat de pijn houdingsafhankelijk is (minder bij rechtop zitten en voorover leunen) en wordt beïnvloed door de ademhaling. Het ECG kan afwijkingen laten zien maar dat is niet altijd het geval. Angina pectoris ontstaat wanneer er niet aan een verhoogde zuurstofbehoefte van het myocard kan worden voldaan. Angina pectoris wordt vaak veroorzaakt door inspanning, koude en/of emoties en gaat vaak snel weer voorbij wanneer de prikkel stopt. Bij een thoracale aorta dissectie scheurt de intima van het vat waarbij bloed tussen de intima en de media terechtkomt. Dit gaat klassiek gepaard met hevige, snijdende pijn tussen de schouderbladen. Op jonge leeftijd kan een dissectie ontstaan in het kader van een aangeboren bindweefselziekte zoals bij het syndroom van Marfan. Uiterlijke kenmerken van dit syndroom kunnen bij inspectie van de patiënt opvallen. Pancreatitis karakteriseert zich door een aanhoudende, niet-koliekachtige pijn in epigastrio, die ook kan uitstralen naar de rug, borst of linkerschouder. De pijn neemt af bij vooroverbuigen met opgetrokken knieën. Bij een pancreatitis is echter het serum amylase en serumlipase sterk verhoogd. Robbins basic pathology (9e ed. 2013) Kumar V. e.a., blz. 980-1 FEEDBACK: De meeste prostaatcarcinomen komen voor in de perifere zone en dan gelegen in de posterieure locatie tegen het rectum aan. Hierdoor kunnen deze palpabel zijn bij een rectaal toucher. Daarentegen komt prostaathyperplasie het meest voor in de meer centraal gelegen transitiezone en kan daardoor urineobstructie veroorzaken. Robbins and Cotran pathologic basis of disease (9th ed. 2014/2015) Kumar V. e.a., blz. 959, 967 FEEDBACK: De lamina propria is een bindweefsellaag die samen met het overgangsepitheel (urotheelcellen) de mucosa van de blaaswand vormt. De lamina propria is een grens die belangrijk is bij het bepalen van het T-stadium van een blaastumor. Een tumor die beperkt is tot de mucosa wordt geclassificeerd als stadium Ta volgens het TNM systeem. Tumoren die de submucosa hebben geïnvadeerd worden geclassificeerd als stadium T1. Omdat Ta en T1 tumoren nog kunnen worden verwijderd door transurethrale resectie (TURT), worden zij vanuit klinisch/therapeutisch perspectief samengevat onder de term niet-spierinvasieve tumoren tegenover spierinvasieve tumoren (groter of gelijk aan T2). Klinische traumatologie (2000) Haarman H., blz. 195 BMI Classification. Global Database on Body Mass Index 2006. World Health Organization, Current diagnosis & treatment cardiology (4e ed. 2014) Crawford M. , chapter 17 Clinically oriented anatomy (7th ed. 2013/2014) Moore K. e.a., blz. 307
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
157. Textbook of biochemistry: with clinical correlations (7e ed. 2010/2011) Devlin T. e.a., blz. 629 158. Textbook of biochemistry: with clinical correlations (7e ed. 2010/2011) Devlin T. e.a., blz. 738 159. Farmacotherapeutisch Kompas (internetsite) http://www.fk.cvz.nl/, blz. Amoxicilline FEEDBACK: De dosering is 50mg/kg/dag. Het jongetje weegt 15 kg. Hij heeft dus 750 mg per dag nodig. Verdeeld over 3 doses op één dag is dit 250 mg per dosis. Nu nog omrekenen naar ml. De suspensie is 25mg/l. Dit maakt de hoeveelheid ml suspensie per dosis (250 mg gedeeld door 25 mg) 10 ml per dosis. 160. Textbook of biochemistry: with clinical correlations (7e ed. 2010/2011) Devlin T. e.a., blz. 943 161. Textbook of biochemistry: with clinical correlations (7e ed. 2010/2011) Devlin T. e.a., blz. 863 162. Human molecular genetics (4th ed. 2010/2011) Strachan T. e.a., blz. 159 163. Human molecular genetics (4th ed. 2010/2011) Strachan T. e.a., blz. 283 164. Robbins and Cotran pathologic basis of disease (9th ed. 2014/2015) Kumar V. e.a., blz. 164 165. Junqueira's basic histology: text and atlas (13th ed. 2013) Mescher A. e.a., chapter 17 166. Junqueira's basic histology: text and atlas (13th ed. 2013) Mescher A. e.a., chapter 17 167. Current diagnosis & treatment: emergency medicine (7th ed. 2012) C. Stone e.a., chapter 7 168. DeGowin’s Diagnostic Examination, 10e. Chapter 7 169. Schwartz's principles of surgery (10th ed. 2015) Brunicardi F. e.a., chapter 5: Shock 170. The Merck Manual (19th ed. 2011), online version, Chapter 39: Osteonecrosis 171. The Merck Manual (19th ed. 2011), online version, Chapter 218: Peripheral Arterial Disorders 172. Medical physiology: a cellular and molecular approach (2nd upd. ed. 2012) Boron W. e.a., blz. 501 173. Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 294-296 174. Greenspan’s Basic & Clinical Endocrinology, 9e. chapter 14 175. Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 776 176. Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 716 177. Williams obstetrics (24th ed. 2014) Cunningham F. e.a., chapter 40 178. Schacter, DL. Psychology (2nd ed.). Worth Publishers, 2011. pp. 482–483 179. Olson KR. Poisoning & Drug Overdose, 6e. Chapter 233 180. Schwartz's principles of surgery (10th ed. 2015) Brunicardi F. e.a., chapter 43 181. CURRENT Diagnosis & Treatment in Otolaryngology -Head & Neck Surgery, 3e. Chapter 33 182. CURRENT Diagnosis & Treatment: Psychiatry, 2e. Chapter 19. 183. Esherick JS, Clark DS, Slater ED. CURRENT Practice Guidelines in Primary Care 2015. Chapter 1 184. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 204 185. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 319 186. CURRENT Rheumatology Diagnosis & Treatment, 3e. chapter 58 187. Williams Gynecology, 2e. chapter 12 188. (was D) Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 369 189. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 259 190. Current diagnosis & treatment surgery (14th ed. 2015) Doherty G., chapter 15 191. Leerboek Keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie (2e herz. dr. 2013) Vries de N., blz. 315-316 192. Basic & clinical pharmacology (13th ed. 2015) Katzung B e.a., chapter 29. 193. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 163 194. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 140 195. Clinical surgery (3e ed. 2012) Henry M. e.a., blz. 381 196. Williams obstetrics (24th ed. 2014) Cunningham F. e.a., chapter 32: the newborn 197. A color atlas of family medicine (2nd ed. 2013), online version, Chpt 7: Global health, malnutrition and micronutrient deficiencies 198. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 352 199. Goodman & Gilman's the pharmacological basis of therapeutics (12th ed. 2011) Goodman L. e.a., chapter 4 200. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., chapter 372
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
VRAGEN OPGENOMEN IN DE INTERUNIVERSITAIRE VOORTGANGSTOETS GENEESKUNDE - SEPTEMBER 2015 - Gesorteerd op vraagnummer in de toets 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70.
8669 10452 10924 11155 11586 11838 13087 13510 13589 13882 14323 14378 14576 14596 14619 14910 15087 15133 15232 15329 15586 15628 15669 15680 15691 15812 16035 16124 16134 16157 16194 16301 16373 16452 16488 16530 16543 16551 16671 16700 16856 16874 16890 16940 17021 17143 17168 17174 17217 17229 17254 17375 17429 17505 17559 17574 17648 17693 17742 17795 17799 17844 17910 17912 17929 17938 18065 18072 18091 18105
PS ANA FY HG BCG HG HG INT FAR FAR BCG EMS PS HG HG DOK GYN MET FY ANA HG GYN PS INT FAR INT ANA ANA BCG DOK DOK BCG ANA BCG INT EMS MET HG PS DOK INT INT BCG FY GYN DOK MET NEU HG FAR INT KG INT EMS CHI PA ANA INT HG EMS HG HG INT INT INT INT BCG BCG NEU BCG
/03 /04 /05 /05 /05 /02 /03 /05 /02 /05 /09 /12 /08 /07 /07 /08 /04 /08 /06 /05 /12 /06 /03 /08 /10 /05 /11 /10 /11 /11 /07 /05 /05 /10 /12 /04 /03 /09 /03 /11 /05 /09 /02 /10 /06 /11 /08 /11 /10 /09 /09 /05 /12 /09 /06 /05 /06 /07 /12 /05 /01 /12 /10 /12 /02 /09 /09 /02 /11 /05
UMCN UM FHML-G UMCN UM FHML-G UM FHML-G UMCG UM FHML-G UM FHML-G UMCN UMCN UMCN UMCN UMCG UMCG UM FHML-G LUMC UMCG UM FHML-G UMCN UMCN UMCN UMCN UM FHML-G UMCG UMCG UMCN UMCG UMCN UMCN LUMC LUMC LUMC UMCG LUMC LUMC UM FHML-G UMCN UMCN LUMC UMCG UMCG UMCG LUMC LUMC UMCG UM FHML-G UMCG UMCG LUMC LUMC LUMC UMCN LUMC UMCG UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UMCN UMCG LUMC LUMC LUMC UMCG UMCG UMCG UMCG LUMC UMCG UMCG UMCG
71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. 133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140.
