JAARGANG 4 • MAART 2004 • NUMMER 1
JONG c
AAN DE AMSTEL
N I E U W S B L A D O V E R D E J E U G D Z O R G I N D E A G G L O M E R A T I E A M S T E R DA M
KORT
c
Thema: Jeugdpsychiatrie
25 jaar kindertelefoon 2
Jeugdzorg bezint zich op uitzettingsbeleid
De problematiek van veel jongeren bevindt zich op het snijvlak van de jeugdzorg en de jeugdpsychiatrie. Het is namelijk niet altijd duidelijk welke oorsprong gedragsproblemen hebben. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn misschien wel de te drukke kinderen. Kregen zij te weinig structuur in hun opvoeding of is er wellicht sprake van ADHD?
Switch helpt schoolwisselaars vroegtijdig 2
De jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam dreigt enige tientallen cliënten te verliezen omdat zij volgens de nieuwe criteria van minister Verdonk van Vreemdelingenzaken Nederland moeten verlaten. Het gaat om kinderen van de 26.000 asielzoekers die zijn uitgeprocedeerd. Verdonk verleende slechts enkele mensen een pardon omdat het om ‘schrijnende gevallen’ zou gaan. Het kamerdebat over deze kwestie leidde begin februari 2004 tot veel commotie. Verdonk hield echter voet bij stuk en uiteindelijk ging de Tweede Kamer akkoord met haar uitzettingsbeleid. Kinderen hebben een afhankelijke verblijfstitel. Dat betekent dat wanneer hun ouders geen verblijfsvergunning meer hebben, zij eveneens het land moeten verlaten. Het is niet precies bekend hoeveel van deze kinderen de Amsterdamse jeugdzorg onder haar hoede heeft, maar ze vermoedt dat het om enkele tientallen gaat. De instellingen zijn op het ogenblik bezig hun beleid in deze kwestie te bepalen, zodat hulpverleners weten hoe zij in individuele gevallen moeten handelen.
Regeringscommissaris Van Eijck: ‘Praktijk gaat voor wetgeving’ 3
Lees verder op blz. 5 DOOR: SUZAN HILHORST
STOP tegen agressie op school
MKD wordt MOC MKD ’t Kabouterhuis veranderde eind februari 2004 haar naam in MOC ’t Kabouterhuis. De verandering van Medisch Kleuterdagverblijf (MKD) naar Medisch Orthopedagogisch Centrum past volgens ’t Kabouterhuis beter bij haar huidige hulpverlening. ’t Kabouterhuis biedt namelijk naast verschillende vormen van dagbehandeling ook ambulante hulp in de thuissituatie en/of in de kinderopvangsituatie. Verder onderzoekt en behandelt ’t Kabouterhuis zowel vanuit medisch als orthopedagogisch perspectief. Tenslotte richt ’t Kabouterhuis zich niet alleen op kleuters, maar op alle jonge kinderen. ‘t Kabouterhuis bestaat al sinds 1945 als instelling die hulp verleent aan jonge kinderen met ernstige gedragsof ontwikkelingsproblematiek. In al die jaren ontwikkelde de hulpverlening zich en decentraliseerde ’t Kabouterhuis haar hulp naar vier locaties. Deze veranderingen vroegen volgens ’t Kabouterhuis om een nieuwe missie, visie en huisstijl. En dus een aanpassing van de naam. Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
Begin dit jaar schoot een Haagse leerling conrector Hans van Wieren dood. In Amsterdam volgde vervolgens het ene incident op het andere; een meisje bedreigt een van haar docenten met de dood en drie jongens versturen een kogelbrief naar hun school. Wat doet de jeugdzorg met “kogelbriefleerlingen”?
H
oe voorkom je agressie op school? Dat is de vraag die velen zich stellen na de gebeurtenissen op het Terracollege. Preventie lijkt in de discussies hierover het toverwoord. De Amsterdamse jeugdzorg werkt hier al sinds 1996 intensief aan. Toen startte Afra-Boddaert PPI namelijk met het Time-Out Project (TOP). Het project is inmiddels wijd verbreid en onlangs startte het STOP, een verfijning van het TOP. ‘TOP biedt een leerling externe opvang nadat hij is geschorst’, legt Aart Nolen uit. Hij is regiomanager Zaanstreek/Waterland bij SaC-Amstelstad Jeugdzorg. ‘Het project is bedoeld voor jongeren die een “time-out” nodig hebben. Bijvoorbeeld om een ruzie te laten bekoelen of om zelf even tot rust te komen.’ Maar ook leerlingen waar de school geen raad mee weet, gaan naar het TOP. Zo vangt het TOP de Amsterdamse leerlingen op die na de Haagse moord hun leraar een kogelbrief stuurden.
FOTO: MARTIJN BEEKMAN/HH
c
Leerlingen van het Terra-College bezoeken een dag na de moord op hun conrector in een onwezenlijke sfeer hun school.
verlaten. Er is dus een flexibele doorstroom, waardoor de school sneller probleemsituaties kan aanpakken.’ Aan de andere kant houdt de leerling een band met de school. Kruijssen: ‘De leerling blijft naar dezelfde school gaan, zodat hij niet snel het idee krijgt dat de school hem opgeeft. De terugkeer naar de oude klas wordt hierdoor makkelijker.’
Wachtkamer
c
SaC-Amstelstad voert regionaal werken verder door SaC-Amstelstad heeft haar hulpverleningspakket zodanig veranderd dat ze clienten dichterbij huis kan helpen, samen met regionale samenwerkingspartners. SaC-Amstelstad Jeugdzorg biedt nu in elke regio van Amsterdam, Amstelland en de Meerlanden en Zaanstreek/Waterland dezelfde hulp. Daarnaast is er in enkele regio’s specifieke hulp. Een totaaloverzicht van de hulpvormen is te vinden op www.sac-amstelstad.nl.
c
Het TOP richt zich niet in alle gevallen op terugkeer naar school. Soms fungeert het als “wachtkamer” voor een leerling die naar het speciaal onderwijs gaat of een leerling waar even geen oplossing voor is. Toch is het de bedoeling dat een deel van de leerlingen terugkeert naar school. Afra Boddaert PPI startte daarom dit jaar met een variatie op het TOP; het School Time-Out Project (STOP). ‘Een STOP zorgt ervoor dat de school direct contact houdt met de leerling’, vertelt coördinator Hans Kruijssen. ‘De school zet de leerling in een aparte klas, waar de school zorgt voor het onderwijs en Afra Boddaert PPI voor de hulpverlening.’ Het STOP verschilt op een aantal punten met het TOP. Kruijssen: ‘Ten eerste blijft de school verantwoordelijk voor het onderwijs. Ten tweede bepaalt de school zelf wie er in een STOP wordt geplaatst en wie het weer kan
1
Vroegtijdig Kruijssen stelt dat de STOP niet hèt antwoord is op alle problemen. Zo blijven er leerlingen die niet op school zijn te handhaven, zoals de drie “kogelbriefleerlingen” die nu in het TOP zitten. Kruijssen pleit daarom voor vroegtijdige hulp op de scholen: Het zou eigenlijk zo moeten zijn dat leerlingen al worden geholpen vóórdat ze in een TOP of STOP belanden.’ Nolen van SaC-Amstelstad pleit eveneens voor vroegtijdige interventie: ‘Wat in Den Haag is gebeurd, kan overal gebeuren. Het is ook niet altijd te voorkomen, maar een school kan er wel naar streven op tijd de bel te luiden.’
