10
in beeld
Achttien
Oktober 2014
en nu
Inmiddels hebben ze een flinke carrière opgebouwd, maar ook zij stonden ooit aan het begin van hun rechtenstudie. Wat waren hun ambities en verwachtingen toen ze achttien waren? En wat is daarvan terechtgekomen? Vier advocaten over hun carrière. Nathalie de Graaf Beeld: Jiri Büller
‘Niets verbaast me meer’
Marnix van der Werf (1967)
Strafrechtadvocaat bij Meijering Van Kleef Ficq & Van der Werf Advocaten
‘A
dvocaat worden? Ik? Ik moest er niet aan denken. Ik wilde wetenschapper worden, in een klein kamertje op de faculteit onderzoek doen. Eigenlijk wilde ik medicijnen gaan studeren, maar toen ik daarvoor uitgeloot werd ben ik maar rechten gaan doen. Strafrecht leek me wel leuk. Sterker nog, ik wist niet eens dat er überhaupt andere rechtsgebieden bestonden. Tegen het einde van mijn studie kreeg ik les van hoogleraar en advocaat Peter Baauw. “Het kan nuttig zijn om stage te gaan lopen op een advocatenkantoor,” zei hij tegen me. Of ik dat dan op zijn kantoor kon doen? vroeg ik bijdehand. En zo is het balletje gaan rollen. Niet dat ik stond te springen toen ik tijdens het schrijven van mijn scriptie door een ondernemingsrechtkantoor
werd gebeld. Ik ben a) nog met mijn scriptie bezig, hoorde ik mezelf zeggen, b) ga ik kiezen voor het strafrecht en c) wil ik helemaal geen advocaat worden. Maar ik kom tóch even langs, zei ik er achteraan. Achteraf zijn die jaren op dat kantoor heel goed voor me geweest. Ik heb er veel van geleerd, onder andere faillissementen en mededingingsrecht gedaan. Maar uiteindelijk blijft de kern in civiele zaken: het verschuiven van een zak geld. Strafrecht vond ik veel interessanter. De beslissingen die daar worden genomen zijn heel ingrijpend in een mensenleven. In 1999 werd ik benaderd door Bénédicte Ficq en op haar kantoor ben ik nooit meer weggegaan. Of er dingen zijn die anders zijn dan ik had verwacht? Nee, je groeit erin. Op een gegeven moment verbaast niets je meer. Alhoewel... Waar ik me nog altijd over kan opwinden, is dat je als strafrecht advocaat geïdentificeerd wordt met je cliënt. Hij een boef, jij ook een boef. Er is zelfs iemand die niet meer bij me thuis komt sinds ik strafrechtadvocaat ben. Ik begrijp dat niet. Advocaten in andere rechtsgebieden hebben ook vaak hun oordeel klaar. Als zíj de strafrechtadvocatuur
al niet op waarde weten te schatten. Wat dat betreft is de publieke opinie de laatste twintig jaar erg veranderd. Op feestjes ga ik niet meer op vragen in. Ik heb geen zin om me te verantwoorden. Wel had ik laatst een leuk gesprek met een ambulanceverpleegkundige. Als er bij een overval drie mensen gewond op straat liggen en één daarvan is de dader, maak jij dan onderscheid?’, vroeg ik hem nadat hij mij eerst naar mijn geweten had gevraagd. Natuurlijk was het antwoord: “Nee.” Iedereen moest geholpen worden, een ander moest maar beslissen over de straf. En zo is het in mijn vak natuurlijk ook. Ik help iemand, maar de rechter beslist uiteindelijk. Als ik dat uitleg, valt pas het kwartje.’