18112 18188 18199 18239 18240 18244 18305 18332 18333 18339 18410 18413 18449 18462 18477 18492 18511 18600 18614 18662 21511 21527 21594 21675 21792 22041 22540 22605 22642 22788 22793 23119 23751 24223 24224 24231 24244 24248 24294 24297 24311 24323 24417 24419 24422 24423 24432 24443 24444 24473 24491 24495 24499 24530 24549 24551 24579 24584 24586 24592 24692 24693 24696 24697 24698 24720 24721 24723 24725 24728
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
BCG ANA INT NEU NEU HG MET CHI CHI INT DOK FY CHI INT INT DOK PA NEU SG FY DOK SG CHI KG KG GYN INT CHI ANA FAR INT GYN HG GER PS GER KG FY INT BCG GYN GER FY PS NEU NEU DOK CHI DOK ANA HG KG DOK DOK EMS FY ANA GER GER CHI ANA CHI BCG INT MET PS HG PS PS EMS
/11 /02 /01 /12 /11 /08 /08 /10 /12 /10 /12 /02 /11 /10 /06 /12 /05 /02 /08 /05 /07 /08 /09 /04 /10 /12 /02 /12 /02 /01 /12 /12 /12 /03 /08 /05 /05 /04 /10 /01 /04 /09 /09 /03 /11 /11 /01 /10 /07 /11 /12 /09 /11 /07 /02 /06 /05 /03 /08 /07 /09 /02 /12 /12 /08 /03 /03 /08 /08 /03
UMCG UM FHML-G UM FHML-G LUMC LUMC LUMC LUMC UMCN UMCN UM FHML-G UMCG UMCG LUMC LUMC LUMC LUMC UMCG UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UMCG UMCG UMCG UMCG LUMC LUMC UMCN UMCN UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G VUmc UM FHML-G VUmc UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc UMCN UM FHML-G UM FHML-G VUmc UMCN UMCN UMCN VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc LUMC
141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180. 181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198. 199. 200.
24729 24730 24738 24744 24745 24752 24762 24763 24764 24766 24770 24772 24776 24784 24785 24787 24788 24789 24790 24801 24804 24806 24807 24808 24809 24810 24813 24814 24815 24816 24817 24818 24819 24820 24822 24823 24824 24826 24827 24828 24830 24831 24832 24834 24836 24837 24838 24840 24841 24843 24846 24847 24849 24850 24882 24923 24924 24925 24927 24929
HG GER HG EMS GER BCG GER PA EMS INT PA PA CHI SG INT ANA BCG BCG FAR FY BCG BCG BCG CHI ANA FY CHI CHI CHI CHI CHI FY INT PA PA PA GYN PS HG KG KG PS HG INT DOK HG HG KG KG PA DOK FAR PA INT CHI KG KG KG FAR FAR
/05 /01 /11 /09 /03 /10 /05 /09 /12 /05 /04 /10 /02 /08 /05 /01 /06 /06 /12 /11 /06 /04 /04 /10 /01 /01 /01 /09 /05 /02 /05 /05 /06 /02 /09 /11 /04 /03 /05 /12 /01 /03 /08 /01 /07 /02 /04 /11 /06 /01 /07 /06 /07 /02 /09 /04 /08 /06 /05 /12
VUmc UM FHML-G VUmc UMCN UMCN LUMC VUmc UMCG VUmc VUmc VUmc VUmc LUMC UMCG UMCG LUMC VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc LUMC LUMC LUMC LUMC UMCG UM FHML-G LUMC LUMC LUMC LUMC LUMC LUMC LUMC LUMC LUMC UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UMCN UMCN UMCN UMCN UMCN
De casuscode is als volgt opgebouwd: - het volgnummer van de casus in de toets, - het systeemnummer van de casus, - de discipline waartoe de casus behoort, - de categorie waarin de casus behoort, - de eigenaar/producent van de casus.
