werkwijzer 3, een projectbeschrijving van
onderwijsconsulenten+
Als passend onderwijs niet in de rugzak past Best practices uit de praktijk van de onderwijsconsulenten Drs. Mieke Verhoeven
Publicatie | ACTB/Onderwijsconsulenten, Den Haag Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag Uitgave | 2009
Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk (per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten. Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl
Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87 E
[email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl
0866.1014_Omslag_deel3_WKT.indd 1
23-07-2009 10:29:58
Werkwijzer 3, een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten+
Als passend onderwijs niet in de rugzak past Best practices uit de praktijk van de onderwijsconsulenten
Drs. Mieke Verhoeven Projectleider Onderwijsconsulenten+
September 2009
Eerder verschenen in deze reeks: Werkwijzer 1: De totstandkoming van onderwijs- en zorgarrangementen op maat in het regulier voortgezet onderwijs voor leerlingen met een autisme spectrum stoornis (ASS). Werkwijzer 2: Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen! De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
ISBN: Titel:
978-90-79405-03-9 Als passend onderwijs niet in de rugzak past Best practices uit de praktijk van de onderwijsconsulenten Uit de reeks: 'Werkwijzer', een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten(+) Auteur: Drs. M.J.E. Verhoeven Uitgegeven door: ACTB/Onderwijsconsulenten(+), Den Haag Vormgeving: Ontwerpwerk, Den Haag Redactionele ondersteuning: Van Unnik Business Services, Zoetermeer Druk: Ten Brink, Meppel Verschijningsdatum: september 2009 Advies Commissie Toelating en Begeleiding/Onderwijsconsulenten(+) De Advies Commissie Toelating en Begeleiding (ACTB) is in november 2003 geïnstalleerd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om een goede invoering van de Wet leerlinggebonden financiering (LGF) te bevorderen. Het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten bestaat sinds oktober 2002; in januari 2004 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch bij de ACTB ondergebracht. Onderwijsconsulenten behandelen individuele problematiek van zorgleerlingen, onderwijsconsulenten+ zoeken structurele oplossingen voor groepen zorgleerlingen. Het bestuur van de ACTB bestaat uit: mevrouw mr. drs. M.G. Nicolai (voorzitter), de heer P.A. Stobbelaar (vice-voorzitter), en verder, in alfabetische volgorde, de heer prof. dr. J.M.A. Hermanns en de heer drs. J.D. Rensen. De heer mr. J.A.N. Gadella ondersteunt de ACTB als secretaris; hij is tevens hoofd van het bureau. Deze werkwijzer is tot stand gekomen onder auspiciën van de ACTB (evenals werkwijzer 1 en 2). De instellingsbeschikking van de ACTB is per 1 augustus 2009 beëindigd. De Onderwijsconsulenten(+) zijn vanaf die datum ondergebracht bij de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders. Zie www.onderwijsconsulenten.nl. © 2009, ACTB/Onderwijsconsulenten(+)
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave .............................................................................................................................................1 Voorwoord ...................................................................................................................................................2 1. Inleiding, doel en achtergronden.................................................................................................4 1.1 Introductie: ACTB en de Onderwijsconsulenten............................................................................4 1.2 Het doel van deze werkwijzer ........................................................................................................5 1.3 De totstandkoming van deze werkwijzer........................................................................................7 1.3.1 De klankbordgroep.........................................................................................................................7 1.3.2 De keuze van de best practices.......................................................................................................7 1.4 Algemene werkwijze Onderwijsconsulenten en ACTB .................................................................8 1.4.1 Procedure van aanmelding tot afronding van een casus .................................................................8 1.4.2 De obstakels bij het vinden van een vraaggerichte oplossing.........................................................9 1.4.3 Eigenschappen van onderwijsconsulenten ...................................................................................12 1.4.4 De rol van de ACTB ....................................................................................................................14 1.5 Leeswijzer ....................................................................................................................................15 2. Best practices: Plaatsingsproblematiek (toelating)..................................................................16 2.1 Plaatsingsproblematiek (toelating) ...............................................................................................17 2.2 Casuïstiek plaatsingsproblematiek ...............................................................................................19 2.3 Tips en informatie plaatsingsproblematiek...................................................................................31 3. Best practices: Schorsing en verwijdering (thuiszitters) .........................................................35 3.1 Schorsing en verwijdering............................................................................................................35 3.2 Casuïstiek schorsing en verwijdering...........................................................................................37 3.3 Tips en informatie schorsing en verwijdering ..............................................................................46 4. Best practices: Handelingsplan en bestedingsproblematiek ...................................................49 4.1 Handelingsplan en bestedingsproblematiek .................................................................................49 4.2 Casuïstiek handelingsplan en bestedingsproblematiek.................................................................51 4.3 Tips en informatie handelingsplan en bestedingsproblematiek ....................................................57 5. Best practices: Onderwijs/zorgcombinaties .............................................................................60 5.1 Onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan) ........................................................................60 5.2 Casuïstiek onderwijs/zorgcombinaties .........................................................................................62 5.3 Tips en informatie onderwijs/zorgcombinaties ............................................................................67 6. Best practices: Overige problematiek.......................................................................................69 6.1 Leerlingenvervoer ........................................................................................................................69 6.2 Casuïstiek leerlingenvervoer ........................................................................................................70 6.3 Tips en informatie leerlingenvervoer ...........................................................................................71 6.4 Schoolangst ..................................................................................................................................72 6.5 Casuïstiek schoolangst .................................................................................................................73 6.6 Tips en informatie schoolangst.....................................................................................................74 6.7 Aanvraag indicatiestelling............................................................................................................75 6.8 Casuïstiek aanvraag indicatiestelling ...........................................................................................76 6.9 Tips en informatie aanvraag indicatiestelling...............................................................................77 6.10 Particulier onderwijs ....................................................................................................................78 6.11 Casuïstiek particulier onderwijs ...................................................................................................79 6.12 Tips en informatie particulier onderwijs ......................................................................................80 6.13 Hoogbegaafdheid .........................................................................................................................81 6.14 Casuïstiek hoogbegaafdheid.........................................................................................................82 6.15 Tips en informatie hoogbegaafdheid ............................................................................................83 6.16 Structurele problematiek ..............................................................................................................84 7. Organisaties, regelgeving en overige thema's ..........................................................................85 8. Nabeschouwing.........................................................................................................................102 Bijlage I Overzicht van gebruikte afkortingen......................................................................................106
-1-
VOORWOORD Dit is de derde publicatie in de reeks Werkwijzers Onderwijsconsulenten+. In deze reeks worden handvatten aan het onderwijs- en zorgveld aangereikt, waarmee een passend antwoord ontwikkeld kan worden op de specifieke zorg- en onderwijsvragen van (groepen) leerlingen. De werkwijzers 1 en 2 beschrijven de ervaringen rond de projecten van de onderwijsconsulenten+.1 Onderwijsconsulenten+ richten zich op structurele oplossingen voor groepen leerlingen. Werkwijzer 3 behandelt de praktijk van de onderwijsconsulenten, die zich vooral met individuele problematiek van zorgleerlingen2 bezighouden. In deze uitgave zijn de ervaringen (best practices) van de vraagstukken rondom plaatsing, verwijdering en handelingsplannen van kinderen met een clusterindicatie gebundeld. Onderwijsconsulenten zijn al zes jaar werkzaam in het onderwijsveld en zij beschikken inmiddels over een schat aan kennis en ervaring. Deze willen zij graag delen met ouders, scholen, zorginstellingen en andere belanghebbenden. Steeds weer blijken er tóch mogelijkheden te zijn om kinderen die uit de boot dreigen te vallen perspectief te bieden op onderwijs en zorg op maat. Deze werkwijzer wil een inspiratiebron zijn. Waar een wil is, is een weg! Het komt regelmatig voor dat 'passend onderwijs niet in de rugzak past'. Zo zijn er reguliere scholen die ondanks de LGF-regeling niet díe zorg kunnen bieden die sommige leerlingen nodig hebben. Ook scholen voor speciaal onderwijs kunnen tegen grenzen aanlopen in de zorg voor leerlingen. Waar zich dergelijke knelpunten voordoen, kunnen onderwijsconsulenten bemiddelen en adviseren. Zij stellen alles in het werk om voor de leerlingen een passende oplossing te vinden. Zo nodig helpen zij scholen, vaak op creatieve wijze, het onderwijs aan te passen aan de leerling. Onderwijs en zorg op maat - maatwerk! De Onderwijsconsulenten(+) zijn de afgelopen zes jaar organisatorisch verbonden geweest met de Advies Commissie Toelating en Begeleiding (ACTB). Op 1 augustus 2009 is de ACTB opgeheven. De Onderwijsconsulenten(+) vallen vanaf die datum onder de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO).
1 2
Werkwijzers 1 en 2 staan op de website www.onderwijsconsulenten.nl onder Publicaties. In de context van deze werkwijzer wordt met zorgleerling bedoeld: een leerling met een clusterindicatie.
-2-
De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) is nu de instantie waar verzoeken om een oordeel over gelijke behandeling bij chronische ziekte en/of handicap in het funderend onderwijs ingediend kunnen worden. Deze werkwijzer onderstreept de afsluiting van de werkzaamheden van de ACTB als organisatie waarbij de Onderwijsconsulenten(+) zijn ondergebracht. SOSO zal het stokje overnemen. Het doet me goed dat de onderwijsconsulenten doorgaan met hun werk. Deze bloemlezing van best practices van de onderwijsconsulenten toont het brede scala aan casuïstiek waar de ACTB zich de afgelopen jaren over heeft gebogen. Het geeft ook de speciale relatie weer tussen de ACTB en de onderwijsconsulenten. Via de onderwijsconsulenten werden verzoeken om advies bij de ACTB ingediend. De ACTB op haar beurt schakelde de onderwijsconsulenten in om te bemiddelen bij slepende conflicten. Deze samenwerking is een goede chemie gebleken. De ACTB is dankbaar voor de bezielde en niet aflatende inzet van de onderwijsconsulenten en de medewerkers van het bureau! Een woord van dank gaat uit naar Mieke Verhoeven, die er met haar toegewijde inspanningen voor heeft gezorgd dat deze werkwijzer er is gekomen, en naar de klankbordgroep van onderwijsconsulenten voor haar bijdragen en feedback. De ACTB is verheugd dat zij aan het eind van haar zittingstermijn via deze publicatie de opgebouwde kennis en ervaringen van de onderwijsconsulenten voor het voetlicht kan brengen. Zij hoopt dat deze schat aan informatie bijdraagt aan inzichten in mogelijke oplossingen om kinderen met een clusterindicatie passend onderwijs te bieden. Marjolijn Nicolai Voorzitter ACTB September 2009
-3-
1.
INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN
1.1
Introductie: ACTB en de Onderwijsconsulenten
De Advies Commissie Toelating en Begeleiding (ACTB) is een onafhankelijke adviescommissie. Zij is in 2003 ingesteld om een goede invoering van de wet leerlinggebonden financiering (LGF, ook wel 'rugzakje' genoemd) te bevorderen. Dankzij de LGF kunnen ouders3 kiezen of zij hun gehandicapte kind naar een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs willen sturen, of - met een rugzakje - naar een reguliere school. Het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten bestaat sinds oktober 2002.4 In januari 2004 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch bij de ACTB ondergebracht. De onderwijsconsulenten zijn onafhankelijke deskundigen met veel kennis en ervaring op het gebied van regulier en (voortgezet) speciaal onderwijs aan kinderen met een beperking, ziekte of stoornis. Onderwijsconsulenten bieden ouders en scholen kosteloos ondersteuning bij individuele plaatsings- en bestedingsvraagstukken van rugzakleerlingen.5 De ACTB is, in overeenstemming met het instellingsbesluit, per 1 augustus 2009 opgeheven. Daarmee is de adviesfunctie van de ACTB komen te vervallen. De Commissie Gelijke Behandeling is vanaf 1 augustus 2009 bevoegd kennis te nemen van zaken over gelijke behandeling van gehandicapten en chronisch zieken in het funderend onderwijs. De activiteiten van de Onderwijsconsulenten(+) zijn per 1 augustus 2009 ondergebracht in de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Het stichtingsbestuur bestaat uit vertegenwoordigers van onderwijs- en ouderorganisaties.6
3 4 5
6
Waar in de tekst het woord ouder(s) wordt gebruikt, kan ook bedoeld zijn: voogd, wettelijke vertegenwoordiger(s), etc. Zie voor een beschrijving van de bevoegdheden en taken van de onderwijsconsulenten www.onderwijsconsulenten.nl. Voor de aanpak van structurele problematiek zijn in 2004 de Onderwijsconsulenten+ (hierna ook OC+ genoemd) in het leven geroepen. OC+-projecten proberen structurele oplossingen te vinden door een betere samenwerking te realiseren, zowel binnen het funderend onderwijs als tussen het onderwijs en de zorginstellingen. De onderwijsorganisaties verenigd in de PO-Raad, VO-Raad, WEC-Raad en MBO-Raad, en de landelijke ouderorganisaties verenigd in Passend Onderwijs Landelijk Steunpunt Ouders (POLSO), te weten CG-Raad, LOBO, NKO, OUDERS & COO, Platform VG, Vereniging Balans en Vereniging Openbaar Onderwijs.
-4-
1.2
Het doel van deze werkwijzer
Als er problemen rond geïndiceerde leerlingen ontstaan over toelating of plaatsing op scholen, als verwijdering dreigt of als er geen overeenstemming bereikt kan worden over het handelingsplan, kan om bemiddeling door een onderwijsconsulent gevraagd worden. Mochten zijn of haar7 inspanningen niet tot resultaat leiden, dan konden de ouders of de school tot 1 augustus 2009 een advies aan de ACTB vragen. Dat laatste is maar zelden nodig gebleken: in de meeste gevallen lukte het de onderwijsconsulenten samen met de betrokkenen een bevredigende oplossing te vinden. De onderwijsconsulenten willen hun kennis, ervaring en expertise graag delen met ouders, scholen, zorginstellingen en andere belanghebbenden. Het doel is handreikingen voor oplossingen aan te bieden aan partijen die te maken hebben met de genoemde problematiek. In deze derde werkwijzer8 wordt daartoe een groot aantal praktijkvoorbeelden ('best practices') gegeven. Het zijn géén pasklare antwoorden op ieder probleem, omdat elk kind, iedere situatie en elke school anders is. Het draagt wel bij aan inzicht in rechten, plichten en vooral mogelijkheden. Deze werkwijzer sluit ook aan bij het verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om in het kader van 'passend onderwijs' een bijdrage te leveren aan de cultuuromslag die nodig is om te komen van aanbodgericht naar vraaggericht onderwijs. Passend onderwijs vereist een mentaliteitsverandering op scholen, aldus het ministerie. Dat roept vragen op als: Wat is een passende mentaliteit in het kader van de zorgplicht9 en de ontwikkeling van zorgstructuren? Wat is onderwijskundig (on)mogelijk bij een zorgplicht? Wat betekent dit in de praktijk op een school? Het uitgangspunt is dat onderwijs op maat altijd mogelijk dient te zijn. Niet het aanbod vanuit bestaande onderwijs/zorgstructuren is leidend, maar de behoefte van leerlingen en de vraag van ouders. En dat is precies de manier waarop onderwijsconsulenten al sinds het begin werken: vraaggericht, het kind op de juiste plaats met inzet van de juiste middelen. Dit betekent, dat scholen zich soms ook moeten beraden op aanpassing van hun doelgroep. Onderwijsconsulenten stellen niet de tekortkomingen van het kind centraal, maar de behoeften. Wat heeft het kind nodig om weer in ontwikkeling te komen?
7
8 9
Voor de leesbaarheid wordt hierna meestal gerefereerd aan onderwijsconsulenten met 'hij', 'hem' e.d., doch steeds wordt ook uitdrukkelijk 'zij', 'haar' e.d. bedoeld; ca. 34% van de onderwijsconsulenten is vrouw (11 van de 32). Werkwijzers 1 en 2 staan op de website www.onderwijsconsulenten.nl onder Publicaties. De zorgplicht voor de leerling moet komen te liggen bij de instantie - school, bevoegd gezag, samenwerkingsverband of regionaal netwerk - die het budget ontvangt. Het regionaal netwerk heeft de plicht de zorg voor de individuele leerling mogelijk te maken door het inrichten van een continuüm.
-5-
Met een open blik en onbevooroordeeld gaan de onderwijsconsulenten de uitdaging aan om creatieve oplossingen te vinden. Zij onderzoeken de behoeften en mogelijkheden, en wijken zo nodig van gebaande wegen af. Zij proberen maatwerk te leveren: de aangedragen oplossing is op dat moment het best passende onderwijs voor de betreffende leerling. Zij dragen eraan bij dat leerlingen worden toegeleid naar een voor hen geschikte plek in het onderwijs, met een op hen toegesneden onderwijsaanbod. De meerwaarde van de onderwijsconsulenten is dat zij zich als onafhankelijke deskundigen committeren; zij hebben er vertrouwen in dat het goed komt en stralen dat ook uit. Zij gaan door tot er daadwerkelijk een oplossing gevonden is. In de loop van hun bestaan hebben zij veel ouders en kinderen kunnen helpen, maar ook scholen, want die kunnen meer dan ze denken. Onderwijsconsulenten krijgen te maken met bijzondere leerlingen, met hun ouders en met zeer verschillende scholen. Zij hebben ook te maken met andere schakels van de jeugdketen, bijvoorbeeld de jeugdzorg, de AWBZ-zorg, de GGZ-zorg, het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs (hierna ook: onderwijsinspectie) en de handhaving van de leerplicht. In hun werk worden zij geconfronteerd met de grenzen van het aanbodgericht werken, terwijl zij juist vraaggericht naar oplossingen zoeken. Die grenzen kunnen bijvoorbeeld van financiële aard zijn, of samenhangen met de grootte van de klas of groep, met de aanwezigheid van deskundig personeel of met huisvesting. Soms willen ouders iets dat in de praktijk, in die regio, op dat moment niet kan. Een leerkracht op een reguliere school met een klas van 30 kinderen heeft nu eenmaal minder mogelijkheden om extra aandacht aan een zorgleerling te besteden. In sommige gevallen is een zorgleerling dan elders beter af, bijvoorbeeld op een SBAO-school of in het speciaal onderwijs. Belangrijk is ook de verhouding tussen draagkracht en draaglast van zowel het schoolteam als van de ouders. Deze werkwijzer wil scholen, ouders, zorginstellingen, leerplichtambtenaren en andere betrokkenen houvast bieden en inzicht geven in wat zij zelf kunnen doen. De voorbeelden geven ook aan wanneer de inschakeling van een onafhankelijk deskundige (bijvoorbeeld de onderwijsconsulent) zinvol is. Daarnaast kunnen scholen deze werkwijzer gebruiken voor het samenstellen van de zorgparagraaf van hun schoolplan, en kunnen ze ideeën opdoen voor de communicatie met ouders. Wellicht worden scholen gestimuleerd meer creatief te zijn, het kind achter het dossier te zien en niet te gauw 'nee' te zeggen.
-6-
De onderwijsconsulenten hopen dat scholen op basis van de hier beschreven best practices voor passend (vraaggericht) onderwijs, inspiratie opdoen om zelf ook (meer) vraaggericht te gaan werken. Zo worden vakdocenten, intern begeleiders en zorgcoördinatoren meer uitgedaagd te reflecteren op hun functioneren.
1.3
De totstandkoming van deze werkwijzer
1.3.1 De klankbordgroep De dagelijkse praktijk van de onderwijsconsulenten staat centraal in deze werkwijzer. Daarom is een klankbordgroep gevormd uit zes van de ruim dertig consulenten.10 Deze groep heeft een belangrijke bijdrage aan deze werkwijzer geleverd door voorbeelden aan te dragen en mee te denken over de beschrijvingen van de best practices. De grenzen van alle (on)mogelijkheden in het veld zijn verkend en scherp gesteld. 1.3.2 De keuze van de best practices De best practices die in deze werkwijzer zijn beschreven komen uit de reguliere casuïstiek, en betreffen leerlingen uit de clusters 2, 3 of 4.11 Daarnaast worden voorbeelden genoemd van adviezen die de ACTB heeft uitgebracht. Ook bijzondere problematiek waar de onderwijsconsulenten mee te maken krijgen, is opgenomen. Met de beschrijving daarvan wordt beoogd de grenzen aan te geven van wat (nog) wel kan, en wat niet meer binnen de huidige wet- en regelgeving valt. De onderwijsconsulenten vinden het belangrijk dat scholen weten dat de wet- en regelgeving geen keurslijf is, maar een referentie- en handhavingskader! De boodschap is dat scholen meer kunnen dan ze denken, als zij bereid zijn vraaggericht om te gaan met leerlingen en hun ouders. De beschreven casussen zijn voorbeelden van de verschillende benaderingen van de onderwijsconsulenten om redelijke - en vaak creatieve - alternatieven te bereiken. Bij de keuze van de best practices is mede uitgegaan van de overdraagbaarheid van de oplossingsrichting en de relevantie voor de zorgplicht die scholen hebben. Onorthodoxe oplossingen die zijn bereikt met partners uit de jeugdketen (leerplicht, jeugdzorg, AWBZzorg, GGZ, onderwijsinspectie etc.), en die ook elders gerealiseerd kunnen worden, komen eveneens aan de orde.
10
11
De klankbordgroep bestaat uit de volgende onderwijsconsulenten: Marion Boers, Johan Kloos, Henk Knol, Wim Lubbers, Tineke Voorbij en Yvon Wagenaar. Redactionele ondersteuning: Henriëtte van Unnik. Commissies voor de Indicatiestelling kunnen kinderen met een beperking of stoornis een beschikking (clusterindicatie) geven. De indeling van de onderwijsclusters is: cluster 1 - visuele beperking; cluster 2 - gehoor-, taal- en/of spraakproblemen; cluster 3 - verstandelijke en/of lichamelijke beperking en cluster 4 - psychiatrische of gedragsstoornissen.
-7-
De best practices komen uit de periode augustus 2006 tot augustus 2009.12 De voorbeelden zijn onderverdeeld naar problematiek en vervolgens per problematiek naar onderwijssoort. Problematiek
Onderwijssoort
Plaatsingsproblematiek (toelating)
Regulier primair onderwijs (incl. SBAO) Regulier voortgezet onderwijs (incl. LWOO en PRO) Speciaal onderwijs (SO en VSO)
Schorsing en verwijdering (thuiszitters)
Regulier primair onderwijs (incl. SBAO) Regulier voortgezet onderwijs (incl. LWOO en PRO) Speciaal onderwijs (SO en VSO)
Handelingsplan en bestedingsproblematiek
Regulier primair onderwijs (incl. SBAO) Regulier voortgezet onderwijs (incl. LWOO en PRO) Speciaal onderwijs (SO en VSO)
Ook casuïstiek rond onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan) en overige problematiek komen aan de orde.
1.4
Algemene werkwijze Onderwijsconsulenten en ACTB
In deze paragraaf wordt beschreven hoe een aanvraag om bemiddeling in behandeling wordt genomen, welke obstakels een rol kunnen spelen en hoe een afgerond advies van een onderwijsconsulent of een advies van de ACTB tot stand komt.
1.4.1 Procedure van aanmelding tot afronding van een casus De aanmelding kan gedaan worden door ouders van een kind, door een vertegenwoordiger van een school of door een leerplichtambtenaar (met toestemming van de ouders). Soms vindt aanmelding plaats door medewerkers van een (zorg)instelling, een Regionaal Expertisecentrum, het ministerie van OCW of de onderwijsinspectie. Aan de ondersteuning en advisering door onderwijsconsulenten zijn geen kosten verbonden. Een intakemedewerker neemt telefonisch de aanmelding aan en registreert de hulpvraag. Op grond van de vastgestelde criteria13 wordt bepaald of de leerling in aanmerking komt voor ondersteuning en/of bemiddeling door een onderwijsconsulent. Soms gaat het om relatief 'lichte' problematiek, waarbij een korte interventie door een onderwijsconsulent ervoor kan zorgen dat een en ander in gang gezet wordt. Ouders worden bij deze zogenoemde minicasuïstiek kortdurend ondersteund. Soms is slechts één telefoontje of één gesprek nodig om dat éne duwtje in de richting van de oplossing te geven. Deze interventie
12 13
De in de casussen gebruikte namen zijn om privacyredenen gefingeerd. Zie www.onderwijsconsulenten.nl voor de criteria.
-8-
kost de onderwijsconsulent maximaal 5 uur. Aan de reguliere casuïstiek wordt, op een enkele uitzondering na, maximaal 15 uur besteed door onderwijsconsulenten. In het kader van de privacywetgeving dienen de ouders een formulier te ondertekenen waarmee ACTB en/of de Onderwijsconsulenten gemachtigd worden relevante (gezondheids)gegevens van de leerling op te vragen en te verwerken. Het bureau wijst de casus toe aan een onderwijsconsulent in de betreffende regio, via een specifiek computerprogramma. Na acceptatie door de onderwijsconsulent volgt meestal een huisbezoek en zo nodig een schoolbezoek. Er wordt overlegd ('rondetafelgesprekken') met instellingen en organisaties die nodig zijn om tot een oplossing voor de leerling te komen. Met het schrijven van een adviesbrief sluit de onderwijsconsulent de casus af.
1.4.2 De obstakels bij het vinden van een vraaggerichte oplossing In het werk van de onderwijsconsulenten staat het belang van het kind centraal. Uitgangspunt is de specifieke onderwijsbehoefte van de clustergeïndiceerde leerlingen. Rondom deze leerlingen dient een zorgomgeving gecreëerd te worden waardoor scholen in staat gesteld worden goed onderwijs te geven. Soms is maar een kleine interventie nodig om een kind op school te houden. De zorgbehoefte van een leerling kan echter ook zo groot zijn, dat de school tegen haar aanbodgrenzen aanloopt; zij kan dan niet voorzien in de onderwijsbehoefte van het kind. De vraaggerichte werkwijze van de onderwijsconsulenten gaat uit van de onderwijs- en/of zorgvraag van het kind. Aan de ouders wordt gevraagd wat hun opvattingen zijn en wat er volgens hen zou moeten gebeuren rond de aanpak van hun kind. In een gesprek met de onderwijsconsulent vindt reflectie plaats en soms bijstelling van hun verwachtingen. De ouders formuleren de vraag waarmee de onderwijsconsulent aan het werk gaat. De vraagstelling kan (gaandeweg) veranderen vanuit het belang van het kind, bijvoorbeeld op basis van aanvullende informatie die de onderwijsconsulent ontvangt. Een van de onderwijsconsulenten formuleert de gang van zaken als volgt: 'Ik ga zonder te oordelen in gesprek met de ouders. Ik vertel ze wat de consequenties zijn voor hun kind van datgene wat zij willen, en hoe dingen werken in onderwijsland. Vervolgens ga ik aan de slag met hun vraag en bouw het vertrouwen verder op. De kern van de aanpak is vooral niets opdringen, maar luisteren, spiegelen, samenvatten, creatief zijn en altijd positief blijven. Lukt het ene alternatief niet, dan zoeken we samen naar een ander, maar altijd vanuit de vraag. Dit is de insteek die blijkt te werken!' Bij de zoektocht naar een reguliere school voor zorgleerlingen lopen onderwijsconsulenten regelmatig aan tegen grenzen en terughoudendheid bij scholen. De specifieke onderwijs- of zorgbehoeften van het kind stellen sommige scholen voor problemen, omdat zij van een vastomlijnd onderwijsaanbod uitgaan. -9-
'Kleine VO-scholen met een duidelijke structuur worden soms node gemist binnen een VOsamenwerkingsverband, vooral als grote scholen werken met 'leertuinen', zonder afzonderlijke leerunits. Als dan bijvoorbeeld twee LWOO-groepen samen komen te zitten, hebben leerlingen met ADD, autisme of ODD het moeilijk. Er zijn zoveel prikkels om hen heen! Ik ga dan voor die leerlingen buiten de regio kijken en praat met de VO-SWVcoördinator of er toch niet een kleinschalige voorziening gecreëerd kan worden, al is het maar projectmatig.' 14 Scholen met een vraaggerichte benadering gaan uit van het kind. Zij staan open voor alle leer- en ontwikkelingsvragen van kinderen en zijn afgestemd op de kenmerken van deze ontwikkelingsvragen. Deze scholen bekijken hoe de lesstof kan worden overgedragen en hoe zij voorwaarden kunnen scheppen om kinderen te laten leren. Soms kunnen kleine aanpassingen al positief uitwerken. Zo heeft bijvoorbeeld een leerling met ADHD behoefte aan structuur; het is raadzaam zijn huiswerk steeds op een vaste plaats op het schoolbord te schrijven en zijn agenda te controleren. Een leerling met autisme heeft een prikkelarme omgeving nodig en kan daarom beter niet bij een raam geplaatst worden. Een docent die het juiste klimaat weet te creëren voor een leerling met autisme of met ADHD, zal ondervinden dat het ook de andere leerlingen ten goede komt. Zo'n docent wordt alerter en merkt wanneer de lesstof wel en wanneer niet overkomt. Elke school heeft een eigen pedagogisch klimaat, dat mede bepalend kan zijn voor de mate waarin een geïndiceerde leerling zich veilig en prettig voelt. Een kind met een ernstige internaliserende problematiek kan op een rustige kleine plattelandsschool op zijn plaats zijn, maar ook op een grote stadsschool die specifieke voorzieningen heeft getroffen. Ieder kind heeft kwaliteiten en belemmeringen. Scholen kunnen veel maatregelen nemen om in te spelen op de individuele behoeften van de leerlingen. Ten onrechte leeft bij sommige reguliere scholen de gedachte dat deze werkwijze alleen in het speciaal onderwijs gerealiseerd kan worden. Vraaggericht werken, vinden deze reguliere scholen, past niet in hun onderwijssysteem. Er heerst een soort koudwatervrees om geïndiceerde kinderen met een specifieke onderwijsvraag te plaatsen. Er is een missie en een visie nodig van het schoolmanagement om een cultuuromslag in werkwijze te realiseren. Prof. Luc Stevens zei in 200215 al: 'In dit onderwijssysteem ontbreekt de menselijke context. Het is een instrument geworden om prestaties te leveren, maar mist de aandacht voor het proces van ontwikkeling door de persoonlijke ontmoeting tussen leraar en leerling.'
14 15
Zie voor de betekenis van de in deze werkwijzer gebruikte afkortingen van handicaps en stoornissen (en voor andere gebruikte afkortingen) het overzicht in bijlage 1. Afscheidsrede 'Zin in leren' van Prof. L. Stevens aan de Universiteit van Utrecht, 2002.
-10-
Prof. Stevens geeft aan dat het onderwijs te veel de nadruk legt op standaardisaties, methoden en opbrengsten. Kinderen die op school niet goed mee kunnen komen, zijn in deze vorm van onderwijs niet in staat te laten zien wat zij wél kunnen; er wordt alleen gelet op wat zij níet kunnen. 'De problemen voor de leerkracht worden opgemerkt, de kwaliteiten van het kind niet.' Als een zorgleerling toch wordt toegelaten tot het regulier onderwijs, is niet gezegd dat deze leerling ook onderwijs op maat krijgt. Soms wordt een leerling in een klas geplaatst zonder dat de docent is geïnformeerd over het 'speciale' van het kind. Dat zou niet mogen gebeuren. Het is belangrijk eerst de risicofactoren en slaagkansen te benoemen, en op basis daarvan een plan van aanpak te maken waar de docenten mee aan de slag kunnen. Reguliere scholen voeren bij het niet willen plaatsen of toelaten vaak het argument van veiligheid voor andere leerlingen en docenten aan. Soms lopen spanningen rond een zorgleerling zo hoog op, dat de andere kinderen zich niet meer veilig voelen en de docenten gaan handelen vanuit probleemverwachtingen. De druk van ouders die opkomen voor de veiligheid van hun eigen kind dat gevaar loopt, neemt toe. Het kind kan geen goed meer doen en de situatie dreigt te verslechteren of te escaleren. Waar het sommige scholen aan ontbreekt, is de overtuiging dat het mogelijk is hiervoor een oplossing te vinden. Dat is wel begrijpelijk, want scholen zijn nu eenmaal verantwoordelijk voor de veiligheid van alle leerlingen en docenten. Toch kan gewerkt worden aan het herstel van het vertrouwen, bijvoorbeeld door het instellen van een time-out met reflectiemogelijkheden of het aangaan van constructieve gesprekken met de ouders en/of het kind over de handelingsverlegenheid. Samenwerkingsverbanden van (reguliere) scholen vormen soms een obstakel bij pogingen tot het plaatsen van zorgleerlingen. Een kind dat niet (meer) welkom is op de ene school, krijgt dan ook geen toegang meer tot andere scholen van het verband. 'Eens ODD, altijd ODD', lijkt de gangbare mening. Op basis van soms eenzijdige dossierinformatie worden 'papieren kinderen' gescreend en afgewezen. Er wordt afgegaan op ervaringen van collegascholen, terwijl daar misschien docenten bij betrokken waren die de situatie niet aankonden en handelingsverlegen waren. 'Je kunt je als school blijkbaar niet permitteren dat een collega-school het wel kan!', zo vat een onderwijsconsulent de angst van scholen samen. Er zijn gelukkig ook voorbeelden van VO-samenwerkingsverbanden die constructief samenwerken met onderwijsconsulenten.
