Achter de rododendrons Dadersporen als getuigen in een schuldig landschap
De omgang met dadererfgoed uit de Tweede Wereldoorlog op landgoederen en buitenplaatsen Henk Hoogeveen
Masterscriptie Architectuurgeschiedenis
Studentnummer 1790390
Begeleider: dr. F.H. Schmidt
Vrije Universiteit
Tweede lezer: prof. dr. J.E. Bosma 1 Augustus 2013
Achter de rododendrons Dadersporen als getuigen in een schuldig landschap De omgang met dadererfgoed uit de Tweede Wereldoorlog op landgoederen en buitenplaatsen
Henk Hoogeveen De Grote Pekken 60 3901 JD Veenendaal Studentnummer 1790390 T 06-27431170 E
[email protected]
Vrije Universiteit Faculteit der Letteren Master Architectuurgeschiedenis
Begeleider: dr. F.H. Schmidt Tweede lezer: prof. dr. J.E. Bosma Augustus 2013 2
Ik verklaar hierbij dat deze scriptie een oorspronkelijk werkstuk is, dat uitsluitend door mij vervaardigd is. Als ik informatie en ideeën aan andere bronnen heb ontleend, heb ik hiervan expliciet melding gemaakt in de tekst en de noten.
Veenendaal, 9 augustus 2013
H. Hoogeveen
3
INHOUDSOPGAVE Titelpagina Inhoudsopgave
4-5
Inleiding
6
Hoofdstuk 1 Landgoederen & buitenplaatsen en de Tweede Wereldoorlog
14
1.1 Onderzoek naar de periode van de oorlog op landgoederen & buitenplaatsen
14
1.2 Landgoederen, buitenplaatsen en de Tweede Wereldoorlog
15
1.3 Functies en gebruik. Landgoederen & buitenplaatsen in de oorlog
19
1.4 De naoorlogse omgang met de sporen van de oorlog
22
1.5 De nog aanwezige (dader)sporen
24
Hoofdstuk 2 De complexiteit van dadererfgoed - Theorieën over de omgang
26
met schuldig erfgoed 2.1 Oog voor dadererfgoed?
26
2.2 Benaderingen van dadererfgoed
29
2.3 Dilemma’s bij dadererfgoed
35
Hoofdstuk 3 Toorenvliedt: van buitenplaats tot bunkerpark
39
3.1 Inleiding
39
3.2 Een biografie van de buitenplaats Toorenvliedt
40
3.3 De Tweede Wereldoorlog op Toorenvliedt
42
3.4 “Nieuw Walcheren” met een ‘nieuw’ Toorenvliedt
48
3.4.1 De context voor de herinrichting van het nieuwe Walcheren
48
3.4.2 De herbeplanter van Walcheren
49 4
3.4.3 Van buitenplaats tot stadspark. Een uniek nieuw park voor Toorenvliedt
50
3.4.4 Nieuwe vormen van gebruik van het naoorlogse Toorenvliedt
53
3.5 De huidige omgang met Park Toorenvliedt
54
3.5.1 Plannen en proces rondom het ‘opwaarderen’ van Park Toorenvliedt
54
3.5.2 Aanpak Park Toorenvliedt in het kader van Europees WWII Heritage project
56
3.5.3 Kanttekeningen bij de gevolgde benaderingswijze van Toorenvliedt
58
Hoofdstuk 4 Avegoor: verraderlijke schoonheid?
61
4.1. Inleiding
61
4.2 Een biografie van het Landgoed Avegoor
63
4.3 De Tweede Wereldoorlog op Landgoed Avegoor
68
4.3.1 Avegoor als SS-Schule
68
4.3.2 De herinrichting van het park als sportterrein en de bouw van de sporthal
69
4.3.3 Een spoor richting architect A.H. van der Waal
73
4.3.4 De laatste oorlogsjaren op Avegoor
74
4.4. Het Avegoor van na de oorlog
75
4.4.1 De nasleep van de oorlog. Avegoor als interneringskamp
75
4.4.2 Avegoor opnieuw een vakantieoord
77
4.4.3 Herinneringen aan de sporthal op Avegoor als “Vakantiekamp Middachten”
78
4.5 De huidige omgang met Landgoed Avegoor
82
4.5.1 Een nieuwe toekomst voor een gebouw met een geheugen
82
4.5.2 Analyse en advies over de omgang met Avegoor en het ‘dadererfgoed’
84
Conclusie
89
Bibliografie
93
Nawoord
101
Bijlagen 1. Krantenberichten over de vakantiekampen op Avegoor 2. Opgeschreven jeugdherinneringen aan de vakantiekampen op Avegoor 5
INLEIDING “Het is een schuldig landschap, een landschap dat heeft zien gebeuren, want in landschappen, in de schone natuur vinden vaak de afgrijselijkste opvoeringen plaats. Veldslagen. Sluipmoorden. Man tegen man. Aanleg en onderhoud van kampementen. Barakken. Plekken ter kwelling van weerloze schepsels. Voornoemd landschap heeft zich daar nooit iets van aangetrokken, is zelfs zo schaamteloos geweest om gewoon door te groeien, het is een schande, ik raak er nooit over uitgesproken. De confrontatie natuur-cultuur is een onbarmhartig gebeuren, dat gaat met pijn gepaard, geloof dat maar. Ja ja, ik weet wel, het is zinloos om de natuur schuldig te noemen, maar kunst is ook zinloos, daarom is kunst zo onontbeerlijk. En gewetenloos. Sinngebung des Sinnlosen. Schuldig landschap dus. Jammer dat het je ontgaan is”.1 – Armando HET SCHULDIGE LANDSCHAP
‘Schuldig landschap’, twee woorden die doen denken aan schuld, schuldgevoel, de Tweede Wereldoorlog, sporen, goed en kwaad, daders, slachtoffers, medeplichtigen en de getuigenis van het landschap. De term ‘schuldig landschap’ werd bedacht door kunstenaar Armando, die deze twee woorden zorgvuldig heeft gekozen en gecombineerd. De betekenis die hiermee is ontstaan schuilt juist in de combinatie van de twee woorden, aan de hand waarvan Armando schrijft, schildert en tekent. Dat ook veel Nederlandse landgoederen in buitenplaatsen in feite schuldige landschappen zijn is veelal onderbelicht gebleven. Bij het arcadische of romantische beeld van een landgoed of buitenplaats denk je niet snel aan de Tweede Wereldoorlog en de verschrikkingen die zich daar hebben afgespeeld. Kunstenaars als Armando en Anselm Kiefer gaven via hun werk het landschap een extra betekenis, omdat het landschap volgens hen getuige is geweest van de feiten die er hebben plaatsgevonden. Kiefer zocht als kunstenaar naar een manier om zijn kritiek op het naoorlogse Duitsland en de taboeïsering van het onderwerp van de Tweede Wereldoorlog in en via zijn werk bespreekbaar te maken. Hij wilde Duitsland met haar verleden confronteren, zijn werk was een uiting van commentaar op de Duitse geschiedenis. Zo greep hij bijvoorbeeld terug op oude beelden die geworteld waren in het Duitse geheugen, zoals het bos, de heldenslagen, veldslagen van de Tweede Wereldoorlog en de mythe van het ontstaan van Duitsland. De landschappen van Kiefer lijken te verkeren in een staat van verval en verwoesting en ook komen er geen mensen in voor, slechts sporen doen iets vermoeden. Naast verf gebruikte hij in zijn schilderijen materialen als dode doornstruiken, verkoolde stukken hout en as. In zijn werk gaf hij de oorlog een plek. Armando begon
1
Armando2003
6
in de eerste helft van de zeventiger jaren reeksen schilderijen en tekeningen te maken die hij ‘schuldig landschap’ noemde. Deze thematiek en de Tweede Wereldoorlog spelen in zijn werk een dominante rol. Als kind groeide hij op met uitzicht op het Kamp Amersfoort, een doorgangskamp naar Duitsland. Toen na de oorlog, in de jaren vijftig, veel mensen liever vooruit keken, bleef Armando kijken naar het verleden, omdat hij het niet kon loslaten. Hij heeft zich nooit kunnen neerleggen bij zoveel slachtoffers en zoals hij het zelf formuleert heeft de oorlog hem ‘overrompeld’. 2 Armando schildert echter geen gebeurtenissen, daders noch slachtoffers en schrijft geen verhalen die de oorlog omschrijven, maar wat eraan grenst. Het afschuwelijke van de oorlog is volgens hem namelijk onuitsprekelijk. “Het is als een voetafdruk in het bos, als een stille getuige van de eerdere aanwezigheid van de mens”. Zijn werken - poëzie, schilderijen, tekeningen, muziek en documentaires - gaan over de sporen die het “onuitsprekelijk afschuwelijke” heeft nagelaten. Met zijn werk wil hij zorgen dat de sporen niet vervagen en vecht daarmee tegen het verlies van bepaalde herinneringen. “Het doorgroeien en doorgaan maakt ons, en de boom en het landschap, schuldig aan het vergeten en het onverstoorbaar doorleven.” De vele lagen herinneringen en associaties die door generaties aan landschappen en plekken zijn toegedicht worden blootgelegd in Simon Schama’s boek Landschap & Herinnering (1995). Hij laat bijvoorbeeld zien hoe de moderne westerse ‘natuur’ beladen is met herinneringen en betekenissen. In het landschap zelf vormgegeven of door de omgang met dat landschap in de loop der jaren, maar ook de herinneringen die doorklinken in literatuur en kunst. Daarbij maakt Schama net als Armando gebruik van het (Duitse) bos als voorbeeld en metafoor, als een plek vol mythen en herinneringen die echter ook een bloederig spoor hebben achtergelaten.
Afb. 1. Armando - Schuldig landschap. Drieluik 1976 (Centraal Museum)
2
Armando, http://www.armandomuseum.nl (6-3-2013)
7
STILLE GETUIGEN
In Armando’s werk komen bomen en struiken veelvuldig voor, ze zijn volgens hem “zwijgende getuigen geweest van de meest verschrikkelijke dingen en desondanks zijn zij onaangedaan gebleven. Zij vragen zich niets af.”3 Maar waaruit bestaat nu precies die schuld van het landschap? In de natuur of het landschap heeft in de Tweede Wereldoorlog veel plaatsgevonden, met name doordat de ligging vaak was onttrokken aan het oog van de buitenwereld. Ondanks dat de natuur onverschillig is en onverstoorbaar doorgroeit, is de natuur vaak van grote schoonheid, vredig en stil. Er is sprake van een verraderlijke schoonheid, de schoonheid van het kwaad. Maar de natuur wist de sporen van de gruwelijkheden uit en dat maakt het landschap in Armando´s ogen schuldig. De bossen rond Amersfoort zijn voor Armando getransformeerd van een plek van onschuldig kinderspel tot een plek van geweld en misdaad, een plek beladen met schuld. Wat Armando na de oorlog verbaasde en wat hem als kunstenaar blijvend heeft beïnvloed, was het feit dat dit voormalige oorlogsgebied een dergelijk vredige uitstraling had gekregen. Alsof de moorden en martelingen nooit hadden plaats gevonden, “zo welig tierde het natuurschoon hier”. Maar de bossen rondom het concentratiekamp waren getuige geweest van gruwelijke oorlogsmisdaden, aldus Armando, en waren daar mede schuldig aan. Ze vormen, met andere woorden, een ‘schuldig landschap’.4 Voor Armando is de plek daarom voor altijd besmet. DADERPERSPECTIEF
In 1979 verhuist Armando naar Berlijn. Opmerkelijk is dat hij daar zijn atelier vestigt in het voormalige atelier van de vroegere nazi-beeldhouwer Arno Breker. Het gaf hem echter het gevoel thuis te zijn in een ongemakkelijk verleden.5 Armando koos ook vaak voor het daderperspectief. “Er wordt vaak zo laatdunkend gesproken over mensen die zich in dienst van de vijand stelden. Goed, maar wat dacht je van denne- en sparrebomen, die zich volledig onderworpen hebben en zich nog steeds onderwerpen aan welke vijand dan ook. Kijk naar de afbeeldingen waarop de vijand doende is: daar staan ze, de bomen, ze staan op de achtergrond te lachen. En niet alleen de denne- en sparrebomen, de andere bomen ook. Moet daar niet es iets van gezegd worden? Ik dacht van wel, want ze staan er soms nog, de bomen, de bosrand en het geboomte, op dezelfde plek waar ze destijds ook stonden, je moet niet denken dat ze verderop zijn gaan staan, ze staan er nog steeds als onverschillige getuigen. Ik bekijk ze, ik kijk naar ze, en dan doet zich iets akeligs voor: ze zijn mooi, ik vind ze mooi.” 6 Men vond het ongehoord, maar in de jaren zestig raakte hij nieuwsgierig naar het verhaal van de vijand en de motieven van de dader. Dat leidde onder andere tot de documentaire De
3
Armando 1995 Reijnders 2009, pp. 118-132 5 Armando, 1995 6 Armando 1988, pp. 245-246 4
8
SS’ers (1967), waarin hij leden van de SS interviewde. In Dagboek van een dader (1973) diepte hij hetzelfde thema uit en ook spreekt hij hier voor het eerst van ‘het schuldige landschap’. Armando’s eigen oorlogservaringen hebben zijn werk voor een groot deel bepaald. Dat verleden heeft er ook toe bijgedragen dat Armando een grote belangstelling had voor de denkwijze en gedragingen van de direct betrokkenen bij de Tweede Wereldoorlog. En niet alleen voor de slachtoffers en de daders, maar ook voor de ‘stille getuigen’ zoals plekken, landschappen, bomen of voorwerpen. OMGANG MET DE (DADER)SPOREN VAN DE OORLOG
Mijn onderzoek gaat over de hedendaagse omgang met het erfgoed en de tijdlaag van de Tweede Wereldoorlog op Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen. ‘Het schuldige landschap’ met de sporen van de dader, het zogenoemde dadererfgoed, op landgoederen en buitenplaatsen staat daarbij centraal. De begrippen landgoed en buitenplaats worden vaak door elkaar gebruikt, hoewel er enig onderscheid tussen beide bestaat. Onder een landgoed wordt een landschappelijk samenhangend gebied van meerdere hectaren verstaan, bestaande uit natuur, bos, landbouwgronden, tuin en/of park dat als een eenheid en bedrijf wordt beheerd, in veel gevallen met daarop een historisch landhuis of kasteel. Een buitenplaats is een monumentaal huis met bijgebouwen en een tuin of parkaanleg. Een buitenplaats maakt veelal ook deel uit van een groter landgoed, andersom niet. Op landgoederen stond daarnaast vooral het economische aspect centraal, terwijl bij een buitenplaats het recreatieve aspect de boventoon voerde. Onder dadererfgoed worden de sporen van de dader verstaan, in de vorm van nog resterende gebouwen, restanten of structuren van hun hand, die in dit geval nog herinneren aan het gebruik ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In het tweede hoofdstuk van deze masterscriptie zal nog uitvoeriger worden ingegaan op het begrip dadererfgoed. In mijn verhaal zal vaak de oorlog voorkomen, waar dan de Tweede Wereldoorlog mee wordt bedoeld. Waarom juist ‘dadererfgoed’ en waarom specifiek op landgoederen en buitenplaatsen? Beide onderwerpen vielen toevalligerwijs samen tijdens mijn lange zoektocht naar een geschikt scriptieonderwerp. Landgoederen en buitenplaatsen hebben al lange tijd mijn belangstelling en de omgang met zulk gevoelig en beladen erfgoed trok mijn aandacht. Het is geen typisch buitenplaatsonderwerp, wat bijvoorbeeld te merken was aan de reacties van een aantal mensen op mijn onderwerpskeuze. Landgoederen en buitenplaatsen worden eerder geassocieerd met de voorname architectuur van de landhuizen en kastelen, de verfijnde interieurs, de fraaie tuinen en parken en de vooraanstaande eigenaren en bewoners. De periode van de Tweede Wereldoorlog blijkt echter een onderbelicht thema in publicaties en het onderzoek naar landgoederen en buitenplaatsen, terwijl er zich tijdens de Tweede Wereldoorlog ontzettend veel heeft afgespeeld op de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen.
9
EEN GEVOELIGE EN LEVENDE GESCHIEDENIS
De Tweede Wereldoorlog is een periode in de geschiedenis die een ongekende invloed heeft gehad op vele facetten van het leven, zowel op het mentale vlak als op de fysieke leefomgeving. Zo ook op de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen. Vanaf het jaar 1940 tot aan de bevrijding in mei 1945 heeft er zich een reeks van gebeurtenissen afgespeeld, waarvan de verschillende sporen en overblijfselen in het landschap en aan de gebouwen nog spreken.7 Daarnaast heeft de oorlog zijn onzichtbare sporen nagelaten in een hele generatie, de generatie van mijn grootouders en Armando. Inmiddels zijn we een aantal generaties verder en voor mij bestaat de Tweede Wereldoorlog alleen uit indrukwekkende verhalen en beelden, uit boeken, geschiedenislessen en persoonlijk overgedragen verhalen. Verhalen en herinneringen over angst, bombardementen, de bezetting, het verzet, onderduikers en de concentratiekampen. En nog steeds blijkt deze oorlog geen afgesloten hoofdstuk. Nog altijd komen er verhalen boven van een generatie waarvan de herinnering aan de oorlog een litteken is. Denk bijvoorbeeld aan het recent verschenen boek van Jan Brokken, De Vergelding. Een dorp in tijden van oorlog, over zijn onderzoek naar het geheim uit de oorlog dat nog steeds leefde in zijn geboortedorp Rhoon. Veel werd weggestopt en er werd niet meer over de oorlog gesproken. Dat was voorbij en deed pijn, men moest verder. Uit het oog uit het hart. HISTORISCHE GELAAGDHEID
De laatste jaren staat de historische gelaagdheid van ons erfgoed echter steeds meer centraal, dat wil zeggen het kunnen aflezen van de historie en ontwikkeling van het gebouw of de plek zelf. Aan iedere periode en tijdlaag dient belang gehecht te worden, dus ook de Tweede Wereldoorlog. In het vakgebied van de archeologie wordt al in steeds meer gemeenten de Tweede Wereldoorlog als volwaardige tijdlaag meegenomen. “Voorwerpen, al dan niet roerend of materieel, ontlenen tegenwoordig steeds meer hun betekenis en belang aan context, hun biotoop en genealogie. Ook monumentenzorg heeft steeds meer oog gekregen voor samenhang, ensembles en de meerwaarde van combinaties. Het sleutelwoord van nu is historisch landschap”.8 Niets leest echter vervelender dan een boek waarvan enkele pagina’s ontbreken doordat ze eruit zijn gescheurd. Iedere periode en generatie vormt een afzonderlijk hoofdstuk en iedere generatie voegt een nieuwe laag toe aan de geschiedenis en ‘het landschap’. Ook de periode 1940-1945, zij het een donkere paragraaf, hoort daarom niet te ontbreken. Niet in publicaties en onderzoek, maar in dit geval ook niet in de ruimtelijke zin op de landgoederen en buitenplaatsen zelf. Wij hebben nu een andere kijk op de oorlog en de (zichtbare) sporen en overblijfselen daarvan door het belang dat tegenwoordig wordt gehecht aan de historische gelaagdheid; een gelaagd landschap van allerlei herinneringen, verhalen en
7
8
Timmerman 2011, pp. 82-93 Knoop, p.14
10
ingrepen van alle tijdlagen. Door deze kijk zien wij nu ook de waarde in van het erfgoed en de tijdlaag van de Tweede Wereldoorlog. Maar ook gaan wij tegenwoordig anders met deze sporen om, we noemen het zelfs erfgoed. In de naoorlogse jaren keek men daar anders tegenaan. In de herinneringscultuur van na de oorlog stonden met name de helden van de oorlog centraal, het duurde nog tot in de jaren zestig en zeventig voor er ruimte kwam voor het herdenken van de verschillende groepen slachtoffers van de oorlog. 9 Lastig blijkt echter nog steeds de plek van ‘de dader’ in dit verhaal. De publicatie ‘De dynamiek van herinnering’ (2009) verhaalt over dit proces van herdenken en de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog.10 EEN ONTSPANNEN BENADERING?
In het Jaarboek 2012 van het tijdschrift Blauwe Kamer wordt opgemerkt dat de hedendaagse benadering van de oorlog, van deze toch nog steeds beladen geschiedenis, inmiddels meer en meer ‘ontspannen’ lijkt. “Monterder, soms zelfs bijna vrolijk”.11 Projecten zoals de doorgesneden Bunker 599 in de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de markering van de brandgrens in de Rotterdamse binnenstad “tonen hoe belangrijk het thema oorlog nog steeds is in onze collectieve herinnering”.12 We wagen het tegenwoordig steeds vaker om ‘iets’ met dit erfgoed en de sporen van de Tweede Wereldoorlog te doen. De sporen en verhalen worden meer zichtbaar gemaakt of vertaald naar het heden. Opmerkelijk is naar mijn mening deze tendens van het nadrukkelijk zichtbaar maken of benadrukken van bepaald erfgoed, dat nooit de intentie heeft gehad om op te vallen of zichtbaar te zijn. Er wordt als het ware er een nieuwe betekenislaag aan toegevoegd, een nieuw hoofdstuk dat gaat over onze hedendaagse omgang met dit erfgoed en deze geschiedenis. Riemer Knoop schrijft in zijn essay Tussen ooggetuigen en erflaters. Denken over het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog (2006) bijvoorbeeld: “De Tweede Wereldoorlog gaat met pensioen. De generatie ooggetuigen en direct betrokkenen bij de oorlog zijn inmiddels hoogbejaard en de levende herinnering zal het domein van de contemporaine geschiedenis verlaten”.13 Door de afstand tot de oorlog die hierdoor ontstaat, door het ontbreken van ooggetuigen, zal eveneens de angel uit het debat gaan. Hierdoor lijkt er op den duur gemakkelijker over de oorlog gepraat te kunnen worden. Knoop merkt ook op dat er voor de volgende generaties weer nieuwe gevoelige plekken ontstaan. Doordat er bijvoorbeeld meer openlijk over de oorlog gesproken kan worden komen er mogelijk nieuwe zaken aan het licht die een ander verhaal van de oorlog zullen vertellen. De geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog wordt nog steeds op veel plaatsen herinnerd
10
Van der Laarse 2009, pp. 7-13 Jaarboek Blauwe Kamer 2012, pp. 73-99 12 Jaarboek Blauwe Kamer 2012, p. 73 13 Knoop 2006 11
11
en verbeeld. Uit verschillende publicaties van Rob van der Laarse (bijzonder hoofleraar Westerborkleerstoel) blijkt bijvoorbeeld dat de oorlog als beleving steeds meer vermarkt wordt. In deze studies ligt de nadruk voornamelijk op het museale aspect en de herinneringscultuur van de oorlog. Naar mijn mening wordt hierbij deels voorbij gegaan aan de dagelijkse praktijk, waarbij gebouwen of plekken naast een zinvolle herinnering en betekenis als herinneringsplaats vaak nog een functioneel doel nodig hebben, bijvoorbeeld kantoor of woning. Hoe je daarmee omgaat bij dit beladen type erfgoed lijkt mij een interessante en waardevolle aanvulling op dit onderzoeksgebied. In deze masterscriptie wil ik daarom onderzoeken of en wanneer de aanwezigheid van zogenoemd ‘dadererfgoed’ op landgoederen en buitenplaatsen bijvoorbeeld problematisch is, wat de dilemma’s, problemen en gevoeligheden zijn en hoe het ‘dadererfgoed’ en deze geschiedenis tegenwoordig worden benaderd. OPBOUW
Dit onderzoek naar de omgang met ‘dadererfgoed’ en de benadering ervan op landgoederen en buitenplaatsen bestaat uit verschillende onderdelen. Om te kunnen schrijven over de omgang met en de benadering van dit type oorlogserfgoed, is het van belang om te weten wat er is gebeurd en wat er zich heeft afgespeeld op de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen voor, tijdens en na de oorlog. In het eerste hoofdstuk wordt daarom een algemeen beeld geschetst van landgoederen en buitenplaatsen en de oorlog, over hun rol, functies en gebruik, de belangrijke gebeurtenissen en gebieden, de omgang met deze sporen en gebeurtenissen in de naoorlogse jaren en welke (zichtbare) sporen en elementen op deze plekken nu in verschillende gevallen nog naar dit verleden kunnen verwijzen. Enkele voorbeelden zullen daarbij worden aangehaald. In het daaropvolgende hoofdstuk worden verschillende theorieën over dadererfgoed en de omgang daarmee uiteengezet. De complexiteit van dadererfgoed staat daarbij centraal. In de laatste twee hoofdstukken zullen twee casestudies uitvoerig worden besproken, te weten Park Toorenvliedt bij Middelburg en Landgoed Avegoor in Ellecom. Deze voorbeelden bieden aanleiding om ‘het probleem’ nader te onderzoeken. Op deze landgoederen bevinden zich nog verschillende sporen in het landschap en/of aan de gebouwen die getuigen van de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en die herinneren aan het gebruik door ‘de dader’. Voor mijn onderzoek heb ik juist deze twee landgoederen uitgekozen omdat beide op dit moment actueel zijn. Het landschapspark van Toorenvliedt, met daarin 12 bunkers als onderdeel van de Atlantikwall, wordt op dit moment grondig aangepakt met Europees geld. De bunkers worden zichtbaar gemaakt in de parkaanleg, terwijl ze in het naoorlogse wederopbouwplan van C.P. Broerse juist zo zorgvuldig waren weggewerkt achter de beplanting. Op Avegoor, tijdens de oorlog een SS-Schule, herinneren nog verschillende gebouwen en elementen in het landschap aan deze donkere periode uit de geschiedenis. Recent is een uitvoerig onderzoek gedaan naar de ontwikkelingsgeschiedenis van het landgoed, als onderlegger voor een mogelijk 12
herstelplan van de historische parkaanleg. Bij dit onderzoek kwamen ook verschillende elementen uit de tijdlaag van de Tweede Wereldoorlog naar boven. Daarnaast speelt op dit moment de zoektocht naar een herbestemming van de voormalige sporthal, tijdens de oorlog gebouwd in opdracht van de SS. De vraag is echter wat je doet met een gebouw dat zo’n beladen geschiedenis kent. En is het ook daadwerkelijk zo beladen en problematisch? Tot slot zullen beide casussen worden vergeleken om mogelijk antwoord te kunnen geven op de centrale vraag die als rode draad door deze masterscriptie loopt, namelijk hoe tegenwoordig wordt omgegaan met dadererfgoed uit de Tweede Wereldoorlog op landgoederen en buitenplaatsen. Wellicht dat er uit het onderzoek iets kan worden geconcludeerd of geconstateerd over de huidige omgang met dadererfgoed op landgoederen en buitenplaatsen, welke problematiek er speelt en wat een mogelijke oplossing of uitkomst kan bieden voor een geslaagde omgang met dit erfgoed.
Afb. 2. Kaart van
2
1 . 1. Walcheren 2. Gelders Arcadië
Nederland met daarop aangegeven de ca. 550 rijksbeschermde ‘complex historische buitenplaatsen’, door Elyze Storms-Smeets (Gelders Genootschap / universitair docent aan de RUG- leerstoel Historische buitenplaatsen en landgoederen). De kaart is gebaseerd op data uit R.W.Chr. Dessing & J. Holwerda, Nationale gids Historische Buitenplaatsen, Wormerveer (Stichting Uitgeverij NoordHolland) 2012. NB het betreft hier alleen de rijksbeschermde complexen, daarnaast bestaan er nog vele (restanten van) landgoederen en buitenplaatsen die geen bescherming kennen of waarvan alleen het huis, de tuin of het park een gemeentelijk- of rijksmonument is.
Het gebied Gelders Arcadie kent nog 107 landgoederen en buitenplaatsen, waarvan 15 met een status als rijksbeschermd complex historische buitenplaats en 7 als gemeentelijk monument. Het aantal op Walcheren is mij onbekend.
13
HOOFDSTUK 1 Landgoederen & buitenplaatsen en de Tweede Wereldoorlog 1.1 ONDERZOEK NAAR DE PERIODE VAN DE OORLOG OP LANDGOEDEREN & BUITENPLAATSEN
Een groot aantal landgoederen en buitenplaatsen liep tijdens de Tweede Wereldoorlog de nodige schade op of werd zelfs volledig verwoest. Deze schade werd zowel aangericht door het gebruik als door het oorlogsgeweld. Dat er veel is gebeurd op de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen tijdens de oorlog blijkt onder meer uit het uitvoerige onderzoek bij de Nederlandse Kastelenstichting (NKS) door studente Mariëlle Bakker.14 Door de geschiedenis heen hebben kastelen, landgoederen en buitenplaatsen de nodige oorlogshandelingen en militaire functies meegemaakt. Zij vroeg zich echter af hoe dat zat met de meest recente oorlog: wat was hun lot in en na de Tweede Wereldoorlog? Opmerkelijk genoeg bleek daar nog weinig onderzoek naar gedaan te zijn. Des te meer bijzonder aangezien juist met de oorlog de discussie en meningsvorming ten aanzien van het behoud en bescherming van cultureel erfgoed als kastelen, landgoederen en buitenplaatsen in een nieuw daglicht kwam te staan. Eveneens is de aandacht gewijd aan de Tweede Wereldoorlog in handboeken, gidsen en monografieën over landgoederen en buitenplaatsen van de afgelopen jaren zeer summier. Voor de Tweede Wereldoorlog blijkt weinig ruimte en de periode 1940-1945 komt slechts tussen de regels door ter sprake. De nadruk ligt meer op de andere perioden van voor de oorlog, met name de moeilijke periode en lotgevallen aan het begin van de twintigste eeuw en bij de moderniseringen van na de oorlog. Een uitzondering is de publicatie Gelders Arcadië: atlas van een buitenplaatslandschap (2011) met het hoofdstuk ‘1940-1945: oorlog aan de Veluwezoom’, geschreven door Hans Timmerman.15 Deze publicatie is opgebouwd aan de hand van een aantal thema’s van de landgoederenzone en daarin heeft de periode van de Tweede Wereldoorlog, terecht een volwaardige plek gekregen. Voor het bezit en de instandhouding van deze landgoederen en buitenplaatsen was de Tweede Wereldoorlog uiteindelijk voor velen de genadeklap. Na de oorlog was er weinig hulp voor particuliere eigenaren, op een enkele uitkering voor noodvoorzieningen na. Zowel bij de Staat als bij de eigenaren ontbraken in veel gevallen de financiële middelen voor onderhoud en restauratie. Menig sloopvergunning werd aangevraagd, ruïnes bleven staan, buitens verdwenen uit het landschap of er vond nieuwbouw plaats op de fundamenten van het eerdere huis. Ook zagen veel eigenaren zich genoodzaakt hun bezit van de hand te doen. Dit cruciale moment in de geschiedenis van de landgoederen en buitenplaatsen was reden te meer voor een uitvoerige inventarisatie en het in kaart
14 15
Bakker 2010 Timmerman 2011
14
brengen van de oorlogsschade aan kastelen, landgoederen en buitenplaatsen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. In het rapport ‘Vernietiging en Wederopbouw. Nederlandse kastelen en buitenplaatsen tijdens de Tweede Wereldoorlog’ (2011) wordt de omvang van de oorlogsschade en door wie dit is aangericht uitvoerig besproken, evenals wat er zich globaal per provincie afspeelde op de landgoederen en buitenplaatsen.16 Verder wordt er ingegaan op het monumentenbeleid voor, tijdens en na de oorlog en hoe er werd omgegaan met de oorlogsschade aan kastelen, landgoederen en buitenplaatsen en welke keuzes men na de Tweede Wereldoorlog maakte aangaande de opgelopen oorlogsschade. Na de oorlog ontstond de discussie over wat te doen met de oorlogsschade en de overgebleven ruïnes. De prioriteit lag bij de Wederopbouw van het gewone leven, dat zo snel mogelijk weer op gang moest komen. Door het gebrek aan prioriteit en financiële middelen vervielen vele kastelen en landhuizen daarom tot ruïnes, slechts in enkele gevallen werden tijdelijke (beschermings)maatregelen getroffen. Het duurde nog tot ruim tien jaar na de oorlog voordat er werd aangevangen met mogelijkheden en keuzes zoals volledige sloop, consolidatie van ruïnes, herbouw en reconstructie of zelfs volledige nieuwbouw op landgoederen en buitenplaatsen en het al dan niet herstellen van de tuin- en parkaanleg. Er klonken destijds bijvoorbeeld enkele stemmen om ruïnes juist te behouden als symbool van het lijden van de bevolking ten tijde van de oorlog. Bij de plaatselijke bevolking was in veel gevallen echter geen behoefte aan het behouden van ruïnes, zij gaven de voorkeur aan het helen van de wonden boven de herinnering aan dood en verderf.17 1.2 LANDGOEDEREN, BUITENPLAATSEN EN DE TWEEDE WERELDOORLOG
Kastelen hadden door de ontwikkeling van het geschut in de vijftiende eeuw al hun betekenis in de oorlogsvoering verloren.18 In de Tweede Wereldoorlog leek er echter nog een rol weggelegd voor deze landhuizen met hun gronden en bossen, de landgoederen en buitenplaatsen.19 Omdat in deze masterscriptie de nadruk ligt op de landgoederen en buitenplaatsen en hun rol tijdens de Tweede Wereldoorlog, worden met name de gebeurtenissen en gebieden beschreven die tijdens deze oorlog hierop van invloed waren. De nadruk ligt hier dus op de landhuizen en andere elementen op de landgoederen en buitenplaatsen, wetende dat er zich veel meer heeft afgespeeld dan alleen op deze plekken. De Tweede Wereldoorlog kan verder worden onderverdeeld in verschillende cruciale perioden en bepalende momenten: de mobilisatietijd, het binnenvallen van het Duitse leger en de capitulatie, de bezetting, het laatste oorlogsjaar, de bevrijding en de nasleep van de oorlog.