Voor meer informatie over het STOP kunt u contact opnemen met Hans Kruijssen, tel.: 020 – 565 02 22.
c DOOR: FREEK KALLENBERG
COLOFON ‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van vier instellingen voor de jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam: Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, Afra Boddaert PPI, MOC ’t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (SaC-Amstelstad Jeugdzorg), Anita van Ewijk (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Hans van der Jagt (Afra Boddaert PPI), Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis) Redactie Rik van Beijma (SaC-Amstelstad Jeugdzorg), Herbert Budde (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Nicola Offergelt (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Annette van der Poel (SaC-Amstelstad Jeugdzorg), Loeki Stoeller (Afra Boddaert PPI)
Switch helpt vroegtijdig schoolwisselaars Binnen het voortgezet onderwijs wisselt elk jaar een grote groep jongeren van school. Niet altijd is er iets aan de hand, maar veel schoolwisselaars maken de “switch” omdat ze problemen hadden op de andere school. Voor deze groep startte Afra Boddaert PPI het project “Switch”. Op zestien scholen krijgen 600 leerlingen individuele hulp.
C
ijfers zijn er nog niet zo snel na de start van “Switch”, maar volgens projectleider Jenny Looman zijn de scholen tevreden. ‘Ze zijn blij dat er eindelijk iets structureels gebeurt met risicovolle schoolwisselaars. Ze weten namelijk door ervaring dat deze categorie leerlingen pas later in het jaar problemen krijgt. En dan is het vaak te laat om ze op te lossen. Nu begeleidden we ze vanaf de aanvang van het nieuwe schooljaar en kunnen we dus vroegtijdig iets doen, wat de kans op succes groter maakt.’
1500 wisselaars
Vaste medewerkers Marnix de Bruyne, Michel van Dijk, Tamara Franke, Corina de Feijter, Suzan Hilhorst, Jaap Maars, Sake Rijpkema, Wim Stevenhagen en Maarten Terlage. Redactie-adres Jong aan de Amstel - Fred. Roeskestraat 73 1076 EC Amsterdam - email:
[email protected] Ontwerp en DTP Roggeveen | Grafisch Ontwerp
In het schooljaar 2000-2001 wisselden in Amsterdam onder het IJ 1500 scholieren in het voortgezet onderwijs van school, 250 scholieren veranderden zelfs twee keer in hetzelfde jaar van school. Looman: ‘Soms is daarvoor een goede reden, zoals een verhuizing. Maar vaak zijn er andere oorzaken, zoals gedragsproblemen, spijbelen, faalangst, depressies, drugs, angst voor andere leerlingen of een leraar of desinteresse. Dan kan de wisseling de voorbode zijn van schooluitval.’ De problemen verschillen nogal per leerling. Daarom
krijgen zij op school individuele begeleiding van een ambulante jeugdhulpverlener. Zo krijgen leerlingen met dezelfde problemen groepstraining. Het gaat dan bijvoorbeeld om problemen als gebrekkige sociale vaardigheden of faalangst. De ambulant werker heeft per scholier wekelijks een half uur beschikbaar, maar deze tijd wordt flexibel ingezet. Looman: ‘Als leerlingen hun draai op de nieuwe school vinden, hebben ze ons niet meer nodig. Maar er zijn ook leerlingen waar we veel energie in stoppen. We begeleiden ze intensiever en betrekken de ouders er ook bij. En soms blijken de problemen zo groot dat we zwaardere hulp moeten inroepen.’
Risicovol Switch vroeg de deelnemende scholen bij aanvang van dit schooljaar om een lijst met risicovolle schoolwisselaars samen te stellen en deze leerlingen te bespreken in de zorgbreedtecommissie. Deze leerlingen kwamen uiteindelijk terecht bij Switch. Looman: ‘De meeste leerlingen ervaren de hulp als prettig. De hulpverlener is aanwezig op school, maar is geen leerkracht. Leerlingen nemen hem of haar daardoor soms makkelijker in vertrouwen. De hulpverlener zal ook niet snel een preek afsteken. Die hebben de leerlingen al genoeg gehad. Het gaat erom problemen vroegtijdig te pareren, zodat de leerlingen uiteindelijk een diploma halen. Wat als je het vraagt, is dat hetgeen wat ze allemaal willen: een diploma.’
Meer informatie: Afra Boddaert PPI, Switch-project, Javaplantsoen 24, 1095 CS Amsterdam, www.abppi.nl Tel: 020 – 694 53 21.
DOOR: SUZAN HILHIRST
Druk Rob Stolk BV
Luisteren, hulp, informatie en advies
JEUGDZORG De jeugdzorg in de agglomeratie Amsterdam Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam is verantwoordelijk voor de intake van cliënten. Deze organisatie vormt als het ware de voordeur voor de jeugdzorg. Hier wordt ook vastgesteld welke hulp de jongeren en hun ouders nodig hebben. Als kan worden volstaan met kortdurende, eenvoudige hulp, dan wordt deze door Bureau Jeugdzorg verleend. Indien er meer nodig is, dan leidt Bureau Jeugdzorg de cliënt naar een zorgprogramma. Deze programma’s worden uitgevoerd door drie instellingen voor Hulp Op Indicatie (HOI): Afra Boddaert PPI, MOC ‘t Kabouterhuis en SaC-Amstelstad Jeugdzorg. Zij bieden zowel ambulante als residentiële hulp. Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Jan Luijkenstraat 76 - 1071 CT Amsterdam tel.: 0900 – 200 300 4 - website: www.bjaa.nl Afra Boddaert PPI Plantage Middenlaan 33 - 1018 DB Amsterdam tel.: 020 – 555 83 33 - website: www.abppi.nl email:
[email protected] MOC ‘t Kabouterhuis Amsteldijk 196 - 1079 LK Amsterdam tel.: 020 – 644 53 51 - website: www.kabouterhuis.nl email:
[email protected] SaC-Amstelstad Jeugdzorg Fred. Roeskestraat 73 - 1076 EC Amsterdam tel.: 020 – 540 05 00 - fax: 020 – 644 08 64 email:
[email protected] website: www.sac-amstelstad.nl
c
Al vijfentwintig jaar beantwoordt de Kindertelefoon vragen van kinderen van acht tot achttien jaar. Ooit begonnen als een initiatief van een groep ouders uit Amsterdam, heeft de vrijwilligersorganisatie zich inmiddels onmisbaar weten te maken. En nog steeds staat er elke dag in Amsterdam een team paraat, om te luisteren, te adviseren of gewoon even te praten.