-11-
Niet alleen het personeel, maar ook het management van scholen moet zich bewust zijn van de persoonlijke capaciteiten en (on)mogelijkheden van de leerling. Zij moeten zich realiseren dat de informatie die zij in het dossier zetten, een kind levenslang, al dan niet terecht, kan achtervolgen. Onderwijsconsulenten zijn in staat scholen te helpen bij het slechten van bovengenoemde obstakels. Zij kunnen helpen de koudwatervrees bij scholen te verminderen, onder het motto: 'Scholen kunnen meer dan zij denken.' Kleine veranderingen in de organisatie, een open communicatie, scholing en coaching van personeel, een flexibel onderwijsaanbod en samenwerking met de kinderen en hun ouders (en ouders vooral zien als ervaringsdeskundigen) kunnen bijdragen aan een cultuuromslag van aanbod- naar vraaggericht onderwijs. Geef het kind een kans! Een onderwijsconsulent die zegt dat het belang van een kind centraal staat, krijgt wel eens de vraag hoe het dan met het belang van de leerkracht of het belang van de groep staat. Voor de schoolleiding is het altijd zaak om met de belangen van alle leerlingen en het gehele personeel rekening te houden. Een afweging van het belang van de individuele geïndiceerde leerling tegenover het totale schoolbelang dient zorgvuldig te geschieden, waarbij alle mogelijkheden en onmogelijkheden in de overweging moeten worden meegenomen. Belangrijk blijven de draagkracht en de aanwezige competenties van het team en de leraar. Er komen situaties voor waarin het voor de betreffende leerling, de andere kinderen en de leerkracht beter is dat (toch) gekozen wordt voor een andere optie, bijvoorbeeld speciaal onderwijs. Daarbij moet dan wel duidelijk worden gemaakt waarom deze keus nodig is. Uiteindelijk zijn er grenzen aan de mogelijkheden van een school!
1.4.3 Eigenschappen van onderwijsconsulenten Ieder kind, iedere situatie en iedere school is anders; er zijn dus geen standaardoplossingen voor de problematiek waar de onderwijsconsulenten mee te maken krijgen. Het geheim tot het succes bij het vinden van oplossingen schuilt voor een groot deel in de houding, mensvisie en manier van inzet en werken van de onderwijsconsulenten. Een onderwijsconsulent is meer dan iemand die toetst en een advies geeft. Hij biedt in eerste instantie een luisterend oor, zonder vooroordeel. Hij inventariseert, spiegelt, relativeert en enthousiasmeert, en neemt soms tijdelijk verbindende activiteiten over. Hij creëert vertrouwen in een nieuw perspectief. Hij vormt de 'smeerolie' in het raderwerk van betrokkenen.
-12-
Onderwijsconsulenten zijn oplossingsgericht ingesteld, ieder op zijn eigen manier. Zij hebben, mede door hun achtergrond en ervaring, veel realiteitszin. Een onderwijsconsulent: • analyseert zorgvuldig de problematiek zoals die door de verschillende partijen wordt beleefd; • inventariseert wat goed gaat en wat niet goed gaat, op school en/of thuis; • verheldert standpunten en belangen van de ene partij aan de andere; • stelt vast wat de mogelijkheden en beperkingen zijn in de gegeven situatie; • heeft respect voor de beleving van 'het gelijk' door iedere partij; • heeft begrip voor en is geïnteresseerd in de persoonlijkheid van het kind en durft daarbij kritisch om te gaan met de bestaande informatie, ook die van andere deskundigen; • heeft oog (empathie) voor de verschillende karakteriseringen van de leerling door de school, de ouders en eventueel de ambulant begeleider en/of externe hulpverleners; • stimuleert dat de partijen naar elkaar luisteren en van elkaar leren; • is diplomatiek, ook in de omgang met boze ouders en/of weinig coöperatieve schooldirecteuren of andere betrokkenen; • is creatief in het bedenken en vinden van oplossingen; • toont doorzettingsvermogen om tot een passende oplossing te komen; • heeft kennis van zaken van het werkveld en de wet- en regelgeving; • beschikt over een uitgebreid netwerk en kan daardoor de juiste organisaties en functionarissen benaderen die kunnen bijdragen aan het oplossen van knelpunten rond zorgleerlingen. Soms is alleen al de 'status' van de onderwijsconsulent als onafhankelijke deskundige 'van OCW' voldoende om een doorbraak te bereiken, zoals het volgende voorbeeld illustreert: Een jongen van 16 jaar zit thuis. Zijn VMBO-school vindt dat hij naar het MBO moet, maar het MBO wil dat de jongen op het VMBO blijft. Noch de VMBO-school, noch de leerling en zijn moeder nemen actie en de jongen blijft thuis. De ingeschakelde onderwijsconsulent gaat op huisbezoek en stelt de vraag: 'Wil jij de rest van je leven op de bank blijven hangen, met je pet op en een sigaret in je hand?' De jongen antwoordt: 'Nee' en hij besluit ter plekke weer naar school te gaan. Later blijkt dat de mentor een soortgelijke opmerking had gemaakt. Dat was toen geen reden voor de jongen om naar school terug te keren; de mentor was immers partij. De onderwijsconsulent echter, is een neutrale buitenstaander en kon op die manier het pad effenen voor de jongen. Wat de aard van de problematiek ook is, in het algemeen blijken communicatieproblemen tussen ouders en scholen de basis te vormen van het feit dat men er samen niet meer uitkomt. Het risico van miscommunicatie groeit naarmate meer partijen betrokken zijn, bijvoorbeeld ook een leerplichtambtenaar, een vertrouwenspersoon en/of een hulpverlener.
-13-
Een belangrijke taak voor de onderwijsconsulent is in die gevallen zo snel mogelijk alle partijen afstand te laten nemen van hun (voor)oordelen. Hij probeert ervoor te zorgen dat iedereen zich openstelt voor de visie en zienswijze van de ander.
1.4.4 De rol van de ACTB Tijdens haar werkzame periode van 2003 tot augustus 2009 heeft de ACTB geadviseerd in die gevallen waarin ouders en scholen geen overeenstemming bereikten over toelating of verwijdering, de inzet van de rugzakmiddelen of het handelingsplan. In een aantal gevallen waren scholen zelfs verplicht de ACTB om advies te vragen.16 De Regionale Expertisecentra (REC's) konden de ACTB inschakelen bij conflicten over de ambulante begeleiding aan de school of de leerling. Veelal werd eerst een onderwijsconsulent ingezet, die probeerde de partijen alsnog tot overeenstemming te brengen. Als dat niet lukte, ging de ACTB na of het verzoek om advies ontvankelijk was. Als zij bevoegd was over het verzoek te adviseren, verzamelde de ACTB alle benodigde informatie en nodigde zij de partijen uit hun standpunten toe te lichten, zo nodig in een hoorzitting. Wanneer de ACTB meende over voldoende informatie te beschikken om zorgvuldig te kunnen adviseren, toetste zij het besluit van de school aan de regelgeving van de leerlinggebonden financiering (LGF). Het advies van de ACTB was niet bindend. De school was echter verplicht het advies van de ACTB te betrekken bij de beslissing op het bezwaarschrift van de ouders. Er blijkt een grote preventieve werking te zijn uitgegaan van de bemiddelingsactiviteiten door de onderwijsconsulenten. Het aantal officiële adviesaanvragen aan de ACTB was, in vergelijking met het aantal bemiddelingsaanvragen, gering omdat onderwijsconsulenten er meestal in slaagden een voor alle partijen bevredigende oplossing te vinden.17 Na de beëindiging van de formele adviesfunctie van de ACTB op 1 augustus 2009 is de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) de instantie waar verzoeken om een oordeel over gelijke behandeling bij chronische ziekte en/of handicap in het funderend onderwijs ingediend kunnen worden. De onderwijsconsulenten hebben ten aanzien van de CGB geen andere functie dan die van externe deskundigen die in een procedure kunnen worden geraadpleegd. Hierover worden door de CGB en het ministerie van OCW goede afstemmings- en samenwerkingsafspraken gemaakt met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheden en positie. Een en ander moet nog worden uitgewerkt, waarbij er grote aandacht zal zijn voor het in stand houden van de 16 17
Zie voor meer informatie de jaarrapportages van de ACTB op www.onderwijsconsulenten.nl. In het rapportagejaar 2007/2008 ontving het bureau Onderwijsconsulenten 603 verzoeken om bemiddeling; de ACTB ontving in die periode 12 adviesverzoeken, waarvan een groot aantal voortijdig beëindigd kon worden omdat partijen alsnog tot overeenstemming kwamen. Zie de rapportage van de ACTB op www.onderwijsconsulenten.nl.
-14-
preventieve werking van de bemiddelingsactiviteiten door de onderwijsconsulenten. De werking van de 'stok achter de deur' bij de overgang van de adviesfunctie van de ACTB naar de CGB mag niet verloren gaan, vinden de onderwijsconsulenten.
1.5
Leeswijzer
De hoofdstukken 2 tot en met 6 beschrijven achtereenvolgens de onderwerpen: • plaatsingsproblematiek; • schorsing en verwijdering; • handelingsplan en bestedingsproblematiek; • onderwijs/zorgcombinaties; • overige problematiek. De indeling is steeds dezelfde: • citaten van vragen uit de praktijk; • algemene beschrijving van de problematiek; • casusvoorbeelden uit het primair en voortgezet onderwijs, zowel speciaal als regulier; • informatie en tips. Hoofdstuk 7 biedt algemene informatie over wet- en regelgeving en korte beschrijvingen van relevante instanties en organisaties, zoveel mogelijk met websitevermelding. In hoofdstuk 8 wordt een aantal aandachtspunten en ontwikkelingen genoemd. De in deze werkwijzer gebruikte afkortingen staan in bijlage I.
-15-
2.
BEST PRACTICES: PLAATSINGSPROBLEMATIEK (TOELATING)
De school voor speciaal onderwijs waar onze dochter op zit wil niet meewerken aan een terugplaatsing naar het regulier onderwijs. Wat kan ik daaraan doen? Mijn pleegzoon heeft hiaten in zijn ontwikkeling opgelopen door al die schoolwisselingen. Waarom kan hij alleen maar naar VSO cluster 4? Is er nou nergens een gewone school die er voor wil gaan met hem? Mijn kind wordt alleen toegelaten op school als ik een contract teken met allerlei voorwaarden. Mag dat? Mijn zoon heeft een rugzakje, maar er is een wachtlijst voor de ambulante begeleiding en daardoor kan hij niet geplaatst worden. Hoe nu verder? Mijn kind zit met een rugzak op school, maar de school wil ons niet vertellen wat er met het rugzakgeld gedaan wordt, en wij merken ook niet dat er iets mee gedaan wordt. Moet de school ons daar geen inzicht in geven? Mijn zoon met autisme gaat volgend jaar naar het VO. Hij functioneert op HAVO/VWOniveau. De huidige basisschool adviseert een VSO-school, maar deze heeft geen HAVO/VWO-aanbod. Moet hij dan maar onder zijn niveau gaan werken? De school wil onze zoon alleen op proef plaatsen, mag dat? Mijn dochter met autisme zit op het gymnasium met een rugzak (cluster 4). Door het studiehuis en communicatieproblemen met een docent loopt ze vast. Er is geen VSO op haar niveau. Wat zijn de opties? Mijn zoon met autisme zit op een ZML-school omdat hij moeilijk leert. Hij kan echter veel meer dan ze daar van hem vragen. Kan hij naar een cluster 4-school?
-16-
2.1
Plaatsingsproblematiek (toelating)18
De plaatsingsproblematiek in het primair onderwijs (hierna PO) en voortgezet onderwijs (hierna VO) blijkt vooral een zoektocht naar onderwijs op maat als gevolg van onder meer verwijdering, verhuizing, onduidelijkheid over de passende onderwijsvorm, problemen rond de clusterindicatie, verschil van mening tussen ouders en school over het vervolgonderwijs, plaatsing in het speciaal onderwijs of de overstap van PO naar VO. De onderwijsconsulenten streven altijd naar de best passende oplossing voor het kind. Met dat uitgangspunt proberen zij leerlingen geplaatst te krijgen in het regulier PO (inclusief SBAO) of VO (inclusief LWOO en PRO), op een ROC (VAVO) of op een school voor (V)SO. De plaatsingsproblematiek is heel divers. Dat blijkt ook uit de uiteenlopende aanleidingen om ondersteuning te vragen van een onderwijsconsulent. Een greep hieruit: Het komt regelmatig voor dat ouders voor hun kind in het basisonderwijs op aandringen van de basisschool een clusterindicatie aanvragen om een rugzak te krijgen voor extra ondersteuning. Bij de overgang van het PO naar het VO blijkt de rugzak echter een obstakel te kunnen vormen. Veel VO-scholen wijzen LGF-leerlingen af en verwijzen door naar het VSO. Door onderlinge afspraken bemoeilijken VO-scholen plaatsing op andere scholen in de regio. Dit vormt voor ouders een aanleiding hun kind aan te melden bij de Onderwijsconsulenten. Er zijn speciale basisscholen (SBAO) die als beleid voeren geen leerlingen met een clusterindicatie toe te laten. Ouders die hier tegenaan lopen vragen om bemiddeling door een onderwijsconsulent. Leerlingen met een rugzak in het VO blijken in de eerste jaren nog wel goed te kunnen functioneren, zeker in het LWOO. Zodra zij echter in de hogere leerjaren komen met het studiehuis, waar meer zelfstandig functioneren wordt verwacht, gaat het vaak mis. Dat is aanleiding om een andere school te zoeken. Daarbij wordt nogal eens de hulp van een onderwijsconsulent ingeroepen. Sommige scholen zijn terughoudend in het toelaten van kinderen met een rugzak. Zij hebben onvoldoende kennis en/of ervaring om leerlingen met een beperking op te nemen en hebben geen beleid voor geïndiceerde leerlingen geformuleerd in het schoolplan en de schoolgids. Teleurgestelde ouders vragen een onderwijsconsulent om de mogelijkheid te onderzoeken of hun kind toch naar de betreffende school kan.
18
Zie voor de in dit hoofdstuk gebruikte afkortingen bijlage I.
-17-
Soms gaan scholen over tot plaatsing onder voorwaarden. De ouders moeten er dan bijvoorbeeld voor tekenen dat het alleen gaat om de onderbouwjaren. Een school mag dergelijke voorwaarden echter niet stellen. Zij kan wel aangeven dat zij er niet zeker van is of de leerling zijn schoolcarrière op deze school kan afmaken. Vanaf het moment van toelating geldt evenwel, dat de school verantwoordelijk is voor een passend aanbod. Communicatieproblemen hierover leiden regelmatig tot het inschakelen van een onderwijsconsulent. De overgang van de ene naar de andere school van verschillende samenwerkingsverbanden kan een moeizaam proces zijn. Met name het verschil in PCL-procedures19 van de verschillende samenwerkingsverbanden kan leiden tot een patstelling waarvan een leerling de dupe wordt. Ouders vragen dan een onderwijsconsulent om te bemiddelen. De plaatsingsproblematiek in het (V)SO is een landelijk probleem; het zorgt voor veel frustraties bij ouders en kinderen. De groei van het aantal leerlingen is al jaren groot, vooral in cluster 4. De capaciteit van de scholen groeit minder hard dan de vraag en dat zorgt veelal voor lange wachtlijsten. Daardoor zitten kinderen óf thuis, óf op een plaats die niet helemaal geschikt is. Een onderwijsconsulent kan behulpzaam zijn bij het vinden van een oplossing. Het speciaal onderwijs is (nog) niet overal ingesteld op de opvang van leerlingen met specifieke problematiek, bijvoorbeeld leerlingen met een stoornis in het autismespectrum. Ook voor zeer moeilijk lerende kinderen met gedragsproblemen is een onderwijsaanbod op maat moeilijk te vinden. Ouders vragen dan de hulp van een onderwijsconsulent bij het zoeken naar een toegesneden setting voor hun kind. Een andere reden om een onderwijsconsulent in te schakelen bij plaatsingsproblematiek in het (V)SO is de vaak tijdrovende procedure bij de REC’s om een indicatie voor toelating tot het speciaal onderwijs te krijgen. De indicatietrajecten van de CvI’s kunnen langdurig en voor ouders ondoorzichtig zijn. Een ontoereikend onderwijskundig rapport van de school van herkomst kan ertoe leiden dat een beschikking niet wordt toegekend. Dat kan ook het geval zijn als scholen onvoldoende duidelijk kunnen maken waar de handelingsverlegenheid zit. Voorts bemoeilijkt de aanscherping van de indicatiecriteria het verkrijgen van een indicatie.
19
PCL: Permanente Commissie Leerlingenzorg
-18-
Ook een obstakel in het (V)SO is dat de regelingen van onderwijs en zorg niet op elkaar aansluiten. Veel gehoord is de wens, dat de indicatiecommissie zorg (CIZ) en de indicatiecommissie speciaal onderwijs (CvI) in een vroeg stadium nauwer samenwerken als het gaat om leerlingen met een complexe vraagstelling. Een onderwijsconsulent kan in deze situaties gevraagd worden verbindingen te leggen tussen de verschillende instanties. Leerlingen die een korte of langere periode zijn opgenomen in een behandelsetting met plaatsbekostigd onderwijs, kunnen vaak moeilijk teruggeplaatst worden op de school van herkomst. Zij zijn daar inmiddels uitgeschreven. Het is niet altijd eenvoudig voor deze leerlingen weer een passende onderwijsplaats te vinden, zo ervaren de onderwijsconsulenten. Temeer omdat een clusterindicatie of een PCL-beschikking ontbreekt, of scholen hun deuren op voorhand gesloten houden voor deze 'probleemjongeren'.
2.2
Casuïstiek plaatsingsproblematiek
Als geen geschikte school in het regulier of het speciaal onderwijs gevonden kan worden, zoeken de onderwijsconsulenten naar alternatieven voor de betreffende leerling. Dit kunnen combinaties zijn van onderwijs en zorg (zie hoofdstuk 5), particulier onderwijs of verwijzing naar projecten zoals Herstart, Rebound, Time-Out en Op de Rails. De volgende casuïstiek van de onderwijsconsulenten illustreert de plaatsings- en toelatingsproblematiek in de verschillende onderwijssoorten. Deze best practices bieden een kijkje in de dagelijkse praktijk van de onderwijsconsulenten in het PO (inclusief SBAO), het VO (inclusief LWOO en PRO) en het (V)SO. Het hoofdstuk wordt afgesloten met informatie en tips voor allen die te maken krijgen met plaatsingsproblematiek van een leerling.
-19-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier PO/SBAO Bart, 11 jaar, zit nu twee jaar op een reguliere basisschool en heeft sinds kort een cluster 4indicatie. Na de zomervakantie gaat hij naar groep 8. De school bouwt vanaf het begin een dossier rond Bart op, omdat hij gedragsproblemen vertoont. Bart krijgt onder schooltijd een individuele SOVA-training en hij wordt door een orthopedagoge onderzocht. De PCL beoordeelt de problematiek als 'te zwaar' en Bart krijgt, zoals gezegd, een cluster 4-indicatie. Bart mist thuis een vaderfiguur. Hij ziet zijn eigen vader niet meer en aan zijn stiefvader heeft hij niet veel steun. De leerkracht van Bart heeft het afgelopen jaar veel energie in hem gestoken. Deze leerkracht gaat mee naar groep 8, maar heeft laten weten Bart niet meer in zijn klas te willen hebben. Volgens Barts moeder is er nog geen handelingsplan. Wel vraagt de school haar om briefjes te ondertekenen, die Bart bijvoorbeeld uitsluiten van deelname aan een sportdag en het schoolkamp. Moeder is het daar niet mee eens. Zij heeft het idee dat de school Bart liever naar het speciaal onderwijs ziet gaan. Barts moeder is op een cluster 4-school gaan kijken, maar is van mening dat Bart daar niet past. Zij wil dat Bart op zijn huidige school blijft. De verstandhouding tussen de moeder en de school is verstoord geraakt. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent regelt een gesprek tussen school, moeder en ambulante begeleiding. Zij legt uit dat de LGF destijds is ingesteld om ouders meer vrijheid te geven bij de keuze van het type onderwijs voor hun gehandicapte kind: speciaal onderwijs of regulier onderwijs met een rugzakje. Het uitgangspunt daarbij is het belang van het kind. Zo is het in het belang van Bart om ervoor te zorgen dat de aanpak op school en de aanpak thuis op elkaar aansluiten. Dat vraagt wederzijds vertrouwen. De rugzak van Bart is nog niet zo lang geleden toegekend. Bart kwam op de wachtlijst voor ambulante begeleiding. De onderwijsconsulent wijst de school erop dat rugzakgelden al kunnen worden ingezet, ook al is de ambulante begeleiding nog niet opgestart. De school wist dit niet, maar zal hier met ingang van het nieuwe schooljaar naar handelen. Bart dient de kans te krijgen het laatste jaar op deze basisschool af te maken. Daartoe dienen goede afspraken gemaakt en nagekomen te worden. Afgesproken wordt dat de moeder, de school en de ambulant begeleider tweewekelijks bijeenkomen. De moeder van Bart zorgt voor naschoolse opvang. De leerkracht, die de rol van hulpverlener op zich had genomen, neemt vanaf nu alleen verantwoordelijkheid voor de schooluren. Gerichte hulpverlening is belangrijk, omdat de persoonlijkheidsontwikkeling van Bart dreigt vast te lopen. Dit wordt als de oorzaak van zijn gedragsproblemen gezien. Er wordt een afspraak bij de GGZ gepland. Op basis van de onderzoeksresultaten zullen passende maatregelen worden genomen. Na de herfstvakantie volgt een evaluatie en wordt bezien hoe het met de ontwikkeling van Bart gaat. Door de gezamenlijk gemaakte afspraken is het vertrouwen over en weer hersteld en kan Bart naar alle waarschijnlijkheid zijn basisschool hier afmaken. -20-
De onderwijsconsulent trekt de communicatie vlot en geeft de school voorlichting over de LGF-regeling en de inzet van de rugzakgelden. Voor Bart wordt naschoolse opvang en gerichte hulpverlening bij de GGZ geregeld. Er worden goede afspraken gemaakt over de communicatie, waardoor het onderlinge vertrouwen tussen de ouders en de school hersteld kan worden. CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier PO/SBAO Joshua is een 10-jarige jongen met een cluster 4-indicatie. Hij wordt intern behandeld in een academisch centrum voor jeugd- en kinderpsychiatrie en krijgt daar ook plaatsbekostigd onderwijs. Na observatie en behandeling wordt vastgesteld dat Joshua weer terug kan naar de basisschool, met behandeling na schooltijd. De basisschool is daar geen voorstander van en de relatie tussen de school en de ouders raakt ernstig verstoord. De ouders vragen de onderwijsconsulent een andere school te zoeken. Joshua zit thuis. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent probeert samen met de ouders en de ouderbegeleidster van het centrum om Joshua te plaatsen op een andere reguliere basisschool. Dat lukt niet. Er wordt gezocht naar het voor Joshua beste alternatief en dat blijkt een school voor speciaal basisonderwijs (SBAO) te zijn. Op advies van de onderwijsconsulent wordt daarbij een zorgvuldige plaatsingsprocedure gevolgd, die het volgende omvat: Joshua gaat eerst een keertje kijken op school. Dan volgt een proefperiode: een ochtend per week, dan een tweede en een derde ochtend. De drie ochtenden worden vervolgens uitgebreid naar drie hele dagen, en na enige tijd gaat Joshua alle dagen van de week naar school. Deze aanpak blijkt succesvol: er hebben zich geen noemenswaardige problemen voorgedaan. Een zorgvuldige plaatsingsprocedure met een geleidelijk instroming in het onderwijs blijkt voor Joshua de aanpak op maat. Joshua was een tijd niet naar school geweest en heeft weer moeten leren en ervaren wat het betekent om op school onderwijs te volgen. Een geleidelijke instroom is soms belangrijk: zo kunnen zowel de leerling als de leerkracht en de klasgenoten wennen aan de nieuwe situatie. Deze wijze van instromen moet wel overlegd worden met de leerplichtambtenaar.
-21-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier PO/SBAO Daan is een jongen van 5 jaar met een cluster 2-indicatie. Hij zit op een cluster 2-school voor speciaal onderwijs voor leerlingen met spraak/taalproblemen. Daan is het afgelopen jaar goed vooruitgegaan. Zijn ouders laten de school weten dat zij Daan graag naar het regulier onderwijs willen sturen. Daan blijkt zich in de buitenschoolse opvang op te trekken aan de andere kinderen, en zijn ouders verwachten dat hij op een reguliere school meer gestimuleerd wordt. De ouders en school zijn het niet met elkaar eens over het moment van plaatsing naar het regulier onderwijs en de communicatie verloopt stroef. De ouders vinden dat zij niet gehoord worden en voelen zich niet serieus genomen. Zij hebben ook bezwaar tegen de passage in het handelingsplan waarin staat dat Daan een 'ontwikkelingsstoornis passend binnen het autistisch spectrum' heeft. Daan is op zeer jonge leeftijd onderzocht door een psycholoog die kenmerken heeft geconstateerd die passen bij deze ontwikkelingsstoornis, maar er is geen diagnose door een psychiater gesteld. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: In een gesprek tussen de ouders en de school onder leiding van de onderwijsconsulent blijkt dat de school en de ouders dichter bij elkaar staan dan aanvankelijk werd gedacht. Daan heeft het afgelopen jaar goede vooruitgang geboekt op spraak-/taalgebied. De SOschool vindt het wel belangrijk dat hij extra logopedische ondersteuning krijgt. Ook moet steeds nagegaan worden of hij de inhoud van mondelinge boodschappen begrepen heeft. Daan oogt kwetsbaar en heeft structuur nodig. Zijn sociaal-emotionele problemen zijn echter niet van dien aard dat hij beslist speciaal onderwijs nodig heeft. Daan maakt normaal contact met medeleerlingen en speelt graag met vriendjes. Door zijn cognitieve mogelijkheden is een overstap naar het regulier onderwijs zeker een optie, al zal wel ambulante begeleiding nodig zijn. De rugzakmiddelen kunnen worden ingezet voor extra logopedische ondersteuning en voor extra aandacht op sociaal-emotioneel gebied. De reguliere school die zijn ouders op het oog hebben, heeft een logopediste in huis. Daan kan instromen in groep 1 in plaats van groep 2, zodat hij tijd krijgt om sociaal-emotioneel sterker te worden. Het overleg tussen de ouders, de school en de onderwijsconsulent leidt tot een aantal afspraken. De school zegt de medewerking toe om Daan in het regulier onderwijs te plaatsen. De intern begeleider zal contact opnemen met de nieuwe school om de overdracht goed te regelen. De passage in het handelingsplan over Daans ontwikkelingsstoornis in het autistisch spectrum wordt geschrapt. Er wordt een overdracht van leerkracht naar leerkracht en van logopedist naar logopedist geregeld. Ook neemt de SO-school contact op met de ambulante begeleiding. De ouders zijn benieuwd hoe het met hun zoon op het regulier onderwijs zal gaan. Als na verloop van tijd echter zou blijken dat dit geen goede keus is, hebben zij daar ook vrede mee en zullen zij alsnog kiezen voor speciaal onderwijs. Terugplaatsing van het SO naar het regulier onderwijs komt minder voor dan andersom en wordt soms als ongewoon ervaren. Op basis van goede afspraken en een 'warme' overdracht
-22-
blijkt echter veel mogelijk te zijn. Dat geldt ook voor een terugplaatsing vanuit het SO naar het SBAO, zoals uit de volgende casus blijkt. CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier PO/SBAO Harold is vanaf zijn geboorte onder behandeling bij een kinderziekenhuis. Hij heeft veel operaties ondergaan en daardoor langere periodes school moeten missen. Harold heeft ASS/PDD-NOS en zit op een cluster 4-school. Daar voelt hij zich ongelukkig. Hij laat weinig van zichzelf zien. Zijn humor en zijn behoefte aan uitdaging op zijn kwaliteiten (zoals rekenen) worden niet altijd begrepen, waarop hij zich in zichzelf terugtrekt. Thuis is hij heel anders. Harolds ouders hebben enkele jaren geleden, met ondersteuning van het CCE, al een poging gedaan Harold op een SBAO-school te krijgen. Harold was daar een tijdje op proef en dat beviel goed. Plaatsing op de SBAO-school lukte toen niet, omdat er geen PCLbeschikking kwam. De ouders voelen zich machteloos. Zij willen graag een andere school voor Harold, omdat zij op de cluster 4-school geen vooruitgang zien. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: Harold verkeert veel in het medisch circuit voor onderzoeken en operaties. Op school heeft hij wel een speciale onderwijs- en zorgbehoefte, maar hij wil daar graag gewoon zijn, zonder zieke kinderen om zich heen. De onderwijsconsulent heeft de mogelijkheid van cluster 3 LZK-onderwijs met de ouders besproken, maar heeft de ouders ook geholpen om aan de PCL toe te lichten waarom zij Harold graag op het SBAO willen plaatsen. Inmiddels is een besluit voor herindicatie cluster 4 afgegeven. Ook de PCL heeft een beschikking afgegeven, zodat Harold leerling kan worden van de SBAO-school. De onderwijsconsulent adviseert de ouders om weer contact op te nemen met de consulent van het CCE, in wie ze veel vertrouwen hebben. De CCE-consulent kan de ouders wellicht ondersteunen bij vragen over de toekomstige mogelijkheden van Harold.
-23-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier PO/SBAO Ramses is een jongen van 12 jaar die al een half jaar thuis zit. Een cluster 4-indicatie is in aanvraag. Ramses zat op een reguliere basisschool, waar hij verwijderd is vanwege gedragsproblematiek. De school voor voortgezet onderwijs (PRO) waar hij is aangemeld, weigert hem. De toelatingscommissie van deze school is van mening dat Ramses meer structuur nodig heeft, en vindt dat een cluster 4-school beter voor hem is. De documenten voor de aanvraag van de clusterindicatie zijn echter nog niet compleet. Er dient nog een persoonlijkheidsonderzoek plaats te hebben. Pas daarna kan de aanvraag naar de Commissie voor de Indicatiestelling. Ramses komt uit een zwak sociaal milieu. Maatschappelijke ondersteuning voor de thuissituatie is beschikbaar. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent voert een gesprek met de leerplichtambtenaar en gaat op huisbezoek. Bij het thuisgesprek is ook de maatschappelijk werkster van Jeugdzorg aanwezig. Dan volgt een overleg op de basisschool met de directeur en de intern begeleider, en zijn er telefonische contacten met de voorzitter en diverse anderen van het samenwerkingsverband waartoe de basisschool van Ramses behoort. Er wordt contact gelegd met het RMPI20 om het persoonlijkheidsonderzoek en de indicatieprocedure zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden. Ramses staat nog ingeschreven op de basisschool. Deze school heeft tot nu toe onvoldoende gedaan om een andere schoolplaats voor hem te vinden. Ramses presteert qua cognitieve vermogens op moeilijk tot zeer moeilijk lerend niveau, en heeft op sociaalemotioneel gebied ook extra zorg nodig. Voor de periode dat er nog geen cluster 4-indicatie is afgegeven, zou een plaats op een SBAO-school een oplossing kunnen zijn. Het samenwerkingsverband heeft een SBAO-school onder hetzelfde schoolbestuur. Deze school is niet ver van het huis van Ramses. Zijn moeder vindt deze school een goede oplossing. Bovendien blijkt er een plaats in de bovenbouw te zijn. Wel moet haast gemaakt worden met de indicatiestelling. De maatschappelijk werkster van Jeugdzorg zal regelen dat de huisarts van de familie een verwijsbrief schrijft voor het persoonlijkheidsonderzoek. De SBAO-school is bereid Ramses - onder voorwaarden - toe te laten in de bovenbouw. Na een positief verlopen kennismakingsgesprek met de moeder kan Ramses per direct geplaatst worden. Hij begint halve dagen; dit wordt geleidelijk uitgebreid. Moeder en school zullen tweewekelijks overleggen om te evalueren hoe het gaat. Ramses blijft wel ingeschreven op de basisschool. Zodra er een positieve beschikking voor cluster 4 wordt afgegeven, kan - indien nodig - alsnog gezocht worden naar een geschikte VSO-school. Inmiddels ligt de verwijsbrief van de huisarts bij het RMPI. De onderwijsconsulent regelt met het REC een spoedprocedure voor het persoonlijkheidsonderzoek en een snelle behandeling door de CvI, gezien de ernst van de situatie.
20
Stichting RMPI is een organisatie voor kinder- en jeugdpsychiatrie in de regio Zuid-Holland-Zuid.
-24-
Deze casus is een voorbeeld van ketenzorg. De onderwijsconsulent heeft samen met een aantal zorg- en onderwijspartners via een tussenoplossing een eind kunnen maken aan de thuiszitperiode van Ramses. Er is voor hem weer perspectief op onderwijs. CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier VO (incl. LWOO en PRO) Laura, 13 jaar, zit op een VSO-school cluster 4. Zij heeft PDD-NOS. De cluster 4beschikking loopt tot het eind van het schooljaar. Op de VSO-school gaat het niet goed met Laura. Er is geen handelingsplan, er wordt nauwelijks met de moeder gecommuniceerd en afspraken worden niet nagekomen. Laura krijgt vrijwel geen onderwijs in schoolse VOvakken. Haar moeder vreest dat de overgang naar het VMBO/LWOO daardoor in gevaar komt. Haar klacht daarover bij de VSO-school wordt door de klachtencommissie gegrond verklaard. Laura's moeder wil graag dat haar dochter met een rugzak naar het regulier VMBO/LWOO gaat, maar de verkozen VMBO/LWOO-school wijst toelating af. Volgens Laura's moeder komt dat door de (oude) rapportages uit het speciaal onderwijs; zij betwijfelt of er een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden. Een psychologisch onderzoek wijst namelijk uit dat Laura zeker mogelijkheden heeft om VMBO/LWOO-onderwijs te volgen. De moeder wil dat Laura een eerlijke kans krijgt op het VMBO/LWOO. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent spreekt met alle betrokkenen, zoals de VSO-school, twee VMBO/LWOO-scholen, de afdeling leerplicht van de gemeente en het CCE. Op advies van de onderwijsconsulent onderzoekt het CCE welke mogelijkheden Laura heeft. Door beperkingen in snelheid en accuratesse in de informatieverwerking heeft Laura leerwegondersteuning nodig. De moeder houdt zelf de regie en meldt Laura aan bij twee VMBO/LWOO-scholen. De school waar de voorkeur naar uitgaat, zegt onvoldoende rekening te kunnen houden met de gevraagde zorgstructuur, als omschreven in het CCErapport. Daarop informeert de secretaris van de ACTB de school over de ACTB-procedure bij niet-toelating. Ook krijgt de kwestie aandacht in de plaatselijke pers. De school herziet haar afweging en is bereid Laura te plaatsen. Dan blijkt Laura ook welkom op de andere VMBO/LWOO-school. Deze school wordt het uiteindelijk, omdat zij geen voorwaarden stelt. De moeder heeft zich met kracht en volharding ingezet voor haar dochter, waarbij zij zich gesteund voelde door de onderwijsconsulent. Ook terugplaatsing vanuit het VSO naar het regulier VO roept bij scholen regelmatig twijfels en terughoudendheid op. In de praktijk bleek, dat de verplichting om bij weigering van plaatsing advies te vragen (de ACTB-procedure), de scholen alsnog over de streep kon trekken om de leerlingen een kans te geven in het regulier VO. Deze stok achter de deur vanuit de ACTB is per 1 augustus 2009 vervallen, omdat de ACTB per die datum is opgeheven.