in beeld 11 Oktober 2014
12
in beeld Oktober 2014
‘Op mijn veertiende wist ik het al’ Eva de Graaff (1971)
Arbeidsrechtadvocate bij Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWN)
‘H
è, ik kan er helemaal niets van! dacht ik toen ik tijdens mijn advocatenopleiding voor het eerst aan het werk was. Ik had gekozen voor een groot kantoor, dat leek me wel stoer en goed voor mijn cv. Ik werd gelijk in het diepe gegooid, binnen een week stond ik al in de rechtbank. “Wat heb ik in hemelsnaam tijdens mijn rechtenstudie geleerd,” dacht ik maar. Door het te doen begon ik het pas allemaal een beetje te snappen. Ik weet nog goed dat een cliënt me voor het eerst opbelde. Dit is heel anders dan een casus oplossen tijdens een tentamen, schoot het door me heen. Er
bleek niet één antwoord goed, maar meerdere. Dat ik helemaal zelf mocht bedenken wat de beste oplossing was, vond ik fantastisch. Ik begon het me toch een partij leuk te vinden! Toen ik veertien was, wist ik het al: ik ga later mensen helpen. Voor mij stond de advocatuur daar gelijk aan, dus mijn keuze voor rechten was al snel gemaakt. In Amerikaanse films zag ik altijd hoe het er in zo’n rechtbank aan toe ging. Dat leek mij ook wel wat. Een beetje pleiten en roepen: “Objection, your Honor!” Strafrecht werd het dus, met daarnaast privaatrecht. Gaandeweg begon het romantische beeld een beetje te vervagen. Tijdens mijn studie realiseerde ik me: als strafrechtadvocaat kun je eigenlijk nooit nee zeggen. Ja, of je moet een verdomd goede, persoonlijke reden hebben. Zoals Max Moszkowicz bijvoorbeeld. Hij wilde geen oorlogsmisdagers verdedigen vanwege zijn Joodse achtergrond. Maar ik, Eva, moest gewoon iedereen bij kunnen
staan. Dat kan ik helemaal niet, dacht ik. Ik moet er niet aan denken dat ik bijvoorbeeld een kinderverkrachter vrij krijg op een vormfout en dat hij zich daarna wederom aan een kind vergrijpt. Uiteindelijk ben ik wel in het strafrecht afgestudeerd, maar strafpleiter worden? Dat zag ik niet zitten. Arbeidsrecht leek me ook wel wat. Dat had immers ook een menselijke kant. En dus werd het dat grote kantoor na mijn studie waar ik op de sectie arbeidsrecht begon. Een partij onzeker dat ik was! Nu, zestien jaar later, ben ik een stuk zelfverzekerder. Inmiddels werk ik bij de AWVN en richt ik me op vraagstukken waar werkgevers tegenaan lopen op het gebied van arbeidsrecht en ontslagrecht. Waarom ik niet voor de underdog opkom? Deze vragen zijn intellectueel uitdagender. En vergeet niet: werkgevers zijn ook mensen hè? Zij zitten soms ook een potje te janken als ze er mensen uit moeten gooien vanwege een reorganisatie, hoor.’
in beeld 13
14
in beeld Oktober 2014
in beeld 15 Oktober 2014
‘Ik zit helemaal op mijn plek’ Jan Willem Koeleman (1963) Letselschade advocaat bij Utrechtse Schade Advocaten
‘H
et werkende leven, daar moest ik toch wel erg aan wennen. ’s Morgens om negen uur op kantoor zijn en dan een stuk of tien dossiers doornemen. Brieven schrijven. Telefoontjes plegen. Zorgen dat elke cliënt voldoende aandacht krijgt. Dat timemanagement was toch wel even andere koek. Kon ik me vroeger tijdens mijn studie een week bezighouden met een klacht die iemand zogenaamd wilde indienen bij het Medisch Tuchtcollege, in real life moest ik tegen een cliënt zeggen: “Dat wil ik wel voor u doen, maar daar ben ik dan vijftig uur mee bezig. Dat kost u zo’n tienduizend
euro.” Weet je wat zo’n cliënt dan zegt? “Tot ziens.” De praktijk is gewoon heel anders. Mijn vader was raadsheer bij het Hof en mijn beide grootvaders advocaat. Al van jongs af aan hoorde ik tijdens het eten gesprekken over het recht. Ik leerde dat je iets van verschillende kanten kunt bekijken. Die discussies hebben mijn interesse gewekt. Ik begon op het vwo, maar zakte als rebelse puber af naar de mavo. Daar baalde ik wel van, want ik wilde graag studeren. Het leek me wel leuk, zo’n studentenleven. Maakte je tenminste wat mee en tegelijkertijd leerde je ook nog eens wat extra’s. Ik heb nog even over medicijnen nagedacht, maar bètavakken en bloed lagen me niet zo. Rechten werd het dus. Niet dat ik wist welke kant ik op wilde. Ik deed veel strafrechtvakken, maar studeerde uiteindelijk af in een tijd waarin de banen niet voor het oprapen lagen. Via via kwam ik in de verzeke-
ringswereld terecht. Het beoordelen van aansprakelijkheid lag me wel. Vooral onderzoek doen en kennis vergaren. Wat is er gebeurd? Hoe is het gebeurd? Vaak ging ik ook nog even kijken op de “plaats delict” als dat mogelijk was. Het lastige was alleen dat ik niet in de rechtszaal mocht optreden. Als A en B er niet uit kwamen en het aan de rechter wilden voorleggen dan moest er toch altijd een advocaat aan te pas komen. Na zeven jaar besloot ik zelf die overstap te maken. Ik werd letselschadeadvocaat en besloot uitsluitend voor slachtoffers te gaan werken. De menselijke kant daarvan sprak me aan. Als je vroeger tegen me had gezegd dat ik me in dit rechtsgebied zou specialiseren, had ik je niet geloofd. Tijdens mijn studie heb ik immers heel weinig civiele vakken gevolgd. Sterker nog, letselschade is iets wat misschien één keer in al die jaren aan bod is gekomen. Maar dit is het voor mij. Ik zit helemaal op mijn plek.’
