Als school agressie voorkomen en aanpakken! Taghon Geert 2014 www.geerttaghon.be
Cijfers? • • • • •
Tot 90 jaren geen onderzoek Vraag naar fenomeen sterk gestegen Agressie uit taboe-sfeer Steeds meer voorpagina nieuws Grootste aandacht gaat naar extreme, eenmalige incidenten • Overschaduwt de realiteit?
Agressie een nieuw fenomeen?
Vroeger Zichtbaar
POSITIEF: 80% !!
Nu Onzichtbaar
20 % => 5% problematisch
1
Agressie en ontwikkeling
Veranderende context? • Verlies van familie-gevoel = minder verbondenheid • Werknormen = sterke veranderingen => geen duidelijke begrenzing meer. ‘Vals’ gevoel van aanwezig zijn. Je bent er, maar tezelfdertijd niet • Communicatie in gezinnen = sterke verandering => Vroeger eenduidiger en minder mogelijkheden • We leven in een ‘schuld’ maatschappij
2
Agressieve gevoelens = bij elk kind aanwezig = maken deel uit van de gewone ontwikkeling • Normale frustraties en gevoelens van agressie ontstaan => – iets niet kunnen – iets niet mogen – gevoelens van machteloosheid ervaren
Werkhypothese - “Violence
is unlearned, not learned”
Falen van een normale agressieontwikkeling tgv biologische aanleg en context waardoor “spontane” agressie van het kind niet gereguleerd raakte met als gevolg verstoring van de sociale ontwikkeling. - Geweld is niet zonder betekenis
Agressief gedrag vervangt het denken. Agressief gedrag vervangt verbale communicatie => is vorm van communicatie.
- “Relationele veiligheid” naast “structurele veiligheid” – Nadruk ligt op de relatie. – Niet alleen als werkinstrument maar tevens om veiligheid te bevorderen. – Het is pas in de ruzie dat we de andere leren vertrouwen – Het gaat zowel om de relatie met de leerling als om de relaties binnen het team.
3
Problemen met agressieregulatie = • Vaak te kampen met onvermogen om op constructieve wijze in relatie te treden • Eerder ‘niet kunnen’ dan ‘niet willen’ • Hoe negatief het gedrag ook mag zijn de nood aan relatie blijft bestaan • Soms is agressieve gedrag enige manier om iets van deze nood aan relatie te kunnen invullen
Agressie = innerlijk gebeuren Lrkt: “Die doet dat expres om mij te raken” Lrkt: “Sommige leerlingen houden zich dag in dag uit bezig met de leerkrachten het leven zo zuur mogelijk te maken”
• Agressief opstellen = focus van aandacht op zichzelf richten • Kans op agressie stijgt als je zicht op ander verliest • Zolang je je bewust bent van het effect van je gedrag op de ander, ben je beter in staat om andere oplossingsstrategieën te gebruiken
4
Werkterrein • = oefenklimaat waar leerlingen kunnen leren omgaan met hun agressieve gevoelens en belevingen • Belangrijk = zien hoe anderen op een constructieve(re) wijze omgaan met hun eigen agressieve gevoelens en reageren op de agressie van een ander • Dit werkt op zichzelf al agressie regulerend.
Agressiebeleid • Goed agressiebeleid biedt:
– Mogelijkheden waardoor leerlingen kunnen oefenen in het 'anders' omgaan met hun agressieve belevingen en met de relatie • Team van leerkrachten dient dit mee te faciliteren en te helpen dragen
Een veilig schoolklimaat! Elk element is van belang om het evenwicht te houden! Ik Het team De organisatie De doelgroep
Actief dynamisch gebeuren, we beïnvloeden elkaar, DUS afstemming is nodig!