-25-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier VO (incl. LWOO en PRO) Harmen is een jongen van 14 jaar met een cluster 4-indicatie. Zijn jeugd verloopt moeilijk en turbulent. Zijn ouders scheiden als hij nog zeer jong is en moeder houdt vader buiten beeld. Harmens moeder kan de opvoeding niet aan, waardoor Harmen terecht komt in een circuit van uithuisplaatsingen, pleeggezinnen, tijdelijke crisisplaatsen in de jeugdzorg en diverse scholen voor speciaal onderwijs. Dan gaat Harmen bij zijn vader en stiefmoeder wonen. De gezinsvoogd stelt hierbij als voorwaarde dat er een school voor hem gevonden wordt. Dankzij de meer stabiele thuissituatie is er nu goed met Harmen te praten, en houdt hij zich aan gemaakte afspraken. Harmen wil graag naar het praktijkonderwijs en denkt aan een opleiding in de horeca. Harmens vader heeft al veel scholen in de omgeving benaderd, maar krijgt steeds een afwijzende reactie. De ene school zegt dat Harmen te slim is en de andere geeft aan Harmen niet de structuur te kunnen bieden die hij nodig heeft. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent bespreekt de wensen en mogelijkheden met Harmen, zijn vader en stiefmoeder. Zij vindt een school voor praktijkonderwijs die Harmen een kans wil geven en overlegt met een lid van de toelatingscommissie en de directeur van de school over een observatieplaatsing. Ook regelt zij leerlingenvervoer met de gemeente. Harmen wordt getoetst om ervoor te zorgen dat hij op een goed niveau kan instromen; hij krijgt twee maanden de gelegenheid te laten zien of hij het niveau aan kan. De school maakt duidelijk zich verantwoordelijk te voelen voor het welslagen. Als het onverhoopt niet lukt met Harmen, zal de school helpen zoeken naar andere mogelijkheden. Het netwerk van de onderwijsconsulent en haar onafhankelijke deskundigheid blijken van doorslaggevend belang bij het oplossen van Harmens probleem. Een onderwijsconsulent kan in dergelijke situaties vaak meer bereiken dan ouders, omdat hij of zij de juiste wegen weet te bewandelen, netwerkcontacten kan aanspreken en de mogelijkheden van het onderwijsveld goed kent.
-26-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) regulier VO (incl. LWOO en PRO) Martin, een 15-jarige jongen, maakt thuis veel conflicten en agressie mee, kent perioden zonder onderwijs of dagbesteding, heeft de zorg voor zijn moeder en probeert zichzelf te handhaven. Deze onveilige, ongestructureerde en stressvolle thuissituatie uit zich in probleemgedrag, ook op school. Daardoor komt hij terecht in een behandelcentrum in combinatie met een cluster 4-school. Martin zit in de tweede van het VMBO-t, ontwikkelt zich positief, is slim, vriendelijk, open, behulpzaam en gemotiveerd in de klas. Hij straalt zelfverzekerdheid uit naar zijn medeleerlingen. Gedragsproblemen komen al langere tijd nauwelijks meer voor. Martin mag nu vanuit het behandelcentrum terug naar huis, op voorwaarde dat er een school voor hem gevonden wordt. Hij is al eens eerder naar huis gegaan, maar zonder uitzicht op schoolplaatsing. Het lukte zijn gezinsvoogd toen niet een VO-school te vinden. Nu zijn de gezinsvoogd en de behandelend orthopedagoog weer naarstig op zoek naar een school voor Martin. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De betrokkenen hebben het gevoel steeds tegen muren op te lopen. Zij kennen de wegen niet en zien daardoor geen ingangen. De onderwijsconsulent mobiliseert alle betrokkenen om gezamenlijk VO-scholen te benaderen. De onderwijsconsulent begrijpt dat VO-scholen huiverig kunnen zijn om een leerling met een behandelverleden, zonder rugzak (cluster 4), toe te laten. Hij wijst erop dat een financiële stimulans (het is na de teldatum) en waardering vanuit betrokken organisaties prikkels kunnen zijn voor een VO-school om Martin aan te nemen. Het Zorgloket VO, dat samenwerkt met het REC, brengt een formeel advies uit: het regulier VO is een geschikte omgeving voor Martin. Eventueel kan hij via een tijdelijke plaatsing in een 'trajectklas' aan de nieuwe situatie wennen. Hoewel het advies niet bindend is, helpt het om aan scholen aan te tonen dat een clusterindicatie niet nodig is. De onderwijsconsulent weet met de afdeling leerplicht van de gemeente te regelen dat Martin voorgedragen wordt bij de centrale intakecommissie voor onderwijsopvangvoorzieningen. Daardoor kan Martin drie maanden ter overbrugging geplaatst worden. Leerplicht stelt een aantal voorwaarden, maar is bereid de kosten voor haar rekening te nemen. Voorlopig blijft Martin in het behandelcentrum. Als zijn verblijf daar (toch) beëindigd wordt, is plaatsing in een onderwijsopvangvoorziening aan de orde, zo luidt het advies van de onderwijsconsulent. Gedurende die overbruggingsperiode kan de gezinsvoogd dan samen met de leerplichtambtenaar en het samenwerkingsverband VO naar een geschikte school zoeken. Daarbij kunnen partijen herinnerd worden aan de nu gedane toezeggingen, en kan bezien worden in hoeverre financiële middelen van het behandelcentrum overgeheveld kunnen worden naar de VO-school. Als het zo ver is, dient ook intensieve gezinsbegeleiding geregeld te worden.
-27-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) SO en VSO Aydin is een jongen van 10 jaar met autisme die op een cluster 4-school zit, nadat de reguliere school hem daar had aangemeld met forse gedragsproblemen. Die problemen blijken goed hanteerbaar binnen de gestructureerde setting van de cluster 4-school. Wel wordt in het eerste jaar duidelijk dat Aydin een behoorlijke achterstand in de leerstof heeft. Specifieke coaching daarop blijkt niet voldoende. Het vermoeden dat Aydin het niveau niet aan kan wordt bevestigd door een IQ-test. Aydin heeft een IQ van 54. De school bespreekt met de ouders een overplaatsing naar een cluster 3-school (met als specialisme autisme). De ouders zijn het daar niet mee eens en weigeren medewerking. De school probeert herhaaldelijk tot een oplossing te komen. Ten slotte schakelt de school een onderwijsconsulent in om voor deze patstelling een oplossing te creëren. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent bespreekt het probleem met de school. Zij benadert de ouders, maar die houden contact af en reageren niet op telefoontjes en brieven. Uiteindelijk wordt op initiatief van de onderwijsconsulent met alle partijen schriftelijk een concrete afspraak gemaakt voor een gesprek. De onderwijsconsulent zal het overleg voorzitten. De ouders worden nadrukkelijk uitgenodigd, waarbij wordt aangegeven dat hun mening zeer belangrijk is. Beide ouders komen naar het gesprek, en zij krijgen alle ruimte om hun visie naar voren te brengen. Ook de school verwoordt hun zorg en, heel belangrijk, ook hun onmacht in deze kwestie. Er is begrip voor het standpunt van de ouders en zij krijgen steun toegezegd. De onderwijsconsulent doet een concreet voorstel om tot een oplossing te komen, namelijk plaatsing op de cluster 3-school. Mede omdat zij een onafhankelijke en onpartijdige rol vervult, accepteren alle betrokkenen haar voorstel. Er kunnen meteen afspraken gemaakt worden, omdat de directeur van de cluster 3-school ook bij het overleg aanwezig is. De situatie biedt weer perspectief en is overzichtelijk gemaakt. Hoewel de ouders nog steeds moeite hebben met de overstap, zijn zij tevreden met de uiteindelijke gang van zaken. Aydin start dan ook vrij snel na dit overleg op de cluster 3-school. Voor ouders is het soms moeilijk hun kind de overstap te laten maken van een cluster 4school naar een cluster 3-school. Begrip voor en steun aan de ouders, perspectief bieden en duidelijke afspraken maken helpen vaak om ouders een dergelijke stap te doen accepteren.
-28-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) SO en VSO Hanna is 12 jaar oud. Omdat ze slecht hoort zit ze op een cluster 2-SO-school. Deze school vermoedt psychiatrische problematiek bij Hanna en adviseert een cluster 4-indicatie aan te vragen. Inmiddels zit Hanna thuis. Hanna krijgt een cluster 4-beschikking. Het REC stelt een dagbehandeling in combinatie met VSO voor. Hanna en haar moeder gaan kijken, maar voelen er niets voor. Zij wijzen behandeling van de hand; therapie is wel bespreekbaar. Hanna wil graag naar school, bij voorkeur naar een niet al te grote reguliere VO-school (HAVO-niveau) in de omgeving. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent spreekt uitgebreid met Hanna en haar moeder en leest het dossier. Hanna gaat veel in discussie en kan daarin dwingend zijn. Ze is ook obsessief in haar gedrag en lijkt in verschillende realiteiten te leven. De broer van Hanna zit op een Vrije School voor voortgezet onderwijs. Met instemming van de moeder onderzoekt de onderwijsconsulent of plaatsing op deze school een optie is, aangevuld met therapie door een kinder- en jeugdpsychiater. Na overleg met de leerplichtambtenaar wordt deze mogelijkheid terzijde geschoven: de leerplichtambtenaar kent het meisje en is van mening dat de psychische toestand van Hanna op dit moment niet toestaat dat zij naar een reguliere VO-school gaat. De onderwijsconsulent bespreekt dit met de moeder en adviseert haar Hanna bij het CCE aan te melden. Daar kan een second opinion gevraagd worden over de behandeling en/of therapie, en kunnen handelingsadviezen verkregen worden waarmee Hanna alvast naar een cluster 4 VSO-school kan. De onderwijsconsulent helpt de moeder met de aanmelding bij het CCE en heeft contact met diverse instanties. Hij polst een VSO cluster 4-school, waar meer leerlingen zitten met handelingsadviezen van het CCE. De onderwijsconsulent gaat met de moeder en Hanna mee naar het kennismakingsgesprek bij deze school. De VSO-school, die diplomagericht onderwijs biedt op HAVO/VWO-niveau, laat Hanna toe, lopende het CCE-onderzoek. Hanna gaat er graag naar toe. Scholen kunnen via de ouders een beroep doen op ondersteuning door het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) als er vragen zijn rond gedragsproblemen en psychiatrische problematiek van leerlingen, en als zij behoefte hebben aan handelingsadviezen.
-29-
CASUS: Plaatsingsproblematiek (toelating) SO en VSO Joost is een 14-jarige jongen met epilepsie. Hij zit op een ZMLK-school, maar wordt voor observatie en behandeling opgenomen op een observatieafdeling voor jongeren. Daar volgt hij tijdelijk onderwijs op een cluster 3-school. Het verblijf aldaar is gekoppeld aan de observatieperiode. Na enige tijd krijgt zijn moeder te horen dat Joost uitbehandeld is. Joost heeft een medicamenteuze therapieresistente epilepsievorm, maar de epilepsie is inmiddels zodanig onder controle dat hij nagenoeg zonder schoolverzuim onderwijs heeft kunnen volgen gedurende de behandelperiode. Aanvalsvrij is Joost niet, ondanks diverse medicatiewisselingen. Ook in de toekomst zal hij nog aanvallen hebben. Omdat Joost uitbehandeld is kan hij niet op deze cluster 3-school blijven en zou hij weer naar zijn oude ZMLK-school moeten. Die wil Joost echter niet terugnemen, omdat zij onvoldoende ervaring heeft met epilepsie. De ernst van de aanvallen gaf destijds zeer veel onrust op school. Er dreigt een thuiszitsituatie te ontstaan voor Joost. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De moeder krijgt al ondersteuning van een consulent van MEE, die voor haar de contacten coördineert tussen de diverse instanties die betrokken zijn bij Joost. De onderwijsconsulent stemt zijn werkzaamheden met de MEE-consulent af. Hij legt contact met de observatieafdeling, de beide cluster 3-scholen, de leerplichtambtenaar en de GGD-arts. Onderzocht wordt of andere ZML-scholen in de regio bereid zijn om Joost op te vangen. Tot er een school gevonden is kan Joost nog op de cluster 3-school blijven. Een aantal ZML-scholen heeft mogelijkheden voor opvang, maar de een is te ver weg en de ander heeft een wachtlijst. De moeder wil het liefst dat haar zoon naar een ZML-school in de buurt gaat, zodat zij in geval van calamiteiten snel ter plekke kan zijn. Uiteindelijk is een Vrije School bereid om Joost toe te laten, onder voorwaarde dat er extra begeleiding komt bij zwemmen en gym. Dit wordt door de consulent van MEE geregeld, waarna Joost daar terecht kan, tot tevredenheid van zijn moeder en hemzelf. Goede samenwerking en afstemming tussen verschillende onderwijs- en zorginstanties leiden vaak tot een succesvolle oplossing van het probleem. Een breed netwerk is een belangrijke tool voor de onderwijsconsulenten.
-30-
2.3
Tips en informatie plaatsingsproblematiek
• Door onderlinge afspraken bemoeilijken VO-scholen soms plaatsing op andere scholen in de regio. Daardoor slagen onderwijsconsulenten er niet altijd in een VO-school in de buurt te vinden voor de zorgleerling. Positief zijn de voorbeelden waarbij REC's en VOsamenwerkingsverbanden samen in bovenschoolse projecten oplossingen op maat hebben gecreëerd. • Als een leerling met een indicatie niet toegelaten wordt op de VO-school naar keuze en de ouders zijn het daar niet mee eens, dan adviseert de onderwijsconsulent de ouders de school te vragen haar beslissing om de leerling niet toe te laten, schriftelijk aan hen te bevestigen met vermelding van de redenen. Als de school dit weigert, wordt geadviseerd hier schriftelijk om te vragen. Een toelatingsbeslissing is een voor beroep en bezwaar vatbare beschikking die aan een aantal basiseisen dient te voldoen. Ouders kunnen dus bezwaar maken bij het bevoegd gezag (het schoolbestuur) als een school een kind met een indicatie niet toelaat. De beslissing moet dan door het bevoegd gezag heroverwogen worden. In het heroverwegingsbesluit van het bevoegd gezag moet het volgende staan: een deugdelijke motivering van de afwijzing, de ontvankelijkheid, de bevoegdheid en de gegrondheid. Het heroverwegingsbesluit van het bevoegd gezag kan ter toetsing aan de rechter worden voorgelegd, eventueel in een voorlopige voorzieningsprocedure. Een rechter zal een beschikking op de 'regelen der kunst' beoordelen. • Anders dan ouders of voogden soms denken, kan de onderwijsinspectie scholen niet verplichten om een leerling toe te laten. • Scholen dienen zelf een beslissing te nemen over toelating, en moeten zich niet laten leiden door het advies van een andere school! Alleen omdat een collega-school de leerling afwijst, is geen afwijzingsgrond. • In principe mag een school een contract opstellen met aanvullende voorwaarden voor plaatsing. Dit contract is echter niet rechtsgeldig. Ouders zijn ook niet verplicht dit contract te tekenen. Een contract over toelating is geen handelingsplan! • Geleidelijke instroming van een leerling op school geeft soms een grotere kans op een succesvolle plaatsing. • Een leerling kan niet uitgeschreven worden voordat er een andere school gevonden is die de leerling inschrijft.
-31-
• Leerlingen uit het PO en het VO die minstens vier weken thuiszitten zonder uitzicht op een schoolplaatsing, en die geen indicatie hebben of in een indicatietraject zitten, kunnen via Herstart21 een intensief programma volgen van maximaal dertien weken. In die periode wordt bezien welke school het beste past bij de leerling, en kan hij of zij weer wennen aan het schoolritme. Herstart wordt uitgevoerd via de Regionale Expertisecentra (REC) en de leerlingen volgen meestal ook onderwijs op een RECschool. Een leerling kan alleen via een leerplichtambtenaar deelnemen aan Herstart. • Scholen zijn vrij om in bepaalde situaties onderwijsmethodes in te kopen, onder voorwaarde dat het onderwijs op school gevolgd wordt. Het gaat hierbij om digitaal onderwijs of modules van de Wereldschool. • Preventieve ambulante begeleiding (PAB) is in een aantal gevallen raadzaam, net als de andere vormen van ambulante begeleiding, gericht op de leerkracht en de leerlingcoördinator. De AB-contacten met ouders zijn informatief en soms adviserend van aard, maar nooit hulpverlenend. Op grond van de hulpvraag van de school en de over de leerling verzamelde informatie wordt gezamenlijk een begeleidingsplan opgesteld waarin alle acties opgenomen worden (klassenobservaties, videobegeleiding, opstellen van handelingsplan etc.). Preventieve Ambulante Begeleiding moet via een aanvraagformulier bij het REC worden aangevraagd. De aanvraag moet aan een aantal criteria voldoen. Er zijn kosten aan verbonden die bij het betreffende REC opgevraagd kunnen worden. • Onderwijsconsulenten wijzen scholen erop dat rugzakgelden al kunnen worden ingezet, ook al is de ambulante begeleiding nog niet opgestart. • Voor sommige leerlingen kunnen (tijdelijk) aangepaste schooltijden nodig zijn. Het is raadzaam dit bij de leerplichtambtenaar te melden. Denk ook aan een aangepast lesrooster (met time-out mogelijkheden) of aan extra handen in de klas (bijvoorbeeld shadow, buddy)! • Soms kan een gastleerlingschap een opening bieden in afwachting van een indicatie. De school en de ouders kunnen afspreken dat de leerling voor een bepaalde periode gastleerling wordt. De opgedane ervaring met de leerling kan een school over de streep trekken om hem in te schrijven. • Proefplaatsing op een basisschool of SBAO wordt soms aangeraden als door omstandigheden niet duidelijk is wat de juiste schoolplek voor de leerling is. Tijdens de proefplaatsing wordt onderzocht wat een goede plaats is voor de betreffende leerling.
21
Voor meer informatie over Herstart zie www.wecraad.nl.
-32-
• Voor kinderen die door omstandigheden (tijdelijk) geen onderwijs kunnen volgen, kan (tijdelijk) ontheffing van de leerplicht worden aangevraagd bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente waar de leerling staat ingeschreven. De leerplichtambtenaar vervult hierbij een belangrijke adviserende rol. Omstandigheden kunnen zijn dat een leerling vanwege lichamelijke of psychische redenen niet in staat is geheel of gedeeltelijk onderwijs te volgen (artikel 5a van de Leerplichtwet) of dat er om godsdienstige of levensbeschouwelijke redenen bezwaar is tegen het aangeboden onderwijs (artikel 5b van de Leerplichtwet). De vrijstelling in het kader van artikel 5a wordt verleend door de leerplichtambtenaar van de gemeente waar de leerling woont. • Onderwijsconsulenten kunnen ouders informeren over andere (bijzondere) scholen, zoals Daltonscholen, Montessorischolen en Vrije Scholen. Daar wordt anders tegen leerlingen aangekeken en als er een overeenkomst is tussen de visie van de school en die van de ouders en leerling, kan de leerling daar instromen. • Een indicatie voor speciaal onderwijs, afgegeven door de CvI, geeft niet automatisch recht op een plaats in het SBAO, LWOO of PRO. Hiervoor is óók een beschikking nodig van respectievelijk de PCL en de RVC-VO. • Bij terugplaatsing van een leerling van een speciale school naar een reguliere school is nog één jaar 'terugplaatsings-ambulante-begeleiding' mogelijk (TAB). Scholen ontvangen gelden voor ambulante begeleiding voor leerlingen die in het voorafgaande jaar waren toegelaten tot een school voor (V)SO, en die worden teruggeplaatst naar het regulier onderwijs, zonder dat voor hen nog een leerlinggebonden budget beschikbaar is. Dit geldt dus niet voor leerlingen die vanuit de plaatsbekostiging (residentiële plaatsen) de school verlaten en naar het regulier onderwijs gaan. • De huidige symbiose-regeling maakt het mogelijk dat een leerling die ingeschreven staat in het (V)SO, een deel van het onderwijs volgt in het basisonderwijs (PO), het speciale basisonderwijs (SBAO), het VO of het MBO. Hoe de samenwerking vorm wordt gegeven bepalen de scholen zelf. Zij leggen dit vast in een schriftelijke overeenkomst. Via de symbiose-regeling kunnen kinderen onder de beschermende paraplu van het speciaal onderwijs wennen in het regulier onderwijs.
-33-
• Onderwijsconsulenten kunnen vrijwel geen, of alleen indirect, invloed uitoefenen op problematiek die te herleiden is tot bijvoorbeeld wachtlijsten, huisvesting, menskracht (deskundigheid), tekort aan 1e graads docenten voor HAVO/VWO en gebrek aan vaklokalen. Een school kan niet leerlingen blijven weigeren met het argument van wachtlijsten. Wachtlijsten dienen opgelost te worden, al dan niet in samenwerking met de andere scholen van het REC of het samenwerkingsverband. Wachtlijsten van langer dan drie jaar wijzen doorgaans op managementproblemen bij de onderwijsinstellingen. De twee belangrijkste redenen voor wachtlijsten zijn gebrek aan huisvesting en onvoldoende geschikt of bevoegd personeel. Huisvestingsproblemen dienen met het gemeentebestuur opgelost te worden. De onderwijswetten geven hiervoor procedures aan, met name van belang wanneer gemeenten onwillig zijn. Schoolbesturen die nalaten de procedure te volgen, en die geen aanvraag bij de gemeente indienen, zijn er mede de oorzaak van dat wachtlijsten niet verdwijnen. Het probleem van onvoldoende geschikt of bevoegd personeel dient permanente aandacht te hebben in het kader van adequaat personeelsbeleid. • Een persoonsgebonden budget (PGB) kan worden ingezet in een onderwijs/zorgarrangement. Uit het PGB kan, als de ouders daarmee instemmen, bijvoorbeeld een begeleider (of shadow, buddy of coach genoemd) worden betaald. Deze begeleider is leerlingondersteunend - níet onderwijsondersteunend - aanwezig.
-34-
3.
BEST PRACTICES: SCHORSING EN VERWIJDERING (THUISZITTERS)
Wij zijn gebeld door de school met de mededeling dat wij voor ons kind een andere school moeten zoeken. Kan dat zo maar? Vorig jaar had onze zoon een fantastische leerkracht. Dit jaar gaat het steeds mis. Paniek, angst etc. De AB'er weet er niet goed raad mee. Wat moeten we? Mijn zoon is geschorst en de school wil de schorsing nu verlengen. Kan dat? We hebben een leerling die een gevaar is voor zijn medeleerlingen, maar zijn ouders vinden dat er niets aan de hand is. Wat kunnen we doen? Er is geen herindicatie afgegeven voor mijn kind en de VSO-school wil hem nu verwijderen. Wat nu? Mijn kind gaat maar halve dagen naar school, omdat de school haar niet goed kan hanteren in de klas. Maar zij zit toch niet voor niets op het speciaal onderwijs? Ouders van andere leerlingen maken zich sterk om onze dochter van school te krijgen. De basisschool heeft daar wel oren naar; wij houden ons hart vast, omdat ze nu misschien van school moet.
3.1
Schorsing en verwijdering22
Schorsing en/of (dreigende) verwijdering, zowel in het regulier basisonderwijs als in het VO, zijn voor ouders en scholen redenen om leerlingen aan te melden bij de Onderwijsconsulenten. De problematiek van sommige leerlingen is zo complex, dat de school de veiligheid van de andere kinderen niet meer kan garanderen; het gaat de reguliere zorgstructuur van de school te boven, en de school is de leerling liever kwijt dan rijk. Dit zet de communicatie tussen de school en de ouders, die hun kind toch op de reguliere school willen houden, onder druk. Leerkrachten in het regulier onderwijs hebben soms onvoldoende kennis over de specifieke stoornis of handicap van een leerling. Met name in het VO ligt dit ingewikkeld omdat er veel vakdocenten zijn waar de leerling (soms incidenteel) mee te maken krijgt. Als er geen oog is voor de specifieke kenmerken van een leerling en de daarbij behorende aandachtspunten in een lessituatie, kan dit tot escalatie leiden.
22
Zie voor de in dit hoofdstuk gebruikte afkortingen bijlage I.
-35-
Wat veel voorkomt is de zogenaamde interne schorsing in verband met ongewenst gedrag van een leerling. Deze wordt niet formeel gemeld, zoals zou moeten volgens de schorsingsen verwijderingsprocedure (zie paragraaf 3.3). Een voorbeeld is de vorm van schorsing waarbij de school zegt: 'Ga maar naar huis, dan zien we je morgen wel weer.' Er wordt geen gesprek met de ouders en de leerling gevoerd over de mogelijke aanleiding tot het ongewenste gedrag. In de praktijk blijkt dat hier de kiem ligt van escalatie van ongewenst gedrag. Het komt voor dat leerlingen van school verwijderd worden zonder dat er een andere school is gevonden. Er is dan niet uitputtend gezocht naar passende maatregelen, en er zijn geen alternatieve scholen aangeboden waar de leerling kan worden ingeschreven. Er ontstaat een thuiszitsituatie. De onderwijsconsulent wordt door de school, de ouders of de leerplichtambtenaar gevraagd mee te zoeken naar een (tijdelijke) oplossing of een overbrugging naar een permanent alternatief. Ook scholen voor speciaal onderwijs hebben te maken met schorsing en verwijdering, omdat zij bij bepaalde leerlingen tegen de grenzen van hun kunnen aanlopen. Dat blijkt vooral bij de opvang van leerlingen met zeer ernstige en complexe gedragsproblematiek in cluster 3 en 4. De (V)SO-scholen investeren vaak jarenlang in deze leerlingen, maar ondanks onderzoek na onderzoek, intensieve (dag)klinische behandeling, therapieën en opvoedingsadviezen aan ouders lukt het toch niet. Er ontstaat handelingsverlegenheid, met irritatie en frustratie. Leerkrachten raken overspannen, of er zijn geweldsincidenten. Het gevoel dat alleen verwijdering van school en/of uithuisplaatsing de oplossing is, overheerst. Een onderwijsconsulent doet zijn best om de negatieve spiraal te doorbreken. Incidenteel krijgen onderwijsconsulenten te maken met het feit dat een kind verwijderd dreigt te worden van school als gevolg van het (agressieve of dreigende) gedrag van een ouder. De relatie tussen de school en de ouder is in die gevallen dusdanig verstoord, dat de school niet verder wil met de ouder van het kind. Er is jurisprudentie waarbij de school, bij in bezwaar gaan door de ouder, het gelijk krijgt. 'Mijn enige belang is het belang van het kind. Er moet een passende plek komen! Ik heb bijvoorbeeld wel eens een overeenkomst opgesteld, waarin stond dat de ouder niet verder dan de voordeur van de school mocht komen en dat er een intermediair zou zijn voor de contacten met de school over de leerling. De praktijk heeft uitgewezen dat een dergelijke overeenkomst kan werken, waardoor een leerling niet verwijderd hoeft te worden,' zo vertelt een onderwijsconsulent. Het komt voor dat ouders zelf hun kind thuis houden uit onvrede met de situatie op school. De school schakelt dan de leerplichtambtenaar in, die de ouders informeert dat thuis houden wettelijk niet is toegestaan. Afhankelijk van de situatie neemt de leerplichtambtenaar maatregelen, waaronder aanmelding bij de Onderwijsconsulenten. -36-
3.2
Casuïstiek schorsing en verwijdering
CASUS: Schorsing en verwijdering regulier PO/SBAO Hans, 10 jaar, is tot groep 3 leerling geweest op de ene basisschool, en zit nu op een andere. Zijn gedrag vraagt veel aandacht en zorg op school. Hans is, na meerdere onderzoeken, gediagnosticeerd met ODD. De ouders verwachten dat de school de rugzak gebruikt voor ambulante begeleiding voor hun zoon, maar er gebeurt niets. Na een incident wordt Hans in februari geschorst. De ouders ontvangen een gemotiveerd verslag van de Schoolzorgcommissie met de besluitvorming rond de ambulante begeleiding. De school schrijft dat ze de rugzak niet zal verzilveren en dat de ouders acht weken de gelegenheid krijgen om een andere school voor Hans te zoeken. Hoewel scholen zélf verplicht zijn zich minimaal acht weken aantoonbaar in te spannen om onderwijs voor zorgleerlingen mogelijk te maken, volstaat de directeur met het (zonder overleg met de ouders) doorzenden van genoemd verslag naar de coördinator ambulante begeleiding SO van het REC. In april laat de directeur van de basisschool per brief aan de ouders weten dat Hans per mei officieel wordt uitgeschreven, na een adviesgesprek met een PI-school over een proefweek in april. Uit een telefoongesprek met het REC wordt duidelijk dat de PI-school Hans niet als SOleerling ziet, maar als een leerling die op een reguliere school thuishoort met een rugzak en eventueel aanvullende therapie. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent neemt contact op met de directeur van de basisschool. Er is niet eerder gebleken dat de school het niet aankan en er is geen directe aanleiding die verwijdering billijkt. De school heeft de ouders overgehaald de indicatie aan te vragen met de suggestie dat uit de rugzak extra zorg kan worden verleend. Toen de indicatie er eenmaal was, is de school de verwijderingsprocedure gestart. Dit is hard aangekomen bij de ouders. De school lijkt de indicatiestelling te misbruiken om van een als lastig ervaren leerling af te komen. Het gekozen moment is extra ongelukkig: in mei nemen scholen doorgaans geen nieuwe leerlingen meer aan. Bovendien kampt het SO met wachtlijsten. In deze periode van het schooljaar resulteert verwijdering onherroepelijk in thuiszitten. De onderwijsconsulent stelt voor, de verwijderingsprocedure nogmaals te doorlopen, nu langs formele weg. Hans kan dan de komende acht weken naar school blijven gaan en de school heeft in die tijd de gelegenheid een passend alternatief te vinden. De school verwerpt dit voorstel. De belangrijkste reden daarvoor lijkt de verstoorde communicatie tussen de ouders en de school te zijn. (Casusbeschrijving wordt op de volgende pagina vervolgd.)
-37-
De school heeft in februari de leerplichtambtenaar en de onderwijsinspectie geïnformeerd over de aangezegde schorsing, maar niet over het voornemen om Hans te verwijderen. De directeur zegt het belang van het kind te willen dienen, maar volhardt in het voornemen in mei afscheid te nemen van Hans. Hij wil Hans uitschrijven, maar mag dit niet doen zolang er geen andere school is die Hans wil inschrijven. De onderwijsconsulent neemt contact op met diverse instanties. De ACTB wordt ingeschakeld en adviseert tégen een directe verwijdering. De PI-school raadt na een observatieweek aan, Hans op een reguliere school te plaatsen met ondersteuning vanuit cluster 4. Omdat andere reguliere scholen in de gemeente Hans niet willen opnemen wordt besloten een SBAO-school te zoeken, als tussenoplossing. Er wordt een voorstel gedaan voor de invulling van de laatste twee maanden van het schooljaar en de onderwijsconsulent zoekt met de ouders naar een andere school. Ten slotte wordt een basisschool in een nabijgelegen gemeente gevonden. Hans wordt geplaatst in de reguliere stroom met de optie tot interne schakeling naar de SBAO-afdeling van de school. De rugzak wordt direct ingezet voor aanvullende begeleiding van Hans. Hans is inmiddels aangemeld voor een VSO-school cluster 4. Deze casus is een voorbeeld van de manier waarop een school ouders op het verkeerde been kan zetten bij de aanvraag van een clusterindicatie. Er is hier sprake van een onterechte verwijdering. Instanties als de afdeling leerplicht en de onderwijsinspectie kunnen weinig doen tegen de aangekondigde verwijdering, en de termijn voor bezwaar is door onduidelijke berichtgeving van de school verlopen. Door onderlinge afspraken van de scholen wordt Hans niet aangenomen op een andere reguliere school in de buurt. De onderwijsconsulent kan ouders op het recht wijzen een klacht in te dienen bij het schoolbestuur tegen deze handelwijze.
