Akkerranden in relatie tot onderhoud van waterlopen
‘Financiële consequenties t.a.v. beheer en onderhoud van Aleggerwaterlopen voor het waterschap wanneer Actief Randenbeheer wordt toegepast.’
Stefan van Hoeij Martijn Vroegrijk
Akkerranden in relatie tot onderhoud van waterlopen
Financiële consequenties van Actief Randenbeheer voor het waterschap
Opdrachtgever:
Project Actief Randenbeheer Brabant
Opdrachtnemer:
HAS Kennis Transfer, Dhr. Drs. J.H. Lammers
Uitvoerend team:
Dhr. S. van Hoeij (student) Dhr. M. Vroegrijk (student) Hogeschool HAS ’s-Hertogenbosch Green Business School Plattelandsvernieuwing, Tuin- en Landschapsmanagement Afstudeeropdracht
Begeleidend docent:
Dhr. S. Groen
Plaats: Datum:
‘s-Hertogenbosch 1 juli 2011
2
Inhoudsopgave Voorwoord .......................................................................................................... 5 Samenvatting ...................................................................................................... 6 H1 Inleiding......................................................................................................... 8 1.1
Voorgeschiedenis ..................................................................................... 8
1.2
Aanleiding project .................................................................................... 8
1.3
Opdracht................................................................................................. 9
1.4
Grenzen opdracht..................................................................................... 9
1.5
Werkwijze ............................................................................................... 9
1.6
Leeswijzer ............................................................................................. 10
H2
Typering proefgebieden.............................................................................. 11 2.1.1
Bodemsoort..................................................................................... 12
2.1.2
Landgebruik .................................................................................... 12
2.1.3
Verdeling akkerranden ...................................................................... 13
2.2
De Ham ................................................................................................ 14
2.2.1
Bodemsoort..................................................................................... 14
2.2.2
Landgebruik .................................................................................... 14
2.2.3
Verdeling akkerranden ...................................................................... 15
2.3
Bovendonge .......................................................................................... 16
2.3.1
Bodemsoort..................................................................................... 16
2.3.2
Landgebruik ...................................................................................... 1
2.3.3
Verdeling akkerranden ...................................................................... 18
H3
Kostprijsbepalende factoren........................................................................ 19
3.1
Diepte interviews ................................................................................... 19
3.2
Kostprijsbepalende factoren..................................................................... 19
3.2.1
Taludschade .................................................................................... 19
3.2.2
Gewasschade................................................................................... 20
3.2.3
Structuurschade............................................................................... 20
3.2.4
Maaifrequentie................................................................................. 21
3.2.5
Bereikbaarheid percelen .................................................................... 21
3.2.6
Eigendom/pachten schouwpaden ........................................................ 22
3.3
Andere factoren .................................................................................... 22
3.3.1
Baggerfrequentie ............................................................................. 22
3.3.2
Bereikbaarheid waterkunstwerken ...................................................... 23
3.3.3
Afstemming..................................................................................... 23 3
Kader reductiepercentages ......................................................................... 24
H4
4.1 Reductiepercentages .................................................................................. 24 4.1.1
Taludschade .................................................................................... 24
4.1.2
Gewasschade................................................................................... 24
4.1.3
Structuurschade............................................................................... 25
4.1.4
Maaifrequentie................................................................................. 25
4.1.5
Bereikbaarheid percelen .................................................................... 25
4.1.6
Eigendom/pachten schouwpaden ........................................................ 25
4.2
Uitsplitsing totaalprijs onderhoud.............................................................. 25
4.2.1
Taludschade .................................................................................... 26
4.2.2
Gewasschade................................................................................... 26
4.2.3
Structuurschade............................................................................... 26
4.2.4
Maaifrequentie................................................................................. 26
4.2.5
Bereikbaarheid percelen .................................................................... 26
4.2.6
Eigendom/pachten schouwpaden ........................................................ 26
4.3
H5
Financiële consequenties Actief Randenbeheer............................................ 26
4.3.1
Alm en Biesbosch ............................................................................. 27
4.3.2
De Ham .......................................................................................... 27
4.3.3
Bovendonge .................................................................................... 27
Conclusies en aanbevelingen....................................................................... 29
5.1 Conclusies................................................................................................. 29 5.2 Aanbevelingen ........................................................................................... 30 5.2.1
Registreren ..................................................................................... 31
5.2.2
Invloed Actief Randenbeheer op baggeren ........................................... 31
Bronnenlijst....................................................................................................... 32 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
I II III IV V VI VII
Verklarende woordenlijst Conclusies diepte-interviews Uitwerking stellingen Rekenmodel ‘Algemeen’ Rekenmodel ‘Alm en Biesbosch’ Rekenmodel ‘De Ham’ Rekenmodel ‘Bovendonge’
4
Voorwoord Voor u ligt een rapport, waarin de financiële consequenties van Actief Randenbeheer t.a.v. beheer en onderhoud van A-leggerwaterlopen voor het waterschap worden gepresenteerd. Dit rapport is vervaardigd door Stefan van Hoeij en Martijn Vroegrijk, studenten van Hogeschool HAS Den Bosch. Zij volgen de opleiding Plattelandsvernieuwing, afstudeerrichting Tuin- en Landschapsmanagement. Als afsluiting van de opleiding vormt de afstudeeropdracht, in de vorm van een bedrijfsopdracht (B.O.) de kroon op de opleiding. Graag spreken wij een woord van dank uit aan diverse mensen die geholpen hebben bij de totstandkoming van dit rapport. Allereerst bedanken wij Casper Lambregts (Waterschap Brabantse Delta), Ton van der Putten (Waterschap Rivierenland) en Stephanie Gerdes (ZLTO). Daarnaast danken wij de medewerkers van bovengenoemde waterschappen voor het verstrekken van informatie. Eveneens danken wij de agrariërs en aannemers die medewerking hebben verleend tot het verkrijgen van informatie omtrent het toepassen van Actief Randenbeheer in de bedrijfsvoering. Tot slot bedanken wij Sjaak Groen van Hogeschool HAS Den Bosch als projectbegeleider. ’s-Hertogenbosch, 1 juli 2011 Stefan van Hoeij Martijn Vroegrijk
5
Samenvatting Omwille van het verbeteren van de waterkwaliteit in agrarisch gebied is in 2002 het project Actief Randenbeheer gestart. Hierbij is echter nooit onderzocht wat de financiële consequenties van het toepassen van Actief Randenbeheer t.a.v. beheer en onderhoud van de A-leggerwaterlopen voor het waterschap zijn. Dit vraagstuk heeft als afstudeeropdracht gediend voor Stefan van Hoeij en Martijn Vroegrijk, twee studenten van Hogeschool Has Den Bosch. Bij het onderzoek is uitgegaan van een fictieve situatie, waarbij twee uitersten uitgangspunt waren. Zo is een situatie van 0% akkerranden met 100% akkerranden vergeleken. Het doel van het onderzoek was om een kostenreductie te berekenen, waarmee de financiële consequenties van Actief Randenbeheer voor het waterschap per district in beeld kwamen. Voor het onderzoek zijn drie proefgebieden gebruikt, die toebehoren aan twee waterschappen. De proefgebieden zijn Alm en Biesbosch (Waterschap Rivierenland), De Ham en Bovendonge (beide Waterschap Brabantse Delta). Allereerst zijn middels interviews zes factoren vastgesteld, die enerzijds de Figuur 0.1 Onderhoud aan A-leggerwaterloop met behulp kostprijs van het beheer en onderhoud van korven. aan leggerwaterlopen bepalen en anderzijds worden beïnvloed door het toepassen van Actief Randenbeheer. Vervolgens is door middel van een bijeenkomst met deskundigen vastgesteld in welke orde van grootte deze kostprijsbepalende factoren worden beïnvloed door Actief Randenbeheer. De verkregen reductiepercentages zijn gebaseerd op aannames, die aangeven welke procentuele besparing mogelijk is. Dit heeft geleid tot het volgende overzicht:
Taludschade o 3% van de totale kosten voor onderhoud A-leggerwaterlopen o Aandeel taludschade: 60% bouwland, 40% grasland o Kostenreductie bouwland uniforme bodemopbouw 15% van aandeel taludschade o Kostenreductie bouwland gelaagde bodemopbouw 5% van aandeel taludschade Gewasschade o Bedrag aan schadevergoeding afhankelijk per district o Aandeel gewasschade: 95% bouwland, 5% grasland o Kostenreductie bouwland 50% van totaalbedrag aan schadevergoedingen o Reductie grasland 20% van totaalbedrag aan schadevergoedingen Structuurschade o 1% van de totale kosten voor onderhoud A-leggerwaterlopen o Aandeel structuurschade: 80% bouwland, 20% grasland o Kostenreductie bouwland 80% van aandeel structuurschade 6
o Kostenreductie grasland 0% van aandeel structuurschade Maaifrequentie o 75% van de totale kosten voor onderhoud A-leggerwaterlopen o Verdeling gras- rietsloten afhankelijk van district o Bij 20% van de grassloten met een maaifrequentie van drie of meer kan de maaifrequentie met één maaibeurt worden teruggedrongen Bereikbaarheid percelen o Kostenreductie afhankelijk van strekkende meter prijs onderhoud o Kostenreductie te behalen van 5% op de strekkende meterprijs
Figuur 0.2 Door akkerranden wordt de bereikbaarheid van sloottaluds vergroot.
Eigendom/pachten schouwpaden o Afhankelijk van aantal strekkende meters schouwpad in pacht of eigendom waterschap o Per strekkende meter schouwpad reductie €1,27 per m1.
Het doorrekenen van de gegevens uit bovenstaand overzicht heeft voor de verschillende proefgebieden tot de volgende uitkomsten geleid: Proefgebieden Alm en Biesbosch De Ham Bovendonge
Onderhoudsprijs per m1 talud €0,92 €1,07 €0,95
Kostenbesparing per m1 talud €0,05 €0,05 €0,09
Gem. ARBvergoeding €0,57 €0,60 €0,53
Tabel 0.3 Financiële consequenties van Actief Randenbeheer per proefgebied.
Hierbij dient te worden benadrukt, dat deze financiële voordelen enkel gelden bij 100% akkerranden. Indien de dekkingsgraad van akkerranden lager is, zijn de kostenvoordelen naar verhouding minder. Er is geen evenredig verband tussen het percentage akkerranden en de financiële voordelen die ARB het waterschap biedt.
7
H1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de voorgeschiedenis van Actief Randenbeheer geïntroduceerd. Vervolgens is de projectopdracht toegelicht, waarbij de onderzoeksvraag in beeld komt. Het kader waarbinnen deze onderzoeksvraag beantwoord is komt aan bod en de projectaanpak zal worden toegelicht. Tot slot bevindt zich in deze inleiding een leeswijzer van de onderzoeksrapportage. 1.1 Voorgeschiedenis Vanwege het feit dat de waterkwaliteit van waterlopen nog niet voldeed aan de norm, is gezocht naar middelen om dit te verbeteren. In 2002 is ‘Actief Randenbeheer Brabant’ (ARB I) geïntroduceerd. Het project ‘Actief Randenbeheer Brabant’ is een gezamenlijk initiatief van de provincie Noord-Brabant, de waterschappen Brabantse Delta, Aa en Maas, de Dommel en Rivierenland en de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie. Bij ARB I wordt een bufferzone aangebracht tussen agrarisch perceel en watervoerende sloot om zodoende vervuiling door meststoffen en bestrijdingsmiddelen van het oppervlaktewater te reduceren. Figuur 1.1 illustreert dit. Om te peilen hoe agrariërs hier tegenover staan, zijn twee motivatieonderzoeken verricht, welke in de periode tussen 2002 en 2006 zijn uitgevoerd. Vanwege het grote tijdbestek dat tussen de twee onderzoeken zat, is tevens een vergelijkonderzoek verricht om de verschillen tussen beide onderzoeken inzichtelijk te maken. Om ook voor de periode 2007-2013 subsidies t.b.v. ARB II veilig te stellen, is afgesproken dat naast het verbeteren van de waterkwaliteit ook zal worden ingespeeld op biodiversiteit. Figuur 1.1 Akkerrand langs agrarisch perceel.
1.2 Aanleiding project Waar in het verleden de motivatie van boeren om deel te nemen aan ARB en het verbeteren van de waterkwaliteit centraal stond, zijn nu de financiële consequenties van ARB voor het waterschap onderzocht. Bij het onderzoek is uitgegaan van een fictieve situatie, waarbij twee uitersten het uitgangspunt zijn. Zo is uitgegaan van een situatie waarbij langs alle A-leggerwaterlopen akkerranden zijn gerealiseerd (100%) en een situatie waarbij er geen akkerranden zijn (0%). Hierbij is enkel gekeken naar Aleggerwaterlopen, aangezien bij dit type waterloop het beheer en onderhoud voor rekening van het waterschap is. Voor het onderzoek zijn een drietal districten/proefgebieden binnen twee waterschappen, namelijk waterschap Brabantse Delta en waterschap Rivierenland, aangewezen die van elkaar verschillen in o.a. bodemsoort, verhouding bouw- grasland en reliëf c.q. hoogteverschil. Dit met als doel dat de uitkomst een weerspiegeling is voor alle gebieden. De proefgebieden zijn: - Alm en Biesbosch (Waterschap Rivierenland); - De Ham (Waterschap Brabantse Delta); - Bovendonge (Waterschap Brabantse Delta).