E
rik Ott is coördinator van de kindertelefoon Amsterdam, het Gooi en Flevoland: ‘We zijn met vijf betaalde krachten: de coördinator, de afdelingssecretaresse, twee beleidsmedewerkers die zich bezighouden met publiciteit en signalering en een werkbegeleider die zich richt op de training en werving van vrijwillige medewerkers die de telefoon aannemen.’ Dagmar is een van die vrijwilligers: ‘De vrijwilligersgroep bestaat uit mensen uit alle leeftijdsgroepen. Er zijn veel studenten bij, maar ook mensen die uit de commerciële tak van de beroepsbevolking komen.’ De roosters kennen twee diensten; een middagdienst van twee tot vijf en een avonddienst van vijf tot acht. Dagmar: ‘Van een vrijwilliger wordt verwacht dat ze in ieder geval één dienst per week kunnen werken.’ De selectieprocedure is streng. Ott: ‘Wie bij de Kindertelefoon komt werken mag niet meer dan 32 uur per week elders werken. Het werk vereist flexibiliteit, we moeten wel van iemand op aan kunnen.’ Na de eerste selectieronde volgt een training. Dagmar: ‘Dat zijn pittige dagen, je leert bijvoorbeeld je eigen waarden en normen een plek te geven en om te gaan met confronterende telefoontjes.’
Pesten Kinderen bellen met de meest uiteenlopende vragen
2
naar de kindertelefoon. Veel gesprekken gaan over seksualiteit en pesten. ‘We proberen de vragen van kinderen te beantwoorden’, vertelt Ott. ‘Het is niet de bedoeling dat wij hulp voor ze zoeken. Als ze willen, dan kunnen ze informatie krijgen over hulpinstanties. Daarvoor hebben we een sociale kaart die elke medewerker kan raadplegen.’ Anonimiteit staat bij de Kindertelefoon voorop. De locatie waar de vrijwilligers bellen is onbekend en sommige vrijwilligers gebruiken een schuilnaam. Ott: ‘Docenten bijvoorbeeld. Die lopen een grote kans dat ze een leerling aan de telefoon krijgen. Het moet géén grote stap zijn om met de Kindertelefoon te bellen.’
Protocol In ernstige gevallen heeft de Kindertelefoon een crisisprotocol. Dagmar: ‘Als een kind belt en zegt dat hij teveel pillen heeft geslikt, dan kunnen we voorstellen een ambulance te laten komen. Het kind moet dan wel zijn identiteit prijsgeven. Gelukkig is dat bij ons nog nooit voorgekomen.’ Na 25 jaar heeft de Kindertelefoon haar ambities nog steeds weten te behouden, want chatten behoort inmiddels ook tot de mogelijkheden. Een paar dagen per week kunnen de kinderen nu ook via het Internet hun vragen stellen aan de medewerkers van de Kindertelefoon.
Voor meer informatie kunt u bellen met de Kindertelefoon Amsterdam: 0800-0432, www.kindertelefoon.nl. In verband met haar anonimiteit is de naam Dagmar een pseudoniem.
c D O O R : TA M A R A F R A N K E
KORT
Regeringscommissaris jeugdbeleid Steven van Eijck
Bureau Jeugdzorg start website
‘Praktijk gaat voor wetgeving’
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam startte begin dit jaar met de website www.bjaa.nl. Hierop staat alle basisinformatie, zoals locatieadressen, telefoonnummers, routebeschrijvingen en foto’s van de locaties. Hulpzoekenden of collega’s kunnen verder op de website het totale hulpaanbod van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam vinden. De website biedt naast basisinformatie over de werksoorten ook informatie over projecten en samenwerkingsverbanden. Tenslotte zijn alle BJAA-folders te downloaden en meldt de site alle externe vacatures. Wijzigingen in gegevens die op de www.bjaa.nl staan, kunt u doorgeven via:
[email protected]
‘Bijzonder nuttig’, noemt Steven van Eijck zijn werkbezoek aan Amsterdam en omgeving op woensdag 18 februari. ‘Mijn taak is het een brug te slaan tussen het landelijk jeugdbeleid en de praktijk die vaak wordt bepaald door de lokale politiek. Vandaar dit werkbezoek.’ Van Eijck is afgelopen december benoemd tot commissaris jeugd- en jongerenbeleid en is projectmanager van Operatie Jong. Hij heeft tot taak om lijn te brengen in het jongerenbeleid dat momenteel verdeeld is over vijf departementen en zes bewindslieden. Met Operatie Jong willen de betrokken ministers en de staatssecretaris de knelpunten in het jeugdbeleid voor 2007 oplossen.
c
Project zoekt 400 rolmodellen
e knelpunten in de praktijk signaleren en deze vervolgens vertalen naar concrete voorstellen voor de politiek. Daar ga ik me de komende drie jaar mee bezighouden. Daarom is een werkbezoek zo nuttig. Je ziet dan met eigen ogen waar en wat er mis gaat. En heel belangrijk je ziet het idealisme en de gedrevenheid van de medewerkers. Dat is een extra stimulans. Tijdens de gesprekken van vandaag bleek dat er grote ontsluitingsproblemen in de zorg bestaan. Men denkt, en in veel gevallen is dat ook zo, dat vanwege de “Wet op de Privacy” patiëntinformatie niet mag worden overgedragen. Dat wil dus zeggen dat de jeugdzorg niet optimaal kan functioneren. Daar moeten oplossingen voor komen. En het is misschien niet verstandig om dit te zeggen, maar zolang het nog niet beter geregeld is, denk ik dat de behandelaars in eerste instantie het kind voorop moeten stellen. En dan misschien maar niet de letterlijke interpretatie van de wet gebruiken. Ik heb gezien dat wanneer de regel en wetgeving te strikt wordt gehandhaafd sommige probleemgevallen niet kunnen worden opgelost. En dat kan nooit de bedoeling zijn. Zeker niet in acute situaties.’
Brug slaan ‘Een typisch Amsterdams probleem dat ik vandaag tegen kwam, is de toewijzingsprocedure bij REC4-scholen. Om kinderen het juiste onderwijs te kunnen laten volgen, heeft het Ministerie van Onderwijs en Wetenschap een
Jong laat lezersonderzoek uitvoeren H
et bureau MediaTest zal binnenkort in opdracht van “Jong aan de Amstel” een lezersonderzoek uitvoeren. “Jong aan de Amstel” wil namelijk weten of het blad wordt gelezen door de doelgroep. Dat wil zeggen door mensen die beroepsmatig met de jeugdzorg te maken hebben, zoals werknemers in het onderwijs, de kinderopvang en de gezondheidszorg. Verder zal MediaTest kijken hoe de doelgroep het blad waardeert en welke informatie zij willen lezen. De vier uitgevers van “Jong aan de Amstel” – Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, SaC-Amstelstad Jeugdzorg, Afra Boddaert PPI en MOC ’t Kabouterhuis – beslissen aan de hand van de resultaten van het onderzoek over het voortbestaan van “Jong aan de Amstel”. MediaTest start met haar onderzoek een week na het verschijnen van dit nummer.