-38-
CASUS: Schorsing en verwijdering regulier PO/SBAO Lennart is een 8-jarige jongen met een spierziekte. Hij zit op een reguliere basisschool met een cluster 3-indicatie LG. Na anderhalf jaar zegt de basisschool niet verder te kunnen met Lennart, omdat zijn opvang de reguliere zorgstructuur ver te boven gaat. De ouders willen dat hij toch op de basisschool blijft. Er ontstaat een patstelling, en uiteindelijk wordt aan de ACTB een advies gevraagd. De ACTB oordeelt dat de school nog niet al het mogelijke heeft gedaan, bijvoorbeeld het inzetten van PGB-ondersteuning op school. De ACTB stelt de ouders daarom in het gelijk. De basisschool legt zich neer bij de uitspraak van de ACTB, maar de communicatie tussen de ouders en de school is door de ACTB-procedure erg onder druk komen te staan. Aan de onderwijsconsulent wordt gevraagd de communicatie vlot te trekken en afspraken te maken over de begeleiding van Lennart. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent voert eerst afzonderlijke inventariserende gesprekken met de school, de ouders en de ambulant begeleider. Vervolgens worden twee bijeenkomsten gehouden waarbij alle betrokkenen overleggen over de invulling van de inhoudelijke begeleiding van Lennart. De volgende afspraken worden gemaakt. De school werkt mee aan het inzetten van een deel van het PGB voor ondersteuning in de klas. De RT'er maakt met Lennart de opdrachten af waar hij in de klas niet aan toe komt. Op verzoek van de ouders komt de nadruk van de begeleiding van Lennart te liggen op het gebruik van een laptop, waar hij immers steeds afhankelijker van wordt, gezien zijn spierziekte. De ouders zorgen er voor dat de werkboeken worden gescand, zodat ze op de laptop ingelezen kunnen worden. De AB'er heeft met het REC een elektronische variant van het spellingwerkboek gemaakt. De PGB'er zal Lennart ondersteunen bij het gebruik van deze leeromgeving, en zal observeren met welke van de twee systemen hij het beste uit de voeten kan. De school stelt voor Lennart ook thuis in computervaardigheid te laten oefenen, onder leiding van de PGB'er. De ouders gaan hiermee akkoord. De school neemt contact op met de leerplichtambtenaar om te onderzoeken of deze optie uitvoerbaar is. Voor de leerkracht is de taakbelasting groot; in haar toch al grote groep zitten meerdere zorgleerlingen. Op haar verzoek krijgt zij begeleiding en ondersteuning van een IB'er en van de directeur. Er wordt een duidelijke overlegstructuur afgesproken: drie keer per jaar 'groot overleg' (ouders, RT'er, leerkracht, IB'er, PGB'er en AB'er), en zes keer per jaar 'klein overleg' (RT'er, leerkracht, IB'er en AB'er). Voor tijdkritische zaken kunnen de ouders agendapunten aandragen voor het klein overleg; zij zijn dan alleen bij de behandeling van die punten aanwezig. De communicatie tussen de ouders en de school is op basis van deze afspraken hersteld. De ervaring leert dat een rondetafelgesprek met alle betrokkenen heel constructief kan zijn. Gezamenlijk wordt afgesproken wie wat zal doen en er worden evaluatiemomenten vastgelegd. De onderwijsconsulent zet deze afspraken in zijn advies, dat aan alle betrokkenen wordt gestuurd. De afspraken hebben in de regel een positieve uitwerking op de onderlinge communicatie.
-39-
CASUS: Schorsing en verwijdering (thuiszitters) regulier VO (incl. LWOO en PRO) Wouter heeft een cluster 4-indicatie vanwege PDD-NOS en ADHD. Hij zit in klas 3 VMBO van een Vrije School. Hoewel Wouter een goed paasrapport heeft, krijgt zijn moeder te horen dat hij na de zomervakantie niet meer terecht kan op deze school. De kans dat hij volgend jaar het diploma haalt, wordt als nihil gezien. Het gesprek tussen school en moeder hierover loopt nogal uit de hand. De ouders dienen een klacht in bij het bestuur en vragen een onderwijsconsulent om te bemiddelen. De communicatie tussen de school en de ouders, en tussen de ambulante begeleiding en de ouders, is ernstig gestagneerd. Het is een complexe problematiek waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Al eerder is de hulp van een onderwijsconsulent ingeroepen bij problemen rond het handelingsplan. Het vertrouwen over en weer heeft een behoorlijke deuk opgelopen. Voor Wouter is het belangrijk dat hij zijn diploma op zijn huidige school kan behalen, met ondersteuning vanuit het rugzakbudget. Daarbij is, gezien de problematiek van Wouter, een goede communicatie tussen de ouders, de school en de ambulante begeleiding onontbeerlijk. Omdat het vertrouwen is geschaad, is ook een nieuwe ambulant begeleider gewenst. Wouter heeft een mentor nodig met wie het klikt; de voorkeur gaat uit naar een man. Wouter heeft thuis huiswerkbegeleiding via een persoonsgebonden budget. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent belegt een gezamenlijk gesprek met de directeur van de school en de ouders. Onder haar leiding worden de volgende afspraken gemaakt: Wouter blijft op zijn huidige school en doet daar volgend jaar eindexamen. Hij krijgt een nieuwe mentor (een man) en een nieuwe ambulant begeleider. De ambulant begeleider heeft een taak als adviseur voor de school, maar hij onderhoudt ook het contact met de ouders van Wouter. De mentor heeft wekelijks een uur beschikbaar voor Wouter, te verdelen in drie vaste momenten per week van ieder 20 minuten. De mentor helpt Wouter dan met het voorbereiden van proefwerken, het bijhouden van de agenda en van zijn resultaten, het plannen van herkansingen en de voortgang van de lange termijn opdrachten. Er komt een schrift voor de docenten waarin zij aantekeningen kunnen maken voor de mentor. De ouders worden geïnformeerd over de inleverdata van boekverslagen en andere belangrijke zaken, zoals het PTA ( Programma van Toetsing en Afsluiting). De huiswerkbegeleiding kan hier dan op worden afgestemd. Via e-mail zal de mentor de ouders op de hoogte houden van de cijfers van Wouter. De communicatie tussen de ouders en de school verloopt via de mentor. Op grond van de gemaakte afspraken trekken de ouders de klacht in die zij bij het bestuur van de school hebben ingediend. Een rondetafelgesprek, duidelijke afspraken over de inzet van de begeleiding en korte communicatielijnen met de ouders zijn ook hier de belangrijkste aandachtspunten die ertoe bijdragen dat Wouter zijn eindexamen op deze school kan doen.
-40-
CASUS: Schorsing en verwijdering (thuiszitters) regulier VO (incl. LWOO en PRO) Chimane is een meisje van 14 jaar met een cluster 3-indicatie (ernstige astma en leerproblemen). Zij zit met een rugzak op het regulier VO. Na een reeks wederzijds uit de hand gelopen pestincidenten deelt de school aan de ouders mee dat Chimane niet meer in haar huidige klas kan blijven. Zij moet naar een parallelklas, omdat de veiligheid van een medeleerlinge in het geding zou zijn. Chimane weigert overplaatsing en zit nu thuis. De school overweegt schorsing, maar wil haar een laatste kans geven. De leerplichtambtenaar geeft Chimane nog één week uitstel, maar dan moet ze weer naar school gaan. Chimane blijft echter bij haar weigering. Haar ouders vinden dat ze onrechtmatig behandeld worden; Chimane wil graag naar school. Een alternatief is een VO-school met LWOO, maar daar kan Chimane pas over een maand terecht. De situatie dreigt te escaleren. De leerplichtambtenaar ziet zijn formele positie tussen ouders en school in het geding komen, en daarom adviseert hij de ouders om een onderwijsconsulent in te schakelen. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De kwestie ligt inmiddels bij de PCL, en de onderwijsconsulent vraagt om een spoedoverleg met de betrokken commissieleden. Uit de gesprekken blijkt dat terugkeer naar de huidige school geen optie is, omdat de vertrouwensbasis weg is. Thuiszitten is ook geen optie, dus doet de onderwijsconsulent een dringend beroep op de VO-school met LWOO om te onderzoeken of eerder tot plaatsing overgegaan kan worden. Chimane kan diezelfde week nog als gastleerling op deze school beginnen en mag daar het schooljaar afmaken. In deze periode zal bezien worden of dit de juiste plaats voor haar is. Mocht dit zo zijn, dan zal zij met ingang van het nieuwe schooljaar ook administratief worden overgeschreven. De onderwijsconsulent heeft bij partijen de volgende toezeggingen bedongen. Als deze school niet de juiste plaats voor Chimane blijkt, zal het onderwijszorgcentrum hulp bieden. De AB'er zal het proces nauwgezet volgen en is in deze periode agendabeheerder en eerste aanspreekpunt voor alle partijen. De betrokken psycholoog van WSNS zal in deze periode gericht en intensiever met Chimane werken. Chimanes ouders voelden zich vaak onmachtig en zeggen in de onderwijsconsulent iemand te hebben gevonden die naast hen staat, in plaats van tegenover hen. De onderwijsconsulent heeft de ouders overigens ook gecoacht bij een houdingsverandering ten opzichte van de scholen; afgesproken is dat de ouders zich van (bedreigende) uitlatingen onthouden. Deze casus laat zien dat de onafhankelijkheid van de onderwijsconsulenten belangrijk is. Zij sturen aan, jagen aan, scheppen voorwaarden en blijven volhouden tot er een oplossing is. De inzet van de onderwijsconsulent heeft ertoe geleid dat Chimane ter overbrugging als gastleerling terecht kan op de school waar zij met ingang van het nieuwe schooljaar ook administratief ingeschreven wordt.
-41-
CASUS: Schorsing en verwijdering (thuiszitters) regulier VO (incl. LWOO en PRO) Thomas, 14 jaar oud, zit aanvankelijk op een ZML-school, maar wil dolgraag naar een praktijkschool. Zijn niveau is PRO/ZML. Er wordt een praktijkschool gevonden die hem een kans wil geven. Thomas heeft het er erg naar zijn zin en maakt veel vrienden. Na enige tijd deelt de school mee dat Thomas, ondanks de extra begeleiding, geen vorderingen maakt en dat hij weg moet. De leerplichtambtenaar is het met de school eens. Thomas wordt verwezen naar het VSO. Hij wil daar niet naar toe. Zijn ouders staan achter hem. Zij schakelen een instituut voor studiebegeleiding in. Het instituut wil met de praktijkschool samenwerken, maar de school staat hier niet voor open. De praktijkschool en de leerplichtambtenaar dringen erop aan dat Thomas naar het VSO-ZMLK gaat. Thomas is geschorst. Hij zit al een half jaar thuis, maar wil graag naar school. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De eerste taak van de onderwijsconsulent is het vertrouwen winnen van de ouders. Zij luistert naar hun grieven en wensen, neemt hen serieus en communiceert duidelijk en eerlijk. De ouders zeggen zich bot behandeld te voelen door de leerplichtambtenaar, die hen niet serieus zou nemen. Zij vinden Thomas geen ZML-leerling, zoals zijn klasgenoten met het Down-syndroom. Bovendien, zo voeren zij aan, maakt hij bij het instituut voor huiswerkbegeleiding wel vorderingen. Na diverse gesprekken met de praktijkschool vertelt de onderwijsconsulent aan de ouders dat Thomas vrijwel het gehele schooljaar geen leervorderingen heeft gemaakt, ondanks de extra begeleiding. Dit ligt mede aan zijn werk- en leerhouding. Thomas heeft veel moeite met concentreren en kan maar kort met schoolwerk bezig zijn. Hij amuseert zich met zijn vrienden, maar houdt hen ook van hun werk. Volgens de PRO-school heeft men meermalen geprobeerd dit aan de ouders duidelijk te maken. De orthopedagoog van de huiswerkbegeleiding, in wie de ouders vertrouwen hebben, relativeert de vorderingen van Thomas en wijst op de een-op-een begeleiding. Die zou ook van nut kunnen zijn als Thomas naar het VSO-ZML zou gaan. De bevindingen van de onderwijsconsulent zijn voor de ouders nogal confronterend, maar zij komen tot het inzicht dat VSO toch het beste voor hun zoon is. Thomas heeft een leeren thuisomgeving nodig waar zelfredzaamheid gestimuleerd wordt en waarin hij praktische vaardigheden kan leren om zich in de maatschappij staande te houden. Thuis mag gaandeweg ook meer van hem geëist worden. De VSO-ZML-school heeft een plaats opengehouden voor Thomas. Samen met de onderwijsconsulent voeren de ouders daar enkele gesprekken. De ouders krijgen er vertrouwen in en besluiten tot plaatsing over te gaan, als Thomas in een groep kan komen waarin hij zich goed voelt. Dat lukt. De huiswerkbegeleiding wordt voortgezet. De ouders vertrouwen op een goede samenwerking tussen de VSO-ZML-school en het particuliere instituut. Op advies van de onderwijsconsulent melden de ouders zich aan bij MEE voor ondersteuning in de opvoeding van hun volwassen wordende zoon.
-42-
Sommige ouders vinden het moeilijk te accepteren dat hun kind niet op zijn plaats zit in het regulier onderwijs, en dat speciaal onderwijs beter voor hem of haar is. Zij hebben bepaalde toekomstverwachtingen voor hun kind, en speciaal onderwijs maakt daar (nog) geen deel van uit. Vooral als ouders thuis weinig problemen ervaren, voelen zij zich met hun rug tegen de muur gezet. Als in het belang van het kind speciaal onderwijs de beste oplossing is, zal de onderwijsconsulent dit aan de ouders adviseren. Het proces van acceptatie van dit advies kan tijdrovend zijn, en vraagt een goed inlevingsvermogen en communicatieve vaardigheden van de onderwijsconsulent. In de meeste gevallen kiezen ouders uiteindelijk datgene dat het beste voor hun kind is, ook als dat speciaal onderwijs is.
-43-
CASUS: Schorsing en verwijdering (thuiszitters) SO en VSO Ricardo, 8 jaar oud, zit op een PI-school.23 Nadat hij door zijn juf is geslagen wordt hij overgeplaatst. Door Ricardo's belemmeringen (autisme en ADHD) en de ervaringen uit het verleden met zijn vader, heeft het voorval een grote impact op hem. Hij is soms erg bang en raakt in paniek in onduidelijke situaties. De PI-school adviseert Ricardo op een andere cluster 4-school aan te melden. Die school wijst hem echter, kort voor de zomervakantie en maanden na de aanmelding, opeens af. Zij voert aan dat Ricardo niet in een klas kan functioneren en dat hij in dagbehandeling moet. De PI-school neemt het advies van die cluster 4-school over en wil Ricardo verwijderen. De moeder kan thuis goed omgaan met Ricardo, ondersteund door een uit het PGB betaalde begeleider. Moeder vindt, net als de psychiater van het Steunpunt Autisme, dat Ricardo naar speciaal onderwijs kan. Ricardo is nu nog te jong voor behandeling; de begeleiding door de kinderpsychiater van het Steunpunt Autisme volstaat voorlopig. Ricardo is volgens de moeder slachtoffer van handelingsverlegenheid van een leerkracht, en van een onzorgvuldige intake door de cluster 4-school. Haar zoon wordt als een soort monster afgeschilderd; het kind met de speciale behoeften wordt niet meer gezien. Zij voelt zich niet verstaan door de mensen van de PI-school en de andere cluster 4-school. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent ondersteunt de moeder bij de gesprekken op de PI-school en de andere cluster 4-school. De PI-school blijft aandringen op behandeling van Ricardo, maar zegt dat Ricardo na de zomervakantie teruggeplaatst kan worden op de oorspronkelijke locatie. Gezien het voorval met de juf is dat geen alternatief voor Ricardo. De onderwijsconsulent bezoekt met de moeder een derde cluster 4-school. Deze is bereid plaatsing te overwegen, maar daar kan Ricardo pas na de kerstvakantie terecht. Ter overbrugging van die periode maken de onderwijsconsulent en de moeder afspraken met de PI-school over de wijze waarop Ricardo daar tijdelijk naar school kan gaan. Zo zal Ricardo's begeleider (buddy) in de klas bij hem blijven. Op advies van de onderwijsconsulent wordt het CCE ingeschakeld. Ricardo is een kind met een speciale zorgvraag, en het CCE kan de cluster 4-school wellicht ondersteunen bij het onderwijs aan hem. Na een positief verlopen observatieplaatsing wordt Ricardo definitief op de derde cluster 4-school ingeschreven. Het lukt Ricardo om stapje voor stapje, zonder de directe aanwezigheid en steun van zijn buddy, in de groep mee te draaien. Hij bouwt een relatie op met zijn nieuwe juf en meester. Hij gaat nu graag naar school. Het komt voor dat leerkrachten de basiskennis over de specifieke stoornis of handicap van een kind missen. Die kennis is soms wel in huis, maar komt niet terecht bij de leerkracht die met het kind werkt. Als de speciale zorgvraag van een leerling niet herkend wordt, kan dat een grote impact op het kind hebben. 23
Een PI-school is een Pedologisch-Instituutschool voor speciaal onderwijs.
-44-
CASUS: Schorsing en verwijdering (thuiszitters) SO en VSO Kees, een 13-jarige jongen met een cluster 4-indicatie, zit vanwege zijn complexe gedragsproblematiek thuis. Hij is geschorst bij zijn eerste VSO-school, en nu verwijderd van een andere VSO-school. Zijn moeder maakt bezwaar tegen de verwijdering, maar krijgt daar geen reactie op. Zij blijft aandringen en de school ontzegt haar uiteindelijk de toegang. De school zegt het besluit niet te willen heroverwegen en stelt dat Kees uit huis geplaatst moet worden. Hij is niet gemakkelijk, heeft veel structuur nodig en is beter in praktijkvakken dan in theorievakken. Jeugdzorg raakt erbij betrokken en vraagt een ondertoezichtstelling aan. De moeder ervaart dat als moeilijk, hoewel zij enige ondersteuning wel verwelkomt. Via het samenwerkingsverband en de leerplichtambtenaar wordt geprobeerd een oplossing te vinden, maar dat lukt niet. De leerplichtambtenaar en de twee VSO-scholen zien als enige mogelijkheid voor Kees een uithuisplaatsing in een internaat met een school. Jeugdzorg en de begeleider van een hulporganisatie (multi-systeemtherapie) staan niet achter een uithuisplaatsing. Zij zien meer in ondersteuning van de moeder, die ernstig slechtziend is, maar heel positief staat in de begeleiding van Kees. De uitdaging is Kees op een verantwoorde wijze op te vangen, zonder uithuisplaatsing. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent zoekt na een uitvoerige intake met de moeder contact met alle betrokkenen: Bureau Jeugdzorg, de hulporganisatie, de leerplichtambtenaar, de VSOscholen, de Raad voor de Kinderbescherming en het regionale samenwerkingsverband. De tegenstellingen tussen de partijen over het al dan niet uit huis plaatsen blijven bestaan. Door goed te luisteren en te analyseren stelt de onderwijsconsulent vast dat het advies van de scholen en de leerplichtambtenaar teveel gebaseerd is op een standaard denkpatroon. Een moeilijke jongen, twee VSO-scholen die het niet zien zitten, gescheiden ouders en een slechtziende verantwoordelijke opvoeder: dan is er geen ander alternatief dan uithuisplaatsing, zo wordt gedacht. In de vele contacten met de moeder groeit bij de onderwijsconsulent de overtuiging dat Kees met ondersteuning thuis te handhaven is, en dat de moeder daar ook de capaciteiten voor heeft, ondanks haar handicap. De begeleider van de hulporganisatie deelt die mening. Na uitvoerig overleg gaan de betrokkenen uiteindelijk akkoord met het voorstel een behandelplaats te zoeken, met daaraan verbonden een geschikte school. De ondertoezichtstelling wordt uitgesproken en er wordt een gezinsvoogd toegewezen. De moeder is bereid alles te doen om Kees thuis te kunnen laten wonen. Het lukt de onderwijsconsulent een plaats te vinden in een behandelcentrum voor forensische jeugdpsychiatrie, gekoppeld aan een afdeling van een VSO-school. De verschillende visies en standpunten over de uithuisplaatsing van Kees maken het vinden van een oplossing lastig. Vooroordelen kunnen alternatieven in de weg staan. Kees is niet uit huis geplaatst en zijn moeder kan de situatie thuis goed aan met de geboden ondersteuning.
-45-
3.3
Tips en informatie schorsing en verwijdering
• Een leerplichtig kind in Nederland moet altijd op een school zijn ingeschreven. Scholen hebben een aantoonbare inspanningsverplichting van acht weken om te zoeken naar een alternatief.24 De school blijft verantwoordelijk en kan en mag de leerling niet uitschrijven, zolang zij niet in het bezit is van een bewijs van inschrijving van een andere school voor de leerling. Dus ook als de school er binnen acht weken niet in geslaagd is een andere school bereid te vinden het kind in te schrijven, mag zij niet uitschrijven. • Scholen hebben in verband met de schorsing en het voornemen om de leerling te verwijderen hiervan al melding moeten maken bij de onderwijsinspecteur. Deze zal ook op de hoogte gehouden moeten worden van de voortgang rond het zoeken naar een andere school als de leerling thuis zit. • Onderwijsconsulenten bekijken in eerste instantie of (dreigende) schorsing of verwijdering voorkomen kan worden. Een onderwijsconsulent zal werken aan een goede overlegstructuur tussen partijen, met duidelijke afspraken. Ook kan hij adviseren welke maatregelen ertoe kunnen bijdragen om de leerling toch op school te houden. Mogelijke oplossingsrichtingen zijn: - het schoolmanagement stimuleren de deskundigheid van vakdocenten over specifieke zorgvragen van leerlingen te vergroten;25 - het vergroten van de draagkracht van de leerkrachten, bijvoorbeeld door het inzetten van hulpmiddelen, extra assistentie in de klas, scholing of coaching van mentor en docenten en gedegen handelingsplannen met duidelijke afspraken en evaluatiemomenten; - verwijzing naar Op de Rails,26 een project voor leerlingen die dreigen te ontsporen. Op de Rails is bedoeld voor leerlingen van 10 jaar en ouder zonder een clusterindicatie (zie hoofdstuk 7); - verwijzing naar de Reboundvoorziening. Deze is bestemd voor leerlingen in het VO met ernstige gedragsproblemen. Ondanks hun gedragsproblemen horen zij niet thuis in het ZMOK-onderwijs of in een justitiële instelling (zie hoofdstuk 7); - extra huiswerkbegeleiding organiseren vanuit RT- of PGB-middelen; - buitenschoolse opvang bij bijvoorbeeld een Boddaertcentrum, waarbij de school en het centrum met elkaar overleggen; - jeugdzorg in de VO-school die trainingen sociale vaardigheid en agressieregulatie verzorgt; - inzet van Zorgadviesteams;
24 25 26
Op de website www.onderwijsconsulenten.nl staat de regelgeving rond de verwijderingsprocedure. Zie 'Achtergronden van en tips voor de omgang met leerlingen met een specifieke hulpvraag', P. Nauta, M. Giesing, febr. 2009, www.nauta-giesing.nl. Zie voor meer informatie: www.wecraad.nl.
-46-
•
•
• •
•
preventieve ambulante begeleiding (PAB) aanvragen bij het REC; als de leerling inmiddels thuis zit: het in overleg met de ouders regelen van een leerpakket, bijvoorbeeld via een huiswerkbegeleidingsinstituut, betaald uit de rugzak. Als de schorsingsmaatregel niet het beoogde resultaat oplevert, kan de school de leerling verwijderen. Hierbij zijn de leerling, de ouders, de schooldirectie en het schoolbestuur, de leerplichtambtenaar en de onderwijsinspectie betrokken. De te volgen procedures met betrekking tot schorsing en verwijdering staan in de wet: voor het PO in artikel 40 lid 5 en 6 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) en voor het VO in artikel 27 van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de artikelen 14 en 15 van het inrichtingsbesluit WVO. Op de besluiten tot verwijdering is ook de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. In de regel worden leerlingen uit het PO en VO nooit meer dan vijf dagen geschorst. Als de leerling thuis zit dient de school dit te melden aan de leerplichtambtenaar. PO- en VO-scholen moeten gevallen van schorsing en verwijdering ook melden aan de inspectie. Ouders dienen per brief door de school geïnformeerd te worden over de reden van de schorsing of verwijdering en over de mogelijkheid om hiertegen bezwaar te maken bij het schoolbestuur. Als ouders bezwaar willen maken, is het voldoende om het bestuur te vragen de beslissing te heroverwegen. Hiertoe moet het bestuur de ouders horen en hen de gelegenheid geven hun zienswijze naar voren te brengen. Daarna neemt het schoolbestuur een besluit. Zij maakt de uitkomst ook weer schriftelijk bekend aan de ouders. Wederom is bezwaar en beroep mogelijk. Jurisprudentie laat zien dat er redelijk uitgebreide eisen aan de onderbouwing gesteld worden. De verwijderende school heeft in ieder geval de zorgplicht om de leerling een andere school aan te bieden. Eventueel kunnen ouders uit eigen beweging de Commissie Gelijke Behandeling consulteren. Bij jongere kinderen kan de overstap naar het speciaal basisonderwijs (SBAO) een oplossing zijn. Dit wordt binnen het samenwerkingsverband gerealiseerd. Gesprekken met de AB'er om de begeleiding steviger in te zetten kunnen helpen. Soms is er nog geen AB'er en kan de onderwijsconsulent door zijn contacten met het REC en de Ambulante Begeleidingsdienst ervoor zorgen dat de ambulante begeleiding er snel komt. Ook een groepsgewijze oplossing kan mogelijk zijn door bundeling van ABmiddelen. Als tussenoplossing kan worden afgesproken dat de leerling ingeschreven blijft op de laatst bezochte school, terwijl onderwijs en begeleiding thuis of op bijvoorbeeld een zorgboerderij plaatsvinden. De leerplichtambtenaar dient daar een leerplichtontheffing voor af te geven. Bij deze mogelijkheid wordt ervan uitgegaan dat de leerling op enig moment weer gaat deelnemen aan het onderwijs op een (V)SO- of reguliere school.
-47-
• Aan een leerling die wegens gedragsproblematiek verwijderd is en die nog geen clusterindicatie heeft, kan gedurende het indicatietraject soms een 'crisisplaatsing' aangeboden worden in het (V)SO, vooruitlopend op de CvI-beschikking. Een crisisplaatsing kan echter niet worden afgedwongen. • Voor een leerling die door omstandigheden niet in staat is een volledig lesprogramma te volgen, kan een gedeeltelijke ontheffing van de leerplicht aangevraagd worden. De onderwijsconsulent kan in samenspraak met de ouders, de school en de leerplichtambtenaar alternatieve (onderwijs)mogelijkheden in kaart brengen, zoals: - thuis huiswerk maken; - digitaal onderwijs (UrWay, PASSER) of modules van de Wereldschool volgen; - tijdelijk een-op-een onderwijs (daarin voorziet het speciaal onderwijs niet); - speciale projecten met behandeling en onderwijs; - particulier onderwijs. • Handelingsverlegenheid van een school kan aanleiding zijn een nieuwe weg in te slaan. Als blijkt dat cluster 3- of 4-scholen echt niet meer in staat zijn een leerling die zorg te bieden die hij of zij nodig heeft, volgt vaak verwijdering en wordt de leerling thuiszitter. Om de situatie niet te laten escaleren zou dan als tussenstap een leerbaarheidsonderzoek27 ingelast kunnen worden. • Als een leerling een-op-een begeleiding nodig heeft en de (SO) school kan die niet bieden, wordt meestal overgegaan tot schorsing en verwijdering. In afwachting van een vervangende onderwijsvoorziening kan besloten worden bij de leerplichtambtenaar tijdelijke, volledige ontheffing van de leerplicht aan te vragen. Vervolgens kan een verzoek gedaan worden voor een AWBZ-voorziening voor tijdelijke dagopvang, in afwachting van de CIZ-indicatie waarmee een PGB kan worden ingezet. Voor de berekening van het PGB hoeft dan geen aftrek meer plaats te vinden voor de zorgverplichting van een SO-school. Tijdelijke dagopvang op een leerboerderij wordt in zo’n geval beschouwd als een tijdelijk vervangende onderwijsvoorziening. • Er wordt regelmatig samengewerkt met het CCE, MEE28 en met consulenten voor zieke leerlingen. Zo nodig wordt Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. • Onderwijsconsulenten staken de bemiddeling als een van de partijen juridische actie onderneemt, bijvoorbeeld als de ouders of de school een advocaat inschakelen.
27 28
Zie werkwijzer 2 op www.onderwijsconsulenten.nl. Zie www.mee.nl.
-48-
4.
BEST PRACTICES: HANDELINGSPLAN EN BESTEDINGSPROBLEMATIEK
Wij hebben goed contact met de AB'er en zij geeft ons goede adviezen. Nu heeft de school haar verboden om rechtstreeks met ons als ouders contact op te nemen. Kan dat zomaar? Is de school verplicht een handelingsplan voor onze dochter te hebben? Mijn kind zit met een rugzak op school. De school wil niet zeggen waar zij het geld aan besteedt. Mag dat? De rugzak van mijn dochter wordt gebruikt om de grootte van de klas te verkleinen. Dit is nooit met ons overlegd. Mag haar rugzakgeld hier aan besteed worden? Mijn zoon zit met een rugzak op een OPDC. De school heeft een afspraak met de ambulante begeleiding dat zij alle LGF-financiering in eigen beheer heeft. Dit komt voor ons gevoel niet ten goede aan onze zoon. Kunnen wij toch rugzakbegeleiding vragen?
4.1
Handelingsplan en bestedingsproblematiek29
De leerlinggebonden financiering biedt ouders meer zeggenschap over de inhoud van het onderwijsaanbod, en dus over de besteding van de financiële middelen. Het handelingsplan speelt hierbij een belangrijke rol. Een handelingsplan is een schriftelijke overeenkomst waarin ouders en school vastleggen wat de school wil bereiken in het onderwijs aan de leerling, en op welke manier. Het is een instrument om het onderwijs voor een leerling te plannen en uit te voeren. Een handelingsplan wordt zowel opgesteld voor kinderen in het speciaal onderwijs, als voor kinderen die met een rugzakje naar het regulier onderwijs gaan. De scholen zijn daartoe wettelijk verplicht. Op velerlei gebied kan het misgaan met een handelingsplan. Uit de casuïstiek van de onderwijsconsulenten blijkt nogal eens dat handelingsplannen in het regulier onderwijs, maar ook in het speciaal onderwijs, ontbreken óf dat het schort aan de invulling. Scholen beroepen zich soms op overmacht; er kan sprake zijn van tijdgebrek en onvoldoende deskundigheid om handelingsplannen te maken. Zonder goed handelingsplan kan de uitvoering van onderwijs op maat voor de zorgleerling op problemen stuiten. Handelingsplannen kunnen ook te idealistisch of te weinig praktisch zijn. Regelmatig bemiddelen onderwijsconsulenten bij problemen rond handelingsplannen. Het is de bedoeling dat ouders worden betrokken bij de totstandkoming van het handelingsplan, en dat zij dit samen met de school voor akkoord ondertekenen. Dat gebeurt
29
Zie voor de in dit hoofdstuk gebruikte afkortingen bijlage I.
-49-
echter niet altijd. Sommige ouders vinden dat de richtlijnen van een handelingsplan te weinig ruimte bieden aan de individuele kenmerken, intelligentie en talenten van hun kind. Ook de volgende knelpunten rond handelingsplannen worden gesignaleerd: • sommige (allochtone) ouders hebben moeite met de taal van het handelingsplan en met het begrijpen en accepteren van de problematiek van hun kind; • ambulant begeleiders vervullen niet altijd de intermediaire rol die van hen verwacht mag worden. Zij kiezen volgens ouders – in opdracht van het REC - eerder de kant van de school; • de communicatie tussen zorgcoördinatoren en overige teamleden is niet altijd optimaal (soms alleen mondeling en zonder handvatten); • in enkele gevallen is er geen 'klik' tussen ouders en leerkracht of ambulant begeleider; • de diversiteit in de naamgeving zorgt voor verwarring (begeleidingsplan versus handelingsplan versus hulpplan); • vooral in het VO blijkt het uitvoeren van het handelingsplan problematisch: de rugzakleerling heeft te maken met meerdere (vak)docenten, ieder met een eigen benadering. De prikkel om een leerling met een specifieke hulpvraag te begeleiden is niet altijd aanwezig; • de SMART-doelen30 worden soms niet toegepast, waardoor het handelingsplan algemeen en vaag blijft; • soms zijn er onvoldoende ambulant begeleiders beschikbaar en komen leerlingen met een beschikking op een wachtlijst te staan; • één kind - één plan is niet overal doorgevoerd, waardoor er geen koppeling is met de begeleiding en behandeling in de zorg. De richtlijnen voor een handelingsplan zijn tamelijk globaal en voor meerdere interpretaties vatbaar. Ouders weten niet wat zij kunnen vragen of eisen. Scholen missen handvatten, waardoor het moeilijk is er een goede invulling aan te geven. De onderwijsconsulenten constateren dat er behoefte is aan duidelijkheid over de status van het handelingsplan in juridisch opzicht, de bevoegdheden die ouders hebben als het plan niet naar wens tot stand komt of wordt uitgevoerd, de wijze waarop toezicht kan plaatsvinden op de juiste uitvoering van het handelingsplan en de zeggenschap van ouders over de besteding van de rugzak.31 Ouders hebben er behoefte aan te weten hoe groot het budget is dat voor hun kind beschikbaar is en op welke wijze het wordt besteed. Dit geldt zowel voor het deel waaruit de ambulante begeleiding wordt bekostigd, als voor het deel dat de reguliere school voor de leerling ontvangt. Onderwijsconsulenten krijgen regelmatig vragen van ouders over de besteding van de rugzakgelden door de school. 30 31
SMART-doelen zijn: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden. Zie ook www.oudersenrugzak.nl.
