ANTWOORDSLEUTEL INTERUNIVERSITAIRE VOORTGANGSTOETS GENEESKUNDE (iVTG) - DECEMBER 2015 Met feedback voor studenten Vanaf de iVTG van september 2015 zal er bij de antwoordsleutel van de vragen niet alleen een literatuurreferentie, maar steeds vaker ook feedback voor studenten worden gegeven. Het kan voorkomen dat vragen of een literatuurreferentie of feedback bevatten. Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Antwoord B 21. B 22. B 23. B 24. C 25. A 26. A 27. A 28. B 29. B 30. C 31. B 32. C 33. B 34. C 35. D 36. A 37. A 38. A 39. B 40.
Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39.
Literatuurreferentie EN/OF feedback voor studenten Psychiatry (3e voll.herz. ed. 2005) Gelder M. e.a., blz. 290 Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 307 Clinically oriented anatomy (5e ed. 2006) Moore K. e.a., blz. 392 Sobotta: atlas of human anatomy (14th ed. newly ed. 2009) 1 volume, Putz R. e.a., blz. 748-749 Chirurgie (2002) Bonjer H. e.a., blz. 113 Concise medical immunology (2005) Doan T. e.a., blz. 37 Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 47 Psychiatry (3e voll.herz. ed. 2005) Gelder M. e.a., blz. 138 NHG-standaarden voor de huisarts (2009) Wiersma T. e.a., blz. 419 Robbins and Cotran pathologic basis of disease (7e ed. 2005) Kumar V. e.a., blz. 1240-1241 Dermatovenereologie voor de eerste lijn (8e geh.herz. dr. 2009) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 367 Leidraad interne geneeskunde (2006) Kooter A. e.a., blz. 180 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (6e herz.dr. 2007) Heineman M. e.a., blz. 718 Medical biochemistry (3e ed. 2009) Baynes J. e.a., blz. 90 Praktische radiologie (2005) Lemmens A. e.a., blz. 142 Volksgezondheid en gezondheidszorg (4e geh.herz. dr. 2008) Mackenbach J. e.a., blz. 134 Medische ethiek (3e herz. dr. 2009) Have ten H. e.a., blz. 267 Klinische neurologie (16e herz.dr. 2007/2008) Kuks J. e.a., blz. par. 11.1 Psychology (9th ed. 2011/2012) Bernstein D. e.a., blz. 654 Psychology (9th ed. 2011/2012) Bernstein D. e.a., blz. 545, 656 NHG-standaarden voor de huisarts (2009) Wiersma T. e.a., blz. 336 Clinical examination: a systematic guide to physical diagnosis (5e ed. 2006) Talley N. e.a., blz. 109 Kumar & Clark clinical medicine (6e ed. 2005) Kumar P. e.a., blz. 629 Medical biochemistry (3e ed. 2009) Baynes J. e.a., blz. 227 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. 50 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 715-796 Leerboek kindergeneeskunde: een interactieve benadering in woord en beeld (2009/2010) Brande van den J. e.a., blz. 407 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 842 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 565 Kindergeneeskunde (3e geh.herz. dr. 4e opl. 2004) Brande van den J. e.a., blz. 137 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 407-408 Clinically oriented anatomy (6e ed. 2010) Moore K. e.a., blz. 41 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. 943 Harrison's Online. http://www.accessmedicine.com/, Leerboek psychiatrie (2005) Hengeveld M. e.a., blz. 455 Practical paediatrics (6e ed. 2007) Roberton D. e.a., blz. 497 Clinical epidemiology: the essentials (4e ed. 2005) Fletcher R. e.a., blz. 23 Volksgezondheid en gezondheidszorg (4e geh.herz. dr. 2008) Mackenbach J. e.a., blz. 250 Medical genetics (4e ed. 2010) Jorde L. e.a., blz. 39
C B A C C C C B B D D A B A A B B A B C
41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60.
B A A B D C A B D D C B C C D C B C A D
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80.
B D A D B C A B A C B C B B B B D B B C
81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100.
A C B B A A C C D B A A A A C C C A B A
101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120.
C B B D C C C C C C B B B A D B C B D C
121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. 133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140.
B D C A B B D C B C D B C B C D B C C B
141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158. 159. 160.
B A D D B D D A B B A A A B B B A C C B
161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180.
D D A A A B C C C C A C A D A A B A B C
181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198. 199. 200.
B B A C C A C C D A D A A A D D E B B A
Alle rechten voorbehouden
40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107.
Farmacologie (4e herz. dr. 2009) Sitsen J. e.a., blz. 512 Dermatovenereologie voor de eerste lijn (8e geh.herz. dr. 2009) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 24 Rook's textbook of dermatology (8e ed. 2010) Rook A. e.a., blz. hfdst. 3, par. 3.16 Rook's textbook of dermatology (8e ed. 2010) Rook A. e.a., blz. hfdst. 10, par. 10.42 Clinically oriented anatomy (6e ed. 2010) Moore K. e.a., blz. 24 Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Stilma J. e.a., blz. 243 Dermatologie en venereologie (3e herz. dr. 2000) Vloten van W., blz. 50, 383 Sabiston textbook of surgery: the biological basis of modern surgical practice (18e ed. 2008) Sabiston D. e.a., blz. 2272 Medische ethiek (3e herz. dr. 2009) Have ten H. e.a., blz. 153 Clinically oriented anatomy (6e ed. 2010) Moore K. e.a., blz. 433 Clinically oriented anatomy (6e ed. 2010) Moore K. e.a., blz. 108, 121 Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 391 Longziekten (4e geh.herz. dr. 1999) Demedts M. e.a., blz. 241-243 Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e herz. dr. 2011) Jongh de T. e.a., blz. 811 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 1079 Volksgezondheid en gezondheidszorg (4e geh.herz. dr. 2008) Mackenbach J. e.a., blz. 203 Robbins and Cotran pathologic basis of disease (8th ed. 2010) Kumar V. e.a., blz. 1053 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 763-765 Histology: a text and atlas with correlated cell and molecular biology (6th upd. and exp. ed 2011) Ross M. e.a., blz. 335 Medical physiology: a cellular and molecular approach (2e ed. 2009) Boron W. e.a., blz. 893 Gezondheidsrecht (2e herz. dr. 2009) Engberts D. e.a., blz. 203, 204 Farmacotherapeutisch Kompas. http://www.fk.cvz.nl/Inleidendeteksten/I/inl%20stoornissen%20van%20de%20water%20en%20elektrolytenhuishouding.asp# Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (6e herz.dr. 2007) Heineman M. e.a., blz. 323 Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 284 Medical physiology: a cellular and molecular approach (2e ed. 2009) Boron W. e.a., blz. 541 Sabiston textbook of surgery: the biological basis of modern surgical practice (18e ed. 2008) Sabiston D. e.a., blz. 636 Rang and Dale's pharmacology (7th ed. 2011/2012) Rang H. e.a., blz. 364 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 35 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 34-35 Medische psychologie (2e herz. dr. 2010) Kaptein A. e.a., blz. 6 Keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie (1e dr. 2007) Huizing E. e.a., blz. 161 Clinical epidemiology: the essentials (4e ed. 2005) Fletcher R. e.a., blz. 132 Leerboek kindergeneeskunde: een interactieve benadering in woord en beeld (2009/2010) Brande van den J. e.a., blz. 115 Rang and Dale's pharmacology (7th ed. 2011/2012) Rang H. e.a., blz. 402 The immune system (3e ed. 2009) Parham P., blz. geen opgave Orthopedie (2e herz. dr. 2008) Verhaar J. e.a., blz. 154 Rubin's pathology: clinicopathologic foundations of medicine (6e ed. 2011/2012) Rubin R. e.a., blz. 58 Textbook of medical physiology (11e ed. 2006) Guyton A. e.a., blz. 86-87 De Wgbo: de betekenis voor de hulpverleners in de gezondheidszorg (4e herz. dr. 2008) Veen van E., blz. 114 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 638 Fysische diagnostiek (1e dr. 2010) Jongh de T., blz. 263 Neurologie (4e herz. dr. 2010) Hijdra A. e.a., blz. 526 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 837-838 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 602 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 468 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 47 Illustrated textbook of paediatrics (4th ed. 2012) Lissauer T. e.a., blz. 169 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 640 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 527 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 220 Kumar & Clark's clinical medicine (7e ed. 2009) Kumar P. e.a., blz. 221 Psychology (9th ed. 2011/2012) Bernstein D. e.a., blz. 206 Larsen's human embryology (4e ed. 2009) Larsen W. e.a., blz. 503 Emery's elements of medical genetics (14e ed. 2011/2012) Turnpenny P. e.a., blz. 157 Oogheelkunde (2e herz. dr. 2008) Stilma J. e.a., blz. 121 Essential cell biology (3e ed. 2009/2010) Alberts B., blz. 398-399 Biochemistry (7e ed. 2012) Berg J. e.a., blz. 786 Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 860 Emery's elements of medical genetics (14e ed. 2011/2012) Turnpenny P. e.a., blz. 126 Clinical respiratory medicine (3e ed. 2008) Albert R. e.a., blz. 111 Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 251 Gezondheidsrecht (2e herz. dr. 2009) Engberts D. e.a., blz. 38-44, 46-49 Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 316-317 Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. 69 Ophthalmology: a pocket textbook atlas (2nd rev. ed. 2007) Lang K. e.a., blz. 439-440 Ophthalmology: a pocket textbook atlas (2nd rev. ed. 2007) Lang K. e.a., blz. 179 Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e herz. dr. 2011) Jongh de T. e.a., blz. 407 Nelson essentials of pediatrics (6e ed. 2010/2011) Marcdante K. e.a., blz. 514
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128.
