Ledeninformatie nr. 10-2013 Oktober 2013
Inhoudsopgave Actueel - AFNL informatiebijeenkomst 11 november 2013
2
Arbeidsrecht De payrollconstructie: wie is de werkgever Respecteer de privacy van de zieke werknemer Werkgever aansprakelijk voor schade na valpartij
2 3 4
Bedrijfsvoering Uitzendbureau met vals certificaat kost u geld
4
Economische zaken Krimp tweede kwartaal minder dan gedacht Voorzichtig herstel MKB in 2014
5 5
Fiscale zaken BTW-nummer hoeft niet op uw website Depotstelsel waarschijnlijk uitgesteld Fiscus mag niet altijd afroommethode gebruiken Matigingsbeleid van de Belastingdienst
6 6 7 7
Overheid Gecombineerde vergunning voor arbeidsmigrant Inspectie SZW maakt plannen voor 2014 bekend
8 8
Sociale zaken Eenmalige teruggaaf sociale premies in 2014
9
Voor meer informatie over artikelen in deze ledeninformatie kunt u contact opnemen met eerstelijns advies: 030 - 634 35 36.
Actueel AFNL Informatiebijeenkomst 11 november 2013 Op 11 november a.s. organiseert de AFNL weer een informatiebijeenkomst. Dit jaar is gekozen voor een landelijke bijeenkomst in Postiljon Hotel Bunnik, aanvang 16.00 uur (inloop vanaf 15.30 uur) en einde ca. 18.00 uur. De deelname is gratis en per bedrijf kunnen meerdere personen worden aangemeld. Per bijeenkomst kunnen maximaal 125 personen deelnemen. Tijdig aanmelden is noodzakelijk. U ontvangt een bevestiging van uw aanmelding. Het programma ziet er als volgt uit: 15.30 uur Ontvangst deelnemers 16.00 uur Opening door de dagvoorzitter 16.10 uur Ben Brandsma (UWV) zal een inleiding verzorgen over de volgende onderwerpen: Vorst WW regeling winter 2013/2014: Calamiteitenregeling vanaf 1 november 2014: 17.10 Mr. Joop van Zijl zal een inleiding verzorgen over: “Wat is payrolling” de voordelen en risico’s. 18.00 uur Sluiting Buffet De uitnodigingen zijn deze week verzonden. Mocht u geen uitnodiging hebben ontvangen dan kunt u de uitnodigingbrief, programma en aanmeldingsformulieren downloaden vanaf de AFNL website: www.aannemersfederatie.nl – agenda (links boven).
Arbeidsrecht De Payrollconstructie: wie is de werkgever De payrollconstructie is door de jaren heen steeds populairder geworden onder werkgevers. Recente uitspraken van kantonrechters in Enschede en Den Haag brengen het bestaansrecht van payrolling echter behoorlijk aan het wankelen. Hoog tijd om deze uitspraken en de gevolgen voor payrolling eens voor het voetlicht te brengen. Payrolling Bij payrolling wordt de werknemer meestal voor langere tijd door de payrollonderneming ter beschikking gesteld aan een derde (de inlener/inlener), om arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van deze inlener. De payrollovereenkomst komt tot stand na werving van de werknemer door de inlener. Werving vindt dus gewoonlijk niet door de payrollorganisatie plaats. De band tussen de payrollorganisatie en de werknemer is een beperkte en bestaat vooral uit de verplichting tot betaling van het loon en de daarmee samenhangende loonadministratie. Voordelen payrolling Een groot voordeel van het onderbrengen van werknemers bij een payrollorganisatie is het verleggen van de werkgeversverantwoordelijkheden naar de payrollorganisatie. De payrollorganisatie wordt binnen deze constructie namelijk beschouwd als juridisch werkgever. Een gevolg hiervan is dat de inlener niets van doen heeft met ontslagprocedures en de overeenkomst met de payrollorganisatie eenvoudig op kan zeggen. Daarnaast kunnen werknemers worden beloond volgens de (vaak goedkopere) cao van het payrollbedrijf, t.w. de Uitzend cao, met toepassing voor vakkracht van artikel 6 CAO Bouw. Rechtspositie werknemer bij payrolling Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 2 van 9