5
Doelgroep • • • • • • •
Jongens/meisjes Geen interne structuur dus externe nood Psychische problematiek (ADHD, autisme,…) Type onderwijs Sociometrische posities kunnen hanteren Groepsdruk kunnen hanteren Groepsdynamica kunnen hanteren
Ik als leerkracht,… • Eigen kijk op doelpubliek • Non-verbale mogelijkheden • Eigen grenzen kennen en respecteren (= gevaar overspoelt raken)
• • • • •
Mentale flexibiliteit Verbindend kunnen werken (= leerlingen bereiken) Basishouding: veiligheid en kansen bieden Houding van ‘containment’ (met liefde begrenzen) Valkuil: blinde vlekken (eigen attitudes niet meer zien en zaken die mislopen louter bij leerlingen leggen)
Team • • • • • • •
Eenduidige hantering van afspraken en structuur Supervisie = must Afstemming op elkaar = noodzakelijk Mentale flexibiliteit (= helpen dragen) ‘Zorg voor elkaar’ Basis: voorspelbaarheid en betrouwbaarheid Valkuil: splitting (= afstemming zoals in gezin)
6
Organisatie • • • • • •
Financiële ruimte voor vorming, training Infrastructuur Personeelsbezetting Beleidskeuzes (top-down, down-top) Debriefing-cultuur Kleine of grote organisatie
Vormen van agressie: •VERBALE AGRESSIE •Psychologische agressie •Fysieke agressie (incl. automutilatie) => Onopzettelijke agressie •Speelse agressie •Conformistische agressie
Oorzaken van agressie: •Agressie ten gevolge van (psycho)pathologie
•Instrumentele agressie
•Agressie ten gevolg van frustratie
7
Instrumentele agressie
Dikwijls polarisatie = ‘tegen mij’ of ‘tegen de andere’
Instrumentele agressie
Wat betekent instrumentele agressie binnen Jullie school?
Agressie ten gevolg van frustratie Ordening en waarneming • Onderzoek geschat dat iemand per seconde tienduizend zintuiglijke indrukken ontvangt • Drastische selectie is dus noodzakelijk, anders ‘tilt’ slaan (bv. psychose, emotionele ervaring,…)
8
• We selecteren de prikkels en ordenen die + geven deze betekenis = onze ‘waarheid’ • Selectie op basis van: • Persoonlijke geschiedenis • Interesse • Stemming • Humeur,…
• In conflict: gevecht om ‘mijn waarheid’ => niet bewust van de persoonlijke selectie
Topje = conflict
KERN
Subjectieve beleving = ‘mijn waarheid’
Elk persoon gaat het conflict anders beleven. Iedereen heeft tenslotte zijn waarheid en beleving
Perceptie kan leiden tot frustratie ! Frustratie kan aanleiding zijn tot conflict !
9
Leerkracht/CLBmedewerker
Ouder Juiste onderwijsvorm?
Zelfstandig beslissen, ik ben de ouder, mijn verleden, kansen op arbeidsmarkt
Verstandelijke mogelijkheden, draagkracht, interesse kind, druk ouder
Leerling
Leerkracht ROKEN
Zelfstandig beslissen, geen ouder, autoritair, respect voor eigenheid
Gezondheid, verantwoordelijk voelen, respect voor regels
Kenmerken frustratie-agressie: • • • • • • •
Frustraties stapelen zich op Onvoorspelbaarheid van agressie Boosheid: emoties! Minder controle over het eigen gedrag Het kan iedereen zijn De organisatie als deelgenoot Grensoverschrijding
10
Grensoverschrijding Normale gevoelens en reflexen
Frustratie (triggermoment) Angst
Fysieke energie (doe ik iets of doe ik niets) Energie richt zich naar buiten
Energie richt zich naar binnen
agressie
depressie
constructieve agressie
destructieve agressie
Eerste indruk Eerste indruk
11
•Het eiland
OF
12
DUS… • Begrijpen door: – afstand te nemen – niet persoonlijk op te vatten – naar context van gedrag te kijken
• Begrenzen door: – systematisch op agressief gedrag te blijven reageren + erkenning gevoelens – instructies + indien nodig ook te maken dat het stopt
98% = ok
13
Jij bent de spiegel !
Omgaan met agressie vergt veel van lrkt – Bewust zijn van eigen gevoelens (angst-kwaadheid-spannings-paniek-irritatie-woede)
– Die gevoelens kunnen parkeren (= buiten het zich voordoende incident houden) en geen rol laten spelen in de-escaleren van de agressie – Competenties en vaardigheden paraat hebben om escalerend incident tot stilstand en rust te brengen
Tunnelwaarneming
14
Focusvernauwing • Zelf al eens een dergelijke focusvernauwing (tunnelwaarneming) meegemaakt? • In toestand van hoge emotie en alertheid, bv. Bij gevaar of angst voor dreigende situatie
Adrenalineopstoot = emoties omzetten in kracht
Dreiging: • • • •
Erken eigen gevoel Negeer niet Maak bewust Geef grens aan
15
STOP !