129.
130. 131. 132. 133. 134.
135. 136.
137.
138.
NHG-standaarden voor de huisarts (2011) Boukes F. e.a., blz. 1177 NHG-standaarden voor de huisarts (2011) Boukes F. e.a., Essential surgery: problems, diagnosis and management (4e dr. 2007) Burkitt H. e.a., Essential surgery: problems, diagnosis and management (4e dr. 2007) Burkitt H. e.a., Essential surgery: problems, diagnosis and management (4e dr. 2007) Burkitt H. e.a., blz. 747-748 Kumar & Clark's clinical medicine (8th ed. 2012) Kumar P. e.a., blz. 1098 Nelson textbook of pediatrics (19th ed. 2011) Kliegman R. e.a., blz. 796 Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e herz. dr. 2011) Jongh de T. e.a., Anamnese en lichamelijk onderzoek (5e aanzienl. gew. dr. 2008) Meer van der J. e.a., Medical physiology: a cellular and molecular approach (2nd upd. ed. 2012) Boron W. e.a., Clinical epidemiology: the essentials (5e ed. 2013/2014) Fletcher R. e.a., Orthopedie (2e herz. dr. 2008) Verhaar J. e.a., blz. pg. 20 Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 590 Kleine chirurgie (3e dr. 2008) Vaardigheden in de geneeskunde. Stapert J. e.a., blz. geen opgave Farmacologie (4e herz. dr. 2009) Sitsen J. e.a., blz. 362 Leerboek chirurgie (2e geh.herz. dr. 2012) Gooszen H. e.a., blz. 256 Kumar & Clark's clinical medicine (8th ed. 2012) Kumar P. e.a., blz. 991 Epidemiologisch onderzoek: opzet en interpretatie (6e herz. dr. 2010) Bouter L. e.a., blz. 159-161 Rang and Dale's pharmacology (7th ed. 2011/2012) Rang H. e.a., blz. 560 Vander's human physiology: the mechanisms of body function (12th ed. 2011) Widmaier E. e.a., blz. 446-447 FEEDBACK: de vitale longcapaciteit (VC) is het totaal van het teugvolume (TV), expiratoir reservevolume (ERV) en inspiratoir reservevolume (IRV). VC – (TV+ERV) = IRV 4500 – (450 + 1100) = 2950 ml De overige waarden (FVC en FEV1) zijn niet nodig om het inspiratoire reservevolume te kunnen berekenen. Een verschil in waarden tussen de VC en de FVC wijst op een collaps van de kleine luchtwegen tijdens de geforceerde uitademing en kan wijzen op emfyseem. Deze diagnose wordt gesteld op basis van FEV1/FVC. Die is hier 3.13/3.8= 0,82 hetgeen normaal is. Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 231-9 FEEDBACK: Het klinische beeld van de Lewy body dementie wordt gekenmerkt door wisselende verwardheid met een gestoorde aandachtsfunctie, extrapiramidale verschijnselen (vooral hypertonie en bradykinesie) en visuele mispercepties of hallucinaties. Deze dementie lijkt voor te komen bij ongeveer twintig procent van de patiënten met dementie. Bij frontotemporale dementie staan vooral gedragsstoornissen en stoornissen in de uitvoerende functies zoals planning, oordeelsvorming en abstractievermogen op de voorgrond. Geheugenstoornissen treden meestal pas later op, waardoor dit type dementie in het begin nogal eens miskend wordt. De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende oorzaak van een dementiesyndroom in de westerse landen. Kenmerkend voor dit type zijn de geheugenstoornissen die het gevolg zijn van problemen met het opnemen en vasthouden van nieuwe informatie. Het beloop wordt gekenmerkt door een geleidelijke begin en progressieve cognitieve achteruitgang. Naast cognitieve symptomen is er sprake van gedragsveranderingen die de persoonlijke identiteit aantasten. Vaak zijn ook andere psychiatrisch symptomen zoals prikkelbaarheid en waanachtige ideeën aanwezig. Het onderscheid tussen de ziekte van Alzheimer en vasculaire dementie wordt vooral gebaseerd op beloopscriteria (een geleidelijke verergering bij de ziekte van Alzheimer tegenover een stapsgewijze verergering bij vasculaire dementie) en op de aanwezigheid van meer focale neurologische symptomen bij vasculaire dementie zoals verhoogde peesreflexen, pseudobulbair syndroom, parese van een ledemaat. De ziekte van Creutzfeldt-Jakob is een zeer zeldzame vorm van dementie. Het betreft een prion-infectieziekte. Deze ziekte kent een zeer snel verloop van het dementiesyndroom en gaat gepaard met myoclonieën, choreatische bewegingen en epileptische insulten. Essential cell biology (4th ed. 2013/2014) Alberts B. e.a., blz. 530 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. De overgang Guyton and Hall Textbook of medical physiology (12e ed. 2010/2011) Hall J. e.a., blz. chapter 40 Smith's general urology (17e ed. 2008) Smith D. e.a. (waaronder Tanagho), blz. Hfdst. 21 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis FEEDBACK: De behandeling van polymyalgia rheumatica is met orale glucocorticoïden (prednisolon) omdat er sprake is van een autoimmuunreactie. Doorgaans treedt daarmee snel verbetering op en geneest de ziekte uiteindelijk zonder restschade. Colchicine wordt gebruikt bij jicht en beïnvloedt het auto-immuun proces dat plaats vindt bij polymyalgia rheumatica niet. Hydroxychloroquine wordt gebruikt bij reumatoïde artritis en als profylaxe voor malaria. NSAID’s zijn ontstekingsremmers en hebben hoogstens een ondersteunende rol in de behandeling van polymyalgia rheumatica onder andere vanwege de bijwerkingen op gastro-intestinaal gebied. Harrison's Online. http://www.accessmedicine.com/, blz. chapter 289 Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 645-9,861 FEEDBACK: oligo- of amenorroe, in combinatie met hirsutisme, acne en/of obesitas zijn klachten die passen bij het polycysteus ovariumsyndroom (PCOS). Om vast te stellen of er sprake is van polycysteuze ovaria wordt een transvaginale echoscopie verricht. Bij het klassieke PCOS zijn de ovaria enigszins vergroot en wordt bij echoscopisch onderzoek vaak een beeld gezien waarbij de primordiale follikels zich net onder de schors bevinden (rozenkransfenomeen). Het stroma ziet er echoscopisch vaak meer echodens uit. Hysterosalpingografie (HSG) wordt gebruikt om een afsluiting in de eileiders vast te stellen en te lokaliseren. Er wordt dan onder röntgendoorlichting een contrastvloeistof via de baarmoederhals in het cavum uteri gebracht. Via een monitor kan de vulling van het cavum uteri en van de tubae, en de overloop naar de buikholte worden gevolgd. Een MRI van de hypofyse kan worden gedaan als er het vermoeden is op een hypofyseadenoom. Dat is in deze casus minder waarschijnlijk. Het is niet te verwachten dat speculumonderzoek bij deze patiënten informatie oplevert die de diagnose PCOS ondersteunt. Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 324-326 FEEDBACK: nadat de uitwendige spildraai wordt het hoofd bipariëtaal omvat en sacraalwaarts bewogen, waarna de voorste schouder onder de symfyse wordt geboren. Hierna wordt het hoofd symfysewaarts bewogen, waarna de achterste schouder over het perineum geboren wordt. Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 297-298
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
139. 140.
