Kalverdiarree voorkomen en aanpakken Uit onderzoek onder ruim 400 kalveren blijkt dat meer dan 40% in de eerste drie levensweken een afwijkende mestscore laat zien. Diarree bij kalveren is een veelvoorkomend probleem dat tot meer arbeid, minder werkplezier, meer uitval en een hoger antibioticagebruik leidt. Zo zijn kalveren die diarree hebben gehad in hun tweede en derde maand gevoeliger voor luchtweginfecties. De kosten van het gemiddelde diarreekalf worden geschat op € 65, oplopend tot bijna € 120 bij extreme gevallen (MSD Animal Health). Maar wat veroorzaakt kalverdiarree? En hoe krijgt u grip op dit probleem? In dit bulletin vindt u tips en achtergronden die u inzicht geven. Biestvoorziening bepalend voor afweer Kalveren worden geboren zonder immunoglobulines. Dit betekent dat ze ter wereld komen zonder enige bescherming tegen ziekteverwekkers. Voor hun afweer in de eerste levensweken zijn ze daarom volledig afhankelijk van biestverstrekking. Biest is dikker en geler dan 'gewone' melk en zit vol met eiwitten, vetten en afweerstoffen. Een snelle verstrekking van een hoge kwaliteit biest is van groot belang voor een optimale start. De ‘4 maal V-regel’ voor biestmanagement moet dan ook worden toegepast. Oftewel: ‘Veel, Vlug, Vaak, Vers’. De stelregel hierbij is om binnen 1 uur minimaal 3 liter biest te voeren en binnen 24 uur minimaal 6 liter. Niet alle biest draagt overigens bij aan de afweer; alleen de biest die het kalf in de eerste 24 uur binnenkrijgt bepaalt de mate van afweer voor de eerste levensweken omdat de darmwand dan gesloten is. De meerwaarde van biest die na 24 uur wordt gevoerd heeft zit in de hoge voedingswaarde en lokale ondersteuning van de weerstand in de darm.
Onderschrift: Een hogere biestverstrekking leidt tot een kortere gevoeligheidsperiode als gevolg van een lagere immuniteit. De interne afweer (oftewel biestverstrekking) bepaalt samen met stress(management) en infectiedruk (hygiëne, huisvesting, etc.) op het bedrijf of het kalf ziek wordt of niet. Kalverdiarree vroegtijdig opsporen Om ziekte en zelfs sterfte te voorkomen, is het belangrijk om de signalen van diarree vroegtijdig op te sporen. Zo dienen kalveren twee keer daags te worden gecontroleerd op diarreeverschijnselen, denk aan sloomheid, een verminderde eetlust en gewichtsverlies. Realiseer dat indirecte effecten, zoals vochtverlies, verschuiving in elektrolytenbalans en ondertemperatuur, leiden tot kalversterfte. De directe oorzaak, infectieus of voedingsgerelateerd, vormt dus slechts de aanzet. Oorzaken van diarree Voedingsstoornissen of infecties zijn de veroorzakers van kalverdiarree. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in bacteriële (E. coli, Salmonella), virale (rota- en coronavirus) en parasitaire (Cryptosporidium, Coccidiosis) infecties. Infectieuze diarree In onderstaande figuur staat de risicoperiode aangegeven voor de verschillende infectieuze aandoeningen van het maagdarmkanaal. Cryptosporidium Coccidia Coronavirus Rotavirus E. coli Salmonella
0
1
2
3
4
5
6
7 8 leeftijd (Weken)
Bacteriële infecties Preventie tegen E. coli essentieel Bij de meest acute vorm sterft het kalf door bloedvergiftiging en diarree binnen 24 tot 36 uur na de geboorte. Bij de tweede vorm, Enterotoxemie of E-coli-diarree genaamd, bestaan de verschijnselen uit witte tot geelgrijze waterdunne diarree met onverteerde delen (eventueel met bloed), lusteloosheid, slecht drinken, een opgezette buik, doordat er zich veel vocht in de darmen bevindt, en koude poten en oren. Deze vorm van diarree komt bij kalveren uitsluitend voor in de eerste levensweek, aangezien er
leeftijdsresistentie ontstaat. Hierdoor kunnen de bacteriën niet meer aan de receptoren hechten en schade veroorzaken. Preventie is onder andere gebaseerd op desinfectie van de afkalfbox. Daarnaast dient het kalf direct na de geboorte van de koe te worden gescheiden. Binnen een half uur na de geboorte zal bovendien aan het kalf biest moeten worden gegeven. Hygiënemaatregelen voorkomen Salmonella Er zijn twee typen Salmonella, namelijk: S. typhimurium en S. dublin. Voor S. dublin geldt dat er dragers kunnen ontstaan. Meestal beperkt de ziekte zich tot kalveren tussen de één en vier weken oud. De ziekte komt het meeste voor aan het einde van de zomer en in de herfst. Infectie vindt veelal plaats door geïnfecteerd voer en/of dragers. Hygiëne rondom afkalven is dus essentieel. Virale infecties Rota- & Coronavirussen Rota- en Coronavirussen komen veel voor bij kalveren tussen de drie en 21 dagen oud. Klinisch is het zeer moeilijk om onderscheid te maken tussen Rota- en Coronavirusinfecties. Beide virussen infecteren de villi van de dunne darm. Er verdwijnen darmwandcellen en de villi worden na een infectie korter. Hierdoor daalt de absorptiecapaciteit van de darm en er kan een milde diarree ontstaan. Verschijnselen zijn:
lusteloosheid; bruingele diarree; soms bloed en darmweefsel in de mest; vaak uitdroging.