Voordelen • Je bent duidelijk in wat je wel en niet wil • Je doet appel op de ander om zijn gedrag te veranderen • Je komt krachtig over • De ander leert je kennen als iemand die serieus genomen moet worden • Deze reactie vergroot je zelfvertrouwen • Je reactie komst op de ander niet kwetsend over • Kans vrij groot dat je reactie positief effect heeft
Nadelen • Risico op machtsstrijd, zeker met getuigen • Vraagt energie om de situatie op te volgen • Vraagt zelfvertrouwen en overtuigd zijn van je zaak • Kan ertoe leiden dat de relatie met de anderen negatief en gespannen wordt
16
Gevaar fase 2 • Gevaar: Te lang begrijpen en daardoor te laat begrenzen (het hoort bij de problematiek = verontschuldiging vh gedrag)
• Gevaar: Te lang begrijpen en dan, in een volgend incident, plots en hevig begrenzen (escalatie gevaar)
17
18
En dan …. Draag zorg voor de zorg !!!!!
Hantvatten bij het hanteren van conflicten
Fase 1 COM
BASISHOUDING
Zorg-dragende + Begrenzing
19
Basisprincipes fase 1 • • • •
Neutraliteit = meerzijdige partijdigheid Transparantie = open vizier Vertrouwelijkheid = ‘wij-gedachte’ Vrijwilligheid = ‘jij hebt controle’ = bemiddelingsgedachte
• • • • •
Observeren Feedback geven Juiste vragen stellen Luisteren Lichaamssignalen
Alles begint bij het goed observeren !
20
Jouw model van de wereld is niet hoe de wereld is
Het verschil tussen een bloem en onkruid is een oordeel
Correcte inschatting = • Je kennis over agressie • Je eigen intuïtie (de ‘innerlijke stem’) • Je waarneming (alertheid en focus)
21
• • • • •
Observeren Feedback geven Juiste vragen stellen Luisteren Lichaamssignalen
Belang van feedback • FB heeft drie functies: - Positief gedrag ondersteunen + bevestigen - Negatief gedrag corrigeren - Verduidelijkt de relatie tussen mensen • Johari venster Doel van feedback is de vrije ruimte te vergroten
• Bewust worden van eigen gedrag
Johari
22
Geef de juiste feedback
G G G G
edrag
evolg
evoel
ewenst
Hoge emotie Fase 1 -2
• • • • •
G => G G
G G G
edrag
evoel
evoel
of
edrag
evolg
G
evolg
G
ewenst
Lage emotie Fase 1
ewenst
Escalerende houding
Observeren Feedback geven Juiste vragen stellen Luisteren Lichaamssignalen
WADDE?
23
Functionele domheid Het is een kunst om tijdens een conflict je ‘functioneel dom’ op te stellen en van daaruit de juiste vragen te stellen! • Functionele domheid is aansporing door HV naar verdere uitleg =>“ wat betekent dat voor u precies” • Dat betekent dat een partij zich moet expliciteren, informatie en perceptie moet geven. • Daar kunnen onbekende elementen in zitten • Het werkt deëscalerend in conflictsituaties
Open vragen Doel: • via ‘open vragen’ – uitnodigen veel informatie te geven – ruimte geven om een antwoord te bedenken
•
Open vragen stellen = basisvaardigheid.
Hoe stel je open vragen? • De vraag begint met een vraagwoord:
Wie Wat Waar Wanneer Hoe
24
• Geen ‘waarom’ vragen • Geen gesloten vragen • Soms half-open vragen
Wat is een goede open vraag? 1. Neutraal 2. Zo kort mogelijk 3. Met het juiste vraagwoord 4. Uitnodigend uitgesproken 5. Ondersteund met je lichaamstaal
Wat doe je na een open vraag? • Zwijg minstens vijf seconden • Ook als er niet direct een antwoord komt. • Geef de ander tijd om na te denken = niet pauze opvullen met geklets • Komt er niets, stel de vraag dan nog een keer. • Daarna komt de ander wel met een uitspraak waarop je kunt doorvragen.