8
1.3 Opdracht Om te onderzoeken wat de financiële consequenties t.a.v. beheer en onderhoud van de A-leggerwaterlopen voor het waterschap zijn, is een onderzoeksvraag opgesteld. Deze onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘Wat zijn de financiële consequenties t.a.v. beheer en onderhoud van A-leggerwaterlopen voor het waterschap, wanneer er langs A-leggerwaterlopen Actief Randenbeheer wordt toegepast?’ Het mogelijk financiële voordeel dient vertaald te worden in een kostenbesparing per strekkende meter te onderhouden talud. Deze besparing is vervolgens afgezet tegen de vergoeding welke door het waterschap en de overheid wordt uitgekeerd t.b.v. Actief Randenbeheer. Door dit vergelijk wordt snel inzichtelijk in welke verhouding de kostenreductie staat tot de ARB-vergoeding. Het vraagstuk is neergelegd bij Has Kennis Transfer. Zij werft bedrijfsopdrachten (BO’s) die als afstudeeropdracht dienen voor studenten van Hogeschool HAS Den Bosch. 1.4 Grenzen opdracht Om het project verder af te kaderen, zijn projectgrenzen opgesteld. Het gaat hierbij om de volgende afkadering:
Proefgebieden: enkel de drie eerder genoemde proefgebieden zijn beschouwd, waarbij enkel gekeken is naar de financiële consequenties van ARB op het beheer en onderhoud van A-leggerwaterlopen. Het beheer en onderhoud van de ARBbufferstrook valt buiten het onderzoek. De plicht hiervan ligt immers bij de aangelande. Biodiversiteit en waterkwaliteit: bij het berekenen van de financiële consequenties van Actief Randenbeheer zijn beheermaatregelen t.b.v. het vergroten van de biodiversiteit en het verbeteren van de waterkwaliteit buiten beschouwing gelaten. Slootmaaisel: bij de berekening van een mogelijke kostenbesparing van Actief Randenbeheer, is uitgegaan van de onderhoudssituatie waarbij het slootmaaisel in alle gevallen gedeponeerd wordt op de ‘1e meter’. Uitgangspunt hierbij is de voorgeschreven voorwaarden in de keur.
1.5 Werkwijze Bij de beantwoording van de vraagstelling zijn een viertal fases, te onderscheiden:
Deskresearch; Diepte-interviews; Analysefase; Conclusies en aanbevelingen.
Deskresearch Tijdens het deskresearch is verschillende relevante literatuur geraadpleegd om zodoende informatie te verkrijgen over Actief Randenbeheer. De uit het deskresearch voortvloeiende vragen en of opmerkelijkheden vormen de basis voor de vervolgfase, namelijk de diepte-interviews. Het primaire doel van het deskresearch is het inlezen in het onderwerp. Diepte-interviews Tijdens de diepte-interviews is gezocht naar kostprijsbepalende factoren van beheer en onderhoud die door Actief Randenbeheer worden beïnvloed. Zo is gezocht naar kostenposten welke omlaag kunnen worden gebracht bij toepassing van Actief Randenbeheer. 9
Analysefase Na het bepalen van de kostprijsbepalende factoren is bepaald in welke orde van grootte zij worden beïnvloed door Actief Randenbeheer. Zo is er in de analysefase gezocht naar een reductiepercentage voor iedere kostprijsbepalende factor. Dit is gedaan middels een bijeenkomst waarbij geopperde reductiepercentages verwoord in stellingen aan verschillende specialisten zijn voorgelegd. Daarnaast is de totaalprijs onderhoud ‘ontleed’ om doorrekening mogelijk te maken. De verkregen informatie is geanalyseerd om uiteindelijk een kostprijsbesparing per strekkende meter talud te kunnen formuleren. Deze kostenbesparing is afgezet tegen het aandeel dat door het waterschap betaald wordt aan de vergoeding voor Actief Randenbeheer. Conclusies en aanbevelingen Tot slot is het geheel aan bevindingen kort samengevat, waarbij tevens aanbevelingen zijn gedaan. 1.6 Leeswijzer In Hoofdstuk twee worden de drie proefgebieden kort getypeerd aan de hand van de beschrijving van de bodemsoort, het landgebruik en de huidige verdeling van akkerranden. Het doel van dit hoofdstuk is om een beeld te krijgen van de drie proefgebieden. In hoofdstuk drie worden de kostprijsbepalende factoren beschreven, welke door Actief Randenbeheer worden beïnvloed. Vervolgens wordt in hoofdstuk vier ingegaan op in welke orde van grootte de kostprijsbepalende factoren worden beïnvloed door Actief Randenbeheer. Dit wordt weergegeven middels reductiepercentages. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk een rekenmodel geïntroduceerd waarmee de financiële consequenties van Actief Randenbeheer voor een waterschap voor elk district zijn te berekenen. In hoofdstuk vijf worden er conclusies getrokken en worden er aanbevelingen gedaan. Tot slot volgen een bronnenlijst en de bijlagen. Voor een goede leesbaarheid en begrijpbaarheid van het rapport wordt verwezen naar bijlage I, waar een verklarende woordenlijst is opgenomen.
10
H2 Typering proefgebieden De drie proefgebieden zijn getypeerd op bodemsoort, landgebruik en de huidige verdeling van akkerranden. Een verdere detaillering van de proefgebieden is voor dit onderzoek niet noodzakelijk. Naast deze typering is van ieder proefgebied de grootte vermeld alsmede het kenmerk hellend of vlak gebied. De informatie, met uitzondering van de typering hellend/vlak, is gebaseerd op GIS-gegevens, welke dateren uit 2010. Allereerst een korte toelichting:
Bodemsoort: middels een kaart is de bodemopbouw in beeld gebracht. Daarnaast is te zien waar de A-leggerwaterlopen gelegen zijn. De kaart heeft enkel als doel om een indruk te krijgen hoe het gebied qua bodem is opgebouwd. Een verdere verfijning in de vorm van de verdeling A-leggerwaterlopen per bodemsoort is voor het onderzoek niet relevant en daarom niet opgenomen Landgebruik: vanwege het feit dat akkerranden enkel langs bouw- en grasland kunnen liggen, is de verdeling bouw/grasland een belangrijk gegeven. Het landgebruik is weergeven op een kaart, waarbij onderscheid is gemaakt in bouwland, grasland en overige. Onder overige valt o.a.: natuur, glastuinbouw, rivieren en bebouwing; Verdeling akkerranden: hierbij is middels een kaart de huidige verdeling van akkerranden langs A-leggerwaterlopen weergegeven. Daarnaast is aangegeven wat de verhouding akkerranden t.o.v. het aantal m1 taluds bedraagt. Tot slot is middels een grafiek de verdeling akkerranden langs bouw- en grasland aangegeven.
Kaart 2.1 geeft de ligging van de drie proefgebieden in Nederland weer.
Kaart 2.1 Ligging van de drie proefgebieden in Nederland.
11
2.1 Alm en Biesbosch Alm en Biesbosch is een district ter grootte van 26.208 hectare. Binnen het gebied zijn veel hoogteverschillen en daarmee is het te typeren als hellend. De verdere typering wordt toegelicht in de volgende sub paragrafen. 2.1.1 Bodemsoort In Alm en Biesbosch bestaat de bodem voor meer dan 50% uit kleigronden. Daarnaast bestaat nog circa 25% uit zavelgronden. Het aandeel zandgronden, veengronden en overige gronden vertegenwoordigen de overige 25%. De verdeling is weergegeven in kaart 2.2.
Kaart 2.2 Bodemsoort Alm en Biesbosch.
2.1.2 Landgebruik Binnen district Alm en Biesbosch vormt bouwland circa 40% van het landgebruik. Daarnaast wordt circa 26% vertegenwoordigd door ‘grasland’ en het resterende percentage omvat ‘overige’. Wanneer de bodemsoort en het landgebruik met elkaar vergeleken worden, valt op dat op de kleigronden met name de bouwlandpercelen voorkomen. Op de zavelgronden vind je vooral grasland. De verdeling is weergegeven in kaart 2.3.
Kaart 2.3 Landgebruik Alm en Biesbosch.
12
2.1.3 Verdeling akkerranden Binnen district Alm en Biesbosch is in april 2011 ruim 250 km aan akkerrand geregistreerd. Hiervan ligt ruim 66 km langs A-leggerwaterlopen welke gelegen zijn naast bouw- of graslandpercelen. Het percentage akkerranden t.o.v. het aantal km taluds bedraagt 9,1%. De locaties zijn in kaart 2.4 weergegeven, waarbij vermeld dient te worden dat dit een weergave is van de situering akkerranden in januari 2011
Kaart 2.4 Situering akkerranden Alm en Biesbosch Januari 2011.
De verdeling van de akkerranden langs bouw- en grasland zijn weergegeven in grafiek 2.5. Het aandeel bouwland is grofweg 80% en grasland circa 20%.
Grafiek 2.5 Verdeling akkerranden Alm en Biesbosch.
13
2.2 De Ham De Ham is een district ter grootte van 14.614 hectare. Het gebied is te typeren als relatief vlak. De verdere typering wordt toegelicht in de volgende sub paragrafen. 2.2.1 Bodemsoort In De Ham bestaat de bodem voor 55% uit kleigronden. Daarnaast bestaat nog circa 25% uit zandgronden en circa 10% uit veengronden. De verdeling is weergegeven in kaart 2.6.
Kaart 2.6 Bodemsoort de Ham.
2.2.2 Landgebruik Binnen district De Ham vormt bouwland circa 50% van het landgebruik. Daarnaast wordt circa 20% vertegenwoordigd door ‘grasland’ en het resterende percentage door ‘overige’. Wanneer de bodemsoort en het landgebruik met elkaar vergeleken worden, valt op dat op de kleigronden met name de bouwlandpercelen voorkomen. Op de zandgronden vind je vooral grasland. De verdeling is weergegeven in kaart 2.7.
Kaart 2.7 Landgebruik De Ham.
14
2.2.3 Verdeling akkerranden Binnen district De Ham is in april 2011 ruim 280 km aan akkerrand geregistreerd. Hiervan ligt ruim 138 km langs A-leggerwaterlopen welke gelegen zijn naast of in bouwof graslandpercelen. Het percentage akkerranden t.o.v. het aantal km taluds bedraagt 22,9%. De locaties zijn in kaart 2.8 weergegeven.
Kaart 2.8 Situering akkerranden De Ham April 2011.
De verdeling van de akkerranden langs bouw- en grasland zijn weergegeven in grafiek 2.9. Hierbij is het aandeel bouwland ruim 80% en grasland aan een kleine 20%.
Grafiek 2.9 Verdeling akkerranden De Ham.
15
2.3 Bovendonge Bovendonge is een district ter grootte van 31.289 hectare. In het gebied zitten veel hoogteverschillen en is daarmee te typeren als hellend. De verdere typering wordt toegelicht in de volgende sub paragrafen. 2.3.1 Bodemsoort In Bovendonge bestaat de bodem vrijwel geheel uit zandgronden. Daarnaast bestaat nog een verwaarloosbaar percentage uit veengronden en overige gronden. De verdeling is weergegeven in kaart 2.10.
Kaart 2.10 Bodemsoort Bovendonge.
16
2.3.2 Landgebruik Binnen district Bovendonge vormt bouwland circa 22% van het landgebruik. Daarnaast wordt circa 20% vertegenwoordigd door ‘grasland’ en het resterende percentage door ‘overige’. Er is geen verband tussen bodemsoort en landgebruik. De verdeling is weergegeven in kaart 2.11.
Kaart 2.11 Landgebruik Bovendonge.
17
2.3.3 Verdeling akkerranden Binnen district Bovendonge is in april 2011 ruim 10 km aan akkerrand geregistreerd. Hiervan ligt 2,7 km langs A-leggerwaterlopen welke gelegen zijn naast of in bouw- of graslandpercelen. Het percentage akkerranden t.o.v. het aantal km taluds bedraagt 0,8%. De locaties zijn in kaart 2.12 weergegeven.
Kaart 2.12 Situering akkerranden Bovendonge April 2011.
De verdeling van de akkerranden langs bouw- en grasland zijn weergegeven in grafiek 2.13. Hierbij is het aandeel bouwland circa 35% en grasland circa 65%.
Grafiek 2.13 Verdeling akkerranden Bovendonge.
18
H3 Kostprijsbepalende factoren De eerste stap in het bepalen van de financiële consequenties t.a.v. beheer en onderhoud van de A-leggerwaterlopen voor het waterschap wanneer Actief Randenbeheer wordt toegepast, is het vaststellen van kostprijsbepalende factoren. Om tot deze factoren te komen zijn diepte-interviews gehouden met diverse betrokkenen. Naast de kostprijsbepalende factoren zijn andere factoren vastgesteld, welke wel door akkerranden worden beïnvloed maar niet te kenmerken zijn als kostprijsbepalende factor in dit onderzoek. 3.1 Diepte interviews Om vast te stellen welke kostprijs factoren worden beïnvloed door Actief Randenbeheer zijn een vijftiental mensen geïnterviewd, welke verschillende functies vervullen. Het gaat hierbij om: Twee onderhoud adviseurs (Waterschap Brabantse Delta); Twee werkvoorbereiders onderhoud (één van Waterschap Brabantse Delta en één van Waterschap Rivierenland); Drie rayon teamleiders (twee van Waterschap Brabantse Delta en één van Waterschap Rivierenland); Eén financieel medewerker van Waterschap Brabantse Delta; Eén afgevaardigde van de werkgroep ‘Slootmaaisel afzet’; Drie agrariërs (twee van Waterschap Brabantse Delta en één van Waterschap Rivierenland); Drie aannemers (twee werkzaam voor Waterschap Brabantse Delta en één werkzaam voor Waterschap Rivierenland). Uit de beantwoording van de vooraf opgestelde vragen is gebleken dat er een zestal kostprijsbepalende factoren zijn. De conclusies van de diepte-interviews zijn terug te vinden in bijlage II. 3.2 Kostprijsbepalende factoren In deze paragraaf worden de kostprijsbepalende factoren benoemd en is beschreven welke relatie zij hebben met Actief Randenbeheer. Het betreft taludschade, gewasschade, structuurschade, maaifrequentie, bereikbaarheid percelen en het eigendom/pachten van schouwpaden. Deze worden hierna toegelicht. 3.2.1 Taludschade Onder taludschade wordt schade ten gevolge van het afkalven van de insteek of delen van het talud verstaan. Dit kan veroorzaakt worden door vorst, een hoge stroomsnelheid, een te smalle waterloop, de uitlaat van het drainagesysteem, het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen en/of door het overploegen door de agrariër. Enkel taludschade welke veroorzaakt wordt door het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen en/of door het overploegen door de agrariër, kan door toepassing van Actief Randenbeheer worden teruggedrongen. Hierbij is het belangrijk om te vermelden dat enkel Figuur 3.1 Taludschade langs bouwlandperceel.
19
een reductie te behalen is bij bouwlandpercelen. Immers, bij graslandpercelen zorgt het gewas voor een dichte zode, waardoor er minder onkruidgroei is dan bij bouwlandpercelen. De noodzaak tot het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen is daarom gering. Daarnaast worden enkel bouwlandpercelen geploegd; dit met uitzondering van opnieuw in te zaaien graslandpercelen. In de situatie dat er langs een A-leggerwaterloop een akkerrand wordt aangelegd, ontstaat een bufferstrook van vier meter, waardoor het te bewerken agrarische perceel verschuift. De perceelsgrens loopt nu niet meer gelijk met de insteek van het talud, maar ligt vier meter vanaf de insteek van het talud. Het toepassen van Actief Randenbeheer zal een positieve bijdrage leveren aan een reductie in taludschade bij bouwlandpercelen. Ter illustratie is figuur 3.1 opgenomen. 3.2.2 Gewasschade Ondanks dat het maaitijdstip van A-leggerwaterlopen met zorg wordt afgestemd op het gewas dat op het aangrenzende perceel staat, ontstaat zo nu en dan schade aan het gewas. Wanneer dit gebeurt, kan de agrariër dit reclameren bij het waterschap. De vergoedingen die in een dergelijke situatie worden betaald zijn gewasschadevergoedingen. Gewasschade wordt in bijna alle gevallen veroorzaakt op bouwlandpercelen. Dit omdat hier het gewas vele malen gevoeliger is voor schade dan gras op graslandpercelen. In de situatie dat er geen of niet overal akkerranden liggen, is een aannemer soms genoodzaakt door gewassen te rijden om de A-leggerwaterloop te kunnen bereiken. Schade aan de gewassen is in zo’n situatie niet te voorkomen. Echter, wanneer overal akkerranden worden aangelegd wordt dit probleem voor een groot deel opgelost. De akkerrand zorgt er nu immers voor dat de A-leggerwaterlopen direct bereikbaar zijn (zonder aangrenzende percelen te hoeven betreden). Gewasschade kan niet in zijn geheel worden voorkomen, omdat niet overal schouwduikers zijn aangebracht en er altijd wel, hoe gering dit aantal ook is, calamiteiten voorkomen (o.a. storingen aan waterkunstwerken). Zo dienen in sommige gevallen toch aangrenzende percelen te worden gebruikt om de leggerwaterloop te kunnen bereiken. Het toepassen van Actief Randenbeheer heeft een positieve invloed op het verminderen van het bedrag dat betaald dient te worden aan gewasschadevergoeding. 3.2.3 Structuurschade Structuurschade is schade welke ontstaat wanneer een aannemer verplicht gesteld wordt door het waterschap om onderhoud te verrichten aan een waterloop, wanneer dit door weersomstandigheden eigenlijk niet verantwoord is. Het waterschap zal dit enkel verplichten wanneer het primaire doel van de waterloop, namelijk de aan- en afvoer van water, in gedrang dreigt te komen. In de situatie dat een aannemer structuurschade veroorzaakt, met bovenstaande als randvoorwaarde, wordt de schade vergoed door het waterschap. Met name het gewas dat op het perceel staat, bepaalt of de grond draagkracht heeft en of er daardoor wel of niet snel structuurschade ontstaat. Zo biedt een dichte graszode bij grasland veel meer Figuur 3.2 Structuurschade als gevolg van betreden van akkerrand onder onverantwoorde weersomstandigheden.
20
bescherming tegen structuurschade dan de gewassen bij bouwlandpercelen. Structuurschade komt in acht van de 10 gevallen voor bij bouwlandpercelen. In de situatie dat er Actief Randenbeheer wordt toegepast, ontstaat langs bouwlandpercelen een soortgelijke bufferzonevegetatie als bij graslandpercelen, waardoor er een reductie in structuurschade ontstaat. Het grootste voordeel wordt echter verkregen door het vergroten van de berijdbare periode. Als langs alle bouwlandpercelen akkerranden zouden liggen, zijn de A-leggerwaterlopen te allen tijde te onderhouden, zonder daarbij rekening te hoeven houden met het gewas. Ter illustratie is figuur 3.2 opgenomen. 3.2.4 Maaifrequentie Het verschralen van zowel het talud als de akkerrand dat door Actief Randenbeheer wordt veroorzaakt, heeft invloed op de maaifrequentie. Wanneer Actief Randenbeheer wordt toegepast mag de akkerrand niet worden bemest en moet het slootmaaisel evenals het maaisel van de akkerrand binnen een vastgestelde termijn worden verwijderd. Figuur 3.3 geeft een situatie weer waar slootmaaisel in het talud is blijven liggen en voor verruiging kan zorgen. Met name het verbod op bemesting van de akkerranden zorgt ervoor dat het droge talud verschraalt. Akkerranden hebben geen invloed op de voedingsrijkdom van het natte profiel. Dit wordt immers beïnvloed door het water van A, B- en C-waterlopen en het water afkomstig van drainagebuizen. Bij het droge profiel van taluds wordt onderscheid gemaakt in vegetatie, namelijk in riet en gras. Alhoewel het niet mogen bemesten van akkerranden bij toepassing van Actief Randenbeheer het droge talud verschraalt en daarmee de groeisnelheid van de vegetatie doet afnemen, kan hier enkel bij grassloten voordeel door worden behaald. Riet heeft immers de neiging tot woekeren, waardoor de maaifrequentie welke wordt toegepast, niet kan worden gereduceerd. Het toepassen van Actief Randenbeheer langs rietsloten heeft daardoor geen financiële voordelen t.a.v. beheer en onderhoud van de Aleggerwaterloop voor het waterschap. Enkel bij grassloten is een financieel voordeel te behalen. Figuur 3.3 Slootmaaisel dat blijft liggen in het talud kan voor verruiging zorgen.
3.2.5 Bereikbaarheid percelen Wanneer een aannemer de A-leggerwaterlopen wil onderhouden, is het gewas op de percelen de bepalende factor voor het maaitijdstip. Dit geldt overigens alleen voor bouwlandpercelen omdat graslandpercelen te allen tijde te betreden zijn. Een aannemer zal altijd nastreven om zo weinig mogelijk gewasschade te veroorzaken, waardoor hij soms enkele malen terug moet naar een A-leggerwaterloop, omdat deze door een grote variatie in grondgebruik (gewas) niet op één tijdstip te maaien is. In de situatie dat er overal akkerranden zouden liggen, wordt dit probleem verholpen en levert dit grote tijdwinst op voor de aannemer. Hij kan nu immers de A-leggerwaterlopen in één keer in zijn geheel afwerken, zonder rekening te hoeven houden met het aangrenzende perceel 21
met het daarop aanwezige gewas. Ter illustratie hiervan is figuur 3.4 opgenomen. Logischerwijs weegt dit voordeel mee in de bepaling van de strekkende meter prijs voor beheer en onderhoud, waardoor ook de bereikbaarheid van percelen een belangrijke kostprijsbepalende factor vormt.
Figuur 3.4 Door akkerranden wordt de bereikbaarheid van sloottaluds vergroot.
3.2.6 Eigendom/pachten schouwpaden In de drie onderzochte districten komen geen schouwpaden voor. Bij dit onderzoek dat voor alle districten gebruikt kan worden, is het wenselijk dat het afkopen evenals het pachten van schouwpaden als kostprijsbepalende factor wordt opgenomen. Het gaat hierbij enkel om schouwpaden die het waterschap zelf in eigendom of pacht heeft. In de situatie dat er overal akkerranden zouden liggen, komen de onderhoudskosten voor het schouwpad alsmede de afvoerkosten van het vrijkomend slootmaaisel te vervallen. Deze plicht ‘verschuift’ immers naar de aangelanden. Daarnaast vervallen zowel pacht- als rentekosten wanneer schouwpaden komen te vervallen. Onder rentekosten wordt de rente verstaan die betaald dient te worden over het geïnvesteerde bedrag. 3.3 Andere factoren Naast de bovengenoemde kostprijsbepalende factoren zijn tijdens de diepte-interviews een drietal factoren vastgesteld welke wel door akkerranden worden beïnvloed, maar waarbij het niet gerechtvaardigd is om ze te kenmerken als kostprijsbepalende factor voor het onderzoek. Het gaat hierbij om baggerfrequentie, bereikbaarheid van waterkunstwerken en afstemming. Deze drie factoren zullen kort worden toegelicht in de navolgende paragrafen. 3.3.1 Baggerfrequentie Door het toepassen van Actief Randenbeheer langs bouwlandpercelen spoelt minder grond uit (erosie) dan in een situatie zonder akkerranden (zie ter illustratie figuur 3.5). Toch kan niet gesteld worden dat in een dergelijke situatie de baggerfrequentie omlaag kan. Dit komt door tal van factoren, waarvan er enkele worden opgesomd: tegenwoordig zitten er meer ‘obstakels’ in het water door toepassing van gedifferentieerd maaibeheer. Ondanks dat bij Actief Randenbeheer de uitspoeling van grond bij bouwlandpercelen minder is, wordt hetgeen in de sloten terecht komt langer vastgehouden door de stoppels van de hoger gemaaide vegetatie; de breedte van een leggerwaterloop bepaalt in grote mate of de leggerwaterloop wel dan niet snel met baggerspecie dichtslibt; of de baggerspecie wel dan niet snel ophoopt in de A-leggerwaterlopen heeft een grote samenhang met de helling van het gebied. Een district met een grote helling
22
heeft logischerwijs waterlopen met een hoge stroomsnelheid, waardoor ophoping van baggerspecie langer uitblijft dan in een vlakke gebieden; A-leggerwaterlopen vormen de hoofdaders, waarbij B- en C-waterlopen de zijtakken vormen. Als er enkel maatregelen worden getroffen langs Aleggerwaterlopen, blijft het ‘probleem’ bij B- en C-waterlopen bestaan. Wanneer men de baggerfrequentie wil verminderen, zal enkel een ‘waterloop-bredeaanpak’ kunnen bijdragen. Het enkel toepassen van Actief Randenbeheer langs Aleggerwaterlopen zal niet noemenswaardig bijdragen aan het verminderen van baggerspecie in de A-leggerwaterlopen.
Zoals uit bovenstaande duidelijk wordt, is de genoodzaakte baggerfrequentie afhankelijk van tal van factoren en wordt deze niet enkel bepaald door het aanliggende perceel. Het is daarom niet gerechtvaardigd om de baggerfrequentie op te nemen als kostprijsbepalende factor voor het onderzoek. Figuur 3.5 Uitspoeling van grond langs bouwlandperceel.
3.3.2 Bereikbaarheid waterkunstwerken Alhoewel er voordelen zijn bij de bereikbaarheid van waterkunstwerken in het geval dat er overal akkerranden liggen, is het voordeel niet noemenswaardig. Er komen sporadisch storingen voor aan waterkunstwerken, waardoor dit voordeel nihil is. Wanneer er toch storingen zijn, is men genoodzaakt door het agrarische perceel te rijden en is gewasschade vaak niet te voorkomen. In een dergelijke situatie wordt de schade geboekt onder gewasschade. Gezien het sporadisch voorkomen van storingen aan waterkunstwerken, wordt deze factor niet meegenomen als kostprijsbepalende factor voor het onderzoek. 3.3.3 Afstemming Een aannemer is in de situatie dat er geen akkerranden liggen, bij bouwlandpercelen afhankelijk van het gewas voor de bepaling van het maaitijdstip van de Aleggerwaterlopen. Het inventariseren of een perceel wel dan niet te betreden is (afhankelijk van het gewas), wordt afstemming genoemd. Vanuit het oogpunt van het waterschap kan een situatie met 100% akkerranden financiële voordelen opleveren. Je bent immers niet meer afhankelijk van het gewas, waardoor inventarisatie overbodig wordt. Aannemers nemen echter uit beleefdheid en omwille van klantenbinding altijd contact op met de agrariër, ongeacht of er een akkerrand ligt. Een aannemer heeft vaak naast de A-leggerwaterlopen ook de B- en C-waterlopen in onderhoud, welke in eigendom zijn van de agrariër. Afstemming is daarom niet als kostprijsbepalende factor meegenomen in het onderzoek. De mogelijke winst is al meegenomen onder de kostprijsbepalende factor bereikbaarheid percelen.