16
Bakker 2011 Bakker 2011 18 Janssen, Wielinga en Olde Meierink 1996 19 Vogelzang 2011, pp. 11-15 17
15
Aan het begin van de oorlog, met de mobilisatie die werd afgekondigd op 28 augustus 1939, werden in verschillende dorpen en stadjes Nederlandse militairen ondergebracht. Leger en vloot werden in staat van paraatheid gebracht en de grenzen en linies bemand. Ook de landhuizen op landgoederen en buitenplaatsen bleken geschikte onderkomens om bataljons in onder te brengen.20 In deze beginperiode van de oorlog is er relatief weinig schade aangericht aan de landhuizen op de landgoederen en buitenplaatsen. Op 10 mei 1940 kwamen de Duitse troepen in het oosten de grens over en in het westen werden Duitse parachutisten gedropt. Na vijf dagen capituleerde het Nederlandse leger en was de Duitse bezetting een feit. Bij de Slag om de Grebbeberg van 11 tot en met 13 mei 1940 raakten vrijwel geen van de nabijgelegen landgoederen en buitenplaatsen beschadigd, evenals opmerkelijk genoeg tijdens de bombardementen op Middelburg en Rotterdam op 14 en 15 mei 1940.21 Van 14 mei 1940 tot aan 5 mei 1945 werd Nederland bezet door naziDuitsland. Na de capitulatie van het Nederlandse leger werden onder andere vele landgoederen en buitenplaatsen gevorderd door het Duitse leger en daarmee kregen deze buitenhuizen en hun terreinen een functie voor de Duitse bezetter. Duitse militairen betrokken veelal deze buitens, die werden gebruikt en geschikt gemaakt voor diverse militaire doeleinden. Een groot deel van de Duitse Wehrmacht en de Duitse Luftwaffe werd op de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen ondergebracht. Zo werden er bijvoorbeeld SS’ers ondergebracht in de landhuizen, werden oefenterreinen aangelegd in de tuinen, parken en bossen en werd er munitie opgeslagen in de bossen, zorgvuldig verborgen onder de boomtoppen. Ook werden op diverse terreinen extra beveiligings- en verdedigingsmaatregelen getroffen. Met name het laatste oorlogsjaar heeft ingrijpende gevolgen gehad voor zowel mensen als gebouwen en hun omgeving. De geallieerde bombardementen hebben in deze periode veel schade aangericht. Het Duitse leger begon daarnaast steeds meer te vrezen voor de geallieerden. Hitler vreesde vooral voor een geallieerde aanval vanaf zee en liet de kustverdediging versterken. In februari van 1944 werd al besloten om een vijftal Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden onder water te zetten, om zo een geallieerde inval te bemoeilijken. De druk en paniek namen toe, zeker naar aanleiding van de berichten op dinsdag 5 september 1944 dat de bevrijding nabij zou zijn, ook wel Dolle Dinsdag genoemd. Zo verhuisde Seyss-Inquart van Clingendael in Wassenaar naar kasteel Twickel in Delden, de regering werd verplaatst naar Apeldoorn en het hoofdkantoor van de NSB verplaatste zich van Utrecht naar de buitenplaats Bellinckhof in Almelo. 22 Het Duitse leger trof daarnaast meerdere maatregelen, zoals het creëren van extra schootsveld en de bouw van nieuwe bunkers. Voor het creëren van schootsveld moesten veel bomen worden gekapt en zelfs gehele
20
Bakker 2011, pp. 12-14 Van der Meulen 2010, pp. 23-24 22 Bakker 2011, pp. 17-19 21
16
buitens werden hiervoor opgeblazen. Voor de bouw van bunkers op landgoederen en buitenplaatsen moest de historische parkaanleg het vaak ontgelden. Rondom Wassenaar werden daarnaast vanaf 1944 lanceringsplaatsen ingericht voor het afvuren van V2-raketten, nog een poging om de geallieerden tegen te houden. Deze lanceerplatformen stonden onder andere opgesteld op een aantal landgoederen en buitenplaatsen in het gebied rond Wassenaar, dat geschikt was vanwege de beschutte ligging en de schootsafstand tot Londen en Antwerpen. De gebieden rondom deze lanceerplaatsen werden tot Sperrgebiet verklaard en streng beveiligd, net als verschillende andere strategische plekken in Nederland. Eveneens werd in september 1944 door de geallieerde zijde gestart met het grote offensief Operatie Market Garden, waarbij het plan was opgevat om door middel van luchtlandingen de belangrijke bruggen over de Rijn in Nederland in te nemen. Op deze manier zouden de geallieerden een grondoffensief vanuit België kunnen bewerkstelligen en zo kon tevens het Ruhrgebied omsingeld worden. Ook kon hierdoor het treinverkeer vanuit Duitsland gehinderd worden, zodat het transport van V2’s naar hun lanceringsplaatsen in Wassenaar gestopt kon worden. De stad Arnhem was bij deze operatie, die in het begin succesvol leek, het grote strijdtoneel. 23 Rond Arnhem bleken de Duitse eenheden echter zeer sterk en de Slag om Arnhem, die negen dagen duurde, eindigde in een mislukking voor de geallieerden. In combinatie met de Spoorwegstaking kwam daar ook nog de Hongerwinter achteraan. De Slag om Arnhem liet een grote ravage achter. Steden en dorpen lagen in puin en verscheidene landhuizen en landgoederen en buitenplaatsen in de omgeving raakten zwaar beschadigd of bleken zelfs volledig verwoest. Na deze nederlaag besloten de geallieerden dat de bevoorrading vanuit Antwerpen, zojuist heroverd, prioriteit had. Daarvoor moest de Westerschelde echter in geallieerde handen komen. Hitler besefte daarentegen ook dat het van groot belang was om juist de Scheldemonding in handen te houden, zo kon hij de bevoorrading van de geallieerde troepen tegenhouden en een verdere doortocht belemmeren. Walcheren en West-Zeeuws-Vlaanderen werden daarom uitgeroepen tot nieuwe zwaar bewaakte Festung. In het kader van de Atlantikwall, een Duitse verdedigingslinie van bunkers, mijnenvelden en versperringen tegen een geallieerde invasie langs de gehele kust van Noorwegen tot Spanje, waren eerder al de strategische plaatsen Hoek van Holland, IJmuiden, Den Helder en Vlissingen, tot Festung verklaard. Omdat aanvallen voor de geallieerden geen optie was, werd besloten om het eiland Walcheren te inunderen door in oktober 1944 de Westkapelse zeedijk te beschieten. Door de bombardementen ontstonden meerdere gaten in de dijken en het eiland Walcheren met haar dorpen, steden en buitens liep onder water. Door de beschietingen werden ook een aantal buitens zwaar getroffen en door het zoute water waren het met name de parken en
23
Bakker 2011, pp. 18-19
17
tuinen die de grootste schade opliepen. 24 Op 8 november vertrokken uiteindelijk de laatste Duitsers van Walcheren en kon langzamerhand begonnen worden met het leegpompen van de ondergelopen gebieden. Daarna volgde nog een strijd in de provincies Noord-Brabant, Gelderland en Limburg, met name langs de rivier de Maas, waarbij een reeks buitenhuizen in puin werd geschoten. Ook vervielen vele landhuizen tot puin of raakten zwaar beschadigd door de geallieerde luchtbombardementen en beschietingen. In de maanden maart en april van het jaar 1945 begonnen de geallieerden met het aanvallen van de V2-lanceerplatformen rond Wassenaar vanuit de lucht. Door deze bombardementen raakten meerdere landgoederen en buitenplaatsen in de omgeving beschadigd. De terugtrekkende Duitsers hebben in de laatste fase van de oorlog ook nog de nodige schade aangericht aan de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen. Zo werden vele landhuizen bewust vernield, in brand gestoken of opgeblazen, zodat ze voor de geallieerden onbruikbaar waren. De uiteindelijke oorlogsschade op de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen is niet gering te noemen. Zoals blijkt uit het voorgaande kregen sommige gebieden luchtbombardementen te verduren, lagen midden in een vuurlinie, raakten door beschietingen en bombardementen (zwaar) beschadigd of in het geval van de inundaties, richtte het water grote schade aan aan de gebouwen en de groenaanleg. Uit het rapport van de NKS blijkt dat veel schade is aangericht door direct oorlogsgeweld, maar zeker ook door het gebruik van Duitse én geallieerde militairen. De cijfers laten zien dat 7% van de oorlogsschade te danken is aan bewoning en gebruik door de geallieerden, 15% door vuurgevecht en bombardementen van Duitse hand, 38% door bombardementen en beschietingen van de geallieerde zijde en 40% door vordering van landhuizen op landgoederen en buitenplaatsen door de Duitsers. Bijna 44% van de totale oorlogsschade aan de landgoederen en buitenplaatsen is in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog opgelopen. Opmerkelijk is dat 68% daarvan door de geallieerden is veroorzaakt. De meeste schade blijkt dus door Duitsers aangericht, terwijl de meest ingrijpende vernielingen veroorzaakt zijn door de geallieerden.25 Opgemerkt dient te worden dat het hierbij naar mijn weten gaat over de directe oorlogsschade, met name aan de (hoofd)gebouwen, dat wil zeggen de kastelen en landhuizen op de landgoederen en buitenplaatsen. De schade aan de tuin- en parkaanleg of bossen van de landgoederen en buitenplaatsen lijken in dit onderzoek niet meegenomen. Uit het rapport valt niet op te maken of onder de geïnventariseerde oorlogsschade ook de aantasting van het landgoed of de parkaanleg is meegerekend, bijvoorbeeld de bouw van bunkers en andere gebouwen, ‘verstoringen’ en veranderingen in de aanleg en het landschap. Bij het nader bekijken van de lijsten in de bijlagen van het NKS-rapport lijkt het dat er inderdaad alleen naar de opgelopen schade aan de hoofdhuizen is gekeken, ook al is dat aangericht door een bom in de vijverpartij of parkaanleg. Het is begrijpelijk dat bij een groot inventariserend
24 25
Bos 2008, p. 264 Bakker 2011, p. 42
18
onderzoekskarwei als dit niet alle aspecten zijn onderzocht. Een heldere definiëring van wat in het onderzoek precies onder oorlogsschade wordt geschaard was daarentegen een welkome aanvulling geweest en had vragen als deze kunnen voorkomen. 1.3 FUNCTIES EN GEBRUIK. LANDGOEDEREN & BUITENPLAATSEN IN DE OORLOG
Zoals uit het voorgaande blijkt, zijn vele landgoederen en buitenplaatsen en hun opstallen in de Tweede Wereldoorlog gevorderd door het Duitse leger. Eveneens maken deze gegevens duidelijk dat de aangerichte schade niet alleen te verklaren is vanuit het directe oorlogsgeweld, maar ook is aangericht door het gebruik voor verschillende militaire en ideologische doeleinden. Vele kastelen en landhuizen op de landgoederen en buitenplaatsen werden in de oorlog gevorderd voor de huisvesting van hoge Duitse militairen en manschappen of ingericht als militaire post.26 De Duitsers kozen over het algemeen voor buitenhuizen voor het vestigen van hun hoofdkwartieren.27 De voorkeur voor landgoederen en buitenplaatsen had veelal te maken met de strategische ligging aan de rivieren, uitvalswegen van steden en dorpen of in de binnenduinrand. Daarnaast boden zij het gemak van grote huizen met gronden en bijgebouwen waar militairen gelegerd en materieel in ondergebracht kon worden. De veelal afgelegen en beschutte ligging kwam eveneens goed uit.28 In een aantal gevallen bleef het slechts bij vordering van de buitens. Sommige buitens huisvestten echter hoofdkwartieren die vanuit strategisch oogpunt in belangrijke gebieden lagen, waardoor zij ook onderdeel uitmaakten van een militaire stelling of verdedigingslinie. Op deze landgoederen en buitenplaatsen werden in het kader hiervan ook de nodige bouw- en sloopwerkzaamheden verricht. Zo werden de parken bijvoorbeeld voorzien van verschillende typen bunkers, werd er een tankgracht aangelegd of werden juist hele stukken kaalgeslagen voor het creëren van schootsveld. Ook werden verschillende gebouwen opgericht voor uiteenlopende doeleinden, van een sporthal tot dienstwoningen en wachtposten. Daarnaast werden de landgoederen en buitenplaatsen ten tijde van de bezetting ook voor andere doeleinden door de Duitse bezetter gebruikt. Eerder in de oorlog waren al enkele buitens gebruikt voor de opslag van kunstbezittingen. Een aantal landhuizen werd ingericht als ziekenhuis of hospitaal, terwijl anderen weer functioneerden als ‘kantoor’, opslag, kostschool, training- of opleidingskamp, rust- en vakantieoord voor militairen voor sport en vertier, feestlocaties tot zelfs een bordeel. 29 In enkele gevallen bleef ook de eigenaar op het landgoed of in het huis wonen, naast de nieuwe functie die het kreeg ten tijde van de oorlog. Door de verborgen ruimten en afgelegen plekken kwam het ook voor dat er zowel militairen als onderduikers in hetzelfde gebouw onderdak hadden.
26
Van Immerseel 2007, p. 5 Sakkers 1998, p. 3 28 Van Immerseel 2007, p. 6-7 29 Bakker 2011 27
19
Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart vestigde zich op Landgoed Clingendael in Wassenaar. Clingendael werd daarmee het bestuurlijke centrum voor de Duitse bezetter in Nederland, vlakbij het regeringscentrum in Den Haag.30 Voordat hij zich in het hoofdhuis vestigde, liet hij het eerst deels verbouwen. Ook werden elders op het landgoed de nodige maatregelen aangebracht ten behoeve en ter ondersteuning van dit nieuwe (militaire) gebruik. Over deze sporen en elementen die nog herinneren aan en getuigen van dit gebruik tijdens de oorlog, volgt in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk meer. Mede doordat de NSB haar hoofdkwartier in Utrecht had, werden ook vele landgoederen en buitenplaatsen in de omgeving van Utrecht betrokken of gebruikt door Duitse militairen en Nederlandse SS’ers en NSB’ers. Veel van de landhuizen in de omgeving van Utrecht functioneerden als feestlocaties en Gästehaus voor ontvangsten en recepties van hooggeplaatste gasten en officieren. De landgoederen Canton en Peking in Baarn werden bijvoorbeeld gebruikt voor de opslag van gestolen Joodse goederen. 31 Al deze buitens raakten vooral intern beschadigd, dat wil zeggen aan het interieur. Een merkwaardig object is de (luchtmacht)bunker Cäsar op Landgoed Bornia in Driebergen. De bunker, gebouwd eind 1943-begin 1944, werd beschilderd met ornamenten, vensters en balkons als trompe-l’oeil. Het leek daarmee op een groot buitenhuis en viel niet op tussen de nabijgelegen landhuizen, terwijl het in feite dienst deed als operationeel hoofdkwartier van de Luftwaffe. Nederland kende verder een aantal grote verdedigingslinies, zoals de Grebbelinie, de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam, die als gebieden een strategische functie hadden in de verdediging en oorlogsvoering. De Nederlandse verdedigingslinies waren in eerste instantie vooral gericht op aanvallen vanuit het oosten. Na de bezetting werd door de Duitse bezetter een nieuwe verdedigingslinie aangelegd, waar Nederland in werd opgenomen. Het betrof de Atlantikwall, een verdedigingslinie over een totale lengte van 5000 kilometer van Noorwegen tot aan Spanje. De gehele Nederlandse kust maakte onderdeel uit van deze Atlantikwall, bedoeld om het Derde Rijk te beschermen tegen een invasie van de geallieerden, verwacht vanuit het westen. In de (kust)gebieden lagen veel landgoederen en buitenplaatsen, soms op strategische plaatsen, waardoor ze onderdeel gingen uitmaken van deze militaire bolwerken. Overal werden bunkers gebouwd, zo zijn er ruim 22.000 Duitse bunkers gebouwd langs de gehele Nederlandse kust, de landhuizen werden in camouflagekleuren geschilderd en door angst voor aanvallen van geallieerden werd meer schootsveld gecreëerd.32 Daarvoor gingen vele bomen en onderdelen van bossen en parkaanleg verloren en enkele buitens werden hiervoor zelfs opgeblazen. Een goed voorbeeld hiervan is het buitenplaatsengebied rond Velsen, onderdeel van de Festung IJmuiden.33 De
30
Bakker 2011, p. 14 Bakker 2011, p. 15 32 Van Immerseel 2007, p. 6 33 Rolle 1995 31
20
buitenplaatsen rondom Velsen kregen een belangrijke strategische positie binnen deze fortificatie.34 De buitenplaats Schoonenberg in Driehuis werd het onderkomen van het Festungskommando en werd een zwaar bewaakt commandocentrum. Op Beeckesteijn werden Duitse soldaten ingekwartierd om de tankgracht te bewaken en ook bevond de Duitse radio-eenheid zich op de buitenplaats. Eveneens kregen al deze buitens te maken met de aanleg van bunkers en het beschilderen van de landhuizen in camouflagekleuren. Toen in september de angst voor de geallieerden invasie toenam, werden nieuwe verdedigingsmaatregelen getroffen om meer schootsveld te creëren. Hierbij werd besloten om de buitenplaatsen Huis te Velsen, hofstede Roos en Beek, Huize Te Wisse, Huize Hageveld en hofstede Beekvliet in de plaatsen Velsen, Santpoort, Driehuis en Velserbroek op te blazen. Naast de buitens in militaire strategische gebieden werden ook de landgoederen en buitenplaatsen elders in het land gebruikt. De huisvesting van militairen op de landhuizen en bijgebouwen kwam vrijwel overal voor. Daarnaast kregen verschillende buitenhuizen een functie als hospitaal, waarvan kasteel Renswoude een voorbeeld is. Ook van de feestverblijven en recreatieoorden zijn voorbeelden te over. De verschillende voorbeelden van gebruik met de namen en locaties van landgoederen en buitenplaatsen worden genoemd in het eerder genoemde rapport van de Nederlandse Kastelenstichting. Wat eveneens niet vergeten dient te worden is dat veel van deze plekken ook na de oorlog nog werden gebruikt als interneringskampen voor NSB’ers, SS’ers en collaborateurs en in enkele gevallen later nog voor de Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen.
Afb. 2. De als buitenhuis gecamoufleerde bunker Cäsar op landgoed Bornia te Driebergen
34
Bakker 2011, p. 15
21
1.4 DE NAOORLOGSE OMGANG MET DE SPOREN VAN DE OORLOG In de jaren direct na de oorlog verschenen er twee rapporten aangaande de opgelopen schade aan onder andere monumenten als kastelen en landhuizen op landgoederen en buitenplaatsen. Dit betrof het rapport van de KNOB ‘Oorlogsschade aan monumenten van geschiedenis en kunst in Nederland’ (1947) en een lijst van de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen (1948).35 Beide rapporten zijn door het recente onderzoek aangevuld en daarnaast uitgebreid met informatie over de wijze waarop na 1945 met de schade is omgegaan. In het voorgaande kwam het lot en de rol van vele landgoederen en buitenplaatsen tijdens de Tweede Wereldoorlog aan bod. Sommigen kwamen ongeschonden uit de oorlog, anderen beschadigd of zelfs geheel verwoest door direct oorlogsgeweld of vanwege het gebruik voor militaire doeleinden. Opmerkelijk is dat na de oorlog veel eigenaren voor de gewetensvraag stonden of zij hun bezit moesten of zouden herstellen. En zo ja, op welke wijze dat dan diende te geschieden.36 Al in de vooroorlogse jaren werd discussie gevoerd over de wijze van restaureren. Was voorheen het terugrestaureren, terug naar één bepaald moment in de tijd, een gangbare praktijk, na 1917 werd met Jan Kaff geleidelijk meer geaccepteerd om de historische groei van een gebouw of plek zichtbaar te maken of laten. ‘Behoud door ontwikkeling’, door het conserveren van het nog bestaande. Voor verloren delen werd de voorkeur gegeven aan moderne architectuur en materialen. Deze visie bleek na de oorlog echter niet bepalend. Er is volgens het NKS-onderzoek ook geen gangbare praktijk voor wat betreft de naoorlogse restauratieethiek te ontdekken.37 Ondanks dat er nog geen officiële Monumentenwet bestond, in 1950 werd een tijdelijke wet aangenomen en in 1961 de definitieve, werd er na de oorlog vastgesteld dat er geen afbraak- of herstelwerkzaamheden mochten worden uitgevoerd zonder toestemming van het Rijksbureau voor Monumentenzorg. De praktijk bleek in veel gevallen echter weerbarstiger. Na de oorlog werd de prioriteit gesteld om zo snel mogelijk het dagelijkse leven weer op te bouwen, monumenten zoals op landgoederen en buitenplaatsen stonden niet bovenaan op die lijst. Door ruim vijf jaar oorlog en zo’n tien jaar Wederopbouw en crisis waren de landgoederen en buitenplaatsen met hun opstallen en structuren er niet beter op geworden. Dit blijkt eveneens uit de publicatie van de NKS ‘Kastelen in nood’ (1955), waarin aandacht werd gevraagd voor deze zorgelijke staat. Veel van de landhuizen en hun tuinen en parken waren vervallen, sommige eigenaren besloten daarom tot het afstaan of schenken van hun bezit, verkochten het geheel of kozen voor volledige sloop. Door het gebrek aan prioriteit en het gebrek aan financiële middelen zagen veel eigenaren zich genoodzaakt tot zo’n besluit. Na de oorlog waren er wel enkele financiële middelen voor noodzakelijk herstelwerk, tot een maximum van 10.000 gulden, wat in veel gevallen niet toereikend bleek. Een
35
Van den Veken 1947 ; Storm Buysing 1948 Vogelzang 2012, pp. 10-13 37 Idem 36
22
apart college was belast met de taak om te bepalen welke monumenten in aanmerking kwamen voor herstelgeld. Daarbij kregen vele soorten monumenten als kerken, raadhuizen en woonhuizen voorrang boven landgoederen en buitenplaatsen, met als gevolg vergaande verloedering en sloop. Veel herstelwerkzaamheden op landgoederen en buitenplaatsen kwamen pas op gang vanaf het midden van de jaren vijftig, toen ook de economie langzamerhand weer begon aan te trekken. Vanaf die tijd werd in een aantal gevallen aangevangen met restauratie of reconstructie. Ook werd besloten om enkele ruïnes te consolideren, veelal gemotiveerd door het gebrek aan (financiële) middelen. Soms volgde dan jaren later nog een restauratie. Toch was het onmogelijk om alles te herstellen, waardoor men na de oorlog gedwongen werd tot het maken van keuzes. Een aantal landhuizen en kastelen kon worden gerestaureerd of herbouwd en in een aantal gevallen werd besloten om de bestaande ruïne te slopen en op de oude fundamenten een nieuw gebouw te plaatsen. Deze situatie gold eveneens voor de aangelegde landschappelijke structuren, zoals de tuinen, parken, lanen, waterpartijen en bossen. In de periode na de oorlog was er relatief weinig belangstelling voor landgoederen en buitenplaatsen en er trad opnieuw een periode van verval in. Sommige eigenaren hadden noch de interesse noch de financiële middelen voor het herstel, noodzakelijke onderhoud en de toekomstige instandhouding van het bezit. Het gevolg was dat lanenstelsels aftakelden, grachten niet meer werden uitgebaggerd en paden niet meer werden onderhouden. De tuinen en parken overwoekerden. Ook werden geen dunningen meer uitgevoerd, waardoor bijvoorbeeld pioniershoutsoorten alleen maar toenamen.38 De laatste jaren is hier onder de noemer groen erfgoed steeds meer belangstelling voor. Bij herstelplannen wordt vooraf uitvoerig historisch onderzoek aanbevolen om de kenmerken van de aanwezige diverse aanlegperioden in kaart te brengen. Daarbij komen nu tevens de onderdelen naar voren die behoren tot de tijdlaag van de Tweede Wereldoorlog. Niet alles lijkt te zijn ‘opgeruimd’. Verschillende van deze sporen of elementen van de tijdlaag van de oorlog zijn nog steeds aanwezig of (deels) zichtbaar in ‘het landschap’ op landgoederen en buitenplaatsen. Zij hebben hun huidige aanwezigheid grotendeels te danken aan het gebrek aan interesse van na de oorlog, als ook door het gebrek aan financiële middelen of het gevaar om deze sporen van de oorlog ‘op te ruimen’. In het geval van bunkers was het bijvoorbeeld zeer kostbaar om deze te laten exploderen, waardoor ook het gevaar bestond dat er andere delen zoals het landhuis verder of opnieuw beschadigd raakten. Mede daarom zijn deze elementen veelal behouden. Bunkers zijn in enkele gevallen afgezonken in de bodem of verdwenen onder een aarden wal en andere elementen zijn in sommige gevallen bewust weggestopt en daardoor ‘vergeten’. Uiteindelijk werden sporen als deze in veel gevallen voor praktische doeleinden gebruikt, bunkers bijvoorbeeld als (kippen)schuur, fietsenhok of
38
Bos 2008, pp. 340-349
23
champignonkwekerij en vleermuizenplaats. In de volgende paragraaf wordt een beeld geschetst van de voorbeelden van (dader)sporen die bijvoorbeeld nog zijn aan te treffen op landgoederen en buitenplaatsen. 1.5 DE NOG AANWEZIGE (DADER)SPOREN Ondanks de verschillende sporen die nog herinneren aan en getuigen van de Tweede Wereldoorlog op landgoederen en buitenplaatsen, blijkt dat in de loop der jaren al veel materialen, objecten en sporen zijn uitgewist. Sommige van deze sporen die nog getuigen van oorlogsschade of het gebruik ten tijde van de oorlog zijn bewust weggemoffeld en anderen weer terug in de tijd zijn gebracht. Dat geeft daarom geen aanleiding tot vragen over de oorlog. Anderzijds hebben plekken niet altijd tot doel om de geschiedenis uit te leggen. De sporen van de oorlog en de sporen die herinneren aan de dader zijn echter op sommige plekken nog aanwezig, zij het niet altijd even zichtbaar. Een goed voorbeeld hiervan is het eerder genoemde Landgoed Clingendaal, dat tijdens de oorlog het onderkomen was van rijkscommissaris Seyss-Inquart. Zoals reeds beschreven liet Seyss-Inquart voor zijn intrek op Clingendael een ingrijpende verbouwing uitvoeren in de maanden juli-september, tot die tijd logeerde hij in kasteel Oud Wassenaar.39 Op de plek van de serre aan de rechterzijde van het huis kwam bijvoorbeeld een vertrek dat dienst deed als eetkamer en concertzaal. Vanuit veiligheidsoogpunt werd het balkon gesloopt dat over de gehele breedte van de voorgevel liep.40 Verder liet hij direct na zijn intrek een tennisbaan aanleggen, een paardenstal bouwen en werd de toegangsweg naar Clingendael verbreed en geasfalteerd.41 Het landgoed was onderdeel van de Atlantikwall en om die reden werden bosdelen gekapt ten behoeve van vrij schootsveld en werd een groot aantal bunkers gebouwd op en rond het landgoed. Daaronder bevond zich een enorme gecamoufleerde bunker met zadeldak voor SeyssInquart zelf. Aan de oostkant van het landgoed werd een tankgracht gegraven, naast de hoofdingang werd een wachthuis gebouwd, voorzien van een rieten kap en beschilderde luiken en er kwam nog een extra woning bij voor het bewakingspersoneel. Overal op het landgoed zijn deze zogenoemde dadersporen nog aanwezig. De sporen zijn hier niet verwijderd maar worden ook niet benadrukt. “Voor wie het wil zien, zijn de dadersporen er zichtbaar, voor wie het niet weet, blijven ze verborgen. De keuze is aan de bezoeker”.42 Het voorbeeld van Clingendael maakt inzichtelijk wat voor soort sporen van de oorlog nu nog aanwezig en/of zichtbaar kunnen zijn op een landgoed of buitenplaats. Eveneens maakt het duidelijk dat het niet altijd even goed te zien is dat het om dadersporen gaat, denk aan het wachthuis
39
Bosma 2006, p. 223 Van der Meulen 2010, p. 54 41 Bosma 2006, p. 223 42 Van der Meulen 2010, p. 56 40
24
met rieten kap dat eigenlijk zeer lieflijk aandoet. Tegenwoordig worden de sporen van de Tweede Wereldoorlog meer op waarde geschat en steeds vaker aangemerkt als erfgoed. Een aantal voorbeelden van te ontwaren sporen die nog aanwezig of herkenbaar kunnen zijn op landgoederen en buitenplaatsen zijn onder andere: bunkers, schietbanen, tankgrachten, antitankmuren, loopgraven, gebouwtjes variërend van wachtpost tot dienstwoning (bijvoorbeeld gecamoufleerd), oefenvelden, exercitieterreinen, de vreemde vorm van bomen (gebruikt als speren om luchtlandingen te voorkomen; Rommelasperges) of de jonge aanplant door bijvoorbeeld kaalslag vanwege schootsveld, bommen of inundatie, ruïnes of fundamenten (resten), gedenktekens, plaquettes en monumenten, munitiedepots en opslagplaatsen, schuilkelders, geschutsopstellingen, kogelvang, kraters, draketanden, schilderingen en symbolen, de restauratiestijl van de gebouwen of opgeworpen aarden wallen die bunkers of andere bouwwerken kunnen verbergen. Naast al deze mogelijke materiële sporen dient er ook rekening te worden gehouden met het immateriële erfgoed, dat wil zeggen de verhalen en herinneringen. Deze onzichtbare sporen hebben soms een grote(re) impact (gehad) of zijn traumatisch voor de betrokkenen. De gebeurtenissen van en herinneringen aan de oorlog hebben in ieder geval hun sporen als littekens op verschillende manieren nagelaten. Dat benadrukt nogmaals de complexiteit van dit type erfgoed. Aan het erfgoed van de oorlog zijn nog steeds de nodige gevoeligheden verbonden, zeker wanneer dit erfgoed van de hand is van de dader. In het volgende hoofdstuk wordt hier uitvoerig op ingegaan.