25
• • • • •
Observeren Feedback geven Juiste vragen stellen Luisteren Lichaamssignalen
Luisteren
Een mens heeft twee oren en één mond om twee keer zoveel te luisteren dan te spreken. Confucius
START = Voelen, kijken, luisteren (Alexandria Windcaller)
• Voelen – – – –
Eigen buikgevoel of intuïtie Onbewust oppikken van signalen Intussen luisteren naar eigen lichaam In voeling blijven met je eigen lichaam
• Kijken – Visueel verzamelen van signalen die dreigend zijn – Observeren van anderen – Observeren lichaamselementen (handen, neus, ogen, …)
26
• Luisteren – Bij interventie alert blijven – Prikkels rondom jezelf (voorgrond, achtergrond) – Stem
• Luisteren is een groeiproces van ‘zwijgen’ naar ‘overleg’
1. Focussen
Luisteren = 4 stappen
2. Zelf beheersen (niet impulsief, inhouden, zwijgen) • Je hoort dingen • Interne conditie van ontvankelijkheid
3. Mentaliseren 4. Je gaat gebruiken wat je hoort, dan pas spreken
• Wat kenmerkt een goede luisteraar?
– Wat is voor jou van belang om te kunnen luisteren in een conflict?
27
Verplaats je in de ander. • “Als je een mijl in de schoenen van de ander hebt gelopen, kun je je de stank voorstellen “(Robert Byrne) • Herhaal de betekenis van wat de ander gezegd heeft in je eigen woorden op een warme en begrijpende manier
= kernprobleem bij agressie, nl. inleven
• • • • •
Observeren Feedback geven Juiste vragen stellen Luisteren Lichaamssignalen
• Freud zei het al in 1905:
“Geen sterveling kan een geheim bewaren. Al zwijgen zijn lippen, dan kletsen zijn vingertoppen. Verraad sijpelt uit alle poriën.”
28
Non-verbale communicatie heeft minstens 7 functies 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Herhaling wat verbaal is medegedeeld Vervanging verbale communicatie Tegenspreken verbale communicatie Tonen wat je denkt over wat je zegt Informatie over onderlinge relatie Benadrukken verbale communicatie Structureren en reguleren verbale communicatie
Lichaamstaal en conflicten “Terwijl je dit leest zeg je heel veel’
Ogen?
Voortekenen?
Hoe dicht?
Aanraking?
Communicatie?
Hantvatten bij het hanteren van conflicten
Fase 2 COM
29
• Belangrijk te leren overgaan van persoonlijke grens naar professionele grens • Dus eerst eens worden over gezamenlijke handelingsgrenzen • Welk gedrag markeer je? Wanneer is time-out aangewezen? Wanneer sanctie? • Daarnaast: omschrijven welk regel- en norm overtredend gedrag onmiddellijk ondersteuning vraagt voor slachtoffer, getuigen en dader + wat is die ondersteuning: wie doet wat wanneer?
• Enkele vragen die hierbij kunnen helpen: – Zijn er situaties waarbij de begeleiding onmiddellijk stopt? – Wat tolereer je niet? – Wat zijn knipperlichten?
– Wat is de ultieme grens?
Omgaan met grenzen • Persoonlijke grens = de voelgrens • Professionele grens = de denkgrens • Teamgrens of organisatiegrens: = de expliciete, professionele, bewust geformuleerde grens. Geruggesteund door het hele team en organisatie.
30
De ultieme grens ? • Zeer moeilijke oefening • Is er wel een ultieme grens aan de hv of eerder een druppel die de emmer doet overlopen? • Welke weg heeft het hv proces al afgelegd? • Is alles redelijkerwijs al geprobeerd? • Waar is dynamiek in te krijgen?
Hantvatten bij het hanteren van conflicten
Fase 4 & 5 COM
Debriefing Opvang na een schokkende gebeurtenis
Geert Taghon 2014
31
Definitie schokkende gebeurtenis • Een gebeurtenis die buiten het patroon van gebruikelijke menselijke ervaringen ligt en duidelijk leed veroorzaakt bij vrijwel iedereen M.a.w. • Het is een gebeurtenis die zo verschrikkelijk en zo anders is dat de persoon deze emotioneel nauwelijks aankan.
Gebeurtenissen die schokkende gevolgen kunnen veroorzaken • Lichamelijke agressie • (bijna-)geweldsincidenten • Onterechte beschuldiging van ongewenst of crimineel gedrag (bijv. ongewenste intimiteiten of diefstal) • Automutilatie • Geheel onverwacht overlijden van ‘gezonde’ cliënt • Zelfdoding of poging daartoe • …..