FOTO: SAKE RIJPKEMA
‘D
Steven van Eijck: ‘Ik heb gezien dat wanneer de regel- en wetgeving te strikt wordt gehandhaafd sommige probleemgevallen niet kunnen worden opgelost.’
c
Ouders tevreden over ‘t Kabouterhuis
onafhankelijke commissie ingesteld die het indicatietraject verzorgt. Wanneer een kind voor een REC4-school wordt gekwalificeerd, moeten de ouders een formulier ondertekenen. Nu wonen er in Amsterdam veel allochtonen waarbij je ook te maken hebt met analfabetisme; men weet dus niet wat men ondertekend. En dus tekenen de ouders de formulieren niet. Het gevolg is dat de nog leerplichtige kinderen niet naar school gaan, maar op straat rondhangen. Met alle gevolgen van dien. Dit is typisch zo’n voorbeeld waar een brug moet worden geslagen tussen beleid en praktijk. Dat ga ik de komende drie jaar doen. En dat is denk ik de leukste baan in Nederland.’
c
PI en Argonaut worden Bascule
Mentoraat 16+ is een project dat probeert 400 jongeren in Amsterdam, die het moeilijk hebben, te koppelen aan 400 mentoren die hen een luisterend oor willen bieden. Het gaat om de begeleiding van jongeren boven de 16 jaar die niet goed mee kunnen komen op school, soms daar helemaal niet meer heen gaan en die het ook op andere terreinen lastig hebben. Het idee achter het project is dat deze jongeren profijt kunnen hebben van een mentor, een vrijwilliger die wekelijks met hen praat en een positief rolmodel kan zijn. Mentoraat 16+ is zoekt volwassenen die de tijd willen nemen om naar een jongere te luisteren en zich in willen leven in zijn of haar problemen. Mensen die niet het beste van zichzelf in de ander willen stoppen, maar het beste uit de ander proberen te halen. Nadere informatie en een inschrijfformulier: www.radaracademie.nl of bij Omar Ramadan, projectleider, 06-5113 72 47, of via Radar, 020 - 463 50 50.
MOC 't Kabouterhuis onderzocht hoe ouders de deelname aan de multidisciplinaire besprekingen ervaren. Bij deze halfjaarlijkse voortgangsbesprekingen zijn ook alle betrokken hulpverleners aanwezig, zoals groepsleidster, gezinsbegeleider, logopedist, kinderarts, fysiotherapeut, orthopedagoog en videohometrainer. Zij evalueren de hulpverlening en stellen de doelen vast voor de komende periode. De ouders vonden het belangrijk samen met de hulpverleners de behandeldoelen vast te stellen. Ze waardeerden het verder dat ze ideeën en meningen kunnen aandragen. De ouders noemen als belangrijkste nadeel dat ze zich moeten aanpassen aan het tijdstip van de besprekingen. Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
ROA wil certificering jeugdzorg Het bestuur van de agglomeratie Amsterdam, de ROA, wil dat alle jeugdzorginstellingen in 2006/2007 hun hulpverlening certificeren. Zo niet, dan kan dit gevolgen hebben voor de subsidie. Certificering moet gebeuren aan de hand van kwaliteitscriteria voor de hulpverlening, het beleid, de organisatie, het personeel, onderzoek en ontwikkeling, de accommodatie en de resultaten. Concreet gaat het om criteria als: de instelling maakt voor elke cliënt een hulpverleningsplan op maat; de instelling heeft de organisatiestructuur en gezagsverhoudingen beschreven; de instelling voert eens in de vier jaar een marktverkenning uit; de instelling voldoet aan algemene eisen voor veiligheid; de instelling wordt in voldoende mate gewaardeerd door cliënten.
H
et Peadologisch Instituut (PI) en de Argonaut zijn 1 januari 2004 gefuseerd tot een nieuwe organisatie met de naam Bascule, een academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. De Bascule wil in de agglomeratie Amsterdam een volledig zorgaanbod bieden op academisch niveau. Het zorgaanbod richt zich op jongeren tot achttien jaar. De Bascule biedt diagnostiek, behandeling en begeleiding van kinderen met psychiatrische problemen. Ze biedt behalve zorg ook onderwijs aan kinderen met psychiatrische problemen. Zie ook bladzijde 6. Meer informatie: www.debascule.com
• • • • •
c 3
OPINIE D O O R : L I N D A VA N W I J K
Eind 2002 concludeerde een evaluatierapport dat Justitie in de Buurt een succes is. In de betreffende probleemwijken hebben deze voorposten van Justitie de jeugdcriminaliteit teruggedrongen en het veiligheidsgevoel op straat vergroot. En daar was het allemaal om begonnen. Maar op 15 januari maakte Minister Donner bekend dat hij het samenwerkingsverband verder wil verbreden. De huidige Jib’s (Justitie, het Openbaar Ministerie en de hulpverleningsorganisaties) moeten samenwerken met gemeente en politie. Ook de financiering moet anders. Tot nu toe werd het project volledig betaald door het ministerie van Justitie. Vanaf nu wordt de financiering gedecentraliseerd, wat er op neerkomt dat alle betrokken instanties (Ministerie van Justitie, Openbaar Ministerie, gemeente, politie, de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Halt, Slachtofferhulp, Bureau Jeugdzorg en de Reclassering) het project gezamenlijk moeten gaan betalen. Waarom wil de minister sleutelen aan een succesvol project? Wil hij de Jib’s nog beter maken of is het een verkapte manier om geld te bezuinigen. Jong aan de Amstel peilde de mening van drie betrokkenen. Yvo Hommes, woordvoerder van Minister Donner
’Minister trekt stekker niet uit Jib’s’
FOTO: SAKE RIJPKEMA.
‘Iedereen heeft minder geld te besteden, ook Justitie. Dan moet je keuzes maken. Voor ons was Justitie in de Buurt een project van vier jaar. Geen beleid. Beslissingen over de inhoudelijke invulling van Justitie in de Buurt werden al op gedecentraliseerd niveau genomen. Van de dertig kantoren, verspreid over het hele land, zijn sommige bijvoorbeeld de hele week open en andere maar één dag in de week. Daar hangen totaal verschillende kostenplaatjes mee samen. Wij vinden het logisch om van een project dat op gedecentraliseerd niveau wordt uitgevoerd ook de financiële verantwoordelijkheid bij de uitvoerende instanties neer te leggen. Als de gemeente, het Openbaar Ministerie en de hulpverleningsorganisaties vinden dat Justitie in de Buurt hen iets oplevert en er geld voor over hebben, kunnen ze de kantoren handhaven.’
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
Justitie in de Buurt opgeslokt door keten-units
Ineke van Gijssel, coördinerend beleidsmedewerker Openbaar Ministerie en projectleider Jib Amsterdam Oost.
Het breder samenwerkingsverband is prima. Alleen maar goed. Het hangt natuurlijk af van de manier waarop de plaatselijke bestuurders daarmee omgaan, maar hier in Zeeburg verloopt die samenwerking uitstekend.’ De gedecentraliseerde financiering vind ik ook logisch. Bij een project waarin je gezamenlijk participeert moet je ook gezamenlijk een financiële inspanning leveren. Tot nu toe stond er een pot geld waaruit we konden pakken. Nu moeten we zelf nadenken over de financiering.’