-50-
4.2
Casuïstiek handelingsplan en bestedingsproblematiek
CASUS: Handelingsplan en bestedingsproblematiek regulier PO/SBAO Pieter is 7 jaar oud, heeft een cluster 4-indicatie (ADHD/ASS) en zit op de basisschool. Sinds juni heeft hij een rugzakje, maar het geld is in de begroting van de school opgegaan. De ouders bespreken dit met de directie, die toezegt een en ander te corrigeren. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Intussen gaat het met Pieter niet goed op school. Zijn ouders voeren een aantal gesprekken, maar verliezen het vertrouwen in de school. Daarom ondertekenen zij het handelingsplan niet. Er wordt onvoldoende uitvoering gegeven aan het handelingsplan, omdat het (bijna volledig nieuwe) team nauwelijks ervaring heeft met zorgleerlingen. De partijen komen steeds verder van elkaar te staan, en dat komt Pieter niet ten goede. De school zegt geen middelen te hebben en geen ervaren personeel op dit gebied. Zij vindt dat zij prima met Pieter kan werken, maar dat er te veel aandacht uit gaat naar futiliteiten. Daarnaast mist de school concrete begeleiding door een AB'er. Er zijn tot op directieniveau vele gesprekken over Pieter, maar er gebeurt niets. Vader belt dan met de onderwijsinspectie om zijn beklag te doen, en die verwijst naar de Onderwijsconsulenten. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent voert verschillende bemiddelende gesprekken om de communicatie weer vlot te trekken. Hij zorgt ervoor dat knelpunten worden uitgesproken en dat er een goed handelingsplan komt. Partijen zijn bereid met een schone lei te beginnen. Het wederzijds vertrouwen moet nog wel verder opgebouwd worden, maar de ouders en de school ondertekenen het handelingsplan en leggen schriftelijk vast welke communicatieafspraken gemaakt zijn. De school biedt haar excuses aan voor de gang van zaken, die geen schoonheidsprijs verdient. Men scherpt de interne lijnen aan en laat zich door de Dienst Ambulante Begeleiding voorlichten over de inzet van de rugzakmiddelen. Het niet maken of niet goed uitvoeren van een handelingsplan door scholen komt meer voort uit onwetendheid dan uit onwil, maar het kan wel leiden tot verstoring van de communicatie tussen de ouders en de school. De taak van de onderwijsconsulent is dan om de communicatie vlot te trekken en de school te informeren over de wijze waarop een handelingsplan opgesteld en uitgevoerd kan worden.
-51-
CASUS: Handelingsplan en bestedingsproblematiek regulier PO/SBAO Robert is 6 jaar, heeft een cluster 4-indicatie en zit op een Montessorischool. Er is geen handelingsplan en geen begeleidingsplan. Robert wordt in de klas ondersteund door een 'schaduwtherapeute', waardoor hij prima kan functioneren in de reguliere groep. De leerkracht is echter tegen deze gang van zaken. De ouders zijn hierover zeer teleurgesteld, en vinden dat de school faalt. Op een reguliere school elders in het land bleek men wel goed met deze oplossing uit de voeten te kunnen, zeggen de ouders. Gesprekken hierover leiden tot communicatiestoringen, verlies van vertrouwen en ernstige meningsverschillen. De ouders vragen de onderwijsconsulent te onderzoeken of overplaatsing naar een andere school of naar een andere locatie van de Montessorischool haalbaar is. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent voert gesprekken met de directeur van de school en met de casemanager. De directeur ziet overplaatsing binnen de school als oplossing voor het gerezen conflict. Plaatsing op een andere school vergt tijd en daarmee zijn Robert, noch de ouders, noch de school gebaat. Bovendien wil de directeur met deze overplaatsing graag bijdragen aan herstel van de relatie. Bij plaatsing op een andere locatie zal ook snel gezorgd worden voor een handelingsplan en een begeleidingsplan, zegt de directeur toe. Op de andere locatie is een leerkracht beschikbaar die de juiste instelling heeft om met Robert en zijn handicap om te gaan, en die de aanwezigheid van de schaduwtherapeute als welkome aanvulling ziet. Na een kennismakingsgesprek gaan de ouders akkoord met de overplaatsing. Zij hebben er vertrouwen in. Hun dochter, die op dezelfde locatie als Robert zit, kan eveneens de overstap maken. De onderwijsconsulent blijft als tussenpersoon betrokken bij het proces om tot een goed handelingsplan te komen. Inmiddels is Robert overgeplaatst, is er overeenstemming over het handelingsplan en stemmen de eerste ervaringen met de nieuwe leerkracht hoopvol. Dat geeft de ouders vertrouwen in de toekomst. Leerkrachten dienen gemotiveerd en bereid te zijn om met het handelingsplan te werken en zij moeten eventuele maatregelen voor de rugzakleerling in de klas kunnen accepteren. Het management dient erop toe te zien dat er ook consequent met handelingsplannen gewerkt wordt.
-52-
CASUS: Handelingsplan en bestedingsproblematiek regulier PO/SBAO Ellen zit op een reguliere basisschool. Zij is 10 jaar en heeft een cluster 4-indicatie (ADD, dyslexie). Na toekenning van de rugzak vragen haar ouders de school om het handelingsplan en de extra RT-ondersteuning bij het leer- en leesproces in de klas. De school kampt met een organisatorisch probleem en zegt niet genoeg personeel te hebben om de (volledige) ondersteuning te kunnen uitvoeren. Van de vier uur per week waar Ellen in haar geval recht op heeft, wordt 20 minuten per week ingezet. De school en het REC ontvangen echter wel de rugzakgelden voor Ellen. De ouders willen dat de rugzakgelden volledig worden ingezet. Zij hopen dan te kunnen stoppen met de (dure) particuliere hulp die zij hebben ingeroepen om Ellen speciale leesbegeleiding te laten volgen. Die begeleiding vindt bovendien onder schooltijd plaats, zodat Ellen het wekelijkse schoolzwemmen moet missen. De school heeft ook nog geen handelingsplan gemaakt. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent neemt contact op met de ouders en de interim-directeur van de basisschool en voert verkennende gesprekken. Ook benadert zij de afdeling ambulante begeleiding van het REC en spreekt daar over de inzet van de ambulante begeleiding. In het eerste gesprek op school licht de onderwijsconsulent de wettelijke regelgeving32 en verplichtingen van de school rond de LGF toe, en zet de school haar problematiek - het personeelstekort - uiteen. De school houdt intern beraad en besluit het handelingsplan te maken en de LGF in te zetten. Dan organiseert de onderwijsconsulent een vervolggesprek met alle betrokkenen: de directie, de ouders en de onderwijsondersteunende personeelsleden. De inhoud en de beoogde uitvoering van het handelingsplan worden besproken. De leerkracht, de RT'er en de LGF-coördinator zullen in nauwe samenwerking het handelingsplan uitvoeren. De directeur laat wel weten dat de hulp aan Ellen ten koste zal gaan van andere zorgleerlingen. (Dat is overigens een dilemma waar onderwijsconsulenten zich vaker voor geplaatst zien; enerzijds helpen zij iemand, anderzijds kan daardoor bij een andere leerling een probleem ontstaan.) De AB'er van cluster 4 overlegt met de ouders over de begeleiding. De ouders zijn blij en tevreden met deze resultaten en ondertekenen het handelingsplan. Ellen ontwikkelt zich goed dankzij alle ondersteunende hulp. Scholen zijn soms geneigd de rugzakgelden ook in te zetten voor andere zorgleerlingen die geen rugzak hebben. Ouders maken daar terecht bezwaar tegen; de rugzak is immers leerlinggebonden.
32
Zie voor de wettelijke regelgeving: www.oudersenrugzak.nl.
-53-
CASUS: Handelingsplan en bestedingsproblematiek regulier VO (incl. LWOO en PRO) Koen is 17 jaar en zit met een rugzak (cluster 4) in het eindexamenjaar VMBO-t op een lyceum. Zijn moeder maakt zich grote zorgen. Koen heeft ADD en kan daardoor niet altijd de gevolgen van zijn gedrag overzien. Plannen en structureren kan hij niet zelf; hij heeft daarbij begeleiding nodig. Er is een handelingsplan, maar de school doet in de ogen van de moeder te weinig aan de uitvoering daarvan. Er is onvoldoende planning, agendastructuur en controle. Eerder gemaakte afspraken zijn verwaterd en in een ander daglicht komen te staan nu Koen in het eindexamenjaar zit. Ook na de klachtenprocedure van vorig jaar gaan nog veel zaken mis. De situatie is verhard en geëscaleerd. Het is belangrijk dat Koen zijn diploma haalt omdat het gezin gaat emigreren. Koen is een leuke knul, maar zeker geen lieverdje. Hij doet alles wat een andere puber doet (en soms in het kwadraat). Hij heeft Halt-contacten33 gehad, spijbelt soms en het onderscheid tussen zijn pubergedrag en de ADD-problematiek is niet altijd duidelijk. Er hangt hem een straf boven het hoofd en er loopt een onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming. Met een strafblad kan hij niet emigreren. Dit alles zorgt voor nog meer druk op de ketel. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent voert vele gesprekken om het vertrouwen tussen de ouders en de schooldirectie te herstellen en de verhoudingen te de-escaleren. Ook bevordert zij de totstandkoming van een nieuw handelingsplan, en motiveert zij de ambulant begeleider om zich extra in te zetten. De mentor van de school beweegt hemel en aarde om ervoor te zorgen dat Koen volgens een planmatige aanpak wordt begeleid. Als het toch mis dreigt te lopen, neemt de ambulant begeleider zelf de huiswerkbegeleiding van Koen op zich. De moeder raakt overtuigd van de grote inzet van de school en de AB'er, en geeft hen haar vertrouwen: zij staakt de opnieuw gestarte klachtenprocedure. Alle inzet blijkt niet voor niets: Koen haalt zijn VMBO-diploma. Met de liefde van zijn moeder en de steun van velen, maar hij heeft het uiteindelijk zelf gedaan. De aanwezigheid van een handelingsplan is geen garantie dat het ook uitgevoerd wordt. Doelen moeten realistisch zijn, en voorkomen moet worden dat afspraken verwateren, anders kan de situatie op school escaleren. Duidelijk moet zijn wie wat doet in welk tijdsbestek. Soms is grote inzet en bereidheid van de school nodig om de doelstellingen te bereiken.
33
Halt levert een bijdrage aan de preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit. Zie www.halt.nl.
-54-
CASUS: Handelingsplan en bestedingsproblematiek regulier VO (incl. LWOO en PRO) Mark is 14 jaar en zit met een rugzak (wegens ADHD en ODD) in de tweede klas van het VWO. De communicatie tussen de ouders en de ambulant begeleider aan de ene kant en de school aan de andere kant verloopt zo slecht, dat de verstandhouding tussen de partijen is geschaad. De ambulant begeleider voelt zich niet gehoord en met de adviezen wordt niet veel gedaan. Mark is nu uitgesloten van gymnastiek en het is de ouders niet duidelijk wat er feitelijk is gebeurd. Het idee leeft dat de school Mark liever ziet vertrekken naar het speciaal onderwijs. De leerresultaten van Mark zijn op dit moment ver onder de maat. Hij is ook depressief. Er is nu veel onduidelijk voor Mark, en dit motiveert hem niet om hard te werken. De school, zijn ouders en de ambulante begeleiding moeten op één lijn komen. Er moet een duidelijk plan van aanpak komen waarin eenieder zich kan vinden, en waarvan alle docenten op de hoogte zijn. Voor Marks motivatie is het belangrijk dat hij weet welke cijfers hij moet halen om volgend jaar toegelaten te kunnen worden tot HAVO-3. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent spreekt eerst met alle betrokkenen afzonderlijk en organiseert vervolgens een gezamenlijk overleg. Dit resulteert in duidelijke afspraken over een plan van aanpak. De AB'er zal de docenten voorlichten over ADHD en ODD en zal adviezen geven over de aanpak die nodig is om Mark goed te begeleiden. Voorbeelden van de adviezen zijn: begrijpt Mark de opdracht, staat zijn huiswerk in de agenda, zijn er duidelijke aantekeningen. Verder zal het incident rondom de gymles worden uitgezocht en zullen de ouders hierover geïnformeerd worden. Mark zal in eerste instantie één keer per week meedoen met de gymles. Er zal een gymcontract gemaakt en ondertekend worden, waarin ook wordt opgenomen wanneer hij weer volledig mee mag doen. Mocht zich weer een incident voordoen, dan zal dat aan de AB'er gemeld worden. Zij zal dat dan met Mark bespreken. Voor Mark is het belangrijk dat er huiswerkbegeleiding komt. De ouders proberen dit vanuit het PGB te regelen. De school wil dat Mark zich meer bewust wordt van zijn gedrag en zou graag zien dat hij onder behandeling komt van een psycholoog. De moeder van Mark heeft daartoe al actie ondernomen vanwege de depressiviteit van Mark. De directeur zal bij de vakdocenten navragen welke onderdelen Mark nog moet doen en welke cijfers hij moet halen voor een overgang naar HAVO-3. De directeur brengt de ouders daarvan op de hoogte. In het VO is de uitvoering van een handelingsplan vaak complexer, omdat de rugzakleerling te maken heeft met meerdere (vak)docenten, ieder met een eigen aanpak. De docenten zien de leerling minder vaak en daardoor kan de drijfveer om een leerling met een specifieke hulpvraag te begeleiden, geringer zijn. Er ligt een taak voor het management om docenten hiervoor te motiveren. -55-
CASUS: Handelingsplan SO en VSO Fatma zit op een school voor speciaal onderwijs (cluster 2). Fatma is 10 jaar. Haar niveau is eind groep 4; zij heeft een leerachterstand van twee jaar. Fatma krijgt geen huiswerk mee, hoewel haar moeder daar wel om gevraagd heeft. De communicatie met de school over het handelingsplan verloopt niet goed. De moeder heeft het gevoel niet serieus te worden genomen. Zij wil weten hoe de schoolprestaties van haar dochter zijn, en wat de school doet om de achterstand van Fatma in te lopen. De moeder zou graag de communicatie met de school verbeteren en wil meer informatie over de mogelijkheden van voortgezet onderwijs voor Fatma in de toekomst. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent spreekt eerst afzonderlijk met de moeder en met de school, en plant vervolgens een gezamenlijk overleg om de communicatie weer op gang te brengen. Uit het gesprek met de school blijkt dat Fatma een vlot ogend meisje met een gemiddelde intelligentie is. Het is niet duidelijk hoe het komt dat er desondanks een forse leerachterstand is. De reeds verleende zorg heeft onvoldoende effect gehad. Er is dit jaar een herindicatie met een positieve beschikking afgegeven voor cluster 2. Volgens de leerkrachten en de logopediste heeft Fatma een zwak auditief geheugen en woordvindingsproblemen. Fatma heeft veel uitleg nodig, maar is wel leergierig. Dat er niet veel vooruitgang wordt geboekt, begrijpen ook de leerkrachten niet goed. De intern begeleider zegt te beseffen dat de school tekortgeschoten is in het duidelijk communiceren met deze ouder. Tijdens het gezamenlijk overleg worden afspraken gemaakt. Zo zal opnieuw een psychodiagnostisch onderzoek afgenomen worden, zodat beter ingespeeld kan worden op de problematiek waar Fatma mee kampt. Er zullen meer contactmomenten zijn tussen de moeder en de school om een betere uitwisseling van informatie mogelijk te maken. De leerkrachten zullen tweemaandelijks met de moeder van Fatma de voortgang bespreken aan de hand van het handelingsplan. Fatma krijgt huiswerk mee en de moeder wordt daarover goed geïnformeerd. Voorts zal de school Fatma's moeder voorlichten over de mogelijkheden voor Fatma in het voortgezet onderwijs. Als de onderwijsconsulent de moeder enkele maanden later spreekt, blijkt zij heel tevreden over het huidige contact met de school. Duidelijke afspraken over de aanpak, de wijze van communiceren en informatie over de perspectieven brengen het leerproces en de communicatie tussen de school en de ouders weer op gang.
-56-
4.3
Tips en informatie handelingsplan en bestedingsproblematiek
• Ouders hebben rechten en plichten aangaande het handelingsplan. Zo hebben ouders het recht tot inzage in handelingsgerichte diagnostiek, het schoolplan en het groepsplan. Ook dienen zij betrokken te worden bij het opstellen van het handelingsplan. Ze mogen niet meebeslissen over de inzet van de rugzakgelden. Zij ondertekenen samen met de school het handelingsplan. Regelmatig worden zij geïnformeerd over de voortgang van hun kind. Periodiek zijn er evaluatiegesprekken. Van ouders wordt verwacht dat zij relevante zaken uit de thuissituatie, die van invloed kunnen zijn op het handelingsplan, aan school melden. • Als ouders over het handelingsplan een conflict hebben met de school, dan kunnen zij een klacht indienen. Iedere school heeft een klachtenregeling en een klachtencommissie. De klachtenregeling ligt ter inzage op school en het adres van de klachtencommissie staat in de schoolgids. Ouders kunnen hun klacht ook bij de Inspectie van het Onderwijs (onderwijsinspectie) melden.34 • Als een school geen handelingsplan heeft, wijst de onderwijsconsulent erop dat zij in gebreke is gebleven volgens de LGF-wetgeving. De onderwijsconsulent vertelt de school over de (grote) zorgen van de ouders en geeft bijvoorbeeld tips over een betere communicatie met de ouders. Meestal is dat voldoende om de school bereid te vinden te handelen naar de wettelijke verplichtingen en een handelingsplan op te stellen. Voorts wijst de onderwijsconsulent op de dienst ambulante begeleiding die kan ondersteunen bij het opstellen en invullen van een handelingsplan. (De diensten ambulante begeleiding geven regelmatig voorlichting over het invullen en uitvoeren van handelingsplannen.) Blijft de school alsnog in gebreke, dan zal de onderwijsinspectie ingeschakeld worden. • Een ambulant begeleider kan ondersteuning bieden bij het opstellen van een handelingsplan, waarin dan tevens wordt aangegeven hoe de ambulante begeleiding eruit zal zien. Onderwijsconsulenten kunnen AB'ers stimuleren een actievere inbreng te hebben bij het opstellen en concretiseren van een handelingsplan, en het formuleren in evalueerbare doelen. In schrijnende gevallen helpt de onderwijsconsulent soms een handje. Onderwijsconsulenten kunnen op verzoek aan scholen een format geven voor een handelingsplan. • Het kan zijn dat er wel een handelingsplan is, maar dat deze te idealistisch en niet SMART is, onvoldoende praktisch of moeilijk uitvoerbaar is, of te weinig aansluit bij de behoeften van het kind.
34
Zie www.onderwijsinspectie.nl.
-57-
•
•
• •
• •
35
Zoals in bijna alle gevallen waarin onderwijsconsulenten bemiddelen, ligt ook hier meestal een communicatiestoornis ten grondslag aan de problematiek. Veel ouders denken dat scholen hun zorgen niet serieus nemen. Scholen kunnen soms door tijdgebrek (te) weinig individuele aandacht geven aan de zorgleerling, vooral als er meerdere leerlingen met een rugzak in de klas zitten. Regelmatige communicatie met de ouders schiet er dan vaak bij in. In dergelijke situaties zal de onderwijsconsulent bemiddelen om partijen weer in gesprek te brengen. Hij zal in eerste instantie de contacten zoveel mogelijk via hem laten verlopen. Hij maakt partijen duidelijk dat wie een oplossing wil voor het probleem, een streep onder het verleden zal moeten zetten. Hij brengt rust, vertrouwen en perspectief, en kan scholen adviseren over maatregelen die zij kunnen nemen om de opvang van rugzakleerlingen in de klas te verbeteren. Niet altijd vindt er na een trimester en semester een goede evaluatie plaats van de behaalde en nog na te streven doelen van het handelingsplan. Toch is dat belangrijk, om ouders goed en duidelijk te informeren, en hun vragen over de acties die de school heeft ondernomen te beantwoorden. Ouders willen horen wat er goed ging en wat minder goed. Zij willen inzicht in de besteding van de rugzakgelden en inspraak over de inzet van mensen en middelen.35 Ouders worden steeds kritischer en veeleisender, en verwachten dat de onderwijsconsulent zaken kan afdwingen. De onderwijsconsulent wijst ouders er wel eens op dat hun veeleisendheid contraproductief werkt: de school zet de hakken in het zand. Scholen hebben soms extra tijd en begeleiding nodig om te kunnen doen wat ze moeten doen. De onderwijsconsulent heeft formeel geen bevoegdheden, maar zal steeds trachten door overleg en voorlichting tot een voor partijen bevredigende oplossing te komen. Onderwijsconsulenten wijzen ouders en scholen er voortdurend op dat het handelingsplan een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, óók in het speciaal onderwijs. Onderwijsconsulenten ervaren dat het van belang is om ook met de leerling zelf te praten. Door open vragen te stellen komt er probleembesef. Een jongere zit soms knel bij overbezorgde ouders. Enige mate van zelfreflectie en zelfverantwoordelijkheid is nodig voor de jongere, en voor de ouders is nodig dat zij wat meer afstand betrachten. Laat een handelingsplan ondertekenen door alle drie betrokken partijen: de ouders, de school én de ambulant begeleider. Raadpleeg voor meer informatie over en voorbeelden van handelingsplannen www.oudersenrugzak.nl.
Zie voor informatie over de inhoud van de rugzak (personele kosten en materiële voorzieningen) het Besluit Bekostiging WPO artikel 17 voor het primair onderwijs, en Besluit Bekostiging WVO artikel 8a voor het voortgezet onderwijs.
-58-
• Rugzakgelden zijn geoormerkt en leerlinggebonden. Scholen zijn redelijk vrij om de gelden in te zetten, onder de voorwaarde dat de rugzakleerling er ook daadwerkelijk profijt van heeft. De school mag bijvoorbeeld de rugzakgelden van vier leerlingen met autisme bundelen, maar de getroffen maatregelen moeten specifiek ten goede komen aan deze leerlingen, en dat moet ook duidelijk zijn voor de ouders. De rugzakgelden inzetten voor groepsverkleining komt alle leerlingen ten goede, dus niet specifiek de rugzakleerlingen. Uit leerlinggebonden financiering aangeschafte materialen blijven na vertrek van de leerling eigendom van de school. • Het budget in de rugzak bestaat uit drie delen:36 1. Een bedrag voor extra personele inzet (formatie-uitbreiding), bijvoorbeeld een klassenassistent, een extra leerkracht of een remedial teacher. Afhankelijk van de handicap van een kind komt deze formatie-uitbreiding in het basisonderwijs neer op ca. 3,5 uur per week per kind. 2. Een bedrag voor ambulante begeleiding vanuit het REC. Dit bedrag is niet vrij besteedbaar, maar moet besteed worden bij het REC. Ambulante begeleiding is bestemd voor zowel de leerkracht als de leerling, en moet onderwijsdidactische zaken betreffen. Remedial teaching bijvoorbeeld is geen ambulante begeleiding en kan dus ook niet worden bekostigd uit dit gedeelte van het budget. 3. Een bedrag in geld, bedoeld voor materiële instandhouding (deskundigheidsbevordering of aanschaf van - aangepast - lesmateriaal). • De gratis Rugzak Informatie Telefoon geeft voorlichting over de besteding van de rugzak: telefoonnummer 0800-5010, elke werkdag van 10.00 tot 15.00 uur.
36
Bron: www.oudersenrugzak.nl. Op deze website staat meer informatie over bedragen e.d. De hierboven vermelde gegevens gelden ten tijde van het uitkomen van deze publicatie.
-59-
5.
BEST PRACTICES: ONDERWIJS/ZORGCOMBINATIES
Mijn kind, een cluster 4-leerling, wordt nu toegelaten op een cluster 3-school. Daar stellen ze de voorwaarde dat er deeltijdonderwijs komt met deeltijdbehandeling. Mag dat? De school trekt zich niets aan van de GGZ-behandelresultaten. Hierdoor dreigt het op school mis te gaan. Wat nu? Is een zorgboerderij een aanvullend alternatief voor speciaal onderwijs? De ontheffing van de leerplicht voor mijn zoon loopt binnenkort af. Hij moet dus weer naar school, maar hij is nergens in het speciaal onderwijs welkom. Ons kind wordt binnenkort opgenomen voor een behandeling ver van huis. Nu moeten wij als ouders er zelf voor zorgen dat ons kind een dagbesteding heeft. We hebben uiteindelijk een plek gevonden bij een tuinder, maar waarom kan ze niet gewoon naar school?
5.1
Onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan)37
In de loop der jaren is de problematiek waar de onderwijsconsulenten mee te maken krijgen, zwaarder geworden. Zo is de groep zeer moeilijk tot niet-plaatsbare leerlingen de laatste twee jaar gegroeid. Het gaat om kinderen met een dermate complexe problematiek dat het speciaal onderwijs daar niet altijd een antwoord meer op heeft; de leerkrachten raken in handelingsverlegenheid. Deze leerlingen worden uit het speciaal onderwijs verwijderd. Zij vallen dan tussen wal en schip. Ze worden van de leerplicht ontheven en komen terecht in een zorginstelling, vaak zonder enige vorm van onderwijs. Cluster 3- en 4-scholen hebben soms geen of onvoldoende mogelijkheden om kinderen op te vangen die (tijdelijk) een-op-een begeleiding of intensieve zorg nodig hebben. Voor kinderen met ernstige en complexe gedragsproblemen is er geen extra financiering ter ondersteuning van onderwijs. Vanuit de AWBZ wordt het steeds moeilijker om aanvullende middelen voor zorg beschikbaar te krijgen. Onderwijsconsulenten worden hier regelmatig mee geconfronteerd. Een groeiende groep uitvallers uit het speciaal onderwijs wordt gevormd door de zogenoemde ZMOLK'ers. Onder de ZMOLK’ers in de cluster 3-scholen zijn leerlingen bij wie de intelligentie ernstig beperkt is en de gedragsproblematiek een ondergeschikte rol speelt, maar wel degelijk aanwezig is. Bij deze leerlingen kan de leerbaarheid een discussiepunt vormen. Er zijn ook leerlingen op cluster 4-scholen, bij wie de gedragsproblematiek overheerst en de verstandelijke beperking minder is. Deze leerlingen 37
Zie voor de in dit hoofdstuk gebruikte afkortingen bijlage I.
-60-
zijn doorgaans wel leerbaar, maar het perspectief daarop ontbreekt. Dit baart onderwijsconsulenten zorgen. Soms moeten kinderen voor hun zorgvraag (tijdelijk) naar een residentiële setting. Onderwijs schiet er dan mogelijk bij in. Het accent ligt op de zorg, terwijl het kind wel leerplichtig is. Onderwijsconsulenten worden soms ingeschakeld als er helemaal geen onderwijs is, maar ook als er bijvoorbeeld geen aansluiting mogelijk is met speciaal onderwijs op de betreffende school (dit kan komen door de klassengrootte, het lesprogramma, de samenstelling van de groep e.d.). Ook bij ontslag uit een behandelsetting wordt nogal eens om bemiddeling door een onderwijsconsulent gevraagd. Er blijkt dan nog geen clusterindicatie te zijn aangevraagd of er is geen passende onderwijsplek beschikbaar.
-61-
5.2
Casuïstiek onderwijs/zorgcombinaties
CASUS: Onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan) Koos is leerling van een basisschool en heeft een cluster 4-beschikking. De rugzak wordt ingezet om Koos extra te ondersteunen bij zijn leertaken. Koos valt in school op door zijn gedrag en zijn uitspraken. Hij wil bewust andere kinderen pijn doen en brengt hen letsel toe. Hij stoort fors in de klas en hij schreeuwt om aandacht. Bij 'lik op stuk' ontploft hij. Hij vloekt en tiert, is erg agressief en steeds op zoek naar de grenzen. De school stelt vast dat zij handelingsverlegen is; zij kan Koos alleen op twee ochtenden en een hele dag opvangen, maar verwijdering ligt in het verschiet. Voor de school is de maat vol. Koos wordt behandeld bij de GGZ en krijgt extra onderwijsondersteuning van een orthopedagoog. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: Nadat de onderwijsconsulent de ouders en de school gesproken heeft, concludeert hij dat er veel partijen bij Koos betrokken zijn, maar dat deze nog niet gezamenlijk om de tafel hebben gezeten om te overleggen. De onderwijsconsulent stelt daarom een rondetafelgesprek voor. Alle betrokkenen nemen deel. Gezamenlijk wordt aan beeldvorming gedaan, en worden de zorgvraag en de onderwijsvraag vastgesteld. Geconcludeerd wordt dat voor Koos de volgende zorgaspecten gelden: er dient aanvullende diagnostiek te komen; er is een veilige omgeving en een stabiele structurele situatie nodig; Koos is sociaal niet wederkerig en hij kan niet omgaan met frustraties; hij heeft een negatief zelfbeeld; hij moet leren zijn gedrag af te stemmen op de situatie. De GGZ zal deze aspecten in de behandeling meenemen. Wat de onderwijsvraag betreft wordt besloten dat Koos een-op-een begeleiding krijgt om een veilige, stabiele situatie te creëren. De begeleider (vanuit de rugzak) zal niet meer apart met Koos werken, maar zal naast hem in de klas zitten, in ieder geval tot de zomervakantie. Over vier weken vindt de eerste evaluatie plaats. Om de specifieke onderwijs- en zorgvragen van een leerling in het primair of voortgezet (speciaal) onderwijs in kaart te brengen, is een rondetafelgesprek met alle betrokkenen nodig. Het leidt tot een gezamenlijke visie op wat de leerling nodig heeft om weer in ontwikkeling te komen. Vervolgens kunnen afspraken gemaakt worden over het tot stand brengen van de benodigde combinatie van (speciaal) onderwijs en (jeugd)zorg.
-62-
CASUS: Onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan) Lucas is 13 jaar en zit met een cluster 4-indicatie op een VSO cluster 4-school. Hij heeft MCDD, ODD en extreme angststoornissen. De VSO-school is ten aanzien van Lucas handelingsverlegen. Lucas heeft iemand nodig die voortdurend naast hem zit en staat, ook letterlijk. Is zijn begeleider ('shadow') even uit de klas, dan escaleert de situatie meteen. Het uit zich in agressief gedrag naar medeleerlingen. De school heeft inmiddels toestemming voor deeltijdonderwijs van de onderwijsinspectie gekregen, maar ook dat brengt nauwelijks verlichting. Na het zoveelste incident wordt Lucas geschorst en wordt een verwijderingsprocedure gestart. De VSO voelt zich wel verantwoordelijk en schakelt samen met de ouders een onderwijsconsulent in. Plaatsing op een andere cluster 4-school lijkt geen optie, omdat de problemen zich ook daar voor zullen doen. De school adviseert een klinische opname, maar de ouders willen daar niet van weten. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent spreekt met alle partijen. De school licht toe dat zij in het schooljaar veel extra inzet heeft gepleegd voor Lucas. Desondanks blijkt zij handelingsverlegen te zijn. Ook de ouders zien dit in. Er is een grote gezamenlijke zorg rond Lucas, maar de ouders weigeren om Bureau Jeugdzorg in te schakelen. Daarom staat de school op het punt om een melding bij het AMK te doen. De onderwijsconsulent overlegt met de ouders. Hij adviseert ze met klem om zelf naar Bureau Jeugdzorg te stappen, om zo meer vat te hebben op de hulp die geboden wordt. De ouders volgen dit advies op en krijgen de nodige ondersteuning. Er wordt een plek voor Lucas gevonden op een leerboerderij; hij wordt daar (tijdelijk) vanuit de school geplaatst. Een leerboerderij heeft een duidelijke link met onderwijs; leerlingen worden via een leerarrangement ondersteund bij het onderwijs. De school houdt een verantwoordelijkheid. Dit vereenvoudigt een mogelijke terugkeer. Op een leerboerderij is er een-op-een begeleiding, wat voor Lucas ideaal is. Als een (V)SO-school handelingsverlegen is en besluit een leerling te schorsen, dan is het van groot belang dat de school verantwoordelijk is voor en betrokken blijft bij het onderwijs in een onderwijs/zorgcombinatie. Eventuele terugplaatsing op school verloopt dan soepeler.
-63-
CASUS: Onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan) Sandy, 14 jaar, heeft al gedragsproblemen sinds de basisschool, maar in het voortgezet onderwijs gaat het helemaal mis. Ze wordt verwijderd en zit zeven maanden thuis. Dan wordt Sandy op een cluster 4-school geplaatst, waar ze na een aantal weken een psychose NAO (niet anders omschreven) krijgt. Sindsdien zit zij weer thuis. De school en de ouders kunnen het niet eens worden over de omgang met Sandy. De leerplichtambtenaar is er bij betrokken, maar weet evenmin een oplossing. Voor de psychiatrische problematiek is Sandy onder behandeling van een kinderpsychiater. Via het PGB wordt gespecialiseerde gezinsbegeleiding ingeschakeld; drie keer per week doet een verpleegkundig begeleider ontspannende activiteiten met Sandy. Volgens haar ouders is Sandy een hooggevoelig meisje. Ze is muzikaal, creatief en kunstzinnig aangelegd. In een begripvolle, veilige en gestructureerde omgeving is zij het beste op haar plaats. Onrust, chaos en negativisme brengen haar van de wijs; dan vlucht ze weg uit angst. Opmerkelijk is hoe liefdevol en consequent ze met dieren omgaat. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent spreekt met de ouders en overlegt met de school, het CCE en de leerplichtambtenaar. Met de ouders en het CCE worden ook de onderwijsmogelijkheden besproken. Afgesproken wordt dat de ouders met de onderwijsconsulent de (beperkte) mogelijkheden zullen verkennen. Als er een plek is gevonden, kan het CCE desgewenst worden ingeschakeld om de problematiek verder in kaart te brengen en te adviseren over begeleiding en behandeling. Sandy heeft zeer intensieve begeleiding nodig, het liefst eenop-een. Dit is echter op geen enkele school voor speciaal onderwijs mogelijk. Aan de cluster 4-school wordt gevraagd of Sandy op een andere locatie kan worden opgevangen. De gespecialiseerde gezinsbegeleider kan tijdelijk op school ingezet worden om een geleidelijke terugkeer te bevorderen. Een kennismakingsbezoek pakt niet goed uit. Sandy en haar ouders besluiten niet terug te keren naar de cluster 4-school. Ook de psychiater van Sandy vindt dat cluster 4-onderwijs op dit moment niet haalbaar voor haar is. De onderwijsconsulent neemt contact op met de leerplichtambtenaar om de situatie te bespreken. In overleg met Sandy's vader en de leerplichtambtenaar wordt afgesproken dat Sandy ingeschreven blijft op de cluster 4school, om de relatie met onderwijs in stand te houden. Na een jaar zal opnieuw worden bekeken of terugkeer naar een meer reguliere vorm van onderwijs dan tot de mogelijkheden behoort. Voorlopig gaat Sandy dus niet terug naar de cluster 4-school; zij zal thuis en op een zorgboerderij onderwijs volgen. De leerplichtambtenaar zal dit in een beschikking (uitspraak) bevestigen; hij is ook degene die aan het eind van het schooljaar het initiatief zal nemen voor een evaluatie, waarbij ook de cluster 4-school betrokken wordt. Soms is een onderwijs 'time-out' nodig en ligt het accent op zorg. In samenspraak met de leerplichtambtenaar kan een constructie als hiervoor geschetst afgesproken worden. Daarbij wordt de onderwijsoptie voor een bepaalde tijd opengehouden.
-64-
CASUS: Onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan) Jorik, een 15-jarige jongen met een cluster 4-indicatie (PDD-NOS), zit in groep 3 van het VMBO-LWOO. Hij volgt de opleiding metaal. Zijn stage is prima verlopen, en hij kan op termijn een baan krijgen bij zijn stagebedrijf. Voorwaarde is dat hij zijn diploma haalt. Jorik wil echter niet meer naar school. Hij heeft moeite met het maken van opdrachten en met het samenwerken met andere leerlingen. Hij wordt gepest en ervaart de klas als onveilig. Jorik wordt niet meer geaccepteerd in de klas. Zijn medeleerlingen vinden het moeilijk om zijn gedrag te begrijpen, en zijn aan het eind van hun incasseringsvermogen. Jorik moet nog proefwerken inhalen om over te kunnen gaan naar de eindexamenklas, maar zelf wil hij het liefst meteen gaan werken. Thuis is Jorik op dit moment ook moeilijk te handhaven. Op verzoek van de ouders buigt de onderwijsconsulent zich over de vraag hoe Jorik toch dit leerjaar af kan maken en wat er voor nodig is om Jorik volgend jaar zijn eindexamen te laten doen. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent voert een indringend gesprek met Jorik. De mentor brengt de opdrachten bij Jorik thuis, en Jorik besluit toch de proefwerken in te halen. Hij mag dat aan het bureau van de directeur doen, zodat hij geen leerlingen hoeft tegen te komen. Jorik haalt goede resultaten voor zijn proefwerken en opdrachten, en is over naar groep 4. De onderwijsconsulent legt contact met het CCE; na de zomervakantie kan het CCE met ondersteuning aan de ouders en Jorik beginnen. Vervolgens organiseert de onderwijsconsulent een gezamenlijk overleg met alle betrokkenen: de mentor, de zorgcoördinator, een trajectbegeleider, de ambulant begeleider, de leerplichtambtenaar en de ouders van Jorik. Besloten wordt dat Jorik volgend cursusjaar in de zogenoemde trajectgroep komt, een groep voor cluster 4-leerlingen. De groep bestaat uit 10 leerlingen met twee vaste docenten. De leerlingen werken zelfstandig aan de theoretische vakken. De didactische en individuele begeleiding gebeurt volgens het handelingsplan. Er zijn korte lijnen, ook met de ouders, en de afspraken worden iedere zes weken met de ouders geëvalueerd. De praktijkvakken kan Jorik bij zijn huidige mentor doen, zo nodig in een andere groep dan de huidige. De ambulant begeleider blijft betrokken. Om Jorik te motiveren wordt afgesproken dat de mentor hem in de laatste vakantieweek de nieuwe schoolplek zal laten zien en kennis laat maken met zijn begeleiders. Deze afspraken geven het vertrouwen dat Jorik volgend jaar zijn diploma zal behalen. Voor deze aanpak zijn handvatten gehaald uit het bijzonder zorgplan van het CCE. De CCE-consulent heeft voor overdracht van de handvatten aan de AB'er en mentor gezorgd.
-65-
CASUS: Onderwijs/zorgcombinaties (één kind - één plan) Tim van 15 begint op het gymnasium, maar komt terecht op de HAVO. Hij heeft permanent structuur nodig, anders raakt hij gefrustreerd en agressief. Tim heeft ADHD, PDD-NOS en MCDD. Hij is ook angstig, maar daarvoor zijn nooit de redenen vastgesteld. Omdat Tim niet thuis kan blijven, zit hij vrijwel onafgebroken in een GGZ-instelling waar ook plaatsbekostigd onderwijs wordt geboden. Tim volgt echter al anderhalf jaar nauwelijks onderwijs meer; hij zit vooral op zijn kamer. De behandelend psychiater acht theoretisch onderwijs moeilijk voor Tim, maar vindt praktijkgericht onderwijs wel bij hem passen. Tims moeder is van mening dat haar zoon een stok achter de deur nodig heeft om naar school te gaan. Zij ziet in dat hij belemmeringen heeft, maar vindt ook dat hij die gebruikt om niet naar school te hoeven gaan. Zo glijdt Tim steeds verder af. De moeder hoopt op een nieuwe start op een school die Tim structuur en discipline bijbrengt en die hem wat steviger aanpakt. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: Tim staat op de wachtlijst voor een behandelcentrum. Omdat zijn aanmelding lange tijd is blijven liggen, kan hij pas over negen maanden terecht. Gezien de afstand (20 km) kan hij ook nog niet naar het aan het centrum verbonden praktijkonderwijs. De onderwijsconsulent regelt taxivervoer, zodat hij al wel onderwijs kan volgen. Dan blijkt het taxivervoer niet meer nodig te zijn; dankzij de inzet van de onderwijsconsulent kan Tim eerder dan verwacht toch worden opgenomen in het behandelcentrum. Hij krijgt daar plaatsbekostigd onderwijs. Er was overwogen Tim aan te melden voor het project leerbaarheid, maar de moeder, de behandelaars en het CCE zullen gezamenlijk overleggen of dat nog gewenst is. Er zijn situaties waarin de zorgvraag te groot is om door het onderwijs beantwoord te kunnen worden. De leerling bevindt zich bijvoorbeeld in een behandel- of zorginstelling. De nadruk ligt dan (tijdelijk) op zorg. Wel kan soms (plaatsbekostigd) onderwijs verzorgd worden in een school in de directe omgeving van de zorginstelling, of binnen de instelling zelf.
-66-
5.3
Tips en informatie onderwijs/zorgcombinaties
• Onderwijsconsulenten zoeken de oplossing voor sommige groepen zorgleerlingen in maatwerk: onderwijs/zorgcombinaties. Zij proberen intensieve samenwerking tussen speciaal onderwijs en zorginstellingen tot stand te brengen, met het doel moeilijk plaatsbare leerlingen weer perspectief te bieden op onderwijs en/of arbeid. • Er zijn leerlingen die alleen dankzij een onderwijs/zorgcombinatie (of een onderwijs/behandelcombinatie) op een school gehandhaafd kunnen worden. Er wordt dan zorg ín de school (regulier of speciaal onderwijs) gebracht. Scholen die hiervoor openstaan, en die dus vraaggericht werken, maken bijvoorbeeld gebruik van auticoaches of buddy's, of schakelen het CCE of jeugdzorg in om de zorgcomponent op school te behartigen. Zij zoeken samenwerking met zorginstellingen en zijn bereid om gezamenlijk te investeren in deze doelgroep. Zij leveren zorg op maat ín de school. Voor sommige leerlingen geldt, dat zij alleen in het speciaal onderwijs gehandhaafd kunnen worden als er extra zorg ingezet wordt, bijvoorbeeld een begeleider vanuit een zorginstelling, bekostigd uit een PGB. De nieuwe AWBZ-richtlijnen zetten de zorgarrangementen echter ernstig onder druk; dit kan een negatief effect hebben op goede onderwijs/zorgcombinaties. • Niet-geïndiceerde leerlingen die in een behandelcentrum worden opgenomen, krijgen meestal (plaatsbekostigd) onderwijs op een aan het centrum verbonden school voor speciaal onderwijs. Vaak ontstaan schoolplaatsingsproblemen aan het eind van de behandelperiode. In principe moeten deze leerlingen dan terugkeren naar de school van herkomst, waar zij ingeschreven blijven (WEC artikel 40 lid 4), maar terugkeer is niet altijd wenselijk. Als deze leerlingen met een ernstige beperking nog geen indicatie hebben voor een speciale school of een rugzak, bemoeilijkt dat de juiste schoolplaatsing. Een goede ontwikkeling is dat steeds vaker tijdens de behandelperiode door de school een indicatieprocedure wordt gestart. Zo kan verkrijging van een indicatie samenvallen met het einde van de behandeling. Plaatsing op een passende school wordt in die gevallen gemakkelijker. • Soms is het nodig meer creatieve oplossingen te vinden, bijvoorbeeld plaatsing in kleine groepen of onderwijs via modules van de Wereldschool. Voor oplossingen op maat in de thuissituatie (alleen in uiterste nood) is de toestemming nodig van het ministerie van OCW. Het ministerie heeft deze bijzondere opdrachten (contracten) ondergebracht bij een onderwijsinspecteur bijzondere opdrachten. In voorkomende gevallen is het aan te raden om een onderwijsconsulent in te schakelen.
-67-
• •
•
•
•
•
38 39
De onderwijsconsulent verleent ondersteuning bij het opstellen van de conceptcontracten. Een dergelijk contract moet worden vastgesteld in aanwezigheid van en moet voor gezien worden ondertekend door de inspecteur bijzondere opdrachten, namens de Inspectie van het Onderwijs en het ministerie van OCW. Deeltijdopvang op een zorgboerderij in combinatie met onderwijs op school kan een alternatief zijn. Door verhuizing kan een leerling uit de boot vallen, omdat hij dan onder een andere regio valt en de zorgkantoren verschillende regels hanteren. Er is geld om extra hulp te financieren, maar dat kan niet in een andere regio ingezet worden. Overheveling van de gelden is geen algemeen geaccepteerde werkwijze en het vraagt vaak veel inzet van de onderwijsconsulent om dit te realiseren. In sommige gevallen ontslaat de Leerplichtwet38 ouders tijdelijk van de plicht om kinderen op een school in te schrijven, bijvoorbeeld vanwege lichamelijke of psychische belemmeringen (artikel 7 van de Leerplichtwet) of wegens godsdienstige of levensbeschouwelijke redenen (artikel 8 van de Leerplichtwet). De gemeentelijke leerplichtambtenaar beoordeelt het verzoek tot (tijdelijke) vrijstelling, zo nodig na het consulteren van een onafhankelijke arts, pedagoog en/of psycholoog. Er zijn inmiddels cluster 3- en 4-scholen die gezamenlijk initiatieven ontplooien om de specifieke gedragsproblematiek van leerlingen aan te pakken. Daarbij betrekken zij ook zorginstellingen en zorgaanbieders, en wordt in het geval van ZMOLK'ers onderzocht in hoeverre deze kinderen nog leerbaar zijn. Verschillende OC+- projecten ondersteunen deze initiatieven, bijvoorbeeld het project leerbaarheid.39 UrWay is een nieuwe online leervoorziening voor leerplichtige jongeren die om verschillende redenen tussen wal en schip vallen en verstoken zijn van onderwijs. Als bestaande voorzieningen voor deze jongeren geen uitkomst bieden, is UrWay een laatste vangnet. UrWay beoogt deze leerlingen weer aan het leren te krijgen door via internet een virtuele online leeromgeving aan te bieden die 24 uur per dag, 365 dagen per jaar open is. Uit een pilot is gebleken dat UrWay een passende oplossing biedt voor de leerhulpvraag van deze leerlingen. De bedoeling is dat UrWay landelijk toegankelijk wordt voor leerlingen met een clusterindicatie die voldoen aan de criteria van UrWay. Behandelcentra hebben afspraken met scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs om aan hun cliënten (plaatsbekostigd) onderwijs te bieden. Voorafgaand aan een interne plaatsing is het noodzakelijk dat de ouders en de school afspraken maken over de onderwijsvoorziening (dus plaatsing) na beëindiging van de behandeling!
Zie voor de Leerplichtwet: www.postbus51.nl. Zie werkwijzer 2 op www.onderwijsconsulenten.nl.
-68-
6.
BEST PRACTICES: OVERIGE PROBLEMATIEK40
Mijn dochter heeft een schoolplaats, maar kan niet zelfstandig reizen. De gemeente weigert begeleiding. Na een incident wil mijn kind beslist niet meer in de bus; de gemeente kan geen alternatief aanbieden. Mag de gemeente leerlingenvervoer weigeren als de school verder weg is? De leerplichtambtenaar dreigt met een proces-verbaal omdat mijn kind niet naar school durft. Mijn dochter heeft een schoolfobie. Ik krijg haar ’s ochtends het bed niet uit. Is onderwijs thuis mogelijk? De school heeft mij gevraagd mee te werken aan een indicatie, zodat er voor mijn dochter een rugzak beschikbaar komt. Nu is de indicatie er, maar wil de school de rugzak niet gebruiken. Zij adviseert nu speciaal onderwijs voor mijn dochter. Mijn zoon heeft gedragsproblemen, maar hij is ook hoogbegaafd. Nu moet hij naar een cluster 4-school, maar daar is geen aandacht voor zijn hoogbegaafdheid. Wij zijn bang voor toename van gedragsproblemen. Mijn dochter met autisme liep vast in 4 VWO. Het REC heeft geen school voor VSO op haar niveau, dus ik heb haar moeten aanmelden bij het Luzac College. Daar pakken ze de begeleiding van haar goed op, maar hoe moet het volgend jaar? Ik kan het particulier onderwijs niet betalen.
6.1
Leerlingenvervoer
Leerlingen met een beperking, die geen gebruik kunnen maken van eigen of openbaar vervoer, kunnen onder voorwaarden recht hebben op leerlingenvervoer. De voorwaarden zijn vastgelegd in een verordening leerlingenvervoer. Iedere gemeente heeft haar eigen verordening, waardoor de regels en voorwaarden per gemeente kunnen verschillen. De gemeente waar de leerling woont, regelt het leerlingenvervoer. Zij kan vervoer aanbieden of ouders een vergoeding geven om zelf passend vervoer te regelen. Scholen hebben hier geen invloed op.
40
Zie voor de in dit hoofdstuk gebruikte afkortingen bijlage I.
-69-
Bij de uitvoering van deze regeling moet rekening gehouden worden met de aard van de leerling bij het formeren van groepen leerlingen die gezamenlijk vervoerd worden. Leerlingen met internaliserende problematiek (bijvoorbeeld angstige kinderen) kunnen niet samen met duidelijke acting-out-leerlingen in dezelfde taxi of bus. Veel ouders signaleren knelpunten in het leerlingenvervoer, zoals gebrek aan begeleiding, lange reistijden, overstapplaatsen, het omzetten van aangepast vervoer in een begeleiderskaart voor openbaar vervoer of het weigeren van leerlingvervoer aan VOleerlingen met een rugzak. Soms vinden gemeenten een school die dichtbij is passend voor de leerling, en moet er een onderwijsconsulent aan te pas komen om toe te lichten dat de school op afstand beter past bij de zorgvraag van de leerling.
6.2
Casuïstiek leerlingenvervoer
CASUS: Overige problematiek: leerlingenvervoer Peter is 7 jaar en cluster 3 MG geïndiceerd. Hij zit op een ZMLK-school buiten zijn woonplaats. Zijn ouders hebben deze school bewust gekozen vanwege de expertise op het gebied van onderwijs aan autisten en de speciale structuurgroepen waarin gewerkt wordt.41 Dit jaar wijst de gemeente de aanvraag voor leerlingenvervoer af met het argument dat er in de eigen woonplaats een ZMLK-school is. De ouders tekenen bezwaar aan tegen de negatieve beschikking van de gemeente. De huidige school en de ouders verzamelen argumenten om de gemeente ervan te overtuigen dat een langer verblijf op deze school noodzakelijk is. Er wordt een hoorzitting gepland waarin de ouders hun bezwaar kunnen toelichten en informatie kunnen aanleveren. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent brengt de verschillen in onderwijsaanbod van beide ZMLK-scholen in kaart en schrijft een adviesbrief die door de ouders wordt doorgestuurd naar de gemeente. De complexe problematiek van Peter vraagt om aangepast onderwijs en een zeer intensieve begeleiding die alleen door de huidige ZMLK-school kan worden geboden. Die school blijkt voor Peter de enige mogelijkheid om onderwijs te genieten. Op basis van deze argumenten bericht de gemeente de ouders mondeling dat het leerlingenvervoer weer wordt vergoed.
41
In dit geval de TEACCH-methodiek, die speciaal voor deze doelgroep is ontwikkeld.
-70-
6.3
Tips en informatie leerlingenvervoer
• Leerlingenvervoer kan worden aangevraagd in de eigen gemeente. Voor informatie zie www.vng.nl (via Beleidsvelden - Jeugd, onderwijs en sport - Onderwijs Leerlingenvervoer) of de website van de betreffende gemeente. • Iedere gemeente dient te beschikken over een verordening leerlingenvervoer. Dit is een openbaar document, waarin regels staan waar ambtenaren zich aan dienen te houden bij het regelen van het vervoer van kinderen van en naar school. • Vervoer naar (tijdelijke) opvang of behandelsetting wordt niet vergoed door de gemeente, maar veelal wel vanuit de AWBZ. • Als de gemeente een aanvraag voor leerlingenvervoer afwijst, kunnen ouders daartegen in beroep gaan. Zij kunnen bezwaar aantekenen tegen deze beslissing van de gemeente. De beslissing komt in de vorm van een brief van de gemeente en wordt ook wel beschikking genoemd. Bij het bezwaar kunnen de ouders aanvoeren waarom maatwerk nodig is. • Soms zetten onderwijsconsulenten in een brief aan een gemeente uiteen wat de speciale zorgvraag is van de leerling. Met zo'n brief kan een gemeente overwegen of er een uitzondering gemaakt kan worden op de bepalingen in de verordening, waardoor het gemeentelijk besluit herroepen kan worden. • In bepaalde gevallen kan een aanvulling op het PGB aangevraagd worden voor begeleiding tijdens busvervoer van en naar school. • Informatie over leerlingenvervoer is te vinden in de brochure 'Vlug en veilig naar school', verkrijgbaar via de webwinkel van de CG-Raad (www.cg-raad.nl) en op de website www.leerlingenvervoer.net.
-71-
6.4
Schoolangst
Angst voor school kan ontstaan na een verandering in het leven van een leerling. De leerling is bijvoorbeeld langere tijd afwezig geweest door ziekte, of gaat naar een nieuwe school of nieuwe klas. De angst kan zich richten op verschillende facetten die verbonden zijn met de school. Zo zijn er kinderen die zeer angstig worden als de leerkracht thuis langs komt. Kinderen met faalangst zijn vaak angstig als het huiswerk wordt opgegeven. Ook de sociale interactie met klasgenoten kan kinderen bang maken. Pesten42 of een leraar met wie het niet klikt zijn eveneens redenen voor kinderen om schoolangst te ontwikkelen. Daarnaast kan schoolangst verband houden met een stoornis in het autistisch spectrum of voortkomen uit reeds bij de leerling aanwezige scheidingsangst. Schoolangst loopt vaak uit op schoolweigering.43 Meestal is er geen duidelijke oorzaak aan te geven voor de schoolangst en/of schoolweigering, maar de problematiek blijkt vaak zeer hardnekkig. Voor deze leerlingen is veelal geen adequate opvang en/of passend onderwijs voorhanden. Door het gebrek aan voorzieningen lopen zij onnodig een ontwikkelingsachterstand op. Deze leerlingen zijn vaak thuiszitters en hebben intensieve specialistische hulp en begeleiding nodig alvorens zij met succes kunnen terugkeren in het onderwijs.
42
43
Zie de brochure over pesten: 'Pesten op school. Hoe ga je er mee om?' De brochure kan besteld worden bij vier landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs: LOBO (www.lobo.nl), NKO (www.nko.nl), Ouders & COO (www.ouders.net) en VOO (www.voo.nl). Zie het OC+-project over schoolangst en de bijbehorende folder op www.onderwijsconsulenten.nl.
-72-
6.5
Casuïstiek schoolangst
CASUS: Overige problematiek: schoolangst Björn, 15 jaar, zit tot aan de zomervakantie op een reguliere VO-school. Bij de overgang van klas 2 naar klas 3 wordt hij in een andere groep geplaatst met veel allochtone leerlingen. Hier voelt hij zich niet op zijn gemak. Dit escaleert zodanig dat Björn niet meer naar school wil en durft. Volgens de VO-school is hij nog steeds welkom, maar Björn heeft geen vertrouwen meer in de school en weigert er nog langer heen te gaan. De ouders laten Björn onderzoeken en de kinderpsychiater stelt ADD vast. Deze diagnose verklaart ook veel van zijn concentratie- en vermoeidheidsproblemen. De kinderpsychiater vindt dat Björn niet gebaat is bij voortgezet speciaal onderwijs. Hij adviseert regulier onderwijs, al dan niet met extra ondersteuning vanuit een rugzakje. De ouders nemen contact op met diverse VO-scholen in omliggende plaatsen, maar deze scholen weigeren Björn toe te laten. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent onderzoekt alternatieve mogelijkheden voor Björn en neemt contact op met de leerplichtambtenaar, de zorgcoördinator van de reguliere VO-school en de zorgadviesteams van de scholen in omliggende plaatsen. Met het zorgloket van de VO-scholen wordt bezien of Björn op een van de VO-scholen geplaatst kan worden. Daarbij wordt ook onderzocht of hij baat kan hebben bij een bovenschoolse zorgvoorziening. Vervolgens wordt in overleg met de zorgcoördinator voorgesteld Björn te laten instromen op een kleinschalige VO-school. De onderwijsconsulent vergezelt de ouders en Björn naar deze school. Er wordt een voorlopige plaatsing geregeld. De school en de bovenschoolse zorgvoorziening stemmen hun aanpak af en gaan na hoe de zorgstructuur formeel geregeld kan worden, bijvoorbeeld via een Reboundplaatsing. Daarnaast wordt een vangnetconstructie afgesproken, zodat tijdig kan worden ingegrepen als het mis dreigt te gaan. De zorgcoördinator van de bovenschoolse zorgvoorziening zal regelmatig gesprekken met Björn houden. Ook zal bezien worden of een indicatieaanvraag voor een rugzak cluster 4 nog wenselijk of noodzakelijk is. Na een korte proefperiode krijgt Björn te horen dat hij op deze school mag blijven.
-73-
6.6
Tips en informatie schoolangst
• Schoolangst leidt soms onnodig tot (langdurig) thuiszitten. Professionele hulp is nodig. Soms kan een vertrouwd persoon (een buddy) uitkomst bieden. Een buddy (bijvoorbeeld via een GGZ-instelling) haalt de leerling dagelijks thuis op, vergezelt hem naar school en blijft de eerste periode bij hem in de klas. Deze aanpak kan langzaam afgebouwd worden. • Leerlingen met schoolangst vallen niet op door aandachtvragend gedrag. Zij doen niet mee, vermijden contact en functioneren aan de rand van het groepsgebeuren. Tijdige signalering van schoolangst door bijvoorbeeld een zorgadviesteam in het VO is van groot belang om absoluut schoolverzuim te voorkomen. De begeleiding van een thuiszittende leerling met schoolangst begint thuis en moet erop gericht zijn de leerling uiteindelijk weer te laten terugkeren naar het onderwijs. Onderwijs en zorg moeten kleinschalig en geïntegreerd aangeboden worden in een veilige en gestructureerde omgeving. Het onderwijsaspect wordt groter naarmate er minder zorg nodig is. De volgende stap is de begeleiding en het onderwijs thuis geleidelijk over te brengen naar een zogenaamde 'huiskamer', een ruimte buiten het schoolgebouw. Begeleider en docent moeten nauw samenwerken. • Het is belangrijk leerlingen met schoolangst aan te spreken op hun talenten. Als tijdelijke alternatieven kunnen bij wijze van uitzondering onderwijspakketten of digitaal onderwijs thuis worden ingezet (e-learning, Wereldschool, UrWay; zie ook hoofdstuk 5).
-74-
6.7
Aanvraag indicatiestelling
Het behoort tot de wettelijke taak van het REC (dat hier de financiële middelen voor ontvangt) de ouders te begeleiden bij de procedure voor het verkrijgen van een indicatie voor hun kind. Het REC ondersteunt de ouders bij het compleet maken van het dossier voor de aanvraag bij de CvI. Eventuele extra onderzoeken die nodig zijn voor de indicatie komen voor rekening van het REC. Daarna start de procedure voor de indicatiestelling. Deze mag maximaal acht weken duren en mag eenmaal met acht weken worden verlengd als de CvI dat nodig acht, bijvoorbeeld omdat er aanvullend onderzoek gedaan moet worden. De indicatieprocedure mag in totaal maximaal 16 weken duren. Zodra de beschikking is afgegeven, kan de school het rugzakbudget aanvragen bij CFI. De maand volgend op de indicatiestelling krijgt de school het rugzakbudget. Aanscherping van de criteria voor het verkrijgen van een clusterindicatie heeft ertoe geleid dat onderwijsconsulenten steeds vaker met indicatieproblemen te maken krijgen. Bij cluster 3 heeft de aanscherping van de criteria bijvoorbeeld tot gevolg dat de (reguliere) school voortaan over een periode van een half jaar de handelingsverlegenheid moet aantonen. Voor leerlingen die door ernstige ziekte (zoals kanker) of door een ongeval getroffen zijn, is vaak direct hulp nodig als zij weer naar school kunnen gaan; dán nog een half jaar moeten wachten is funest. Onderwijsconsulenten worden soms ingezet als leerlingen ongewenst lang(er) thuiszitten doordat indicatietrajecten traag verlopen. Redenen voor vertraging zijn vaak van administratieve aard, zoals een gebrekkig en incompleet dossier, ontbrekende handtekeningen of het ontbreken van recente onderzoeksverslagen. Ook wachtlijsten voor hulpverlening en de aangescherpte criteria kunnen zorgen voor langdurige indicatietrajecten. Er zijn VO-scholen die ten onrechte menen dat een leerling naar het VSO moet zodra een cluster 4-indicatie wordt aangevraagd. De ouders werken vaak eerst te goeder trouw mee aan de indicatiestelling, en vervolgens zegt de VO-school dat hun kind naar het VSO moet. Een reden voor ouders om aan te kloppen bij het bureau Onderwijsconsulenten. De laatste jaren is het aantal afgegeven indicaties, vooral in cluster 3 en cluster 4, fors toegenomen. De handelingsverlegenheid van de verwijzende school moet nog duidelijker dan voorheen worden aangetoond. Vooral bij de herindicatie kan dit tot gevolg hebben dat leerlingen niet meer voor een rugzak of plaatsing op een speciale school in aanmerking komen. Onderwijsconsulenten doen hun best voor deze leerlingen, om een thuiszitsituatie te voorkomen.
-75-
6.8
Casuïstiek aanvraag indicatiestelling
CASUS: Overige problematiek: aanvraag indicatiestelling Elise is 15 jaar en zit op het gymnasium. Zij heeft reuma. Elise is een goede leerling en heel gemotiveerd. Door haar ziekte is zij niet altijd in staat om hele dagen naar school te gaan. Zo kon zij vorig jaar maar halve dagen naar school. Zij heeft een aantal vakantieweken doorgewerkt en is toen toch overgegaan. Dit jaar lijkt ze helemaal vast te lopen. Elise heeft behoefte aan ondersteuning en extra uitleg. Er zou een goede planning moeten komen, zodat duidelijk wordt welke stof en welke toetsen zij beslist moet maken en wat eventueel zou kunnen vervallen. Elises moeder vraagt de school mee te werken aan de aanvraag van een clusterindicatie LZ voor een rugzak. Tot nu toe is er niets aan gedaan, terwijl de school die medewerking wel moet verlenen. Er wordt ook geen extra ondersteuning geboden. De school zegt daar geen faciliteiten voor te hebben. De communicatie met de school loopt vast. Elise zou gebaat zijn bij een cluster 3-indicatie, zodat de school extra formatie krijgt en er ambulante begeleiding mogelijk is. Die procedure moet nog helemaal in gang gezet worden. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent voert gesprekken met Elise en haar moeder en met de teamleider en de zorgcoördinator van de school. Afgesproken wordt dat de aanvraag voor de clusterindicatie op korte termijn wordt ingediend. In het zorgadviesteam van de school wordt de zorgvraag van Elise besproken en vastgelegd. De school geeft aan welke maatregelen het afgelopen half jaar voor Elise zijn getroffen en wat de handelingsverlegenheid van de school is. De school vult de benodigde formulieren in. De ouders melden Elise aan bij het REC en verstrekken de medische gegevens. Vooruitlopend op de indicatiestelling krijgt Elise een andere mentor. Deze mentor heeft ervaring met rugzakleerlingen en wordt het vaste aanspreekpunt voor Elise. Zij kan haar problemen met deze mentor bespreken. De mentor draagt zorg voor de overdracht aan de andere docenten. De vakdocenten worden benaderd en ingezet voor extra uitleg als Elise daar behoefte aan heeft. Vreemde ogen kunnen dwingen!
-76-
6.9
Tips en informatie aanvraag indicatiestelling
• Overweeg gebruik te maken van de mogelijkheden van Herstart voor leerlingen tussen 5 en 16 jaar die meer dan vier weken thuiszitten, bekend zijn bij een leerplichtambtenaar, geen uitzicht op plaatsing op een school hebben en nog geen clusterindicatie hebben of in een indicatietraject zitten. Zie voor meer informatie www.wecraad.nl. • Er zijn ouders (of leerlingen) die weigeren een indicatie aan te vragen vanwege een vermeend stigma. Deze houding komt niet uit de lucht vallen: een rugzak, vooral cluster 4, belemmert vaak de gang naar het VO. De afweging om wel of geen indicatie aan te vragen kan een dilemma zijn. Een onderwijsconsulent kan hierover bij langdurig thuiszittende leerlingen adviseren. • Soms neemt een onderwijsconsulent mondeling of schriftelijk contact op met de secretaris van een CvI om de problematiek van een leerling toe te lichten of om een spoedprocedure te bewerkstelligen. Meestal wordt dit door de CvI’s op prijs gesteld en kan de informatie van de onderwijsconsulent bijdragen aan de completering van het dossier. • CvI’s kunnen een spoedprocedure volgen (tussentijdse besluitmomenten) voor thuiszitters van wie een compleet dossier aanwezig is. Onderwijsconsulenten kunnen dit aanvragen. • In de aanvraagperiode van de indicatiestelling kan alvast een kennismakingsgesprek plaatsvinden bij de (V)SO-school in afwachting van een definitief besluit. • Soms is het omzetten van een indicatie aan de orde, bijvoorbeeld van cluster 4 naar cluster 2 voor een kind met autisme en ernstige spraak/taalproblemen. Vooruitlopend op de nieuwe indicatie kan de leerling vaak al overstappen naar de cluster 2-school (eventueel door bemiddeling van een onderwijsconsulent). • In een overgangsfase bestaat de mogelijkheid van preventieve ambulante begeleiding (PAB). • Bij de overgang van speciaal naar regulier onderwijs bestaat er recht op 'terugplaatsings-ambulante-begeleiding' (TAB). • Kinderen met dyslexie komen niet automatisch in aanmerking voor een rugzak. Met ingang van 1 januari 2009 is er wel een vergoedingsregeling dyslexie. Ouders kunnen het beste eerst contact opnemen met hun zorgverzekeringsmaatschappij. Een kind kan voor dyslexieonderzoek aangemeld worden bij een dyslexie-instituut.44 Vanaf 1 augustus 2009 kan de Commissie Gelijke Behandeling oordelen over vraagstukken betreffende gelijke behandeling van kinderen met dyslexie.45
44 45
Zie www.nrd.nu voor dyslexie-instituten met kwaliteitsborging. Meer informatie is ook te vinden op www.dyslexie.nl, www.balansdigitaal.nl en www.woortblind.nl. Zie www.cgb.nl.
-77-
6.10
Particulier onderwijs
Het door de overheid bekostigd onderwijs slaagt er niet altijd in om onderwijs op maat te realiseren. Ouders voelen zich dan genoodzaakt om hun heil te zoeken bij particuliere instituten, tegen hoge kosten. Afhankelijk van de wet waar de school of instelling onder valt (WVO, artikel 56 of de WEB), hebben deze particuliere instituten meer vrijheid in het aanpassen van het leerstofaanbod (aantal vakken), de organisatie (aantal uren) en de inrichting van het onderwijs. Gehele of gedeeltelijke ontheffing van de leerplicht is noodzakelijk als het leerplichtige leerlingen betreft. Het staat ouders vrij om te kiezen voor particulier onderwijs voor hun kind. Zij moeten het alleen wel zelf betalen. CFI wijst rugzakaanvragen van particuliere instellingen af. Het is voor een onderwijsconsulent soms schrijnend om te merken dat in het particulier onderwijs een kind wél de passende zorg en pedagogische aanpak kan krijgen, terwijl de betreffende setting níet gecreëerd kan worden in het speciaal onderwijs. In sommige gevallen ontslaat de Leerplichtwet46 ouders van de plicht om kinderen op een school in te schrijven. Dat kan als gevolg van lichamelijke of psychische belemmeringen zijn, of op godsdienstige of levensbeschouwelijke gronden. De gemeentelijke leerplichtambtenaar beoordeelt het verzoek om vrijstelling, zo nodig samen met een arts, pedagoog of psycholoog. Een bijzondere vorm van niet bekostigd (particulier) onderwijs is het thuisonderwijs. Met thuisonderwijs wordt binnen de huidige wet- en regelgeving niet voldaan aan de leerplicht. Thuisonderwijs is dus uitsluitend mogelijk voor leerlingen die zijn vrijgesteld van de leerplicht. Het gaat bijvoorbeeld om kinderen van ouders met een specifieke levensovertuiging, die een geldig richtingsbezwaar hebben ingediend. Voor het thuisonderwijs bestaan (nog) geen wettelijke regels, en dus geen wettelijke basis voor toezicht. Zo kan niet gecontroleerd worden óf de leerlingen wel onderwijs ontvangen. Evenmin kan getoetst worden of zij worden voorbereid op het zelfstandig functioneren in de maatschappij.