Parasitaire infecties Eliminatie van Cryptosporidium praktisch onmogelijk In totaal zijn er twee veroorzakers van Cryptosporidium. De indeling is gebaseerd op de grootte van de oöcysten en de aanhechtingsplaats van de parasiet. Cryptosporidium parvum is een parasiet die zich in de darmwandcellen nestelt van met name jonge kalveren. Deze soort veroorzaakt in de tweede en derde levensweek veelal diarree met een bleke geelachtige kleur, zonder bloed. Dit gaat gepaard met traagheid, verlies aan lichaamsgewicht, zwakte en uitdroging. Vanaf de vierde levensweek ontstaat immuniteit. Kalveren met een goede energievoorziening en weinig stress ondervinden weinig hinder. Verspreiding van de parasiet vindt plaats via mest, de infectie vindt oraal plaats. Cryptosporidium muris leeft in de lebmaag, is meer chronisch en wordt bij dieren van alle leeftijden gevonden. Bijna alle bedrijven zijn besmet en ongeveer 50% van de kalveren tussen één en drie weken leeftijd wordt positief op Cryptosporidiosis getest. De oöcysten zijn erg resistent en eliminatie van cryptosporidiosis is in de praktijk niet mogelijk.
Desinfectie van kalverhutten dient plaats te vinden met behulp van heet water. Daarnaast dienen deze goed te worden gedroogd. Stress vaak oorzaak van Coccidiosis In het algemeen ontstaat Coccidiose vanaf de vierde levensweek van het kalf. De infectie vindt echter veelal in de eerste levensweek plaats. De opgenomen oöcysten zorgen voor beschadiging van de darmwand. Hierdoor daalt het darmoppervlak waardoor nutriënten achterblijven in feces. Uitbraken worden veelvuldig gezien na perioden van stress. Het beeld is meestal subklinisch met donkere brijïge mest, lang dof haarkleed, slechte groei, lage BCS, gewichtsverlies en slechte voerconversie. In deze situatie zijn de kalveren gevoeliger voor andere veroorzakers van diarree en ook voor luchtweginfecties. In de meer acute situatie gaat diarree gepaard met uitpersen van waterdunne donkere mest met bloed. Handvatten om voedingsdiarree tegen te gaan Voedingsstoornissen ontstaan vooral in de melkperiode. Fouten in de voeding resulteren vaak in diarree. Bij voedingsdiarree is de mest van de kalveren dun tot zeer dun en ruikt deze erg zuur. Om voedingsdiarree te voorkomen is het belangrijk om de kunstmelk goed aan te maken. Let daarbij op de volgende aandachtspunten: 1. Het water dient de juiste temperatuur te hebben: 50-60˚C bij het mengen van de melkvervanger Het aanmaken van melk met een te lage watertemperatuur resulteert in ontmenging van het vet met de rest van de melk. Er ligt dan een laagje vet op de melk, dat veel minder goed door het kalf wordt verteerd. 2. Zorg voor een juiste drinktemperatuur van de melk: 37-41˚C Een te lage temperatuur kan leiden tot een slecht werkende slokdarmsleufreflex. Dit is een reflex waardoor de sleuf wordt gesloten en de melk niet in de pens, maar in de lebmaag terechtkomt. Het sluiten van deze sleuf gebeurt middels diverse prikkels en voorkomt ‘pensdrinkers’. Naast een te koude drinktemperatuur gebeurt het sluiten niet goed bij:
het oplossen van te weinig melkpoeder in water (min. 110 g/liter); te hoge plaatsing van de speen(emmer); niet laten drinken uit een speenemmer, maar uit een gewone emmer.
Naast het goed aanmaken van de melk is het belangrijk dat gereinigde en ontsmette emmers gebruikt worden. Ook mag er geen beschimmeld voer worden verstrekt en moet het water van goede kwaliteit zijn. Wanneer er koemelk wordt gebruikt, is er een klein verhoogd risico op diarree. Volle melk is namelijk rijk aan vet (30% van de droge stof). Daarnaast heeft volle melk een tekort aan vitaminen en sporenelementen. Het hogere vetgehalte kan leiden tot een
verminderde startvoeropname, waardoor de pensontwikkeling wordt vertraagd en er een grotere kans op een speendip is. Electrolytenmix cruciaal voor aanvulling verloren vocht Zodra (voedings)diarree wordt geconstateerd, is het van belang dat de darmen van het kalf zo snel mogelijk tot rust komen. Bij matige diarree is het aanbevolen om de melkvoeding aan te vullen met een goed uitgebalanceerde electrolytenmix. Het direct weghalen van de melk leidt tot het niet verstrekken van nutriënten. Hierdoor hebben de darm(wand) en het kalf meer moeite om te herstellen. Bij ernstige gevallen van diarree wordt geadviseerd om de voergift voor één à twee voedingen te halveren of zelfs voor één à maximaal twee dagen de melkvoeding helemaal te staken en vervolgens langzaam weer op te starten. In beide gevallen is het verstrekken van een elctrolytenmix cruciaal om het verloren vocht door additionele voedingen aan te vullen. Kalveren moeten minimaal 10% van hun lichaamsgewicht aan vocht binnenkrijgen, in geval van diarree zelfs nog meer.