Disciplines: ANA Anatomie BCG Biochemie/genetica/histologie/moleculaire celbiologie CHI Chirurgie DOK Dermatologie/KNO/oog EMS Epidemiologie/statistiek FAR Farmacologie FY Fysiologie GER Geriatrie GYN Gynaecologie/verloskunde HG Huisartsgeneeskunde INT Interne Geneeskunde KG Kindergeneeskunde MET Metamedica NEU Neurologie PA Patho-, immuno- en microbiologie PS Psychiatrie/psychologie SG Sociale geneeskunde Categorieën 01 Ademhalingsstelsel 02 Spier- en skeletstelsel 03 Geestelijke gezondheidszorg 04 Voortplantingsstelsel 05 Bloed-, lymf- en vaatstelsel, hart 06 Hormonen en metabolisme 07 Huid en bindweefsel 08 Persoonlijke en maatschappelijke aspecten, preventie 09 Spijsverteringsstelsel 10 Nieren en urinewegen 11 Zenuwstelsel en zintuigen 12 Kennis over vaardigheden
Alle rechten voorbehouden
VRAGEN OPGENOMEN IN DE INTERUNIVERSITAIRE VOORTGANGSTOETS GENEESKUNDE - SEPTEMBER 2015 - Gesorteerd op categorie en discipline 156. 165. 110. 167. 117. 100. 166. 142. 61. 73. 184. 181. 190.
24787 24809 24297 24813 24432 22788 24810 24730 17799 18199 24834 24830 24843
ANA ANA BCG CHI DOK FAR FY GER HG INT INT KG PA
/01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01
LUMC LUMC UM FHML-G UMCG VUmc UM FHML-G LUMC UM FHML-G LUMC UM FHML-G UMCG UMCG UM FHML-G
72. 99. 43. 68. 132. 153. 170. 125. 9. 82. 6. 186. 65. 97. 194. 88. 174.
18188 22642 16890 18072 24693 24776 24816 24549 13589 18413 11838 24837 17929 22540 24850 18600 24820
ANA ANA BCG BCG CHI CHI CHI EMS FAR FY HG HG INT INT INT NEU PA
/02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02
UM FHML-G UM FHML-G LUMC UMCG VUmc LUMC LUMC UM FHML-G UMCN UMCG UMCG UMCG UMCG UMCN UM FHML-G UM FHML-G LUMC
140. 104. 128. 145. 7. 137. 37. 1. 23. 39. 114. 136. 178. 182.
24728 24223 24584 24745 13087 24721 16543 8669 15669 16671 24419 24720 24826 24831
EMS GER GER GER HG HG MET PS PS PS PS PS PS PS
/03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03
LUMC VUmc UMCN UMCN UM FHML-G VUmc UMCN UMCN UM FHML-G LUMC VUmc VUmc UMCG UMCG
2. 162. 163. 36. 108. 17. 111. 177. 187. 94. 196. 151.
10452 24806 24807 16530 24248 15087 24311 24824 24838 21675 24923 24770
ANA BCG BCG EMS FY GYN GYN GYN HG KG KG PA
/04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04
UM FHML-G VUmc LUMC UM FHML-G UM FHML-G UMCG VUmc LUMC UMCG UMCG UMCN VUmc
20. 33. 127. 5. 32. 70. 169. 171. 60. 10. 199. 3. 90. 172. 106. 147. 4. 141. 179.
15329 16373 24579 11586 16301 18105 24815 24817 17795 13882 24927 10924 18662 24818 24231 24762 11155 24729 24827
ANA ANA ANA BCG BCG BCG CHI CHI EMS FAR FAR FY FY FY GER GER HG HG HG
/05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05
UMCN UMCG VUmc UM FHML-G LUMC UMCG LUMC LUMC LUMC UMCN UMCN UMCN UM FHML-G LUMC VUmc VUmc UM FHML-G VUmc UMCG
8. 26. 41. 150. 155. 52. 107. 56. 87.
13510 15812 16856 24766 24785 17375 24244 17574 18511
INT INT INT INT INT KG KG PA PA
/05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05
UM FHML-G UMCN UMCG VUmc UMCG UMCN UM FHML-G UM FHML-G UMCG
57. 157. 158. 161. 55. 192. 19. 126. 22. 45. 85. 173. 189. 198.
17648 24788 24789 24804 17559 24847 15232 24551 15628 17021 18477 24819 24841 24925
ANA BCG BCG BCG CHI FAR FY FY GYN GYN INT INT KG KG
/06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06
UM FHML-G VUmc VUmc VUmc UM FHML-G UM FHML-G UMCN UM FHML-G UMCN UMCG LUMC LUMC UM FHML-G UMCN
130. 31. 91. 119. 124. 185. 191. 14. 15. 58. 193.