Wat heeft dat voor concrete gevolgen voor de Jib’s in Amsterdam? ‘De Amsterdamse driehoek (burgemeester, korpschef en het Openbaar Ministerie) heeft besloten om de Jib’s samen te voegen met de JOT’s (Jongeren Opvang Teams) en JCO’s (Justitieel Cases Overleg, een orgaan dat sinds vorig jaar operationeel is en binnen een week bij de politie binnengekomen strafzaken behandelt) waarna er keten-units onstaan. De naam ‘Justitie in de Buurt’ verdwijnt daarmee. De nieuwe ‘keten-units’ behandelen alle strafbare feiten gepleegd door jongeren tot 25 jaar. Doordat je op deze manier de repressieve strafrechtelijke kant van Justitie samenvoegt met de zorg krijg je een mix van instrumenten die bijdragen aan een integrale benadering van jeugdzaken die voorzien in een oplossing op maat. En dat blijkt bij jongeren erg belangrijk.’
Mr. Jan-Jaap Smilde, Officier van Justitie bij het Amsterdams parket en coördinator van het beleid voor de harde kern jeugd
Is een Officier van Justitie in de buurt de volgende stap? ‘Het kan. Meer kan ik daar op dit moment niet over zeggen.’
‘We moeten ook op financieel gebied samenwerken’
‘We willen vier ketenunits hebben’ ‘Donner wil met deze maatregelen niet de stekker uit Justitie in de Buurt trekken. Dan had het ministerie het project wel stilgelegd. ‘Wat de gedecentraliseerde financiering betreft, ben ik het met het hem eens. Het kan niet zo zijn dat Justitie de kar in z’n eentje trekt. Justitie heeft zich hard gemaakt voor de aanjaagfase. Het project dient vanaf nu financieel en personeel gedragen te worden door de instanties die zich er voor inspannen en er ook bij gebaat zijn. Daarnaast ben ik persoonlijk erg blij met het bredere samenwerkingsverband. Dat biedt de kans om Justitie in de Buurt gerichter in te zetten.’
Op welke termijn gaan de veranderingen plaatsvinden? ‘In de praktijk worden de keten-units gekoppeld aan politiebureau’s en zullen er in plaats van de zes Justitie in de Buurt kantoren, vier keten-units overblijven. Het is een lopend proces. We mikken erop in januari 2005 vier keten-units operationeel te hebben. Hoe de Jib’s in de rest van het land met de veranderingen omgaan (Sinds de start van het project in 1997 is het aantal kantoren van Justitie in de Buurt uitgegroeid tot dertig, red.) weet ik niet. Wij gaan het land in om te leren van de andere Jib’s en zullen ons beleid uitdragen. Wij hopen van harte dat het Ministerie van Justitie onze integrale aanpak ziet als de ideale vorm van jeugdcriminaliteitsbestrijding en ons steunt in de vorm van subsidiegelden.’
JIB opende in 1999 haar eerste kantoor in Amsterdam. Dat was in Amsterdam-West. De jongeren vreesden justitie direct: binnen een week sneuvelden alle ramen van het pand.
4
THEMA.. JEUGDPSYCHIATRIE c
FOTO: JAAP MAARS.
c
Het Medisch Kleuterdagverblijf is een duidelijk voorbeeld waar jeugdzorg en jeugdpsychiatrie samenwerken om een cliënt de beste mogelijke hulp te verlenen.
De problematiek van veel kinderen en jongeren bevindt zich op het snijvlak van de jeugdzorg en de jeugdpsychiatrie. Het is namelijk niet altijd duidelijk welke oorsprong gedragsproblemen hebben. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn misschien wel de te drukke kinderen. Kregen zij te weinig structuur in hun opvoeding of is er wellicht sprake van ADHD? Samenwerking tussen de jeugdzorg en de jeugdpsychiatrie is dan ook vooral in het belang van de cliënt. Idealiter zouden jeugdzorg en jeugdpsychiatrie samen een intakespreekuur moeten voeren om te kijken wie een cliënt het beste kan helpen. Die hulp zou in sommige gevallen ook gezamenlijk kunnen worden gegeven. De nieuwe Wet op de Jeugdzorg gaat ook uit van die samenwerking. In deze “Jong aan de Amstel” kijken we in elk geval naar hetgeen er op dit moment al gebeurt op dit gebied.
DOOR: CORINA DE FEIJTER
Jeugdpsychiatrie kijkt en denkt mee
Consultatie
Samenwerking is het parool in de jeugdzorg, dus ook met de jeugdpsychiatrie. In Amsterdam gebeurt dat inmiddels op diverse manieren. Daarbij gaat het erom snel te screenen en een programma op maat te bieden. Daar zijn cliënten het meest bij gebaat. Monique de Wilde, manager gespecialiseerde ambulante jeugdpsychiatrie bij Mentrum: ‘Hoe eerder je intervenieert, hoe groter de kans is dat je de schade voor het kind beperkt.’
I
n de nieuwe Wet op de Jeugdzorg vormt het Bureau Jeugdzorg de centrale toegang tot de gehele jeugdzorg, waaronder dus ook de jeugdpsychiatrie. Dit betekent dat het bureau moet kunnen beschikken over deskundigheid op het terrein van intake, screening, diagnostiek en indicatiestelling bij ernstige psychische en psychiatrische problemen. Samenwerking is nodig om een sluitende keten van jeugdzorg te realiseren en in stand te houden. Monique de Wilde is de laatste om te beweren dat deze samenwerking moeiteloos verloopt. ‘Maar ondanks het uitstel van de Wet op de Jeugdzorg, willen we blijven samenwerken om de zaken zo goed mogelijk te regelen voor onze cliënten.’
Vroegtijdige erkenning Een medewerker van de jeugdpsychiatrie is betrokken bij de indicatiebesluiten door Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA). ‘Ernstige psychische en psychiatrische problemen die zich duidelijk bij een kind manifesteren, vist deze medewerker er direct uit. Wat we bij de intakes in het BJAA nog wel missen, is een instrument waarmee je snel kunt screenen wat er met een kind aan de hand is.’ Deze vroegtijdige erkenning is essentieel, benadrukt ze. ‘Neem bijvoorbeeld een kind dat extreem angstig is. Als zoiets lang duurt, is het voor het kind zwaar. Wij kunnen de behandeling bijvoorbeeld met medicatie en therapie ondersteunen, zodat dit kind niet meer lijdt dan nodig is.’
5
De jeugdpsychiatrie werkt ook samen met Afra Boddaert PPI en SaC-Amsteldstad Jeugdzorg via consultatie. ‘Medewerkers denken en kijken mee, geven advies en observeren soms ook een kind om diens gedrag te interpreteren en aan te geven hoe daar het best mee kan worden omgegaan. Op die manier proberen we te steunen en te stutten. Het gaat om medewerkers die patronen herkennen en getraind zijn in het geven van consultatie. De capaciteit is weliswaar nog niet heel groot, maar het werkt wel.’ Er snel bij zijn is belangrijk, benadrukt ze. ‘Kinderen ontwikkelen zich heel snel. Je beperkt de schade als je snel ingrijpt en een goed hulpverleningsaanbod kunt doen.’ De samenwerking tussen jeugdzorg en jeugdpsychiatrie verloopt nog niet optimaal. ‘Dat is onder andere het geval bij de orthopsychiatrie. Het gaat om cliënten met extreme gedragsproblemen. Gelukkig komt er voor deze groep nu ook een residentieel aanbod. Hier zit Amsterdam op te wachten.’