141. 142. 143. 144. 145. 146. 147.
148.
149.
150.
151.
152.
153.
154.
FEEDBACK: de fundushoogte wordt bepaald met behulp van de eerste handgreep van Leopold. De ulnaire zijde van de hand wordt bovenop de fundus geplaatst, zonder daarbij de buik of de uterus in te drukken of te verplaatsen. De afstand symfyse tot navel (ns) en navel tot xifoïd (nx) wordt denkbeeldig in gelijke delen verdeeld. Daarbij reikt bij 40 weken zwangerschap de fundus tot aan de ribbenboog. De bovenrand van de navel kan men aanhouden als omvang voor ongeveer 24 weken. De fundus bevindt zich in de casus op 1/4 van de afstand van de navel tot het xifoïd, passend bij een zwangerschapsduur van 28 weken. Neurologie (5e dr. 2e opl. 2013) Hijdra A. e.a., blz. 5 FEEDBACK: De nervus accessorius (XI) wordt op deze manier onderzocht door de kracht van de m. sternocleidomastoideus en de m. trapezius te testen. IX is de nervus glossopharyngicus, X is de nervus vagus, XII is de nervus hypoglossus. NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. Preventie en vroegdiagnostiek van cervixcarcinoom FEEDBACK: De huisarts dient voor het maken van een uitstrijk voor het bevolkingsonderzoek na te gaan of er redenen zijn van screening af te zien of deze uit te stellen. Menstrueel bloedverlies of een onttrekkingsbloeding zijn redenen om de uitstrijk uit te stellen. Door het bloed is de uitstrijk minder goed te beoordelen op microscopische afwijkingen. Andere reden om het onderzoek uit te stellen is als de vrouw zwanger is of minder dan zes maanden geleden bevallen is. De lisconisatie in haar voorgeschiedenis is ruim vijf jaar geleden verricht en omdat zij niet meer onder controle van de gynaecoloog is, neemt zij weer deel aan het bevolkingsonderzoek. Het geven van borstvoeding is geen reden om van screening af te zien. Er zijn plannen om vanaf 2016 het bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker te veranderen: het uitstrijkje wordt dan eerst onderzocht op de aanwezigheid van het hoog risico humaan papillomavirus (hrHPV) en niet zoals in het bestaande bevolkingsonderzoek op afwijkende cellen. Pas als dit virus aanwezig is, wordt het uitstrijkje beoordeeld op afwijkende cellen. Robbins and Cotran pathologic basis of disease (9th ed. 2014/2015) Kumar V. e.a., blz. 1217 Medical physiology: a cellular and molecular approach (2nd upd. ed. 2012) Boron W. e.a., blz. 680 Molecular biology of the cell (5th ed. 2008) Alberts B. e.a., blz. 1231 Farmacotherapeutisch Kompas. http://www.fk.cvz.nl/, blz. Sotalol Harrison's Online. http://www.accessmedicine.com/, blz. chapter 105 Leerboek kindergeneeskunde: een interactieve benadering in woord en beeld (2e dr. 2011) Brande van den J. e.a., blz. 328 Vander's human physiology: the mechanisms of body function (12th ed. 2011) Widmaier E. e.a., FEEDBACK: Alcohol diffundeert makkelijk door celmembranen en kan daarom geabsorbeerd worden in de maag, maar de absorptie vindt veel in hogere mate plaats in de dunne darm omdat die een veel groter oppervlakte heeft. Inname van eten of drinken met veel vet zorgt voor de secretie van enterogastronen uit de dunne darm, die de maaglediging inhiberen en hierdoor de verblijftijd van de alcohol in de maag (met zijn kleinere absorptie capaciteit) vergroten. Leerboek chirurgie (2e geh.herz. dr. 2012) Gooszen H. e.a., blz. hfdst. 19 FEEDBACK: dit verhaal past goed bij een recidiverende acute pancreatitis. Bij pyelonefritis kenmerkt zich onder andere door hoge koorts, koude rillingen, pijn in de flank waar bij deze patiënt geen sprake van is. Een maagperforatie geeft een acute, zeer hevige pijn boven in de buik die vervolgens afneemt en na enkele uren langzaam toeneemt; de patiënt krijgt dan een plankharde buik met oppervlakkige ademhaling. Bij een hartinfarct in de onderwand kunnen weliswaar ook pijn in de bovenbuik en temperatuursverhoging voorkomen, maar de messcherpe pijn, recht naar de rug toe en de drukpijn in de epigastrio passen er niet bij. Illustrated textbook of paediatrics (4th ed. 2012) Lissauer T. e.a., blz. 159 FEEDBACK: dit is een typisch beeld van een Erbse parese. Bij de geboorte is letsel van de plexus brachialis opgetreden doordat de schouders met moeite geboren zijn. Het bot dat hierbij het vaakst gebroken wordt is de clavicula. Soms is er een midschachthumerus of femurfractuur. Leerboek chirurgie (2e geh.herz. dr. 2012) Gooszen H. e.a., blz. 450 FEEDBACK: bij verdenking op een acuut aneurysma aorta abdominalis (AAA) wordt een spoedechografie verricht om de diagnose AAA te bevestigen dan wel uit te sluiten. Pas hierna wordt een CT-angiografie uitgevoerd om de aanwezigheid van een ruptuur en uitbreiding van het AAA te bepalen en ook de therapeutische opties te beoordelen. Een X-buikoverzicht geeft onvoldoende informatie over een aneurysma. Een aneurysma is alleen zichtbaar op een röntgenfoto als er uitgebreide calcificaties zijn. Een MRI-abdomen kost teveel tijd bij deze patiënt in shock. Wanneer er geen spoed is en de operatie gepland wordt, worden de anatomische verhoudingen van het AAA bekeken via CTA of MRA. Obstetrie en gynaecologie: de voortplanting van de mens (7e geh.herz.dr. 2012) Heineman M. e.a., blz. 634-656 FEEDBACK in deze casus wordt de kliniek besproken van complete. androgeenongevoeligheidssyndroom (testiculaire feminisatie). Bij dit syndroom is het karyotype XY en deze genetisch mannelijke patiënten hebben normaal functionerende testes(in de buikholte) en dus geen ovarium, eileiders of baarmoeder. Maar door een mutatie van de androgeenreceptor heeft testosteron geen effect en ontwikkelen zich vrouwelijke uitwendige geslachtsdelen en secundaire geslachtskenmerken, in plaats van mannelijke. Bij complete androgeen ongevoeligheid syndroom zijn de gonadotrofinespiegels normaal. NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. standaard schildklieraandoeningen FEEDBACK: een verhoogd TSH en een verlaagd vrij T4 wijst op een hypothyreoïdie. Een verhoogd TSH en een normaal vrij T4 wijst op een subklinische hypothyreoïdie. Een verlaagd TSH en verhoogd vrij T4 wijst op een hyperthyreoïdie. Een verlaagd TSH en normaal vrij T4 wijst op een subklinische hyperthyreoïdie. Illustrated textbook of paediatrics (4th ed. 2012) Lissauer T. e.a., blz. 234 FEEDBACK: het beschreven klinische spectrum, chronische diarree, afbuigende groeicurve, platte billen en een bolle buik, zijn klachten waarmee kinderen met coeliakie zich doorgaans presenteren. De soepele buik en het normaal rectaal toucher pleiten tegen coprostase en maken de diagnose paradoxale diarree bij chronische obstipatie minder waarschijnlijk. Bij kinderen met chronische diarree door een spastisch colon is er sprake van een normale groei. Koemelkallergie begint bij introductie van koemelk aan het dieet en zou al eerder aan het licht zijn gekomen. Paradoxale diarree is onwaarschijnlijk, omdat het kind goed eet en toch afvalt. Colitis ulcerosa geeft andere klachten, zoals bloed en slijm bij de ontlasting en bij lichamelijk onderzoek vaak drukpijn over het colon. Leerboek Keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie (2e herz. dr. 2013) Vries de N., blz. geen opgave FEEDBACK: Wanneer de stembanden betrokken zijn bij het larynxcarcinoom dan treedt al vroeg heesheid of schorheid op. Bevindt de tumor zich boven of onder de stembanden, dan is er slechts sprake van aspecifieke klachten als slijm in de keel, slikklachten, globusgevoel, rauw gevoel, of een droge keel. Larynxcarcinoom komt meer voor bij mannen dan bij vrouwen, naar men aanneemt doordat vrouwen minder roken en drinken dan mannen. Bij deze patiënte is Reinkeoedeem overigens de meest waarschijnlijke oorzaak van de heesheid. Het
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
155. 156. 157. 158.