24592 16194 21511 24444 24530 24836 24846 14596 14619 17693 24849
CHI DOK DOK DOK DOK DOK DOK HG HG INT PA
/07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07
UMCN LUMC UMCG VUmc UMCN UMCG UM FHML-G UMCG UM FHML-G UMCN UM FHML-G
16. 129. 76. 183. 24. 197. 18. 47. 77. 135. 13. 105. 138. 139. 89. 92. 154.
14910 24586 18244 24832 15680 24924 15133 17168 18305 24698 14576 24224 24723 24725 18614 21527 24784
DOK GER HG HG INT KG MET MET MET MET PS PS PS PS SG SG SG
/08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08
LUMC UMCN LUMC UMCG UMCG UMCN UM FHML-G UMCG LUMC VUmc UMCG UM FHML-G VUmc VUmc UM FHML-G UMCG UMCG
131. 11. 67. 93. 168. 195. 54. 144. 50. 113. 112. 38. 42. 51. 66. 122. 148. 175.
24692 14323 18065 21594 24814 24882 17505 24744 17229 24417 24323 16551 16874 17254 17938 24495 24763 24822
ANA BCG BCG CHI CHI CHI EMS EMS FAR FY GER HG INT INT INT KG PA PA
/09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09
VUmc UMCN LUMC UMCG UM FHML-G UM FHML-G UMCG UMCN LUMC VUmc VUmc UMCN UMCG LUMC UMCG VUmc UMCG LUMC
28. 34. 146. 78. 118.
16124 16452 24752 18332 24443
ANA BCG BCG CHI CHI
/10 /10 /10 /10 /10
UMCN LUMC LUMC UMCN VUmc
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
164. 25. 44. 49. 63. 80. 84. 109. 95. 152.
24808 15691 16940 17217 17910 18339 18462 24294 21792 24772
CHI FAR FY HG INT INT INT INT KG PA
/10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10
LUMC UMCG LUMC LUMC UMCG UM FHML-G LUMC UM FHML-G LUMC VUmc
27. 120. 29. 71. 83. 30. 40. 46. 123. 160. 143. 188. 48. 69. 75. 115. 116. 176.
16035 24473 16134 18112 18449 16157 16700 17143 24499 24801 24738 24840 17174 18091 18240 24422 24423 24823
ANA ANA BCG BCG CHI DOK DOK DOK DOK FY HG KG NEU NEU NEU NEU NEU PA
/11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11
UMCG VUmc UMCN UMCG LUMC LUMC UMCG UM FHML-G VUmc VUmc VUmc UM FHML-G UMCG UMCG LUMC VUmc VUmc LUMC
133. 79. 98. 81. 86. 12. 149. 159. 200. 96. 102. 21. 59. 62. 103. 121. 35. 53. 64. 101. 134. 180. 74.
24696 18333 22605 18410 18492 14378 24764 24790 24929 22041 23119 15586 17742 17844 23751 24491 16488 17429 17912 22793 24697 24828 18239
BCG CHI CHI DOK DOK EMS EMS FAR FAR GYN GYN HG HG HG HG HG INT INT INT INT INT KG NEU
/12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12
VUmc UMCN UMCN UMCG LUMC UMCN VUmc VUmc UMCN LUMC UM FHML-G UMCN UMCG LUMC UM FHML-G VUmc LUMC LUMC UMCG UM FHML-G VUmc UMCG LUMC
De casuscode is als volgt opgebouwd: - het volgnummer van de casus in de toets, - het systeemnummer van de casus, - de discipline waartoe de casus behoort, - de categorie waarin de casus behoort, - de eigenaar/producent van de casus.
Disciplines: ANA Anatomie BCG Biochemie/genetica/histologie/moleculaire celbiologie CHI Chirurgie DOK Dermatologie/KNO/oog EMS Epidemiologie/statistiek FAR Farmacologie FY Fysiologie GER Geriatrie GYN Gynaecologie/verloskunde HG Huisartsgeneeskunde INT Interne Geneeskunde KG Kindergeneeskunde MET Metamedica NEU Neurologie PA Patho-, immuno- en microbiologie PS Psychiatrie/psychologie SG Sociale geneeskunde
Categorieën 01 Ademhalingsstelsel 02 Spier- en skeletstelsel 03 Geestelijke gezondheidszorg 04 Voortplantingsstelsel 05 Bloed-, lymf- en vaatstelsel, hart 06 Hormonen en metabolisme 07 Huid en bindweefsel 08 Persoonlijke en maatschappelijke aspecten, preventie 09 Spijsverteringsstelsel 10 Nieren en urinewegen 11 Zenuwstelsel en zintuigen 12 Kennis over vaardigheden
Alle rechten voorbehouden
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden