Een uur en achttien minuten
Peter Zantingh
Een uur en achttien minuten Roman
Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam · Antwerpen
Copyright © 2011 Peter Zantingh Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. Omslag: Sander Patelski isbn 978 90 295 7845 5 / nur 301 www.arbeiderspers.nl www.zanti.nl
Falling out of touch with all my Friends are somewhere getting wasted Hope they’re staying glued together I have arms for them The National – ‘Green Gloves’, Boxer (2007)
Zondag
Het station heeft een kleine kiosk. Achter de balie, op een stoel die haar zowel naar de klant als de kaartjesautomaat laat draaien, zit al jaren dezelfde vrouw. Haar gezicht is elke keer als ik hier naar binnen loop een stukje ouder dan de vorige keer. Het gezicht smelt, langzaam, als een ijsje dat niet snel genoeg opgegeten wordt op een warme dag. Het is binnen altijd koud. Vroeger kocht mijn vader hier een railrunnerkaartje voor mij en mijn zusje, voor één gulden, waarschijnlijk bij hetzelfde gezicht. Ik kan me die kaartjes nog goed herinneren. Ansichtkaarten met een konijn erop, een konijn met een conducteurspet. Je kon er de hele dag mee reizen en hem ten slotte ook nog aan iemand versturen. Ik beeld me de vrouw in als de douanier die me welkom heet bij thuiskomst in mijn geboortedorp. Goedemiddag, welkom thuis. Hebt u nog iets aan te geven? Ze kijkt me aan, even lijkt het of ze de vraag echt gesteld heeft. Ik kijk weg, richting het blauwe rek bij de deur. Geen kranten. Zondag. Mijn fiets staat er nog. Ik stap op. De Stationsweg is belegd met donkerrode kasseien, elke in kleur iets verschillend van die daarnaast. Auto’s rijden er stapvoets, alsof ze bij elk huis even de woonkamer in willen kijken. Fietsers duwen er hun trappers zonder haast in de rondte. Er is een kapper, New Styles, een fietswinkel met een eigenaar die altijd chagrijnig 7
kijkt, Wim Vels, en een meubelwinkel waar ik nog nooit iemand binnen heb gezien. Langs de stoep staan eikenbomen langzaam knoesten te sparen. Ze verwelkomen me, ze staan geduldig te wachten. Aan het eind van de Stationsweg stap ik af, wacht tot de auto die aan komt rijden gepasseerd is, en steek dan over. Ik rij langs de basisschool waar ik vroeger op zat. Dezelfde stoeltjes, met de gekromde houten leuningen, staan in een cirkel in het kleuterlokaal, klaar voor het maandagochtendgesprek. Er zullen morgen kinderen in die kring zitten die weten wat er is gebeurd. Misschien legt de juffrouw ze uit waarom sommige mensen zoiets doen. Er is een lachende walvis op het raam getekend. Bij het politiebureau is het rustig. Er staat één auto voor de deur, achter de ramen zie ik geen beweging. Ik lijk me erover te verbazen dat het hele korps niet in rep en roer is. Dat niet elke straathoek van het dorp is afgezet met rood-wit lint. De brandweerkazerne met de grote ramen staat ernaast. Er past precies één brandweerauto in, alsof het levensgroot speelgoed is, een autootje achter plastic. Op het plein achter het politiebureau en de brandweerkazerne speelden we vroeger balletjetrap tegen de muur. Met z’n vijven. Ik neem de bocht naar rechts. Op de hoek van het kleine winkelcentrum zit de bibliotheek. Vroeger ging die dicht tussen de middag. Dan stonden de mensen rond één uur met boodschappentassen in de hand te wachten tot hij weer openging. Ik kan de kranten van gisteren zien liggen op de leestafel in het midden. Kranten waar het nieuws nog niet in staat. 8