23
H4 Kader reductiepercentages Nadat de kostprijsbepalende factoren zijn vastgesteld, is het belangrijk om te achterhalen in welke mate ze door Actief Randenbeheer worden beïnvloed. De uitkomst is weergegeven in een reductiepercentage, waarbij als het percentage hoog is, de invloed van Actief Randenbeheer op de kostprijsbepalende factor groot is. Allereerst worden in paragraaf 4.1 de reductiepercentages genoemd, waarna in paragraaf 4.2 het geheel verder wordt gedetailleerd met bedragen. In beide paragrafen zijn de getallen/bedragen gebaseerd op aannames, waaraan een betrouwbaarheidsfactor uitgedrukt in ‘hard gegeven’ of ‘ zacht gegeven’ is gehangen. De twee opponenten zijn in de tekst gemarkeerd met respectievelijk een groene en een rode kleur. De reden dat voor aannames is gekozen, is omdat werkelijk cijfers nauwelijks of niet beschikbaar zijn bij beide waterschappen. Zo zijn de onderliggende bedragen van de kostprijsbepalende factoren niet bekend, doordat alles onder één onderhoudspost wordt geboekt. Hierdoor is het noodzakelijk om een schatting te doen van het aandeel van elke kostprijsbepalende factor t.o.v. de totale onderhoudspost. Deze aannames zijn gekenmerkt als hard gegeven. Schattingen die gedaan zijn voor de reductie van kostprijsbepalende factoren in de situatie van 100% akkerranden, hebben een lagere betrouwbaarheidsfactor en worden gekenmerkt als zacht gegeven. De uiteindelijke financiële consequentie wordt in paragraaf 4.3 belicht. 4.1 Reductiepercentages In deze paragraaf is per kostprijsbepalende factor het reductiepercentage genoemd en wordt dit verder onderbouwd. De reductiepercentages komen voort uit een bijeenkomst waarin diverse stellingen per kostprijsbepalende factor zijn voorgelegd. De uitkomsten van de bijeenkomst waarbij de stellingen zijn voorgelegd zijn weergegeven in bijlage III. In deze bijlage is ook vermeld wie er bij de bijeenkomst aanwezig waren. Vermeld dient te worden dat de reductiepercentages ‘voorzichtig’ zijn ingeschat. Bij de bepaling van de reductiepercentages is men uitgegaan van de hoogst haalbare reductie. Wel dient hier nogmaals te worden benadrukt dat reductiepercentages gebaseerd zijn op een situatie van 100% akkerranden. Het is niet reëel om een reductie in een andere situatie dan 100% akkerranden evenredig door te rekenen. Zo kan een reductiepercentage in een situatie van 50% akkerranden mogelijk komen te vervallen, waar men een reductie van 50% van het gegeven percentage zou verwachten. 4.1.1 Taludschade De mate waarin akkerranden een bijdrage leveren aan het verminderen van taludschade heeft een onlosmakelijke relatie met de bodemopbouw van een gebied. Zo is in een gebied met een uniforme bodemopbouw een reductie van 15% op de kostenpost taludschade te behalen, terwijl dit bij een gebied met een gelaagde opbouw 5% is. Met name de bodemopbouw ter hoogte van de scheidingslaag tussen nat- en droog profiel is hierbij bepalend. Beide reductiepercentages zijn van toepassing op taluds langs bouwlandpercelen. 4.1.2 Gewasschade Of er gewasschade ontstaat langs agrarische percelen hangt af van de breedte van de akkerrand en van het aangrenzende gewas. Vanwege de hogere gevoeligheid van de gewassen op bouwlandpercelen, is bij bouwlandpercelen een hogere reductie in gewasschade te behalen dan bij graslandpercelen. In de situatie van 100% akkerranden
24
is langs bouwlandpercelen een reductie te behalen van 50% en langs graslandpercelen een reductie van 20% van de kostenpost gewasschade. 4.1.3 Structuurschade Akkerranden bieden enkel bij bouwlandpercelen een voordeel. Hier vormen de gewassen immers een beperking voor de betreding van de agrarische percelen. Een grasland kan, indien het weer het toelaat, te allen tijde worden betreden. In de situatie van 100% akkerranden, is de situatie van bouwlandpercelen gelijk aan die van graslandpercelen. De betreedbare periode van bouwlandpercelen wordt hiermee vergroot, waardoor een reductie van 80% te behalen is op de kostenpost structuurschade. 4.1.4 Maaifrequentie Door het toepassen van Actief Randenbeheer worden de aangrenzende taluds (droge profiel) verschraald. Dit heeft als voordeel dat de begroeiing van het talud in groeisnelheid zal afnemen. Alhoewel de groeisnelheid van zowel gras als riet zal afnemen, kan alleen de maaifrequentie van een deel van de grassloten omlaag. Bij het verminderen van de maaifrequentie van rietsloten zou immers snel overwoekering ontstaan; hetgeen ongewenst is. Wanneer overal Actief Randenbeheer wordt toegepast, kan de maaifrequentie in 20% van de grassloten (met een maaifrequentie van drie keer of hoger) met één maaibeurt worden verlaagd. 4.1.5 Bereikbaarheid percelen In de situatie van kilometers aaneengesloten akkerranden heeft een aannemer logistieke voordelen, waardoor hij in minder tijd de A-leggerwaterlopen kan schonen. De aannemer kan nu immers in één moeite doorrijden zonder daarbij rekening te hoeven houden met gewassen. Op grond van aannames van een drietal aannemers is geconstateerd dat dit resulteert in een reductie van 5 % in de strekkende meterprijs, welke door de aannemer voor het onderhoud wordt gerekend. Hierbij is het uitgangspunt dat een aannemer zonder onderbrekingen door kan rijden en het slootmaaisel op de eerste meter deponeert. 4.1.6 Eigendom/pachten schouwpaden Indien een waterschap schouwpaden in eigendom heeft en er zouden overal akkerranden komen te liggen, vervallen zowel de onderhoud- als de afvoerplicht van het slootmaaisel voor het waterschap. De reductie die dit oplevert is afhankelijk van het aantal strekkende meter schouwpad dat een waterschap in eigendom heeft alsmede van de kosten die gerekend worden voor beheer en onderhoud van het schouwpad en de kosten voor het afvoeren van het slootmaaisel. Daarnaast vervallen in de situatie van 100% akkerranden de pachtkosten en rentekosten door het waterschap. Uitgaande van een pachtprijs van €1.500,- per ha schouwpad en een grondprijs van €40.000 per ha met een rente van circa 3,75 %, resulteert dit in een besparing van €0,75 per m1 akkerrand. Hierbij is uitgegaan van een schouwpad met een breedte van vijf meter. Onderhoudskosten van het betreffende schouwpad komen hier nog bij. Hier is uitgegaan van €0,52 per m1. 4.2 Uitsplitsing totaalprijs onderhoud Om de eerder genoemde reductiepercentages te kunnen toepassen op de kostprijsbepalende factoren, is het noodzakelijk om een inschatting te maken van het aandeel van deze factoren in de totaalprijs voor onderhoud. De reden hiervoor is dat boekhoudgegevens niet per kostprijsbepalende factor zijn uitgesplitst.
25
4.2.1 Taludschade Van de totaalprijs voor onderhoud wordt 3% vertegenwoordigd door het herstel van taludschade. Hierbij is 60% toe te schrijven aan taludschade langs bouwlandpercelen en 40% aan taluds langs graslandpercelen. 4.2.2 Gewasschade Gewasschade wordt gecompenseerd middels een gewasschadevergoeding en valt buiten de totaalprijs voor onderhoud. Gewasschade wordt voor 95% veroorzaakt op bouwlandpercelen en voor 5% op graslandpercelen. 4.2.3 Structuurschade Van de totaalprijs voor onderhoud wordt 1% vertegenwoordigd door het herstel van structuurschade. Hierbij is 80% toe te schrijven aan structuurschade op bouwlandpercelen en 20% aan structuurschade op graslandpercelen. 4.2.4 Maaifrequentie 75 % van de totale onderhoudskosten zijn toe te schrijven aan maaiwerkzaamheden. Bij de maaiwerkzaamheden wordt onderscheid gemaakt in één, twee, drie en vier keer maaien. 4.2.5 Bereikbaarheid percelen De reductie van deze kostprijsbepalende factor is van toepassing op de strekkende meterprijs, welke voor onderhoud wordt gehanteerd. Het totaalbedrag aan maaikosten wordt hier gedeeld door het totaal aantal km aan te maaien talud, waarna de reductie wordt doorgerekend. 4.2.6 Eigendom/pachten schouwpaden De reductie is afhankelijk van het aantal strekkende meter schouwpad per district. Voor het onderhoud aan schouwpaden wordt €0,17 per m1 gerekend en voor het afvoeren van slootmaaisel €0,35 per m1. Dit resulteert in een strekkende meter onderhoudsprijs van €0,52. Daarnaast levert het vervallen van de pacht- of rentekosten een kostenreductie op van €0,75 per m1 schouwpad. 4.3 Financiële consequenties Actief Randenbeheer Op grond van de gegevens uit voorgaande twee paragrafen, is een rekenmodel opgesteld waarmee op een eenvoudige manier de financiële consequenties van Actief Randenbeheer per district te berekenen zijn. De output van het rekenmodel is een eenheidsprijs per strekkende meter talud en kan na invulling van enkele inputgegevens voor elk district worden gebruikt. Om te zien welke inputgegevens benodigd zijn, wordt verwezen naar bijlage IV. In de bijlage wordt uitgelegd hoe het rekenmodel gebruikt dient te worden. De bijlage bevat een Cd-rom waarop het rekenmodel staat. In paragraaf 4.3.1 t/m 4.3.3 is voor de drie proefgebieden de kostenreductie voor beheer en onderhoud per m1 talud weergegeven, waarbij de achterliggende inputgegevens zijn terug te vinden in bijlage V, VI en VII. Daarnaast wordt per proefgebied aangegeven wat de verhouding is tussen de kostenbesparing en de uit te keren vergoeding in de situatie van 100% akkerranden. Hierbij dient vermeld te worden dat de gemiddelde vergoeding t.b.v. Actief Randenbeheer gebaseerd is op de verhouding bouw- grasland en dat een waterschap hiervan slechts een deel zelf betaald. Zowel Waterschap Rivierenland als
26
Waterschap Brabantse Delta dragen beide 25% bij aan de ARB-vergoeding. Tot slot wordt in een tabel de kostenreductie gespecificeerd per kostprijsbepalende factor. 4.3.1 Alm en Biesbosch In Alm en Biesbosch is een kostenbesparing te behalen van €0,05 per m1 beheer en onderhoud talud t.o.v. de reguliere onderhoudsprijs van €0,74 per m1. De gemiddelde ARB-vergoeding is €0,57. De kostenreductie is als volgt opgebouwd:
Verdeling kostenreductie Taludschade Gewasschade Structuurschade Maaifrequentie* Bereikbaarheid percelen Eigendom/pachten schouwpaden Kostenreductie per m1 talud
Alm en Biesbosch € 0,002 (4%) € 0,002 (4%) € 0,007 (14%) € 0,000 (0%) € 0,037 (78%) € 0,000 (0%) € 0,05
Tabel 4.1 Verdeling kostenreductie Alm en Biesbosch.
* Gebaseerd op een maaifrequentie van maximaal twee keer per waterloop per jaar. 4.3.2 De Ham In De Ham is een kostenbesparing te behalen van €0,05 per m1 beheer en onderhoud talud t.o.v. de reguliere onderhoudsprijs van €0,59 per m1. De gemiddelde ARBvergoeding is €0,60. De kostenreductie is als volgt opgebouwd:
Verdeling kostenreductie Taludschade Gewasschade Structuurschade Maaifrequentie* Bereikbaarheid percelen Eigendom/pachten schouwpaden Kostenreductie per m1 talud
De Ham € 0,002 (4%) € 0,004 (9%) € 0,009 (19%) € 0,004 (9%) € 0,029 (59%) € 0,000 (0%) € 0,05
Tabel 4.2 Verdeling kostenreductie De Ham.
* Gebaseerd op een maaifrequentie van maximaal vier keer per waterloop per jaar. 4.3.3 Bovendonge In Bovendonge is een kostenbesparing te behalen van €0,09 per m1 beheer en onderhoud talud t.o.v. de reguliere onderhoudsprijs van €0,95 per m1. De gemiddelde ARB-vergoeding is €0,53.
27
De kostenreductie is als volgt opgebouwd:
Verdeling kostenreductie Taludschade Gewasschade Structuurschade Maaifrequentie* Bereikbaarheid percelen Eigendom/pachten schouwpaden Kostenreductie per m1 talud
Bovendonge € 0,003 (4%) € 0,001 (1%) € 0,014 (16%) € 0,022 (25%) € 0,048 (54%) € 0,000 (0%) € 0,09
Tabel 4.3 Verdeling kostenreductie Bovendonge.
* Gebaseerd op een maaifrequentie van maximaal vier keer per waterloop per jaar. Hierbij dient te worden benadrukt, dat deze financiële voordelen enkel gelden bij 100% akkerranden. Indien de dekkingsgraad van akkerranden lager is, zijn de kostenvoordelen naar verhouding minder. Er is geen evenredig verband tussen het percentage akkerranden en de financiële voordelen die ARB het waterschap biedt.
28
H5 Conclusies en aanbevelingen In dit rapport zijn de financiële consequenties van Actief Randenbeheer t.a.v. beheer en onderhoud van de A-leggerwaterlopen voor het waterschap in beeld gebracht. De uitkomsten hiervan worden in paragraaf 5.1 beknopt opgesomd. Daarnaast is er tijdens het onderzoek geconstateerd dat bepaalde aspecten nader onderzoek vragen. Hiervoor zijn dan ook aanbevelingen gedaan, welke beschreven staan in paragraaf 5.2. 5.1 Conclusies Uit het onderzoek is gebleken dat een zestal kostprijsfactoren worden beïnvloed door het toepassen van Actief Randenbeheer. Het gaat hierbij om: Taludschade; Gewasschade; Structuurschade; Maaifrequentie; Bereikbaarheid van percelen; Eigendom/pachten van schouwpaden. Voor de kostprijsbepalende factoren zijn aannames gedaan over het aandeel dat zij vertegenwoordigen in de totaalprijs voor beheer en onderhoud van A-leggerwaterlopen. Er is gebruik gemaakt van aannames, omdat harde cijfers bij beide waterschappen ontbraken. Vervolgens is voor iedere kostprijsbepalende factor een aanname gedaan voor het reductiepercentage dat geldt voor de situatie van 100% akkerranden. Naast de reductiepercentages zelf is ook het kader geschetst waarbinnen deze zijn gevormd. Het betreft de volgende reductiepercentages: Taludschade o 3% van de totale kosten voor beheer en onderhoud A-leggerwaterlopen o Aandeel taludschade: 60% bouwland, 40% grasland o Kostenreductie bouwland uniforme bodemopbouw 15% van aandeel taludschade o Kostenreductie bouwland gelaagde bodemopbouw 5% van aandeel taludschade Gewasschade o Bedrag aan schadevergoeding afhankelijk per district o Aandeel gewasschade: 95% bouwland, 5% grasland o Kostenreductie bouwland 50% van totaalbedrag aan schadevergoedingen o Kostenreductie grasland 20% van totaalbedrag aan schadevergoedingen Structuurschade o 1% van de totale kosten voor beheer en onderhoud A-leggerwaterlopen o Aandeel structuurschade: 80% bouwland, 20% grasland o Kostenreductie bouwland 80% van aandeel structuurschade o Kostenreductie grasland 0% van aandeel structuurschade Maaifrequentie o 75% van de totale kosten voor beheer en onderhoud Aleggerwaterlopen o Verdeling gras- rietsloten afhankelijk van district o Bij 20% van de grassloten met een maaifrequentie van drie of meer kan de maaifrequentie met één maaibeurt worden teruggedrongen Bereikbaarheid percelen 29
o Kostenreductie afhankelijk van strekkende meter prijs onderhoud o Kostenreductie te behalen van 5% op de strekkende meterprijs Eigendom/pachten schouwpaden o Afhankelijk van aantal strekkende meters schouwpad in pacht of eigendom waterschap o Per strekkende meter schouwpad reductie van €0,52 bij toepassing van 100% akkerranden. o Per strekkende meter een rente- pachtvoordeel van €0,75. Dit resulteert in een totaal kostenvoordeel van €1,27 per m1.
