Adem- en ontspanningsoefeningen, volgens een procesmodel* *Van Dixhoorn. Ontspanningsinstructie. Principes en Oefeningen. Hfdst 5.1, Elsevier/Gezondheidszorg. Maarssen, 1998 *Van Dixhoorn, Adem- en ontspanningstherapie, een complete behandelmethode. Ned T Fysiotherapie.Special, 2001; 4-10
Lineair model • Een vaste relatie tussen een specifieke interventie en een specifiek effect • De interventie wordt ingezet na voorafgaande probleemanalyse en diagnose, waarbij andere oorzaken worden uitgesloten • De interventie is doelgericht en wordt (na enige tijd) geëvalueerd op van tevoren vastgestelde effecten
1
Voorbeelden lineair model • Hyperventilatie hypothese: Uw klachten zijn gevolg van te snel / diep / sterk ademen: ze zullen overgaan wanneer u minder ademt, langzamer ademt, in een plastic zak of door een ademcassette ademt, adempauzes maakt, de adem vasthoudt
Voorbeelden lineair model • Angst en spanningshypothese: Uw klachten zijn gevolg van te hoge gespannenheid: ze zullen overgaan wanneer u vaak rust neemt, bewust diep ontspant, ontspanningsoefeningen doet, vaker ontspannende activiteiten doet
2
Voorbeelden lineair model • Verkeerde adem hypothese: Uw klachten zijn gevolg van een verkeerde ademhaling, u ademt te hoog, teveel met de borst: ze zullen overgaan wanneer u meer met de buik ademt, de borst stilhoudt, meer diafragmaal ademt
Voorbeelden lineair model • Stresshypothese: Uw klachten zijn gevolg van te hoge belasting of ingrijpende levensgebeurtenissen: ze zullen overgaan wanneer u uzelf minder belast, de omstandigheden verandert, stressoren vermijdt of beter hanteert, de gevolgen beter verwerkt
3
Voorbeelden lineair model • Deconditionering hypothese: Uw klachten zijn gevolg van bewegingsarmoede en geringe belastbaarheid: ze zullen overgaan wanneer u zich vaker en meer inspant, de belastbaarheid van uw lichaam langzaam opvoert
Voorbeelden lineair model • Angstconditionering hypothese: Uw klachten zijn gevolg van angst en negatieve interpretatie van gewone verschijnselen: ze zullen overgaan wanneer u zich langzaamaan vaker blootstelt aan onprettige prikkels en deze niet meer vermijdt
4
Voordelen lineair model • Je kunt een stellige uitspraak doen over oorzaak en gevolg • Je kunt positieve verwachtingen creëren (placebo-effect) • Je reduceert het probleem tot een hanteerbare grootheid • Je kunt de interventie voortzetten totdat effect optreedt
Nadelen lineair model • Je moet zeker zijn van de diagnose • Het verwachtte effect treedt niet altijd op, in dat geval heb je geen andere opties • De reductie was niet terecht en je miskent de kern van het probleem, of de achtergrond ervan • Je zet de interventie veel te lang en zinloos voort
5
Procesmodel • Je kiest een globaal doel, laat de relatie met de interventie open, observeert de effecten* • Je vraagt bereidheid diverse tactieken te proberen, om samen te zoeken of en welk effect optreedt • Je evalueert elke keer en past de interventie aan het proces dat optreedt aan *Wilson & Holt. Complexity and clinical care. Br Med J, 2001; 323: 685-8
Voorbeeld procesmodel • Het kan zijn dat uw klachten samenhangen met spanning of een gespannen ademhaling • In enkele sessies krijgen we duidelijkheid hierover. We zoeken naar een ingang voor een voor u zinvolle verandering. Vinden we dat niet, dan is daar een reden voor, waar u mogelijk ook wat mee kunt
6
Voordelen procesmodel • Je kunt beginnen zonder zekerheid over de diagnose: dit sluit perfect aan bij ‘hv-klachten’ • Je appelleert aan de neutrale zelfwaarneming en zelfwerkzaamheid van het individu • Je hebt oog voor de (eventuele) complexiteit van het probleem, terwijl je zoekt naar een werkzaam middel • Je stopt de interventie tijdig