Recente uitspraken van de rechtbanken Enschede en Den Haag werpen een ander licht op de rechtspositie van werknemers in een payrollconstructie. In deze rechtszaken werd geoordeeld dat het sluiten van een arbeidsovereenkomst met de payrollonderneming niet doorslaggevend is voor de vraag of de payrollonderneming de daadwerkelijke werkgever is. In lijn met rechtspraak van het Europese Hof van Justitie, dient voor de beoordeling en bescherming van de rechten van werknemers door de arbeidsrechtelijke constructie heen gekeken te worden. Volgens de kantonrechters moet er gekeken worden naar wat partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond en de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst inhoud hebben gegeven. Bij de beoordeling werd onder andere meegenomen dat de werknemers geselecteerd waren door de inlener, feitelijk werkzaam waren bij de inlener en instructies kregen van de inlener. Daarnaast werden werknemers door de inlener beoordeeld op hun functioneren en werden afspraken over opleidingen, vakantiedagen en werkplekken tussen werknemer en inlener gemaakt. De rechtbanken Enschede en Den Haag komen tot de conclusie dat de arbeidsverhouding tussen de payrollonderneming en de werknemers niet gezien kan worden als een arbeidsovereenkomst. De inlener wordt als juridische werkgever aangemerkt. Gevolgen voor payrolling Indien de lijn van deze uitspraken wordt voortgezet, dan heeft dit grote gevolgen voor het bestaansrecht van de payrollconstructie. Het is dan niet langer mogelijk om, in het kader van bezuinigingen of flexibiliteit, gemakkelijk afscheid te nemen van payrollwerknemers. De inlener wordt immers als juridisch werkgever beschouwd, waardoor de ‘normale’ ontslagregels gelden. Daarnaast lijkt het niet langer te verdedigen dat de cao van het payrollbedrijf gevolgd kan worden. Payrollwerknemers vallen daardoor onder de cao /arbeidsvoorwaarden van de inlener. Hierdoor verliezen payrollorganisaties een groot deel van hun toegevoegde waarde. Payrolling biedt tenslotte geenszins de garantie dat arbeidsrechtelijke verplichtingen en risico’s voldoende zijn afgedekt. Het payrollbedrijf is eigenlijk dan niets anders dan een loonadministratiekantoor. Aansprakelijkheid inlener Vanaf 1 januari 2014 is de nieuwe “Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters” van kracht. Werkgevers zijn dan tot maximaal 12 jaar financieel verantwoordelijk voor tijdelijke werknemers (vangnetters) die ziek uit dienst gaan tijdens proeftijd, of na afloop van een tijdelijk contract. Het is daarom van groot belang dat het payrollbedrijf een goede arbeidsovereenkomst/ contract afsluit met de payroller om te voorkomen dat de payroller bij de inlener een loonclaim indient als de het payrollbedrijf geen loon meer uitbetaald, bijvoorbeeld tijdens ziekte, na ontslag of bij ziekte tijdens het ontslag. De meeste risico’s ontstaan indien de inlener zijn werknemers onderbrengt bij een payrollbedrijf en ze vervolgens direct weer inleent. Advies Gezien de grote risico’s voor de inlener adviseren wij om: 1. bij uw payrollbedrijf na te gaan welke overeenkomsten/contracten met de payrollers zijn of worden afgesloten; 2. te controleren of het payrollbedrijf artikel 6 van de CAO Bouw toepast en bij de Stichting Normering Arbeid (SNA ) is aangesloten; 3. eigen werknemers die bij een payrollbedrijf worden ondergebracht niet direct weer terug in te lenen, maar dat pas te doen na drie maanden. Gaat het fout dat is de oude arbeidsrelatie in ieder geval verbroken en ontstaat een nieuw dienstverband vanaf het moment dat de payroller (oud werknemer) wordt ingeleend. Let op: het risico voor aansprakelijkheid is voor het payrollbedrijf nauwelijks aanwezig omdat payrollers altijd de inleners aansprakelijk zullen stellen. Respecteer de privacy van de zieke werknemer Bij het verwerken van persoonsgegevens van een zieke werknemer moet u rekening houden met de privacyregels. Alleen de bedrijfsarts mag de medische gegevens van een werknemer Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 3 van 9