159. 160.
161.
162.
163.
164. 165. 166. 167. 168. 169.
170. 171.
mondholtecarcinoom en orofarynxcarcinoom veroorzaken geen heesheid. ACE-remmers kunnen acuut glottisoedeem geven, maar in deze casus is er juist sprake van een langer bestaande schorre stem. Een bijwerking van ACE-remmers is dus onwaarschijnlijk. Emery's elements of medical genetics (14e ed. 2011/2012) Turnpenny P. e.a., blz. 44 Essential cell biology (4th ed. 2013/2014) Alberts B. e.a., blz. 657 Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., blz. geen opgave Leerboek urologie (3e herz. dr. 2013) Bangma C., blz. 128-130 FEEDBACK: bij een torsio testis (een verdraaiing van de funiculus spermaticus, waardoor de testikel ischemisch wordt) zijn heftige uitstralende pijn in de lies, misselijkheid, braken, zwelling van het scrotum en hoogstand van de testikel typische klachten en bevindingen. Bij een acute epididymitis past een pijnlijke scrotumhelft, vaak in combinatie met koorts en koude rillingen. Het ontstaan na het sporten zou kunnen passen bij een trauma als luxerende factor voor de torsio testis. Varicokèle is wanneer er een dilatatie van de plexus pampiniformis is in de funiculus spermaticus. Deze dilatatie komt met name links voor. De meeste varicokèles worden bij standaard lichamelijk onderzoek ontdekt bij adolescenten. In sommige gevallen presenteren mannen zich met een pijnlijk zwaar gevoel in het scrotum, met name aan het eind van de dag, omdat de varicokèle dan volgelopen is. Hiervan is bij deze patiënt geen sprake. Hydrokèle is een vochtcollectie tussen de tunica vaginalis en de tunica albuginea. Bij volwassen mannen is een gelokaliseerde hydrokèle meestal het gevolg van een ontsteking, trauma of tumor. Patiënten presenteren zich met een zwelling, zijn al of niet bezorgd over mogelijke kanker en klagen soms over een onaangenaam, zwaar gevoel in de balzak. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van diafanie. Hiervan is in deze casus geen sprake. Illustrated textbook of paediatrics (4th ed. 2012) Lissauer T. e.a., blz. 479-480 Anatomische atlas (1e ed. 2009) Prometheus. Gilroy A. e.a., blz. 63 FEEDBACK: De ZIEKTE van Cushing (een ACTH-producerend hypofyseadenoom) is de meest voorkomende oorzaak van een endogeen syndroom van Cushing. Het SYNDROOM van Cushing is het gevolg van een chronisch glucocorticoïdexces op weefselniveau en heeft diverse oorzaken. De vorm waarbij de ACTH-productie door de hypofysevoorkwab verhoogd is, komt het meest frequent voor en wordt als enige aangeduid als de ziekte van Cushing. In circa 85% van alle patiënten met een syndroom van Cushing bestaat daarbij een ACTHproducerend microadenoom van de hypofyse. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 225-226 FEEDBACK: Hemofilie A is een erfelijke aandoening waarbij er een aangeboren tekort is aan stollingsfactor VIII. Het klinisch beeld is afhankelijk van de restactiviteit van deze factor. Bij een matig ernstige hemofilie kunnen spier- en gewrichtsbloedingen ontstaan na gering trauma. Bij ernstige vormen kunnen deze bloedingen ook spontaan optreden. In alle gevallen is er een verhoogd risico op nabloedingen bij traumata en bij tandheelkundig en chirurgisch ingrijpen. Om dit te voorkomen moet de ontbrekende stollingsfactor profylactisch intraveneus toegediend worden. Factor II is protrombine, factor VII is proconvertine, deficiëntie leidt tot een verhoogde kans op trombose. Factor V is een stollingsfactor. Factor V Leiden is een mutatie die ook de kans op trombose verhoogd. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 580 FEEDBACK: Voor het stellen van de diagnose diffuse interstitiële longziekte geldt histologisch onderzoek nog altijd als gouden standaard, de andere onderzoeken zijn niet voldoende onderscheidend. Bij een arteriële bloedgasanalyse wordt de pO2 gemeten, een vroeg verschijnsel van longfibrose is een daling van de pO2 bij inspanning. Bij bronchoalveolaire lavage kan de aard en de ernst van het immunologische ontstekingsproces vastgesteld worden. Voor enkele aandoeningen kan de celverhouding vrijwel diagnostisch of zeer suggestief zijn. Een CT-thorax kan gedetailleerde afwijkingen duidelijk maken, maar niet op celniveau aantonen wat er gebeurt. Diffuse interstitiële longafwijkingen vormen een heterogene groep deels zeer zeldzame aandoeningen die worden gekenmerkt door een diffuse toegenomen tekening van een of meer delen van de secundaire lobulus, te weten interstitium, terminale luchtwegen, terminale vaatjes en lymfebanen. Het doel van behandeling is voorkomen van verdere fibrosering. Corticosteroïden nemen hierbij een belangrijke plaats in. Klinische neurologie (17e herz. dr. 2012) Kuks J. e.a., blz. 90-92 FEEDBACK: De nervus abducens (VI) beweegt het oog naar buiten. Bij uitval van de n. VI kunnen de ogen onvoldoende divergeren, zodat er bij kijken in de verte horizontale dubbelbeelden optreden. De nervus oculomotorius (III) verzorgt de rest van de oogbewegingen. Bij uitval van de n. III is er juist convergentiezwakte, waardoor dubbelzien bij nabij kijken optreedt. Het onderscheid tussen dubbelzien door uitval van de n. III of van de n. VI kan men maken door na te gaan of dubbelbeelden gekruist dan wel ongekruist zijn. Gekruiste dubbelbeelden horen bij uitval van de n. III. Ongekruiste dubbelbeelden passen bij uitval van de n. VI. De nervus trochlearis (IV) beweegt het oog naar binnenonder (’kijken naar het puntje van de neus’). De nervus opticus (II) heeft betrekking op de visus. Medical statistics at a glance (2e ed. 2005) Petrie A. e.a., blz. 102 NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. Fractuurpreventie M69 (2012) NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. Atriumfibrilleren M79 (2013). NHG-standaarden voor de huisarts. http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum.htm, blz. Hartfalen M51 (2010). Neurologie (5e dr. 2e opl. 2013) Hijdra A. e.a., blz. 328 Klinische neurologie (17e herz. dr. 2012) Kuks J. e.a., blz. 193-197 FEEDBACK: Letsel van de nervus radialis treedt op door druk op de bovenarm (paralyse des amants of saturday night palsy). Het typische beeld is dat van een hangende hand en vingers. De sensibiliteit van de onderarm, strekzijde duim, wijsvinger, middelvinger en de helft van de ringvinger is gestoord. Typisch beeld van een nervus medianusletsel is dat het grijpen van vingers, proneren van de onderarm en de oppositie van de duim niet mogelijk is. De sensibiliteit is aan de binnenkant van de duim tot de helft van de ringvinger + nagels van de 1e -4e vinger gestoord. Letsel van de nervus ulnaris wordt gemakkelijk door druk veroorzaakt. Het