Voordelen procesmodel • Het sluit aan bij het meerdimensionale belasting-belastbaarheidsmodel* • De therapeut is meer een coach en verheldert problemen dan een oplosser en behandelaar van problemen * Hagenaars, Bernards, Oostendorp. Over de kunst van hulpverlenen. Het meerdimensionale belasting-belastbaarheidsmodel: een vakfilosofisch model voor een menswaardige gezondheidszorg. Nederlands Paramedisch Instituut, Amersfoort, 2003
7
Nadelen procesmodel • Je mist de stelligheid en het placebo-effect, zolang je geen specifieke relatie vindt • Je leeft met onzekerheid; niet iedereen (patiënt en therapeut) is daartoe bereid • Je stopt misschien te vroeg • Je hebt veel, verschillende tactieken nodig
Conclusie • Bij het procesmodel houd je de uitkomst van een instructie open, je observeert de gevolgen en zoekt naar een specifieke relatie tussen interventie en probleem, voor het specifieke individu • Je kunt snel beginnen, als je maar stopt wanneer geen ingang is te vinden of beperkende factoren duidelijk zijn
8
Tactieken = modaliteiten van instructie* • Herleid diverse methodes tot hun kern elementen = modaliteiten • Formuleer instructies met een of meer kernelementen * Van Dixhoorn. Ontspanningsinstructie, principes en oefeningen. Hoofdstuk 2, 3. Elsevier/Gezondheidszorg. Maarssen, 1998
Aandacht • Actief: gericht, op een focus, geconcentreerd op iets bepaalds • Passief: ongericht, diffuus, voelen wat zich voordoet • Passieve instelling: geen resultaat verwachten
9
Beweging • Groot / klein • Herhalend: cyclische, ritmische herhalingen van dezelfde beweging • Eenmalig: aanspannen en loslaten • Perifeer: van ledematen en hoofd • Centraal: van romp
Ademhaling • Direct: willekeurig sturen van tempo, plaats, diepte, pauzes van ademen, neus of mond • Indirect: faciliteren van meer ontspannen ademhaling via voorstelling en beweging instructies
10
Inhoud • Doen: directieve opdrachten geven voor beweging of voorstelling • Voelen: beschrijven wat er waargenomen zal worden, welke effecten verwacht worden
Gesprek / interactie • Tijdens: verduidelijken van waargenomen veranderingen tijdens instructie • Erna: idem na afloop van instructie tijdens navoelen • Concreet: sensaties benoemen • Algemeen: mening / interpretatie formuleren
11
Gesprek / interactie • Neutraal: geen intentie of bedoeling koesteren, maar concreet, exact waarnemen wat zich voordoet • Sturend: een richting of inhoud nastreven, een voorkeur koesteren, een bedoeling of intentie hebben, naar een oplossing toewerken of tot iets uitnodigen
Tempo • Volgend: aansluiten bij bewegings- of ademtempo van patiënt (‘matching’) • Trager: langzamer tempo aanhouden (‘pacing’) • Sneller: hoger tempo aanhouden
12
Aanraken • Passief: handcontact maken en waarnemen hoe lichaam beweegt, uit zichzelf of tijdens instructie • Actief: het lichaam beetpakken en bewegen
Plaats van spanningsprobleem • Erbij: op de locatie van de klacht handgreep of instructie inzetten • Ertegenover: de verst verwijderde plaats op het lichaam van de klacht kiezen als aangrijpingspunt • Ernaast: in de buurt van de plaats van de klacht, eerst omringende gebied
13
Huiswerk • Precies: afspreken wat patiënt gaat oefenen • Open: herhaal dit nog eens, zie wat er van komt, blijft hangen, effect sorteert • Kort: vaak even tijd nemen om te voelen hoe het is • Lang: tijd nemen om hele instructie te herhalen
Keuze van modaliteiten vuistregels • • • • • •
Beweging >* aandacht Instructie > handgreep Ademen indirect > direct Perifeer > centraal Neutraal > suggestief Weg van > op de plaats van probleem * > = ‘voorkeur boven’
14
Basisprocedure Voelen
neem de toestand van het lichaam waar
Doen
geef voorstel iets te doen stop daarmee
Voelen
neem de verandering waar
Evalueer elke instructie • D = Doen: lukte de instructie? • V = Voelen: was er verschil na afloop? • W = waardering: hoe voelde het aan?