inzien en opslaan. Als werkgever moet u zich richten op de belastbaarheid van de werknemer. Informatie daarover is voor u voldoende om aan de slag te gaan met de re-integratie. Omdat werkgevers een steeds grotere (financiële) verantwoordelijkheid hebben met betrekking tot het verzuim en de re-integratie van zieke werknemers, hebben zij steeds meer behoefte aan informatie. Als werkgever mag u echter niet zomaar alles van de werknemer weten. U moet het recht op privacy van de werknemer respecteren, ook tijdens het verzuim. Uit onderzoeken van onder meer het televisieprogramma Zembla en het College bescherming persoonsgegevens overtreden werkgevers en arbodienstverleners regelmatig de privacyregels. Verzuimbedrijf mag niet naar medische gegevens vragen De laatste tijd was er veel te doen rond verzuimbedrijven. Deze bedrijven kunnen een deel van uw verzuimtaken op zich nemen. In sommige verzuimbedrijven verzamelen callcentermedewerkers medische informatie, terwijl ze dat niet mogen. Volgens de wet mag namelijk alleen een (bedrijfs)arts dit doen. Het is aan de bedrijfsarts om te informeren naar de medische achtergrond van een werknemer en deze informatie op te slaan in een dossier dat is afgeschermd van de werkgever en andere onbevoegden. Zo waarborgt de bedrijfsarts zijn medische geheimhoudingsplicht en de privacy van de werknemer. Maak duidelijke afspraken met arbodienstverlener Zorg dat u goede afspraken maakt met uw arbodienstverlener over de gang van zaken, zodat u de privacyregels respecteert. U hoeft als werkgever alleen informatie te krijgen over de belastbaarheid van de werknemer, zoals een arbeidsongeschiktheidspercentage en de verwachte duur van zijn afwezigheid. Werkgever aansprakelijk voor schade na valpartij Als een werknemer valt tijdens het werk, kunt u aansprakelijk worden gehouden voor de opgelopen schade als blijkt dat uw organisatie de zorgplicht niet is nagekomen. Instrueer werknemers daarom altijd voldoende en bied de nodige hulpmiddelen aan. In een rechtszaak draaide het om een schoonmaker die tijdens het werk op een vlakke, gladde vloer viel. Door deze valpartij liep hij polsletsel op en raakte hij arbeidsongeschikt. De werknemer stelde de werkgever aansprakelijk voor de schade, maar die beweerde dat de werknemer was gevallen omdat hij al achteruitlopend met de schrobmachine een afstapje over het hoofd had gezien. Werknemer had niet roekeloos gehandeld De kantonrechter gaf de werkgever gelijk. Het gerechtshof vond echter dat de werkgever aansprakelijk was voor de schade, tenzij de werkgever kon aantonen dat hij aan zijn zorgplicht had voldaan of dat de werknemer zelf roekeloos had gehandeld. Onder meer uit verklaringen van anderen concludeerde het hof dat er geen sprake was van roekeloos gedrag van de werknemer. Werkgever had geen instructie gegeven De werkgever had echter geen instructie gegeven over het gebruik van de schrobmachine en ook geen speciale antislipschoenen aangeboden. Het hof concludeerde dan ook dat de werkgever de zorgplicht niet was nagekomen en aansprakelijk was voor de opgelopen schade na de valpartij.
Bedrijfsvoering Uitzendbureau met vals certificaat kost u geld Doet u zaken met een uitzendbureau, controleer dan of het bureau is gecertificeerd door de Stichting Normering Arbeid (SNA). Leent u personeel in van een uitzendbureau dat een vals (of geen) certificaat gebruikt, dan draait u namelijk op voor de schade als het bureau te weinig belasting betaalt of premies afdraagt. Bij het Interventieteam Malafide Uitzendbureaus kwamen de laatste tijd veel klachten binnen over valse certificaten.
Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 4 van 9
De Stichting Normering Arbeid verleent het SNA-keurmerk aan uitzendbureaus en (onder)aannemers van werk. Met dat keurmerk laten deze organisaties zien dat zij hun (financiële) administratie op orde hebben. Schakelt u als werkgever een uitzendbureau in, dan moet u controleren of het bureau gecertificeerd is door de SNA. U kunt dit gemakkelijk via de website van de SNA nagaan. Voorkom schadeclaim van Belastingdienst Door het uitvoeren van deze controle voorkomt u dat u als inlener van uitzendkrachten aansprakelijk wordt gesteld voor de achterstallige betalingen van het uitzendbureau. Meer over de inlenersaansprakelijkheid leest u in de folder Matiging keten- en inlenersaansprakelijkheid bij toepassing anoniementarief (pdf) van de Belastingdienst. Controleer inschrijving bij Kamer van Koophandel U moet ook nagaan of het uitzendbureau is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Is het bureau niet ingeschreven, dan riskeert zowel u als inlener als het uitzendbureau een boete van € 12.000 per werknemer.