Afb. 4. Het lieflijk aandoende wachthuisje voor de Grüne Polizei op Landgoed Clingendael Afb. 5. De enorme bunker van Seyss-Inquart op Landgoed Clingendael
25
HOOFDSTUK 2 De complexiteit van dadererfgoed - Theorieën over de omgang met schuldig erfgoed “Hoe het ook zij, de oorlog ligt weliswaar steeds verder achter ons, maar de herinneringsoorlog heeft nog een lange toekomst”. 43 Hiervan getuigt de inmiddels jaarlijkse ophef en discussie rond 4 mei over het herdenken van de Duitse slachtoffers, zoals bij de graven van de Duitse soldaten in het Gelderse stadje Vorden. We herdenken de oorlog nog steeds, maar wie of wat we herdenken roept steeds weer en meer vragen op. Ook verwoordt dit citaat treffend waar de discussies en dilemma’s bij oorlogserfgoed en dadererfgoed over gaan. De complexiteit van dadererfgoed schuilt in het feit dat het gepaard gaat met pijnlijke herinneringen die soms tegenstrijdig zijn. Dat maakt het lastig om het oorlogsverhaal goed over te brengen of er wordt vanaf gezien. Het uitleggen van deze gevoeligheden is dus een belangrijk aspect dat bij dit type erfgoed komt kijken. In dit hoofdstuk staat het begrip dadererfgoed centraal, evenals de theorieën over en de complexiteit van dadererfgoed, als een zeer specifiek type (oorlogs)erfgoed. De benaderingen, discussies en dilemma’s, gepaard met de gevoeligheden, voorbeelden, kansen en mogelijkheden vormen de rode draad in dit hoofdstuk. 2.1 OOG VOOR DADERERFGOED? Dadererfgoed is net als Armando’s term ‘schuldig landschap’ een samenvoeging van twee woorden die een nieuw begrip aanduiden. Rob van der Laarse introduceerde de term dadererfgoed in de gelijknamige AVRO radioserie op Radio 1 in de zomer van 2008.44 Dadererfgoed wordt als term in de erfgoedwereld dus pas kort gebruikt, met name voor de omschrijving van erfgoed dat direct of indirect verbonden is aan daderschap. Dader staat in de context van deze masterscriptie voor de aanhangers van het naziregime en -gedachtegoed ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Erfgoed is een selectie van de materiële en immateriële erfenis uit het verleden, waar in het heden een bepaalde waarde of betekenis aan is toegekend. Iets ís geen erfgoed maar wordt het door waardetoekenning in een samenleving.45 In het geval van oorlogserfgoed ligt dit veelal gevoelig, met name bij dadererfgoed. Dadererfgoed kan bestaan uit (kunst)objecten, gebouwen, structuren (landschap) en ingrepen van de hand van de dader, of zaken die door hun gebruik deze lading of betekenis hebben gekregen. Dadererfgoed heeft dus met name betrekking op de sporen en herinneringen die aan een landschap
43
Van der Laarse 2009, p. 195 Van der Laarse 2008. (AVRO Radioserie Dadererfgoed) 45 Knoop 2006, p. 14 44
26
zijn gekoppeld of daarin zijn achtergelaten door daders en hun slachtoffers. 46 In verschillende publicaties wordt geconstateerd dat er tegenwoordig meer oog is voor het daderperspectief en voor het dadererfgoed, maar ook dat men het dadererfgoed nu vaker wil bewaren en in situ wenst te beleven.47 “De oorlog gaat met pensioen” naar de woorden van Riemer Knoop en “een perspectiefwisseling is nabij nu de groep van oorlogsgetroffenen en ooggetuigen snel kleiner wordt”, aldus Rob van der Laarse.48 Volgens Van der Laarse groeit de behoefte om het verhaal van de oorlog niet alleen vanuit het perspectief van de slachtoffers, maar ook vanuit dat van de daders te beschouwen.49 De wending heeft zich volgens hem al gedeeltelijk voltrokken in de literatuur en het historisch onderzoek, en ook in de erfgoedpraktijk tekenen zich vergelijkbare veranderingen af.50 Een ander punt van aandacht is dat het onderscheid dat gemaakt is tussen helden, slachtoffers en daders niet altijd even duidelijk blijkt; het slachtoffer lijkt niet altijd even onschuldig en de dader soms weer wel. Het gemaakte onderscheid werkt anderzijds zeer verhelderend omdat het duidelijk maakt dat er genuanceerde verschillen bestaan. Het zwart-wit denken in goed of fout maakt nu steeds meer plaats voor grijstinten.51 Het heeft jaren gekost voor er een manier gevonden was om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog een plaats te geven. In de herinneringscultuur van na de Tweede Wereldoorlog was er eerst met name plaats voor de helden en later, vanaf de jaren zestig, pas voor de verschillende groepen slachtoffers. Het schuldgevoel stond toen voornamelijk centraal, namelijk hoe het zover had kunnen komen. Hiervan getuigen de vele opgerichte (nationale) herdenkingsmonumenten. Vandaag de dag laat dit zich nog steeds lastig verenigen met het daderschap. “De worsteling met het dadererfgoed is eigenlijk pas net op gang gekomen”.52 “Door het erfgoed van de dader op te nemen in onze herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog wordt deze herinnering complexer en meer gelaagd”.53 De moeizame omgang met dadererfgoed heeft ermee te maken dat we nu ook het erfgoed van de dader onder ogen moeten komen en door de ogen van de dader moeten kijken. Willen we dat? En wat betekent de aanwezigheid van het erfgoed van de dader uit de Tweede Wereldoorlog eigenlijk? Het dadererfgoed lijkt een lange tijd in de taboesfeer verkeerd te hebben en werd veelal bewust vergeten of weggemoffeld. De aanwezigheid van dit erfgoed zorgt (nog steeds) vaak voor verwarring doordat het voor mensen onschuldig of zelfs mooi lijkt. Deze onverwachte vertrouwdheid is voor veel mensen confronterend en bedreigend, niemand wenst zich immers met daders te associëren of identificeren. Ook komt de oorlog dan ineens erg dichtbij en om die reden
46
Mees 2012, p.5 Steijven 2009, pp. 28-29 48 Knoop 2006 49 Van der Laarse 2009, p. 170 50 Van der Laarse 2009, p. 191 51 Van der Heijden 2008 52 Van der Molen 2011 53 Van der Molen 2011 47
27
werd en wordt dadererfgoed vaak bedreigd. 54 Na de oorlog werden veel van de sporen verwijderd in de hoop om met een schone lei verder te kunnen gaan. Nu bedenken we vaak hoe stom men is geweest om bijna alle sporen uit te wissen, maar we moeten niet vergeten dat het hier om traumatisch erfgoed gaat. Na de oorlog had vrijwel iedereen er baat bij om het geweten en de herinnering op te schonen, de leefomgeving inclusief. En waarom zou je eigenlijk de herinnering bewaren aan de wandaden van de daders, van de nazi´s? Ook vandaag de dag lijken dadersporen en dadererfgoed ons voor lastige dilemma’s te stellen. Is dit wel ons erfgoed? Wat is het belang om dit erfgoed te behouden en voor wie? En moeten we dit behouden of kiezen we ervoor om het langzaam in de vergetelheid te laten oplossen? De aanwezigheid van dadererfgoed is soms een doorn in het oog voor de direct betrokkenen van de oorlog, omdat het aan pijnlijke en gevoelige gebeurtenissen uit het verleden herinnert of mensen met dat verleden confronteert. Maar het verwijderen van deze sporen gaat deze groep mensen nu ook te ver, want het verhaal van wat hen in de oorlog is aangedaan dient toch zeker te worden doorverteld aan toekomstige generaties? Deze gebouwen en plekken staan voor een geschiedenis die liever vergeten wordt, maar die tegelijkertijd te belangrijk worden gevonden om simpelweg te ‘vergeten’. Ze roepen herinneringen op en functioneren daarnaast door hun aanwezigheid als een soort bewijslast. Het zijn plaatsen van herinnering, zowel lieux d´oubli als lieux de memoire, zoals onderzoekster Gilian Carr het verwoord in het kader van haar onderzoek naar de aanwezigheid van bunkers op de Kanaaleilanden en de dagelijkse omgang en confrontatie ermee van de eilandbewoners met hun oorlogsherinneringen.55 Het voorgaande toont onder andere aan hoe dubbel dit type erfgoed is. De een heeft belang bij forgetting en de ander bij bewaren en vertellen. De kracht van de eerder genoemde term ‘schuldig landschap’ is dat ook landschappen zelf een actieve rol krijgen toegedicht, met name bij gebeurtenissen en plaatsen die negatieve associaties oproepen. Zo kunnen landschappen net als mensen bepaalde schuld met zich meedragen. Stijn Reijnders wijst er in zijn essay op dat verschillende filosofen in de geschiedenis hebben gewezen op het belang van plaats voor de beleving en waarneming van de werkelijkheid.56 Ondanks dat er vaak nog weinig materiële referentiepunten zijn die herinneren aan het verleden, zal de plaats voor nabestaanden en andere betrokkenen altijd een belangrijke en mogelijk zelfs traumatische betekenis houden. 57 Verhalen die door grote groepen mensen worden doorverteld, beluisterd en herinnerd, vormen volgens Reijnders de basis voor de activiteit van het landschap. Volgens Anna van der Molen is er uiteindelijk veel meer mogelijk met dit
54
Van der Meulen 2010, pp. 5-9 Carr 2010 ; Carr 2010 ; Carr 2012 56 Reijnders 2009 57 Harrison, R.P. (2005) The dominion of the dead. Chicago: The University of Chicago Press in S. Reijnders 55
28
erfgoed en wordt in ieder geval steeds meer ingezien dat dadererfgoed meer verhalen herbergt dan alleen het militaire aspect.58 Dat vereist ook andere benaderingen van dit erfgoed. 2.2 BENADERINGEN VAN DADERERFGOED De omgang met dadererfgoed roept specifieke vragen op over de omstreden geschiedenis van de plek en de lading die er door betrokkenen aan is toegekend. Anna van der Molen wijst in haar essay Biografie van de Bunker (2011) over de bunkers van de Atlantikwall op de rijke culturele geschiedenis die bunkers kennen naast de vaak dominante militaire geschiedenis die wordt verteld bij dit dadererfgoed. Zij pleit daarom voor een bredere benadering en ook problematiseert zij de (te) objectmatige benaderingswijze van de bunkers van de Atlantikwall. De bunkers zijn namelijk niet los te zien van de gehele Atlantikwall en de lokale geschiedenis van ieder object is nauw verbonden met de internationale geschiedenis. De bunkers hebben bovendien op andere dan militaire manieren een rol gespeeld in de levens van de vele omwonenden en militairen. De bunkermusea op de Waddeneilanden zouden volgens Van der Molen bijvoorbeeld meer kunnen doen met de foto’s die er zijn uit deze tijden. Op deze foto’s is de dagelijkse omgang met deze bouwwerken in de levens van de eilanders te zien is, zowel tijdens als na de oorlog, evenals de Duitse soldaten die hun vrije tijd op het strand doorbrachten. Veel bunkermusea worden echter nog steeds (her)ingericht naar de tijd van de oorlog; slechts deze periode wordt zichtbaar gemaakt en ‘teruggebracht’. Van der Molen pleit ervoor om bunkers te benaderen als plaatsen van herinneringen, ze markeren namelijk de plekken waar velerlei soorten oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden en zijn daarnaast onlosmakelijk verbonden met de oorlogsherinneringen van velen. Maar ook na de oorlog lagen de bunkers in het landschap en ook die periode is tekenend geweest voor zowel de bunkers als voor de bewoners. De bunkers hebben eveneens een rol gespeeld in de naoorlogse levens. Van der Molen schrijft bijvoorbeeld over hoe een hele naoorlogse generatie positieve herinneringen heeft aan dit dadererfgoed, doordat de bunkers voor hen dienst deden als speelplaats, vakantiehuisje of café. Door deze praktische nieuwe functie werd de herinnering aan de oorlog uiteindelijk minder beladen. Rob van der Laarse noemt in een artikel in Trouw het herbestemmen van oorlogserfgoed een manier van ‘reinigen’.59 Uiteindelijk zorgt een nieuwe functie voor een nieuwe omgang met dit erfgoed. Het toneelstuk Gewapend Beton op Oerol 2011, waarmee Van der Molen haar essay begint, snijdt op een toegankelijke manier de kwestie aan over hoe om te gaan met dit complexe erfgoed. Het verhaal van Anna van der Molen laat ons zien dat dadererfgoed meer verhalen herbergt dan alleen dat van de oorlog. Van der Molen heeft haar benadering met name ontleend aan Jan Kolen (hoogleraar
58 59
Van der Molen 2011, p.4 Van der Laarse 2007, Trouw
29
Landschapsarcheologie en Cultureel Erfgoed). Kolen leest landschappen als biografieën die informatie bevatten over de ontstaanswijze, maar ook over de vele jaren daarna, hoe ze beïnvloed en behandeld zijn. Deze geschiedenis schemert ook door in het hedendaagse landschap door de verschillende vormen van inmenging. Zowel natuur als mens hebben het landschap gevormd en getekend. 60 In het geval van dadererfgoed, zoals gebouwen of sporen in het landschap, is niet alleen de periode van aanleg van belang maar ook de vele jaren daarna. Deze periode is mede tekenend geweest voor zowel het landschap als de bewoners, evenals voor de gebouwen en structuren zelf. De sporen van (her)gebruik of onbruik zijn hier aan af te lezen. Het erfgoed van de vijand blijkt in veel gevallen zelfs gebouwd door Nederlandse werkkrachten. De sporen die herinneren aan de oorlog hebben dus ook een rol gespeeld in de levens na de oorlog en doen dat nu nog. Dadererfgoed stopt namelijk niet bij het einde van de oorlog, maar is in sommige gevallen ook toegeëigend voor nieuw gebruik na de oorlog, waar sommige generaties zelfs goede herinneringen aan hebben overgehouden.61 Gillian Carr pleit ervoor verder te kijken dan alleen de artefacten uit de oorlog. Elk voorwerp heeft en vertelt een eigen verhaal en elke plek kent zijn eigen geschiedenis. En dat verhaal stopt niet na 1945, ook daarna vertelt ‘het landschap’ meerdere verhalen. Het archeologisch adviesbureau Raap doet tegenwoordig bureau- en bodemonderzoek naar de archeologische objecten en sporen in het landschap uit de Tweede Wereldoorlog. Volgens hen is dit objectief en kunnen de vondsten de gebeurtenissen en ervaringsverhalen van de oorlog versterken of bijstellen. Zij pleiten er daarom ook voor om oorlogserfgoed, inclusief dadersporen, in bepaalde gebieden systematisch in kaart te brengen. Op deze manier kan volgens hen een waardering volgen over de waarde van deze sporen dankzij een waarderingsmethode die specifiek voor oorlogserfgoed is ontwikkeld, met name omdat oorlogserfgoed niet voldoet aan dezelfde criteria zoals andere soorten monumenten en erfgoed. Architect Ron Verduijn stelt in zijn afstudeerproject over Bunker Diogenes in Schaarsbergen bij Arnhem dat een schuldig gebouw als Diogenes niet nuttig hoeft te zijn maar vooral zinvol. 62 Diogenes is een voormalig luchtcommandocentrum uit 1943 van de Luftwaffe en speelde een rol in de luchtoorlog boven Europa. De bunker is al sinds 1952 in gebruik als hulpdepot van de Rijksarchiefdienst (en deels nu ook voor het Nederlands Openluchtmuseum), maar deze gebruiker vertrekt binnenkort.63 In zijn onderzoek vraagt Verduijn zich af hoe om te gaan met een gebouw waar zo’n beladen geschiedenis aan kleeft en of deze geschiedenis zich eigenlijk wel laat herbestemmen? En is het gebouw wel publiek toegankelijk en beleefbaar te maken? De herbestemmingsvraag draait volgens hem om nut, over hoe dit blok beton rendabel en acceptabel te maken is, en dat is naar zijn mening een volstrekt overbodige vraag. “Elke vorm van het nuttig maken
60
Kolen 2005, p. 18 Van der Molen 2011 62 Verduijn 2012 http://finals2012magazine.artez.nl/laat-de-geschiedenis-zich-herbestemmen/ (4-3-2013) 63 Van Voorthuijsen 2007, pp. 60-62 61
30
van de bunker is een manier om de herinnering te verdringen”.64 Voor Verduijn is de aanwezigheid en beleving ervan al zinvol: de zin van het nutteloze. Verduijn sluit daarmee aan bij het eerder genoemde citaat van Van der Laarse in Trouw, namelijk dat herbestemming eigenlijk een vorm van ‘reinigen’ is van een betwiste plek met een beladen geschiedenis. Historica Ilona Steijven deed evenals Verduijn onderzoek naar Diogenes en naar hoe deze bunker voor het publiek te ontsluiten is. Volgens Steijven komt de cultuurhistorische lading het best tot zijn recht met een passende publieksfunctie. Volgen haar moet het verhaal van Diogenes worden gekoppeld aan het bredere verhaal van de luchtoorlog als onderdeel van een heel netwerk. Het verhaal is breder dan dit gebouw alleen en zou daarom geplaatst moeten worden in het grotere geheel. Interessant zou het volgens Steijven zijn om te laten zien waar het gebouw toe diende en hoe alle plekken zich tot elkaar verhouden. Ook biedt Diogenes en de omgeving Arnhem volgens haar de mogelijkheid om een conflicterend en uitgebreid verhaal te vertellen, als aanvulling op het geallieerde- en slachtoffererfgoed en -perspectief.65 Daarnaast pleit ze ervoor om de zichtbare biografie van het mysterieuze Diogenes te laten spreken, mét de aanpassingen van latere datum die de naoorlogse omgang met bunkers belichten. Door dit dadererfgoed, al dan niet ideologisch besmet, een plek te geven in onze herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog, worden mensen volgens haar aan het denken gezet. Het dadererfgoed biedt ruimte voor reflectie en heeft daarmee een relevantie voor het heden. Nu we steeds verder van de oorlog af komen te staan blijft het een beladen geschiedenis, alleen is deze niet meer zo persoonlijk. En juist dat geeft ruimte om relicten die voorheen als ‘fout’ werden bestempeld te onderwerpen aan een “genuanceerd debat zonder ideologische en morele kleuring”.66 Ook in het tijdschrift SMAAK van de Rijksgebouwendienst wordt ingegaan op de toekomst van Diogenes, met een verslag van het congres ‘Diogenes voor PubliekPubliek voor Diogenes’ over de toekomstmogelijkheden van dit kolossale bouwwerk. De discussie geeft een goed beeld van de verschillende belangen en benaderingen bij een (passende) nieuwe functie voor een gebouw met een beladen geschiedenis, voor de een problematisch en voor de ander totaal niet. Bij de één draait het om het uitbuiten van de experience en het economisch rendabel maken van het gebouw en bij de ander met name om het vinden van een passende functie bij deze historie en het bewaren van de herinnering.67 Koos Bosma (hoogleraar Architectuurgeschiedenis en Erfgoedstudies) heeft verschillende onderzoeken en publicaties over onder andere de Atlantikwall, bunkers, Fliegerhorst Deelen en andere soorten dadererfgoed op zijn naam staan. In zijn publicatie Schuilstad. Bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen (2006) ligt de nadruk bijvoorbeeld op de aanleg van bouwwerken in het
64
Verduijn 2012 http://finals2012magazine.artez.nl/laat-de-geschiedenis-zich-herbestemmen/ (4-3-2013) Steijven 2009, p. 31 66 Steijven 2009 67 Van Voorthuijsen 2007, pp. 60-62 65
31
kader van de (lucht)verdediging door de bezetter, met name in en rond Den Haag, en werken in opdracht van bouwheer Seyss-Inquart. Het boek maakt duidelijk wat de effecten zijn geweest van deze ingrepen op de steden, de gebouwen, het landschap, de maatschappij en op de herinneringen. Vanuit het onderzoeksinstituut CLUE begeleidt Bosma onder andere promovenda Rose Tzalmona bij haar onderzoek naar de Atlantikwall, genaamd ‘Traces of Collective Amnesia – Confronting Hitlers Atlantikwall’. Tzalmona is met name geïnteresseerd in het ‘collectieve geheugen’. Zij realiseerde zich dat maar weinig van de overgebleven Derde Rijk bouwwerken nog bestaan als gebouwd bewijs van hun wandaden en als een symbolische representatie van de nationaalsocialistische ideologie.68 Tzalmona onderzoekt hoe de Atlantikwall historisch en ruimtelijk gezien kan worden gedefinieerd. Daarnaast onderzoekt zij hoe het erfgoed kan worden gebruikt als inspiratie voor het transformeren van de (on)zichtbare littekens die zijn achtergelaten in publieke ruimten en plekken van (collectieve) herinneringen voor toekomstige generaties. Zij pleit voor het loslaten van de amnesie rond de Atlantikwall en voor een omgang met dadererfgoed zoals bunkers als lieux de memoire. Detleff Hoffmann en Willem Frijhoff spreken over ‘artificiële amnesie’ of ‘historische amnesie’, waarbij de nadruk meer ligt op het uitwissen van de traumatische herinneringen en het laten verdwijnen van het erfgoed dat daarmee samenhangt. 69 De verhalen van de getuigen en de reacties op dit erfgoed in het landschap van de afgelopen zestig jaar verdienen volgens Tzalmona een plaats in het Europese collectieve geheugen. Daarnaast werpt het CLUE-project over de Atlantikwall een bredere erfgoedvraag op die niet alleen gaat over de wens tot instandhouding, maar ook over herontwikkeling en hergebruik van het Atlantikwall-landschap in de toekomst. Hoe herinneren we deze megastructuur bijvoorbeeld en hoe benaderen we dit landschap in ruimtelijk beleid?
70
Een
belangrijke stap in dit kader is het Atlantikwall platform (www.atlantikwallplatform.eu) , waarbij grensoverschrijdende, internationale uitwisseling centraal staat en waar door middel van gebiedskaarten verschillende informatie inmiddels ontsloten is.
71
Gregory Ashworth (hoogleraar Heritage Management and Urban Tourism) schrijft in zijn artikel Contested Heritage (2006) dat al het erfgoed per definitie ‘iemands’ erfgoed is en daarmee dus eigenlijk niet iemand anders zijn erfgoed. Mensen schrijven waarden toe aan bepaalde plekken en daarbij gaat het veelal over wat dominant wordt en uiteindelijk overheerst. Hij gaat daarnaast verder in op hoe non-conforming heritage, in dit geval dadererfgoed, benaderd kan worden door middel van bepaalde strategieën en beleid. Zo somt hij op: door ontkenning (collective amnesia), afbraak van de
68
Tzalmona 2010 http://congres2010.atlantikwallplatform.eu/nederlands/samenvattingen/rose-tzalmona/ (15-3-2013) ; CLUE Jaarverslag 2010 69 Mees 2012, p. 17 70 CLUE Jaarverslag 2010 71 http://www.atlantikwallplatform.eu/
32
plek of migratie van een bepaalde groep mensen, door musealisering of door plural heritage policies.
72
Landschappen waarin pijn, geweld en verlies uit het verleden als trauma nog steeds aanwezig zijn worden door de Australische historicus Maria Tumarkin traumascapes genoemd. Rob van der Laarse spreekt echter eerder over terrorscapes; plekken waar terreur heeft plaatsgevonden of is voorbereid, omdat trauma teveel nadruk zou leggen op slachtofferschap.73 Noemenswaardig is daarnaast David Lowenthal met zijn welbekende citaat “Nostalgia tells it like it wasn’t”: we herinneren ons het verleden namelijk vaak zoals we dat graag willen en een vreemd verleden reconstrueren we graag tot een vertrouwd vroeger. De herinnering is voor ons waardevoller dan de geschiedenis zelf en het gaat daarbij niet om het object of de plaats zelf, maar om de plaats die het inneemt in onze herinnering.74 Erfgoed speelt dus een rol bij de selectie van de geschiedenis in het heden. Dadererfgoed neemt ook een prominente plaats in binnen het onderzoek en de publicaties van Rob van der Laarse. Van der Laarse vraagt zich onder andere af wat je met dergelijk schuldig erfgoed kunt. In heel Europa draaide de omgang met het oorlogsverleden lange tijd om vermijden en vergeten en bepaalde historische plekken werden bewust ‘uit het collectieve geheugen gefilterd’.75 Van der Laarse constateert een hedendaagse vermarkting van dit traumatische verleden door middel van toerisme, omdat steeds meer mensen deze ‘authentieke’ plekken zelf willen bezoeken.76 Toch verwacht hij niet dat het betwiste erfgoed door middel van ‘dark tourism’ minder pijnlijk zal worden, met name omdat ieder land en iedere bevolkingsgroep op iets anders de nadruk legt. 77 Eveneens noemt Van der Laarse de problemen rondom de verbeelding van heldendom, slachtofferschap en daderschap. Juist dit soort tegenstellingen, spanningen en dissonanten vormen de motor van wat de ‘dynamiek van herinnering’ genoemd wordt. 78 Het (dader)erfgoed confronteert ons met lastige kwesties rond de verhouding tussen ons en de ander en nu de ooggetuigen van de oorlog langzaam verdwijnen zullen nieuwe vragen, een andere blik en ‘nieuwe ervaringen’ bij het oorlogserfgoed nodig zijn. Alle omgang met erfgoed draait immers om de vraag wiens erfgoed door wie en voor wie wordt bewaard, gerestaureerd en ontsloten. En is een morele afrekening van dadererfgoed eigenlijk rechtvaardig? Waarom zou je iets bestempelen als ‘fout erfgoed’ of afdoen in het kader van ‘slechte smaak’ wanneer het het erfgoed van de dader betreft? We zullen ons volgens Van der Laarse de komende tijd meer moeten inleven in de ervaringswereld van de daders. En hoe we ons bijvoorbeeld moeten verstaan tot deze daders en vervolgers. We redden zoveel mogelijk sporen van het verleden
72
Ashworth 2006, pp. 10-15 CLUE Jaarverslag 2010, p. 33 74 Lowenthal 2005 75 Van der Laarse 2013, p. 4 76 Van der Laarse 2005 77 Van der Laarse 2013 78 Van der Laarse 2009, p. 12 73
33
omdat ze onze laatste getuigen zijn, maar bij betwist erfgoed van de hand van de dader ligt dat minder eenvoudig. Herinneren is altijd een vorm van vergeten en “oorlogserfgoed is altijd gelaagd, meerstemming en vol dissonanten”, een citaat dat veelvuldig wordt gebruikt in publicaties over dadererfgoed.79 Bij dadererfgoed blijven herdenken en verzwijgen in ieder geval onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een heel ander maar toch zeker interessant alternatief voor de omgang met (dader)erfgoed wordt aangedragen door Steven van der Veen in zijn masterscriptie De ruïne als alternatief. Een pleidooi voor de ruïne als alternatief náást het huidig beleid voor instandhouding (2008). Een van de voorbeelden die wordt genoemd in dit onderzoek is de aangelegde Atlantikwall tussen Scheveningen en Katwijk, een ketting van bunkers en forten, aaneengeregen door tankmuren, draketanden en andere onderdelen. Van der Veen beschrijft uitvoerig hoe na de oorlog veel werd opgeruimd ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen, maar ook over objecten die zijn hergebruikt voor diverse doeleinden. Er blijkt ook veel buiten deze dynamiek gebleven, zoals bunkers en andere sporen die liggen in (huidige) natuurgebieden. Vanuit het oogpunt van monumentenzorg worden sloop en aftakeling als gevolg van het ontbreken van instandhoudingsmaatregelen vooral als verlies gezien. Van der Veen laat zien dat het ontbreken van deze maatregelen en het uitblijven van complete sloop het echter mogelijk hebben gemaakt dat er sporen zijn achtergebleven die nu de complete biografie van het landschap kunnen vertellen, inclusief dat van na de Tweede Wereldoorlog. Volgens hem toont de manier waarop de afgelopen zestig jaar is omgegaan met de Atlantikwall verschillende mogelijkheden en benaderingen voor de toekomst. Zo zijn er bunkers gesloopt, weggestopt, getransformeerd of hergebruikt en er zijn bunkers in een proces van verval geraakt of verkeren daar nog steeds in. Ook deze vervallen bunkers hebben een nieuwe functie gekregen in ecologisch opzicht, dankzij geen of beperkte instandhoudingsmaatregelen. Veelal zijn deze bunkers, evenals de ‘vergeten bunkers’ interessant voor archeologen en bunkerploegen. De resterende bunkers krijgen tegenwoordig steeds vaker een (publieke) functie als fysieke getuige van de Tweede Wereldoorlog als een plek om de geschiedenis te beleven. En via websites en digitale media ontstaat er steeds meer toegang tot de gesloten bunkers en plekken. Volgens Van der Veen heeft het achterwege blijven van instandhoudingsmaatregelen enerzijds geleid tot materieel verlies in de vorm van sloop en natuurlijk verval, maar anderzijds geleid tot een generator voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en herinneringen.80 “Binnen deze transformatie heeft het oneigentijdse object zich altijd kunnen onderscheiden van zijn omgeving door zijn eigentijdse verschijningsvormen. De tijdsafstand is aan het object afleesbaar gebleven door de lagen die er door de tijd aan zijn toegevoegd. In de vorm van het patina of in de vorm van latere toevoegingen. De ruïne zou hier de oplossing kunnen vormen door
79 80
Van der Laarse 2009, p. 190 Van der Veen 2009, pp. 50-52
34
ingezet te worden náást de reeds bestaande strategieën. Gezamenlijk zijn ze wel in staat de tijdsdiepte in de bodem en het landschap te houden. De strategie van behoud door ontwikkeling voegt nieuwe lagen toe, de opgeknapte monumenten tonen ons enerzijds de toestand tijdens de Tweede Wereldoorlog en anderzijds hoe in de hedendaagse samenleving met erfgoed wordt omgegaan. Door naast deze opties te kiezen voor de ruïne ontstaat er een venster naar het verleden. Een doorkijk naar een verleden dat geen hedendaagse historische evocatie zal blijken te zijn”.81 In zijn uiterst boeiende masterscriptie Stille getuigen uit het nazi-verleden. Verzwegen, vergeten en hergebruikt dadererfgoed in Berlijn (2012) stelt Reinier Mees dat naar zijn mening het hergebruik van dadererfgoed de juiste omgangsvorm is. Door het geven van een nieuwe functie verleng je namelijk de levensgeschiedenis van het bouwwerk, object of landschap. Afbraak vernietigt volgens Mees het belangrijkste deel van de achterliggende geschiedenis van deze plekken.82 Mees merkt op dat erfgoed dat bijdraagt aan de herdenking van slachtoffers, ondanks de emoties die de plek losmaakt, als positief kan worden ervaren, terwijl voor het behoud van dadererfgoed het moeilijker is om met goede argumenten te komen. Dadererfgoed is vaak een gecamoufleerd element; verborgen, getaboeïseerd, hergebruikt of verwijderd. Zelfs al is op de huidige locatie niets meer terug te vinden, dan nog is de huidige structuur gevormd door de omgang met dit dadererfgoed door de samenleving. Verzwijgen en hergebruik kunnen ook gezien worden als een vorm van omgang met dadererfgoed. En de sporen vormen zowel de materiële restanten maar ook het landschap dat uit de omgang met een beladen verleden is voortgekomen. Daarnaast zijn de herinneringen van ooggetuigen een onderdeel van de gelaagdheid van de plek. Het gevolg kan zijn dat erfgoed is verdwenen of verzwegen en daardoor de negatieve lading verloren gaat, maar in de loop der tijd wederom onder de aandacht komt en opnieuw vragen en emoties oproept. Volgens Mees moeten we in toekomst kritisch kijken naar waarden die door vorige generaties zijn aangebracht aan de sporen die we nu bijvoorbeeld onder de noemer dadererfgoed scharen. We hoeven ons niet te identificeren met daders, maar we moeten accepteren dat het een onderdeel van de geschiedenis is. Het niet ontkennen betekent daarentegen niet dat we er constant aan herinnerd willen worden. We moeten er volgens Mees op letten dat dadererfgoed niet op een verkeerde manier geïnterpreteerd wordt, omdat het om een andere reden waardevol wordt geacht dan het meeste erfgoed. 2.3 DILEMMA’S BIJ DADERERFGOED Herinneringen aan de oorlog liggen nog steeds gevoelig bij de oudere generaties. Voor de jongere generaties herbergt het ook een moeilijke maar geen persoonlijke geschiedenis meer. Zij willen deze geschiedenis juist graag laten zien. Althans, dat is te merken aan de initiatieven van de laatste jaren,
81 82
Van der Veen 2009, pp. 50-52 Mees 2012, p. 11
35
die deze geschiedenis beter ontsluiten voor het publiek. Zoals in de inleiding van deze masterscriptie werd geconstateerd, lijkt er een tendens te zijn om de oorlogsgeschiedenis (nadrukkelijk) zichtbaar maken. Dit merkte ik eveneens op tijdens het IJssellinie Symposium in april 2013. Fascinerend is het verhaal van de IJssellinie, een linie uit de tijd van de Koude Oorlog, die in de naoorlogse jaren in het geheim werd aangelegd over een lengte van ruim 126 kilometer. Waarom zou je dit zo bedoelde onzichtbare en geheime aspect in deze tijd nadrukkelijk zichtbaar willen maken, terwijl het nooit de intentie heeft gehad om zich zichtbaar in het landschap te manifesteren? Tijdens het symposium kwam wel aan bod dat de inzet van digitale media zoals smartphone apps hier in de toekomst uitkomst in bieden. In de dagelijkse praktijk bestaan verschillende discussies en dilemma’s die gepaard gaan met dadererfgoed. Wanneer is de aanwezigheid van dadererfgoed bijvoorbeeld problematisch? En is het eigenlijk wel zo problematisch? Een goed voorbeeld hiervan biedt Kamp Westerbork. Vanuit het Drentse doorgangskamp werden tijdens de Tweede Wereldoorlog meer dan 100.000 Joden, Roma, Sinti en verzetsstrijders getransporteerd naar de vernietigingskampen. Direct na de oorlog werd Westerbork als interneringskamp gebruikt voor politieke gevangenen in afwachting van hun proces, zoals de verschillende NSB’ers en andere collaborateurs. Vanaf 1948 was het korte tijd een militair kampement en een repatriëringskamp voor Indische Nederlanders. In 1951 werd het terrein ingericht als woonoord voor gemobiliseerde Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen. Het kreeg toen de naam Schattenberg en deze fase duurde tot circa 1970. Sindsdien is vrijwel alles in het kamp afgebroken, er werd een leegte gecreëerd, en in 1983 opende het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Sinds die tijd zijn er verschillende (gedenk)monumenten en kunstwerken verschenen en zijn bepaalde plaatsen gemarkeerd. Een merkwaardige situatie is echter dat de barakken verdwenen zijn maar dat het dadererfgoed in de vorm van de woning van de voormalige kampcommandant nog aanwezig is. Een situatie die gepaard gaat met de nodige vragen en dilemma’s. In 2007 is in Westerbork de voormalige woning van de SS-kampcommandant Gemmeker leeg komen te staan toen de laatste bewoonster overleed. Deze woning, een houten villa naast de toegang van het kampterrein, is het vrijwel enige nog in situ bewaard gebleven oorlogserfgoed van het Kamp Westerbork. Bijzonder is de vrijwel oorspronkelijke staat waarin het verkeert, aangezien de laatste bewoonster er niet veel aan heeft veranderd sinds de oorlog. Hiermee is het dadererfgoed in zicht gekomen, alleen wel op een zeer gevoelige plek, namelijk op de plek waar het ‘slachtofferschap’ eigenlijk centraal staat. Dat roept lastige vragen en dilemma’s op, omdat je vanuit de woning letterlijk zicht hebt op het kamp vanuit het oogpunt van de dader bezien. Wat je ziet heeft echter niets meer te maken met wat er stond, want alles is leeg, op een aantal kunstwerken na. Dit relict van de dader lijkt op deze plek daarom haast een stoorzender. Het behoud of de musealisering van dit dadererfgoed roept daarnaast ook de vraag op of het reconstrueren of terugplaatsen van de barakken en andere kamponderdelen, meer het slachtoffererfgoed, hier niet op zijn plaats is. Van der 36
Laarse noemt dit ook wel “gebruik maken van geheugenprotheses” om de geschiedenis te kunnen vertellen.83 In dit schuldige landschap vraagt de landelijke villa van de kampcommandant volgens hem eigenlijk om een contrasterend element, zoals met behulp van teruggebrachte of gereconstrueerde barakken, wachttorens, kamppalen en goederenwagons. De keuzes die hier gemaakt moeten worden vereisen uiterste zorgvuldigheid en notie van deze uiterst gevoelige problematiek. Om de villa te conserveren is afgelopen jaar besloten om letterlijk een glazen stolp over het bouwwerk te plaatsen. Het idee is dat het glazen omhulsel de woning tegen verder verval beschermt en daarnaast ruimte kan bieden aan tentoonstellingen en presentaties. Ondanks dit alles krijgt het dadererfgoed hier nu veel aandacht en dat maakt dat de vraag opkomt om eventueel meer ‘authentieke’ onderdelen terugplaatsen of om onderdelen te reconstrueren. Maar doe je daarmee werkelijk recht aan de hele geschiedenis van Kamp Westerbork? Vergeet je daarmee niet de gehele naoorlogse periode en de omgang met deze plek in al die jaren? Verschillende belangen spelen een rol bij dadererfgoed, bij het behoud, het verwijderen, restaureren of reconstrueren van het erfgoed of vanwege de associaties en herinneringen die de materiële restanten kunnen opwekken.84
Afb. 6. De voormalige woning van kampcommandant Gemmeker bij Kamp Westerbork Afb. 7. Visualisatie van de plannen voor een glazen stolp over de woning van de kampcommandant 83 84
Van der Laarse 2013, p. 30 Mees 2012, p.5
37
In het concentratiekamp Buchenwald is de omgang met het daderperspectief inmiddels ruimtelijk vertaald in een route ‘Volgend in de voetstappen van de daders’. Dit nieuwe thema draait om een beleving van het concentratiekamp door de ogen van de SS’ers. Het ons door de ogen van de dader laten kijken doet ons ook beseffen dat dit ook gewone mensen waren. De verschillende kiekjes uit fotoalbums die de beleving van de dader laten zien geven een heel ander beeld van de oorlog. En het is vreemd om deze beelden de zien met onze ogen en kennis, wetende dat er zich nog meer afspeelt wat niet op dit beeld te zien is. In Buchenwald wordt tegenwoordig door middel van een route ook aandacht besteed aan de periode van het Sovjet-kamp in de DDR-tijd en de slachtoffers van het communisme.85 Zonder terug te gaan tot één periode, beeld of situatie krijg je op deze manier juist de gelaagdheid van de plek mee. De omgang met deze historisch beladen plekken blijft een intrigerend onderwerp. Hoe benader, bewaar en ontwikkel je dit verleden en haar sporen, hoe presenteer of verkoop je het aan het publiek en wat betekent het om zo’n (authentieke) daderplek te ‘hebben’? Hoe het eigenlijk gesteld is met de hedendaagse omgang en benaderingswijze van dadererfgoed op de Nederlandse landgoederen en buitenplaatsen, is in dit kader een boeiende vraag. Worden de nog aanwezige dadersporen bijvoorbeeld gezien als ‘dissonant erfgoed’ dat het idyllische en romantische beeld van de buitenplaats verstoort? In de volgende twee hoofdstukken zal dit uitvoerig worden geanalyseerd aan de hand van de twee actuele casestudies Toorenvliedt en Avegoor.