Feit
Black Box
Verwerking
• Feit Critical incident + Context – Soort agressie – Informatie die je hebt – Je persoonlijkheid – Je vroegere traumatische ervaringen – Je professionele milieu (alg. Werksfeer en stress) – Psycho-sociale integratie
32
Feit
Black Box
Verwerking
• Black Box: – Het ‘veborgene’ – De ‘blinde vlek’
Feit
Black Box
Verwerking
• Verwerking: – Men wordt een ‘ander’ mens – Mogelijke gevolgen: Affectief Psycho-sociaal Professioneel Psycho-seksueel Psychosomatisch
• Emotionele verwonding = trauma • Iedereen kan dit meemaken • Beroep => bepalende factor => regelmatig confrontatie met lijden, dood, stoornis,… • Verwerking bij de meeste mensen op eigen kracht of met hulp omgeving • Kennis van psychotrauma = hulp bieden
33
Stressreacties • Reden: illusie van de onkwetsbaarheid • Stress = normale reactie op abnormale gebeurtenis => is dus geen PTSS • Verschillende stressreacties kunnen in mindere of meerdere mate voorkomen, bv.: • Feit dat beelden vaak terugkeren, zoeken mensen vlucht in andere zaken
• Niemand heeft last van alle stressreacties
Hoe verwerk je een psychotrauma? • Eigen ervaring: bv. verliezen portefeuille • Herstel psychische wonde = er veel mee bezig zijn • Door praten, schrijven, denken, … verliest het gebeurde zijn alarmerende karakter
• Ongewone => Krijgt plekje in je bestaan
• Verwerking = Waarom ik? Waarom niemand geholpen? Waarom is het zo gebeurd? Wat als het mij nog keer overkomt? .... • Zolang je geen bevredigend antwoord kan vinden, blijft de onrust aanwezig • Herstel = als men bijbehorende gevoelens kan toelaten • Confrontatie = soms pijnlijk, maar helend
34
Enkele tips • Probeer het gebeurde onder ogen te zien en te erkennen • Neem de tijd voor het langzame, zekere proces van herstel • Laat je partner en gezin meedelen in je gevoelens • Stel je kwetsbaar op en wees bereid steun te aanvaarden
• Verwacht niet herinneringen snel verdwijnen • Wees voorbereid niet iedereen begripvol en invoelend zal reageren op moeilijkheden of jouw verhaal • Probeer, als de allereerste fase van hevige emoties voorbij is, een zo normaal mogelijk leven te leiden. • Probeer indringende of moeilijke situaties te vermijden. • Lang thuisblijven helpt je niet verder
• Gebrek reacties = geen belangstelling is. • Veel mensen willen je wel steunen maar weten niet hoe er aan te beginnen (bv. ontlopen). • Ga met lotgenoten geen wedstrijd aan wie er het slechts aan toe is • Vergeving is vitaal onderdeel van herstelproces
35
Hoe een collega helpen die een schokkende gebeurtenis heeft meegemaakt?
Snelle opvang = van essentieel belang
1. Reden: heen & weer slingerende krachten 1. terugkerende beelden van het gebeurde 2. poging om deze te stoppen
Geen opvang = risico op verdringing
2. Reden: persoon voelt dat organisatie, team achter hem staat, wil helpen Deze steun is nodig om er overheen te komen (snelle terugkeer naar realiteit)
3. Reden: via het reconstrueren van datgene wat hij meemaakte, weer grip krijgen op zijn bestaan In zijn hoofd is het na de gebeurtenis één chaos Vertellen van het verhaal brengt weer enige structuur en orde
Opvanggesprekken In orde van belangrijkheid: 1. Oprechte interesse te tonen 2. Te luisteren 3. De juiste vragen te stellen
36
Doelen van de opvanggesprekken • Stimuleren gezonde verwerking • Vroegtijdig signaleren van stagnaties in de verwerking • Mobiliseren van het thuisfront • Bijsturen van negatieve reacties omgeving • Omgaan met toekomstige schokkende gebeurtenissen
Wie dient men op te vangen? • De leerkracht(en) die betrokken was
• De leerling die betrokken (eventueel veroorzaker) was • Getuigen (onderhoudspersoneel,…) • Familieleden en collega’s kunnen ook soms hulp gebruiken (bv. info)
Herstel relatie agressor - HV • Leerkracht luistert naar het verhaal van de agressor (visie van de agressor op het incident) • Uitleg geven over waarom ingrijpen noodzakelijk was (visie leerkracht op het incident en verantwoording van het handelen door de leerkracht)
37
• Met de agressor bespreken hoe het nu verder zal gaan (nagaan of verandering van beleid of afspraken noodzakelijk zijn) • Verzoening tussen agressor en slachtoffer • Evenwicht = herstel vertrouwensband • = herstelgericht werken
Hefbomen in het preventief omgaan met agressie
Hefbomen • Determinatietheorie van Deci en Ryan => Motivatie leerlingen verhogen • Vaardigheden van Patterson => accenten in het werken met moeilijke leerlingen • Omgaan met groepsdruk en groepsdynamieken
38
Determinatietheorie Relatie: Conflict en motivatie Geert Taghon 2014
• Wat is motivatie binnen jullie schoolcontext? • Wanneer is een leerling niet gemotiveerd? • Hoe komt het dat sommige leerlingen niet gemotiveerd zijn?