16
in beeld Oktober 2014
‘Ik ben best trots op mezelf’ Mark Teurlings (1968) Strafrecht- en echtscheidingsadvocaat bij Teurlings & Ellens Advocaten
‘A
ls achttienjarige vond ik mezelf niet een bijster intelligent mannetje, maar omdat allebei mijn ouders hadden gestudeerd, wilde ik niet achterblijven. Economie leek me nogal ingewikkeld. Rechten moest te doen zijn. Ik weet nog dat ik in het propedeusejaar het vak Encyclopedie had. Al na vijf minuten werd er gesproken over een moordzaak. Dit is interessant, dacht ik. Het enige dat ik wilde weten was wat die man voor straf had gekregen. Maar wat bleek? Het ging erom welk recht was toegepast. Wat een desillusie. Zo sáái. In het derde jaar wist ik nog steeds niet wat ik wilde. Advocaat leek me te hoog gegrepen en daarom besloot ik wat ervaring op te doen bij rechtswinkel Bijlmermeer. Het was net een paar dagen na de Bijlmerramp en er stonden dikke rijen mensen voor de deur. Doe maar wat, werd er gezegd. Zoveel tijd hebben we niet. Mensen helpen bleek ik hartstikke leuk te vinden. En dat ik dingen kon bereiken door brieven te schrijven vond ik te gek. Ik realiseerde me dat het werk wat ik deed overeenkwam met hetgeen een advocaat doet. Mijn interesse begon te groeien. Net afgestudeerd stond ik als barman biertjes te tappen in een café op het Leidseplein. Iedereen wist dat ik meester in de rechten was, dus de helft van de tijd werd me om advies gevraagd. De stap naar de Kamer van Koophandel was snel gemaakt. Het briefpapier en de visitekaartjes van Teurlings Juridisch Adviesbureau drukte ik zelf. Specialiseren? Daar zag ik de noodzaak niet van in. Ik vond het veel te leuk om op het terras overal over te kunnen meepraten. Ik richtte Echtscheiding Online op. Inmiddels had ik al een hoop
vechtscheidingen gedaan, maar daar had ik geen zin meer in. Al dat gezeur. Met Echtscheiding Online wilde ik mensen helpen die op gezamenlijk verzoek een echtscheiding aanvragen bij de rechtbank. Het loopt nog steeds als een tierelier. Ook doe ik tegenwoordig veel strafzaken. Sterker nog, ik denk dat mensen mij daar vooral van kennen omdat ik regelmatig met mijn kop op tv kom. Media-aandacht is leuk. Vleiend natuurlijk. Het is daarnaast fijn om erkenning te krijgen van een groot publiek en niet alleen van je collega’s. Ik
ben eigenlijk best trots op mezelf. Soms sta ik met collega’s in de rechtszaal die ik hoog heb zitten. Uitvoerige pleidooien hebben ze dan. Maar dan krijg ik vervolgens vrijspraak voor mijn cliënt en die van hen moet drie jaar zitten. Ik doe het blijkbaar toch best goed, denk ik dan. Kon ik dat maar aan die achttienjarige van toen vertellen.’