85
Van der Laarse 2009, p. 191
38
HOOFDSTUK 3 Toorenvliedt: van buitenplaats tot bunkerpark “De laatste bunkers zijn namelijk gebouwd. Eén nog bij het huis, rechts in het hakhout, drie op de ezelweide en nog een bij het rustieke bruggetje en nu komt er vermoedelijk nog een links van het huis in het hakhout bij de keuken”.86 - Een citaat uit een brief van tuinbaas Leer vanaf Toorenvliedt aan eigenaar jonkheer Schorer. 3.1 INLEIDING Toorenvliedt is een Zeeuws landgoed en buitenplaats net buiten de stad Middelburg, voorheen gelegen in de gemeente Koudekerke. Toorenvliedt is één van de overblijfselen van de vele buitenplaatsen die Walcheren ooit telde. Met name in de zeventiende eeuw ontstonden op Walcheren talloze buitens. In die tijd is Walcheren zelfs voor een achtste deel bebouwd met buitenplaatsen en werd daarom ook wel de ‘Tuin van Zeeland’ genoemd. Veel rijke kooplieden en regenten uit Middelburg, een van de V.O.C. steden, stichtten buitens en investeerden in inpolderingen. Tegenwoordig is men zich nauwelijks bewust van dit rijke buitenplaatsenlandschap omdat veel is vervallen of verdwenen.87 Eind achttiende eeuw kwam er namelijk al een kentering. Mensen trokken er weg, de Franse tijd en troepen zorgden voor beschadigingen en beroeringen en ook de recessie die volgde deed een duit in het zakje. Het gevolg was dat sindsdien vele buitenplaatsen werden afgebroken en werden vervangen door een boerderij met akkerlanden. In de negentiende eeuw werden er nog wel enkele buitens nieuw gebouwd en enkele parken in landschapsstijl aangelegd of gewijzigd.88 In de twintigste eeuw kregen de buitens nog een aantal klappen door de crisis van de jaren ’20-‘30 en uiteindelijk de Tweede Wereldoorlog. Met de inundatie van Walcheren verdwenen vele huizen, tuinen en parken en ook door het oorlogsgebruiken geweld hadden vele buitens het zwaar te verduren. Een derde golf kwam daar nog bij met de Watersnoodramp van 1953 en daarna de afbraak, wederopbouw en de grootschalige ruil- en herverkavelingen. Een van de buitens die dit alles heeft ‘meegemaakt’ is Toorenvliedt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Toorenvliedt het Duitse hoofdkwartier van de Atlantikwall op Walcheren. Grote veranderingen in het park hebben hierdoor plaatsgevonden tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. De bunkers die in de historische parkaanleg werden geplaatst herinneren nog aan deze periode. Maar zij getuigen ook van de specifieke naoorlogse omgang met deze bunkers
86
Sakkers 1998 (bijlage: brief van tuinbaas Leer aan jonkheer Schorer op 8-5-1944, pp. 6-7) Kusters 2009, pp. 147-164 88 Frikkee 1982, p.1 87
39
in een nieuwe parkaanleg, zorgvuldig aan het oog onttrokken en weggestopt. Recent is gestart met het ‘opwaarderen van het park, groen en het Tweede Wereldoorlog erfgoed’, zoals het bouwbord dat doet aangeven. Op het ‘opwaarderen’ wil ik in dit hoofdstuk dieper ingaan, omdat deze term in dit kader duidt op een bepaalde benadering en omgang met het (dader)erfgoed op deze buitenplaats. In dit hoofdstuk zal daarom eerst de geschiedenis en ontwikkeling van Toorenvliedt door de eeuwen heen worden beschreven tot aan de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens zal worden ingegaan op de gebeurtenissen, veranderingen en ruimtelijke ingrepen tijdens de Tweede Wereldoorlog, evenals op de omgang, ingrepen en het gebruik gedurende de naoorlogse periode tot aan nu. Tot slot worden de huidige situatie, plannen, belangen en benaderingswijzen uiteengezet, gevolgd door een oordeel en mogelijk een alternatief advies over de gevolgde benaderingswijze en de omgang met dit erfgoed. 3.2 EEN BIOGRAFIE VAN DE BUITENPLAATS TOORENVLIEDT Toorenvliedt, soms ook met Toornvliet of Torenvliet aangeduid, was van oorsprong geen buiten waar ambachtsheerlijke rechten aan verbonden waren. De buitenplaats is ontstaan uit een boerderij met bouwland eromheen in de heerlijkheid Koudekerke en dankt zijn naam aan het sierlijke torentje op het dak, van waaruit men de schepen op zee kon zien.89 Reeds in 1641 wordt op de kaart van Christoffel Bernaerds al een omgracht gebouw op deze plek aangegeven, wat mogelijk wijst op een huis met enige status in die tijd. Aan het eind van de zeventiende eeuw veranderde het in een buitenplaats met herenhuis dat in handen kwam van de familie Tresel. 90 Een belangrijk moment voor Toorenvliedt was toen Galenus Tresel Bevers (1725-1770) in 1749 het geheel van zijn moeder Susanna Barbara Tresel erfde, die eerder gehuwd was geweest met Lieven Bevers. Galenus was schepen en raad van Middelburg en bewindhebber van de V.O.C. (kamer Zeeland) en in 1746 gehuwd met Petronella Maria Rademacher. Zijn moeder had al plannen gehad om de buitenplaats te verbouwen maar door haar overlijden kwam dat niet van de grond. Toen hij Toorenvliedt erfde startte hij met een grootscheepse verbouwing. Al deze werkzaamheden zijn te reconstrueren dankzij zijn zorgvuldig bijgehouden en bewaarde kasboeken uit de periode 1749-1761. Het hoofdhuis van Toorenvliedt betrof geen nieuwbouw maar een verbouwing van een eerder huis, vermoedelijk uit 1726. Het twee kamers diepe huis werd met een reeks vertrekken aan de tuinzijde over de gehele hoogte uitgebreid.91 In de achtergevel bevindt zich nog steeds een gevelsteen die vermeldt dat dochter jonkvrouw Susanna Maria Bevers in 1754 de eerste steen legde voor de verbouwing. 92 Deze datum is eveneens op de gootlijst aangebracht. Willemijn Fock laat in haar artikel aan de hand van de bestudeerde kasboeken echter zien dat de totaalbedragen voor timmer- en metselwerken al in de
89
Schellart 1973, p.58 Fock 2008, p. 65 91 Fock 2008, p. 66 92 http://www.koudekerke.info/buitenplaats-toornvliet.php (29-5-2013) 90
40
periode 1750-1751 hoog waren. Timerman Laurens van de Woestijne leidde mogelijk de verbouwing van het huis en functioneerde daarmee ook als aannemer. Tot aan 1764 komt zijn naam veelvuldig voor in de kasboeken. Het lijkt er dus op dat de verbouwing al in 1750 werd gestart, met in 1753 een terugval in de kosten die in 1754 weer van volle omvang waren. Direct nadat Tresel Bevers de buitenplaats erfde en in bezit kreeg moet hij dus met de verbouwing zijn aangevangen. In de jaren daarna heeft hij ook nog vele uitgaven gedaan voor houtsnijwerk, beeldhouwwerk en andere interieur- en gevelverfraaiingen. Het huis lag in een geometrische aanleg die nog goed te zien is op de kaart in de Atlas Hattinga (1750), met daarop ’t Hof Toorenvliedt aangegeven. Het rechte kanaaltje achter het huis, de grote vijver genoemd, verdween een jaar later toen Pieter Klassen volgens het kasboek werd betaald voor “het delven van mijn grote vijver”.93 Helaas bestaat er geen ontwerp meer van de achttiende-eeuwse tuinaanleg, maar bekend is dat het tuinplan en twee bossen, het Oostbos en de Overtuin, werden aangelegd door Jacob Massol. Op het kadastrale minuutplan is ten zuiden van de oprijlaan de oranjerie zichtbaar, die in 1752 gereed kwam.94 In datzelfde jaar werden de tuinen verder aangeplant met verschillende soorten bomen en struiken en er werd nog een vijver in het bos gegraven. Verder is bekend dat de tuin nog werd verfraaid met tuinbeelden, tuinhuisjes, een koepel en twee tempels. De gehele tuinaanleg moet rond 1756 gereed zijn geweest. Na zijn dood in 1770 erfden zijn dochter en kleindochter Toorenvliedt terwijl zijn weduwe er bleef wonen. Op deze manier kwam het geheel uiteindelijk in het bezit van de familie Van den Brande en toen in handen van een dochter die trouwde met een telg van de familie Schorer. Toen Pieter van den Brande in 1794 overleed ging Toorenvliedt over op zijn tweede dochter Johanna Maria van den Brande, gehuwd met Jacob Hendrik Schorer. Schorer was tot 1795 raadspensionaris en bekleedde belangrijke posities gedurende de Franse Tijd. In 1802 kwam hij in de raad van Middelburg en in 1808 werd hij aldaar zelfs burgemeester. Door zijn verdiensten werd hij door Koning Willem I in de adelstand verheven. Schorer overleed in 1822 maar wist zijn sporen op Toorenvliedt na te laten door de aanleg van de buitenplaats in de landschapsstijl; op de kadastrale kaart van 1823 zijn namelijk de vijvers al goed zichtbaar. Mogelijk was de slingervijver al in 1802 tot stand gekomen en is J.D. Zocher senior daarvan de ontwerper geweest. 95 De tuin is aan de zuidzijde al flink uitgebreid en rond het huis zijn de formele tuinelementen gehandhaafd gebleven, evenals een groot deel van de gracht rond het huis. De zoon van Schorer, Jhr. Johan Cornelis Schorer, heeft naar alle waarschijnlijkheid de Zochers rond 1839 ingeschakeld om zowel het huis als de tuin verder onder handen te nemen. Bekend is dat Jan David Zocher enkele ontwerpen heeft gemaakt voor een
93
Fock 2008, pp. 65-76 http://www.koudekerke.info/buitenplaats-toornvliet.php (29-5-2013) 95 Bos 2008, pp. 340-345 94
41
serre aan de achterzijde van het huis, waarvan een strak neoclassicistisch ontwerp over de volle breedte van het huis uiteindelijk werd uitgevoerd. Verschillende ontwerptekeningen hiervan in diverse stijlen zijn bewaard gebleven en ook oude foto’s laten zien hoe deze serre er destijds uitzag. Gelijktijdig met de serre en de aanpassingen en veranderingen aan de parkaanleg werden ook de voorgevel met portiek door Zocher aangepakt. De rechte oprijlaan die bij de voordeur uitkwam veranderde hij in een slingerende laan en de nog resterende gracht om het huis werd door hem gedempt.96 Generaties van de familie Schorer hebben Toorenvliedt sindsdien bestiert en hun toevoegingen aan huis en landgoed aangebracht.97 Ergens rond 1900 werd het achterste deel van het park veranderd in weiland. In de twintigste eeuw komt de buitenplaats in het bezit van Mary Vincentia Schorer die gehuwd was met de welbekende historicus en hoogleraar Johan Huizinga. Zelf overleed zij al in 1914, terwijl haar moeder Schorer-Plaat nog tot haar overlijden in 1922 op Toorenvliedt woonde. Zij waren de laatste particuliere eigenaren en bewoners van Toorenvliedt. Huizinga schreef op Toorenvliedt onder andere zijn beroemde werk Herfsttij der Middeleeuwen (1919). Met zijn vrouw bewoonde hij het bij Groningen gelegen huis Klein Toornvliet terwijl zij gedurende de zomermaanden op Toorenvliedt verbleven.98 De bekende roman van zijn zoon Leonard Huizinga over de tweeling ‘Adriaan en Olivier’ (1939) speelde zich onder andere af op het buiten, in het boek Korenvliet genaamd. Het verhaal gaat over een tweeling die allerlei avonturen beleven rondom een verborgen schat op de buitenplaats en zij worden door een erfenis de gelukkige eigenaren van het buitenhuis. Uitgerekend aan de vooravond van de oorlog verscheen deze roman. In deze vooroorlogse jaren was Toorenvliedt het gedeelde eigendom van jonkheer mr. J. C. Schorer en de erven Huizinga; sinds 1922 was Schorer voor de helft eigenaar en de vier kinderen Huizinga voor de andere helft. Hiervoor was in 1923 als constructie de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Landgoederen en Gronden Toorenvliedt opgericht. Na de oorlog werd Toorenvliedt door de erven Huizinga aan de Gemeente Middelburg verkocht. De Tweede Wereldoorlog was van grote invloed geweest op dit besluit. 3.3 DE TWEEDE WERELDOORLOG OP TOORENVLIEDT De gebeurtenissen, het gebruik en de ruimtelijke ingrepen tijdens Tweede Wereldoorlog zijn van grote invloed geweest op Toorenvliedt als (particulier) landgoed en buitenplaats. Voordat de oorlog in Nederland uitbrak waren er al korte tijd Nederlandse militairen op Toorenvliedt gestationeerd. Enige tijd daarna werden Toorenvliedt en het naastgelegen Vijvervreugd een aantal weken gebruikt
96
http://www.koudekerke.info/buitenplaats-toornvliet.php (29-5-2013) Zeeuws Archief, familie Schorer http://www.archieven.nl/nl/zoeken?miview=inv2&mivast=0&mizig=210&miadt=239&miaet=1&micode=157&minr=1038390&milang=nl (255-2013) 98 http://www.letterkundigmuseum.nl/Default.aspx?tabid=92&BiographyID=121&BiographyName=JohanHuizinga&Mode=BiographyDetails 97
(29-5-2013)
42
door het Vlissingse Gasthuis voor bejaarde en minder valide bewoners, omdat het St. Josephziekenhuis door dreigend oorlogsgeweld moest worden ontruimd. Deze situatie duurde van 14 mei tot 3 juni 1940, toen er zo’n 125 mensen waren ondergebracht. Daarna werd het nog een tijd gebruikt door Jhr. mr. J.W. Quarles van Ufford, commissaris van de koningin in Zeeland tot de capitulatie, omdat zijn huis bij de brand van Middelburg op 17 mei 1940 verwoest was. Schorer had uit voorzorg het meubilair van het landhuis laten opslaan op de zolder van het kantoorgebouw van de P.Z.E.M. Zoals in het eerste hoofdstuk al is beschreven werd het voor de Duitsers noodzakelijk om op Walcheren de nodige maatregelen te treffen ten behoeve van de oorlogsvoering. Walcheren werd onderdeel van de zwaar bewaakte Atlantikwall en dat ging gepaard met grote ruimtelijke ingrepen. De ligging aan de monding van de Westerschelde, dé toegang tot de wereldhaven Antwerpen, maakte Walcheren tot een van de meest invasiegevoelige gebieden in West-Europa. Walcheren werd van strategisch belang en daarmee ook het beschutte en centraal gelegen Toorenvliedt. In de zomer van 1942 werd Toorenvliedt daarom gevorderd door de Duitse landmacht (Wehrmacht), die hier haar hoofdkwartier van de Atlantikwall op Walcheren en de beide Bevelanden vestigde. Sindsdien ging de buitenplaats door het leven als Stützpunkt Brünhild of ook wel Widerstandsnest (W.N.) Brünhild. Brünhilde was een heldin uit een oude Duitse legende, een krijgshaftige en moeilijk te overwinnen vrouw die door Siegfried werd overwonnen.99 Het hoofdhuis op Toorenvliedt werd vervolgens ingericht voor de Duitse divisiecommandant generaal-luitenant Wilhelm Daser en zijn stafofficieren. De staf op Toorenvliedt bestond uit de commandant met zijn 13 officieren, 35 onderofficieren en 131 manschappen.100 Naast deze divisiestaf vestigde zich op Toorenvliedt ook de artilleriecommandant die het bevel voerde over een tiental batterijen veldgeschut die op Walcheren waren opgesteld. De nabijgelegen buitens werden eveneens door de bezetter benut. Het kleine buiten Vijvervreugd dat direct naast Toorenvliedt lag huisvestte bijvoorbeeld de logistieke eenheden van de staf en de veldkeuken, terwijl het schuin tegenover gelegen kasteel Ter Hooge werd omgedoopt tot officiersmess en woning voor de commandant. De rest van de staf verbleef in rustige tijden in het hoofdhuis van Toorenvliedt of in de barakken in het park. De hogere officieren hadden een plek in het hoofdhuis en de overige stafleden werden gehuisvest in enkele barakken die in de beschutting van het park waren geplaatst. Alleen bij dreiging en bombardementen verbleef de gehele staf in de bunkers, die de comfortabele villa’s en buitenhuizen verkozen boven het beton. In de zomer van 1942 waren de Duitsers begonnen met de bouw van deze bunkers. In eerste instantie betrof het op Toorenvliedt een viertal lichte en dunwandige bunkers die voornamelijk als schuil- en (op)bergplaatsen waren gebouwd. Door het
99
Sakkers 1998, p. 9 Van den Berg http://nl.tracesofwar.com/artikel/42266 (25-5-2013)
100
43
luchtoverwicht van de geallieerden zagen de Duitsers op Toorenvliedt zich een jaar later echter al genoodzaakt om zwaardere en bomvrije bunkers op Toorenvliedt en het naastgelegen Vijvervreugd te bouwen. Begin 1944 werd daarom begonnen met de bouw van tien zware bunkers, te weten drie commandobunkers (type 608), vijf manschappenbunkers (type 622, ieder voor 20 man), een keukenbunker (type 645) en een grote verbindingenbunker (type 618).101 Voor de aanvoer van het bouwmateriaal - zand, cement en kiezel - was een aftakking van de trambaan MiddelburgKoudekerke-Domburg naar Toorenvliedt getrokken, met het werkspoor ter hoogte van de bunkerdaken.102 Voor het aanleggen van de loopgraven en ander grondwerk werden Marokkaanse krijgsgevangenen uit het Franse leger ingezet en later ontwapende militairen uit het Italiaanse leger (hiwi’s).103 De bunkers zijn door camouflage nooit echt zichtbaar geweest als bunker. De vele bunkers die in de historische parkaanleg van Toorenvliedt waren gebouwd werden voorzien van zadeldaken of netten met takken, bladeren en aarde en kregen zelfs opgeschilderde ramen met gezellige gordijntjes. De bunkers waren daarmee vermomd als ‘gewone’ burgerwoning of boerderij (afb. 9.).
Afb. 8. Verdedigingswerken gebouwd in W.N. Brunhild (Toorenvliedt en Vijvervreugd). Afb.
9.
Manschappenbunker
op
Toorenvliedt dat door beschilderingen het voorkomen van een woning had gekregen.
101
Sakkers 2008 Idem, p. 18 103 Idem, p. 21 102
44
Over alle typen bunkers, technische details en hun gebruik en plattegronden valt meer te lezen in het geweldige boekje dat bunkerspecialist Hans Sakkers schreef over Toorenvliedt. In zijn ‘Bunkers op Toorenvlied. Duits hoofdkwartier van de Atlantikwall op Walcheren 1942-1944’ (1998) zijn alle gebeurtenissen en ruimtelijke ingrepen zeer uitvoerig beschreven. Daarnaast heeft Sakkers gebruik gemaakt van stukken uit de correspondentie tussen de tuinbaas en jonkheer Schorer, die een goed beeld geven van de persoonlijke beleving en de gebeurtenissen ten tijde van de oorlog evenals van de ingrepen die op het buiten Toorenvliedt plaatsvonden. De briefwisseling is echter ook aangrijpend en emotioneel, omdat het buiten steeds verder wordt afgetakeld door de Duitsers en de tuinbaas dit steeds aan de jonkheer moet overbrengen. Tuinbaas Bram Leer bleef tijdens de oorlog op Toorenvliedt en onderhield hierover nauw contact met jonkheer Schorer die in Culemborg woonde. Schorer had een verbod om naar Walcheren af te reizen, dat was immers tot Sperrgebiet verklaard. Meerdere verzoeken van zijn kant werden dan ook afgewezen. Uiteindelijk is het hem één keer gelukt, op 22/23 juni 1943, omdat hij zogenaamd een aandeelhoudersvergadering in Middelburg had, terwijl zijn hoofddoel was om Toorenvliedt nog één keer te zien. Het was voor hem wellicht verstandiger geweest om niet te gaan, want hij schreef hierover: “Het is een afschuwelijk gezicht die groote en hooge motorbetonmachines hun vieze inhoud dag en nacht op de te maken bunkers uit te zien storten. (…). Ellendig om te zien hoe ons mooie buiten gemaltraiteerd wordt”. 104 En wat hij er ook nog probeerde, hij kreeg er niemand te spreken. Hij had er niets meer te zeggen... Deze situatie duurde tot in 1944. Tijdens de geallieerde opmars was de divisie die Walcheren bezette en verdedigde naar het front in Noord-Frankrijk gezonden, waardoor Toorenvliedt korte tijd leeg kwam te staan. Maar al snel kwamen velen hier weer terug op hun terugtocht richting Duitsland. Gezegd wordt ook wel dat Toorenvliedt toen eigenlijk fungeerde als het hoofdkwartier voor de Duitse terugtocht uit de Kanaalkust. Het naderen van de geallieerden en het toenemende aantal beschietingen en granaten deden de Duitsers besluiten om vanaf 6 juni 1944 continu in de bunkers op en om Toorenvliedt te blijven. Het einde van het divisiehoofdkwartier werd uiteindelijk op 3 oktober 1944 ingeluid door de geallieerde bombardementen op de zeedijken, waaronder die van Westkapelle. Langzaam verdween Walcheren onder water en de Duitse staf begon haar evacuatie voor te bereiden. Het doel van de inundatie van Walcheren was om de Duitse verdediging uit te schakelen door hun militaire infrastructuur te vernietigen en de communicatie en bevoorrading te verstoren. En dat gebeurde. Door het stijgende water moest het hoofdkwartier op Toorenvliedt op 17 oktober 1944 worden ontruimd. De divisiestaf streek neer op de Dam in Middelburg en op 6 november 1944 ondertekenden zij daar de capitulatie na een strijd van enkele dagen. Het zoute zeewater bereikte Toorenvliedt op 21 oktober 1944, vier dagen nadat de Duitse staf er was
104
Van Immerseel 2007, p. 9 (citaat uit brief van jhr. Mr. J.C. Schorer aan zijn tuinbaas Bram Leer)
45
vertrokken. Een jaar lang stond Toorenvliedt daarna nog onder water. Het hoofdhuis was zwaar gehavend en stond tot aan de eerste verdieping onder water, met het klotsende zeewater in de salons. De familie Leer betrok in die tijd de eerste verdieping van het landhuis, omdat hun eigen woning niet meer bewoonbaar was. Met een kano konden zij bij het huis komen en vanaf het balkon van het hoofdhuis hadden ze een loopbrug gemaakt naar de naastgelegen bunker. Op het dak van deze bunker hadden zij improvisorisch wat aarde gestort en een tuintje aangelegd om sla te verbouwen en de kippen te houden. Op 30 oktober 1945 schreef Bram Leer vervolgens aan jonkheer Schorer dat het zeewater dat een jaar lang in het huis had gestaan langzaam aan verdween en dat het landgoed droog kwam te liggen. Van de eens zo prachtige historische parkaanleg was werkelijk niets meer over. Het zoute zeewater waarmee Walcheren was overspoeld had een verwoestende uitwerking, waardoor vrijwel alle bomen en planten dood waren gegaan. Wat overbleef was een modderige massa en niets meer dan een kale, dode vlakte. Indrukwekkend zijn de foto’s waarop te zien is dat Toorenvliedt onder water staat en daarna de dode vlakte vol bunkers met een zwaar gehavend huis dat achterbleef. Voor Toorenvliedt gaan Armando’s woorden dus eigenlijk niet op, want er resteren vrijwel geen bomen meer die als stille en onverschillige getuigen hebben toegekeken. De kaart met legenda ‘Verdedigingswerken gebouwd in W.N. Brunhild’ in het boek van Sakkers toont daarnaast de ongekende hoeveelheid ruimtelijke ingrepen in het park van Toorenvliedt (en Vijvervreugd). Uit de correspondentie tussen Leer en Schorer valt verder op te maken welke ingrepen waar precies plaatsvonden (met de namen ervoor die door de familie aan bepaalde parkonderdelen waren toegekend, zoals ‘bij de oceaan’, etc.) en hoe de eigenaar en tuinbaas daarover dachten. Naast de gebouwde bunkers en barakken in het park van Toorenvliedt, was er sprake van een tankgracht verderop en er waren loopgraven dwars door de tuinen gegraven, een rails en opslagterrein voor bouwmaterialen kwam in het park en een opslag- parkeer- en exercitieterrein was er eveneens te vinden. Verder werd in 1943 het torentje afgebroken om een zware permanent bewaakte mitrailleur te plaatsen en er waren stalen luchtwachttorens gebouwd aan de noord- en zuidzijde van het park. Het huis werd in camouflagekleuren geschilderd en meerdere malen getroffen door verschillende beschietingen en granaten. Toorenvliedt was daarnaast omgeven door mijnenvelden. Op veel buitens werden ook bomen gekapt om ruimte te maken voor schootsveld of om de getopte boomstammen elders als een soort speren of spiesen in lege akkers en weilanden te plaatsen, als hindernis voor te landen vliegtuigen (rommelasperges). Leer meldt echter aan Schorer “bomen halen ze bij ons niet weg, in tegendeel, bij het achterplein en in de ezelweide planten ze zelfs nog boomstammen erbij omdat de Tommy dan niet zou kunnen landen. Alles heb ik
46
aan de Schade Commissie doorgegeven en is genoteerd dus meen ik hieraan mijn plicht gedaan te hebben”.105 Aan het einde van de oorlog was het lot van Toorenvliedt echter onduidelijk en onzeker. Toen Schorer in 1948 overleed verkochten de erven Huizinga Toorenvliedt aan de Gemeente Middelburg. De familie Leer vertrok voor een nieuw bestaan naar een boerenbedrijf in de Noordoostpolder.
Afb. 10. Huize Toorenvliedt in het water, gezien vanaf de Koudekerkseweg (1944) Afb. 11. De desolate aanblik van het park van Toorenvliedt met haar bunkers, nadat alle door de inundatie gedode bomen in het park waren gerooid. Afb. 12. Toorenvliedt (links bovenin is de slingerende vijver zichtbaar) en Vijvervreugd na de inundatie. 105
Sakkers 1998 (bijlage, pp. 6/7)
47
3.4 “NIEUW WALCHEREN” MET EEN ‘NIEUW’ TOORENVLIEDT 3.4.1. De context voor de herinrichting van het nieuwe Walcheren Op vrijwel alle overgebleven Walcherse landgoederen en buitenplaatsen heeft de Tweede Wereldoorlog een vernietigende invloed gehad. Veel bomen waren gekapt vanwege schootsveld of gebruikt als rommelasperges. Zo is bij Kasteel Westhove nabij Domburg deze ingreep nog altijd zichtbaar aan een aantal lindebomen.106 Op een aantal hoger gelegen buitenplaatsen na waren vrijwel alle buitenplaatsen zwaar getroffen door de inundatie. Met de droogmaking, herinrichting en herverkaveling van Walcheren verdwenen veel historisch waardevolle resten van (voormalige) landgoederen en buitenplaatsen, zoals grachten, vijvers en grand canals, maar ook talloze andere restanten. De prioriteit lag tijdens de wederopbouwperiode bij de landbouwkundige inrichting en de opbouw van het dagelijkse leven. Na de oorlog werden verschillende parken van landgoederen en buitenplaatsen door de Heidemaatschappij opnieuw ingeplant, dit werd in veel gevallen vergoed als zijnde oorlogsschade.107 Voor verschillende buitens kwamen er uiteindelijk nieuwe of herstelplannen, maar desondanks trad er opnieuw een periode van verval in. Er was relatief weinig belangstelling voor buitenplaatsen en eigenaren beschikten vaak ook niet over de financiële middelen voor het noodzakelijke onderhoud. Veel raakte overwoekerd en verwilderd, grachten en doorzichten slibden dicht en paden waren niet meer toegankelijk en zichtbaar. Uiteindelijk gingen ook vele buitens over van particuliere handen naar terreinbeherende organisaties als Staatsbosbeheer, die bij hun beheersplannen weinig tot geen gedegen onderzoek deden naar de cultuurhistorische waarden. Het beheer bestond uit ‘niets doen’, dat was immers uitstekend voor de natuurwaarden. Uiteindelijk groeide het besef dat als dit zo door zou gaan dit tot een onherstelbaar verlies van het karakter van de buitenplaatsen(zones) zou leiden. De laatste jaren zien we daardoor steeds meer dat ook de terreinbeherende organisaties bij hun planopstelling en beheer uitgebreid historisch onderzoek laten uitvoeren naar de cultuurhistorische waarden. In een hoofdstuk van de Landschapsatlas Walcheren (2008) wordt dit verhaal op een voorbeeldige wijze uiteengezet. Ook wordt bij herstelplannen niet meer (altijd) gestreefd naar één bepaalde stijl of periode en worden verdwenen elementen ook niet meer altijd teruggebracht. Juist het naast elkaar voorkomen van elementen wordt als waardevol gezien, omdat dit de gehele ontwikkelingsgeschiedenis zichtbaar maakt en laat. De laatste tijd staan de landgoederen en buitenplaatsen steeds meer in de belangstelling, mede door de toenemende recreatiedruk. Een project dat daarmee gepaard gaat is ‘Verborgen Buitens’, waarbij de restanten als vijvers, sloten en poorten van verdwenen Zeeuwse buitens in kaart zijn gebracht, zijn hersteld en beter zichtbaar zijn gemaakt in het landschap.
106 107
Bos 2008, p. 340 Bos 2008, pp. 340-349
48
3.4.2 De herbeplanter van Walcheren De naoorlogse herbeplanting van veel van de landgoederen en buitenplaatsen kwam uiteindelijk tot stand onder leiding van Christiaan Pieter Broerse (1902-1995), tuin- en landschapsarchitect en de directeur van het landschaparchitectonisch bureau van de Stichting “Nieuw Walcheren”. De Stichting Nieuw Walcheren was opgericht door burgers en bood haar diensten onder andere gratis aan gemeenten aan.108 Een groot succes van de stichting was onder andere de actie ‘Plant een boom op Walcheren’, waarbij iedereen voor een rijksdaalder een boom kon schenken. Er werden toen ruim 87.000 plantbewijzen uitgeschreven. Voor de herbeplanting van Walcheren was een speciale commissie ingesteld met vertegenwoordigers van verschillende organisaties. Zij zochten onder andere contact met Broerse, die de omgeving goed kende omdat hij er was opgegroeid. Ook had hij in 1945 en 1948 al enkele boekjes uitgegeven over de herbeplanting van Walcheren, waarin hij pleitte voor de streekeigen identiteit die volgens hem gepaard gaat met de (streekeigen) beplanting en inrichting. De Rijksdienst voor Landbouwherstel bekostigde vervolgens de grondbewerking en het planten van de meeste jonge bomen en struiken. Staatsbosbeheer beplantte vele wegen en enkele bossen en de Nederlandse Heidemaatschappij nam bijna 150 erfbeplantingen voor haar rekening en zo’n 20 hectare op landgoederen aan bos. 109 Broerse aanvaardde de baan maar bleef daarnaast ook in Amstelveen werkzaam, waar hij al lange tijd hoofd van de Dienst Gemeenteplantsoenen was. Overigens was Broerse in eerste instantie daarom niet bereid om op het verzoek van de commissie in te gaan. Een leuk detail is daarnaast dat Broerse op jonge leeftijd wegtrok uit Zeeland om elders tuinknecht te worden en uiteindelijk opklom tot tuinman en tuinbaas op buitenplaatsen in Ginniken en Geldrop. Daarnaast volgde hij onder andere cursussen in Frederiksoord en Wageningen en werd hij lid van de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantenkunde, waar hij in contact kwam met D.F. Tersteeg die een ontwerp had geleverd voor de gemeente Amstelveen (toen Nieuwer-Amstel) en Broerse daarvoor had aanbevolen als tuinbaas. In 1927 werd hij daar inderdaad aangenomen en in 1931 werd hij bevorderd tot directeur van de gemeenteplantsoenen.110 In Amstelveen werd Broerse later vooral bekend door zijn heemparken. Tot aan 1955, het jaar waarin het landschapsarchitectonisch bureau werd opgeheven, heeft Broerse voor meer dan 300 projecten op Walcheren de ontwerpen geleverd.111 Een ongekend aantal, waardoor zijn stempel op het landschap van Walcheren niet te onderschatten valt. Zo was hij verantwoordelijk voor het Middelburgse bolwerk, talloze buitenplaatsen, voor vrijwel alle beplanting rond de dorpskerken en begraafplaatsen op Walcheren en ook voor het groen van enkele nieuwe wijken en sportvelden. Ook was het Broerse die verantwoordelijk was voor het naoorlogse herstelplan van Toorenvliedt.