Economische zaken Krimp tweede kwartaal minder dan gedacht De Nederlandse economie is in het tweede kwartaal iets minder gekrompen dan eerder werd gedacht. Dat blijkt uit een tweede raming die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft gepubliceerd. Ten opzichte van een kwartaal eerder bedroeg de economische terugval 0,1 procent. Bij de eerste raming, gepubliceerd op 14 augustus, werd nog uitgegaan van een krimp van 0,2 procent. Aan de bestedingenkant zijn de investeringen, de uitvoer en de invoer opwaarts bijgesteld, zegt het CBS. Aan de productiekant kwamen de prestaties van de bouw, financiële instellingen en zakelijke dienstverlening iets hoger uit. Vergeleken met een jaar eerder kromp de economie in het tweede kwartaal met 1,7 procent. Volgens de eerste raming was dat 1,8 procent. Voorzichtig herstel MKB in 2014 De eerste tekenen van conjunctuurherstel in Nederland beginnen zichtbaar te worden. De Europese economie trekt iets aan, waardoor de krimp in de Nederlandse industrie afneemt. Het aantal verkochte woningen neemt toe. Dit kan de voorbode zijn van een herstel van de Nederlandse woningmarkt. Opvallend is de recente stijging van het aantal hotelovernachtingen. Bovendien investeert de transportsector weer in nieuwe vrachtauto’s. Het voorzichtige herstel kan voor het MKB in 2014 leiden tot een bescheiden afzetgroei van 0,75%. Het herstel wordt geremd door een verdere terugloop in de bestedingen van consumenten. De afname van de koopkracht is hier een belangrijke reden voor. Groei in de industrie en groothandel Het zijn de export georiënteerde sectoren die herstel van afzet zullen realiseren. De sterkste groeiers worden de metaalindustrie (+2%), de chemische industrie (+3%) en de groothandel (+2,5%). Hierbij kan de metaalindustrie profiteren van de aantrekkende investeringen en de groothandel van de aantrekkende handel. Ook de transportsector kan profiteren van de toename van de export. Voor de transportsector wordt een afzetgroei van 0,75% verwacht. Verdere krimp in de detailhandel Consumenten zullen ook in 2014 minder uitgeven omdat hun koopkracht onder druk staat. Bovendien zal de sterke daling van het reëel inkomen van consumenten in 2012 en 2013 ervoor zorgen dat consumenten in 2014 nog voorzichtig zullen blijven. Voor de detailhandel wordt in 2014 een krimp verwacht van 2%. Vooral de detailhandel non-food zal met 4,0% fors verder krimpen. Daarentegen zullen internetwinkels ook in 2014 met kracht doorgroeien. Hierbij wordt een groei van 7% voorzien. Omzetstabilisatie in de bouw en zakelijke dienstverlening Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 5 van 9
In een flink aantal sectoren zal in 2014 sprake zijn van een omzetontwikkeling rond de nul procent of net iets boven nul. Zo kan de omzetontwikkeling in de bouw zich stabiliseren dankzij een licht aantrekkende woningmarkt en een gestage vraag naar onderhoud en renovatie. Wel zijn woningcorporaties terughoudend in het doen van investeringen, doordat de verhuurdersheffing een fors beslag legt op hun investeringscapaciteit. De autosector kan mogelijk fractioneel herstellen na het dramatisch lage verkoopaantal van nieuwe auto’s in 2013. Het auto-onderhoud blijft onder druk staan. De zakelijke dienstverlening kan eveneens profiteren van het lichte economische herstel. Daarbij heeft de sector last van ‘inbesteding’. In plaats van de uitbesteding van diensten, gaan overheid en bedrijven meer diensten intern uitvoeren. Dit gaat ten koste van de afzetgroei in de zakelijke dienstverlening. Toename aantal zelfstandigen en kleine daling aantal werknemers in MKB Het voorzichtige herstel van het MKB is onvoldoende om tot herstel van werkgelegenheid in 2014 te komen. Per saldo zullen 30 duizend werknemers in het MKB hun baan verliezen. Verwacht wordt dat het aantal zelfstandigen met 12 duizend zal toenemen in 2014. De matige werkgelegenheidsperspectieven is voor veel mensen een belangrijke reden om voor zichzelf te beginnen.