46
Zie voor de Leerplichtwet: www.postbus51.nl.
-78-
6.11
Casuïstiek particulier onderwijs
CASUS: Overige problematiek: particulier onderwijs Jaco, een 13-jarige jongen met ADHD, zit op een VO-school, maar kan zich daar niet handhaven. Zijn moeder gaat tevergeefs op zoek naar een school met kleine klassen. Zij ziet zich uiteindelijk genoodzaakt Jaco in te schrijven op een particuliere school, die wel aan de belangrijkste voorwaarde van een kleine klas voldoet. Er wordt een cluster 4beschikking aangevraagd. Inmiddels gaat Jaco over van de brugklas HAVO/VWO naar 2 VWO. De moeder kan de kosten van de particuliere school echter niet meer betalen. Voor de zekerheid staat Jaco daar nog wel ingeschreven voor het komende schooljaar. Een rugzak mag niet worden ingezet op een particuliere school. De moeder vindt dit een ongelijke behandeling van leerplichtige leerlingen en stuurt daarover een brief aan de ministers van OCW en Jeugd en Gezin. Zij stelt dat plaatsing op de particuliere school betekent dat zij het schoolgeld, de gehele zorg en de begeleiding van Jaco uit eigen middelen moet betalen. Jaco is een zorgleerling, maar zij krijgt geen enkele financiering of subsidie. Ook de tegemoetkoming in de studiekosten wordt beëindigd, omdat de particuliere school niet wordt erkend door het ministerie van OCW. De moeder voert aan dat een leerplichtig kind daar wel onderwijs mag volgen. Jaco's moeder heeft een voorkeur voor regulier onderwijs met een rugzak, al staat zij niet afwijzend tegenover speciaal onderwijs. Het VSO kent echter lange wachtlijsten. De moeder wenst vooral passend onderwijs voor haar zoon. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent bespreekt met de moeder diverse mogelijkheden. Terugkeer naar de VO-school is een optie als voldaan kan worden aan de voorwaarden waardoor Jaco met succes onderwijs kan volgen. Om te onderzoeken of er andere scholen zijn die op Jaco's problematiek kunnen inspelen neemt de onderwijsconsulent contact op met de coördinator van het samenwerkingsverband. Deze vindt dat Jaco's oude VO-school het meest in aanmerking komt, en noemt daarnaast nog een enkele andere school. Met toestemming van de moeder bespreekt de onderwijsconsulent de mogelijke plaatsing van Jaco op zijn vorige school. Deze school is bereid te bezien hoe zij Jaco goed kan opvangen, en werkt samen met de onderwijsconsulent aan de opzet van een individueel handelingsplan. Het handelingsplan wordt ter goedkeuring aan de moeder voorgelegd.
-79-
6.12 •
•
•
• • •
47 48
Tips en informatie particulier onderwijs
Particulier onderwijs heeft geen bekostigingsrelatie met het ministerie van OCW. Sommige particuliere instellingen zijn wel een artikel 56 instelling (Wet op het voortgezet onderwijs). Dit betekent dat de school met goedkeuring van de minister voor een aantal aangewezen vakken examens mag afnemen en diploma’s mag afgeven; daarom hebben die scholen wel een BRIN-nummer.47 Er bestaan verschillende categorieën 'niet door de Nederlandse overheid bekostigde scholen', zoals internationale of buitenlandse scholen, aangewezen exameninstellingen voor voortgezet onderwijs en B3-scholen. B3-scholen zijn particuliere scholen voor basisonderwijs en/of voortgezet onderwijs die door de leerplichtambtenaar zijn aangemerkt als 'school in de zin van artikel 1, onderdeel b, onder 3 van de Leerplichtwet 1969.' Particuliere scholen48 moeten qua inrichting van het onderwijs voldoen aan de eisen van de door de overheid bekostigde scholen. Ook moeten de leerkrachten bevoegd zijn om les te geven. Voor ouders die niet in staat zijn de kosten van particulier onderwijs zelf te betalen, moet naar alternatieven gezocht worden. Een mogelijkheid is symbiose-onderwijs. Dit houdt in dat de leerling met een LGF-regeling ingeschreven staat bij een cluster 4school, en dat deze school samen met een reguliere VO-school afspreekt welke lessen de leerling volgt op de cluster 4-school en welke lessen op de reguliere VO-school (art. 11 en 12 onderwijskundig besluit WEC). Rugzakfinanciering en PGB-gelden kunnen niet in het particulier onderwijs ingezet worden. De kosten van particulier onderwijs variëren van € 850,= tot € 18.000,= per jaar. In geval van een indicatie kunnen deze kosten afgetrokken worden als buitengewone (studie)kosten. Zie voor informatie over particulier onderwijs en particuliere scholen www.particulieronderwijs.nl.
BRIN staat voor Basis Registratie INstellingen. Het aantal particuliere scholen in Nederland schommelt rond de 40. Er zitten ruim 1000 leerlingen op een particuliere basis- of VO-school.
-80-
6.13
Hoogbegaafdheid
Hoogbegaafde kinderen hebben een goed verstand, maar vaak ook een speciale manier van denken en handelen. Zij denken en werken in grotere sprongen dan andere leerlingen, zijn creatiever in het bedenken van oplossingen en zelfstandiger in hun handelen. Hoogbegaafde kinderen kunnen met veel problemen worden geconfronteerd. Niet altijd wordt onderkend dat een kind hoogbegaafd is, waardoor het verkeerd of niet begrepen wordt en de juiste begeleiding misloopt. Ook worden ze regelmatig als probleemkinderen gezien en behandeld door de omgeving. In het onderwijs doen zich vaak problemen voor bij deze kinderen, zoals onderpresteren (te weinig uitdaging), vereenzaming (ze voelen zich niet begrepen), gepest worden, faalangst (ze stellen hoge eisen aan zichzelf) en hyperactiviteit. Soms krijgen ze diagnoses zoals ADHD, PDD-NOS, Asperger of dyslexie. Regelmatig worden hoogbegaafde kinderen (met een rugzak) die vastgelopen zijn in het onderwijs, aangemeld bij de Onderwijsconsulenten.
-81-
6.14
Casuïstiek hoogbegaafdheid
CASUS: Overige problematiek: hoogbegaafdheid Dante is een hoogbegaafde jongen van 9 jaar. Hij zit al vier maanden thuis. Dante heeft kenmerken van het syndroom van Asperger. Een plaats op een reguliere basisschool volgens het Leonardo-concept lijkt voor hem een goede optie. De ouders van Dante krijgen echter te horen dat hun zoon niet langer welkom is op de Leonardo-afdeling van de school. De observatieplaatsing van Dante is abrupt afgebroken na een vervelend incident en recalcitrant gedrag van Dante. De school neemt na het incident geen contact op met de ambulante begeleiding, maar gaat meteen tot verwijdering van Dante over. De ouders verzetten zich tegen de verwijdering en dienen schriftelijk bezwaar in bij het bestuur. Zij voeren aan dat er bij Dante juist sprake is van een positieve lijn. De school houdt voet bij stuk. Dantes verwijdering lijkt een juridisch getouwtrek te worden en daar is hij niet bij gebaat. Uiteindelijk maken de ouders bezwaar bij de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter vraagt om een advies van de ACTB. Er volgt een hoorzitting tussen het bevoegd gezag en de ouders. Dit leidt tot een advies over de juridische kant van de zaak. Daarnaast stelt de ACTB voor een onderwijsconsulent een bemiddelingspoging te laten doen. DE AANPAK VAN DE ONDERWIJSCONSULENT: De onderwijsconsulent neemt kennis van het dossier en krijgt informatie van de ouders. Zij brengt een bezoek aan de algemeen directeur van de stichting waaronder de school valt. Ook heeft zij diverse andere contacten, onder meer met de ambulant begeleider van Dante en met de leerplichtambtenaar. Het is haar bedoeling een bemiddelingsgesprek tussen partijen te organiseren, maar het bevoegd gezag van de school wil eerst de uitslag van de hoorcommissie afwachten. De school heeft onzorgvuldig gehandeld door Dante direct na het incident te verwijderen, zonder een beroep te doen op de hulpverlening waar zij toegang toe heeft (zoals ambulante begeleiding). Omdat het Leonardo-concept heel geschikt lijkt voor Dante, stelt de onderwijsconsulent voor een goed plan van aanpak voor begeleiding te maken, waar zowel de ouders als de school zich in kunnen vinden. De school kan dan een nieuwe start met Dante maken. Uiteindelijk is het bevoegd gezag van de school bereid Dante onder voorwaarden in te schrijven. Zo vragen zij van de ouders toestemming voor een breed persoonlijkheids- en intelligentieonderzoek. Ook zal wekelijks een voortgangsgesprek met de ouders gehouden worden. Ten slotte vraagt de school vertrouwen van de ouders. De ouders stemmen in met deze voorwaarden. De ouders zeggen dat dit de oplossing is die zij vanaf het begin hebben nagestreefd: een inschrijving op school en een goed begeleidingsplan.
-82-
6.15
Tips en informatie hoogbegaafdheid
• De Stichting Leonardo Scholen Nederland wil voor kinderen met een hoog leervermogen een uitdagende leeromgeving zonder belemmeringen creëren, waarin zij zich in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen.49 • Leonardoscholen zijn er voor hoogbegaafde kinderen die in het regulier onderwijs vastlopen omdat daar niet aan hun mogelijkheden en onderwijsbehoeften tegemoet gekomen kan worden. Leonardoscholen zijn onderdeel van bestaande basisscholen. Kenmerken zijn: kleinere klassen, aansluiten bij het niveau van de kinderen, speciale didactische en pedagogische aanpak. • Voor meer- en hoogbegaafde leerlingen met ASS komen in toenemende mate specifieke voorzieningen beschikbaar op HAVO-niveau. Er zijn ook VWO-scholen die voorzien in een goede begeleiding van leerlingen met ASS, als hiervoor rugzakmiddelen beschikbaar zijn. • VSO op VWO-niveau is nog mondjesmaat beschikbaar. Dit is wel in ontwikkeling, en de mogelijkheden via PASSER-scholen50 en via de VAVO breiden zich uit. Ook de VSO-scholen zien zich genoodzaakt meer diplomagericht te werken en daarin te differentiëren. • Pharos Nederland is een oudervereniging van en voor ouders van hoogbegaafde kinderen. Zie www.pharosnl.nl. • Zie voor meer informatie ook de website van het Landelijk Informatie Centrum Hoogbegaafdheid: www.lich.nl.
49 50
Zie de website www.leonardostichting.nl. Zie www.landelijknetwerkautisme.nl.
-83-
6.16
Structurele problematiek
Veel van de individuele plaatsings- en bestedingsvraagstukken van clustergeïndiceerde leerlingen is terug te voeren naar structurele problematiek. De Onderwijsconsulenten+ werken sinds 2004 op projectmatige wijze aan het oplossen van deze structurele knelpunten. De verschillende soorten OC+-projecten zijn gericht op uiteenlopende doelgroepen, zoals leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum, kinderen die door hun complexe hulpvraag niet kunnen deelnemen aan het onderwijs, kinderen met schoolangst en ernstig verstandelijk beperkte kinderen met meervoudige beperkingen. Doel van de OC+-projecten is onderwijsmogelijkheden te helpen creëren voor leerlingen die anders uit de boot zouden vallen. De projecten leveren maatwerk, afgestemd op de specifieke behoeften van groepen leerlingen. Er is sprake van een omslag van aanbod- naar vraaggericht werken. Zo leren docenten 'door een andere bril' te kijken, bijvoorbeeld naar leerlingen met autisme. Aangepaste onderwijsmogelijkheden voor groepen zorgleerlingen komen minder snel van de grond als de samenwerkingspartners het zonder 'duwen en trekken' door een onderwijsconsulent+ moeten doen. Onderwijsconsulenten+ kunnen assisteren bij het vinden van nieuwe perspectieven. Hun onafhankelijke en onpartijdige positie kan waardevol zijn in situaties waarin institutionele belangen tussen scholen, besturen en organisaties een rol spelen. Bovendien kunnen de onderwijsconsulenten+ door hun gerichtheid op het belang van het kind, ook de ouderbelangen ondersteunen. De overdraagbaarheid van de OC+-projecten is een belangrijk aspect. Verschillende brochures en de serie werkwijzers leveren daar een bijdrage aan.51
51
Zie de jaarrapportages en de werkwijzers op www.onderwijsconsulenten.nl.
-84-
7.
ORGANISATIES, REGELGEVING EN OVERIGE THEMA'S52
Onontbeerlijk bij de uitvoering van hun bemiddelings- en advieswerkzaamheden is het netwerk van de onderwijsconsulenten. Onderwijsconsulenten kennen in het algemeen de organisaties en instellingen die betrokken zijn bij onderwijs en zorg in hun regio, en hebben goede persoonlijke contacten opgebouwd met de medewerkers van veel van deze organisaties. Het succes van de samenwerking hangt, zoals meestal het geval is, af van de inzet en bereidheid van de medewerkers. De ene functionaris van een organisatie kan terughoudend zijn om samen te werken, terwijl een collega in een andere regio actief aan een oplossing zal proberen bij te dragen. Ook de projectmatige aanpak van de structurele problematiek (de OC+-projecten) is gebaat bij waardevolle contacten met uiteenlopende organisaties. Als de neuzen eenmaal dezelfde kant op staan, wordt er gezamenlijk enthousiast en betrokken gewerkt aan de oplossingen. De samenwerking wordt geformaliseerd door het afsluiten van intentieverklaringen, convenanten of samenwerkingsovereenkomsten. Hieronder worden in alfabetische volgorde een aantal instanties53 beschreven waar frequent contact mee is. Ook zijn korte omschrijvingen opgenomen van enkele relevante voorzieningen, projecten en begrippen. De beschrijvingen zijn deels ontleend aan de informatie op de websites van de organisaties. Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) www.amk-nederland.nl Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) is bedoeld voor iedereen die in zijn of haar omgeving kindermishandeling vermoedt en er iets aan wil doen. Meestal vertellen betrokkenen niet uit zichzelf over de mishandeling. Mensen uit hun omgeving die de mishandeling opmerken, kunnen contact opnemen met het AMK voor een advies of een melding en de betrokkenen op die manier helpen. Elke provincie en grootstedelijke regio heeft een eigen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Ook een onderwijsconsulent kan een melding doen bij het AMK als ouders, na veel inspanningen van de onderwijsconsulent en andere betrokkenen, blijven weigeren hun kind naar school te laten gaan.
52 53
Zie voor de in dit hoofdstuk gebruikte afkortingen bijlage I. Het overzicht pretendeert niet volledig te zijn. Immers, per regio zijn zeer verschillende organisaties actief op het gebied van onderwijs en zorg.
-85-
Ambulante begeleiding (AB) www.wecraad.nl Regionale Expertisecentra organiseren en bieden ambulante begeleiding aan leerlingen met een rugzakje op een reguliere school. Meestal wordt ambulante begeleiding ingeschakeld om de school te ondersteunen als haar zorgstructuur niet (volledig) aansluit bij de behoeften van de leerling. De ondersteuning kan gericht zijn op de leerkracht, het team en/of de leerling en de ouders, en kan onder meer inhouden: informeren, adviseren, coachen en ondersteunen. Soms wordt ambulante begeleiding ingezet om te voorkomen dat de problematiek groter wordt; dit wordt preventieve ambulante begeleiding (PAB) genoemd. Bij terugplaatsing van een leerling van een speciale school naar een reguliere school is nog één jaar 'terugplaatsings-ambulante-begeleiding' (TAB) mogelijk. De wet voorziet in de regeling dat, indien het REC, de reguliere school en de ouders het eens worden, het budget voor ambulante begeleiding eventueel geheel of gedeeltelijk naar de reguliere school kan worden overgeheveld als de leerling daar meer baat bij heeft.54 Deze mogelijkheid is nog weinig bekend, maar is simpel uit te voeren: de reguliere school en de ouders vragen aan het REC om het budget dat gemoeid is met de ambulante begeleiding per leerjaar over te hevelen naar de school. De onderbouwing van die wens komt met onderwijskundige argumenten in het individuele handelingsplan van de leerling te staan. Mochten de school, het REC en de ouders het niet eens worden over de gevraagde overheveling, dan kan de kwestie voorgelegd worden aan een onderwijsconsulent. AWBZ www.minvws.nl/dossiers/awbz/default.asp De AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) is een volksverzekering voor ziektekostenrisico’s. Iedereen die in Nederland woont of werkt is er voor verzekerd en heeft recht op vergoeding van de AWBZ-zorg. De AWBZ dekt geneeskundige risico's die niet onder de zorgverzekeringen vallen. Op grond van de AWBZ worden bijzondere ziektekosten vergoed, zoals langdurige zorg thuis of opname in een verpleeghuis of gehandicapteninstelling.
54
Zie www.50tien-oudersenrugzak.nl/oudersenrugzak.
-86-
BOP-Academie www.bop-academie.nl De BOP-Academie Deventer is een van de negen proefcampussen van minister Rouvoet van Jeugd en Gezin. Deze campussen beogen nieuwe methodes te ontwikkelen voor de aanpak van probleemjongeren. De BOP-Academie richt zich op het ontwikkelen van een methodiek om jongeren met gedragsproblemen te kwalificeren en toe te leiden naar een onderwijsinstelling of naar de (regionale) arbeidsmarkt. Er wordt een geïntegreerd programma geboden dat bestaat uit onderwijs, werkervaring en arbeidstraining, sport en vrijetijdsbesteding. Het resultaat dat de BOP-Academie nastreeft is dat de student maximaal is gekwalificeerd, een passende baan heeft, eventueel in staat is zelfstandig een huishouden te voeren en zich sociaal kan handhaven. Leerlingen van 12 jaar en ouder, met en zonder clusterindicatie, die zodanig in de problemen zitten dat er voor hen in het regulier en speciaal onderwijs geen oplossing te vinden is, kunnen hier voor een korter of langer traject terecht. De andere proefcampussen zijn: - Schoolfort, Amsterdam, www.herstelling.nl/schoolfort - WerkHotel Amsterdam, www.werkhotel.nl/amsterdam/indexhome.php - ISH, Amsterdam, www.koersnieuwwest.amsterdam.nl/actielijnen - De Nieuwe Kans, Rotterdam, www.jos.rotterdam.nl - Educatief Centrum, Rotterdam, www.horizon-jeugdzorg.nl - Cross Roads, Tilburg, www.tilburg.nl/stad (zoeken op crossroads) - Wyldemerk, Gaasterlân-Sleat, www.wyldemerk-portal.nl - De Uitdaging, Soesterberg, www.hetjit.nl Bureau Jeugdzorg www.bureaujeugdzorg.info Op 1 januari 2005 is de Wet op de jeugdzorg in werking getreden. Deze wet heeft tot doel de jeugdzorg meer vraaggericht en samenhangend te maken. De wettelijke taken zijn indicatiestelling, uitvoering van de taken van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Jeugdzorg is bedoeld voor kinderen tot 18 jaar met ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen, en voor hun ouders of opvoeders. De medewerkers bekijken welke zorg nodig is, en zij begeleiden kinderen en ouders of verwijzen hen door naar andere hulpverleners. Bureau Jeugdzorg is de toegangspoort tot alle jeugdzorg in Nederland. Er zijn vijftien regionale Bureaus Jeugdzorg.
-87-
Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) www.cce.nl Het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) komt in actie als er sprake is van gedragsproblemen of als de kwaliteit van leven ernstig wordt aangetast. Wanneer reguliere zorgverleners geen oplossing meer hebben voor cliënten in de langdurige zorg, zet het CCE onafhankelijke deskundigen in. Zij bieden advies en ondersteuning op maat. Dit geeft mensen nieuwe mogelijkheden en perspectief. De opgedane kennis en ervaring draagt het CCE over aan zorgverleners voor een betere kwaliteit van de zorg. In het onderwijs wordt de inzet van het CCE gevraagd voor kinderen met een bijzondere zorgvraag. De ingeschakelde CCE-consulent maakt voor een leerling een bijzonder zorgplan en draagt de handvatten over aan de AB'er, mentor en leerkracht. Het CCE werkt vanuit vijf regionale vestigingen en een landelijk bureau. Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) www.ciz.nl Iedereen die verpleging of hulp nodig heeft bij (langdurige) ziekte, handicap en ouderdom kan een beroep doen op zorg die wordt betaald uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Sinds 1 januari 2005 is het CIZ de uitvoerder van de indicatiestelling voor de AWBZ. Het CIZ beoordeelt de aanspraak op zorg: wie heeft recht op welke zorg op basis van de door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) vastgestelde beleidsregels. Voor kinderen en jeugdigen is zowel het Bureau Jeugdzorg (BJZ), als het CIZ bevoegd om de indicatiestelling voor de AWBZ-zorg uit te voeren. Er zijn criteria en regels die bepalen welke van deze twee organisaties de aanvraag afhandelt. Informatie over AWBZ-zorg in het onderwijs staat in de CIZ Indicatiewijzer versie 2.0, hoofdstuk 12. Daarin zijn de beleidsregels indicatiestelling AWBZ van het ministerie van VWS vermeld die vanaf 1 juli 2009 gelden. Er zijn vijf CIZ-districtskantoren en een Steunpunt Zintuiglijk Gehandicapten. Centrum voor Jeugd en Gezin www.centravoorjeugdengezin.nl In 2011 moet er in iedere gemeente een Centrum voor Jeugd en Gezin zijn. Ouders, kinderen en jongeren (tot 23 jaar) en professionals kunnen bij de centra terecht voor vragen over opvoeden en opgroeien. De centra bieden advies, ondersteuning en hulp op maat onder het motto dat alle kinderen en jongeren kansen moeten krijgen om zich goed te ontwikkelen, ongeacht culturele achtergrond of handicap. De centra komen in consultatiebureaus, gezondheidscentra en scholen.
-88-
CFI (voorheen: Centrale Financiën Instellingen) www.cfi.nl CFI is een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van OCW en is specifiek belast met de bekostiging van onderwijsinstellingen en informatievoorziening. CFI is verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige toedeling van financiële middelen aan de afzonderlijke door de minister bekostigde instellingen voor onderwijs, onderzoek en verzorging. Commissie Gelijke Behandeling (CGB) www.cgb.nl In 1994 werd de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) ingesteld. Het is een onafhankelijk, landelijk college dat erop toeziet dat mensen niet op grond van de in de wet genoemde discriminatiegronden worden uitgesloten van werk, opleiding of het verkrijgen van bepaalde goederen of diensten. Iedereen die zich ongelijk behandeld voelt, kan een verzoek om een oordeel indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. De CGB beoordeelt dan of de gelijkebehandelingswetgeving is overtreden. Dit is haar belangrijkste taak. Voorts geeft de CGB voorlichting en advies, en controleert zij de naleving van haar oordelen. Per 1 augustus 2009 neemt de CGB de adviesactiviteiten over van de ACTB. Iedereen die zich ongelijk behandeld voelt in het funderend onderwijs (PO of VO) vanwege zijn of haar handicap of een chronische ziekte, kan vanaf die datum zijn of haar klacht voorleggen aan de CGB. Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) www.wecraad.nl De onafhankelijke Commissie voor de Indicatiestelling (CvI) beslist of een kind in aanmerking komt voor een clusterindicatie waarmee ofwel (voortgezet) speciaal onderwijs, ofwel leerlinggebonden financiering mogelijk wordt. Zij doet dit aan de hand van landelijk vastgestelde criteria. Een CvI is verbonden aan een bepaalde regio en een bepaald cluster. Ieder Regionaal Expertisecentrum (REC) heeft zo’n onafhankelijke commissie. Via de website van de WEC-Raad kunnen de adressen van de CvI's worden opgezocht (via de optie 'CvI Zoeker'). Gemeente (voor leerlingenvervoer, leerplicht) www.[gemeentenaam].nl Iedere gemeente heeft een verordening leerlingenvervoer en een ambtenaar die zorgt voor de uitvoering ervan. In de verordening staat, wie recht heeft op vergoeding van kosten voor vervoer van leerlingen naar scholen. De gemeenten hebben ook de plicht te controleren of alle leerplichtige leerlingen op een school zijn ingeschreven en deze ook bezoeken. Deze taken zijn toebedeeld aan een of meer leerplichtambtenaren.
-89-
Als een kind niet naar school gaat, neemt de leerplichtambtenaar maatregelen om de leerling op (een) school te krijgen. In het uiterste geval is de ambtenaar bevoegd om een proces-verbaal op te maken en de kantonrechter in te schakelen.55 GGZ (Geestelijke gezondheids- en verslavingszorg) www.ggznederland.nl De vereniging GGZ Nederland is de brancheorganisatie van de instellingen voor de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg. De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) richt zich op het voorkomen, behandelen en genezen van psychische aandoeningen, het zo goed mogelijk laten deelnemen van mensen met een chronische psychische aandoening aan de samenleving en het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken. De hulp kan worden geboden door een GGZ-instelling of een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut. Via Bureau Jeugdzorg of via een verwijzing door de huisarts is er toegang tot de jeugd-GGZ. Handelingsplan Alle leerlingen op speciale scholen en alle leerlingen met een rugzak hebben verplicht een handelingsplan. Daarin moet worden vastgelegd wat de school zal doen om de benodigde onderwijsaanpassingen voor de zorgleerling te realiseren. Het handelingsplan wordt in overleg met de ouders samengesteld en bij akkoordbevinding door de school en de ouders ondertekend. Het is aan te raden hierbij ook de ambulant begeleider te betrekken. Meer informatie staat in de brochure 'Handvat voor een handelingsplan'. Deze kan besteld worden bij de Federatie van Ouderverenigingen (030-2363767) of bij de CG-Raad (0302916650). Herindicatie www.meldpuntlgf.nl/herindicatie.html Een indicatiebeschikking is doorgaans drie of vier jaar geldig. Binnen deze termijn blijft de beschikking geldig, ook als de leerling van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs gaat, of als de leerling van een speciale school naar een reguliere school (met een rugzak) gaat of vice versa. Voordat de geldigheidstermijn verloopt, vragen de ouders de herindicatie aan, in overleg met de school en de ambulant begeleider. Ook bij een herindicatie zal de CvI nagaan of ouders en school eerst een beroep hebben gedaan op de bovenschoolse zorgstructuur, zoals de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL), voordat de herindicatieaanvraag is ingediend. Raadpleeg voor meer informatie over de procedure van de herindicatie voornoemde website of de informatielijn Ouders en Rugzak: telefoonnummer 0800-5010.
55
Voor informatie over de Leerplichtwet zie: www.leerplicht.net.
-90-
Herstart www.wecraad.nl Herstart is een voorziening die leerplichtige kinderen (uit het PO en VO), die langer dan vier weken thuiszitten, nog geen indicatie hebben van een CvI en nog niet met een procedure daarvoor bezig zijn, helpt om weer onderwijs te krijgen. Daartoe wordt bepaald welke school het beste past bij de thuiszitter, en wordt hem of haar geleerd weer te wennen aan het ritme en de regelmaat van naar school gaan. Herstart is een project van de WECRaad en wordt uitgevoerd en aangestuurd door de REC's. Huiswerkbegeleiding, studiebegeleiding www.huiswerkbegeleiding.nl Er zijn in Nederland veel particuliere instituten die studie- en/of huiswerkbegeleiding verzorgen. Deze instellingen begeleiden leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op het gebied van de leerstof. Ook geven zij trainingen in sociale vaardigheden aan leerlingen. Voor leerlingen met autisme of ADHD wordt huiswerkbegeleiding ingezet voor de dagelijkse structurering, planning en controle van hun huiswerk. Tot nu toe kan dit gefinancierd worden uit een PGB. Het is de vraag of dat in de toekomst mogelijk blijft, gezien de aanscherping van de AWBZ-criteria. Het gebeurt regelmatig dat huiswerkinstituten tijdelijk door scholen worden ingeschakeld. Dat kan zijn voor leerlingen die om bepaalde redenen niet op school mogen of kunnen komen, of voor scholieren die een periode moeten overbruggen bij de overgang naar een andere school. Het komt ook voor dat meer dan normaal begaafde ASS-leerlingen hier in de gelegenheid gesteld worden zich in een prikkelarme omgeving met intensieve planmatige begeleiding in korte tijd voor te bereiden op het afleggen van staatsexamens. Inspectie van het Onderwijs www.onderwijsinspectie.nl Eén van de taken van de onderwijsinspectie is het toezien op de uitvoering van de wet- en regelgeving door scholen, zowel in het regulier als in het speciaal onderwijs. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs en de rechtmatige besteding van middelen, het financieel beheer en de financiële positie van scholen. Het toezicht van de inspectie is risicogericht. Dat houdt in, dat op basis van een reguliere risico-inschatting bepaald wordt welke vorm van toezicht scholen of instellingen krijgen. Schorsingen en verwijderingen van leerlingen moeten gemeld worden bij de inspectie. De beslissing over toelating en verwijdering van een leerling ligt bij het bestuur van een school. In het basis- en voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs mag een bestuur een leerling pas verwijderen als een andere school voor deze leerling is gevonden of als de school aantoonbaar gedurende acht weken zonder succes heeft gezocht naar een andere school. Zónder andere school mag een leerling niet uitgeschreven worden.
-91-
Het bestuur van een school voor voortgezet onderwijs kan met opgave van redenen een leerling voor een periode van ten hoogste één week schorsen. Het besluit tot schorsing moet schriftelijk aan de betrokkene en diens ouders worden meegedeeld, en de school stelt de inspectie in kennis van schorsingen van langer dan een dag. Definitieve verwijdering geschiedt slechts na overleg met de inspectie. Vóór verwijdering moet de school een andere school voor de betreffende leerling zoeken. De inspectie heeft ook een taak bij klachten rond seksueel misbruik, seksuele intimidatie en ernstig fysiek of geestelijk geweld. Een speciale vertrouwensinspecteur adviseert en ondersteunt leerlingen, docenten, ouders en andere betrokkenen op scholen bij klachten op dit gebied. Klachten van ouders over het onderwijs of het functioneren van de school zijn in eerste instantie een zaak voor de klachtencommissie van de school en niet voor de inspectie, die echter wel graag een afschrift van de klacht ontvangt. Jeugdzorgaanbieders algemeen www.jeugdhulp.nl Er zijn veel jeugdzorgaanbieders. Informatie hierover is verkrijgbaar bij Bureau Jeugdzorg, de gemeente en de Provincie. Het aanbod is divers en varieert bijvoorbeeld van sociale vaardigheidstraining tot daghulp, pleegzorg of een residentiële setting. Ook het kader waarbinnen jeugdzorg wordt geboden is divers (gemeentelijke voorzieningen, Kinderbescherming, jeugd-GGZ en andere jeugdzorgvoorzieningen). Kwalificatieplicht In augustus 2007 is de Leerplichtwet aangepast. Sindsdien geldt de kwalificatieplicht. Deze houdt in dat jongeren minimaal leerplichtig zijn tot het einde van het schooljaar waarin zij 16 jaar worden; als zij dan nog geen startkwalificatie hebben (een MBO- HAVO of VWOdiploma) zijn zij verplicht tot hun 18e een opleiding te volgen waarmee zij zo’n diploma kunnen behalen. Jongeren van 16 en 17 jaar die liever met hun handen werken, hoeven niet vijf dagen per week naar school te gaan. Zij kunnen hun startkwalificatie ook halen door het volgen van werk-leertrajecten. Landelijk Netwerk Autisme (LNA) www.landelijknetwerkautisme.nl Het Landelijk Netwerk Autisme is in 2001 gestart vanuit de behoefte de expertise van een aantal kern- en steunpuntscholen op het gebied van autisme te bundelen en te verspreiden in het onderwijsveld. Inmiddels staat het LNA voor kennismanagement op het gebied van onderwijs en autisme in het primair en voortgezet (speciaal) onderwijs en het beroepsonderwijs. Het LNA geeft voorlichting en stimuleert scholen om samen te werken, zodat goede educatie voor kinderen met autisme in alle vormen van onderwijs bereikt kan worden. Ook coördineert het LNA de activiteiten van de Steunpunten Autisme (zie hieronder). -92-
Last-resort onderwijs Jonggehandicapten kunnen, als zij een wajong-uitkering hebben, een beroep doen op lastresort onderwijs. Het gaat dan om zieke of gehandicapte leerlingen die niet in staat zijn deel te nemen aan reguliere scholing of opleiding, omdat de scholen voor regulier of speciaal onderwijs niet de benodigde materiële of onderwijskundige aanpassingen kunnen bieden. Met deze regeling kan een op maat gemaakt integraal aanbod van scholing, zorg, reïntegratie en arbeidsbemiddeling gerealiseerd worden. Leerlingenvervoer Zie onder Gemeente. Leerplichtambtenaar Zie onder Gemeente. Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is bedoeld voor leerlingen die alleen met extra ondersteuning in staat worden geacht een VMBO-diploma te behalen. Soms zitten de leerlingen met leerwegondersteuning in aparte klassen, maar dat hoeft niet. In ieder geval volgen zij hetzelfde programma als in de reguliere leerwegen, maar dan met ondersteuning. De toelaatbaarheid tot het LWOO wordt, evenals bij het praktijkonderwijs (PRO), beoordeeld door een regionale Verwijzingscommissie (RVC-VO) aan de hand van toelatingscriteria die de overheid heeft opgesteld. De school voor voortgezet onderwijs moet daartoe een verzoek doen. LGF (rugzakfinanciering) Leerlinggebonden financiering (LGF, ook rugzak genoemd) is extra geld voor leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs, die door hun handicap, ernstige gedragsstoornis of psychische problematiek meer begeleiding nodig hebben. Ouders en leerlingen kunnen zelf kiezen welk soort onderwijs zij wensen: regulier met een rugzak of speciaal. Om in aanmerking te komen voor LGF moet de leerling een clusterindicatie hebben. Regionale Expertisecentra (REC's) verzorgen de indicatiestelling via de onafhankelijke Commissies voor de Indicatiestelling (CvI's). MEE www.mee.nl MEE is een landelijke organisatie voor mensen met een beperking. MEE helpt ouders en kinderen bij vragen over opvoeding, wonen, werken, sociale voorzieningen, inkomen, vervoer en vrije tijd.