108
Fraanje 2008 Fraanje 2008, p. 2 110 Fraanje 2008, p.5 111 Bos 2008, pp. 340-349 ; Fraanje 2008, p.2 109
49
3.4.3 Van buitenplaats tot stadspark. Een uniek nieuw park voor Toorenvliedt Het lot van Toorenvliedt werd gelukkig al snel duidelijk, want in oktober 1949 vestigde de Landbouwwinterschool zich in het hoofdhuis dat in 1949 volledig was hersteld en gerestaureerd (de verwoeste serre aan de achterzijde is echter nooit herbouwd). De gemeente had na de aankoop overwogen om het parkgedeelte van Toorenvliedt vol te bouwen met woningen, maar het slopen van de bunkers bleek dusdanig duur dat werd besloten om er een stadspark aan te leggen. 112 Naast de kostbaarheid van het verwijderen van de bunkers was er het gevaar van explosie. Om de bunkers te verwijderen moesten ze namelijk worden opgeblazen met explosieven, waardoor ook de overige bebouwing grote schade kon oplopen. Vreemd genoeg zijn het dus eigenlijk de bunkers geweest die Toorenvliedt in eerste instantie de grootste schade toebrachten en tegelijkertijd zijn het diezelfde bunkers die Toorenvliedt hebben gered van de ondergang. De stadsuitbreiding van het Middelburgse gemeentebestuur vond dus niet plaats op Toorenvliedt en de stad heeft zich uiteindelijk zo uitgebreid dat het park aan alle zijden is omsloten door woonwijken. Ten westen kwam geen woonwijk, daar lag Vijvervreugd als een ruïne dat na een brand in 1969 werd gesloopt, samen met de drie resterende bunkers aldaar. Op deze plek verrees een instelling voor gehandicapten en sinds eind jaren negentig lopen er al plannen voor een nieuwe woonwijk op dit terrein, die inmiddels concreet zijn. De wijk Rittenburg moet daar verrijzen en daarmee gepaard zijn ook de nieuwe en huidige plannen voor Toorenvliedt ontstaan, waar in de volgende paragraaf van dit hoofdstuk uitgebreid op wordt ingegaan. Het voortbestaan van Toorenvliedt en haar bunkers werd gegarandeerd op 9 mei 1949, toen burgemeester en wethouders van Middelburg een voorstel deden aan de gemeenteraad tot aankoop, herstel en exploitatie van Toorenvliedt. “Zoals Uw Raad bekend is werd de aan de Koudekerkseweg gelegen buitenplaats “Toorenvliedt” als gevolg van oorlogshandelingen zeer ernstig geschonden. Het gebouw, dat tijdens de bezetting lange tijd diende tot verblijf van de commanderende generaal, werd door bominslagen ernstig gehavend. Het grootste deel van het omgeven terrein werd door de plaatsing van een 40 tal bunkers verknoeid, terwijl door de inundatie de prachtige bebossing o.a. volkomen ten dode werd opgeschreven, het gebouw verder werd beschadigd en de aan de ingang van het terrein staande tuinmanswoning zeer ernstig werd gehavend.” Zo werd Toorenvliedt dus gezien en aangetroffen na de oorlog. Wat men met Toorenvliedt wilde was “naast deze reden was er nog het verlangen om deze bekende buitenplaats te behouden, om een fraaie afsluiting te krijgen voor de Nieuwe Vlissingse- en Lageweg ontworpen woonwijk en om de trieste aanblik van de vele – practisch niet of alleen ten koste van grote geldelijke offers te vernietigen – bunkers, te doen
112
Van Immerseel 2007, p. 9
50
verdwijnen.”113 Voor de bunkers, het eigenlijke dadererfgoed, had men destijds geen oog en waardering. De gangbare praktijk voor de omgang met oorlogssporen in deze jaren was dan ook ‘uit het oog uit het hart’. De landschapsarchitect kreeg daarom de opdracht om de bunkers zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. Kort na de aankoop en droogmaking was C.P. Broerse verantwoordelijk voor het herstelplan van Toorenvliedt en de nieuwe parkaanleg, waarbij centraal stond dat met behulp van beplanting de elf bunkers aan het oog zouden worden onttrokken. Een kanttekening daarbij is dat de bunkers tijdens de oorlog ook gebouwd waren in de bebossing en de beschutte delen van het park; de nieuwe open stukken van het park waren ook open voor de oorlog. De bunkers werden dus gehandhaafd en opgenomen in de nieuwe parkaanleg. In het ontwerp van Broerse (1950) werden de bunkers aangeaard, beplant en weggeplant en daarmee opgenomen in het nieuwe paden- en beplantingsplan. Hij liet nieuwe bomen en struiken planten, oude vijvers uitdiepen en vergraven, bruggen herstellen en stopte de bunkers zorgvuldig weg. Daarnaast waren onder andere een grote speelweide, een vogeleiland en een openluchttheater aan het park toegevoegd. Tussen 1950 en 1952 werden de werkzaamheden uitgevoerd die werden gefinancierd door het Belgische Hoste-comité, waardoor het park op 24 juni 1954 officieel kon worden geopend.114 Het openluchttheater werd op 11 juli 1956 officieel geopend. Deze geheel nieuwe situatie is goed zichtbaar op de luchtfoto’s van Toorenvliedt uit 1956.115 In een gesprek op 26 september 1990 vertelde Broerse dat hij geen speciaal historisch onderzoek had verricht naar het vooroorlogse Toorenvliedt. Dit had met name te maken met de grote hoeveelheid werk die er rond 1950 op het bureau en de Stichting afkwam. Voor historisch onderzoek was simpelweg geen tijd omdat alle plannen in zeer korte tijd moesten worden gemaakt. De eerste prioriteit was het weer bewoonbaar maken van Walcheren. Het herstelplan van Broerse vertoont daarom ook grote verschillen met de vooroorlogse situatie die aan de Zochers wordt toegeschreven.116
113
Sakkers 1998, pp. 43-45 http://www.koudekerke.info/buitenplaats-toornvliet.php (29-5-2013) 115 Zeeuws Archief, Historisch-topografische atlas Middelburg, cat.nr. HTAM-B-0335 116 Bos 2008, p. 341 114
51
Afb. 13. & Afb. 14. Luchtfoto’s van Toorenvliedt uit de jaren ’50. Hierop is de nieuwe parkaanleg van Broerse met de in de beplanting weggestopte bunkers duidelijk zichtbaar.
52
3.4.4 Nieuwe vormen van gebruik van het naoorlogse Toorenvliedt In 1949 werd het hoofdhuis van Toorenvliedt verbouwd voor de huisvesting van Christelijke Winterlandbouwschool van de Christelijke Boeren en Tuinders Bond (C.B.T.B.), later ook wel bekend als de Christelijke Middelbare Landbouwschool. In 1951 werden de zwaar beschadigde hekpijlers hersteld en in 1959 werd het voormalige koetshuis ingericht voor mechanisatielessen van de school. Van deze situatie was sprake tot aan 1972. Het omliggende landgoed was sinds 1954 een openbaar stadspark met tot in de jaren tachtig ook een openluchttheater. In 1973 kwam vervolgens een LOM-school, later bekend als de Toorenvliedtschool, die tot 1987 voortgezet onderwijs verzorgde voor mensen met een leer- of opvoedingsproblematiek.117 “In het hedendaags Toorenvliedt is gevestigd de Stichting Bijzonder Voortgezet onderwijs. Het verkeert in een prima staat en heeft onlangs weer een schilderbeurt ondergaan.”118 Het hoofdhuis was ingericht met zes lokalen en in het koetshuis bevonden zich het handenarbeidlokaal en de eetzaal, terwijl elders op het terrein ook nog een extra gebouwtje verrees met drie lokalen. Nadien stond het hoofdgebouw twee jaar leeg tot eind augustus 1990 Staatsbosbeheer het gebouw betrok als regiokantoor. Al sinds 1984 is in het park van Toorenvliedt het vogel- en opvangcentrum De Mikke gevestigd, op de plek waar voorheen het openluchttheater zich bevond. De situatie van het park was echter niet altijd best; in de krant van 2 juli 1992 valt bijvoorbeeld te lezen dat met name de vijvers en watergangen ondiep waren waardoor botulisme razendsnel toenam en veel eenden en andere vogels stierven.119 Ook in de afgelopen jaren verloederde het park sterk en stond het niet altijd even positief bekend. Niet alleen het hoofdhuis en het park werden voor andere doeleinden gebruikt, ook de bunkers. Al in 1952 werd in een van de bunkers een commandopost van de Kring Walcheren van de burgerbescherming ingericht voor tijden van oorlog. En zo werd ook de voormalige commandobunker in gebruik genomen door de plaatselijke schietvereniging en werden twee andere commandobunkers in 1996 geschikt gemaakt als overwinterplaats voor vleermuizen. Een van de commandobunkers is in 2008 door de Stichting Bunkerbehoud toegankelijk gemaakt voor het publiek. In 1992 was er ook nog de nodige discussie over de communicatiebunker, waarvoor plannen bestonden om deze in te richten als oefenruimte voor popbands. Deze plannen sneuvelden omdat met name omwonenden geen popbunker in de buurt wensten. Tegenwoordig is er meer aandacht en waardering voor het behoud en de bescherming van bunkers, terwijl het gebruik uit oogpunt van nut of noodzaak door de jaren heen altijd wel doorgang vond. Zo schrijft Ronald van Immerseel in zijn artikel ‘Bunkers en Buitenplaats in het Bulletin (2003) van de Stichting Vrienden Particuliere Historische Buitenplaatsen over ‘Landgoedelementen nader
117
Sakkers 1998, pp. 43-45 Frikkee 1982 119 Sakkers 1998, p. 45 118
53
bekeken’, dat het tot voor kort gebruikelijk was om bunkers, indien mogelijk, af te breken. Volgens Van Immerseel dringt langzamerhand het besef door dat ook bunkers een historische laag vormen in het park van een landgoed of buitenplaats. Naast dat ze vaak niet mochten worden afgebroken, lukte dit meestal ook niet. Alternatief gebruik als dierenhok of opslagplaats kwam veelvuldig voor. In 1998 werd op Beeckestijn in dit kader een symposium georganiseerd over dit onderwerp, namelijk wat te doen met bunkers in historische tuinen en parken. Aan verschillende landschapsarchitecten werd dit dilemma voorgelegd als een ontwerpopgave hoe hier mee om te gaan; een bunker die tijdens de Tweede Wereldoorlog was geplaatst in het door J.G. Michael ontworpen dwaalbos op Beeckestijn. Na de oorlog was de bunker weggestopt onder een heuvel, net als de bunker die midden op zichtas en oprijlaan stond en werd verzonken (en zich dus nog steeds onder de oprijlaan bevindt!). Tot in de jaren tachtig was men vooral geneigd om de bunkers op buitenplaatsen te slopen, terwijl tegenwoordig de gedachte dat ook de bunkers deel uitmaken van de historische gelaagdheid van het park steeds meer aan terrein wint. “Oude parken bestaan uit historische lagen waarin elke eeuw zijn kenmerkende elementen heeft toegevoegd”.120 De bunkers (en de omgang daarmee) vormen volgens Van Immerseel daarmee de twintigste-eeuwse paragraaf van het park. Bijzonder is in ieder geval dat Toorenvliedt vandaag de dag het laatste ‘intacte’ divisiehoofdkwartier in Nederland is, waar de relatie tussen de bunkers in het park en het buitenhuis als toenmalig stafgebouw nog aanwezig is. Gesteld wordt zelfs dat Toorenvliedt uniek is in Europa, als één van de meest uitgebreide van de 35 divisiehoofdkwartieren langs de Europese Westkust. Daarnaast kan Toorenvliedt worden gezien als het monument van de Slag om de Schelde en de inundatie, waarvan de directe gevolgen nog steeds zichtbaar zijn. Maar ook is Toorenvliedt uniek in zijn soort als wederopbouwpark van een buitenplaats. Voor zover bekend is het waarschijnlijk de enige buitenplaats in Nederland met een na de Tweede Wereldoorlog speciaal ontworpen park om bunkers aan het zicht te onttrekken. Op sommige plekken werden de bunkers wel weggeplant, verzonken of onder een aarden wal verstopt, maar nergens is een compleet nieuw park aangelegd waarin de bunkers zijn geïntegreerd en waarbij de bunkers eigenlijk de leidraad vormden voor de nieuwe aanleg. Daarom is het interessant om de huidige plannen en benaderingswijze van de Gemeente Middelburg voor Toorenvliedt onder de loep te nemen. 3.5 DE HUIDIGE OMGANG MET PARK TOORENVLIEDT 3.5.1 Plannen en proces rondom het ‘opwaarderen’ van Park Toorenvliedt In 2011 is de Gemeente Middelburg gestart met de ‘opwaardering’ van het Park Toorenvliedt en het
120
Van Immerseel 2007, p. 11
54
aanwezige Tweede Wereldoorlog-erfgoed. Deze ontwikkelingen staan enerzijds in het kader van de aanleg van de nieuwe wijk Rittenburg en anderzijds in het kader van het Europese samenwerkingsprogramma 2 Seas interreg IVA, project World War II Heritage, waar Toorenvliedt onderdeel van uitmaakt. Toorenvliedt moet volgens de plannen als het ware de verbindende schakel gaan vormen tussen het nieuwe Rittenburg en de bestaande Stromenwijk aan de andere zijde van het park. Eén van de plannen is om daarom een fietspad dwars door het park aan te leggen, waarvoor verschillende opties zijn voorgelegd aan bewoners en belanghebbenden tijdens de bijeenkomsten met de buurt. Over het voornemen om een fietspad aan te leggen is in 2009 ook al een melding gedaan door de Stichting Bunkerbehoud, Bond Heemschut en de Kastelenstichting Holland en Zeeland. Volgens hen wordt de cultuurhistorie onvoldoende in acht wordt genomen, omdat het hier een uniek en speciaal ontworpen naoorlogs park betreft waarbij de bunkers aan het oog zijn onttrokken.121 Het grootste deel van de mensen is ook faliekant tegen (fiets)verkeer in het park. Daarnaast is de opdracht vanuit de Gemeente Middelburg om de toegangen van het park te verduidelijken en nieuwe entrees te realiseren om meer bezoekers trekken, het groen te verbeteren en meer (speel)plekken voor de jeugd te creëren. Gepaard daarmee moest er ‘iets’ met het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog, de bunkers gedaan worden, wat met name samenhangt met een grote Europese subsidie. In 2011 en 2012 zijn daarom door de Gemeente Middelburg en Copijn Tuin- en Landschapsarchitecten rondwandelingen, klankbordbijeenkomsten en een wijktafel georganiseerd. Gedurende deze bijeenkomsten was iedereen in de gelegenheid om input te leveren voor de aanpak van het park. De documenten met presentaties en verslagen hiervan zijn te vinden op de website van de gemeente en geven een goede weergave van dit proces. In de eerste bijeenkomst werden bijvoorbeeld de uitgangspunten en opdracht geformuleerd en konden ideeën en aandachtspunten worden aangedragen, variërend van groen, fauna en veiligheid tot verkeer, ontsluiting, bunkers en cultuurhistorie. Met deze input heeft Copijn vervolgens een schetsontwerp gemaakt, waar wederom op kon worden gereageerd tijdens een georganiseerde bijeenkomst. Uiteindelijk heeft het gemeentebestuur een besluit genomen over het definitieve plan en ontwerp. Over het proces en ontwerp voor de aanpak van Toorenvliedt schrijft Copijn zelf dat: “Een belangrijk onderdeel van de vraag was het ‘beleefbaar’ maken van de rijke geschiedenis van het park voor kinderen, en dan met name de bunkers. In het schetsontwerp hebben we hiervoor een bunkerroute ontworpen. Een speur-speel-spel route waarin kinderen op een speelse manier de belevenissen van een ander kind in de oorlog ontdekken. Vanuit deze respectvolle blik naar het verleden hebben we een duurzame toekomstvisie opgesteld voor Park Toorenvliedt. We stellen Park Toorenvliedt veilig voor de toekomst en bieden een duurzame visie op routing, water en beplanting, zodat park Toorenvliedt
121
http://www.meldpunterfgoedzeeland.nl/meldingen/240/park-toorenvliedt (6-3-2013)
55
mee kan groeien in de ontwikkeling van Middelburg en haar bewoners. Bewonersparticipatie was een belangrijk onderdeel van de opdracht. Samen met bewoners en belanghebbenden zijn we middels een interactief planproces tot een schetsontwerp gekomen”.122 Begin 2013 is er vervolgens met de uitvoering begonnen. De werkzaamheden zijn inmiddels in volle gang en halverwege 2014 dient alles te zijn afgerond. 3.5.2 Aanpak Park Toorenvliedt in het kader van Europees WWII Heritage project Eén van de redenen dat de werkzaamheden in Park Toorenvliedt kunnen worden uitgevoerd is het EU-project. Aan de provincie Zeeland werd in dit kader een Europese subsidie van 1 miljoen euro toegekend voor het verbeteren en toeristisch toegankelijk maken van het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog. Dit project is gestart in juli 2011 en loopt tot en met juni 2014. In dit kader worden in Zeeland de geallieerde landingssite in Vlissingen en Park Toorenvliedt met het bijbehorende bunkercomplex aangepakt. Daarmee is het vreemd genoeg eigenlijk de tweede keer dat de bunkers Toorenvliedt een grote dienst bewijzen, omdat er dankzij de bunkers een grote som geld vanuit Europa komt om het park ‘op te knappen’. Er zijn voor alle Europese projecten binnen deze regeling en binnen het samenwerkingsverband een drietal uitgangspunten opgesteld. In eerste instantie moet de historische informatie uit de Tweede Wereldoorlog worden verzameld en gepresenteerd. Zo worden er mensen geïnterviewd om de herinneringen aan de oorlog vast te leggen en deze verhalen worden vervolgens gedocumenteerd en verbonden aan gebouwen of sites, zodat hun betekenis duidelijk wordt. Daarnaast moet de fysieke en educatieve toegankelijkheid van deze belangrijke erfgoedsites worden verbeterd. Verder dient de toeristische potentie van deze erfgoedsites beter benut te worden, bijvoorbeeld door verschillende routes te creëren tussen deze erfgoedsites of om het erfgoed van de oorlog op deze plekken zelf te ontdekken. Daarbij wordt onder andere ingezet op interactieve en multimediale applicaties. Onder het project vallen op Toorenvliedt naast het opknappen van het park ook een bunkerroute en een oral history project. Vanuit de gemeente was het met name de bedoeling om kinderen via sport en spel kennis te laten maken met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, “waarbij de waarde van vrede voorop moest staan”. Hierdoor ontstond het idee voor een speurtocht van bunker naar bunker en daarom wordt bij de verschillende bunkers een klimwand, glijbaan of kabelbaan gemaakt. De voormalige communicatiebunker wordt uiteindelijk ingericht als een klein museum en in de loop der tijd ingericht naar de situatie van tijdens de oorlog, met name een wens van de Stichting Bunkerbehoud. Daarnaast wordt het straks mogelijk om door het park te wandelen en met behulp van een app op de smartphone verschillende filmpjes
122
http://www.copijn.nl/index.php?page=park-toorenvliedt (mei-juni 2013)
56
te bekijken. De oorlogsherinneringen van 2 vrouwen uit de omgeving van Park Toorenvliedt zijn bijvoorbeeld op beeld vastgelegd. Hiervoor hebben leerlingen van groep 8 van een tweetal basisscholen vragen bedacht. Aan hen werd voorgelegd wat zij zouden vragen aan mensen die de oorlog als kind hebben meegemaakt en die destijds dezelfde leeftijd hadden als de leerlingen nu.123 Enerzijds hebben deze gesprekken in de klas plaatsgevonden en later zijn een aantal van deze vragen aan de dames vastgelegd op camera.124 Het idee is eveneens dat deze film straks getoond kan worden in de museumbunker.
Afb. 15. De huidige situatie, zicht vanaf het huis op de vijver met de bunker die nu zichtbaar is door het weghalen van de beplanting rondom. Afb. 16. Ontwerp van Copijn voor de bunkerroute. Afb. 17. Huidige situatie met zichtbare bunker en zicht op het huis vanuit het park. 123
Projectwebsite gemeente Middelburg http://www.middelburg.nl/Actueel/Projecten/Europese_projecten/Park_Toorenvliedt_WWll_Heritage (14-4-2013) ; WWII Heritage http://www.worldwar2heritage.com/about (29-5-2013) ; Anoniem, ‘Middelburgse kinderen interviewen oorlogskinderen’, PZC, 3 mei 2012 124 Youtube: http://www.youtube.com/watch?v=Xw8X45fbaBo(15-6-2013)
57
3.5.3 Kanttekeningen bij de gevolgde benaderingswijze van Toorenvliedt Bij het ontwerp, de gevolgde benaderingswijze en de omgang met het erfgoed zijn vanuit cultuurhistorisch oogpunt een aantal opmerkingen en kanttekeningen te plaatsen. Copijn heeft in het ontwerp voor de aanpak van Park Toorenvliedt een aantal historische lagen onderkend. Als laag 1 noemen zij het waterelement met de buitenplaats; als laag 2 de bunkers; als laag 3 het plan van Broerse, waar zij slechts de laan naar het openluchttheater noemen; als laag 4 de inbedding van het park, omdat na de realisatie van Rittenburg het park geheel omsloten wordt door bebouwing en als vijfde laag die van de (nieuwe) verbindingen van het water en de paden door het park heen.125 Volgens Copijn blijven de bunkers in het groen liggen en wordt “de beplanting opener gemaakt bij de toegangen en ter plaatse van de doorzichten” en daarnaast stellen zij dat het “ontwerp het park opener maakt, men daardoor een goed zicht krijgt op het park met een duidelijk begin van de bunkerroute en goed zicht op Huis Toorenvliedt en de museumbunker”.126 Wanneer je nu door het park loopt lijkt dit wel erg rigoureus gedaan. Je wordt nu tijdens de wandeling geconfronteerd met de 11 bunkers die zichtbaar gemaakt zijn. Het uitvoeren van kap en dunningen zijn noodzakelijke ingrepen bij het beheer van parken en bossen om andere bomen meer ruimte te geven, vaak stuit dit echter op het nodige verzet. Het is daarom begrijpelijk dat veel bewoners hiertegen protesteren. Toen ik in mei 2013 door het park liep, wetende dat de werkzaamheden nog in volle gang zijn, waren op verschillende bomen posters aangebracht met foto’s van hoe het was en teksten met “Dit mooie uitzicht is voor altijd verdwenen. Ter herinnering”. De vele felle reacties op de uitzending ‘Grote opknapbeurt Park Toorenvliedt’ van Omroep Zeeland over de werkzaamheden op Toorenvliedt getuigen hier eveneens van.127 “Nu word ik dagelijks gedwongen geconfronteerd met dat verleden en herinnerd aan de nare herinneringen van de oorlog”. Bewoners herkennen zich niet in de samenwerking met de gemeente, omdat deze naar eigen zeggen hun eigen plannen hebben uitgevoerd, los van de klankbordgroep. Vrijwel alle bewoners hadden bijvoorbeeld aangegeven dat ze zo min mogelijk van de bunkers wilden zien. Het verhaal vertellen of ravotten op de bunkers was prima, zolang het maar niet te storend of nadrukkelijk aanwezig was. De gemeente beloofde daarop dat de bunkers verscholen bleven tussen het groen. “Niets is echter minder waar. Nu staan ze pontificaal in zicht. Zichtlijnen noemen ze dat…”.128 Gezonde bomen zijn gekapt en alle onderbegroeiing is weggehaald en komt ook niet meer terug, waardoor de bunkers zichtbaar blijven. In dit geval wordt echter de cultuurhistorische waarde van de dichte beplanting om de bunkers vergeten. Bij het “meer openwerken van het park” en het “zichtbaar maken van de bunkers” wordt mijns inziens voorbijgegaan aan het belangrijke feit dat de bunkers juist door het unieke ontwerp van
125
http://www.middelburg.nl/Actueel/Projecten/Europese_projecten/Park_Toorenvliedt_WWll_Heritage (15-4-2013) Idem 127 http://www.omroepzeeland.nl/nieuws/2013-02-25/376245/grote-opknapbeurt-park-toorenvliedt#.UdZz6flM-0Y (5-3-2013) 128 Idem 126
58
Broerse aan het oog onttrokken zijn. Deze tijdlaag lijkt onvoldoende te zijn bestudeerd en gewaardeerd en wordt daarmee genegeerd en niet gerespecteerd. Ik kan mij dus niet vinden in de woorden die Copijn schrijft over “een respectvolle blik naar het verleden”. Bij het onderkennen van de verschillende lagen van het park noemt Copijn bij het Plan Broerse opmerkelijk genoeg alleen de laan van het huis naar het openluchttheater. Dit terwijl het hoofdmotief van het park wordt bepaald door de bunkers die zijn weggeplant met daaromheen de nieuwe padenstructuur. Verder stonden de bunkers in de oorlog in de bebossing van het park en waren ze op verschillende manieren gecamoufleerd. Ze waren dus nooit als zodanig zichtbaar of nadrukkelijk aanwezig. Een ander punt is het “beleefbaar maken van de rijke geschiedenis van Toorenvliedt”. De focus ligt echter op de bunkers en op nieuwe entrees, niet op de periode van bijvoorbeeld de Tresels, Bevers, Zochers, Schorers, Huizingas en het Plan Broerse. De rijke ontwikkelingsgeschiedenis krijgt weinig ruimte. “De laag met bunkers, die nu verscholen liggen en waar een soort van mystieke sfeer omheen hangt, daar wordt straks een verhaal verteld door de ogen van het kind en middels subtiele toevoegingen ontstaan speelelementen”.129 Of een klimwand tegen en een glijbaan vanaf een bunker van een respectvolle omgang getuigen laat ik in het midden, daarover zullen de meningen uiteen lopen. Anderzijds is een positief punt hiervan dat het een middel is om aan een beladen plek ook positieve herinneringen toe te voegen. De kinderen die er straks spelen denken op den duur wellicht terug aan de positieve herinneringen die zij hebben aan Toorenvliedt en haar bunkers. Dat is een belangrijk onderdeel van de omgang met beladen plekken in het geval van dadererfgoed, hier de bunkers, namelijk dat er niet steeds alleen naar die nare periode uit de geschiedenis wordt verwezen en gekeken. De geschiedenis bestaat uit een opeenvolging van periodes, positief en negatief, die de plek maken tot wat het is. Door het ‘toevoegen’ van deze positieve herinneringen aan deze plek bouw je wellicht aan een soort van waardetoekenning bij de huidige generaties voor de toekomst. Een belangrijk punt voor het behoud van (dit) erfgoed, omdat op den duur de betrokkenen van de oorlog er niet meer zijn. Het oral history project lijkt daarom een goede manier om de plek een blijvende betekenis mee te geven, de herinneringen van de generatie die de oorlog hier heeft meegemaakt. Tegenwoordig wordt oral history steeds vaker ingezet in de monumenten- en erfgoedzorg. Men komt er steeds meer achter dat dit ‘handige’ middelen zijn die helpen bij het draagvlak (voor de instandhouding) onder inwoners en door de verhalen hechten mensen meer waarde aan deze gebouwen en plekken. In Park Toorenvliedt, een voormalig landgoed en buitenplaats, wordt de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog dus niet weggestopt of verdoezeld. Het dadererfgoed krijgt er zelfs een prominente plaats. Er zijn inmiddels ook een tweetal grote informatiepanelen in het park geplaatst met informatie en beeldmateriaal van Toorenvliedt
129
http://www.middelburg.nl/Actueel/Projecten/Europese_projecten/Park_Toorenvliedt_WWll_Heritage (15-4-2013)
59
voor, tijdens en na de oorlog. Bij de aanpak en benadering van Toorenvliedt zijn naar mijn mening de nodige kanttekeningen te plaatsen. Mijn analyse van het gevolgde proces en de benaderingswijze laat zien dat bij de gemaakte afwegingen en keuzes een aantal zaken onvoldoende zijn bestudeerd of overwogen. De gemeente Middelburg en Copijn lijken aan te sluiten bij de hedendaagse tendens, genoemd in de inleiding, om (oorlogs)erfgoed nadrukkelijk ‘zichtbaar’ te maken. Op Toorenvliedt hebben beide partijen ervoor gekozen om het dadererfgoed te benadrukken in plaats van het subtiel te ‘handhaven’ of te ‘tolereren’.