Fiscale zaken BTW-nummer hoeft niet op uw website Onlangs werd gemeld dat de fiscus het plaatsen van uw BTW-nummer op uw bedrijfswebsite verplicht gaat stellen. De Belastingdienst heeft inmiddels bekendgemaakt dat deze informatie niet helemaal juist was. Het op uw site vermelden van uw BTW-nummer is dus niet per definitie noodzakelijk. In een eerder ledenbulletin kon u lezen dat de Belastingdienst het verplicht stelde om het BTWnummer op de website van uw onderneming te vermelden. De fiscus laat weten dat deze informatie niet helemaal correct is. De fiscus benadrukt dat u als ondernemer beleidsvrijheid heeft in de manier waarop u uw BTWnummer communiceert. U bent wel verplicht om ervoor te zorgen dat partijen die met u zakendoen snel uw BTW-nummer kunnen terugvinden. De manier waarop u dit doet mag u echter zelf bepalen. BTW-nummer communiceren Volgens de Europese Dienstenrichtlijn heeft u verschillende keuzes bij het communiceren van uw BTW-nummer: • Het BTW-nummer iedere keer actief verstrekken. • Het nummer toegankelijk maken op de plaats waar de dienst wordt verricht of het contract afgesloten. • Het nummer vermelden op uw internetsite, mits u het adres ervan van tevoren meedeelt. • Het BTW-nummer opnemen in het informatiedocument waarmee u als dienstverlener de diensten voor de afnemer beschrijft. Depotstelsel waarschijnlijk uitgesteld Het depotstelsel gaat waarschijnlijk pas in per 1 juli 2014. Dit stelsel is een nieuw systeem waardoor u zich straks kunt vrijwaren van inlenersaansprakelijkheid. Het depotstelsel is in 2009 al afgehamerd en zou eigenlijk per 1 januari 2014 in werking treden. Als uw organisatie werknemers inleent via een uitzendbureau of andere organisatie die formeel de werkgever blijft, kan de Belastingdienst uw organisatie aansprakelijk stellen voor loonheffingen en BTW als de betreffende uitlener deze niet (correct) heeft afgedragen. Momenteel kan uw organisatie zich indekken tegen deze zogenoemde inlenersaansprakelijkheid door een deel van de factuur van het uitzendbureau, detacheringsbureau of onderaannemer te storten op een geblokkeerde rekening (g-rekening)
Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 6 van 9
die de uitlener alleen voor betalingen aan de fiscus kan gebruiken. Uw organisatie kan voor dat bedrag dan niet meer aansprakelijk worden gesteld. Als u zaken doet met een uitlener die is gecertificeerd door de Stichting Normering en Arbeid en is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, is uw organisatie voor het volledige factuurbedrag gevrijwaard door een kwart van het factuurbedrag op zo’n g-rekening te storten. Huidige stelsel is verouderd Het stelsel van geblokkeerde bankrekeningen bij banken is inmiddels nogal verouderd. Het is de bedoeling dat het wordt vervangen door een systeem waarbij u een deel van het factuurbedrag overmaakt naar de zogenoemde vrijwaringsrekening van de Belastingdienst, ten behoeve van het depot van de uitlener. Het verschil tussen het depotstelsel en het grekeningstelsel is dat het uitzendbureau in het nieuwe systeem een rekening (of depot) bij de Belastingdienst opent in plaats van een geblokkeerde rekening bij een bank. Inwerkingtreding waarschijnlijk op 1 juli 2014 De overheid, banken en werkgeversorganisaties waren het er in 2011 over eens geworden dat 1 januari 2014 het ideale moment zou zijn om het depotstelsel daadwerkelijk in te voeren. Deze datum van inwerkingtreding is echter nooit officieel in de Staatscourant gepubliceerd. Ook is er nog geen uitvoeringsregeling naar buiten gebracht waarin de exacte voorwaarden van het depotstel staan. Werkgevers, uitleners en de Belastingdienst moeten echter wel de gelegenheid hebben om zich op het nieuwe systeem voor te bereiden. Het stelsel zal dan ook pas in de loop van 2014 van kracht worden. Het ligt voor de hand dat dit 1 juli 2014 zal worden. Fiscus mag niet altijd afroommethode gebruiken Als directeur-grootaandeelhouder (dga) moet u rekening houden