Dilemma De Wilde wijst ten slotte nog op een dilemma: ‘Wij zijn er om te diagnosticeren en om te behandelen. We kunnen beperkt aan consultatie en preventie doen, anders ontstaat er een probleem bij de financiering. We moeten dus af en toe nee verkopen en kunnen de vraag naar psychiatrische onderzoeken waarbij geen directe behandelvraag is maar deels honoreren. We moeten zuinig zijn met onze capaciteit.’
THEMA.. JEUGDPSYCHIATRIE
Voor kinderen met psychiatrische problemen
blematiek en/of gedragsproblemen. De hulp is ook gericht op de ouders. Dit jaar start SaC-Amstelstad Jeugdzorg nog een locatie met vijf plaatsen. SaC-Amstelstad Jeugdzorg werkt bij al deze hulpvormen samen met de Bascule. Meer informatie: 020 – 540 05 00
Hulpaanbod jeugdzorg MKD De Kleine Prins en MOC ‘t Kabouterhuis Beide instellingen bezitten expertise op het gebied van kinderen tot zeven jaar met ernstige gedragsproblemen of complexe ontwikkelingsproblematiek. Zo werken er orthopedagogische medewerkers, gezinsbegeleiders, psychologen, orthopedagogen, kinderpsychiaters, kinderfysiotherapeuten, logopedisten, videohometrainers, spel- en psychotherapeuten en kinderartsen. Zij onderzoeken de mogelijkheden en beperkingen van het kind vanuit verschillende invalshoeken en stellen aan de hand daarvan een hulpverleningsplan op. Dit plan bespreken ze vervolgens met de ouders en het gehele behandelteam. De Kleine Prins en MOC ’t Kabouterhuis bieden: onderzoek en therapie; observatiediagnostiek; behandeling in de thuissituatie;
• • •
op de dagbehandelingsgroepen; • behandeling begeleiding van het gezin of andere betrokken • opvoeders
Afra Boddaert PPI
Meer informatie: MKD De Kleine Prins: 020 – 540 05 00 (SaC-Amstelstad Jeugdzorg) MOC ’t Kabouterhuis: 020 - 644 53 51 (Zuid), 020 - 613 85 85 (West), 020 - 630 46 30 (Noord), 023 - 557 83 03 (Hoofddorp)
SaC-Amstelstad Jeugdzorg SaC-Amstelstad Jeugdzorg heeft twee plaatsen voor kinderen met orthopsychiatrische problemen. Ze begeleidt deze kinderen als onderdeel van “Beter met Thuis”. Dit is een hulpvorm voor kinderen van zes tot zestien jaar. Zij krijgen hulp tijdens hun verblijf bij SaC-Amstelstad èn bij het gezin thuis. SaC-Amstelstad heeft verder een locatie met vijf plaatsen voor jeugdigen met chronische psychiatrische pro-
Afra Boddaert PPI biedt in haar REC-school “De Werkruimte” onderwijs aan kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen. Tot voor kort konden leerlingen van “De Werkruimte” uitsluitend een diploma of deelcertificaten behalen op VMBO-T niveau. Sinds enige tijd zijn er ook mogelijkheden voor leerlingen op HAVO/VWO-niveau. De Werkruimte startte onlangs namelijk een lesgroep voor leerlingen die wat aanleg betreft HAVO of VWO kunnen volgen, maar die moeite hebben zich op school te handhaven door een combinatie van gedrags- en psychiatrische problemen. Zo kan er sprake zijn van ADHD, stoornissen in het autistisch spectrum, Asperger, concentratiestoornissen of dyslexie. Meer informatie: Jacqueline Bleichrodt, tel.: 020 – 644 78 45.
Voor kinderen met psychiatrische problemen
Hulpaanbod Jeugd-GGZ
Crisisinterventie
Ambulante Jeugd GGZ
Categorale Jeugd GGZ
Mentrum, De Meren en GGZ Buitenamstel bieden ambulante behandeling aan kinderen en adolescenten tot 23 jaar met ernstige psychosociale en psychiatrische problemen, waardoor er een stagnatie dreigt in de emotionele, cognitieve en/of sociale ontwikkeling. De drie ambulante afdelingen bieden onder andere: psychiatrisch, psychologisch, gezins- en sensomotorisch onderzoek; het afnemen van ontwikkelings- en sociale anamneses; thuis-, school- en spelobservatie. Het behandelaanbod omvat individuele, groeps-, gezinsen medicamenteuze behandeling en ouderbegeleiding. De drie organisaties hebben zorgprogramma’s voor autisme en aan autisme verwante stoornissen, gedragsstoornissen, ADHD, angst- en dwangstoornissen, stemmingsstoornissen, eetstoornissen, psychotische stoornissen en klachten na trauma. Verder hebben zij de groep “Kinderen van Ouders met Psychiatrische Problemen”. Meer informatie: Mentrum: 020 – 52182 18 (Centrum/OudWest), 020 – 631 80 70 (Noord), www.mentrum.nl De Meren: 020 – 519 87 00 (Zuidoost), 020 – 560 88 60 (Oost), www.demeren.nl GGZ Buitenamstel: 020 – 644 69 11 (Zuid), 020 –610 49 40 (Nieuw-West), www.ggzba.nl
Het Sinaï Centrum richt zich op joodse en Israëlische kinderen, kinderen van oorlogsgetroffenen en kinderen die zelf slachtoffer zijn van oorlog en geweld. Het gaat om jongeren en adolescenten tot 23 jaar. Het Sinaï Centrum biedt geestelijke gezondheidszorg en verstandelijke gezondheidszorg voor de joodse doelgroep. Tevens is het een kennis-, onderzoeks- en behandelcentrum voor psychotrauma’s als gevolg van oorlog, geweld en verlies. Meer informatie: 020 – 301 37 30, www.sinai.nl.
• • •
Het Nederlands Psychoanalytisch Instituut (NPI) biedt onderzoek, diagnostiek en indicatiestelling, psychoanalytische ambulante behandelvormen, zoals psychoanalyse, psychoanalytische psychotherapie in combinatie met ouderbegeleiding en psychoanalytische hulpverlening aan adolescenten. Het gaat om een aanvullend aanbod op dat van de reguliere instellingen. Meer informatie: 020 –570 38 38 of www.psychoanalytischinstituut.nl
Crisisinterventie wordt bij lopende behandelingen binnen kantoortijden zoveel mogelijk geboden door de eigen behandelaar van het kind. Buiten kantoortijden wordt gebruik gemaakt van de Stedelijke Crisis Organisatie. De Amsterdamse instellingen voor Jeugd GGZ participeren ook in het stedelijke Mobiel Crisis Team. Dit team biedt buiten kantooruren hulp in crisissituaties waar kinderen bij zijn betrokken. Met name de politie doet vaak een beroep op dit team.
Samenwerking De instellingen voor Jeugd GGZ hebben zich sinds 30 maart 2000 verenigd in het Samenwerkingsverband Jeugd GGZ. Dit Samenwerkingsverband houdt zich onder andere bezig met: overleg, afstemming, samenwerking en uitwisseling van informatie; gezamenlijke planning van het zorgaanbod; product- en methodiekontwikkeling; uitvoeren van gezamenlijke projecten; overleg, afstemming en samenwerking met andere sectoren in de jeugdzorg. Meer informatie: mw. M. Mattheijer (020 – 512 88 88) of
[email protected].