Door een gebrek aan gedetailleerde gegevens is tijdens het onderzoek gebruik gemaakt van aannames. Vanwege het feit dat de percentages niet gebaseerd zijn op detailgegevens maar op aannames, is het kader waarbinnen de aannames zijn gedaan, van groot belang. Zo bestaat het risico dat een reductiepercentage op meerdere manieren wordt uitgelegd en daarmee zijn waarde verliest. Wanneer reductiecijfers worden genoemd en/of naar buiten worden gebracht, is het van groot belang dat hierbij het kader waarbinnen ze zijn gevormd wordt vermeld. Daarnaast dient vermeld te worden dat de gegeven reductiepercentages ‘voorzichtig’ zijn ingeschat en daarmee zeker niet te ‘rooskleurig’ zijn voorgesteld. Per proefgebied is inzichtelijk gemaakt wat de financiële consequenties van Actief Randenbeheer zijn. Hiervoor is een rekenmodel ontwikkeld dat naast voor de drie districten ook voor andere districten kan worden gebruikt. De financiële consequenties van Actief Randenbeheer per proefgebied zijn: Proefgebieden Alm en Biesbosch De Ham Bovendonge
Onderhoudsprijs per m1 talud €0,74 €0,59 €0,95
Kostenbesparing per m1 talud €0,05 €0,05 €0,09
Gem. ARBvergoeding €0,57 €0,60 €0,53
Tabel 5.1 Financiële consequenties van Actief Randenbeheer per proefgebied.
Hierbij dient te worden benadrukt, dat deze financiële voordelen enkel gelden bij 100% akkerranden. Indien de dekkingsgraad van akkerranden lager is, zijn de kostenvoordelen naar verhouding minder. Er is geen evenredig verband tussen het percentage akkerranden en de financiële voordelen die ARB het waterschap biedt. Daarnaast in de kostenbesparing verder onderverdeeld om in één oogopslag te zien welk aandeel iedere kostprijsbepalende factor heeft. Ter verduidelijking is de onderverdeling per proefgebied in tabel 5.2 weergegeven. Verdeling kostenreductie Taludschade Gewasschade Structuurschade Maaifrequentie Bereikbaarheid percelen Eigendom/pachten schouwpaden
Kostenreductie per m1 talud
Alm en Biesbosch € 0,002 (4%) € 0,002 (4%) € 0,007 (14%) € 0,000 (0%) € 0,037 (78%) € 0,000 (0%) € 0,05
De Ham € 0,002 (4%) € 0,004 (9%) € 0,009 (19%) € 0,004 (9%) € 0,029 (59%) € 0,000 (0%) € 0,05
Bovendonge € 0,003 (4%) € 0,001 (1%) € 0,014 (16%) € 0,022 (25%) € 0,048 (54%) € 0,000 (0%) € 0,09
Tabel 5.2 Onderverdeling kostenreductie per proefgebied.
5.2 Aanbevelingen Tijdens het onderzoek is gebleken dat twee aspecten nog aandacht vragen. Het gaat hierbij om het registreren gedetailleerde kostenposten en de invloed van Actief 30
Randenbeheer op baggeren, welke respectievelijk in paragraaf 5.2.1 en 5.2.2 kort worden toegelicht. 5.2.1 Registreren Waar in dit onderzoek de bedragen en reductiepercentages nog gebaseerd zijn op aannames, kan het onderzoek betrouwbaarheid winnen door gebruik te maken van gedetailleerde bedragen en/of percentages. Om dit te verwezenlijken is het noodzakelijk om de kosten die gemaakt worden per kostprijsbepalende factoren en het percentage akkerranden jaarlijks te registreren. Om een representatief beeld te verkrijgen wordt een registratietermijn van vijf jaar aanbevolen. 5.2.2 Invloed Actief Randenbeheer op baggeren Waar in dit onderzoek is vastgesteld dat het baggeren niet als kostprijsbepalende factor kan worden opgenomen, is het raadzaam om de invloed van Actief Randenbeheer op de baggerfrequentie nader te onderzoeken. Hiertoe kan het onderzoek dat verricht is door Waterschap Hollandse Delta als leidraad dienen. Pm Literatuurvermelding !!!
31
Bronnenlijst Literatuur De geraadpleegde literatuur is onder te verdelen in literatuur die veel verwantschap vertoont met het onderzoek en in literatuur die ter oriëntatie op het onderwerp is geraadpleegd. Geraadpleegde literatuur door veel verwantschap met onderzoek: Groot Wesseldijk, W. (2009), Beheer en onderhoud op de rand: ARB bufferstrook als onderhoudspad, in opdracht van de projectgroep Actief Randenbeheer Brabant, HAS KennisTransfer, ’s-Hertogenbosch Geraadpleegde literatuur t.b.v. oriëntatie op het onderwerp: Bouwman, J., van Nierop, J. (2007), Motivatieonderzoek 2007 Actief Randenbeheer Brabant, deel II, in opdracht van de projectgroep Actief Randenbeheer Brabant, HAS KennisTransfer, ’s-Hertogenbosch Buitendijk, G-J. (2004), Biodiversiteit Hoeksche Waard voor en door burgers, in opdracht van het Ministerie VROM / DGM / BWL, Nijmegen van Slobbe, E., Aalderink, A., de Vlieger, B., Torenbeek, R., Penninkhof, P. (2010), Bufferstroken in Nederland; praktijk, ervaringen, onderzoek en kansen, in opdracht van STOWA, Amersfoort Mondeling verkregen informatie Zowel tijdens de diepte-interviews als tijdens de analysefase is veel gebruik gemaakt van mondelinge bronnen. Kostprijsbepalende factoren Voor het vaststellen van de kostprijsbepalende factoren zijn een 15-tal specialisten geïnterviewd. Naam Henk Eland Jan de Vijlder Ruud Bastiaanssen Andre van Stigt Johan Merkx Peet-Jan Hessels Wilco van Haren Janneke Nooren Casper Lambregts Marc Havermans David van Gammeren Riet de Graaf Dhr. v. Antwerpen Dhr. Bartels Dhr. Tolenaars
Functie Onderhoud adviseur Onderhoud adviseur Werkvoorbereider onderhoud Werkvoorbereider onderhoud Teamleider Oost Teamleider Noord Teamleider Financieel medewerker Werkgroep Slootmaaiselafzet Agrariër (grasland) Agrariër (bouwland) Agrariër (grasland Aannemer De Ham Aannemer Bovendonge Aannemer Alm en Biesbosch
Afgevaardigd Waterschap Brabantse Delta Waterschap Brabantse Delta Waterschap Brabantse Delta Waterschap Rivierenland Waterschap Brabantse Delta Waterschap Brabantse Delta Waterschap Rivierenland Waterschap Brabantse Delta Waterschap Brabantse Delta Waterschap Brabantse Delta Waterschap Rivierenland Waterschap Rivierenland Puttershoek Moerstraten Waterschap Rivierenland
32
Reductiepercentages Tijdens de analysefase is o.a. gezocht naar breed gedragen reductiepercentages om aan te geven in welke orde van grootte de kostprijsbepalende factoren door Actief Randenbeheer worden beïnvloed. Zo zijn tijdens een bijeenkomst diverse stellingen voorgelegd, waarbij een reductiepercentage werd geopperd. Deze konden vervolgens weer worden bekritiseerd om zo tot één percentage te komen. Tijdens de bijeenkomst waren de volgende mensen aanwezig: Naam Jan de Vijlder Ruud Bastiaanssen Andre van Stigt Stephanie Gerdes
Functie Onderhoud adviseur Werkvoorbereider onderhoud Werkvoorbereider onderhoud Assistent projectleider ARB II
Afgevaardigd Waterschap Brabantse Delta Waterschap Brabantse Delta Waterschap Rivierenland ZLTO
Foto’s - Eigen archief (figuur 0.1) - Archief Waterschap Brabantse Delta (figuur 0.2, 1.1, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5)
2.1
x
2.2
x
x
2.3
x
x
2.4
x
x
2.6
x
x
2.7
x
x
2.8
x
x
2.10
x
x
2.11
x
x
2.12
x
x
ARB-registratie
Bodemsoort
LGN
Leggerwaterlopen
Gemeentegrenzen
Kaartnummer
Software In onderstaande tabel staan de layers aangekruist welke zijn gebruikt bij de totstandkoming van verschillende figuren. Alle layers (GIS-bestanden) dateren uit april 2010.
x x x x x x x x x
33
Bijlage I Verklarende woordenlijst A-leggerwaterloop: type waterloop welke als hoofdwaterloop getypeerd wordt en gekenmerkt wordt door het feit dat het beheer en onderhoud ervan bij het waterschap ligt. (Deze wateren zijn van primair belang voor het waterbeheer en worden daarom door het waterschap onderhouden). Kostprijsbepalende factor: de totaalprijs voor het onderhoud aan A-leggerwaterlopen bestaat uit verschillende kostenposten. Als het gaat om factoren die beïnvloed worden door Actief Randenbeheer, gaat het echter om een selectie van factoren. Deze selectie worden in dit onderzoek kostprijsbepalende factoren genoemd.
Reductiepercentage: het percentage dat aangeeft welke besparing per kostprijsbepalende factor gehaald kan worden.
34
Bijlage II Conclusies diepte-interviews Op grond van diepte-interviews met verschillende mensen van de waterschappen Brabantse Delta en Rivierenland, drie aannemers en een drietal agrariërs zijn conclusies getrokken m.b.t. een veertiental vragen. In zijn totaliteit zijn een vijftiental mensen geïnterviewd. Het gaat hierbij om: Waterschap Brabantse Delta Ruud Bastiaanssen (werkvoorbereider onderhoud) Henk Eland (adviseur onderhoud) Peetjan Hessels (teamleider noord, De Ham) Janneke Nooren (senior plantoetser/vergunningverlener) Jan de Vijlder (adviseur onderhoud) Johan Merkx (teamleider oost, Bovendonge) Casper Lambregts (projectverantwoordelijke ARB II) Waterschap Rivierenland Wilco van Haren (teamleider) Andre van Stigt (onderhoudsmedewerker) Agrariërs Marc Havermans (grasland Waterschap Brabantse Delta) David van Gammeren (bouwland, Waterschap Rivierenland) Riet de Graaf (grasland, Waterschap Rivierenland) Aannemer Wim van Antwerpen (voormalig onderhoud district De Ham) Jeroen Bartels (onderhoud district De Ham) Tolenaars (onderhoud district Alm en Biesbosch) Per vraag is een algemene conclusie weergeven waarbij, indien van toepassing, daarnaast ook nog verschillen tussen beide waterschappen worden belicht. Tot slot worden uit de conclusies van het interview de kostprijsbepalende factoren gedestilleerd. Deze vormen de input voor fase IV (analysefase) en staan beschreven in paragraaf 2.2. 2.1 Conclusies diepte-interviews In deze paragraaf worden de conclusies weergeven van een 14-tal vragen van de diepteinterviews. 1. Welke onderhoudsmaatregelen worden toegepast op Aleggerwaterlopen? Zowel het natte als het droge profiel van de A-leggerwaterlopen worden door het waterschap onderhouden. Zo worden de taluds en de bodem van de Aleggerwaterlopen geklepeld en/of gekorfd. Hierbij wordt gedifferentieerd maaibeheer toegepast (nadere uitwerking vraag 3). Daarnaast vindt periodiek groot onderhoud plaats in de vorm van baggeren. Tot slot onderscheidt men calamiteitenonderhoud. Waterschap Brabantse Delta Binnen Waterschap Brabantse Delta wordt zowel gekorfd als geklepeld, waarbij de agrariër voor de keuze wordt gesteld of hij/zij het slootmaaisel op de bufferstrook of op de vijfde meter wil ontvangen. Wel dient vermeld te worden dat het natte
35
profiel wordt gekorfd en het droge profiel wordt geklepeld. Er wordt gemiddeld eens per 6 jaar gebaggerd. Waterschap Rivierenland Binnen Waterschap Rivierenland wordt enkel gekorfd, waarbij het slootmaaisel altijd op de vijfde meter wordt gezet. Er wordt gemiddeld eens in de 12 jaar gebaggerd. 2. Zijn er significante verschillen in taludschade merkbaar wanneer er Actief Randenbeheer wordt toegepast t.o.v. geen Actief Randenbeheer? Wanneer er Actief Randenbeheer langs de waterlopen wordt toegepast, ‘verschuift’ het te bebouwen perceel vier meter naar binnen. Bij het ploegen van de randen van het perceel blijft de insteek van de waterloop nu onbeschadigd. Er kan immers door een bufferstrook van vier meter niet meer door de insteek van de waterloop worden geploegd. Alle ondervraagden onderkennen het voordeel van minder taludschade bij toepassing van Actief Randenbeheer. Wel wordt hierbij aangegeven dat een slechte ‘maaimethodiek’ van de loonwerker ook vaak ten grondslag ligt aan taludschade. Bij slecht onderhoud worden gaten in het talud getrokken waardoor de insteek inkalft. Volgens ondervraagden is er een onlosmakelijk verband tussen taludschade en grondsoort. Zo kalft het talud bij zandgronden vele malen sneller af dan bij kleigronden. Er is uitgesproken dat er bij toepassing van Actief Randenbeheer langs bouwgrondpercelen een reductie van 30-40% in taludschade te behalen is. 3. Zijn er significante verschillen in erosie merkbaar wanneer er Actief Randenbeheer wordt toegepast t.o.v. geen Actief Randenbeheer? Er zijn geen noemenswaardige verschillen in erosie geconstateerd bij een vergelijk tussen wel en geen akkerranden. De grond welke in de sloten terecht komt, is afkomstig van taludschade en niet zozeer van grondafspoeling vanaf de aanliggende stroken. Baggeren: er is binnen de twee waterschappen niet aangetoond dat het gebruik van bufferstroken significante verschillen oplevert ten aanzien van baggeren. Wel is vermeld dat hier in het verleden al onderzoek naar is verricht door Waterschap Hollandse Delta. Hierbij wezen resultaten uit dat het toepassen van Actief Randenbeheer wel degelijk de frequentie van baggeren positief beïnvloedt. Noot: Momenteel is er een gedegen baggerbeleid. Door de toepassing van akkerranden is er minder erosie maar door het toepassen van gedifferentieerd maaibeheer wordt een reductie van erosie opgeheven. Dit gebeurd door het feit dat bij gedifferentieerd maaibeheer een barrière (+/- 10 cm van de begroeiing op de bodem van de watergang blijft staan) wordt gevormd waardoor slibdeeltjes langer worden vastgehouden. Ondanks het feit dat een situatie met akkerranden taludschade kan verminderen en daarmee mogelijk de baggerfrequentie kan doen dalen door minder afspoeling van grond, wordt dit afgezwakt door het toepassen van gedifferentieerd maaibeheer. Waar door het toepassen van Actief Randenbeheer minder grond in de waterlopen terecht komt, wordt de grond nu langer door begroeiing vastgehouden dan voorheen. Er is maar een zeer geringe 36