spreiden en sluiten van de vingers, adductie van de duim, flexie grondfalanx en extensie van de distale falangen van de 4e en 5e vinger zijn gestoord. De sensibiliteit van de pink en de ulnaire helft van de ringvinger is gestoord. Letsel van de nervus axillaris wordt meestal veroorzaakt door een humerusluxatie, of de repositie ervan. Zijwaarts en voorwaarts heffen van de arm is onmogelijk en er is hypesthesie lateraal op de bovenarm. Probleemgeoriënteerd denken in de geriatrie: een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek (2e herz. dr. 2012) Olde Rikkert M. e.a., blz. 115 Farmacotherapeutisch Kompas. http://www.fk.cvz.nl/, blz. Ethinylestradiol/levonorgestrel FEEDBACK: Het te volgen beleid is afhankelijk van het aantal vergeten tabletten en in welke week van de strip de tabletten zijn vergeten. In week 1 is het beleid bij het vergeten van 2–3 tabletten: aanvullende anticonceptieve maatregelen nemen tot de pil 7 achtereenvolgende dagen is ingenomen en advies een hoge dosis progestageen oraal in te nemen (bijv. levonorgestrel 1,5 mg). De progestageen onderdrukt in deze hoge dosering mogelijk de ovulatie en voorkomt daarmee bevruchting als de geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden kort voor de ovulatie, wanneer bevruchting het meest waarschijnlijk is. Het kan ook door endometriumveranderingen de implantatie van een bevruchte eicel voorkomen; zodra innesteling heeft plaatsgevonden is het niet meer effectief.
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
172. Acute geneeskunde (7e geh.herz.dr. 2009) een probleemgerichte benadering in acute genees- en heelkundige situatie. Thijs L. e.a., blz. 186 173. Robbins and Cotran pathologic basis of disease (9th ed. 2014/2015) Kumar V. e.a., blz. 842-50 FEEDBACK: Levercelnecrose met ontsteking en steatose zijn kenmerken bij een alcoholhepatitis. Bij levercirrose passen regeneratienoduli met ontsteking. Hetgeen in tegenstelling tot alcoholhepatitis geen omkeerbaar proces is. IJzerstapeling en micronodulaire cirrose pleit voor hemochromatose. Steatose met koperstapeling past bij de ziekte van Wilson. 174. Understanding Global Health, 2e. Chapter 3 175. Current medical diagnosis & treatment (54th ed. 2014/2015) Papadakis M. e.a., blz. chapter 31 176. Probleemgeoriënteerd denken in de geriatrie: een praktijkboek voor de opleiding en de kliniek (2e herz. dr. 2012) Olde Rikkert M. e.a., blz. 131 177. Histology: a text and atlas with correlated cell and molecular biology (6th upd. and exp. ed 2011) Ross M. e.a., blz. 751 178. Dermatovenereologie voor de eerste lijn (8e geh.herz. dr. 2009) Sillevis Smitt J.H. e.a., blz. 171 179. Kumar & Clark's clinical medicine (8th ed. 2012) Kumar P. e.a., blz. geen opgave 180. Kumar & Clark's clinical medicine (8th ed. 2012) Kumar P. e.a., blz. 580 181. Understanding Global Health (2nd ed. 2014), online version W.H. Markle, M.A. Fisher, R.A. Smego Jr. Chapter 1. 182. Harrison's principles of internal medicine (18e ed. 2011/12) Longo D. e.a., blz. chapter 115 183. Functionele histologie (14e herz. dr. 2014) Junqueira L. e.a., blz. 169 FEEDBACK: Als een bot breekt of lokaal wordt beschadigd ontstaat er een plaatselijke bloeduitstorting die gevolgd wordt door de vorming van een bloedstolsel. Door stagnatie van de bloedtoevoer sterven osteocyten aan weerszijden van de botbreuk af en wordt de matrix afgebroken. Het herstel begint met de opruiming van het bloedstolsel, de dode cellen en de botmatrix. Daartoe wordt het gebied eerst gerevasculariseerd en het omliggende gebied reageert met een sterke celvermeerdering. Bij langdurige immobilisatie wordt er minder bot aangemaakt en kalk onttrokken. Echter in de beginfase van een botfractuur is dit nog niet aan de orde. Een benige callus is niet zichtbaar op de röntgenfoto als hypodense fractuurlijn. 184. Leerboek medische genetica (7e herz. dr. 2005) Bijlsma E. e.a., blz. 151-173 FEEDBACK: Genomic imprinting (of genomische inprenting) is de situatie waarin de expressie van allelen die afkomstig zijn van de vader en de moeder verschillend is. Anticipatie is het fenomeen waarbij aandoening bij de opeenvolgende generatie sneller (op jongere leeftijd) en/of ernstiger optreedt. Met de term mozaïcisme wordt aangegeven dat niet alle cellen in het lichaam van een individu hetzelfde genetisch materiaal bezitten. Bij kiemcelmozaïcisme is de mutatie niet beperkt tot een gameet, maar dan zijn een gedeelte van de voorlopercellen in de desbetreffende gonade getroffen. Variabele expressie betekent dat de klinische vorm waarin de door het gen veroorzaakte aandoening zich manifesteert van individu tot individu kan verschillen. Dit komt vaak voor bij dominant overervende aandoeningen. 185. Functionele histologie (14e herz. dr. 2014) Junqueira L. e.a., blz. 516 FEEDBACK: Negatief geladen moleculen (anionen) uit het plasma worden tegengehouden/afgestoten door negatief geladen moleculen zoals het heparansulfaat in de lamina rarae (deel van de basaal membraan). Zo gaat het negatief geladen albumine, met een molecuulmassa van 65.000 D, niet door de lamina rarae interna van de basaal membraan. Wanneer de negatieve lading van de basaal membraan verdwijnt, neemt dus de permeabiliteit toe en komt albumine in de urine terecht. Positief geladen moleculen worden op basis van hun grootte/diameter pas tegengehouden wanneer hun molecuulmassa groter wordt dan 70.000 D. 186. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 487-90 FEEDBACK: Bij een AV-nodale tachycardie is er een focus of re-entrycircuit in atria of AV-knoop, die met een veel hogere frequentie vuurt dan de sinusknoop. Een aanval kan enkele seconden of uren duren. Het ritme is regelmatig. Atriumfibrilleren wordt gekenmerkt door een chaotische elektrische activiteit van de atria. Dit geeft een volstrekt onregelmatig en te snel hartritme zonder enig patroon. Ventrikelfibrilleren is analoog aan het atriumfibrilleren alleen zijn hier de ventrikels bij betrokken. Zodoende is er geen activiteit van de hartspier en zal zonder cardioversie de patiënt binnen enkele minuten overlijden. Een supraventriculaire extrasystole is een voortijdige activatie van atria en ventrikels vanuit een supraventriculair gelegen focus. 187. Leerboek Keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie (2e herz. dr. 2013) Vries de N., blz. 279-83 FEEDBACK: Klassieke tonsillitis acuta presenteert zich bij volwassenen met keelpijn, uitstralend naar de oren, slikpijn, algemeen ziekzijn, koorts en gezwollen lymfeklieren in de hals. Bij onderzoek worden rode, vergrote tonsillen gezien met beslag in de crypten, is er een foetor ex ore en worden in de hals beiderzijds hoog jugulair (niveau 2) vergrote lymfeklieren gepalpeerd. Tonsilhypertrofie komt typisch bij kinderen voor op de leeftijd dat het weefsel van de ring van Waldeyer immunologisch het meest actief is: 3-6 jaar. Een tonsillitis acuta kan gecompliceerd worden door een peritonsillair abces of infiltraat, waarbij de infectie zich heeft uitgebreid tussen het tonsilkapsel en de m. constrictor pharyngis superior. Hierdoor ontstaat er een zwelling van de voorste farynxboog en het palatum molle aan de aangedane kant. Naast de symptomen van een tonsillitis acuta zijn de klassieke verschijnselen: trismus door prikkeling van de kauwspieren en kwijlen om dat slikken te pijnlijk is. 188. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 636-8 FEEDBACK: In de mond kunnen recidiverende aften voorkomen. Dit zijn pijnlijke erosies met een rode hof van het mond- en tongslijmvlies en de binnenkant van de lippen. Men spreekt van stomatitis aphthosa. De aften worden nogal eens gezien bij patiënten met coeliakie of actieve chronische darmontsteking. Candida albicans veroorzaakt schimmelinfecties in de mond. Dergelijke infecties komen vooral voor bij ziekten die gepaard gaan met immuunsuppressie, behandeling met immunosuppressiva, antibiotica en corticosteroïden. In de mond zijn kleine of grotere witte beslagen te zien die erosies bedekken. De infectie breidt zich vaak uit naar de slokdarm. Leukoplakieën kunnen een stadium zijn in de ontwikkeling van een carcinoom. Het is een witte, gladde plek op de tong of wangslijmvlies die chronisch aanwezig is. Stomatitis herpetica wordt veroorzaakt door herpes simplex waarbij vele, zeer pijnlijke, blaasjes in de mondholte ontstaan. 189. Interne geneeskunde (14e geh. herz. dr. 2010) Meer van der J. en Stehouwer C. e.a., blz. 399, 424 FEEDBACK: Erytrocyten in de urine kunnen afkomstig zijn uit de nieren (bij glomerulaire ziekten) of uit de lagere of hogere urinewegen (bij urologische aandoeningen zoals nierstenen, ontstekingen, urotheelcelcarcinomen). Deze vormen kan men onderscheiden door nauwkeurige bestudering van het urinesediment. Erytrocyten die via glomerulaire lekkage de urine bereiken, zijn vaak beschadigd (dysmorfe erytrocyten). Bovendien zien we bij glomerulaire aandoeningen vaak erytrocytencilinders in de urine. Deze casus toont het klassieke klinische beeld van een postinfectieuze glomerulonefritis. 190. Fysische diagnostiek (1e dr. 2010) Jongh de T., blz. 115-7 FEEDBACK: Om de druk in de halsvenen te beoordelen wordt de vena jugularis externa onder de kaakhoek dichtgedrukt en het punt bepaald tot waar de vene nog gevuld is. Hier wordt een streepje op de huid gezet. Vervolgens wordt met de veneuze boog het verschil in Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
191. 192.
193.
194.
195. 196. 197. 198. 199. 200.
hoogte in cm bepaald tussen dit punt en de angulus Ludovici. Een gelijke hoogte als de angulus drukt men uit als R=0 cm. De normale waarde van het collapsniveau is R-4 tot R-9 cm. Fysische diagnostiek (1e dr. 2010) Jongh de T., blz. 142 Illustrated textbook of paediatrics (4th ed. 2012) Lissauer T. e.a., blz. 215-17 FEEDBACK: Bij veel kinderen met overgewicht en die nog in de groei zijn is het streven om wel in de lengte maar niet in gewicht te groeien. Zodat ze als het ware ‘erin kunnen groeien’. De definitie van overgewicht bij kinderen wordt uitgedrukt in standaarddeviaties of percentielen in vergelijking met de normale waarden van BMI, in vergelijking met de normale waarden van de BMI naar leeftijd. Hier is een internationale lijst voor afkapwaarden voor. Normaal gewicht: onder of gelijk aan de 91st percentiel. Overgewicht: boven de 91st percentiel. Obesitas: boven de 98st percentiel. Ernstige obesitas: groter dan 3,5 SD boven het gemiddelde. Mims' medical microbiology (5th ed. 2013) Goering R. e.a., blz. 412-20 FEEDBACK: Pneumocystis jiroveci is een schimmel (voorheen parasiet) die een infectie veroorzaakt bij 15-30% van de onbehandelde hivpatiënten. Gezien de hoge viremie en de lage CD4+ T-cellen is deze patiënt immuungecompromitteerd en mogelijk zelfs op de overgangssituatie van hiv naar aids. De overige antwoordopties kunnen bij een immuungecompromitteerde patiënt zoals hierboven beschreven ook voorkomen alhoewel de eerste gedachte uit moet gaan naar P. jiroveci, omdat dit micro-organisme vooral toeslaat bij verminderde T-cellen. Clinical epidemiology: the essentials (5e ed. 2013/2014) Fletcher R. e.a., blz. 87, 183-184 FEEDBACK: Hier geeft het relatieve risico (RR) de verhouding tussen het voorkomen van de ziekte (urineweginfectie) onder mensen die een interventie (cranberries) krijgen en mensen die geen interventie krijgen aan. Bij een RR tussen 0 en 1 is de kans op voorkomen van de ziekte kleiner in de interventiegroep dan in de controlegroep. Bij een RR > 1 is de kans op voorkomen van de ziekte is groter in de interventiegroep dan in de controlegroep. Een RR van 0,86 kan als volgt geïnterpreteerd worden: de kans op het ontstaan een urineweginfectie bij het gebruik van cranberries is 0,86 ten opzichte van de kans op urineweginfecties in de controlegroep. Ofwel: het gebruik van cranberries reduceert de kans op het ontstaan van urineweginfecties met 14%. Dit is de relatieve risico reductie (RRR). Het 95% BI (betrouwbaarheidsinterval) drukt de mate van onzekerheid uit. Voor een RR geldt dat als de 1 in het BI zit (zoals ook in deze casus: 95% BI= 0,71-1,04) dan kun je er met 95% zekerheid vanuit gaan dat er geen effect is. De nulhypothese (er is geen significant verschil tussen de twee groepen, RR=1) kan niet verworpen worden. Als de 1 niet in het betrouwbaarheidsinterval zit (bijv. RR=0,55; 95% BI= 0,40-0,65) dan is met 95% zekerheid vastgesteld dat er een effect is (ofwel: de RR bevindt zich met 95% zekerheid tussen 0,40 en 0,65). Anatomische atlas (2e bew. uitgebr. dr. 2010) Prometheus. Schünke M. e.a., blz. Deel 3: Hoofd, hals en neuroanatomie. Blz. 190 Kumar & Clark's clinical medicine (8th ed. 2012) Kumar P. e.a., blz. 1015-1020,1092 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 220 Leerboek psychiatrie (2e geh.herz. dr. 2009) Hengeveld M. e.a., blz. 717 Grondslagen der epidemiologie (6e licht gew. dr. 2006) Vandenbroucke J. e.a., blz. 82-108 Diagnostiek van alledaagse klachten: bouwstenen voor rationeel probleemoplossen (3e herz. dr. 2011) Jongh de T. e.a., blz. 623
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden
VRAGEN OPGENOMEN IN DE INTERUNIVERSITAIRE VOORTGANGSTOETS GENEESKUNDE - DECEMBER 2015 - Gesorteerd op vraagnummer in de toets 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79.