60
HOOFDSTUK 4 Avegoor: verraderlijke schoonheid? “De bloedspatten zijn weg geboend, de modder heeft plaatsgemaakt voor gras, aan de muren zitten geen bordjes meer die verwijzen naar de kantoren van de kampleiding. Het oude landhuis en de hoge bomen in het park dienen alleen nog als decor. Hotel Avegoor ziet eruit als een reportage in een woontijdschrift. Ieder detail is gestyleerd, alle kleuren zijn op elkaar afgestemd. Zelfs kleine dissonanten als rode lampen in een wit-bruin interieur zijn bedacht door iemand die er verstand van heeft. In de lounge klinkt jazz, in de bar vereist het concept popmuziek. Maar niemand luistert. De gasten zitten vanwege het mooie weer op het terras. Op het gazon speelt een chocoladebruine labrador met een lekke bal. Volgens de kaart kan ik kiezen uit oesters, rundercarpaccio of een tompouce van filodeeg met gegrilde tonijn, gekonfijte kalfstong en tomatenantiboise. Dat kreeg opa vast niet toen hij hier verbleef. (…) De receptioniste kan me niets vertellen over de geschiedenis zegt ze. Van een turnhal in de buurt van het landhuis heeft ze nog nooit gehoord. Ik vraag maar niet of ze weet dat die hal door Joodse dwangarbeiders werd gebouwd. Op de parkeerplaats onderzoek ik de oudste bomen, maar ik vind geen krassen of teksten in de bast die verraden wat er kan zijn gebeurd. Ik probeer me voor te stellen hoe opa hier zestig jaar geleden liep met wat kleren in een oude koffer. Hij moest zich melden...”.130 - Mirjam Janssen 4.1 INLEIDING Wanneer ik voor de sporthal op landgoed Avegoor in Ellecom sta bekruipt mij een vreemd gevoel. Kijkend naar het gebouw zie ik een kolossale en prachtige monumentale sporthal met rieten kap, terwijl het geheel inmiddels in enigszins desolate staat verkeerd. Zonde. Tegelijkertijd knaagt er iets, want in mijn achterhoofd weet ik van de beladen geschiedenis van deze plek. Ik denk aan Armando’s woorden over verraderlijke schoonheid, de schoonheid van het kwaad, en over de bomen die er nog steeds staan toe te kijken als onverschillige getuigen. “Ik bekijk ze, ik kijk naar ze, en dan doet zich iets akeligs voor: ze zijn mooi, ik vind ze mooi”.131 De vraag die opdoemt is dan ook of dit gebouw eigenlijk wel mooi mág vinden? Is dat niet vreemd? Van der Laarse noemde eerder al dat het afdoen als wansmaak van de dader op grond van ideologische of morele afrekening onjuist is. Het blijft echter een intrigerend spanningsveld en een onderwerp waar ik graag verder op in ga. Avegoor is een landgoed en buitenplaats gelegen in het Gelderse plaatsje Ellecom in de
130
Mirjam Janssen, ‘Geen talent voor braafheid’ http://www.mirjamjanssen.com/artikelen/stuk%201 (23-5-2013)
131
Armando 1988, pp. 245-246
61
Gemeente Rheden. Samen met de vele andere landgoederen en buitenplaatsen in de omgeving maakt Avegoor onderdeel uit van de landgoederenzone Gelders Arcadië. Een landschap dat bestaat uit een aaneenschakeling van landgoederen en buitenplaatsen op de grens van de Veluwe en de rivieren Rijn en IJssel, tussen Wageningen en de omgeving van Dieren). Het landgoederenlandschap onderscheidt zich hier door het natuurlijk verval, de grote hoogteverschillen en de natuurlijke aanwezigheid van stromend water. Door de eeuwen heen heeft het gebied een bijzondere aantrekkingskracht uitgeoefend op de welgestelde bevolking, wat tot uitdrukking is gekomen in de vele buitens sinds de zeventiende eeuw. Velen in navolging van de Oranjes, die er bijvoorbeeld hun jachtgebieden hadden. In de middeleeuwen waren er ook al de nodige versterkte kastelen, die nog steeds te herkennen zijn aan hun ligging in het uiterwaardenlandschap. Door de stroom aan publicaties, onder andere van Isaac Nijhoff over zijn wandelingen in het romantische en schilderachtige landschap met haar hoogten, uitzichten en vergezichten omstreeks 1820, kwam het gebied steeds meer in de kijker. Er werden in de negentiende eeuw dan ook vele nieuwe buitens en villa’s gesticht, aangelegd en gebouwd, het toerisme nam nog meer toe en ook kunstenaars wisten de omgeving te vinden. De landgoederen en buitenplaatsen zijn daarmee van grote invloed geweest op de culturele en ruimtelijke ontwikkeling van het landschap van de Veluwezoom en haar dorpen en steden. En nog steeds bepalen de landgoederen en buitenplaatsen voor een groot deel de kwaliteit van het gebied. Aan het bloeiende en rijke culturele leven, met haar hoogtijdagen in de jaren rond 1900, kwam in de loop van de twintigste eeuw echter grotendeels een einde. In de jaren dertig brak een moeilijke tijd aan door de economische crisis, gevolgd door de Tweede Wereldoorlog en de grote maatschappelijke veranderingen sindsdien. Inmiddels is er een nieuw bewustzijn ontstaan voor het unieke landgoederenlandschap met haar kwaliteiten. Nieuw beleid, nieuwe aanjaagsubsidies en verschillende herstel- en vernieuwingsprojecten zijn bijvoorbeeld al voortgekomen uit het gezamenlijke gebiedsproject Nieuw Gelders Arcadië. In Gelders Arcadië. Atlas van een buitenplaatslandschap (2011) worden alle aspecten van dit bijzondere landgoederenlandschap in diverse thematische hoofdstukken uiteengezet. Tevens is dit één van de weinige publicaties over landgoederen en buitenplaatsen waarin de Tweede Wereldoorlog als een volwaardig thema in een eigen hoofdstuk wordt besproken, omdat het volgens de samenstellers als één van de belangrijke momenten wordt beschouwd in de geschiedenis van de landgoederen en buitenplaatsen op de Veluwezoom. Zo wist de oorlog een blijvende stempel te drukken op de vele buitens in het gebied, vanwege het gebruik ten tijde van de oorlog of door de vernietigende beschietingen en bombardementen. Eén van die landgoederen is Avegoor, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog bekend werd als SS-Schule. Een verleden dat altijd aan Avegoor is blijven kleven en waarmee Avegoor, nu een hotelen conferentieoord, nog steeds wel wordt geassocieerd. De oorspronkelijke parkaanleg rond het landhuis is door de jaren heen verdoezeld en versnipperd geraakt, ook in eigendom, en tegenwoordig 62
niet meer als volwaardig herkenbaar en beleefbaar. Zowel huis en park kennen daarom ook geen beschermde monumentenstatus. Vanuit de gemeente Rheden bestond daarom de wens om een uitgebreid historisch onderzoek uit te laten voeren naar de gehele ontwikkelingsgeschiedenis van Avegoor als landgoed en buitenplaats. Mede omdat er een grote lacune bestond in de kennis over (vooroorlogse) geschiedenis en ontwikkeling van Avegoor. Door het gebrek aan deze kennis wordt het mogelijk ook niet voldoende ‘gewaardeerd’. Tijdens het onderzoek voor dit hoofdstuk was dat eveneens een van de struikelblokken; er is namelijk zeer weinig over Avegoor bekend en wat er bekend is aan literatuur gaat voornamelijk over de oorlog. Dat is dus in tegenstelling tot wat in de inleiding van deze masterscriptie is geschreven, namelijk dat literatuur over de oorlog op een landgoed of buitenplaats veelal ontbreekt of summier is. Dat gaat voor Avegoor niet op, er zijn documenten in overvloed over deze periode. Recent is er daarom in opdracht van de gemeente Rheden een onderzoek uitgevoerd door Stichting in Arcadië, om de ontwikkelingsgeschiedenis eens goed in kaart te brengen*.132 Dit onderzoek heeft een aantal interessante nieuwe inzichten opgeleverd en geleid tot een aantal ontdekkingen. Gepaard daarmee speelt al jaren de situatie rondom de herbestemming van de voormalige sporthal op het landgoed. Deze sporthal werd ten tijde van de Tweede Wereldoorlog gebouwd in opdracht van de nazi’s en is inmiddels een gemeentelijk monument. De huidige ontwikkelingen hieromtrent en de nieuwe zaken die aan het licht zijn gekomen maken Avegoor met de voormalige sporthal tot een buitengewoon interessant studieobject. In dit hoofdstuk wil ik daarom dieper ingaan op Avegoor als een plek waar de verschillende aspecten van dadererfgoed en de benadering ervan aan bod komen. In dit hoofdstuk zal daarom evenals bij Toorenvliedt eerst de geschiedenis en ontwikkeling van Avegoor door de eeuwen heen worden beschreven tot aan de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens zal worden ingegaan op de gebeurtenissen, veranderingen en ruimtelijke ingrepen tijdens de Tweede Wereldoorlog, evenals op de omgang, ingrepen en het gebruik gedurende de naoorlogse periode tot aan nu. Tot slot worden de huidige situatie, plannen, belangen en benaderingswijze(n) uiteengezet, gevolgd door een oordeel en mogelijk een alternatief advies over de gevolgde benaderingswijze en de omgang met dit erfgoed. 4.2 EEN BIOGRAFIE VAN HET LANDGOED AVEGOOR Landgoed Avegoor kent haar oorsprong in de veertiende eeuw wanneer de boerenhofstede in 1356 door Jacob van Evergoor wordt gesticht.133 De naam van het landgoed herinnert aan de boerenhoeve Auergoir, een weg bij een moerassig gebied, later verbasterd tot Avegoor. Een boerderij ‘over goor’,
132
* Helaas is dit onderzoek nog niet ‘openbaar’ en daarom ook niet bruikbaar/gebruikt voor dit hoofdstuk. Wel is een deel geschreven aan de hand van de aantekeningen bij de presentatie van het onderzoek door Peter Verhoeff (Stichting in Arcadië) aan de Commissie Cultuurhistorie van de Gemeente Rheden op 28 mei 2013 133 Storms-Smeets (red.) 2011, p. 176
63
dus boven een nat gebied.134 De kavelvorm van Avegoor is in die tijd al de bezitseenheid, die loopt van de Binnenweg tot het dorp Ellecom. In 1626 komt Avegoor in het bezit van de heren van Middachten en tot aan die tijd was het bezit al veelvuldig van eigenaar gewisseld. Uiteindelijk wordt Avegoor in 1648 gekocht door stadhouder Willem II, die tevens eigenaar was geworden van het naburige landgoed Hof te Dieren. De Oranjes gebruikten het landgoed, als uitbreiding van het Hof te Dieren, vooral als jachtdomein voor de fazanten- en zwijnenjacht. In die tijd werd bijvoorbeeld de Buitenallee als nieuwe laan aangelegd en ook werkten zij aan de verbetering van de waterstanden op het landgoed. Na de Franse Tijd verkochten de Oranjes het landgoed in 1821 aan Middachten, dat Avegoor daarmee opnieuw in bezit kreeg. Aan het begin van de negentiende eeuw was Avegoor enerzijds aangekocht als belegging en anderzijds met een vooropgezet plan. Avegoor was namelijk voortijdig aangekocht als douairièrehuis voor Lady Athlone, Wendela Eleonora gravin Van Reede-Boreel (1792-1868), wiens echtgenoot Willem Gustaaf Frederik graaf van Reede (1780-1844) als 9e heer van Athlone de laatste telg van dit geslacht Van Reede was. Middachten moest toen via de mannelijke lijn in de familie blijven en zelf hadden zij geen kinderen en dus geen nageslacht. Er ontstond hierdoor een kwestie rondom de erfenis waarin vervolgens een schikking werd getroffen. Al tijdens het leven van Lady Athlone en haar man Van Reede werd daarom een nieuw onderkomen gerealiseerd op het naburige landgoed Avegoor. Lady Athlone zou na het overlijden van haar man als douairière dan een geldelijke toelage ontvangen en op Huize Avegoor gaan wonen. Door het onderzoek van Stichting in Arcadië is dit aan het licht gekomen, evenals dat al in 1843 werd begonnen met de plannen voor Avegoor, in tegenstelling tot het jaartal 1847 dat eerder overal werd genoemd. Het jaar 1843 was ruim een jaar voor het overlijden van Van Reede. Lady Athlone liet daarom op de plaats van de oude hofstede Avegoor een groot nieuw huis in neoclassicistische stijl bouwen. Voor de bouw van het nieuwe wit gepleisterde landhuis werd de oorspronkelijke boerderij afgebroken. Het onderzoek van Stichting in Arcadië heeft eveneens opgeleverd dat er enerzijds meer duidelijkheid is gekomen in de bouwgeschiedenis maar ook naar wie de mogelijke ontwerper(s) zijn geweest. Zo valt in de parkaanleg volgens Peter Verhoeff en Ronald van Immerseel van Stichting in Arcadië het handschrift van S.A. van Lunteren te herkennen, die mogelijk ook de ontwerper van Huize Avegoor is geweest. Samuel van Lunteren was de zoon van Hendrik van Lunteren die als ontwerper onder andere van verdienste was geweest op de buitens in de omgeving zoals Rhederoord, Geldersche Toren en Enghuizen. Peter Verhoeff trof bij toeval eveneens een schilderij van kunstschilder Theophile de Bock aan bij de Edese kunsthandel Simonis & Buunk, waarop het Huis Avegoor uit die tijd is afgebeeld. Voorheen werd het huis altijd toegeschreven aan de architect L.H. Eberson, maar nader onderzoek
134
Verhoeff 2013 (presentatie Commissie Cultuurhistorie Rheden op 28 mei 2013)
64
heeft opgeleverd dat Eberson pas later, in de negentiende eeuw, verantwoordelijk was voor een verbouwing van het landhuis. Bij de aanleg van het ‘nieuwe’ Avegoor werd de oude moestuin (her)gebruikt en ook werd de Binnenweg iets verlegd. Het huis werd gesitueerd in een nieuwe landschappelijke aanleg met enkele grote gebogen lanen en veel open gebied met daarin verschillende boomgroepen. 135 Aan de voorzijde van het huis werd een parktuin aangelegd met uitzicht op de heuvels en bossen van de Veluwe en aan de achterzijde ontstond in het van oudsher drassige gebied een open parklandschap met vijvers (een soort kwelzone als ‘waterpark’), boomgroepen en een weids uitzicht over het rivierdallandschap van de IJssel. Een waar coulisselandschap. Later, vermoedelijk rond 1870, werd ook de Sneppenberg, gelegen op het hoger gelegen deel van het landgoed tegen de stuwwal, aangepakt en getransformeerd tot een parklandschap. Vanaf hier, ook wel de Miladyberg genoemd, was een prachtig uitzicht op het lager gelegen Huize Avegoor, het IJssellandschap en uiteraard op de toren van Doesburg. Avegoor was dus niet zomaar een landhuis op een landgoed aan de rand van het dorp Ellecom, maar het was hét onderkomen van ‘the Lady of the village’, zoals Peter Verhoeff dat tijdens zijn presentatie mooi benoemde.136 De eerder genoemde erfeniskwestie ging volgens hem ook gepaard met het nodige adellijk venijn. Zo moest Lady Athlone kasteel Middachten verlaten, maar zij behield haar titel en kleedgeld en daarmee haar status. Het verhaal gaat dat zij heel slim haar nieuwe landgoed gerealiseerd had met de poort aan het einde van de Middachter Allee, waardoor deze bijzonder fraaie en lange bomenlaan als het ware haar oprijlaan leek.137 Na het overlijden van Lady Athlone in 1878 werd Avegoor als erfenis nagelaten aan haar neef baron Fagel, die zij al vroeg tot erfgenaam had benoemd. F.H.R.R. baron Fagel (1828-1890) was een zoon uit het huwelijk van Lady Athlone’s zus, jonkvrouwe Boreel gehuwd met Jacob baron Fagel. De familie Fagel had nauwe banden de Oranjes en deze neef was bijvoorbeeld opperhofmaarschalk, kamerheer en opperintendant der koninklijke paleizen.138 In deze tijd werd het landhuis eveneens verbouwd door de architect Eberson. Eberson was tevens ‘ ’s Konings architekt’ van Willem II en door de nauwe banden van de Fagels met het koningshuis lijkt dit geen vreemde keuze. Wanneer Fagel overlijdt in 1890 laat hij het landgoed na aan zijn zoon J.J. baron Fagel, die Avegoor sindsdien aan iedereen uitleende om er te logeren en te jagen. Zelf gebruikte hij het landgoed ook slechts om er te jagen. Fagel overlijdt in 1928, maar een aantal jaren daarvoor werd Avegoor door hem verkocht. Aan het begin van de twintigste eeuw brak er een nieuw tijd aan met een nieuwe bestemming voor het landgoed Avegoor. In het jaar 1924 besluit de gemeente Rheden op enig aandringen van burgemeester Bloemers om het landgoed aan te kopen. Bloemers wilde voorkomen dat het landgoed
135
Storms-Smeets (red.) 2011, p. 176 Verhoeff 2013 (presentatie Commissie Cultuurhistorie Rheden op 28 mei 2013) 137 Idem 138 http://www.dbnl.org/tekst/molh003nieu03_01/molh003nieu03_01_0659.php (1-7-2013) 136
65
zou worden herverkaveld en volgebouwd met nieuwe villa’s. Dankzij zijn enthousiasme en inzet kocht de gemeente uiteindelijk het huis met het park en het overige deel van het landgoed werd verkocht aan Landgoed Middachten, voornamelijk de bossen ten noorden van de straatweg. Om Avegoor te kunnen redden en behouden moest er echter een klein stukje worden afgesnoept voor woningbouw. Op deze plek verrees daarom omstreeks 1930 het Villapark Athlone (omgeving Laan van Athlone / Laan van Avegoor). In eerste instantie was het idee opgevat om het gemeentehuis te vestigen op Huis Avegoor. Dit zorgde echter voor de nodige discussie waardoor uiteindelijk werd besloten om Avegoor, huis en park, weer door te verkopen. Vervolgens wordt Avegoor in 1927 aangekocht door Nederlandsche Bond van Personeel in Overheidsdienst als vakantieoord voor haar leden. Sindsdien stond Avegoor bekend als Vakantieoord Troelstra-oord in Ellecom. Het landgoed werd een openbaar wandelpark voor inwoners, toeristen en vakantievierend overheidspersoneel. In het kader van dit vakantieoord werd het huis aangepast en heringericht, van deze periode zijn nog verschillende interieurfoto’s te vinden met daarop de vergader- en conversatiezalen. Daarnaast vonden er verschillende verbouwingen en uitbreidingen plaats. Zo werd het huis in 1927 zelfs met een verdieping opgehoogd en werden aan de zijkant en achterzijde van het landhuis aanbouwen geplaatst.139 Op de plaats in het park waar voorheen het koetshuis zich bevond werd in 1936 een nieuwe ‘vleugel’ gebouwd naar ontwerp van architect J.B. van Loghem. “De drie vleugels zijn in de vorm van een U gelegd. Aan de straatzijde is hierdoor een voorplein ontstaan. Twee vleugels hebben twee verdiepingen, de andere één. Ook de oostvleugel, aan de tuinzijde, heeft één verdieping. Op een geteerde bakstenen plint is de iets uitspringende wit gestucte gevel geplaatst. Hierin zijn strookvensters aangebracht die de hoeken omgaan. Aan de tuinzijde is een loggia die over de volle breedte van de gevel doorloopt”.140 Dit nieuwe paviljoen naar de principes van Het Nieuwe Bouwen was in eerste instantie onderdeel van een veel groter plan. In 1936 maakten architect J.B. Van Loghem en landschapsarchitect J.T.P. Bijhouwer, beiden lid van de Opbouw, gezamenlijk een herinrichtingsplan voor het park van Avegoor. “Na een eerdere toevoeging van een extra verdieping op het bestaande negentiende-eeuwse landhuis, wenste men een dependance op het terrein”.141 Van Loghem beperkte zich niet tot deze uitbreiding maar ontwierp samen met Bijhouwer een nieuw inrichtingsplan voor het gehele terrein. “Hierin werd op een weide naast de u-vormige nieuwbouw een zwembad met zonnebad annex amfitheater geprojecteerd en op een open plek in het parkgedeelte een tennisbaan. Oude, door een eerdere afsnijding van het terrein doodlopende paden werden opgeheven en vervangen door een licht gebogen zoompad en twee rechte doorsteekpaden.
139
Gelders Archief, link naar bouwdossier: http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mivast=37&mizig=238&miadt=37&miq=202546266&miaet=14&micode=250801&minr=4438446&milang=nl&misort=plaatsnaam%7Casc&mizk_alle=avegoor%20&miview=ldt (29-6-2013) 140 Collectie NAi, Van Loghem (vakantiehuis Ellecom) http://zoeken.nai.nl/CIS/project/16997 (26-7-2013) 141
Andela 2011, p. 35
66
Het gazon rondom de villa werd aangeheeld om de samenhang met het gebouw te herstellen. Aan de voorzijde was een door borders omrand terras gedacht en naast het gebouw een ‘keukenhof’.”142 Het ambitieuze plan kreeg echter geen navolging en slechts het paviljoen van Van Loghem werd gerealiseerd, “waarover achteraf lovende woorden klonken”.143 De tennisbaan werd later pas op de weide achter het huis aangelegd. Een luchtfoto uit 1937 laat de situatie en de gehele parkaanleg van Avegoor tot aan die tijd goed zien. Op 5 en 6 juni 1937 vond in het paviljoen van Van Loghem eveneens een soort congres van De 8 en Opbouw plaats, ontstaan naar aanleiding van een bezoek van de leden aan een gebouw dat te ‘monumentaal en barok’ bevonden werd. Hierdoor werd besloten tot de zogenaamde ‘Avegoor-discussies’ en het ‘Weekend van Avegoor’.144 Dit was een speciaal georganiseerd discussieweekend over de mogelijke richting van de architectuur, de koers van de vormgeving en de rol en functie van vorm in de architectuur.145 Dit alles vond plaats in de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Ook na de Duitse inval in mei 1940 bleef Avegoor in gebruik als vakantieoord. Daar kwam voorlopig een einde aan toen Avegoor werd gevorderd door de Duitse bezetter en de Nederlandse SS.
Afb. 18. Huize Avegoor door Theopile Emile Achile de Bock (1851-1904) Afb. 19. Het paviljoen van Van Loghem op Avegoor Afb. 20. Gezelschap van ambtenaren tijdens een conferentie in 1932 op “Troelstra-oord”
142
Idem Idem 144 http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/ravesteijn (29-6-2013) 145 Rebel 1983, pp. 153-162 143
67
4.3 DE TWEEDE WERELDOORLOG OP LANDGOED AVEGOOR Een periode in de geschiedenis van de Veluwezoom die grote invloed heeft gehad op het gebied is de Tweede Wereldoorlog. Vanaf de meidagen van 1940 tot de bevrijding in 1945 heeft hier een reeks gebeurtenissen plaatsgevonden waarvan ook nu nog de vele sporen en restanten in het landschap zijn terug te vinden.146 Voor zowel bestuurlijke als militaire doeleinden hadden de Duitsers gebouwen en terreinen nodig, die zij via de gemeentelijke overheden van eigenaren lieten vorderen.147 Voor het gebruik werd in de meeste gevallen een vergoeding gegeven en de aangerichte schade kon worden aangegeven en gedeclareerd. In de dorpen van de Gemeente Rheden werden vele plekken gevorderd. Vanwege het toerisme en de vele logeerplekken was het gebied er goed op ingericht om grote hoeveelheden mensen onderdak te bieden. Militairen werden daarom ondergebracht in verschillende landhuizen, villa’s, pensions en hotels. Zo werd ook Avegoor uitgekozen, waar de Tweede Wereldoorlog grote veranderingen bracht voor het landgoed, zowel vanwege de gebeurtenissen, het gebruik als de ruimtelijke ingrepen die plaatsvonden tijdens de oorlog. 4.3.1 Avegoor als SS-Schule Toen Nederland nog maar kort bezet was liet de Duitse bezetter zijn oog al vallen op Avegoor. Eind 1940 namen zij het landgoed met het statige Huis Avegoor in beslag. 148 Een twaalftal woningen grenzend aan Avegoor werd eveneens gevorderd voor de huisvesting van de hoge officieren, militairen en het militair personeel met hun gezinnen. “Al in het begin van de oorlog kregen de bewoners van de Laan van Avegoor die geen kinderen hadden, de opdracht hun huis te verlaten. Ze moesten maar zien waar ze verbleven”.149 In een brief van 27 september 1940 werd schriftelijk medegedeeld aan de N.V. Avegoor dat de inventaris is gevorderd ten behoeve van de Duitsche Weermacht. In Huize Avegoor werden aan- en afvoertroepen van de SS-divisie gehuisvest. Op 19 december werd het alweer vrijgegeven maar nog geen tien dagen later werd het opnieuw gevorderd door een batterij van de luchtdoelartillerie-eenheid, welke in februari 1941 weer vertrok.150 Op 1 mei 1941 werd Avegoor beschikbaar gesteld aan de Nederlandse SS om als opleidingskamp te dienen. In Huize Avegoor werd een SS-Schule ondergebracht en het omliggende terrein werd hiervoor ingericht en geschikt gemaakt. Er dateert nog een brief van de SS-leiding in Den Haag van 17 juni 1941 over de aankoop van een stuk grond van landgoed Middachten, direct ten zuiden van Avegoor, aangekocht ten behoeve van een ‘Erholungsheim’ voor sportactiviteiten van de Waffen-SS.151 De Nederlandse SS was in 1940 opgericht als onderdeel van de N.S.B. en in eerste instantie vooral een
146
Timmerman 2011, p. 82 Timmerman 2011, p. 82 148 Hoeven, p. 84 Lesbrieven: Langs de Liberation Route < http://www.mevrouwhoeven.nl/Ellecom.pdf (1-8-2013) 149 Idem 150 Timmerman 2010, p. 12 151 Bosma 2006 147
68
politieke organisatie, terwijl uiteindelijk tweederde van de leden als militair van de Waffen-SS eindigde. De SS-Schule op Avegoor was de enige in zijn soort in Nederland en was een onderdeel van de Waffen-SS. De SS-Schule was bedoeld als vormings- en trainingscentrum voor mannen van de Nederlandse SS en zorgde voor “politieke, sportieve en wereldbeschouwelijke scholing van de leden, met al snel ook leden van de N.S.B. , de W.A. (Weerafdeling N.S.B.) en de Nationale Jeudgstorm”.152 Nederlandse en later ook Duitse jonge mannen kregen hier schietles, deden mee aan exercities in het kader van de lichte militaire training en er was veel aandacht voor sport vanwege de bijbehorende sportopleiding. Naast fysieke vorming was er in het opleidingsprogramma ruimte ingebouwd voor ideologische scholing in de geest van het nationaalsocialisme, met ten minste een lezing per dag door één van de SS-officieren of andere sprekers. Het programma en al deze voordrachten van de lezingen zijn bewaard gebleven.153 De duur van de cursussen die werden gegeven varieerde van 1 tot 6 weken. De cursisten waren gedurende deze periode verplicht om het uniform van de Waffen-SS te dragen. Dit blijkt ook uit de beschrijving van Jan Rudolf Swart: “Ik droeg als lid de zwarte uniform der S.S. afgezet met zilveren bies (…) Gedurende mijn lidmaatschap heb ik verplicht een cursus meegemaakt op de S.S. school te Avegoor. Ik meen, dat dit in October 1943 was. Ik bleef er zes weken en deed gedurende dien tijd aan sport, exercities, schieten met klein kaliber wapenen en velddiensten. Aan het eind van de cursus moesten alle deelnemers een opstel maken over een gegeven onderwerp . Ik heb toen een opstel gemaakt over het onderwerp ‘Die Kampfmittel unserer Gegner’.”154 In Nederland woonachtige (rijks)Duitsers werden zelfs verplicht tot het volgen van een cursus van een maand, met name zij die nog niet gediend hadden. Veel van hen werden later ingezet bij Kamp Amersfoort. In maart 1943 werd de nieuwe naam van de school SS-Ausbildungslager Avegoor, hoewel er inhoudelijk weinig veranderde. Wel werden sindsdien op Avegoor ook cursussen gegeven aan Duitse groepen, van de Hitlerjugend tot de S.D. (Sicherheitsdienst). De mensen die op Avegoor cursussen volgden waren van een divers pluimage, variërend van boeren tot burgemeesters. 4.3.2 De herinrichting van het park als sportterrein en de bouw van de sporthal De nieuwe functie als opleidingskamp voor de SS ging op Avegoor gepaard met enkele ingrijpende ruimtelijke ingrepen. Om het landgoed, het park hier te verstaan, werd een groot hek geplaatst en de Laan van Avegoor, die over het terrein liep, werd afgesloten. Op het terrein werden verder twee legeringsgebouwen gebouwd, een aantal barakken geplaatst en er werd een schietbaan aangelegd.
152
Timmerman 2010 Teksten van lezingen, gehouden tijdens cursussen aan de SS-Schule Avegoor, alsmede deelnemerslijsten 1941-1943 (NIOD) http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=298&miaet=1&micode=077&minr=1175133&miview=inv2&milang=nl (266-2013) 154 Swart 2009, Het Open Archief: http://cog02.mediamatic.nl/page/2533/nl (23-5-2013) 153
69
Afb. 21. Militaire training als onderdeel van de SS-Schule op het exercitieveld voor Huize Avegoor. Afb. 22. Himmler in 1944 op bezoek bij de SS-Schule Avegoor . Afb. 23. Opening van de turn- en exercitiehal door SS-Gruppenführer Rauter (film still). Afb. 24. Uitreiking van de reichsportabzeigen in de geopende sporthal van Avegoor (film still). Afb. 25. Eerste Germaanse herfstwedstrijden in het park van Avegoor (film still).
70
De jonge mannelijke cursisten hadden hun onderkomen in deze barakken tijdens hun verblijf op Avegoor. Vanaf september 1942 werden er nieuwe werkzaamheden uitgevoerd. In de parkaanleg werden onder andere twee exercitieplaatsen, een sportveld met sintelbaan (een wedstrijdbaan voor atletiek) en tribunes aangelegd. Het exercitieveld van grind kwam direct aan de voorzijde van Huize Avegoor te liggen, op de plaats waar voorheen het gazon zich bevond, de ander bevond zich aan de achterzijde van het huis.155 Helemaal vooraan in het park werd nog een grote atletiekbaan met een talud aangelegd met aan de noordelijke zijde een lange gemetselde tribune. De situatie van destijds is goed zichtbaar op de RAF-luchtfoto van 14 februari 1945.156 Met name de vorm en locatie van de atletiekbaan is hierop goed te zien. Hoe dit alles op Avegoor er destijds in gebruik heeft uitgezien laat een filmpje zien dat is opgenomen tijdens een van de vele sportwedstrijden op Avegoor. 157 Op het terrein achter Huize Avegoor werd eveneens een grote sporthal gebouwd. 158 Over de bouw van deze turn- en exercitiehal zijn de precieze details onbekend gebleven, de bouwtekeningen zijn tot op heden spoorloos en er is ook geen aannemer bekend. De bouw lijkt de verantwoordelijkheid te zijn geweest van Hauptscharführer Karl Hautz, “Leiter der Zentralbauleitung van de staf van de Höhere SS- und Polizeiführer in den Niederlanden, SS-Gruppenführer und General der Polizei Hanns Albin Rauter”. 159 Een andere bron meldt dat de sportleraar van Avegoor, SSüntersturmführer Hartmann, in het voorjaar van 1942 een programma van eisen opstelde voor de bouw van de sporthal, met in negen punten zijn ideeën over de inrichting van de sporthal samengevat. Weer een andere bron vermeldt SS-Oberscharfüher Hofman, die als Bauleiter van Avegoor wordt genoemd.160 De kosten voor de bouwwerkzaamheden op Avegoor bedroegen 350.000 gulden; in totaal werd in Nederland ruim 20 miljoen gulden besteed aan gebouwen voor de SS.161 In ieder geval verrees er een reusachtige sporthal, in de woorden van Koos Bosma “vermomd als boerderij”.162 Architectuurhistoricus Roger Crols karakteriseert de architectuur van de sporthal als ‘Gooise landhuisstijl’.163 De turnhal is gebouwd op een rechthoekige plattegrond en heeft één bouwlaag onder een fors overstekend rietgedekt schilddak. Over de helft van de lengte van de kap bevindt zich een langgerekte dakkapel met lessenaarsdak met daarboven de rieten dakbedekking. De dakoverstekken staan iets geknipt en zijn gedekt met Hollandse pannen. Onder deze ‘luifel’ is een soort bordes met bakstenen treden en in de gevel grote vensters met roedenverdeling en een aantal deuropeningen. Bijzonder is de enorme schaal van het gebouw en de binnenruimte met daarboven
155
Van Immerseel, Verhoeff en Wijsbek 2013, p. 6 RAF luchtfoto bij WUR Speciale Collecties http://library.wur.nl/speccol/aer-phot.html 157 Youtube: http://www.youtube.com/watch?v=E-xxS0cPnAY 158 Timmerman 2010, p. 13 159 Timmermans, 2010, p. 14 160 Van Immerseel, Verhoeff en Wijsbek 2013, p. 8 (oorspronkelijke bron NIOD 077, 292) ; Bosma en Wagenaar 1995, p. 50 161 Bosma en Wagenaar 1995, p. 50 162 Bosma 2006 163 Telefoongesprek met Roger Crols op 20-8-2013 (architectuurhistoricus, Gelders Genootschap) 156
71
een forse rietgedekte kap met een gelamineerde spanten constructie. 164 De kap van de sporthal kent verder geen beschermingslaag in de vorm van een extra laag klinkers of een stevigere dakconstructie. Ook heeft de sporthal geen dubbeldikke wanden. Als turnhal is de sporthal op Avegoor uniek in zijn soort, in ieder geval in Nederland. De vorm van het gebouw is in dit geval niet te verklaren vanuit de typologie van de turnhal, al kent deze ook al in de negentiende eeuw deze (schuine) dakconstructie, maar vooral vanuit het oogpunt van camouflage. Vele militaire gebouwen werden tijdens de oorlog gebouwd met het uiterlijk van een woonhuis of boerderij, vaak met dikke muren en erop geschilderde ramen, luiken en deuren, zoals bijvoorbeeld bij vliegveld Deelen. Door het gebruik van bakstenen en daken met rode dakpannen en riet pasten deze gebouwen uitstekend in de landelijke omgeving. Tussen de vele boerderijen in De Havikerwaard moet de sporthal van Avegoor (vanuit de lucht) zeker niet zijn opgevallen. “Het hele complex (…) werd door Joodse dwangarbeiders gebouwd. Of S+B [Abteilung Siedlung und Bauten] aan dit project heeft ontworpen en de ‘Bauleitung’ heeft verzorgd is niet bekend, wel werd door S+B materiaalleverantie geregeld, die in het najaar van 1942 plaatvond”.165 Op 2 en 3 september 1942 arriveerden inderdaad 139 Joodse mannen uit de steden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam die op Avegoor tewerk werden gesteld. Het verhaal deed echter altijd de ronde dat de sporthal zou zijn gebouwd door deze Joodse dwangarbeiders. Het onderzoek van Nina Wijsbek bij Stichting in Arcadië heeft inmiddels uitgewezen dat dit onjuist is. Het blijkt dat de Joodse dwangarbeiders al lang waren vertrokken tegen de tijd dat met de bouw van de sporthal werd begonnen. Het jaarverslag uit 1943 van de SS op Avegoor laat bijvoorbeeld onder het punt Baulige Entwicklung zien dat: “Folgende grössere Bauvorhaben wurden 1943 durchgefürt: 1. Exerzier und Turnhalle, 2. Exerzierplatz, 3. Sportplatz mit 4 mal 100m Rundbahn”.166 Bij veel mensen bestond al twijfel en de vraag hoe het mogelijk was dat een sporthal was gebouwd door mensen die zo waren uitgemergeld en die daarnaast geen bouwvakker van beroep waren, evenals dat het onrealistisch is dat zowel het terrein was afgegraven en een sporthal werd gebouwd in zo’n kort tijdsbestek. Bekend is dat zich onder de dwangarbeiders onder andere een tuinman, een arts, twee kappers, een veehandelaar en een bankier bevonden. Wijsbek zet aan de hand van een aantal krantenberichten en getuigenverklaringen uiteen dat er op den duur verwarring is ontstaan over de begrippen sportveld, sporthal en exercitieterrein en dat deze door elkaar heen zijn gebruikt. De verschillende getuigen spraken na de oorlog alleen over het aanleggen van sportvelden, niet over de bouw van een sporthal. “Zo werd het glooiende plantsoen in een strak waterpas liggend grasveld veranderd. De grote massa zand werd zo verplaatst naar achter in de Els. Het werd de ondergrond voor de te bouwen turnhal.