reductie in baggeren mogelijk, welke enkel van toepassing is bij Waterschap Brabantse Delta; mogelijke reductie in baggeren van 6 naar 7 jaar. Bij Waterschap Rivierenland is geen reductie in baggeren mogelijk. Het vervolgonderzoek zal zich vooral richten op de A-leggerwaterlopen waarlangs akkerranden liggen en waarbij geen gedifferentieerd maaibeheer wordt toegepast op de waterloop. Een dergelijke situatie kan wellicht toch leiden tot een kostenvoordeel voor het waterschap. 4. Biedt een situatie met kilometers aaneengesloten akkerranden met Actief Randenbeheer voordelen voor het onderhoud aan de A-leggerwaterlopen voor het waterschap? Allereerst dient vermeld te worden dat de meeste onderhoudswerkzaamheden aan de A-leggerwaterlopen binnen de waterschappen uitbesteed worden. Zo wordt bij Waterschap Brabantse Delta 90% uitbesteed en bij Waterschap Rivierenland 70%. Om deze reden is vanuit het perspectief van de aannemer deze vraag beantwoord. Een situatie met kilometers aaneengesloten akkerranden biedt voordelen voor de aannemer wanneer hij de A-leggerwaterlopen onderhoudt. In plaats van het op verschillende tijden maaien van de A-leggerwaterloop (i.v.m. het verschil in betreedbaarheid van het perceel door gewaskeuze) kan de aannemer nu in één moeite doorrijden. Dit heeft veel logistieke voordelen. Een voormalig aannemer van district De Ham heeft aangegeven dat hiermee 25-30 % in tijd te besparen is. Het logistieke voordeel kan volgens alle geïnterviewde aannemers een reductie van 5% op de strekkende meterprijs voor onderhoud opleveren. Een situatie met kilometers aaneengesloten akkerrand kan daarmee een financieel voordeel opleveren voor het waterschap. Het inzetten van ander materieel speelt geen rol bij de kostprijsbepaling. Randvoorwaarde in deze situatie is de toepassing van duikers. 5. Heeft het grondgebruik invloed op het beheer en onderhoud aan Aleggerwaterlopen? Bij grondgebruik wordt onderscheid gemaakt in gras- en bouwland. Bij grasland hoeft enkel rekening te worden gehouden met weeromstandigheden om zo structuurschade te voorkomen/beperken. Indien het weer het toelaat, is grasland altijd te gebruiken als onderhoudspad. Bij bouwland ligt dit anders. Hierbij ‘bepaalt’ het gewas wanneer het land door machines bereden kan worden om onderhoud te verrichten aan de A-leggerwaterloop. Een akkerrand zorgt ervoor dat een A-leggerwaterloop te allen tijde bereikbaar is, ongeacht de gewassen die erop geteeld worden. In de situatie ‘zonder akkerrand’ zorgen de verschillende gewassen voor meer beperkingen in het onderhoud aan de A-leggerwaterlopen. Een aannemer kan immers niet in één keer alle A-leggerwaterlopen langs de percelen af door een verschil in oogsttijd, maar moet de waterlopen in delen maaien. Het mag duidelijk zijn dat een akkerrand vooral bij het grondgebruik ‘bouwland’ voordelen biedt. Het meer toepassen van akkerranden langs vooral bouwland kan leiden tot een kostenvoordeel voor het waterschap. Dit omdat de aannemer sneller en efficiënter onderhoud kan verrichten, waardoor de kostprijs omlaag gaat. Naast het 37
logistieke voordeel vervalt de afstemming om in de situatie van geen akkerranden per agrarisch perceel afspraken te maken over het tijdstip van betreding. Deze manuren van de aannemer komen te vervallen in de situatie met 100% akkerranden. Voor nadere uitleg zie vraag 13. 6. Heeft de grondsoort invloed op het beheer en onderhoud aan Aleggerwaterlopen? De grondsoort bepaalt in welke mate het land te betreden is voor onderhoud, zonder daarbij structuurschade te veroorzaken. In kleigronden is het van groot belang dat de ondergrond niet te nat is, wanneer er met groot materieel overheen wordt gereden. In geval hier geen rekening mee wordt gehouden, krijgt met snel spoorvorming (structuurschade). Volgens het bestek wordt spoorvorming daadwerkelijk als insporing gerekend wanneer er meer insporing is vastgesteld dan aanvaardbaar is. In geval van onzichtbare structuurschade oordeelt een schade-expert of er wel dan niet sprake is van structuurschade. Daarnaast is geconstateerd dat een bufferstrook van vier meter te smal is om de machines de mogelijkheid te bieden ‘om te sporen’. Een akkerrand (een stevige zode) op kleigronden reduceert spoorvorming, maar voorkomt dit niet. Een akkerrand kan er toe leiden dat de A-leggerwaterloop na regenval sneller berijdbaar is. Bij zandgronden hoeft minder rekening te worden gehouden met weeromstandigheden. Na regenval is een perceel van zandgrond veel eerder te betreden dan een perceel met kleigrond. Op grond van eerdere aannames kan worden geconstateerd dat een akkerrand langs een A-leggerwaterloop op klei- en zandgrond, twee doelen dienen. Het gaat hierbij om respectievelijk het beperken van structuurschade/het verlengen van de betreedbare periode en het voorkomen van taludschade. 7. Biedt een ARB-bufferstroken in een situatie dat een A-leggerwaterloop direct vanaf de weg bereikbaar en te onderhouden is, extra voordelen voor het onderhoud aan de A-leggerwaterloop voor het waterschap? In een situatie dat een A-leggerwaterloop direct vanaf de weg bereikbaar is en niet breder is dan zeven meter, biedt een ARB-bufferstrook geen extra voordeel. Wanneer de waterloop te breed (meer dan zeven meter) is om langs één zijde (de weg) te onderhouden kan een akkerrand uitkomst bieden. Een akkerrand maakt het hierbij mogelijk om langs twee zijden onderhoud te verrichten. Op welke wijze dit tot een kostenvoordeel kan leiden wordt verder toegelicht bij vraag 10. 8. In welke mate bepaalt een maaifrequentie of een ARB-bufferstrook voordelen op kan leveren voor het onderhoud aan A-leggerwaterlopen voor het waterschap? Tussen Waterschap Brabantse Delta en Waterschap Rivierenland varieert de maaifrequentie van twee tot vier keer, respectievelijk bij Waterschap Brabantse Delta twee tot vier keer en bij Waterschap Rivierenland standaard twee keer. De maaifrequentie van de A-leggerwaterlopen bepaalt hoe vaak de aangrenzende ARB-bufferstrook gebruikt wordt. In de situatie van zowel Waterschap Brabantse Delta als Waterschap Rivierenland kan de maaifrequentie invloed op het onderhoud aan de A-leggerwaterloop hebben. Dit enkel in de situatie dat twee 38
keer onderhoud aan de A-leggerwaterloop wordt verricht. Hierbij kan de frequentie van onderhoud aan de A-leggerwaterlopen in 20% van de gevallen worden teruggedrongen tot één keer maaien. Dit geldt enkel voor de ‘grassloten’ en niet voor de ‘rietsloten’. Wanneer de maaifrequentie meer dan twee keer per jaar is, is er geen reductie te behalen aangezien deze maaibeurten met de maaiboot plaatsvinden en noodzakelijk zijn. 9. Zijn er jaarlijks veel storingen aan waterkunstwerken (stuwen, gemalen en duikers), waarbij het noodzakelijk is om gebruik te maken van aangrenzende agrarische percelen? Indien dit voorkomt, kan het toepassen van Actief Randenbeheer dan voordelen opleveren voor het waterschap? Het aantal storingen aan waterkunstwerken is verwaarloosbaar. Daarnaast is een groot percentage van de kunstwerken via de openbare weg bereikbaar. Tot slot verleent een agrariër in geval van storingen graag zijn medewerking omdat hij veel waarde hecht aan een goede waterhuishouding van het perceel. Het belang van een goede waterhuishouding weegt hierbij voor de agrariër zwaarder dan de eventuele gewasschade die het verhelpen van de storing tot gevolg heeft. Waar in het verleden schouwpaden zijn opgekocht om belangrijke waterkunstwerken bereikbaar te maken kunnen deze bij toepassing van Actief Randenbeheer vervallen. In een dergelijke situatie komen zowel de onderhouds- als afvoerkosten van de rand te vervallen en komen deze voor rekening van de aangelande. 10. Uit onderzoek van Waterschap Aa en Maas in 2009 is gebleken dat minder gewasschade, minder structuurschade en minder afvoer en verwerking van slootmaaisel mogelijke financiële voordelen van een ARBbufferstrook zijn. Herkent u zich hierin? Minder gewasschade De gewasschade is verwaarloosbaar. Er wordt altijd in goed overleg (tussen aannemer en agrariër) vastgesteld wanneer het land betreden kan worden voor onderhoud aan de A-leggerwaterloop. Het toepassen van akkerranden langs waterlopen zal geen significante verschillen opleveren in het aantal te verstrekken vergoedingen m.b.t. gewasschade voor het waterschap. Echter is gewasschade wel een kostbepalend kenmerk aangezien de te verbouwen gewassoort per ‘waterschapsdistrict’ kan verschillen waarmee de uit te keren vergoedingen m.b.t. gewasschade verhoogd zullen worden. Een gewasschadereductie van 80-90% is hierbij een reële aanname. Een situatie waarin geen gewasschade meer voorkomt, dus een reductie van 100%, is niet haalbaar gezien het feit dat er om uiteenlopende redenen altijd gewasschade zal optreden. Minder structuurschade Door het toepassen van akkerranden heb je geen structuurschade meer op het agrarische perceel. De situatie van begroeiing op het agrarische perceel grasland is hetzelfde als de begroeiing op de akkerrand. In deze situatie is er geen reductie in structuurschade te behalen. Bij bouwlandpercelen is er wel een mogelijke reductie te behalen bij de toepassing van akkerranden. Dit vanwege het feit dat door de aanwezigheid van de akkerrand eveneens een stevige graszode gevormd wordt wat zorgt voor meer draagkracht van de grond. In laatstgenoemde situatie 39
is een reductie te behalen van 30%. Echter, op de bufferstrook is in de meeste gevallen nog wel structuurschade merkbaar. Wel dient hierbij vermeld te worden dat in vergelijking met geen akkerranden dit al is gereduceerd. Minder afvoer en verwerking van slootmaaisel Om hier goed antwoord op te geven dient een nuance te worden aangebracht. Voor het onderhoud aan de A-leggerwaterloop ‘vanaf land’ is het niet van belang of men te maken heeft met een situatie van met of zonder akkerrand. Het maaisel is hierbij immers voor de aangelande. 11.Welke aspecten spelen een rol bij de bepaling of het beheer en onderhoud aan A-leggerwaterlopen in eigen beheer wordt uitgevoerd of wordt uitbesteed? De bepalende factor is de kostprijs, waarbij het aanbesteden van de beheer- en onderhoudswerkzaamheden als goedkoopste uit de bus komt. In de in vraag 4 genoemde percentages wordt het ‘bulkwerk’ uitbesteed en wordt het fijne/specialistische werk in eigen beheer gehouden. Zo lossen beide waterschappen de calamiteiten zelf op. Dit om snel te kunnen opereren, maar ook om binding te behouden met het district. Het niet renderen van het machinepark door de geringe inzet van machines wordt ongeschikt gesteld aan de wens tot het verlenen van een goede service aan de burger. 12.Hoe is de financieringsstructuur van het project Actief Randenbeheer opgebouwd? In 2002 was de verdeling van gelden als volgt: Europese Unie 50% Provincie Brabant 20% Waterschappen 20% RIWA 5% ZLTO 5% In totaal was er 2,3 miljoen beschikbaar gesteld voor ARB I. Bij het vervolg (ARB II) is er 10 miljoen beschikbaar gesteld in de volgende verdeling: Rijk Provincie Brabant Waterschappen ZLTO
+/+/+/+/-
50% 25% 25% 1%
13. Zijn er veel extra kosten die gepaard gaan met Actief Randenbeheer. Hierbij valt te denken aan extra administratieve kosten m.b.t. beheer en onderhoud aan A-leggerwaterlopen, wanneer er Actief Randenbeheer wordt toegepast? Zoals eerder kort bij vraag 5 aangehaald is, is er naast het logistieke voordeel dat een situatie met overal akkerranden oplevert voor de aannemer nog een voordeel. In de situatie van geen akkerranden dient de aannemer per agrarisch perceel afspraken te maken over het tijdstip van betreding. Deze manuren van de 40
aannemer komen te vervallen in de situatie met 100% akkerranden. Indirect zal dit een kostenvoordeel voor het waterschap opleveren. 14.Welke andere consequenties heeft Actief Randenbeheer t.a.v. beheer en onderhoud aan de A-leggerwaterlopen voor het waterschap? Wanneer er door het toepassen van akkerranden een mestvrije zone van vier meter wordt aangehouden, komen er geen meststoffen meer in de waterloop terecht. Hierdoor worden de taluds verschraald. Dit kan tot gevolg hebben dat de begroeiing in waterlopen minder snel groeit waardoor de maaifrequentie kan afnemen. Ook dit kan leiden tot een kostenvoordeel t.a.v. beheer en onderhoud aan de A-leggerwaterloop voor het waterschap. 2.2 Bepalende kenmerken Uit de interviews zijn een negental kostprijsbepalende kenmerken naar voren gekomen, welke allen invloed hebben op of een akkerrand t.a.v. beheer en onderhoud aan de Aleggerwaterlopen voor het waterschap wel dan niet voordelen oplevert. Het gaat hierbij om de volgende negen kenmerken: taludschade, gewasschade, structuurschade, baggerfrequentie, maaifrequentie, bereikbaarheid waterkunstwerken, bereikbaarheid percelen, afstemming en afkoop schouwpaden welke in de tabel op de volgende bladzijde overzichtelijk zijn weergegeven. Bij elk kenmerk is een korte toelichting vermeld en daarnaast de mogelijke reductie bij overal akkerranden incl. fundatie opgenomen.