+ = Goed/makkelijk? 0 = Matig - = Moeilijk + = Concreet/ duidelijk 0 = Onduidelijk - = Niet + = Aangenaam 0 = Gemengd/ neutraal - = Onaangenaam
15
Vinden van een ingang • Een ingang bestaat uit een instructie die goed lukt, concrete verandering teweeg brengt, aangenaam of gemengd: 3 x plus. • Observeer het Doen, vraag naar Voelen en Waardering. • Als herhaling thuis lukt, met concrete effecten, is de ingang definitief.
Uitzonderingen op ‘ingang’ • Het kan zijn dat iemand niet de instructie herhaalt maar een gedeelte of aspect ervan. Dit omschrijven en noteren dat het geoefend wordt. • Het kan zijn dat een instructie thuis niet lukt maar dat een handgreep onmiskenbare ervaringen en een verandering teweeg brengt. Dat is dan de ingang.
16
Interpreteren van de ingang • Als er een concrete, waarneembare verandering optreedt na instructie of handgreep, dan is de vraag: waar bestaat die verandering uit en wat gebeurt er precies? • Dit concreet omschrijven en vervolgens interpreteren: welk proces treedt op?
Processen van interne zelfregulatie* De veranderingen na instructie of handgreep zijn te onderscheiden in zeven categorieën, die samen de interne zelfregulatie vormen. Dat is de verhouding tussen het bewuste en het levende lichaam. De externe zelfregulatie betreft de verhouding tussen het individu en de omgeving en omvat het gedrag en het denken over zichzelf. * Van Dixhoorn. Ontspanningsinstructie, principes en oefeningen. Hoofdstuk 2, 3. Elsevier/Gezondheidszorg. Maarssen, 1998
17
Spanningsvermindering • Afname van lichamelijke inspanning, in rust (passief ontspannen) of in beweging (actief ontspannen). • Het lichaam wordt zachter, warmer, slapper, losser, stiller, schouders hangen meer, bewegingsonrust neemt af, adem en hartslag worden trager.
Aandachtverschuiving • De mentale component van spanningsvermindering. De aandacht is minder afgeleid, makkelijker bij één ding te houden, het hoofd wordt stiller, leger, soms slaperig. • Het centrum van waarneming verschuift van voor, boven naar achter, onder. De aandacht wordt passiever: iets ‘valt op’.
18
Herstelprocessen • Iemand wordt frisser, helderder, uitgeruster, fitter, minder moe, krijgt nieuwe energie, betere stemming • Er kunnen tekenen van (te) sterke ontspanning zijn (heel zwaar, moe, duizelig) • Er kunnen psycho-emotionele reacties zijn, herbeleving, verwerking • Er kunnen nieuwe invallen komen, die bijdragen aan probleemoplossing
Lichaamsbewustwording • Het individu neemt meer en ook nieuwe signalen van het levende lichaam waar, zowel prettig als onprettig • De toegenomen bewustwording doet goed, maakt sterker, beter belastbaar • Het individu wordt meer realistisch t.a.v. zichzelf • Kan ervaringen beter onder woorden brengen
19
Functioneel bewegen • De kwaliteit van bewegen neemt toe, de beweging is beter afgestemd op de (skelet)structuur, de verdeling van spanning volgt de lichaamsbouw en zwaartekracht beter • Het individu voelt zijn structuur, innerlijke steun, beter • De wervelkolomcurves zijn beter in balans
Functioneel ademen • De ademhaling is meer flexibel en past zich beter aan, zonder storing • Kan waargenomen worden zonder dat dit stoort • Is beter verdeeld over de romp, geluidloos, met vloeiende overgangen • Volgt en reageert op de wervelkolom
20
Cognitieve herstructurering • Gedachten over spanning en ontspanning die niet kloppen met de eigen (nieuwe) ervaring worden herzien • Irreële gedachten over spanning en ontspanning worden herzien
21