• De zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan als kapstok • Hoe lager de motivatie, hoe groter de kans op conflicten • Hoe minder zicht op motivatie, hoe sneller kans op conflicten
39
• Extrinsieke motivatie – Doen omwille van externe drijfveren
• Intrinsieke motivatie – Doen omwille interesse of plezier
Amotivatie • Ontbreekt iedere vorm van motivatie en actiegerichtheid • Ontbreken autonomiegevoelens • Ontbreekt vertrouwen in het eigen kunnen • Ontbreekt vertrouwen op een goede afloop
40
Externe regulatie • Ervaren situaties als opgelegd, gecontroleerd en vervreemdend van zichzelf • Ervaren niet of nauwelijks autonomie • Leggen oorzaken succes of falen buiten zichzelf • Als leerlingen ‘school’ of les als ‘moeten’ ervaren • Kunnen niet of nauwelijks interesse of waardering voor schoolse activiteiten opbrengen • Inzet is laag en resultaat in veel gevallen navenant • Resultaat is irrelevant, want het vak is ‘boring’ • Worden gestimuleerd door straf en beloning
Introjectie • Persoon zelf (ego-gevoelens) komt meer in beeld • Gedrag gericht op vermijden angst- en schuldgevoelens • Gedrag gericht op verkrijgen van (zelf)waardering • Perspectief anderen blijft nog erg belangrijk (‘wat vinden zij ervan?’) • Gedrag over algemeen reactief van aard • Ervaren betrekkelijk weinig autonomie • Leggen oorzaken in veel gevallen buiten zichzelf • Inzet gericht op het vermijden van negatieve oordelen.
Identificatie • = meer autonome • Persoonlijk belang van gedrag onderschrijven en dit gedrag min of meer als van zichzelf gaan beschouwen • Leerling kiest tot op zekere hoogte zelf voor deze schoolactiviteit, ervaart een zekere mate van autonomie (beslist zelf dat hij dit belangrijk vindt) • Zal oorzaken voor goede of slechte resultaten eerder bij zichzelf zoeken
41
Integratie • Integreren waarde van bep. activiteiten en handelingen in eigen persoonlijke waarden en normen • Grote mate van autonomie respectievelijk zelfdeterminatie • Integreren van externe handelingen, gedragingen in eigen persoonlijkheid • In overeenstemming brengen met eigen waarden en normen
Intrinsieke motivatie • Bevrediging inherent aan activiteit • Motivatie uitsluitend gerelateerd aan de interesse of het plezier verweven met de activiteit zelf – Bv. graag boeken lezen en zo taal uitbreiden – Bv. graag thuis koken om zo vaardigheden uit te breiden
Motivatiecontinuüm van Ryan en Deci
42
Besluit • Afhankelijk van onderwerp of situatie kunnen mensen verschillende typen motivatie vertonen
• Mensen kunnen weleens ‘terugvallen’ in een lagere vorm van extrinsieke motivatie
• Conflicten situeren zich sterk in rode zone
Hoe lager de motivatie op het continuüm, hoe groter de kans op frustratie en conflict !