41
Kostprijsbepalende factoren
01. Taludschade
02. Gewasschade
03. Structuurschade
04. Baggerfrequentie
Toelichting Beschadigen van de insteek/het talud door overploegen en/of door het toepassen van chemische bestrijdingsmiddelen. Daarnaast kan er taludschade ontstaan door aspecten waarbij het wel of niet toepassen van Actief Randenbeheer geen enkele rol speelt. Hierbij valt te denken aan stroomsnelheid, peilregulatie en sneeuw/vorst. Vergoeding welke betaald dient te worden wanneer er bij het onderhoud aan A‐leggerwaterlopen schade aan de gewassen wordt toegebracht. 1.) Wanneer er meer insporing is geconstateerd dan er in het bestek als 'maximaal aanvaardbaar' is vastgesteld. 2.) In geval van onzichtbare structuurschade oordeelt een schadeexpert of er wel dan niet sprake is van structuurschade. Structuurschade wordt enkel uitgekeerd wanneer een aannemer verplicht wordt gesteld onderhoudswerk‐ zaamheden te verrichten wanneer dit wegens weersomstandig‐ heden niet verantwoord is. In andere gevallen dient de aannemer de structuurschade te vergoeden. Bij Waterschap Brabantse Delta wordt er eens in de zes jaar gebaggerd, terwijl dit bij Waterschap Rivierenland eens in de 12 jaar is. Wanneer er overal akkerranden liggen en er minder taludschade en erosie is, kan de baggerfrequentie enkel binnen Waterschap Brabantse Delta worden verminderd.
Mogelijke reductie bij overal akkerranden + fundatie 35‐40% bij akkerranden langs bouwland Bij grasland geen verschil. *
Bij bouwland een reductie van 80‐90%. Bij grasland geen verschil. * Bij grasland is er geen verschil merkbaar tussen wel en geen akkerranden. Bij bouwland kan het toepassen van akker‐ randen zorgen voor een reductie van 30 % in structuurschade. * Dit omdat de betreedbare periode van de percelen wordt vergroot, omdat men geen rekening meer hoeft te houden met de gewassen. Binnen Waterschap Brabantse Delta kan, indien men hetzelfde baggerbeleid blijft voeren, de bagger‐ frequentie worden teruggebracht tot 1x in de 7 jaar. Een grotere reductie is niet mogelijk omdat gedifferentieerd maaibeheer meer baggerspecie vasthoudt en daarmee zorgt voor meer baggerophoping. Enkel in de gevallen wanneer er twee keer gemaaid wordt kan de frequentie in 20% * van de gevallen worden teruggedrongen tot één keer maaien. Dit geldt enkel voor de gevallen van grassloten' en niet bij 'rietsloten'. Andere factoren, zoals meststoffen afkomstig uit drains, hebben nl. ook invloed op het nutrientengehalte van het water. Wanneer er meer dan twee keer gemaaid wordt, is dit altijd per maaiboot. Deze frequentie kan niet worden teruggedrongen. In het geval dat er akkerranden worden toegepast, komen bij schouwpaden zowel de onderhoudsplicht als de afvoerplicht van het slootmaaisel te vervallen. Dit levert een kostenbesparing op voor het waterschap. * In een situatie van km aangesloten akker‐ randen is een reductie in tijd te behalen van 25‐30% ** Dit logistieke voordeel zal een reductie van 5% op de strekkende meterprijs voor onderhoud opleveren. Een kostenreductie moet nog nader worden onderzocht.
05. Maaifrequentie
Doordat de akkerranden niet worden bemest komen er minder messtoffen in het talud en in het water van de A‐leggerwaterloop. Het gewas zal daarom in groeikracht afnemen.
06. Bereikbaarheid waterkunstwerken
Onderhoud aan waterkunstwerken zoals stuwen, duikers en gemalen. In de Ham en de Bovendonge n.v.t. In andere districten worden belangrijke waterkunstwerken bereikbaar gemaakt door het afkopen van onderhoudspaden.
07. Bereikbaarheid percelen
In de situatie dat je km aaneengesloten akkerranden hebt, levert dit voordelen op voor het waterschap.
08. Afstemming
Wanneer er geen Actief Randenbeheer wordt toegepast, is het nood‐ zakelijk om meer afspraken te maken omtrent het tijdstip wanneer het agrarisch perceel te betreden is. Dit kost manuren voor de aannemer en komt te vervallen wanneer er Actief Randenbeheer wordt toegepast. Bij de toepassing van Actief Randenbeheer komen de onderhouds‐ en Een kostenreductie moet nog nader worden afvoerplicht van de rand voor het waterschap te vervallen en komen deze onderzocht. voor rekening van de aangelande.
09. Afkoop schouwpaden
Bronnen * Jan de Vijlder ** Wim van Antwerpen
Bijlage III Uitwerking stellingen
01. 02. 03.
Consequenties t.a.v. beheer en onderhoud aan A‐leggerwaterlopen voor het waterschap bij toepassing van 100% akkerranden. Kostprijs bepalende factoren Stellingen Eens Oneens Taludschade * Taludschade welke door het wel of niet voorkomen van akkerranden wordt beïnvloed, worden veroorzaakt door overploegen en/of het x toepassen van chemische bestrijding. * Het toepassen van actief randenbeheer zorgt ervoor dat er minder x taludschade is in geval van vorst. * Taludschade veroorzaakt door 'slecht' maaien door de aannemer wordt x niet beïnvloed door wel of geen akkerranden. * Taludschade veroorzaakt door de stroming van het water (hoge x stroomsnelheid in bochten/sterk hellend gebied) wordt niet beïnvloed door wel of geen akkerranden. * Akkerranden bieden enkel een voordeel bij bouwland en niet bij x grasland. * In de situatie van overal akkerranden (100%) kan een reductie van x 35‐40% in taludschade worden gehaald langs bouwland. * De reductie bij bouwland wordt behaald doordat in geval van akker‐ x randen een zodenvormend gewas als buffer tussen perceel en water‐ loop wordt geplaatst. Deze zoden geven meer stevigheid aan de grond. Een dergelijke reductie is enkel te behalen bij akkerranden van enkele jaren oud; hier zijn immers pas dichte zoden gevormd. Gewasschade * Een akkerrand biedt enkel voordeel langs bouwlandpercelen. x Dit omdat hier de gewassen gevoeliger zijn voor schade dan gras. * Een akkerrand biedt enkel voordeel langs bouwlandpercelen. x * In de situatie van overal akkerranden (100%) langs bouwlandpercelen x kan een reductie worden gehaald van 80‐90% in de uitkering van vergoedingen t.b.v. gewasschade. * Een '100% reductie' is niet mogelijk omdat je altijd wel gewasschade hebt in situaties van geen duikers of bij calamiteiten. Daarnaast zijn x in sommige gevallen de machines te breed voor de akkerrand. Structuurschade * De betreedbare periode van percelen wordt in een situatie van overal akkerranden vergroot. Dit heeft enkel bij agrarische percelen met de bestemming bouwland voordelen. Hier zorgt het gewas er x immers voor dat het perceel maar in een beperkte periode betreedbaar is. Dit i.v.m. voorkoming van gewasschade.
Opmerkingen Er zijn meerdere factoren van invloed, zoals het aanleggen van sleuven, spitten van een kil, bodemopbouw en de helling van het gebied. Vorstschade komt in beide situaties evenveel voor. Geen aanvullend commentaar. Heeft enkel te maken met de breedte van de A‐leggerwaterloop en heeft geen samenhang met wel of geen akkerranden. Geen aanvullend commentaar. Bij het reductiecijfer dient onderscheid gemaakt te worden in een gebied met een gelijkmatige en een gedifferentieerde opbouw. * Gedifferentieerde opbouw: max. 5 % * Gelijkmatige opbouw: max. 15% Aandeel taludschade in totale onderhoudspost: 3% Geen aanvullend commentaar. Gras is ook een gewas, waarbij gewasschadevergoeding betaald wordt. Een akkerrand biedt met name voordeel langs bouwlandpercelen. Geen aanvullende opmerking Bij het reductiecijfer wordt onderscheid gemaakt in gras‐ en bouwland. * Grasland 20% * Bouwland 50% Aandeel gewasschade: 5% grasland, 95% bouwland. Een hoger reductiepercentage is niet mogelijk om de akkerrand te smal is om het slootmaaisel op de eerste meter (verplicht volgens keur) te zetten. Geen aanvullend commentaar
04. Maaifrequentie 05. Bereikbaarheid percelen 06. Afkopen schouwpaden
* In de situatie van overal akkerranden langs grasland is geen reductie te behalen in structuurschade. * In de situatie van overal akkerranden langs bouwland is een reductie van 30% in structuurschade te behalen. * Een akkerrand zal de hoeveelheid meststoffen en daarmee samen‐ hangend de groeisnelheid van het gewas in het talud verminderen. * De verschraling van het talud door toepassing van akkerranden is gering door het verrijken van de watergang met nutrienten via het drainage‐ systeem. * De frequentie van maaien kan enkel worden verlaagd in de situatie van twee keer maaien waarbij het talud begroeid is met gras. * In bovengenoemde situatie is een frequentiereductie van toepassing bij 20% van de A‐leggerwaterlopen, ongeacht de situatie bouw‐ of grasland. * Een situatie met km aaneengesloten akkerranden biedt logistieke voordelen voor de aannemer. * Een situatie met km aaneengesloten akkerranden biedt enkel logistieke voordelen in een situatie waar overal duikers gelegen zijn. * Een situatie met km aaneengesloten akkerranden is een reductie te behalen van 25‐30%. * Wanneer de situatie van 100% akkerranden zich voordoet vervalt de onderhoudsplicht van het schouwpad en komt dit voor rekening van de aangelande. * Wanneer de situatie van 100% akkerranden zich voordoet vervalt de afvoerplicht van het slootmaaisel en komt dit voor rekening van de aangelande.
x x x x x x x x x x
x
Geen aanvullend commentaar Bij het reductiecijfer is de opbouw van het gebied (gedifferentieerd of gelijkmatig) niet van belang en bij bouwland vastgesteld op 80% Aandeel van totale onderhoudspost: 1 % Neveneffect: water wordt helderder waardoor er meer zonlciht op de bodem schijnt ‐‐‐> Begroeiing in het natte profiel groeit juist harder! Geen aanvullende opmerkingen. De reductie is enkel te behalen op het droge profiel. Verdeling gras‐rietsloten: Ham/Bovendonge: 75% gras, 25% riet Alm en Biesbosch: 85% gras, 15% riet Aandeel maaikosten van totale onderhoudspost 75%. Geen aanvullend commentaar. Geen aanvullend commentaar. Geen aanvullend commentaar. Deze tijdswinst zal een reductie opleveren van 5% van de strekkende meterprijs, welke door de aannemer gerekend wordt voor het onderhoud. Randvoorwaarde: schouwpaden moeten in eigendom zijn van het Waterschap. Randvoorwaarde: schouwpaden moeten in eigendom zijn van het Waterschap.
Bijlage IV
Rekenmodel algemeen
Calculatieprogramma kostenreductie door toepassing van 100% akkerranden District: Onderhoudskosten totaal: Taludschade
Algemeen
Uitleg rekenmodel: Het enige dat in dit rekenmodel dient te worden ingevuld is om welk district/proefgebied het gaat. Hierbij zijn de vier keuzemogelijkheden: Alm en Biesbosch, De Ham, Bovendonge of Algemeen. Algemeen dient te worden gekozen als het betreffende district er niet tussen staat.
(Alm en Biesbosch, De Ham, Bovendonge of Algemeen)
€ 0
Gewasschade
Totaalbedrag (3%)
€ 0
Totaalbedrag vergoedingen
€ 0
Aandeel bouwland (60 %)
€ 0
Aandeel bouwland (95%)
€ 0
Aandeel Grasland (40 %)
€ 0
Aandeel grasland (5%)
€ 0
Kostenreductie bouwland (50%)
€ 0
Kostenreductie grasland (20%)
€ 0
Totale reductie
€ 0
Landgebruik
Percentage bouwland
0
Percentage grasland Bodemopbouw
100
Percentage uniforme opbouw (15%)
0
Na het invullen van dit gegeven zoekt het rekenmodel zelf de achterliggende documenten op en vult deze in. Op grond van het aandeel van iedere kostprijsbepalende factor in de totaalprijs voor onderhoud en de breed gedragen reductiepercentages wordt berekend wat voor kostenbesparing per m1 talud (beheer en onderhoud) kan worden behaald. Dit bedrag wordt vervolgens vergeleken met de gemiddelde ARB-vergoeding welke betaald dient te worden in een situatie van 100% akkerranden. De gemiddelde ARB-vergoeding is gebaseerd op de verhouding bouw- en grasland. Beide bedragen staan weergegeven in tabel IV.1.