164
Redengevende beschrijvingen gemeentelijke monumenten Rheden, Ellecom (Gemeente Rheden) Bosma 2006 166 Van Immerseel, Verhoeff en Wijsbek 2013, p. 10 (oorspronkelijke bron NIOD 077, 296) 165
72
In nauwelijks drie maanden tijd was al het grondwerk voltooid”. 167 4.3.3 Een spoor richting architect A.H. van der Waal “Toen de Tweede Wereldoorlog Nederland bereikte, ging het werk als architect gewoon door al kwamen er langzaam maar zeker wel steeds minder opdrachten. Na een tip solliciteerde Van der Waal daarom in 1943 naar een baan in Ellecom waarin ook de Duitse bezetter betrokken was. Daar heeft hij ongeveer een half jaar gewerkt als opzichter en adviseur”. 168 Dit citaat kwam Nina Wijsbek (Stichting in Arcadië ) op het spoor tijdens haar onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van de sporthal op landgoed Avegoor, uitgevoerd in opdracht van de huidige eigenaar van de sporthal. Gezien deze periode leek het zeer aannemelijk dat de Bennekomse architect A.H. Van der Waal (1892-1974) betrokken was bij de bouw van de sporthal of dat hij zelfs de architect ervan is geweest. In het rapport van Stichting in Arcadië wordt een suggestie gedaan voor verder onderzoek naar de overeenkomsten tussen het werk van Van der Waal en de sporthal. Van der Waal heeft vele projecten getekend, met name in Bennekom en Wageningen-Hoog. Tijdens een fietstochtje langs een aantal van zijn werken, trof ik een villa aan de Selterskampweg 28 in Bennekom, villa ‘De Zaan’ (1932), die qua uiterlijk wel enige overeenkomsten toont met de architectuur van de sporthal op Avegoor. Na enig speurwerk wist ik via internet een van de dochters van Van der Waal te achterhalen, namelijk E.E.E. (Els) Van der Bilt - Van der Waal (1936). Mevrouw Van der Bilt-Van der Waal woont nog steeds in Wageningen-Hoog, in een van de door haar vader ontworpen en bewoonde panden aan de Eekhoornlaan. Telefonisch wilde zij mij graag te woord staan en vertelde zij dat ze destijds nog erg jong was en helaas niet veel meer van deze periode kon herinneren. Wat ze mij wel wist te vertellen was dat haar vader destijds inderdaad op Avegoor had gewerkt, als opzichter en adviseur bij de bouw van de sporthal. Hij moest er toezicht houden, advies geven en het werk verdelen. Volgens haar probeerde hij er regelmatig zaken te verdoezelen en de boel te saboteren, zodat het werk langer duurde waardoor sommige mensen langer konden blijven. Het was een korte periode, waarna hij verder ging naar een klus in Vught (Kamp Vught in opdracht van de SS, waar de gebouwen van de Lunettenkazerne en de woning met rieten kap van de kampcommandant enige overeenkomsten vertonen met Avegoor) en daarna, tot aan de bevrijding werkte hij in een galerie te Amsterdam. Volgens haar heeft hij de sporthal niet ontworpen, daar had ze althans nooit iets over gehoord, ze vond het daarom erg jammer dat ze het niet meer na kon vragen. 169 Dit is in ieder geval het verhaal geweest dat Adrianus Hendricus (Aad) van der Waal altijd heeft verteld. Volgens Koos Bosma is het niet aannemelijk dat Van der Waal als architect optrad bij de bouw van
167
Van der Wal 2005 Heitink 2007, p. 3 169 Telefoongesprek met mevrouw Van der Bilt-Van der Waal op vrijdag 12 juli 2013 168
73
de sporthal, omdat de SS veelal haar eigen architecten en ingenieurs inschakelde. Over hoe de bouworganisatie van de SS precies georganiseerd was valt meer te lezen in het boek Een geruisloze doorbraak: de geschiedenis van de architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en de wederopbouw van Nederland (1995), onder redactie van Koos Bosma en Cor Wagenaar. Bijzonder blijft in ieder geval zijn levensverhaal in De Kostersteen (2007), een uitgave van de Vereniging Oud-Bennekom. Zo werd Van der Waal tijdens de Eerste Wereldoorlog opgeroepen voor de Landstorm, maar werd geplaatst bij de Hospitaaldienst omdat hij principieel weigerde mensen te doden. Later, tijdens de Tweede Wereldoorlog, verbleef de onderduikster Mien Waas-Piller bij het gezin Van der Waal aan de Hartenseweg in Wageningen-Hoog. De baan in Ellecom kwam in dit verband goed uit, omdat de onderduikster dan wellicht minder zou opvallen en er minder op het huis gelet zou worden. Zelfs toen op een moment een Duits militair-kok die ook vegetarisch was voor de deur stond om met Van der Waal hierover van gedachten te wisselen, bediende de onderduikster hen zodat de situatie niet opviel.170 Opmerkelijk zijn eveneens de krantenberichten uit 1949 en 1960, waarin de naam A.H. Van der Waal uit Bennekom met als beroep architect onder stukken verschijnt in relatie tot het Protestcomité (tegen de) Vrijlating (van) Oorlogsmisdadigers.171 Van de personen wiens namen onder de artikelen stonden, waren adhesiebetuigingen en/of financiële bijdragen ontvangen voor de campagne. 4.3.4 De laatste oorlogsjaren op Avegoor Gedurende de Tweede Wereldoorlog werden dus vele mannen getraind en opgeleid op Avegoor. De laatste oorlogsjaren op de Veluwezoom en op Avegoor stonden voornamelijk in het teken van grote oorlogshandelingen. Van 17 tot 26 september 1944 vonden in het kader van de Operatie Market Garden zware gevechten plaats, die later bekend werden onder de naam Slag om Arnhem. In deze periode werd het SS-Ausbildungslager Avegoor verplaatst naar Hoogeveen, waar ook de vrijwillige SS-brigade “Landstorm Nederland” was opgericht. Het personeel van Avegoor werd in de tussentijd ingezet in de strijd tegen de luchtlandingstroepen bij Arnhem.172 Na de Slag om Arnhem werd het hele gebied van de gemeente Rheden een plek vol militairen en in 1944 werden opnieuw veel plekken gevorderd. Avegoor was verlaten als SS-Schule, maar werd al snel in gebruik genomen als ‘Hauptverbandplatz’ van de militaire eenheid; een verbandplaats waar Duitse gewonde militairen werden verpleegd en verzorgd.173 Bij Avegoor werden degenen die aan hun verwondingen waren bezweken, begraven op de aan de overzijde gelegen begraafplaats. 174 Eveneens werden twee grote rode kruizen geschilderd op het terrein voor en achter Huize Avegoor, waardoor het voor de
170
Heitink 2007, pp. 2-7 De Waarheid. Volksdagblad voor Nederland, 14-4-1949, voorpagina ; De Waarheid. Volksdagblad voor Nederland, 13-1-1960, p.2 172 Timmermans en Striker 2010, p. 3 173 Timmerman 2011, p. 87 ; Timmermans en Striker 2010, p.3 174 Timmerman 2011, p. 89 171
74
geallieerden duidelijk was dat op Avegoor een hospitaal gevestigd was. De legeringsgebouwen die eerder voor de SS-Schule waren gebouwd, werden gebruikt voor het onderbrengen van militairen en het verzorgen van de gewonden. Vanaf oktober 1944 werden de Betuwe en de Veluwezoom opnieuw frontgebied en Avegoor werd als verbandplaats overgenomen door de Luftwaffe-eenheid. “De eerste weken van april 1945 stonden in het teken van voortdurende geallieerde beschietingen van Duitse stellingen aan de Veluwezoom in verband met de komende bevrijdingsoperatie”.175 De Veluwezoom werd binnen een week bevrijd na de oversteek van de geallieerde Canadezen en Engelsen op 12 april 1945 bij Westervoort. Ellecom werd bevrijd op 16 april 1945.176 Direct daarna werden veel gebouwen en terreinen opnieuw gevorderd, dit keer door het Britse en Canadese leger. Avegoor werd door de Canadezen nog korte tijd gebruikt als noodhospitaal voor gewonde militairen. Tegelijkertijd werd Avegoor omgevormd tot een interneringskamp voor ‘foute’ Nederlanders. 4.4 HET AVEGOOR VAN NA DE OORLOG 4.4.1 De nasleep van de oorlog. Avegoor als interneringskamp Direct na de bevrijding in 1945 werd de voormalige SS-Schule Avegoor omgevormd tot een interneringskamp voor NSB’ers, landwachters en andere ‘foute’ Nederlanders.177 Ongeveer 25.000 Nederlanders hadden zich destijds aangesloten bij de Waffen-SS. Vanaf 10 juli 1945 kreeg het interneringskamp, dat viel onder de verantwoordelijkheid van het Directoraat Bijzondere Rechtspleging, een officiële status onder de naam Bewarings- en Verblijfkamp Avegoor. Eind 1945 verbleven er al 1800 gevangenen, wachtend op hun proces en vanaf 1946 werden enkele hoge Duitse officieren en collaborateurs hier eveneens gevangen gehouden. Tot aan 1 december 1948 fungeerde Avegoor in het kader van de operatie Black Tulip zelfs als grenskamp om in Nederland wonende pro-Duitse Duitsers uit te zetten. De situatie als interneringskamp op Avegoor duurde ook tot aan december 1948. Op de website van Het Open Archief valt onder andere het verhaal te lezen van J.K., die haar herinneringen en ervaringen uit 1945 deelt over haar tijd als jonge dame in dit interneringskamp. “De ongeveer 1000 mannelijke gedetineerden lagen met z’n allen op één grote zaal met houten britsen, 2 aan 2 en 2-hoog. Daarnaast waren in een paar andere kleinere gebouwen enkele honderden vrouwen, veelal kaalgeschoren”.178 Volgens haar misbruikte het bewakend personeel regelmatig hun ‘macht’. Ook beschrijft zij dat er verschillende werkploegen waren, zowel binnen als buiten het kamp. Zelf werd zij regelmatig geselecteerd voor de ‘buitenploeg’ en moest dan
175
Timmerman en Striker 2010, p. 5 Timmerman 2011, pp. 92-93 ; Timmerman en Striker, p. 5 177 Timmerman 2011, p. 93 178 J.K. 2010, Het Open Archief, http://cog02.mediamatic.nl/page/2883/nl (23-5-2013) 176
75
werken voor een verwoeste steenfabriek; houten latten en planken voor hergebruik klaar maken en een puinstort creëren waarmee de zomerdijk langs de rivier versterkt kon worden. Daarnaast was er bijvoorbeeld de vuilruimploeg die het tussen september 1944 en mei 1945 achtergebleven puin in de stad moest opruimen. Meneer Gerard Gulickx wist mij te vertellen dat hij de sintelbaan in het park van Avegoor afgebroken heeft zien worden, hij woonde destijds naast Avegoor. “Een heleboel mannen op een rij die de stenen afbikten. De sintelbaan had een stenen tribune die werd afgebroken door de NSB’ers. Met het wederopbouwplan had men stenen nodig en daarom werden de stenen van de sintelbaan afgebikt door de gedetineerden tegen een vergoeding (het kamp werd o.a. bekostigd door het werk dat de gedetineerden uitvoerden voor derden). Het is in 1946-1947 geweest”.179 De zware gevallen liepen op Avegoor rond met een zware ketting om de enkels, waaraan een grote ijzeren bal was vastgemaakt, hiervoor werden de gymnastiekkogels gebruikt die door de SS waren achtergelaten (deze straf werd al in 1946 afgeschaft).180 Een ander verhaal is opgeschreven door Mirjam Janssen, die op onderzoek was uitgegaan naar het verleden van haar opa, die zich in op 5 januari 1948 op Avegoor moest melden vanwege het beledigen van H.M. de Koningin. Zij schrijft evenals J.K. dat de sporthal werd gebruikt als onderkomen voor de mannelijke gevangenen en dat de vrouwen verbleven in twee kleinere gebouwen verderop. Ook schrijft zij over de situatie in deze strafkampen, zoals de strafploeg, door J.K. de ‘strontploeg’ genoemd, waarbij gevangenen met beertonnen op de schouder over het terrein moesten rennen en de inhoud over de randen klotste. Daarnaast worden nog enkele verschrikkelijke en mensonterende voorvallen en mishandelingen beschreven. In een ANP nieuwsbericht van 8 juli 1945 valt echter te lezen dat de maatschappelijke mening over de toestanden in de interneringskampen was dat het geen sanatorium of hersteloord was en dat er “te zachtzinnig met de gedetineerden werd omgesprongen”.181 Er werd daarom een bezoek gebracht aan het kamp op Avegoor. “Het kamp bestaat uit een vijftal ruime gebouwen, waarvan een villa oorspronkelijk het vacantieoord “Avegoor” deel uitmaakte. De rest werd tijdens de bezetting gebouwd, zodat het geheel en vrij nieuw aanzien heeft”.182 Met de nieuwe situatie op Avegoor waren ook enkele nieuwe ruimtelijke ingrepen en veranderingen van toepassing. In de bouwdossiers bij het Gelders Archief valt bijvoorbeeld te lezen dat in 1946 door het Directoraat Bijzondere Rechtspleging een wachthuisje en een slaapbarak werden gebouwd en dat in 1947 door de Rijksgebouwendienst een aanvraag werd gedaan voor de bouw van een cellengebouw. 183 Op 1 december 1948 werd het interneringskamp Avegoor opgeheven.
179
E-mail van Gerard Gulickx van 23 juli 2013 Mirjam Janssen, ‘Geen talent voor braafheid’ http://www.mirjamjanssen.com/artikelen/stuk%201 (23-5-2013) 181 ANP persbericht 6-7-1945 http://www.anp-archief.nl/page/2306936/nl 24-7-2013) 182 Idem 183 Gelders Archief, link naar bouwdossiers: http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mistart=20&mivast=37&mizig=238&miadt=37&miq=202513989&milang=nl&misort=plaatsnaam%7Cas c&miview=tbl&mizk_alle=avegoor (29-6-2013) 180
76
De 33 overlevende Joodse dwangarbeiders brachten in 1948 een bezoek aan Avegoor om hun dode vrienden te herdenken en om een gedenksteen als graf te plaatsen op de bijzondere begraafplaats aldaar. Een ander monument werd vijftig jaar later, in 1998, geplaatst in de tuin van Villa Irene. De Rhedense beeldhouwer Harry de Leeuw ontwierp als monument een oud tafeltje met in het midden de initialen van de drie mannen die het Kamp Avegoor niet overleefden. Op het tafeltje liggen 136 in brons gegoten kiezels, verwijzend naar het aantal dwangarbeiders (139, minus de 3 overledenen). Deze kiezels symboliseren een Joods gebruik: wanneer men een graf bezoekt laat men er een steen achter uit eigen tuin.184 4.4.2 Avegoor opnieuw een vakantieoord In januari 1949 kregen zowel de graaf van Middachten als de ambtenarenbond hun bezittingen terug. Huize Avegoor werd opgeknapt en verbouwd en werd net als voor de oorlog een conferentie- en vakantieoord voor ambtenaren. In deze jaren werden hier vakanties gevierd en cursussen en trainingen gevolgd. In de jaren zeventig vonden nog verschillende verbouwingen plaats aan zowel het hoofdhuis als het logiesgebouw van Van Loghem. Uit 1975 resteren nog voorstellen van de tuinarchitecten Kalff en Warnau voor het park van Avegoor. Het plan omvatte onder andere het plaatsen van meerdere vakantiehuisjes in het park aan de voorzijde van Huize Avegoor. Door gebrek aan budget werd aan deze plannen geen uitvoering gegeven. Wel werden de huidige parkeerplaatsen aan de oprijlaan gerealiseerd.185 In de loop der jaren werden op een deel van het terrein achter Huize Avegoor, bij de sporthal, de voetbalvelden van Sportclub EDS gerealiseerd. Ook volgde nog een tennisbaan. In 1977 werd Huize Avegoor opnieuw verbouwd en uitgebreid en in 1988 werd de entree van Huize Avegoor vergroot en werd een aanbouw geplaatst voor het zwembad. Op de plek van het in de jaren tachtig gesloopte logiesgebouw van Van Loghem verrees in 1991 een nieuw hotelblok van het architectenbureau Rikken uit Zeddam, dat door middel van een soort overdekte corridor met het hoofdhuis werd verbonden. In de bouwaanvraag staat dat alles hopeloos verouderd was en dat een uitbreiding van het huidige 25 kamers tellende hotel- en conferentieoord noodzakelijk was voor het voortbestaan als vakantie- en scholingsoord van de Abvakabo. Een uitbreiding direct aan het landhuis is volgens de aanvraag onmogelijk, vandaar een nieuw hotelblok verder naar achter gelegen met een tussengang als verbinding, “dat zeker geen schoonheidsprijs verdient”.186 In 1999 werd Avegoor uiteindelijk door Abvakabo verkocht. Avegoor werd een hotel met vergaderfaciliteiten en wisselde nog regelmatig van eigenaar. Ook dat ging steeds weer gepaard met de nodige verbouwingen. Op dit moment is Avegoor in handen van hotelexploitant Jaap Venendaal,
184
http://www.liberationroute.com/media/314832/lesbrief_avegoor_def.pdf (28-7-2013) ; http://www.4en5mei.nl/herinneren/oorlogsmonumenten/monumenten_zoeken/oorlogsmonument/2152 (4-4-2013) 185 Verhoeff 2013 (presentatie Commissie Cultuurhistorie Rheden op 28 mei 2013) 186 Bouwaanvragen Gemeente Rheden, microfiches. (bouwaanvraag 9 januari 1991)
77
nadat een eerdere poging tot een art-hotel mislukte. Op het terrein aan de Eikenstraat, dat eerder door de SS van landgoed Middachten was gekocht en nu was teruggegeven, stonden inmiddels de sporthal en een kleine gevangenis. In november 1949 vroeg de graaf een vergunning aan om deze gevangenis annex paardenstal met rieten kap te verbouwen tot een jachtopzienerswoning.187 Ook werd één van de twee legeringsgebouwen, tijdens de oorlog gebouwd en na de oorlog functionerend als gevangenis, afgebroken. Een van deze gebouwen staat nu witgeschilderd aan het begin van de Eikenstraat bij de Zutphensestraatweg langs de entree van Avegoor en huisvest het Zendingshuis Rehoboth. De ambachtsschool van Ellecom was in de jaren na de oorlog ondergebracht in een oude barak. Verder dateren er bouwaanvragen door landgoed Middachten van 1949 en 1950 voor het verbouwen van de sporthal, de bouw van een wasgelegenheid en de bouw van een kampeergelegenheid en woning in de sporthal.188 4.4.3 Herinneringen aan de sporthal op Avegoor als “Vakantiekamp Middachten” De sporthal op Avegoor kreeg na de oorlog een nieuwe toekomst als jeugdherberg en vakantiekamp en ging sindsdien verder door het leven als “Vakantieoord Sporthal Ellekom”, “Vakantieoord Middachten”, “Vakantiekamp Middachten” en “Vakantiehuis Sporthal Nuestro Capricho”. Menig kind en volwassene heeft hier sindsdien een vakantie, school- of sportkamp doorgebracht. In de krant Het Vrije Volk: democratisch-socialistisch dagblad duiken sinds 1952 korte krantenberichtjes op over de georganiseerde vakantiekampen voor de Rotterdamse stadsjeugd in de sporthal op Avegoor. “Twee weken naar “Middachtens”. Voor de vijfde maal zal de kinderuitzending en recreatievereniging “Spangen” een aantal kinderen in het kamphuis “Middachten” te Ellecom voor twee weken onderbrengen (…) Na aankomst zal de V.A.R.A. een reportage maken, die nog diezelfde avond onder “Dingen van den dag” zal worden uitgezonden”.189 Twee weken later kopte de krant “Kinderkamp Spangen werd groot succes. Veertien prettige dagen bracht men in het kamphuis Middachten (lees: sporthal Avegoor) in Ellecom door en vanmiddag keerden de kinderen weer bij hun ouders terug (…) Het kamp werd afgesloten door een bonte avond”.190 Over de georganiseerde vakantiekampen verschenen in jaren vijftig en zestig meerdere van deze krantenberichten. In de zomers werden ook een aantal grote artikelen geschreven over allerlei zomerkampen in Nederland, waarin de sporthal in Ellecom met regelmaat door een journalist werd aangedaan en besproken. Uit een krantenbericht van 2 februari 1953 valt op te maken dat er een aantal reisverenigingen in
187
Link naar bouwdossier Gelders Archief: http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mivast=37&mizig=238&miadt=37&miq=202513989&miaet=14&micode=250801&minr=4438324&milang=nl&misort=plaatsnaam%7Casc&mizk_alle=avegoor&miview=ldt (29-6-2013) 188 Gelders Archief, link naar bouwdossiers: http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mistart=20&mivast=37&mizig=238&miadt=37&miq=202513989&milang=nl&misort=plaatsnaam%7Cas c&miview=tbl&mizk_alle=avegoor (29-6-2013) 189 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 24-7-1952 190 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 9-8-1952
78
Rotterdam bestonden, te weten de kinderreisvereniging Heer Vrankenstraat (Rotterdam Noord), de kinderreisvereniging Spangen en de Kinder Uitzend- en Recreatievereniging Spangen (KURS). In 1953 werd daarom de vereniging Combinatie van Kinderuitzendingen opgericht. Deze vakantiekampen hadden tot doel om de stadskinderen van de gezonde buitenlucht te laten genieten en werden sinds eind jaren veertig, begin jaren vijftig georganiseerd. Eén van die initiatiefnemers was de familie Hordijk, die een limonadefabriek in Spangen hadden. Jaarlijks vertrokken meer dan 150 kinderen met ruim 30 begeleiders vanuit de buurt in Rotterdam naar Ellecom. Naast de nare herinneringen aan de SS periode op Avegoor en de interneringstijd daarna blijken er dus nog vele springlevende positieve herinneringen te bestaan over de sporthal op landgoed Avegoor. Bij toeval kwam ik tijdens mijn onderzoek naar de naoorlogse vakantiekampen op Avegoor in contact met de heer Kees van Dijk (1940), wonend in Hellevoetsluis en geboren in het Rotterdamse Spangen. Kees van Dijk schreef in 2011 een stukje over zijn jeugdherinneringen aan de vakanties naar de sporthal te Ellecom in De Oud Rotterdammer.191 Daarin plaatste hij tevens een oproep of anderen nog verhalen hadden uit deze tijd, waarop hij verschillende reacties kreeg van mensen die evenals hijzelf zeer herkenbare en positieve herinneringen hebben aan de vakanties op Avegoor.192 Niet snel daarna ontving ik ook van een aantal andere personen, zoals van Jan van Haaren uit Geldrop, verhalen van jeugdherinneringen en oude foto’s uit oude familiealbums. “Wonende in Rotterdam-West was het in die tijd voor je ouders bijna onmogelijk om met het gezin op vakantie te gaan gezien de financiële situatie”. Zijn tante Toos was bestuurslid van de buurtvereniging in Spangen en was op zoek naar leiders en keukenpersoneel voor de buurtreisjes. Zijn ouders gingen daarom mee als hulp op vakantiekamp, dat was voor hen de enige de mogelijkheid om op vakantie te gaan. De reizen waren ook niet gratis, daar moest het hele jaar voor gespaard worden. “De prijs per kind bedraagt ƒ13,50”.193 Iedere zomer vertrokken de kinderen en de kampleiding vanaf het centrale buurtplein met een aantal bussen en een vrachtwagen met de koffers richting Ellecom. Mevrouw Okkema-den Adel schrijft dat zij al sinds 1948, toen zij 8 jaar oud was, tot aan 1954 in Ellecom op vakantie ging. “De foto van het Kamphuis Middachten (sporthal) waar wij werden ondergebracht was in mijn tijd nog geen jeugdherberg”, schrijft zij. Verder verhalen alle reacties over de spannende reis vanuit de stad, wat er zoal werd gegeten, over de slaapzalen en de kampleiding, de activiteiten als de bonte avond en de uitstapjes in de omgeving en uiteraard over de uitgehaalde streken. De verhalen en herinneringen geven een goed beeld van ieders persoonlijke beleving van de vakantiekampen en van Avegoor in die tijd. Ook zijn deze verhalen erg waardevol gebleken om dit deel van de geschiedenis van Avegoor te kunnen vertellen.
191
Dijk 2011, p.25 (oproep in De Oud Rotterdammer) Verhalen over jeugdherinneringen aan de vakantiekampen in de sporthal op Avegor, verkregen via Kees Dijk (Hellevoetsluis) en Jan van Haaren (Geldrop) 193 De Waarheid. Volksdagblad voor Nederland, 14-2-1956 192
79
Afb. 26. “Vakantieoord Sporthal Ellekom” (1954) Afb. 27. “Vakantieoord Sporthal Ellekom” (1962) Afb. 28. Jeugdfoto van Kees van Dijk met het groepje waarvan zijn moeder begeleidster was. Afb. 29. Rotterdamse jeugd rennend uit de sporthal van Avegoor (1965). Afb. 30. Zingend na het avondeten op het KURS vakantiekamp Middachten (1957) Afb. 31. Vertrek met bus en verhuiswagen vanaf het Busken Huetplein in Rotterdam richting Ellecom.
80
Ook in de jaren zeventig, tachtig en negentig behield de sporthal haar functie als kamphuis en jeugdherberg. In 1972, 1974 en 1975 vond er nog een reeks verbouwingen aan de sporthal plaats, variërend van de bouw van een berging tot de inbouw van een nieuwe eetzaal, kantine, keuken en een extra bedrijfskeuken. De ansichtkaart van “Vakantiehuis Sporthal Nuestro Capricho” geeft een goed beeld van deze latere situatie en de inrichting van de sporthal. Lange tijd behield de sporthal haar functie als jeugdherberg en vakantiekamp en deels ook als sporthal, met ruimte voor zaalvoetbal en tennis. De lijnen zijn hiervan nog steeds zichtbaar op de vloer. Aan deze periode kwam eind jaren negentig een einde. Van 1997 tot aan 2002 verbleven er in de sporthal, destijds Move Inn Avo Ellecom genaamd (aanvullende opvang asielzoekers), ongeveer 125 asielzoekers. 194 Sindsdien is het verval echter toegeslagen en werd de sporthal nog sporadisch gebruikt. Verschillende plannen zijn inmiddels voorbijgekomen en gestrand, waardoor de toekomst van de sporthal, die in zeer slechte staat verkeerd, onzeker lijkt. De beheerderswoning in de sporthal wordt nu al enkele jaren antikraak bewoond. Krantenkoppen als “Blij met enorme hal” hebben plaatsgemaakt voor “Plan sporthal Ellecom krijgt wacht aangezet”.195 Tijdens de dorpsgesprekken in 2011 in het kader van de nieuwe Erfgoednota van de gemeente Rheden werd door vele Ellecommers al de zorg uitgesproken over de slechte staat en de situatie rondom de sporthal op Avegoor. Bijzonder is dat de sporthal ondanks het beladen verleden inmiddels een bijzondere plaats heeft veroverd bij verschillende inwoners van Ellecom. Reden te meer om te hopen op een mooie nieuwe toekomst voor dit bewogen monument vol herinneringen en verhalen.
Afb. 32. Ansichtkaart van de sporthal als “Vakantiehuis Sporthal Nuestro Capricho” in de jaren ’70-80.
194
Anoniem, ‘Appartementen redden bewogen Ellecoms monument’, De Gelderlander, 4 juli 2006 Anoniem, ‘Ellecom. Blij met enorme hal’, Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 18-7-1967 ; & ‘Plan sporthal Ellecom krijgt wacht aangezet’, De Gelderlander, 15-12-2008 195
81
4.5 DE HUIDIGE OMGANG MET LANDGOED AVEGOOR 4.5.1 Een nieuwe toekomst voor een gebouw met een geheugen Na enkele jaren van stilstand zit er inmiddels enige beweging in de plannen voor de sporthal op landgoed Avegoor. In het voorjaar van 2013 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een subsidie toegekend aan vrijwel alle aanvragen voor haalbaarheidsonderzoeken naar herbestemming van rijks- en gemeentelijke monumenten. Zo ook voor de sporthal op Avegoor. Voor de sporthal is dit niet de eerste poging in de zoektocht naar een passende nieuwe bestemming. Een eerder haalbaarheidsonderzoek door erfgoedmakelaar Redres en een reeks aan plannen voor woon- en zorgfuncties passeerden de revue maar liepen tot op heden op niets uit. In juli 2006 kopte De Gelderlander nog dat de monumentencommissie positief had geadviseerd over een plan voor 21 appartementen in de sporthal. “Het kan de redding betekenen voor het idyllisch ogende pand met een uiterst bittere ontstaansgeschiedenis in de oorlog. Ondanks deze bittere historie is het een gebouw geworden dat door vele Ellecommers gekoesterd wordt”.196 Toenmalig wethouder Jan Bart Wilschut dacht met de eigenaar en de projectontwikkelaar een plan gevonden te hebben om het monument te redden. Maar helaas. Het plan werd ingehaald door de crisis en de veranderende woningmarkt en verdween in de onderste bureaula. De woningen werden zelfs niet eens op de markt gebracht. Twee jaar later valt in diezelfde krant te lezen over een nieuw initiatief. Dit keer betreft het een plan om 13 appartementen en 17 kamers voor het Dushi Huis in de voormalige sporthal te bouwen, dat door de gemeenteraad ‘in de wacht werd gezet’. Het Dushi Huis in Ellecom is een opvangplek voor kinderen die vanwege uiteenlopende redenen niet langer thuis kunnen blijven wonen. Om deze nieuwe functie mogelijk te maken moest de bestemming van het gebouw worden veranderd en daarvoor was een wijziging van het bestemmingsplan nodig. “De gemeenteraad van Rheden wil graag een nieuwe functie voor het gebouw die 'structureel behoud van het monument waarborgt”. Maar uit de ingediende reactie van (eigenaar en ontwikkelaar) Kondor Wessels blijkt volgens de raad niet duidelijk of het plan past binnen de geldende regels voor de omgeving. De raad vindt de sporthal verder een “historisch gevoelig gebouw (...) het is daarom belangrijk dat de verbouwing gedragen wordt door de bevolking, stelt de gemeenteraad. Nu de verbouwing vastleggen in het bestemmingsplan zou betekenen dat de ontwikkelaar dat niet meer hoeft te doen”. 197 Dit citaat duidt er in ieder geval op dat de gemeenteraad de inwoners en gevoeligheden omtrent de sporthal serieus neemt en haar benaderingswijze hierop aanpast. Verschillende zaken hebben er toe geleid dat ook deze plannen uiteindelijk bij de eigenaar en projectontwikkelaar geen doorgang kregen.