8667 9478 11317 11461 11713 12193 12788 12894 13088 13417 13715 13797 13824 13883 14256 14402 14483 14520 14540 14541 14600 14606 14657 14679 14692 14996 15032 15045 15096 15162 15169 15206 15293 15351 15370 15518 15567 15742 15857 15957 15962 15984 15988 16041 16158 16192 16242 16330 16380 16383 16514 16533 16546 16569 16647 16846 16859 16892 16909 16935 16948 17018 17061 17110 17150 17228 17283 17289 17294 17313 17347 17352 17386 17422 17499 17539 17557 17588 17605
PS NEU ANA ANA CHI FY ANA PS HG PA HG PA GYN BCG HG SG MET NEU PS PS HG HG INT BCG HG INT KG ANA INT KG GYN ANA HG INT PS KG EMS SG BCG FAR DOK DOK DOK ANA DOK DOK CHI MET ANA ANA HG INT HG DOK SG PA INT BCG FY MET FAR GYN NEU FY CHI FAR PS PS PS DOK EMS KG FAR INT CHI PA CHI MET GYN
/08 /11 /05 /11 /07 /05 /11 /03 /11 /07 /07 /05 /04 /11 /12 /08 /03 /11 /03 /03 /09 /12 /02 /09 /05 /02 /10 /01 /05 /09 /04 /05 /01 /08 /03 /05 /05 /08 /06 /12 /07 /07 /07 /02 /11 /07 /10 /08 /04 /05 /10 /12 /03 /11 /08 /04 /05 /02 /11 /08 /10 /04 /11 /05 /01 /09 /03 /03 /08 /11 /12 /01 /02 /05 /02 /05 /02 /03 /06
UMCN UMCN UMCN UMCG UMCN UMCN UMCN UMCN UM FHML-G UM FHML-G UMCN UMCG UMCG UMCN UMCN UMCN UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCN UMCG UMCN UMCG LUMC UMCN UMCN UMCN UM FHML-G UM FHML-G UMCG UMCG UMCN UMCN LUMC UMCN UMCG UMCG UMCN UMCN UM FHML-G UM FHML-G UMCG LUMC LUMC UMCN UM FHML-G LUMC LUMC UM FHML-G UM FHML-G UMCN UMCG LUMC LUMC UMCG LUMC LUMC UMCG UMCG UMCG UM FHML-G LUMC UMCN LUMC LUMC LUMC LUMC UM FHML-G UMCN UMCN LUMC LUMC UMCN UMCN UM FHML-G UMCN UM FHML-G
80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. 99. 100. 101. 102. 103. 104. 105. 106. 107. 108. 109. 110. 111. 112. 113. 114. 115. 116. 117. 118. 119. 120. 121. 122. 123. 124. 125. 126. 127. 128. 129. 130. 131. 132. 133. 134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. 141. 142. 143. 144. 145. 146. 147. 148. 149. 150. 151. 152. 153. 154. 155. 156. 157. 158.
17743 17758 17829 17858 17862 17875 17879 17909 17911 17918 17940 17959 17995 18025 18064 18066 18083 18106 18126 18159 18201 18275 18387 18407 18431 18435 18470 21509 21510 21517 21588 21603 21647 21688 21767 21828 21935 22133 22165 22196 22556 22576 22628 23021 23048 23748 23754 23761 24219 24222 24235 24247 24256 24267 24286 24305 24324 24325 24326 24331 24332 24333 24339 24349 24358 24380 24401 24418 24430 24472 24476 24479 24484 24497 24498 24506 24548 24561 24608
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
HG NEU INT PS PS PS KG INT INT FAR INT PS KG BCG DOK BCG BCG BCG BCG ANA INT MET FY FY DOK DOK HG KG DOK HG CHI CHI CHI CHI KG HG HG FY EMS CHI INT INT CHI FAR CHI INT EMS FAR FY GER BCG HG FY CHI HG INT GYN GYN GYN NEU HG PA BCG BCG FAR INT HG FY CHI ANA CHI FY HG KG DOK BCG BCG INT CHI
/12 /11 /12 /08 /03 /03 /05 /10 /07 /05 /12 /08 /04 /05 /12 /09 /10 /05 /11 /01 /05 /08 /10 /02 /08 /12 /05 /01 /07 /08 /11 /09 /02 /06 /06 /12 /12 /06 /12 /12 /09 /01 /12 /05 /09 /06 /12 /12 /01 /03 /06 /04 /05 /10 /02 /10 /06 /12 /12 /12 /08 /02 /01 /12 /01 /09 /07 /09 /09 /02 /05 /04 /05 /12 /01 /04 /04 /02 /10
UMCG UM FHML-G LUMC UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCN LUMC LUMC LUMC UMCG UMCG LUMC UM FHML-G UM FHML-G LUMC UMCG UMCG UMCG UMCG LUMC UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG UMCG LUMC LUMC LUMC LUMC UMCN UMCN UMCN UMCN UMCN UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G VUmc VUmc UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G VUmc UM FHML-G VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc UMCN UM FHML-G UM FHML-G VUmc
159. 160. 161. 162. 163. 164. 165. 166. 167. 168. 169. 170. 171. 172. 173. 174. 175. 176. 177. 178. 179. 180. 181. 182. 183. 184. 185. 186. 187. 188. 189. 190. 191. 192. 193. 194. 195. 196. 197. 198. 199. 200.
24687 24701 24704 24708 24718 24727 24731 24732 24734 24746 24747 24755 24765 24767 24791 24833 24844 24859 24873 24897 24901 24906 24926 24930 24933 24935 24937 24941 24942 24945 24946 24947 24948 24949 24951 24952 24959 24967 24968 24969 24987 25009
KG ANA BCG INT NEU EMS GER GER GER NEU NEU GER FAR CHI PA EMS PA GER ANA DOK INT INT KG PA BCG BCG BCG INT DOK INT INT INT INT KG PA EMS ANA FY GER GER EMS HG
/11 /06 /05 /01 /11 /09 /08 /05 /01 /02 /11 /03 /06 /05 /09 /12 /11 /05 /10 /07 /06 /10 /08 /09 /02 /08 /10 /05 /11 /09 /10 /12 /12 /06 /01 /10 /09 /06 /03 /03 /02 /02
UM FHML-G VUmc VUmc VUmc VUmc LUMC UM FHML-G UM FHML-G UM FHML-G VUmc VUmc UMCN VUmc LUMC VUmc UMCG UM FHML-G UMCN UM FHML-G LUMC LUMC LUMC UMCN UMCN VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc VUmc UM FHML-G LUMC LUMC LUMC LUMC LUMC
De casuscode is als volgt opgebouwd: - het volgnummer van de casus in de toets, - het systeemnummer van de casus, - de discipline waartoe de casus behoort, - de categorie waarin de casus behoort, - de eigenaar/producent van de casus.
Disciplines: ANA Anatomie BCG Biochemie/genetica/histologie/moleculaire celbiologie CHI Chirurgie DOK Dermatologie/KNO/oog EMS Epidemiologie/statistiek FAR Farmacologie FY Fysiologie GER Geriatrie GYN Gynaecologie/verloskunde HG Huisartsgeneeskunde INT Interne Geneeskunde KG Kindergeneeskunde MET Metamedica NEU Neurologie PA Patho-, immuno- en microbiologie PS Psychiatrie/psychologie SG Sociale geneeskunde Categorieën 01 Ademhalingsstelsel 02 Spier- en skeletstelsel 03 Geestelijke gezondheidszorg 04 Voortplantingsstelsel 05 Bloed-, lymf- en vaatstelsel, hart 06 Hormonen en metabolisme 07 Huid en bindweefsel 08 Persoonlijke en maatschappelijke aspecten, preventie 09 Spijsverteringsstelsel 10 Nieren en urinewegen 11 Zenuwstelsel en zintuigen 12 Kennis over vaardigheden
Alle rechten voorbehouden
VRAGEN OPGENOMEN IN DE INTERUNIVERSITAIRE VOORTGANGSTOETS GENEESKUNDE - DECEMBER 2015 - Gesorteerd op categorie en discipline 28. 99. 142. 65. 154. 144. 128. 167. 33. 121. 162. 72. 107. 193. 44. 149. 58. 183. 75. 77. 112. 199. 73. 103. 134. 200. 23. 26. 157. 168. 141. 129. 170. 197. 198. 53. 17. 78. 8. 19. 20. 35. 67. 68. 84. 85. 49. 155. 156. 151. 13. 31. 62. 131. 92. 56. 3. 32. 50. 93. 97. 161. 150. 172. 37. 89. 123. 6. 64. 132. 166. 176. 25. 106. 152. 29. 57. 74. 100.