met het gebruikelijk loon. Voor het bepalen van de hoogte van dit gebruikelijk loon past de Belastingdienst vaak de afroommethode toe. Volgens het gerechtshof in Amsterdam moet de fiscus in deze zaak echter aantonen dat het loon in soortgelijke dienstbetrekkingen hoger is. Bij de afroommethode bepaalt de Belastingdienst de hoogte van het loon van de dga door uit te gaan van de opbrengsten van de onderneming en die dan te verminderen met de kosten, lasten en afschrijvingen. Het gebruikelijk loon stelt de inspecteur dan vast op 70% van de omzet verminderd met de kosten en lasten. In deze zaak stelde de Belastingdienst het gebruikelijk loon ook op deze manier vast. De dga vond echter dat de inspecteur eerst moest aantonen dat het gebruikelijk loon te laag was door te kijken naar het loon bij soortgelijke dienstbetrekkingen. Opbrengsten afkomstig van directeur Daarnaast was volgens de dga zijn loon niet te laag gezien de lonen bij de andere werknemers van zijn kantoor. Er was namelijk bij de meest verdienende werknemer geen rekening gehouden met de factor aanmerkelijk belang. De overige omstandigheden waren wel gelijk. De Hoge Raad (9 november 2012, ECLI (verkort): BW4167) gaf in zijn eerdere arrest aan dat de afroommethode niet mogelijk was als de opbrengsten niet geheel afkomstig waren van de werkzaamheden van de directeur. In dit geval ging het om een samenwerkingsverband en kon de inspecteur de afroommethode niet toepassen. Het gerechtshof in Amsterdam moest de zaak nu opnieuw behandelen en de feiten beoordelen. Loon van andere werknemers Het gerechtshof vond dat de afroommethode in deze zaak niet mogelijk was. Voor het gebruikelijk loon moest de inspecteur kijken naar het loon van de andere werknemers op zijn kantoor. Hieruit maakte het gerechtshof op dat het salaris niet te laag was. De naheffingsaanslag was dus onterecht. Matigingsbeleid van de Belastingdienst voor de keten- en inlenersaansprakelijkheid bij toepassing van het anoniementarief De Belastingdienst heeft recentelijk een wijziging aangebracht in het Matigingsbeleid voor de keten- in lenersaansprakelijkheid bij toepassing van het anoniementarief. De wijziging heeft betrekking op het aantonen van de identiteit van de werknemer. Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 7 van 9
De Belastingdienst heeft een informatiebrochure over dit onderwerp uitgegeven. In de brochure wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: • Wat houdt de matiging keten- en inlenersaansprakelijkheid bij toepassing anoniementarief in? • Wat was de gebruikelijke methode voor het aantonen van de identiteit van de werknemer? • Hoe kan de inlener de identiteit van de werknemer aantonen nu het maken van een kopie van het identiteitsbewijs niet noodzakelijk is? • Wat zijn de regels voor het overnemen van persoonsgegevens en voor het kopiëren, scannen en uitlezen van identiteitsdocumenten? • Waar kunt u meer informatie vinden over het vaststellen van de identiteit van een werknemer? De brochure kunt u downloaden van de website van de belastingdienst: http://www.belastingdienst.nl – zakelijk - BD Actueel – brochures en publicaties.
Overheid Gecombineerde vergunning voor arbeidsmigrant Afgelopen week heeft minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) naar de Tweede Kamer gestuurd. Arbeidsmigranten hoeven straks maar één procedure te starten om in Nederland te kunnen werken en wonen. Nu moeten zij nog twee verschillende vergunningen aanvragen: één bij UWV en één bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het wetsvoorstel gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (de GVVA) combineert de verblijfsvergunning en de tewerkstellingsvergunning. Hierdoor hoeven arbeidsmigranten van buiten de Europese Unie straks maar één vergunning aan te vragen voor het werken en wonen in Nederland. Waarschijnlijk treedt de GVVA vanaf 2014 in werking. De Immigratie- en Naturalisatiedienst zal de nieuwe vergunning gaan uitgeven.