• • • • •
De Bascule
FOTO: JAAP MAARS
De Bascule is een groot academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. De Bascule biedt poliklinische, dagklinische en klinische diagnostiek- en behandelmogelijkheden, alsmede opname-, consult- en diagnostiekmogelijkheden voor de pleegzorg. Tevens kent De Bascule psychiatrische gezinsbehandeling, forensische psychiatrische behandeling, psychiatrische behandeling van kinderen met een licht verstandelijke handicap en biedt zij speciaal onderwijs. De Bascule biedt samen met het Emma Kinderziekenhuis hulp aan kinderen bij onbegrepen lichamelijke klachten en klachten waarbij psychosociale en psychiatrische problematiek een rol speelt. De Bascule biedt verder met het Emma Kinderziekenhuis en het Nederlands Psychoanalytisch Instituut diagnostiek en behandeling aan kinderen tot drie jaar met psychiatrische problematiek. Meer informatie: De Bascule: 020 – 890 19 00, www.debascule.com
6
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Jonge kinderen: Hoe eerder, hoe beter FOTO: SAKE RIJPKEMA
Ook kleine kinderen kunnen kampen met psychische problemen, al heten deze meestal anders bij deze leeftijdsgroep. Bovendien is de diagnostiek niet eenvoudig. Het jonge kind ontwikkelt zich snel, waardoor in korte tijd veel kan veranderen.
P
eggy Aarts is gezondheidszorgpsychologe en orthopedagoge bij De Bascule en het MKD ’t Kabouterhuis. Ze spreekt niet snel van “psychische problemen” bij kinderen tot zes jaar. ‘Wat is de psyche van een baby of een kind van drie? Bij deze kinderen zijn lichaam en geest nog zo met elkaar verbonden, dat je ze nauwelijks van elkaar kunt onderscheiden.’ Liever praat Aarts over ontwikkelingsproblemen, waarin ze vier soorten onderscheidt. ‘Sommige kinderen eten slecht, slapen niet of zijn heel druk. Dat zijn typische regulatieproblemen. Daarnaast kunnen er interactieproblemen ontstaan tussen ouder en kind. Een moeder voelt zich bijvoorbeeld incompetent of afgewezen, doordat haar baby de eerste acht maanden alleen maar heeft gehuild. Een verstoorde relatie tussen moeder en kind kan het gevolg zijn.’
Bizar Kinderen met specifieke ontwikkelingsachterstanden, bijvoorbeeld in taal, spel of cognitie, vormen het derde “cluster”. ‘Bij sommige jonge kinderen zie je direct dat ze niet hetgeen kunnen wat hun leeftijdsgenoten wel kunnen. Meestal staat zo’n achterstand in ontwikkeling niet op zich, maar gaat het gepaard met andere moeilijkheden. Denk aan het contact met leeftijdsgenootjes. Overigens weet je bij kinderen onder de vier jaar nooit zeker of de achterstand blijvend is of dat er nog inhaalgroei te verwachten is. Deze kinderen zijn nog zo in beweging. Ouders kunnen daar onzeker van worden. En het maakt de diagnostiek er niet makkelijker op.’ Kinderen met autistische spectrumstoornissen komt Aarts geregeld tegen in haar spreekkamer. ‘Dat komt
doordat het gedrag van deze kinderen vaak opvallend en bizar is. Een huisarts denkt dan niet snel: het komt wel goed. Hij verwijst het kind eerder naar ons door.’
Temperament De oorzaken van ontwikkelingsproblemen lopen sterk uiteen. Aarts: ‘Het kan komen door de opvoeding. Vooral bij eet- en slaapproblemen van het kind speelt dat een rol. Soms is het een mismatch tussen het temperament van ouders en kind. Kinderen hebben al vroeg een eigen persoonlijkheid. Dat kan geweldig botsen met het temperament van de ouders. En vaak is het aangeboren. Dat geldt voor stoornissen in het autistische spectrum, maar ook voor een deel van de achterstanden in spraak of cognitie. Een vertraagde ontwikkeling in taal of spel kan wijzen op een verstandelijke handicap bij het kind.’ De “gezonde” marges zijn echter breed bij kinderen in deze leeftijd, benadrukt Aarts. ‘Je kunt nooit zomaar zeggen dat een kind afwijkend gedrag vertoont. Elk kind van drie is wel eens driftig. Een kind van 24 maanden dat nog niet praat, kan heel gezond zijn. Praat het echter na een half jaar nog niet, dan is er mogelijk iets aan de hand. Daarom onderzoeken wij kinderen met ontwikkelingsproblemen liefst zo jong mogelijk. Hoe eerder we ze zien, hoe beter onze interventie zal zijn.’
Peggy Aarts is voor meer informatie te bereiken via
[email protected] en
[email protected] . Verdere informatie is te vinden op www.kabouterhuis.nl.
Peggy Aarts: ‘Wat is de psyche van een baby of een kind van drie?’
D O O R : WA L D E R M A R N O Ë
Functionele gezinstherapie voor crimineel carrièregezin Bureau Jeugdzorg agglomeratie Amsterdam, de Derde Oever en de gemeente Amsterdam starten in september met een bijzonder project. Jongeren die herhaaldelijk met justitie in aanraking zijn gekomen, kunnen vanaf die datum een gedwongen gezinstherapie krijgen om ervoor te zorgen dat ze voortaan uit de gevangenis blijven. Een gesprek met projectmanager Mirjam Bekker: ‘We willen de negatieve spiraal doorbreken waarin zowel de jongere als het gezin zich bevinden.’
‘D
e functionele gezinstherapie is zo’n dertig jaar geleden in de Verenigde Staten ontwikkeld als “functional family therapy”’, vertelt Mirjam Bekker. ‘De inzet van de therapie is dat we met alle gezinnen het probleem dusdanig definiëren dat iedereen een aandeel krijgt in de oplossing.’ Dat betekent dat de definitie voor alle partijen acceptabel en bevredigend moet zijn. De ouders geven nu vaak het kind de schuld en het kind de ouders: “Jullie zijn er ook nooit…” Deze verwijten zorgen voor een negatieve sfeer, waarbij het werkelijke probleem ondergesneeuwd dreigt te raken. De kans is daardoor groot dat de jongere terugvalt in zijn oude, criminele gedrag. Bekker: ‘We willen dat het hele gezin verantwoordelijk wordt voor de jongere en ervoor zorgt dat hij niet meer met politie of justitie in aanraking komt. Het gaat overigens vaak om het oudste kind, waardoor de therapie ook een preventieve werking heeft voor jongere broertjes en zusjes.’
Streng De gezinstherapie is gedwongen, wat betekent dat de jongere opnieuw wordt vastgezet als de behandeling spaak loopt. De functionele gezinstherapie vindt namelijk plaats binnen een justitieel kader. Justitie in de Buurt (JIB) zoekt gezinnen die mee kunnen doen aan het project, waarna Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming het gezin bij de kinderrechter voordragen voor de therapie. Deze kan de therapie vervolgens dwingend opleggen.