Hoe motivatie doen stijgen en conflicten vermijden Volgens Deci en Ryan delen alle mensen drie aangeboren psychologische basisbehoeften, nl. 1. Competentie 2. (relationele of sociale) verbondenheid 3. Autonomie
43
Competentie • Mensen willen gevoel hebben in staat te zijn om bepaalde activiteiten goed te doen • Ieder mens wil ‘ergens goed in zijn’ • Competentie bij leerlingen verhogen door: – Rekening te houden met het cognitieve niveau van leerling – Rekening houden met vaardigheden op het gebied van plannen en organiseren
• Gevolg: gevoel van competentie stijgt en zo ook intrinsieke motivatie.
Verbondenheid • • • •
Relationele of sociale verbondenheid Door verbindend te werken Interesse in hun ‘zijn’ Wederkerigheid in relatie opbouwen
• Gevolg: Hoe meer gevoel van verbondenheid, hoe hoger de intrinsieke motivatie
Autonomie • • • •
Zich mogen en kunnen ontwikkelen Zelfstandig werken bevorderen Mee kunnen sturen in het leerproces Een open ‘geest’ in een open ‘klas’
• Gevolg: Hoe meer gevoel van autonomie, hoe hoger de intrinsieke motivatie
44
Besluit • Om conflicten te voorkomen is investeren in motivatie een belangrijk gegeven • Als leerkracht en school de competenties, verbondenheid en autonomie verhogen, zorgt voor een beter leer-klimaat
• Is het ABC-model aanwezig in het dagdagelijks denken op jullie school? • Hoe zou je dit model kunnen integreren binnen jullie werking?
Hefbomen • Determinatietheorie van Deci en Ryan => Motivatie leerlingen verhogen
• Vaardigheden van Patterson => accenten in het werken met moeilijke leerlingen • Omgaan met groepsdruk en groepsdynamieken
45
5 antwoorden •
Vijf (ouderlijke) vaardigheden: 1. 2. 3. 4. 5.
Betrokkenheid Positieve bekrachtiging Probleem oplossen Discipline Monitoring
1. Ouderlijke betrokkenheid 1. Interesse voor de leerling 2. Verantwoordelijkheid opnemen als leerkracht voor ‘welzijn’ leerling 3. Ondersteuning, positieve stimulering en betrokkenheid van leerkracht op leerling 4. Doel = investeren in de relatie
Omgaan met moeilijke leerlingen start bij de
I R
R
nhoud STRIJD
elatie
Hoe denk ik dat je naar mij kijkt? Hoe wil ik dat je naar mij kijkt?
=?
46
2. Positieve bekrachtiging 1. Aanmoedigen en belonen van sociaal gewenst gedrag 2. ‘Positief’ gedrag versterken, ‘negatief’ gedrag verzwakken 3. Opletten van ‘té straf’
3. Probleemoplossende vaardigheden 1. Vaardigheden om met de leerling problemen af te lijnen, te overleggen. Inspraak leidt tot daling agressie. 2. De kracht van de groep = sterker dan de kracht van de leerkracht 3. Liefst gezamenlijk beslissen en te evalueren. Gevoel van gezamenlijk verantwoordelijk te zijn.
4. Discipline 1. Gelinkt aan het indijken van sociaal ongewenst gedrag bij leerlingen
2. Natrekken en benoemen wat fout loopt 3. Negeren van minder belangrijke regelovertredingen 4. Daadwerkelijk gebruik van sancties of negatieve gevolgen
47
5. Monitoring of overzicht houden 1. Nadruk adolescenten 2. Natrekken: wat, waar, met wie en tot wanneer
3. Monitoring = toepassing 1-2-3-4 en aanpassen aan leeftijd leerling
Hefbomen • Determinatietheorie van Deci en Ryan => Motivatie leerlingen verhogen
• Vaardigheden van Patterson => accenten in het werken met moeilijke leerlingen
• Omgaan met groepsdruk en groepsdynamieken
48
• Wie de dikste boterham smeert wordt het meest gesmaakt, de andere beer krijgt een vluchtige blik • Eerste beer opgetogen over zijn prestatie en succes en denkt…. Volgende maal maak ik de boterham minstens zo dik • Mensen leven in groepen en dikkere broodjes smeren dan je buurman is van groot belang! • = drang naar prestatie !!!!