-93-
Meld- en Adviespunt Indicatiestelling LGF www.meldpuntlgf.nl Ouders die een indicatie voor leerlinggebonden financiering (LGF) voor hun kind wensen, kunnen hiervoor een aanvraag indienen bij de Commissie voor de Indicatiestelling (CvI). Zij kunnen voor het invullen van de benodigde formulieren ondersteuning vragen aan een Regionaal Expertisecentrum (REC). Veel ouders hebben klachten over de lange wachttijden en de behandeling van de aanvraag door het REC; het betekent dat het lang kan duren voor de CvI-beschikking er is. Ouders die hindernissen tegenkomen bij de aanvraag van een indicatie voor het speciaal onderwijs of een rugzak, kunnen dit melden bij het meld- en adviespunt indicatiestelling LGF. Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) www.autisme.nl De Nederlandse Vereniging voor Autisme maakt zich sinds 1978 sterk voor mensen met autisme en hun ouders. Het doel van de vereniging is de maatschappelijke positie van kinderen en volwassenen met autisme te versterken. De NVA probeert een bijdrage te leveren aan het verminderen en oplossen van de problemen waar kinderen en volwassenen met autisme mee te maken hebben. Op de Rails www.wecraad.nl Op de Rails is een project voor leerlingen met ernstige gedragsproblemen in het regulier onderwijs, die de veiligheid op school in gevaar brengen en om die reden niet meer te handhaven zijn op school. Het is bedoeld voor leerlingen van 10 jaar en ouder zonder een clusterindicatie. Het project richt zich niet alleen op onderwijs, maar ook op gedragsregulatie en het aanleren van sociale vaardigheden. Er is veel persoonlijke aandacht en er wordt gewerkt met duidelijke regels en afspraken. Als het programma succesvol is doorlopen, wordt voor de leerling een passende reguliere school gezocht. Dat kan de school van herkomst zijn. Mocht tijdens het programma blijken dat speciaal onderwijs beter past bij de leerling, dan wordt een clusterindicatie aangevraagd. Op de Rails is, net als Herstart, een project van de WEC-Raad. Particulier onderwijs www.onderwijsinspectie.nl/nl/home/naslag/sectoren/particulier-onderwijs In de Leerplichtwet is bepaald dat alle kinderen in de leerplichtige of kwalificatieplichtige leeftijd onderwijs moeten volgen aan een school. Een gering aantal kinderen en jongeren volgt onderwijs aan particuliere scholen voor basisonderwijs en/of voortgezet onderwijs. Deze scholen moeten aan wettelijke bepalingen voldoen om 'school te kunnen zijn in de zin van de Leerplichtwet.' Particuliere scholen worden niet door de overheid bekostigd, maar worden wel erkend. -94-
Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) Een Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) is een door de Wet op het primair onderwijs ingestelde commissie die op aanvraag van de ouders bepaalt of plaatsing van een leerling op een speciale school voor basisonderwijs (SBAO) noodzakelijk is. PCL's worden vaak geadviseerd door adviesteams, zoals de adviescommissies leerlingenzorg, de zorgadviesteams of het leerling-loket. Een PCL beslist alleen over toelaatbaarheid, niet over toelating. De schoolleiding van de speciale school voor basisonderwijs beslist uiteindelijk over de toelating. Als ouders het niet eens zijn met een beslissing van de PCL kunnen zij een bezwaarschrift indienen. De PCL vraagt, voordat zij een beslissing op het bezwaarschrift neemt, advies aan een Regionale Verwijzingscommissie. Persoonsgebonden budget (PGB) in het onderwijs Sommige leerlingen of studenten met een beperking hebben op school aanvullende hulp nodig. Soms kan dat via AWBZ-zorg, in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB). De mogelijkheden om (een deel van) het PGB in het onderwijs in te zetten zijn echter beperkt. In 2009 zijn die mogelijkheden nog verder begrensd; de onderwijsconsulenten zijn op de hoogte van de geldende regelgeving. Om (een deel van) het PGB in te zetten voor onderwijsdoeleinden is toestemming van de ouders nodig; zij beheren immers het PGB. Plaatsbekostiging en terugplaatsing Het kan nodig zijn een leerling op te nemen en te behandelen in een instelling voor psychologische of psychiatrische hulpverlening. Ieder behandelcentrum kan een beroep doen op enkele plaatsen op scholen in de buurt, zodat een leerling - met of zonder clusterindicatie - toch onderwijs kan volgen. Na (langdurende) behandeling moet de leerling echter deze school verlaten en terugkeren naar de school van herkomst. Dit geldt in ieder geval voor niet-geïndiceerde leerlingen, want zij blijven ingeschreven op de school van herkomst. Terugplaatsing kan nog wel eens op problemen stuiten. Om dit te voorkomen maken veel scholen met plaatsbekostiging goede afspraken met de scholen van herkomst over wat er gebeurt na beëindiging van de behandeling. Deze afspraken worden schriftelijk bevestigd. Kinderen zonder clusterindicatie die na behandeling extra zorg nodig hebben, komen zonder die indicatie nog niet voor speciaal onderwijs in aanmerking. Ook bij terugplaatsing op een reguliere school kan nog geen beroep gedaan worden op een rugzak. In de praktijk komen veel van deze leerlingen ongewild thuis te zitten, maar er wordt meer en meer getracht dergelijke problemen voor te zijn. De tijdelijke school verzamelt dan alvast gegevens over een plaatsbekostigde leerling en er wordt tijdig, in overleg met de ouders en het REC, een indicatieprocedure gestart. Overigens mag geen enkele school, ook niet een school met plaatsbekostigde leerlingen, een leerling uitschrijven als de school niet in het
-95-
bezit is van een bewijs van inschrijving van een andere school voor het kind.56 Veel scholen met plaatsbekostiging weten dit niet, of denken ten onrechte dat zij uitzonderingen op de regel zijn. Bij kortdurende behandelingen moeten ouders soms zelf dagbesteding en/of onderwijs regelen, en blijft de leerling op de 'oude' school ingeschreven. Praktijkonderwijs (PRO) Praktijkonderwijs (PRO) is bedoeld voor leerlingen van wie verwacht wordt dat zij niet in staat zijn om een regulier VMBO-diploma te behalen, ook niet met extra ondersteuning (LWOO). Het PRO leidt op tot arbeid. De toelaatbaarheid tot het PRO wordt, evenals bij het LWOO, beoordeeld door een Regionale Verwijzingscommissie (RVC-VO) aan de hand van criteria die door de overheid zijn opgesteld. Proefplaatsing Een CvI kan om een proefplaatsing voor een periode korter dan een schooljaar vragen als zij op grond van de beschikbare gegevens nog niet tot een besluit kan komen. De proefplaatsing is dan een observatieplaatsing in verband met de indicatie. De leerling blijft ingeschreven op zijn huidige (reguliere) school (WEC artikel 40 lid 4). Het komt voor dat ouders en scholen een 'proefplaatsing' overeenkomen. Dit is geen formele plaatsingsmogelijkheid en wordt afgeraden, mede in verband met de wettelijke aansprakelijkheid van de school waar de leerling is ingeschreven. Plaatsing betekent inschrijving! Uitschrijven kan pas gebeuren nadat een bevestiging van inschrijving bij een andere school ontvangen is. Rebound www.nederlandsjeugdinstituut.nl Rebound is een voorziening voor gedragsmoeilijke leerlingen in het voortgezet onderwijs, zonder een clusterindicatie. Leerlingen die grensoverschrijdend gedrag vertonen worden tijdelijk uit het regulier onderwijs gehaald en krijgen zo, evenals de school, gelegenheid om op adem te komen. Doel is om de leerlingen te doen terugkeren naar het onderwijs, bij voorkeur de school van herkomst. De nadruk in het onderwijsprogramma van maximaal drie maanden ligt op het vergroten van de motivatie en op gedragsverandering.
56
Regeling in- en uitschrijven van leerlingen.
-96-
Regionaal Expertisecentrum (REC) www.wec-raad.nl In elke regio van Nederland werken scholen van één cluster57 samen. Daardoor kan de kennis en deskundigheid (de expertise) van die scholen worden gebundeld. Deze Regionale Expertisecentra (REC's) hebben onder meer tot taak het ondersteunen van ouders bij het indienen van een indicatieverzoek, het verzorgen van bepaalde vormen van diagnostiek en verlengde diagnostiek (bijvoorbeeld observatie) en het organiseren en bieden van ambulante begeleiding aan reguliere scholen waar kinderen met een beperking les krijgen. Ook coördineert een REC de onderzoeksactiviteiten die door speciale scholen worden uitgevoerd ten behoeve van de indicatiestelling, en maakt zij afspraken met reguliere scholen over de begeleiding van kinderen met een rugzak. Regionaal Meld- en Coördinatiepunt (voortijdig schoolverlaters - RMC) www.voortijdigschoolverlaten.nl (zie onder RMC overzichten) Alle gemeenten in Nederland zijn verplicht voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar te registreren en ervoor te zorgen dat zij via een passend traject (onderwijs, baan of combinatie) alsnog een startkwalificatie kunnen behalen. De gemeenten participeren daartoe in een van de 39 RMC-regio's (Regionaal Meld- en Coördinatiepunt). Regionaal Opleidingencentrum (ROC) www.roc.nl Regionale opleidingencentra (ROC's) bieden middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie aan. Dit gecombineerde aanbod versterkt de samenhang tussen beide onderwijsgebieden. De ROC's beantwoorden daarmee aan een van de doelstellingen van de Wet educatie en beroepsonderwijs die in 1996 is ingevoerd. Zie ook onder VAVO. Regionale Verwijzingscommissie (RVC-VO)58 www.rvc-vo.nl De zestien Regionale Verwijzingscommissies (RVC's-VO) beslissen op basis van landelijk vastgestelde criteria over de aanvraag van VO-scholen voor leerlingen die extra zorg nodig hebben en die in aanmerking komen voor LWOO of PRO. LWOO is uitsluitend bedoeld voor leerlingen die alleen met extra ondersteuning in staat geacht worden een VMBOdiploma te halen. Het PRO is bedoeld voor leerlingen van wie verwacht wordt dat ze niet in staat zijn een regulier VMBO-diploma te behalen, ook niet met extra ondersteuning. Het PRO leidt niet op tot een diploma, maar tot werk. In het LWOO en in het PRO kan de rugzak ingezet worden, maar er wordt dan wel flink gekort op de middelen.
57
58
Het speciaal onderwijs is onderverdeeld in clusters van handicaps: cluster 1 - visuele handicap; cluster 2 - gehoor-, taal- en/of spraakproblemen; cluster 3 - verstandelijke en/of lichamelijke handicap en cluster 4 - psychiatrische of gedragsstoornissen. Niet te verwarren met de RVC waar ouders terecht kunnen als zij in beroep gaan tegen een uitspraak van de PCL. Dit is een andere instantie met dezelfde naam.
-97-
Rugzak Informatielijn Veel ouders en scholen hebben vragen over de regelgeving rond de rugzak. Zij kunnen terecht bij de Rugzak Informatielijn. Zo nodig kunnen de medewerkers van deze lijn doorverwijzen naar andere steunpunten, naar ouderorganisaties of handicapspecifieke organisaties. De gratis Rugzak Informatielijn is elke werkdag van 10.00 tot 15.00 uur bereikbaar onder telefoonnummer 0800-5010. Samenwerkingsverbanden (SWV) PO en VO www.swv-vo.nl (voor het PO zie: WSNS) In het PO bestaat een samenwerkingsverband (SWV) meestal uit een aantal basisscholen en een of meer scholen voor speciaal basisonderwijs (SBAO). De school voor SBAO kan binnen het SWV de rol van kenniscentrum vervullen. Zij vangt dan de kinderen op die intensieve speciale zorg nodig hebben en schakelt bijvoorbeeld (preventieve) ambulante begeleiding in. Ook ondersteunt zij basisscholen in de ontwikkeling of uitbreiding van hun zorg. Volgens de gewijzigde Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) van 1998 zijn het bevoegd gezag van scholen met een afdeling voor VMBO, en het bevoegd gezag van scholen voor speciaal voortgezet onderwijs verplicht zich aan te sluiten bij een SWV in de regio waarin zij gevestigd zijn. Het doel van een SWV is zodanige onderwijsomstandigheden te creëren dat zo veel mogelijk leerlingen in staat gesteld worden een diploma of een getuigschrift te behalen. Zo kunnen zij doorstromen naar vervolgonderwijs om een gekwalificeerde toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. De wet schrijft voor dat zo veel mogelijk leerlingen, óók van wie vaststaat dat een orthopedagogische en orthodidactische benadering nodig is, deelnemen aan onderwijs. Dit vergt een toereikende organisatie en deskundige ondersteuning. De wet zegt voorts dat de overdracht van deskundigheid tussen scholen van het SWV geregeld moet zijn. Bovendien moet het SWV een Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) instellen en jaarlijks een zorgplan opstellen. De PCL kan binnen het SWV ook de rol hebben van zorgcommissie en alle zorgvragen bovenschools bespreken. Staatsexamen http://examen.kennisnet.nl/staatsexamen Wie niet naar school gaat, maar toch een diploma voortgezet onderwijs wil halen, kan staatsexamen doen. Er kan examen gedaan worden in een of meer vakken, en het examen kan leiden tot het diploma VMBO-t, HAVO of VWO. Ook scholen voor voortgezet speciaal onderwijs bieden hun leerlingen soms de mogelijkheid om staatsexamen te doen.
-98-
Steunpunt Autisme www.landelijknetwerkautisme.nl In iedere regio van de REC's zijn Steunpunten Autisme ingericht, die scholen ondersteuning bieden in de vorm van consultatie, voorlichting, scholing en regionale samenwerking. De regionale Steunpunten Autisme worden gecoördineerd door het Landelijk Netwerk Autisme. Steunpuntfunctionarissen komen regelmatig bijeen om tijdens regionale en landelijke conferenties expertise en innovatie op het gebied van autisme uit te wisselen. Thuisonderwijs www.thuisonderwijs.com Met de term thuisonderwijs wordt gedoeld op het vervangend onderwijs voor kinderen die geen school bezoeken omdat zij vrijgesteld zijn van de leerplicht op grond van richtingsbezwaar. Er is op dit moment geen sprake van wettelijke eisen aan en kwaliteitstoezicht op thuisonderwijs. Thuisonderwijs wordt niet gezien als een volwaardig alternatief voor regulier onderwijs; het is een uitzondering die is voorbehouden aan zeer specifieke situaties. Op dit moment ontbreekt toezicht door de onderwijsinspectie op het thuisonderwijs. UrWay www.urway.nl UrWay is een online leervoorziening voor leerplichtige jongeren van 15 t/m 17 jaar die het aantoonbaar niet redden op school, en voor wie bestaande voorzieningen geen uitkomst bieden. De jongeren krijgen een persoonlijke online coach die het leerproces ondersteunt. UrWay.nl is 24 uur per dag, 365 dagen per jaar open en bereikbaar vanaf elke PC met internet. Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (VAVO) http://educatie.kennisnet.nl/vavo Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (VAVO) is een vangnet voor jongeren die niet meer naar een gewone school gaan. Ook leerlingen in de bovenbouw van VO-scholen die een andere leeromgeving nodig hebben, kunnen op het VAVO terecht. Zij blijven dan wel ingeschreven op hun oude school. VAVO wordt door de ROC's verzorgd. Officieel is er een leeftijdsgrens van 18 jaar, maar in bijzondere gevallen worden ook leerlingen van 16 of 17 jaar toegelaten. Webonderwijs www.passer-webschool.nl Er worden steeds meer online leervoorzieningen ontwikkeld. Dit biedt bepaalde groepen leerlingen die niet naar school (kunnen) gaan de mogelijkheid toch onderwijs te genieten. Er zijn verschillende initiatieven, zoals UrWay, e-learning en de Passer-Webschool.
-99-
Weer samen naar school (WSNS) www.minocw.nl/wsns/index.html Het project 'Weer samen naar school' (WSNS) zorgt ervoor dat kinderen die extra zorg en begeleiding nodig hebben deze zo veel mogelijk op de basisschool krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om kinderen die moeite hebben met leren of kinderen met gedragsproblemen. Basisscholen werken hiervoor samen in een samenwerkingsverband. Als blijkt dat het op de basisschool toch niet goed gaat, kunnen de kinderen naar een speciale school voor basisonderwijs (SBAO). Dit is bij voorkeur tijdelijk. Wereldschool www.wereldschool.nl De Wereldschool verzorgt sinds 1948 het afstandsonderwijs voor Nederlandstalige kinderen van 3 tot en met 18 jaar die in het buitenland verblijven. Het onderwijs kan volledig thuis - waar ook ter wereld - genoten worden, maar een combinatie met een lokale of internationale school is ook mogelijk. In speciale gevallen, als een leerling om wat voor redenen dan ook (tijdelijk) niet kan deelnemen aan het onderwijs op school, kan er afgeweken worden van de regelgeving en bestaat de mogelijkheid om thuis (in Nederland) onderwijs via de Wereldschool te volgen. Voor een dergelijke constructie is toestemming nodig van het ministerie van OCW. Via de inspecteur bijzondere opdrachten wordt een contract opgesteld. De school waar de leerling staat ingeschreven betaalt de kosten, maar voldoet dan wel aan de onderwijsplicht. Ziezon www.ziezon.nl Toen in 1999 de Wet ondersteuning onderwijs zieke leerlingen werd ingevoerd, werden de bestaande ziekenhuisscholen opgeheven. Om de expertise van de leerkrachten en coördinatoren van deze ziekenhuisscholen vast te houden en verder te ontwikkelen, werd in 2000 het netwerk Ziezon opgericht: landelijk netwerk ZIEk Zijn en ONderwijs. Aan Ziezon zijn ca. 120 'consulenten onderwijsondersteuning zieke leerlingen' verbonden. Zij zorgen er vanuit een schoolbegeleidingsdienst of een academisch ziekenhuis voor dat het onderwijs aan zieke leerlingen zoveel mogelijk doorgaat. Zij worden ingeschakeld op verzoek van de scholen waar de leerlingen staan ingeschreven. Voorts hebben zich bij het netwerk belangenorganisaties en experts op het gebied van ziektebeelden aangesloten, zodat Ziezon nu wordt gedragen door een groot deel van betrokkenen in het veld van ziek zijn en onderwijs.
-100-
Zorgadviesteam (ZAT) www.onderwijsjeugdzorg.nl / www.zat.nl In het PO is een zorgadviesteam (ZAT) gespecialiseerd in het bieden van hulp bij problemen van kinderen van 0 tot 12 jaar. Het ZAT kan worden ingeschakeld via de basisschool, de kinderopvang en de peuterspeelzaalorganisatie. Een ZAT bestaat uit vertegenwoordigers van Bureau Jeugdzorg, maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, politie en de leerplichtambtenaar. De coördinator ontvangt de aanmeldingen, roept het team bijeen en stuurt het hulpverleningstraject aan. In het VO krijgen leerlingen extra aandacht via het mentoraat, leerlingbegeleiding en diverse trainingen, zoals de huiswerkklas. Op veel scholen is een zorgcoördinator aanwezig, die naast ondersteuning aan mentoren en docenten ook de schakel vormt met de zorg buiten de school. Ca. 90% van de VO-scholen participeert in een zorgadviesteam (ZAT-VO). Het gaat daarbij vooral om het versterken van de samenwerking tussen het voortgezet onderwijs en externe instellingen op het gebied van welzijn, gezondheidszorg, leerplicht, jeugdzorg en veiligheid. Het PO, VO en MBO dienen in 2011 over goed functionerende zorg- en adviesteams te beschikken. Het Landelijk Steunpunt ZAT (www.zat.nl) ondersteunt betrokkenen bij het tot stand brengen daarvan.
-101-
8.
NABESCHOUWING
De praktijk van de onderwijsconsulenten heeft de afgelopen zes jaar veel kennis en ervaring opgeleverd. In deze werkwijzer staat hiervan een bloemlezing. Het uitgangspunt in het werk van de onderwijsconsulenten is, dat er voor ieder kind een vorm van onderwijs gerealiseerd moet kunnen worden waar het kind baat bij heeft. Niet het aanbod vanuit bestaande onderwijs/zorgstructuren is leidend, maar de behoefte van de leerlingen en de vraag van de ouders. Dit is de manier waarop de onderwijsconsulenten al sinds het begin werken: vraaggericht, het kind op de juiste plaats met inzet van de juiste middelen. Dat betekent, dat scholen zich soms (ook) moeten beraden op aannamebeleid en zorgstructuur: dan wordt passend onderwijs daadwerkelijk mogelijk. Van ACTB naar CGB De adviesfunctie van de ACTB heeft in de praktijk als stok achter de deur gewerkt, waardoor de onderwijsconsulenten veel konden bereiken. Scholen waren bijvoorbeeld verplicht advies te vragen aan de ACTB wanneer zij kinderen met een rugzak niet wilden toelaten. Voor de scholen betekende de stap naar de ACTB een extra reflectiemoment over hun handelwijze. Dit leverde, samen met de bemiddeling door een onderwijsconsulent, regelmatig op dat leerlingen toch een kans kregen op de school van hun keuze. Het is aan te bevelen dat de Commissie Gelijke Behandeling deze rol van de ACTB overneemt. De CGB is per 1 augustus 2009 bevoegd kennis te nemen van zaken over gelijke behandeling van gehandicapten en chronisch zieken in het funderend onderwijs. Goede afstemmings- en samenwerkingsafspraken tussen het CGB en het ministerie van OCW zullen vooral gericht (moeten) zijn op het in stand houden van de preventieve werking van de bemiddelingsactiviteiten door de onderwijsconsulenten. De onderwijsconsulenten hebben ten aanzien van de Commissie Gelijke Behandeling dezelfde functie als andere externe deskundigen: zij kunnen in een procedure worden geraadpleegd. Handelingsplan De richtlijnen voor een handelingsplan zijn tamelijk globaal en voor meerdere interpretaties vatbaar. Ouders weten niet wat zij kunnen vragen of eisen. Scholen missen handvatten, waardoor het moeilijk is er een goede invulling aan te geven. De onderwijsconsulenten constateren dat er behoefte is aan duidelijkheid over de status van het handelingsplan in juridisch opzicht, de bevoegdheden die ouders hebben als het plan niet naar wens tot stand komt of wordt uitgevoerd, de wijze waarop toezicht kan plaatsvinden op de juiste totstandkoming en uitvoering van het handelingsplan, en de zeggenschap van ouders over de besteding van de rugzakgelden.
-102-
Van speciaal naar regulier Plaatsing van een leerling uit het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs komt minder vaak voor dan andersom. Onderwijsconsulenten merken dat bij evaluatiemomenten van handelingsplannen de mogelijke overgang van een leerling naar een reguliere school niet standaard wordt bekeken. Er zijn leerlingen die op een bepaald moment die overstap met de juiste ondersteuning prima kunnen maken. Bij zowel het speciaal als het regulier onderwijs roept terugplaatsing regelmatig twijfels en terughoudendheid op; het wordt soms als ongewoon ervaren. Op basis van goede afspraken en een 'warme' overdracht blijkt echter veel mogelijk te zijn. Het primair onderwijs biedt op dit moment meer mogelijkheden voor terugplaatsing dan het voortgezet onderwijs. Bij toelating tot het VO wordt de afweging gemaakt of de leerlingen in staat zijn om aan de normen (prestaties en diploma's) te voldoen. Er worden geen voorwaarden aan scholen gesteld om te bewerkstelligen dat leerlingen met een beperking ook aan die normen kunnen voldoen. Het valt te overwegen een kwaliteitskaart voor het omgaan met zorgleerlingen in te stellen. Mede in het kader van passend onderwijs zouden scholen meer belang mogen toekennen aan een goede begeleiding van zorgleerlingen. Tot nu toe kon bij niet-toelating of een conflict rond een handelingsplan een ACTB-procedure scholen alsnog over de streep trekken om de leerlingen een reële kans te geven in het regulier VO. Deskundigheid leerkrachten en vakdocenten Leerkrachten en vakdocenten ervaren dat de hulpvragen van leerlingen in aantal en complexiteit toenemen. Dit heeft tot gevolg dat er een sterker appèl wordt gedaan op hun deskundigheid op het gebied van begeleiding en communicatie. Leerkrachten missen soms de basiskennis over de specifieke stoornis of handicap van een kind. Steeds meer zien schooldirecties het belang van deskundigheidsbevordering in, mede in het kader van passend onderwijs. Zij zorgen voor coaching en bijscholing van hun docententeam, waarbij het leerkrachtengedrag en de kracht van een gemeenschappelijke pedagogische teamaanpak centraal staan.59 Samenwerking met de (jeugd)zorg Waarom lukt het de ene school wel om zorgleerlingen op te nemen en de andere school niet, zo vragen onderwijsconsulenten zich soms af. Dit heeft in de eerste plaats met de visie van het bevoegd gezag en het management te maken. Als een school bereid is om buiten vastgestelde kaders te denken, schept dat een opening voor toelating van zorgleerlingen. Bepaalde (tijdelijke) maatregelen zoals het inzetten van een shadow of buddy, de aanschaf van een laptop, tijdelijke ontheffing van de leerplicht, gastleerlingschap of jeugdzorgaanbod op school kunnen bijvoorbeeld soelaas bieden.
59
Zie: Achtergronden van en tips voor de omgang met leerlingen met een specifieke hulpvraag, P. Nauta, M. Giesing, 2006.
-103-
Er zijn echter ook scholen die bij voorbaat zorgleerlingen (bijvoorbeeld met ODD of een hechtingsstoornis) niet toelaten. Zij doen dit vanuit het schoolbeleid. Bij het vraaggericht werken door de onderwijsconsulenten behoort de 'één kind - één plan' gedachte. Met een goede communicatie over bijvoorbeeld medicijngebruik, agressieregulatie, SOVA-training en time-out afspraken kunnen de opbrengsten vanuit de behandeling worden benut op school. Transparantie in het gehele zorgtraject en een gedeelde visie van betrokkenen over de leerling en zijn ontwikkeling zijn essentieel. Rondetafelgesprekken Een onderwijsconsulent kan als onafhankelijke deskundige het initiatief nemen alle betrokken partijen om de tafel te brengen. Zo'n rondetafelgesprek kan heel constructief zijn, zo blijkt. Gezamenlijk wordt afgesproken wie wat zal doen en er worden evaluatiemomenten vastgelegd. De onderwijsconsulent zet deze afspraken in zijn of haar advies, dat aan alle betrokkenen wordt gestuurd. De afspraken hebben in de regel een positieve uitwerking op de onderlinge communicatie. Communicatie met ouders Beslissingen over niet-plaatsing, schorsing en verwijdering of handelingsplannen maken vaak emoties los bij ouders. Hun verwachtingspatroon stort in. Hierdoor ontstaan communicatieproblemen, die soms heftig kunnen escaleren. De tussenkomst van een onderwijsconsulent kan de gemoederen tot bedaren brengen en inzicht geven in wat er daadwerkelijk speelt. De onderwijsconsulent stelt zich op als intermediair die in de ontstane conflictsituatie het belang van de leerling voor ogen houdt. Sommige ouders hebben ten onrechte het beeld dat diplomagericht onderwijs altijd te prefereren is boven een traject dat is gericht op arbeidstoeleiding met (deel)certificaten. Onderwijsconsulenten gaan het gesprek aan met deze ouders om hen te doen inzien dat hun kinderen meer gebaat kunnen zijn bij opleidingen die zich richten op arbeidstoeleiding. Er zijn ook gevallen waarin ouders zich zodanig laten manipuleren door de verhalen van hun kind, dat hun houding tegenover de school op een negatieve manier wordt beïnvloed. Deze ouders missen het totaalbeeld. Een onderwijsconsulent kan behulpzaam zijn om ouders bewust te maken van de opgetreden situatie. Uitval uit het speciaal onderwijs Onderwijsconsulenten worden in toenemende mate geconfronteerd met uitval van leerlingen uit het speciaal onderwijs. Met name cluster 3- en 4-scholen hebben soms nog geen of onvoldoende mogelijkheden om kinderen op te vangen die (tijdelijk) een-op-een begeleiding of intensieve zorg nodig hebben. Voor kinderen met ernstige en complexe gedragsproblemen is er geen extra financiering ter ondersteuning van het onderwijs. Sommige van deze leerlingen hebben ogenschijnlijk geen perspectief meer op onderwijs, behandeling of werk. Niet naar school gaan is echter voor deze groep zorgleerlingen extra onwenselijk en bovendien maatschappelijk onverantwoord. Onderwijsconsulenten dragen creatieve ideeën aan om ook deze leerlingen uitzicht op (deeltijd) onderwijs te bieden, -104-
eventueel via projecten van Onderwijsconsulenten+, zoals de projecten rond leerbaarheid, digitale leervoorzieningen (UrWay) en onderwijs/zorgcombinaties. Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) Zowel ouders als scholen nemen beslissingen over de toekomst van kinderen. Zij doen dit (terecht) vanuit hun eigen visie, waardoor de invalshoeken strijdig kunnen zijn. Een onafhankelijke bemiddelaar, de onderwijsconsulent, kan vanuit zijn deskundigheid en betrokkenheid duidelijkheid scheppen over het belang van het kind. Hij of zij kan ondersteuning bieden aan alle betrokkenen bij het dienen van dat belang. De Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO), bestaande uit ouderorganisaties en koepels van scholen,60 is per 1 augustus 2009 de paraplu voor de Onderwijsconsulenten(+). Deze nieuwe stichting symboliseert de verbinding tussen de belangen van ouders en scholen. Gezamenlijk gaan zij de uitdaging aan om ervoor te zorgen dat passend onderwijs wél in de rugzak past! Onderwijsconsulenten blijven daarbij onmisbaar.
60
De onderwijsorganisaties verenigd in de PO-Raad, VO-Raad, WEC-Raad en MBO-Raad, en de landelijke ouderorganisaties verenigd in Passend Onderwijs Landelijk Steunpunt Ouders (POLSO), te weten CG-Raad, LOBO, NKO, OUDERS & COO, Platform VG, Vereniging Balans en Vereniging Openbaar Onderwijs.
-105-
BIJLAGE I AB('er) ACTB ADD ADHD AED AMK ASS AWBZ BAC BJZ CCE CFI CGB CG-Raad CIZ CvB CvI GGZ HAVO IB('er) LGF LNA LVG LWOO LZ(K) MBO MCDD MEE MG NVA OBD OC(+) OCW ODD OPDC PAB PCL PDD-NOS PGB PI(school) PO PRO REC RMC ROC RT('er) RVC RVC-VO SB(A)O SMART SO
OVERZICHT VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
Ambulante begeleiding, ambulant begeleider(s) Advies Commissie Toelating en Begeleiding Attention Deficit Disorder Attention Deficit Hyperactivity Disorder Ambulant Educatieve Dienst Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Autisme spectrum stoornis; een aan autisme verwante stoornis Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bezwaar Advies Commissie Bureau Jeugdzorg Centrum voor Consultatie en Expertise voorheen: Centrale Financiën Instellingen Commissie Gelijke Behandeling Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland Centrum Indicatiestelling Zorg Commissie van Begeleiding Commissie voor de Indicatiestelling Geestelijke Gezondheidszorg Hoger algemeen voortgezet onderwijs Interne begeleiding, intern begeleider (Regeling) Leerlinggebonden financiering Landelijk Netwerk Autisme Licht verstandelijk gehandicapt Leerwegondersteunend onderwijs Langdurig ziek(e) (kinderen) Middelbaar beroepsonderwijs Meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis Voormalige SPD (Sociaal-Pedagogische Dienst) Meervoudig gehandicapt Nederlandse Vereniging voor Autisme Onderwijs Begeleidingsdienst Onderwijsconsulent(en)(+) (Minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Oppositional Defiant Disorder Orthopedagogisch en didactisch centrum Preventieve ambulante begeleiding Permanente Commissie Leerlingenzorg Pervasive Development Disorder - Not Otherwise Specified Persoonsgebonden budget Pedologisch Instituut(school) Primair onderwijs Praktijkonderwijs Regionaal Expertisecentrum Regionaal Meld- en Coördinatiepunt voortijdig schoolverlaters Regionaal Opleidingscentrum Remedial teaching, remedial teacher Regionale Verwijzingscommissie Regionale Verwijzingscommissie Voortgezet Onderwijs Speciaal basisonderwijs Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden (doelformulering) Speciaal onderwijs
-106-
SWV TAB VAVO VMBO VO VSO VWO WEB WEC WPO WSNS WVO ZAT ZML(K) ZMO(L)K
Samenwerkingsverband Terugplaatsings-ambulante-begeleiding Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Voortgezet onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Wet educatie en beroepsonderwijs Wet op de expertisecentra Wet primair onderwijs Weer Samen Naar School Wet voortgezet onderwijs Zorgadviesteam Zeer moeilijk lerend(e kinderen) Zeer moeilijk opvoedbare (lerende) kinderen
-107-
werkwijzer 3, een projectbeschrijving van
onderwijsconsulenten+
Als passend onderwijs niet in de rugzak past Best practices uit de praktijk van de onderwijsconsulenten Drs. Mieke Verhoeven
Publicatie | ACTB/Onderwijsconsulenten, Den Haag Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag Uitgave | 2009
Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk (per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten. Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl
Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87 E
[email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl
0866.1014_Omslag_deel3_WKT.indd 1
23-07-2009 10:29:58