Trainen ‘De functionele gezinstherapie kent drie fases,’ vervolgt Bekker. ‘De eerste fase bestaat uit de definitie van het probleem, zodat alle gezinsleden gemotiveerd worden. Dat is essentieel. In de tweede fase leert het gezin vaardigheden zoals beter communiceren, het stellen van regels en het maken van afspraken. En tot slot leert het gezin in de derde fase de “getrainde” vaardigheden zelf-
7
standig toe te passen. Ze gaan dan in feite “het diepe” in.’ Een gezin zal gedurende drie tot zes maanden wekelijks een sessie moeten doen. Bekker: ‘Die periode lijkt kort, maar de Amerikaanse praktijk heeft bewezen dat we binnen die periode de doelstelling kunnen realiseren. Bovendien maakt het project deel uit van een langer hulpverleningsprogramma bij onder andere Bureau Jeugdzorg.’
Het “Project vroegtijdige interventie bij ‘criminele carrièregezinnen’ met functionele gezinstherapie” duurt vier jaar. Jaarlijks worden 48 gezinnen behandeld. Meer informatie: Mirjam Bekker (projectmanager) tel.: 06 – 224 381 62.
DE WERKER
THEMA.. JEUGDPSYCHIATRIE
D O O R : M I C H E L VA N D I J K
Liever interventie dan internaat Kinderen in de basisschoolleeftijd lijden vooral aan gedragsstoornissen. Er loopt echter een loodrechte lijn van gedragsstoornissen op kinderleeftijd naar delinquent gedrag tijdens de adolescentie. Vroegtijdige interventie is de oplossing.
‘V
an alle psychische problemen komen gedragsstoornissen het meest voor bij kinderen in de basisschoolleeftijd.’ De Amerikaan Rolf Loeber, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Pittsburg en de Vrije Universiteit Amsterdam, is stellig. Loeber en zijn Nederlandse collega Wim Slot, hoogleraar Jeugdbescherming en orthopedagogie aan de Vrije Universiteit en directeur van PI-research, doen al jaren onderzoek naar gedragsstoornissen bij kinderen tussen de zes en twaalf jaar. En dat is nodig, vinden ze. Loeber: ‘Het geweld onder de Nederlandse jongeren neemt de laatste vijftien jaar sterk toe. Denk aan de moord op de docent van het Terra College. Dit gedrag is schadelijk voor de maatschappij. Je kunt dat aanpakken door justitiële maatregelen, maar vroegtijdige interventie is effectiever.’ Zeker 50 procent van de jongeren met zeer ernstig gewelddadig gedrag vertoont al op jonge leeftijd gedragsproblemen, zoals ongehoorzaamheid, liegen of pesten. Loeber: ‘Dit gedrag ontstaat meestal in de kinderjaren. De meeste kinderen experimenteren met dit gedrag, en leren het daarna weer af. Maar een deel gaat door. Gedragsstoornissen vormen daarom een voorloper van later delinquent gedrag.’ Juist vanwege deze relatie is preventief ingrijpen zinvol, vult Slot aan. ‘Jonge kinderen kunnen ook somber zijn, maar er bestaat geen verband tussen sombere kinderen en depressie op latere leeftijd. Vroegtijdige interventie heeft dan weinig zin. Bij gedragsstoornissen ligt dat anders.’
Stroef
T E K S T: M A R T I N G E R R I T S E N FOTO: SAKE RIJPKEMA
DE CLIENT
David Ruting, vader van Daan (4)
c
’Daan kan straks hopelijk zelfstandig functioneren’ ‘Ik spreek het liefst over ‘t Kabouterhuis. Dat vind ik een sympathieke naam. MKD klinkt zo klinisch. Daan zit daar nu sinds augustus op de autigroep. Het halen en brengen behoort inmiddels tot de routine en we hebben elke twee weken overleg, waarbij we kijken hoe hij zich ontwikkelt. Het is duidelijk dat hij sinds augustus met sprongen vooruit is gegaan. Dat komt mede doordat ‘t Kabouterhuis werkt aan de hand van een goed behandelplan en zeer goede leidsters en specialisten in dienst heeft. ‘We kwamen er achter dat er wat met Daan aan de hand was omdat hij zich op het kinderdagverblijf voor anderen afsloot. Hij kreeg ook steeds meer een achterstand in zijn taalspraakontwikkeling. Pas een jaar geleden werd er formeel het label van autisme opgeplakt, maar wij wisten al eerder dat er wat aan de hand was. ‘Niet al mijn ervaringen met de jeugdzorg zijn positief. Ik
ben organisatiedeskundige en als ik met die bril naar de jeugdzorg kijk zie ik een veelkoppig administratief monster, dat veel energie stopt in miscommunicatie. We kwamen daar terecht in een molen van heb ik jou daar, waarbij alles en iedereen iets over Daan moest zeggen. Zijn dossier hadden ze op een gegeven moment op wel tien plaatsen. Maar het was uiteindelijk een bevriende kinderarts die ons wees op ‘t Kabouterhuis. ‘Daar liep alles wel vlot. Na de eerste kennismaking, volgde een gesprek met een ontwikkelingspsycholoog. En drie weken en een aantal onderzoeken later lag er een keurig rapport. Sindsdien loopt alles op rolletjes. Daans communicatievaardigheden nemen toe en hij gaat graag naar de autigroep. Hij is gretig, hij vindt het daar gezellig. We hebben nu ook de hoop dat hij straks als zelfstandig mens in de maatschappij kan functioneren.’
Het onderzoeksteam van Slot en Loeber werkt zelf aan een interventie bij kinderen met gedragsproblemen op zes scholen in Amsterdam-Oost. Slot: ‘We leren het kind concrete vaardigheden, bijvoorbeeld hoe ze anders kunnen omgaan met situaties die bij hen agressie oproepen. We bieden ze gedragsalternatieven en leren hen positieve contacten te leggen. Dat hebben ze nooit geleerd.’ Daarnaast zoeken de onderzoekers contact met de ouders die de greep zijn kwijtgeraakt op hun kind, en kijken ze hoe het kind zich op straat gedraagt. ‘Dat laatste doen we liefst samen met welzijnsorganisaties en politie, al verloopt dat contact stroef, vanwege alle schotten en privacywetgeving,’ zegt Slot. ‘Daardoor weten we nauwelijks welke delicten het kind op straat pleegt. Terwijl je juist het beste kunt ingrijpen als je een “totaalbeeld” hebt van wat het kind allemaal uitspookt. Een “multimodale” aanpak, waar iedereen bij betrokken is, is het meest effectief. Pas dan heb je overzicht hoe het kind zich gedraagt.’
Militarisme Slot en Loeber zijn voorstander van preventieve interventies. Slot: ‘Je kunt kinderen vriendelijker en meer respectvol benaderen als ze zes of zeven zijn, dan als ze zeven jaar ouder zijn. En je bereikt meer.’ Helaas kan preventie op weinig belangstelling rekenen, constateert hij. ‘Preventie is niet zichtbaar. Een kind dat we op het rechte spoor weten te houden, zien we later niet terug in de criminaliteitscijfers. De politiek kijkt vooral naar de achterkant van dit probleem. Denk aan de huidige roep om jeugdinternaten. Onbetaalbare voorzieningen, die niet zullen helpen. Van het militarisme van een jeugdinternaat worden jongeren heus geen beter mens.’
c 8