15045 18159 24339 17150 24498 24358 24219 24734 15293 22576 24708 17352 21509 24951 16041 24472 16892 24933 17499 17557 21647 24987 17386 18407 24286 25009 14657 14996 24561 24746 24333 24222 24755 24968 24969 16546 14483 17588 12894 14540 14541 15370 17283 17289 17862 17875 16380 24506 24548 24479 13824 15169 17018 24247 17995 16846 11317 15206 16383 18025 18106 24704 24476 24767 15567 17918 23021 12193 17110 24256 24732 24859 14692 18470 24484 15096 16859 17422 18201
ANA ANA BCG CHI DOK FAR FY GER HG INT INT KG KG PA ANA ANA BCG BCG CHI CHI CHI EMS FAR FY HG HG INT INT INT NEU PA GER GER GER GER HG MET MET PS PS PS PS PS PS PS PS ANA BCG BCG FY GYN GYN GYN HG KG PA ANA ANA ANA BCG BCG BCG CHI CHI EMS FAR FAR FY FY FY GER GER HG HG HG INT INT INT INT
/01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /01 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /02 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /03 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /04 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05 /05
UMCN UM FHML-G UM FHML-G UMCN VUmc UM FHML-G VUmc UM FHML-G UMCG UMCN VUmc UMCN UMCG VUmc UMCG VUmc LUMC VUmc UMCN UM FHML-G UMCG LUMC LUMC UMCG VUmc LUMC UMCG LUMC UM FHML-G VUmc VUmc VUmc UMCN LUMC LUMC UMCN UMCG UMCN UMCN UMCG UMCG UMCN LUMC LUMC UM FHML-G UM FHML-G LUMC UMCN UM FHML-G VUmc UMCG UM FHML-G UMCG UM FHML-G UMCN LUMC UMCN UMCG LUMC LUMC UMCG VUmc VUmc LUMC UMCN UMCG UM FHML-G UMCN LUMC UM FHML-G UM FHML-G UMCN UMCG LUMC VUmc UMCN UMCG LUMC UM FHML-G
186. 36. 86. 12. 76. 160. 39. 130. 113. 171. 117. 196. 79. 136. 125. 179. 114. 192. 5. 41. 42. 43. 46. 108. 178. 11. 146. 88. 10. 184. 104. 165. 109. 140. 34. 181. 48. 60. 101. 1. 69. 83. 91. 16. 38. 55. 195. 24. 95. 111. 124. 148. 164. 66. 147. 21. 120. 145. 188. 30. 173. 182. 177. 96. 185. 47. 133. 158. 194. 61. 102. 51. 87. 135. 180. 189. 27. 4. 7.
24941 15518 17879 13797 17539 24701 15857 24235 21688 24765 22133 24967 17605 24324 23748 24901 21767 24949 11713 15962 15984 15988 16192 21510 24897 13715 24401 17911 13417 24935 18431 24731 21517 24332 15351 24926 16330 16935 18275 8667 17294 17858 17959 14402 15742 16647 24959 14679 18066 21603 23048 24430 24727 17228 24418 14600 22556 24380 24945 15162 24791 24930 24873 18083 24937 16242 24267 24608 24952 16948 18387 16514 17909 24305 24906 24946 15032 11461 12788
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
INT KG KG PA PA ANA BCG BCG CHI FAR FY FY GYN GYN INT INT KG KG CHI DOK DOK DOK DOK DOK DOK HG HG INT PA BCG DOK GER HG HG INT KG MET MET MET PS PS PS PS SG SG SG ANA BCG BCG CHI CHI CHI EMS FAR FY HG INT INT INT KG PA PA ANA BCG BCG CHI CHI CHI EMS FAR FY HG INT INT INT INT KG ANA ANA
/05 /05 /05 /05 /05 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /06 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /07 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /08 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /09 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /10 /11 /11
VUmc LUMC UM FHML-G UMCG UMCN VUmc UMCG UM FHML-G LUMC VUmc UMCN LUMC UM FHML-G VUmc UM FHML-G LUMC LUMC VUmc UMCN UMCN UM FHML-G UM FHML-G LUMC UMCG LUMC UMCN UM FHML-G UMCG UM FHML-G VUmc UMCG UM FHML-G UMCG VUmc UMCN UMCN UM FHML-G UMCG LUMC UMCN LUMC UM FHML-G UMCG UMCN UMCG LUMC UM FHML-G UMCN LUMC UMCG UM FHML-G VUmc LUMC LUMC VUmc UMCG UMCN UM FHML-G VUmc UM FHML-G VUmc UMCN UM FHML-G UMCG VUmc UMCN UM FHML-G VUmc VUmc UMCG UMCG UM FHML-G UMCG UM FHML-G LUMC VUmc UMCN UMCG UMCN
14. 98. 110. 45. 54. 70. 187. 59. 9. 159. 2. 18. 63. 81. 163. 169. 175. 143. 119. 122. 94. 105. 71. 118. 126. 174. 40. 127. 137. 138. 15. 22. 80. 115. 116. 52. 82. 90. 190. 191. 153. 139.
13883 18126 21588 16158 16569 17313 24942 16909 13088 24687 9478 14520 17061 17758 24718 24747 24844 24349 22196 22628 18064 18435 17347 22165 23754 24833 15957 23761 24325 24326 14256 14606 17743 21828 21935 16533 17829 17940 24947 24948 24497 24331
BCG BCG CHI DOK DOK DOK DOK FY HG KG NEU NEU NEU NEU NEU NEU PA BCG CHI CHI DOK DOK EMS EMS EMS EMS FAR FAR GYN GYN HG HG HG HG HG INT INT INT INT INT KG NEU
/11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /11 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12 /12
UMCN LUMC UMCG LUMC UMCG UM FHML-G VUmc LUMC UM FHML-G UM FHML-G UMCN UMCG UM FHML-G UM FHML-G VUmc VUmc UM FHML-G UM FHML-G UMCN UM FHML-G LUMC UMCG UMCN UMCN UM FHML-G UMCG UMCN UM FHML-G VUmc VUmc UMCN UMCN UMCG LUMC LUMC UM FHML-G LUMC UMCG VUmc VUmc VUmc VUmc
De casuscode is als volgt opgebouwd: - het volgnummer van de casus in de toets, - het systeemnummer van de casus, - de discipline waartoe de casus behoort, - de categorie waarin de casus behoort, - de eigenaar/producent van de casus.
Disciplines: ANA Anatomie BCG Biochemie/genetica/histologie/moleculaire celbiologie CHI Chirurgie DOK Dermatologie/KNO/oog EMS Epidemiologie/statistiek FAR Farmacologie FY Fysiologie GER Geriatrie GYN Gynaecologie/verloskunde HG Huisartsgeneeskunde INT Interne Geneeskunde KG Kindergeneeskunde MET Metamedica NEU Neurologie PA Patho-, immuno- en microbiologie PS Psychiatrie/psychologie SG Sociale geneeskunde
Categorieën 01 Ademhalingsstelsel 02 Spier- en skeletstelsel 03 Geestelijke gezondheidszorg 04 Voortplantingsstelsel 05 Bloed-, lymf- en vaatstelsel, hart 06 Hormonen en metabolisme 07 Huid en bindweefsel 08 Persoonlijke en maatschappelijke aspecten, preventie 09 Spijsverteringsstelsel 10 Nieren en urinewegen 11 Zenuwstelsel en zintuigen 12 Kennis over vaardigheden
Alle rechten voorbehouden
Interuniversitaire Voortgangstoets Geneeskunde (iVTG)
Alle rechten voorbehouden