Samenleven in groep = voordelen • • • • • •
Samenwerken meer bereiken dan solitair Samen op jacht Samen huis bouwen Samen vijand afweren Samen kinderen maken …
• Alle groepsleden profiteren van de voordelen van de groep = reden van ontstaan groepen
Keerzijde van samenleven • Samenleven = concurrentie • Als groep voedsel verzamelde, moet je delen en is het niet zeker dat je stuk krijgt, anderen misschien voor • Krijgen = vechten voor je brokje • Veel energie verloren door duw en trek gedrag DUS: dominantie is nodig om te reguleren! = Dominantie zal volgorde en orde bepalen
49
• De plaats in de orde = de status (dominantieladder) = Groepsleden zelf bepalen de orde
=> Je weet dat je het niet kan halen • Kansen laag inschatten • Liever aanpassen dan bloedneus Je gaat voortdurend gevecht aan • Winnaar krijgt hogere status • Na herhaling ga je status behouden DUS: Rangorde wordt opgesteld en gerespecteerd!
Dominatie • Ordenend systeem • Bijna iedereen vaart er wel bij • Door orde zal je recht opeisen of laten voorbij gaan aan dominanter groepslid • Dus hoge status = veel krijgen • MAAR= zeer stresserend!
• Je moet je status beschermen • Steeds kapers op de kust • Telkens je dit de andere duidelijk maakt, bevestig je de status, onderstreep je de orde = reden waarom beer broodje dikker gaat smeren = bevestigt zijn status!!
50
Systeem • • • •
Dit dominantiesysteem 100.000 jaren gebruikt Generatie op generatie Vroeger zorg moeder, bescherming en steun vader Man met hogere status had aanzien en gemakkelijker hulp, bescherming, steun,… en vrouwen, dus voortplanting!
• Dit is ook onze houding de dag van vandaag, nl. deelnemen aan de ‘ratrace’! • Door geschiedenis ook meer bij mannen als vrouwen!
• We reageren in huidige tijd in groepen nog alsof we met berenhuiden en knuppels rondlopen • Sociale uitsluiting uit groep raakt diepe bestaansangst = gaan we als mens heel ver om bij groep te horen, om geaccepteerd te worden • Ene mens gevoeliger voor druk vd groep dan de andere Dit systeem is ook aanwezig in een klasgroep !
Welke positie neem jij in? • Hoe hoger op de ladder, hoe meer te zeggen. • Groep met + leider, is + groepsdynamica • Geen leider, dan meest dominante neemt hoogste positie. Meestal negatieve leider. • Negatieve leider, destructieve groepsdruk
51
Het gaat niet om wat we zeggen dat we zullen doen, maar om wat we effectief doen! Dit is ook waar leerlingen naar kijken! • Video brand
Preventie als eerste en laatste stap!
Verbondenheid als antwoord? Verbondenheid: een ander antwoord op respectloos gedrag 1. 2. 3. 4.
Blijvende agressie is ‘de-link-went’ Verbondenheid herstellen, ontwikkelen, versterken Verbondenheid in vijfvoud Doel = komen tot een respectvolle basishouding
52
Model van ‘fundamentele preventie’ • Preventiepiramide • Ordent, oriënteert en verruimt • Koppeling tussen probleemaanpak, preventie en bevorderen van welzijn/leefkwaliteit • Herkenbare ‘interventie-hiërarchie’
De preventiepiramide (J. Deklerck) • Handig hulpmiddel om hiaten te ontdekken in je agressiebeleid • Piramide onderscheidt 6 niveaus die onderling verschillen door de graad van probleemgerichtheid • Hoe hoger het niveau hoe groter de probleemgerichtheid en hoe specifieker je werkt • Op de lagere niveaus werk je breed en positief, nl. zonder je te richten op problemen • De lagere niveaus bieden je een kader waarin de hogere niveaus beter kunnen gedijen. • Erg belangrijk is dat je op elk niveau maatregelen neemt.
53
Integrale aanpak Mobiel x Preventiepiramide = integrale aanpak
Hoe meer zicht je hebt op waarom, hoe en wanneer agressief gedrag ontstaat, hoe makkelijker je het kan voorkomen en er mee kan omgaan.
PION - cyclus • Preventie • Interventie • Opvang •
Nazorg
Reflecties: 1. Omgaan met agressie = ontwikkelingstaak 2. Erkenning = ‘must’ 3. Beleid en visie op agressie moet kenbaar zijn, ook in je organisatie 4. Haal de ‘cultuur’ in uw organisatie binnen => zorg voor verbondenheid 5. Draag zorg voor de ‘zorg’
54