District
Kostenreductie per m¹ talud
Structuurschade
0 0 0
Percentage gelaagde opbouw (5%)
100
Totaalbedrag (1%)
€ 0
Gewogen percentage (%)
0,0
Aandeel bouwland (80%)
€ 0
Alm en Biesbosch De Ham Bovendonge
Aandeel grasland (20%)
€ 0
Algemeen
Kostenreductie bouwland (5% of 15%)
€ 0
Kostenreductie bouwland (80%)
€ 0
Kostenreductie grasland (0%)
€ 0
Kostenreductie grasland (0%)
€ 0
Totale kostenreductie
€ 0
€ 0
Maaifrequentie
Bereikbaarheid percelen
Totaalbedrag (75%)
€ 0
Totaal km aan te maaien taluds Totaal km aan taluds direct gelegen
0
Totaalbedrag maaien langs agr. Perceel Totaal km aan taluds direct gelegen
0 5
0
Reductiepercentage (%)
,, ,, + maaifrequentie 3 of hoger
0
Kostenreductie in maaikosten
#DEEL/0!
Percentage grassloten (%)
0
Kostenreductie in maaien
#DEEL/0!
Afkopen/pachten schouwpaden
M¹ prijs onderhoud schouwpad en
afvoer slootmaaisel
Km schouwpad dat vervalt
Kostenreductie afkoop schouwpaden
'Feitelijke gegevens''
"Harde gegevens"
"Zachte gegevens"
#DEEL/0!
(20 % bij maaifr. 3 of hoger en grassloot)
langs of tussen bouw‐ of grasland.
langs of tussen bouw‐ of grasland. Totaalbedrag maaien langs agr. perceel
#DEEL/0!
€ 0,00 0 € 0
Gem. vergoeding per m¹ talud 0 0 0
#DEEL/0!
€ 0,00
1
Tabel IV.1 Kostenreductie i.v.t. gemiddelde ARB vergoeding per m talud
Het rekenmodel (Excel sheet) bestaat uit vijf tabbladen, waarvan het rekenschema het eerste tabblad vult en de eerder genoemde keuzemogelijkheden de andere vier. De Excel sheet is tevens aan deze bijlage toegevoegd. Enkel wanneer Alm en Biesbosch, De Ham of Bovendonge wordt ingevuld, kan het rekenmodel gebruik maken van voor ingevulde gegevens. Deze drie proefgebieden zijn immers onderzocht. Wanneer men het rekenmodel wilt gebruiken voor een ander district, kan dit door het tabblad ‘algemeen’ in te vullen.
‘Tabblad algemeen’ Algemeen
Onderhoudskosten totaal
Totaalbedrag
Taludschade
Aandeel taludschade t.o.v. totale onderhoudspost
3 %
Landgebruik
Percentage bouwland
%
Percentage grasland
%
Bodemopbouw
Percentage uniforme opbouw
Percentage gelaagde opbouw
Uniforme opbouw (15%)
0 %
Gelaagde opbouw (5%)
0 %
Totaal
0 %
Gewasschade
Totaalbedrag
Reductie bij bouwland
50 %
Reductie bij grasland
20 %
Structuurschade
Geen gegevens benodigd.
Maaifrequentie
Totaal km te maaien taluds
Totaal km aan taluds direct gelegen
langs of tussen bouw‐ of grasland.
,, ,, + maaifrequentie 3 of meer
Percentage grassloten
%
Reductie in maaien bij grassloten met frequentie
3 of hoger Bereikbaarheid percelen
Percentage (%)
0 %
Grasland
0 %
Uit te betalen vergoeding Afkopen/pachten schouwpaden
€ 0,00
Bedrag per m¹ Aantal km schouwpad dat komt te vervallen
Totaalbedrag: het totaalbedrag voor beheer en onderhoud aan A-leggerwaterlopen per district Landgebruik: de verdeling bouw- grasland, waarbij overige soorten landgebruik reeds zijn uitgefilterd. Bodemopbouw: schatting van het percentage uniforme/gelaagde bodemopbouw per district. Hierbij gaat het met name om de bodemlaag dat de scheiding vormt tussen het droge en het natte profiel. Gewasschade: gewasschade vormt geen onderdeel van de totaalprijs voor onderhoud en is een apart bedrag. Dit bedrag dient hier te worden ingevuld. Structuurschade: wordt automatisch doorgerekend, geen gegevens benodigd. Maaifrequentie: allereerst dient het totaal aantal km te maaien taluds te worden ingevuld. Dit komt nagenoeg overeen met een verdubbeling van het totaal aan km leggerwaterlopen in een gebied. Vervolgens dient te worden ingevuld hoeveel km aan talud direct gelegen zijn aan of tussen bouw- of graslandpercelen. Immers, enkel in deze situatie zijn akkerranden mogelijk. Taluds welke grenzen aan natuurgebieden of wegen worden er hierdoor uitgefilterd. Tot slot dient te worden aangegeven hoeveel km talud een maaifrequentie van drie keer of hoger heeft. Enkel in deze situatie kan namelijk een reductie worden behaald. Indien 90 km aan taluds een maaifrequentie van drie heeft, dient te worden gerekend met 30 km talud. Dit vertegenwoordigt immers één maaibeurt. Hetzelfde geldt voor 100 km aan talud met maaifrequentie vier. Eén maaibeurt vertegenwoordigt hierbij 25 km. Vervolgens dient te worden ingeschat wat de verhouding gras- rietsloten is. Wanneer een aandeel van 75% aan grassloten als uitgangspunt wordt gebruikt, is in dit voorbeeld een reductie te behalen van: 30 + 25 km = 55 km x 75% x 20 % = 8,25 km minder maaien! Noot: In dit rekenmodel is gerekend met m1 talud omdat later een vergelijk gemaakt is met de ARB-vergoeding, die ook per m1 berekend wordt. Op deze manier is een 1-op-1-vergelijking mogelijk. Bereikbaarheid percelen: geen gegevens benodigd.
5 %
Bouwland
Om de financiële consequenties van ARB voor ieder district/gebied te kunnen doorrekenen is het tabblad ‘algemeen’ aan het rekenmodel toegevoegd. Om de kostenbesparing per m1 talud (beheer en onderhoud) te kunnen berekenen zijn enkele gegevens benodigd. De plaatsen waar deze gegevens dienen te worden ingevuld zijn gemarkeerd met roze.
20 %
Reductiepercentage Verdeling taluds langs gras‐bouwland
Uitleg:
€ 0,00
Verdeling taluds langs gras- en bouwland: hiermee wordt berekend wat de gemiddelde ARB-vergoeding is. Hiervoor zijn geen extra gegevens benodigd. Afkopen/pachten schouwpaden: hier dient te worden ingevuld hoeveel km aan schouwpad een district heeft. Na invulling van dit tabblad dient te worden teruggekeerd naar het tabblad ‘rekenmodel’ waarbij men bij district ‘algemeen’ moet invullen. De kostenbesparing wordt nu voor het gewenste district berekend.
Bijlage V Rekenmodel Alm en Biesbosch Calculatieprogramma kostenreductie door toepassing van 100% akkerranden District: Alm en Biesbosch (Alm en Biesbosch, De Ham, Bovendonge of Algemeen) Onderhoudskosten totaal: € 793.000 Taludschade Gewasschade Totaalbedrag (3%) € 23.790 Totaalbedrag vergoedingen Aandeel bouwland (60 %) € 14.274 Aandeel bouwland (95%) Aandeel Grasland (40 %) € 9.516 Aandeel grasland (5%) Landgebruik Kostenreductie bouwland (50%) Percentage bouwland Percentage grasland Bodemopbouw
Percentage uniforme opbouw (15%) Percentage gelaagde opbouw (5%) Gewogen percentage (%)
63 Kostenreductie grasland (20%) 37 Totale reductie 80 Structuurschade 20 Totaalbedrag (1%) 13,0 Aandeel bouwland (80%)
€ 2.360 € 2.242 € 118 € 1.121 € 24 € 1.145 € 7.930 € 6.344
Aandeel grasland (20%)
€ 1.586
Kostenreductie bouwland (5% of 15%) Kostenreductie grasland (0%) Totale kostenreductie
€ 5.075 € 0 € 5.075
€ 1.169 Kostenreductie bouwland (80%) € 0 Kostenreductie grasland (0%) € 1.169
Maaifrequentie
Bereikbaarheid percelen
Totaalbedrag (75%)
€ 594.750 Totaalbedrag maaien langs agr. perceel
Totaal km aan te maaien taluds Totaal km aan taluds direct gelegen
806 Totaal km aan taluds direct gelegen
langs of tussen bouw‐ of grasland.
€ 522.435
langs of tussen bouw‐ of grasland.
708
708 Reductiepercentage (%)
,, ,, + maaifrequentie 3 of hoger
5
0 Kostenreductie in maaikosten
Totaalbedrag maaien langs agr. perceel
€ 522.435
Percentage grassloten (%)
85 Afkopen/pacht schouwpaden
Kostenreductie in maaien
€ 0 M¹ prijs onderhoud schouwpad en
€ 26.122 € 1,27
(20 % bij maaifr. 3 of hoger en grassloot)
afvoer slootmaaisel en rente of vervallen pacht
Km schouwpad dat vervalt
'Feitelijke gegevens''
Kostenreductie afkoop schouwpaden
"Harde gegevens"
"Zachte gegevens"
0 € 0
Bijlage VI Rekenmodel De Ham Calculatieprogramma kostenreductie door toepassing van 100% akkerranden District: De ham (Alm en Biesbosch, De Ham, Bovendonge of Algemeen) Onderhoudskosten totaal: € 819.500 Taludschade Gewasschade Totaalbedrag (3%) € 24.585 Totaalbedrag vergoedingen Aandeel bouwland (60 %) € 14.751 Aandeel bouwland (95%) Aandeel Grasland (40 %) € 9.834 Aandeel grasland (5%) Landgebruik Kostenreductie bouwland (50%) Percentage bouwland Percentage grasland Bodemopbouw
72 28
Percentage uniforme opbouw (15%) Percentage gelaagde opbouw (5%) Gewogen percentage (%)
60 40 11,0 € 1.168 € 0 € 1.168
Kostenreductie grasland (20%) Totale reductie Structuurschade Totaalbedrag (1%) Aandeel bouwland (80%)
Bereikbaarheid percelen
langs of tussen bouw‐ of grasland.
40
Totaalbedrag maaien langs agr. perceel
Totaalbedrag maaien langs agr. perceel Totaal km aan taluds direct gelegen
€ 352.050
langs of tussen bouw‐ of grasland. 602
,, ,, + maaifrequentie 3 of hoger
€ 8.195 € 6.556
Totaal km aan taluds direct gelegen
Maaifrequentie
1051
€ 5.245 € 0 € 5.245
Totaal km aan te maaien taluds
€ 45 € 2.183
€ 1.639
Kostenreductie bouwland (80%) Kostenreductie grasland (0%)
€ 614.625
€ 4.500 € 4.275 € 225 € 2.138
Aandeel grasland (20%)
Kostenreductie bouwland (5% of 15%) Kostenreductie grasland (0%) Totale kostenreductie Totaalbedrag (75%)
€ 352.050
Percentage grassloten (%)
75
Kostenreductie in maaien
€ 3.509
602
Reductiepercentage (%)
5
Kostenreductie in maaikosten
€ 17.602
Afkopen/pacht schouwpaden
M¹ prijs onderhoud schouwpad en
€ 1,27
(20 % bij maaifr. 3 of hoger en grassloot)
afvoer slootmaaisel en rente of vervallen pacht
Km schouwpad dat vervalt
'Feitelijke gegevens''
Kostenreductie afkoop schouwpaden
"Harde gegevens"
"Zachte gegevens"
0 € 0
Bijlage VII Rekenmodel Bovendonge Calculatieprogramma kostenreductie door toepassing van 100% akkerranden District: Bovendonge (Alm en Biesbosch, De Ham, Bovendonge of Algemeen) Onderhoudskosten totaal: € 725.000 Taludschade Gewasschade Totaalbedrag (3%) € 21.750 Totaalbedrag vergoedingen Aandeel bouwland (60 %) € 13.050 Aandeel bouwland (95%) Aandeel Grasland (40 %) € 8.700 Aandeel grasland (5%) Landgebruik Kostenreductie bouwland (50%) Percentage bouwland Percentage grasland Bodemopbouw
Percentage uniforme opbouw (15%) Percentage gelaagde opbouw (5%) Gewogen percentage (%)
52 Kostenreductie grasland (20%) 48 Totale reductie 100 Structuurschade 0 Totaalbedrag (1%) 15,0 Aandeel bouwland (80%)
€ 1.000 € 950 € 50 € 475 € 10 € 485 € 7.250 € 5.800
Aandeel grasland (20%)
€ 1.450
Kostenreductie bouwland (5% of 15%) Kostenreductie grasland (0%) Totale kostenreductie
€ 4.640 € 0 € 4.640
€ 1.018 Kostenreductie bouwland (80%) € 0 Kostenreductie grasland (0%) € 1.018
Maaifrequentie
Bereikbaarheid percelen
Totaalbedrag (75%)
€ 543.750 Totaalbedrag maaien langs agr. perceel
Totaal km aan te maaien taluds Totaal km aan taluds direct gelegen
572 Totaal km aan taluds direct gelegen
langs of tussen bouw‐ of grasland.
€ 324.159
langs of tussen bouw‐ of grasland.
341
341 Reductiepercentage (%)
,, ,, + maaifrequentie 3 of hoger
5
53 Kostenreductie in maaikosten
Totaalbedrag maaien langs agr. perceel
€ 324.159
Percentage grassloten (%)
75 Afkopen/pacht schouwpaden
Kostenreductie in maaien
€ 7.557 M¹ prijs onderhoud schouwpad en
€ 16.208 € 1,27
(20 % bij maaifr. 3 of hoger en grassloot)
afvoer slootmaaisel en rente of vervallen pacht
Km schouwpad dat vervalt
'Feitelijke gegevens''
Kostenreductie afkoop schouwpaden
"Harde gegevens"
"Zachte gegevens"
0 € 0