Vergunning bij een verblijf van langer dan drie maanden De GVVA is een verblijfsvergunning met een aanvullend document. In dat document staat bij welke werkgever de aanvrager mag werken. Ook zijn hierin de voorwaarden opgenomen waaronder de arbeidsmigrant arbeid verricht, zoals het loon. Een migrant vraagt een GVVA aan als hij langer dan drie maanden in Nederland wil werken. Werknemers die korter dan drie maanden in Nederland werken hebben geen verblijfsvergunning nodig, maar wel een visum. Niet iedereen kan een GVVA aanvragen Voor sommige arbeidsmigranten geldt de GVVA niet. Zij moeten nog steeds twee afzonderlijke procedures starten voor een verblijfsvergunning (IND) en een tewerkstellingsvergunning (UWV). Migranten die nog steeds een aparte tewerkstellingsvergunning nodig hebben zijn: asielzoekers, studenten, seizoensarbeiders en Kroaten. Kennismigranten hebben nog steeds alleen een verblijfsvergunning nodig en geen tewerkstellingsvergunning. Inspectie SZW maakt plannen voor 2014 bekend In het Jaarplan 2014 van de Inspectie SZW staat dat zij volgend jaar meer aandacht zal besteden aan psychosociale arbeidsbelasting, zoals agressie op de werkvloer en werkdruk. Door deze verschuiving is er in 2014 minder aandacht voor de klassieke arbeidsrisico’s, zoals fysieke belasting. Zorg ervoor dat u de psychosociale arbeidsrisico’s in kaart brengt een beschrijft in de RI&E. Psychosociale arbeidsbelasting krijgt volgend jaar meer aandacht van de Inspectie SZW. Dat blijkt uit het Jaarplan 2014 van de inspectie. Het jaarplan vloeit voort uit het Meerjarenplan 2013-2014. Uit het Jaarplan 2014 volgt ook dat de Inspectie SZW zich volgend jaar extra wil inzetten om schijnconstructies aan te pakken. Door schijnconstructies te gebruiken kunnen werkgevers bijvoorbeeld de regels voor het minimumloon ontduiken. Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 8 van 9
Voorbereid op Inspectie SZW met actuele RI&E Onder psychosociale arbeidsbelasting vallen de volgende arbeidsrisico’s: werkdruk, pesten, agressie en geweld, seksuele intimidatie en discriminatie. U moet ervoor zorgen dat u deze onderwerpen voldoende aandacht geeft in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Op die manier bent u goed voorbereid als de Inspectie SZW onverwacht voor de deur staat en de RI&E onder de loep neemt.
Sociale zaken Eenmalige teruggaaf sociale premies in 2014 Werkgevers krijgen mogelijk volgend jaar een eenmalige teruggaaf van de basispremie Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Dit blijkt uit de nota van wijziging op de Prinsjesdagstukken die staatssecretaris Weekers van Financiën onlangs heeft ingediend. Deze teruggaaf is een compensatie voor de verhoging van de sectorpremie. De nota van wijziging die Weekers recent indiende, is een aanvulling op het Belastingplan 2014 en de Overige fiscale maatregelen 2014. Hierin staat onder meer dat werkgevers een eenmalige teruggaaf van 28,82% van de basispremie Aof ontvangen zoals dat over de periode 1 januari tot en met 30 juni 2013 in de loonaangifte is verwerkt. De Aof-basispremie is de premie die uw onderneming afdraagt voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Deze bedraagt dit jaar 4,65%. Teruggaaf wordt uiterlijk 31 januari 2014 uitbetaald De Belastingdienst berekent op basis van de bij de fiscus bekende gegevens of uw onderneming recht heeft op een teruggaaf. U ontvangt hierover een beschikking waartegen u bezwaar kunt maken. Wanneer u deze beschikking precies ontvangt, is nog niet duidelijk. Wel staat in de nota dat een eventuele teruggaaf uiterlijk 31 januari 2014 wordt uitbetaald of wordt verrekend met openstaande schulden.
Ledeninformatie oktober 2013
Pagina 9 van 9