196 197
Anoniem, ‘Appartementen redden bewogen Ellecoms monument’, De Gelderlander, 4-7-2006 Anoniem, ‘Plan sporthal Ellecom krijgt wacht aangezet’, De Gelderlander, 15-12-2008
82
Op het moment gloort er nieuwe hoop voor de sporthal dankzij de door de RCE toegekende subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek, dat wordt uitgevoerd door het Gelders Genootschap en het NIBAG. Aan de haalbaarheidssubsidie is een termijn van een half jaar verbonden, waarbij aan het eind een rapport moet worden opgesteld waarin de verschillende onderzochte onderdelen van het proces en de realistische nieuwe mogelijkheden voor het gebouw worden belicht. De startbijeenkomst hiervoor vond recent, op 24 juli 2013, plaats bij de gemeente Rheden. Met de haalbaarheidsstudie wordt onder andere in kaart gebracht wat de cultuurhistorische en bouwhistorische waarden zijn en wat de technische staat en mogelijkheden van het bouwwerk zijn. Verder maakt een marktverkenning onderdeel uit van de studie en er worden aan de hand van het programma en de verkenning een aantal mogelijke nieuwe scenario’s door een architect uitgewerkt. De eigenaar c.q. ontwikkelaar wil daarnaast graag een prijsvraag inbouwen, zodat een mogelijke initiatiefnemer met interesse in de sporthal kan worden meegenomen in het proces en profiteert van deze haalbaarheidsstudie. Mocht zo iemand echter afhaken, dan zit je met een op maat gemaakt plan dat niet doorgaat. Daarom worden in zogenaamde ‘vlekkenplannen’ meerdere mogelijke scenario’s voor de sporthal geschetst en uitgewerkt. De situatie zit eigenlijk zo in elkaar dat eigenaar Kondor Wessels de sporthal op Avegoor wenst te verkopen. Als eigenaar zitten zij hier al jaren mee in hun maag, met als gevolg dat de sporthal steeds verder verloedert. Grote gaten zitten in het dak en in de ramen en het regenwater heeft de snelste weg naar binnen ook al gevonden. Voor een prijsvraag en het uitwerken van mogelijke nieuwe functies dient het eerst helder te zijn wat de randvoorwaarden vanuit de gemeente zijn, namelijk wat er is toegestaan en welk beleid en wet- en regelgeving er op het perceel van toepassing is. Bij de laatste herbestemmingspoging strandde het project onder andere hierop, namelijk vanwege het feit dat er geen extra woningen op het perceel mogen worden gebouwd. De huidige bestemming is volgens het bestemmingsplan een ‘niet-agrarisch bedrijf’ en specifiek een sporthal of vakantiecentrum. Een aanvraag voor een nieuw plan zal dus hieraan getoetst worden of aan de recente nota Functieveranderingsbeleid Buitengebied. Er bestaat ook een mogelijkheid dat speciaal voor dit gebouw een toetsingskader wordt opgesteld. Vanuit het beleidsveld cultuurhistorie wordt in ieder geval het onderzoek met rapport van Stichting in Arcadië als onderlegger en toetsingskader gebruikt voor toekomstige plannen op Avegoor. Nieuwe ontwikkelingen op het landgoed en omtrent de sporthal moeten bijdragen aan een historisch logisch verhaal van het landgoed Avegoor. Bovendien heeft de Commissie Cultuurhistorie al eens aangegeven dat het zeer wenselijk is dat er een functie te vinden valt waarbij de ruimtelijkheid van de ruim 15 meter hoge, 25 meter brede en 60 meter lange sporthal beleefbaar blijft. Bij een eerste korte brainstormronde worden al mogelijke nieuwe functies geopperd als een groepsaccommodatie voor (jeugd) sport- en trainingskampen waar behoefte aan is, een indoor speeltuin of klimhal, een manege of een kantoortuin met reversibele, ingebouwde units. Verder onderzoek, de marktverkenning en het werk van de makelaar zullen in de loop van de komende maanden uitwijzen waar de 83
mogelijkheden liggen. Het eerder genoemde onderzoek van Stichting in Arcadië naar de ontwikkelingsgeschiedenis van landgoed Avegoor en de sporthal heeft ook de nog aanwezige en/of zichtbare dadersporen uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. Naast de sporthal zijn er bijvoorbeeld nog een legeringsgebouw, een barak, sporen van een schietbaan en de voormalige gevangenis die later is omgebouwd tot jachtopzienerswoning. Een erfenis van de situatie zijn eveneens de sportvelden en het hek om het park, waardoor de van oorsprong historische verbinding met het dorp is afgebroken. De basisstructuren van het oorspronkelijke huispark blijken nog aanwezig en zijn zichtbaar aan de hand van de oude bomen in het park, al hebben de aanleg van de sportvelden, singels en de vele bomen en planten die zijn bijgepoot deze structuren doen vervagen. Illustratief is een vooroorlogse foto van het oude uitzicht vanuit het huis over het park aan de achterzijde, dat dus in essentie nog aanwezig blijkt te zijn. Het rapport doet daarom enkele aanbevelingen om het park van Avegoor met een soort afgeschreven reputatie te rehabiliteren. Eén van de stappen zou kunnen zijn om het grote hek dat om het landgoed staat te verwijderen om de relatie met het dorp die er van oudsher was weer te herstellen. De verschillende eigenaren van de delen van het terrein van landgoed Avegoor bezitten daarnaast een parkaanleg waarvan zij nog geen weet hebben. Binnenkort wordt dit onderzoek daarom aan hen gepresenteerd. Nu deze kennis over de verschillende historische lagen en sporen bij de gemeente bekend is, wordt dit voortaan bij ontwikkelingen op het landgoed als uitgangspunt genomen. 4.5.2 Analyse en advies over de omgang met Avegoor en het ‘dadererfgoed’ Uit het voorgaande van dit hoofdstuk blijkt wel dat op landgoed Avegoor diverse sporen zijn achtergebleven die te typeren zijn als dadersporen of dadererfgoed. Een aantal van die ruimtelijke ingrepen uit de Tweede Wereldoorlog zijn op Avegoor nog steeds beleefbaar. Je kunt ze herkennen en ze zijn zowel zichtbaar als verborgen aanwezig. De donkere bladzijde uit de geschiedenis van het landgoed wordt op Avegoor niet verzwegen maar zeker ook niet extra benadrukt. Informatie over de oorlogsperiode op landgoed Avegoor is er aanwezig in de vorm van verschillende routes en brochures en fysiek in de vorm van een luisterkei met informatiebord aan het begin van de oprijlaan.198 Deze luisterkei maakt onderdeel uit van een route langs verschillende landgoederen in de gemeente Rheden en is eveneens opgenomen als punt van de Liberation Route. Het geluidsfragment op Avegoor verhaalt over ‘De hel van Ellecom’ en laat horen wat er op deze plek tijdens de oorlog is gebeurd. Op deze idyllische plek verwacht je niet dat het zo’n zware en zwarte geschiedenis met zich
198
http://www.rheden.nl/Over_Rheden/Toerisme_en_recreatie/Tocht_langs_de_landgoederen_Parels_van_de_oostelijke_Veluwezoom (29-7-2013); http://www.liberationroute.com (1-8-2013) ; luisterfragment http://www.liberationroute.com/media/49174/nl_23__ellecom.mp3 (1-8-2013)
84
meebrengt, zoals het geluidsfragment begint. ‘De hel van Ellecom’ is tevens de naam van het door EDU-ART ontwikkelde educatieprogramma voor het onderwijs.199 De lessenserie is ook gemaakt in het kader van de Liberation Route, waarbij bewustwording van de verhalen achter plekken in de directe leefomgeving van de leerlingen centraal staat, verhalen over gebeurtenissen die de omgeving kleuren. De rode draad die door de vier lessen loopt is het thema ‘keuzes maken’. In 2005 vroeg de Oranjevereniging Ellecom aan kinderen uit het dorp om mensen die de oorlog als kind hadden meegemaakt te interviewen over hun ervaringen. Dertien Ellecommers vertelden uiteindelijk hun verhaal aan de leerlingen van de Anne Frankschool. Ook werd aan de leerlingen de vraag gesteld wat de plek Avegoor nu voor hen betekent. Verder schreven de leerlingen aan de hand van de getuigenverhalen in groepjes een gedicht, waarbij de woorden op steentjes werden geschilderd die vervolgens in de vorm van een Davidsster werden gelegd. Een goed punt van deze projecten door de Stichting Liberation Route is dat er op deze manier verschillende verhalen worden verknoopt aan plekken met een gevoelig verleden. Ik zou er echter voor willen pleiten om niet alleen de oorlogsverhalen aan de plek Avegoor op te hangen, maar juist ook de verhalen van de voor- en naoorlogse periode. Avegoor is namelijk veel meer dan alleen een Tweede Wereldoorlog-landgoed. Het hiervoor door mij geschetste verhaal als biografie van Avegoor laat dat zien. Het landgoed en de sporthal kunnen getypeerd worden als dadererfgoed, maar na dit onderzoek heb ik het gevoel dat je Avegoor en haar geschiedenis daarmee tekort doet en dat je met deze term teveel een stempel drukt op het landgoed. Avegoor is in mijn ogen namelijk evenveel dadererfgoed als dat het adellijk erfgoed, vakantie-erfgoed, sporterfgoed of migrantenerfgoed is, om maar enkele voorbeelden te noemen. Aan al deze perioden of thema’s zijn weer verschillende ingrepen en gebeurtenissen met hun bijbehorende sporen en verhalen verbonden. Samen vormen zij de ‘complete’ biografie van Avegoor. Beeldend kunstenaar Hans Gorter wist dit al in zijn kunstwerk te verwerken dat in het huis werd geplaatst na de verbouwing van 1978, geschonken door de afdeling Dordrecht van de ambtenarenbond. Het mozaïek verbeeldt in drie delen de geschiedenis van Avegoor, met links de bewoning van Huize Avegoor door de adellijke families, in het midden de tijd van de SS en rechts als vakantieoord van de ambtenarenbond.200 Het is daarnaast goed om te realiseren dat Hotel Avegoor als doel heeft om overnachtingen te verkopen en niet om de geschiedenis te vertellen. Het is dus logisch dat zij als hotel-restaurant meer baat hebben bij het vermarkten van de voorname koninklijke en adellijke periode van het landgoed dan bij de oorlog, wat eveneens te zien is aan de verschillende communicatie-uitingen. Een radiofragment laat bijvoorbeeld horen dat de receptioniste geen informatie over Avegoor en de Tweede Wereldoorlog heeft, net als in het verhaal van Mirjam
199
http://www.liberationroute.com/media/314832/lesbrief_avegoor_def.pdf (28-7-2013) http://www.vanleukemensen.nl/actueel/interessant-kunstenaarsgesprek (1-8-2013) ; http://www.hansgorter.eu/9-Overig-07.html (1-82013) http://www.oudheidkundigekring.nl/Historische_wandelingnov2009.htm (21-5-2013) 200
85
Janssen, het citaat waarmee dit hoofdstuk begon.201 Benieuwd blijf ik naar welke rol de associatie met het beladen verleden van de sporthal speelt voor een geïnteresseerd bedrijf of voor een initiatiefnemer. Wordt dit als een probleem ervaren en ketst een initiatiefnemer hierop af? Misschien dat dit mede een reden is dat eerdere reddingspogingen tot nu toe zijn mislukt. Maar het kan ook te maken hebben met de grootte van de opgave, gezien de omvang en de slechte staat van de sporthal. Het zou in ieder geval interessant zijn om daarachter te komen, iets waar de makelaar wellicht de komende maanden op stuit. Mocht dat het geval zijn, dan komt bij mij meteen de volgende vraag naar boven: wat dan toch de reden is dat een herbestemming vandaag de dag niet van de grond lijkt te komen, terwijl de beladen geschiedenis in het verleden een nieuwe functie als vakantiekamp niet in de weg stond? De laatste jaren zijn over Avegoor voornamelijk de nare verhalen opgeschreven. Verhalen uit de oorlog van en over slachtoffers, daders en omwonende ooggetuigen. Recent is de gemeente Rheden gestart met een verhalenproject waarbij de verhalen van mensen bij gebouwen en plekken worden vastgelegd door middel van oral history. Uit dit project, waar ik zelf ook bij betrokken ben, komt uiteindelijk een boek met een app voort. In dit kader zou ik daarom graag zien dat het nu de beurt is aan de positieve verhalen over Avegoor. Dat nu de jeugdherinneringen van mensen aan de vakantiekampen op Avegoor van de jaren vijftig tot aan de jaren negentig eens worden verteld, verhalen die onder de Ellecommers bijvoorbeeld nog niet bekend zijn. Hieruit is ook het idee ontstaan om in het najaar een filmpje te maken in de sporthal en daarvoor een aantal van de oudRotterdammers die hun herinneringen aan de vakantiekampen al hebben opgeschreven uit te nodigen. Ik ben ervan overtuigd dat door gebruik te maken van deze nog niet eerder vertelde persoonlijke en positieve verhalen, een draai gegeven kan worden aan het heersende beeld over Avegoor en de sporthal. Door deze verhalen over Avegoor naar boven te halen en ze te vertellen wordt de geschiedenis van Avegoor en van sporthal een stuk completer en minder beladen. De sporthal lijkt inmiddels al een stuk minder beladen ‘geworden’ sinds het onderzoek heeft uitgewezen dat het niet door Joodse dwangarbeiders werd gebouwd. Het blijkt dus niet met bloed te zijn gebouwd. Maar het is ook goed om de verhalen van nu te vertellen, bijvoorbeeld juist over de zoektocht naar een nieuwe toekomst of door middel van een nieuwe of tijdelijke publieke functie . Betrek ook inwoners en geef hen een actieve rol tijdens de zoektocht naar een nieuwe functie, bijvoorbeeld door een brainstorm met hen over passende nieuwe functies. Het benutten van ‘de tussentijd’ biedt wellicht kansen ook naast het huidige haalbaarheidsonderzoek. De winst van een
201
http://www.geschiedenis24.nl/ovt/afleveringen/1999/Ovt-29-08-1999/Spoor-terug-De-Gedroomde-Eeuw-35-Het-Groot-GermaanseRijk.html (14-7-2013) ; http://www.mirjamjanssen.com/artikelen/stuk%201 (23-5-2013)
86
tijdelijke bestemming kan zijn dat de plek een nieuwe betekenis krijgt toegedicht, dat mensen het (opnieuw) weten te vinden of dat een nieuw initiatief kan worden ‘uitgeprobeerd’. Hierdoor krijgt een potentiële koper wellicht een beter beeld van de mogelijkheden en of dit op deze specifieke plek kan gaan werken. Iemand ziet echter ook welke waarde en betekenis het gebouw heeft voor de lokale bevolking, mensen die zich ondanks het gevoelige verleden willen inspannen voor het behoud ervan. Mogelijk dat de huidige staat van de sporthal een tijdelijke bestemming echter niet toelaat. Van der Laarse en Verduijn noemden herbestemming een vorm van het reinigen van het verleden en het verdringen van de herinnering. Maar waarom zou je één herinnering uit één periode uitvergroten terwijl zo’n gebouw een opeenstapeling van herinneringen herbergt? Een interessant initiatief waar ik in dit kader toch graag op wil wijzen is de Uitgeverij van Leegstand, dat verlaten gebouwen zonder perspectief nieuwe verhalen biedt door de inzet van schrijvers. Iets wat het gebouw zeker kan gebruiken. “De verhalen die zij schrijven zijn een nieuwe droom voor leegstaande ruimtes die lang zonder fantasie zaten. De ideeën en verbeeldingen van de auteurs worden gepubliceerd in het publieke domein en openen deuren naar toekomstig gebruik. De Uitgeverij van Leegstand is een beheerder die invulling geeft aan de leegte. Schrijvers zijn hierbij de pioniers, de verkenners van nieuwe mogelijkheden. Het gebruik levert ook wat op, er worden nieuwe verhalen geschreven. Nieuwe verhalen die richting kunnen geven aan de toekomst, zonder deze gelijk letterlijk te nemen. Waar een architect met een maquette komt, een ondernemer met een businessplan, zo komt de Uitgeverij van Leegstand met fictieve verhalen om na te denken over de toekomst van deze plekken. Er wordt voorbij gegaan aan het gebrek aan visie in de huidige situatie waarin praktische bezwaren elk plan stoppen voor het een kans heeft gekregen. In het hoofd van een schrijver kan immers alles. De Uitgeverij van Leegstand geeft de verhalen uit in de stad en gebruikt ze als startpunt om na te denken over de toekomst. Beheer en ontwikkeling lopen door elkaar heen. Deuren naar een nieuwe bestemming worden geopend terwijl de panden tegelijkertijd zinvol worden gebruikt”.202 Iets waar de sporthal van Avegoor naar op zoek is. In dit stadium valt er verder weinig meer te zeggen over de stand van zaken op landgoed Avegoor, de omgang met het erfgoed en de benadering van de tijdlaag van de oorlog. Mijn analyse heeft hopelijk de situatie, het proces en de huidige uitdaging waarvoor men staat inzichtelijk gemaakt. De gemeente Rheden kiest er in haar benadering niet voor om de dadersporen te benadrukken of meer zichtbaar te maken, maar streeft naar een historisch logisch verhaal, waarbij de restanten en sporen van alle tijdlagen het verhaal van Avegoor moeten vertellen. De sporthal en de andere dadersporen, te midden van restanten en structuren uit diverse eeuwen, vertellen daarbij het verhaal van de oorlog evenals dat van de naoorlogse omgang. Dadersporen vormen in die zin een fysiek
202
Uitgeverij van Leegstand http://uitgeverijvanleegstand.nl/Over%20de%20uitgeverij (1-8-2013)
87
‘bewijs’ binnen het historisch logische verhaal van de ontwikkelingsgeschiedenis van landgoed Avegoor. Het zou in ieder geval mooi zijn als het mozaïek van Hans Gorter binnenkort, bij wijze van spreken, kan worden aangevuld met een vierde venster. “Buiten de omheining van het huidige landgoed Avegoor ontdek ik een groot gebouw met een rieten dak: de turnhal. Het dak is begroeid met mos en onkruid. Ik kijk door de ramen naar binnen en probeer me voor te stellen hoe opa hier met vele andere mannen heeft geleefd. Naast de centrale hal zijn kamers afgetimmerd die vol liggen met afval en oude matrassen. Sliep hij daar of zijn de schotten van latere tijden? Leidingen zijn uit de plafonds gerukt en op de vloer achtergelaten. In de keuken liggen vervuilde kookplaten op een hoop, aan de muren kleeft vet. Volgens een buurtbewoner is het een asielzoekerscentrum geweest, maar weet niemand meer wat er nu met het gebouw moet gebeuren. Afgebroken wordt het in ieder geval niet: het is een uniek monument van nationaal-socialistische architectuur in Nederland. De beheerderswoning aan de voorkant van het gebouw is nog wel in gebruik. De bewoners kijken uit op bos en weiland. Op het erf zwerft een driewieler, rubberen laarsjes zijn uitgeschopt op de deurmat. In de tuin staan een zelf getimmerd konijnenhok en een schommel. Een jonge kikker springt weg door het vochtige gras. Voor het raam prijkt een stapel knuffeldieren. Eindelijk is hier iemand gelukkig.” 203 - Mirjam Janssen
Afb. 33. De sporthal van Avegoor op 24 juli 2013 203
http://www.mirjamjanssen.com/artikelen/stuk%201
88
CONCLUSIE Architectuur & herinnering. Erfgoed met een geheugen. “Herinneringen zijn een last. Ze maken zich meester van de gedachten en vullen het hoofd. Kan er nog iets nieuws bij? Nauwelijks. Haast is de maat vol. Kunnen er niet wat herinneringen verwijderd worden om plaats te maken voor iets anders. Misschien. Maar dan moet men heel erg z’n best doen. Helaas wordt de broze gedachtegang hoofdzakelijk bestuurd en gevormd door de herinnering. De gedachten kunnen slechts kleine, kleine danspasjes maken. O, hoe moeilijk het is om het hoofd te verlaten. Hoe moeilijk het is om het leeg te scheppen. Hoe men moet zwoegen. En hoe men steeds het onderspit delft. Hoe men daar langzaam aan te gronde gaat. Ik zou zo graag es aan het verleden willen schudden, maar dat kan niet. Je gaat ook niet staan schudden aan een rots. Die blijft liggen waar ie ligt. Ineens is iets kunst. Ineens zijn de stoutmoedige gedachten en daden van een troosteloos mens in het domein van de kunst terechtgekomen. Dat is, ik weet het uit ervaring, een streng en wrang domein, met eigen wetten en gevechten. Je kunt daar beter niet terechtkomen, want je wilt ook wel weer es terug en dat lukt je lang niet altijd. Mij is het nooit meer gelukt”.
204
- Armando
DADERERFGOED? Dadererfgoed, dadersporen, schuldig erfgoed, schuldig landschap, beladen architectuur, stille getuigen, gebouwen en plekken met een geheugen. Het zijn allemaal begrippen die in deze masterscriptie voorbij zijn gekomen. Allen hebben te maken met herinnering en veronderstellen een bepaald geheugen bij een plek, gebouw of landschap. Het is aan de plek toegedicht. Centraal stond de vraag hoe tegenwoordig wordt omgegaan met dadererfgoed uit de Tweede Wereldoorlog op landgoederen en buitenplaatsen. Dat landgoederen en buitenplaatsen in Nederland een grote rol hebben gespeeld tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft het eerste hoofdstuk inzichtelijk gemaakt. Het gebruik, de gebeurtenissen en de daarmee gepaard gaande ruimtelijke ingrepen hebben een veelheid aan sporen nagelaten, die sinds de oorlog hebben kunnen rekenen op een bepaalde omgang en benadering. Maar ook de immateriële zaken zoals de verhalen en herinneringen van mensen en gemeenschappen bij deze plekken, spelen een belangrijke rol bij dit type erfgoed. Een greep uit de verschillende hedendaagse theorieën en adviezen over de omgang met erfgoed en mogelijke benaderingswijzen van dadererfgoed zijn in het tweede hoofdstuk uiteengezet. Aan de hand van deze context en theorieën zijn de twee buitens Toorenvliedt en Avegoor als concrete casussen besproken en geanalyseerd. In allebei de gevallen is ingezoomd op de ontwikkelingsgeschiedenis en de situatie
204
Armando 1988
89
rondom de huidige omgang met het aanwezige dadererfgoed; op Toorenvliedt de bunkers in de parkaanleg en op Avegoor een voormalige sporthal van de SS. De omgang met bunkers in een uniek naoorlogs park van het ‘wegstoppen’ naast de problematiek rondom de herbestemming van een gebouw met een beladen verleden. Het doel van het uitgebreide onderzoek was om van de twee buitenplaatsen een ‘complete’ biografie te kunnen schetsen, aan de hand van de ruimtelijke ingrepen en gebeurtenissen en de bijbehorende sporen en verhalen. Daarbij is een onderverdeling gemaakt tussen de vooroorlogse periode, de verschillende belangrijke momenten tijdens de Tweede Wereldoorlog en vervolgens de naoorlogse periode en het huidige tijdspanne. Dit heeft enerzijds laten zien dat deze buitens een lange ontwikkelingsgeschiedenis kennen waar de Tweede Wereldoorlog een cruciaal moment in is geweest. Anderzijds hebben zowel Toorenvliedt als Avegoor sindsdien een bepaalde omgang gekend. Verschillende onderdelen van de buitens, gebouwen en terreinen, zijn ook na de oorlog (her)gebruikt voor uiteenlopende doeleinden. Het was daarom interessant om contemporaine bronnen, zoals krantenartikelen uit die tijd, te bestuderen. Berichten en verhalen over het beeld van het landgoed of de buitenplaats, de kijk op de (dader)sporen aldaar en de benadering ervan destijds. Voor Toorenvliedt en Avegoor is inmiddels een nieuwe tijd aangebroken door de plannen en ontwikkelingen die er op dit moment spelen. Juist de analyse van deze nieuwe, hedendaagse omgang en benaderingswijze tegenover die van het verleden, laat interessante dingen zien. Hoewel de term dadererfgoed min of meer impliceert dat er sprake is van een problematische situatie, lijkt dat in de praktijk bij de bestudeerde casussen enigszins mee te vallen. De aanwezigheid van dadersporen wordt niet zozeer als problematisch ervaren, al betekent dat niet dat men er constant aan herinnerd wil worden. Het zichtbaar(der) maken en het benadrukken van dadererfgoed lijkt vooral voor problemen te zorgen. Dat laat het geval van Toorenvliedt bijvoorbeeld zien, waar juist protesten zijn ontstaan door de aanpak en het tevoorschijn komen van de bunkers. De jarenlange verborgen aanwezigheid heeft nooit voor problemen gezorgd, maar nu de bunkers zichtbaar worden gemaakt in de parkaanleg, stuit dat bij veel omwonenden op onbegrip, omdat zij voor hun gevoel nu in het park dagelijks geconfronteerd worden met dit verleden. In Ellecom maken bewoners zich zorgen over de staat en toekomst van de sporthal op het landgoed Avegoor. Maar of het werkelijk de beladen geschiedenis is die een nieuwe bestemming in de weg lijkt te staan, vraagt om nader onderzoek of wordt in de loop van dit jaar misschien duidelijker. Een mogelijke verklaring voor de tendens van het zichtbaar(der) maken van erfgoed, met name dat van de Tweede Wereldoorlog, is dat deze periode als zeer belangrijk wordt beschouwd en omdat we ervan moeten leren. Het lijkt alsof er daarom overal ‘iets’ met dit erfgoed gedaan moet worden om te laten zien dat we er nog steeds veel belang aan hechten. Veelal worden deze projecten mogelijk gemaakt door Europese gelden en provinciale of lokale overheidssubsidies. De term dadererfgoed en het ruimtelijk benadrukken van dadererfgoed zorgen er daarnaast voor dat 90
slechts één deel van de geschiedenis van een plek wordt uitgelicht. Als term werkt dadererfgoed mogelijk stigmatiserend, omdat het kan leiden tot te veel aandacht voor alleen dit negatieve deel van het verleden. Door de verschillende lagen van de geschiedenis ‘in het landschap’ gelijk te stellen en er niet een enkele uit te vergroten, kan je ervoor zorgen dat er een genuanceerder beeld van deze gevoelige of beladen plekken ontstaat. Een beeld dat wellicht minder beladen is. De studie naar de naoorlogse geschiedenis van de sporthal op Avegoor laat dat bijvoorbeeld zien. Al vrij snel na de oorlog werd er een nieuwe functie als vakantiekamp voor het voormalige sportgebouw van de SS gevonden, nadat het dienst had gedaan als interneringskamp voor ‘foute’ Nederlanders. Uit niets is echter gebleken dat het beladen verleden daarbij in de weg stond, al gingen de verhalen wel de ronde dat het ‘met bloed gebouwd’ zou zijn. Wat mogelijk heeft meegespeeld is dat de sporthal als vakantiekamp vooral werd gebruikt door groepen van buiten de gemeente, zoals bijvoorbeeld door de jeugd uit het Rotterdamse Spangen. Deze groepen kenden het verleden van de sporthal waarschijnlijk niet. Er is slechts één citaat te vinden van kampleider P. Valk van de buurtvereniging Heer Vrankestraat die dit punt aanhaalt: “vlakbij het bekende vakantie-oord Avegoor hebben de Duitsers in de bezetting een enorme sporthal laten bouwen; door gevangenen. Het is met bloed gebouwd”.205 Uit de verhalen van verschillende opgeschreven jeugdherinneringen aan deze vakantiekampen wordt dit punt niet genoemd. Het zijn stuk voor stuk positieve herinneringen aan een gebouw dat volgens velen nu besmet is door zijn beladen verleden. Het is daarom jammer dat er tot nu toe vooral zoveel nare en negatieve verhalen over Avegoor zijn opgeschreven. Waarom zou je alleen dit ene deel van het verleden van een plek expliciet zoveel aandacht geven? Een belangrijk punt bij de omgang met (dader)erfgoed is dat het niet zozeer zou moeten gaan om het behoud van het dadererfgoed an sich, maar vooral om het behouden van de plaats als (verhalend) onderdeel van de geschiedenis van het landgoed of de buitenplaats. De dadersporen op de landgoederen en buitenplaatsen getuigen van één van de belangrijkste gebeurtenissen van de twintigste eeuw. Ze vertellen ons dit deel van de ontwikkelingsgeschiedenis, daar waar andere elementen dat weer doen voor de overige eeuwen. Misschien dat we de term dadererfgoed daarom zouden moeten loslaten, een term toegedicht aan bepaalde plekken die hierdoor een zware stempel opgedrukt krijgen. En dat terwijl de Tweede Wereldoorlog eigenlijk een relatief korte, zij het zeer ingrijpende, periode in de complete geschiedenis van een landgoed of buitenplaats is geweest. Vertel in plaats daarvan de complete biografie en laat zien dat de tijd op deze plekken niet heeft stilgestaan. Pas dan wordt ook het verhaal verteld van jaren van (her)gebruik sinds de oorlog en de verhalen en herinneringen die weer aan deze perioden verbonden zijn. Door de inzet van oral history en door gebruik te maken van de verkregen verhalen kan de biografie van een plek completer worden en het verhaal vertellen
205
Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 28-07-1965
91
van verschillende perioden vanuit verschillende perspectieven, ervaringen en belevingen. Hiermee laat je zien dat een gebouw of plek onder de noemer dadererfgoed veel meer is dan alleen de oorlog. Het is een benaderingswijze die aansluit bij de eerder besproken theorieën en een middel om een plek een stuk minder beladen te ‘maken’. Misschien dat dadererfgoed pas werkelijk problematisch is als het sinds de oorlog nog nooit een andere bestemming heeft gekend vanwege dit verleden. In ieder geval vraagt de omgang met dit gevoelige erfgoed een gepaste benadering, waarbij ‘tolereren en handhaven’ beter lijken te werken dan benadrukken en zichtbaar maken. Probeer te voorkomen dat een landgoed of buitenplaats door de aanwezigheid van zogenaamd dadererfgoed een soort themalandgoed van de oorlog wordt. Geef in plaats daarvan ruimte aan de verschillende verhalen en gebruik deze in of bij nieuwe plannen en ontwikkelingen. Armando vocht tegen het verlies van de herinnering zodat de sporen, onze laatste getuigen, niet zouden vervagen. Herinneringen zijn volgens hem een last en er zouden er wat verwijderd moeten worden om plaats te maken voor iets anders, al lijkt dat volgens hem erg lastig. Het voorgaande heeft laten zien dat er meer ruimte is voor nieuwe herinneringen dan Armando veronderstelde. Maar misschien dat we ook ruimte moeten laten voor stille getuigen uit het verleden, die gewoon rustig en onverschillig blijven toekijken. Achter de rododendrons.
Afb. 34. Mozaïek (1978) door Hans Gorter over de geschiedenis van Avegoor in drie delen.
92
BIBLIOGRAFIE LITERATUUR Andela, G., J.T.P. Bijhouwer: grensverleggend landschapsarchitect, Rotterdam (010 Publishers) 2011 Armando, De straat en het struikgewas, Amsterdam (De Bezige Bij) 1988 Armando, De hand en de stem, Staphorst (Hein Elferink) 1995 Armando, Schoonheid is niet pluis, verzameld proza, Amsterdam (De Bezige Bij) 2003 Ashworth,G.J. (2006), ‘Contested heritage: Why, how and so what?’, Levend Erfgoed, 3 (2006) 2, pp. 1015 Bakker, M., Kastelen in oorlogstijd. Geschiedenis en restauratie van Nederlandse kastelen en buitenplaatsen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, ongepubliceerde masterscriptie Architectuurgeschiedenis en Monumentenzorg, Utrecht (Universiteit Utrecht) 2010 Bakker, M, Vernietiging en wederopbouw. Nederlandse kastelen en buitenplaatsen tijdens de Tweede Wereldoorlog, serie NKS-rapporten deel 8, Wijk bij Duurstede (Nederlandse Kastelenstichting) 2011 Bos, K. Landschapsatlas van Walcheren. Inspirerende sporen van tijd, Koudekerke (BSBR) 2008 Bosma, J.E., Wagenaar, C. (red.), Een geruisloze doorbraak: de geschiedenis van architectuur en stedebouw tijdens de bezetting en wederopbouw van Nederland, Rotterdam (NAi Publishers) 1995 Bosma, J.E., Schuilstad. Bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen, Amsterdam (SUN) 2006 Carr, G. ‘Shining a Light on Dark Tourism: German Bunkers in the British Channel Islands’, Public Archaeology, 9 (2010) 2, pp. 64-84 Carr, G. 'The Archaeology of Occupation: a case study from the Channel Islands', Antiquity, 84 (2010) 323, pp.161-174 Carr, G. 'Occupation heritage, commemoration and memory in Guernsey and Jersey', History and Memory 24 (2012) 1, pp. 87,117 Fock, W.C., ‘Zeeuwse kasboeken in het midden van de achttiende eeuw; de interieurs van 't Huis te Oostkapelle, Heerenhof in Oosterland en Toornvliet’ in: Hartog, E. den (red.), Aspecten van Zeeuwse Buitenplaatsen. Jaarboek Kastelenstichting Holland en Zeeland 2006-2007, Haarlem (Kastelenstichting Holland en Zeeland) 2008, pp. 49-76 Fraanje, P., ‘Herbeplanter van Walcheren. Het werk van Christiaan Pieter Broerse’ De Wete 37 (2008) 2 Frikkee, D., De ontwikkeling van buitenplaatsen op Walcheren, 17de –19de eeuw, ongepubliceerde pasterscriptie, Wageningen (WUR) 1982 Harrison, R.P., The dominion of the dead. Chicago (The University of Chicago Press) 2003 in: Reijnders, S., ‘Schuldig landschap. Over de toeristische aantrekkingskracht van Baantjer, Wallander en Inspector Morse’, Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 37 (2009) 2, pp. 118-132 93
Heijden, C. van der, Grijs Verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam/Antwerpen (Uitgeverij Contact) 2008 Heitink, K., ‘De ‘Bennekomse’ architect A.H. van der Waal’, De Kostersteen (2007)101 Immerseel, R.H.M. van, ‘Bunkers en Buitenplaatsen’ in: Geytenbeek, E. (e.a.), De Buitenplaats ontsloten. Landgoedelementen nader bekeken. Jubileumuitgave VPL/VHPHB/GL, Utrecht (Vrienden Particuliere Landgoederen) 2007, pp. 1-11 Immerseel, R.H.M. van, Verhoeff, P., Wijsbek, N. De ontstaansgeschiedenis van de sporthal op landgoed Avegoor, Amersfoort (Stichting in Arcadië) 2013 Janssen, H.J., Kylstra-Wielinga, J.M.M., Olde Meierink, B. (red.), 1000 jaar kastelen in Nederland: functie en vorm door de eeuwen heen, Utrecht, (Uitgeverij Matrijs) 1996 Knoop, R. Tussen ooggetuigen en erflaters: denken over het erfgoed van de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam (Amsterdam University Press) 2007 Kolen, J.C.A., De Biografie van het Landschap: drie Essays over landschap, geschiedenis en erfgoed, Amsterdam (dissertatie Vrije Universiteit) 2005 Kolen, J., Krieken, R. van., en Wijdeveld, M., ’Topgrafie van de herinnering. De performance van de oorlog in het landschap en de stedelijke ruimte’, in: Vree, F. van en Laarse, R. van der (red.), De Dynamiek van de Herinnering. Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context, Amsterdam (Uitgeverij Bert Bakker) 2009, pp. 196- 220 Kooger, H., Joods leven in Dieren, Rheden en Velp, Zutphen (De Walburg Pers)1987 Kusters, L.E.L. ‘Hoogduin en de vervlechting van buitenplaatsen in de Manteling’ in: Hartog, E. den (red.), Aspecten van Zeeuwse Buitenplaatsen. Jaarboek Kastelenstichting Holland en Zeeland 2006-2007, Haarlem (Kastelenstichting Holland en Zeeland) 2008, pp. 147-164 Laarse, R. van der (red.), Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering, Amsterdam (Het Spinhuis) 2005 Laarse, R. van der, ’De beleving van de buitenplaats: smaak, toerisme en erfgoed’, in: Laarse, R. van der (red.), Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering, Amsterdam (Het Spinhuis) 2005, pp. 59-87 Laarse, R. van der, ‘Kunst, kampen en landschappen: de blinde vlek van het dadererfgoed’ in: Vree, F. van en Laarse, R. van der (red.), De Dynamiek van de herinnering: Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context, Amsterdam (Uitgeverij BertBakker) 2009, pp. 169-195 Laarse, R. van der, De oorlog als beleving: Over de musealisering en enscenering van Holocaust-erfgoed. Reinwardt memorial lecture 3, Amsterdam (Hub. Tonnaer/ Reinwardt Academie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten) 2010 Laarse, R. van der, Nooit meer Auschwitz? Erfgoed van de oorlog na Europa’s eeuw van de kampen, Hooghalen (Herinneringscentrum Kamp Westerbork) 2013 Lowenthal, David, ’Heritage and History. Rivals and partners in Europe’, in: Laarse, Rob van der (red.), Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering, Amsterdam (Het Spinhuis) 2005, pp. 2939
94
Mees, R.W., Stille getuigen uit het nazi-verleden. Verzwegen, vergeten en hergebruikt dadererfgoed in Berlijn, ongepubliceerde masterscriptie Erfgoedstudies, Amsterdam (Vrije Universiteit Amsterdam) 2012 Meulen, F. van der, Kastelen in oorlogstijd. De omgang met de Tweede Wereldoorlog in de presentatie van Nederlandse kastelen, buitenplaatsen en landhuizen, masterscriptie cultureel erfgoed, Amsterdam (Universiteit van Amsterdam) 2010 Meulen, F. van der, ‘Kastelen in oorlogstijd. De presentatie van de Tweede Wereldoorlog op Nederlandse kastelen, buitenplaatsen en landhuizen’, Kasteelkatern, 13 (2011) 32, pp. 3-7 Molen, A. van der, De biografie van de bunker. Een nieuwe kijk op de Atlantikwall, afstudeerartikel master Erfgoedstudies, Amsterdam (Universiteit van Amsterdam) 2011 Rebel, B., Het Nieuwe Bouwen: Amsterdam 1920-1960. Stedelijk Museum, tent.cat. Delft (Delft University Press) 1983 Redactie, ‘De herinnering voorbij’, Jaarboek Blauwe Kamer, december (2012) 6, pp. 72-99 Reijnders, S., ‘Schuldig landschap. Over de toeristische aantrekkingskracht van Baantjer, Wallander en Inspector Morse’, Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 37 (2009) 2, pp. 118-132 Rolle, S., De Velsense buitenplaatsen in oorlogstijd: gebeurtenissen in de periode 1939-1945, Velsen-Zuid (Museum Beeckestijn) 1995 Sakkers, H., Bunkers op Toorenvliedt. Duits hoofdkwartier van de Atlantikwall op Walcheren 1942-1944, Koudekerke (Sakkers) 1998 (+ bijlage met correspondentieoverzicht tussen Schorer en Leer) Schellart, A.I.J.M., Kastelen en Landhuizen in Zeeland in oude ansichten, Zaltbommel (Europese Bibliotheek) 1973 Steijven, I., ‘Een dissonante herinnering. Diogenes en de toekomst van het oorlogserfgoed’, Levend Erfgoed 6 (2009) 2 Storm Buysing, R.D., ‘Lijst van kasteelen en historische landhuizen in Gelderland met vermelding van eventuele oorlogsschade’ in: Vrienden der Geldersche Kasteelen (red.), Kasteelen in Gelderland, Arnhem (S. Gouda Quint-D. Brouwer en zoon) 1948 Storms-Smeets, dr. E.A.C., (red.), Gelders Arcadië. Atlas van een buitenplaatsenlandschap, Utrecht (Uitgeverij Matrijs) 2011 Timmerman, H., ‘Avegoor tijdens de Tweede Wereldoorlog (deel 1)’, Ambt & Heerlijkheid 56 (2010) 166, pp. 12-16 Timmerman, H. en Striker, J., ‘Avegoor tijdens de Tweede Wereldoorlog (deel 2)’, Ambt & Heerlijkheid 56 (2010) 167, p.p. 2-6 Timmerman, H. ‘1940-1945 : oorlog aan de Veluwezoom’ in: Storms-Smeets, dr. E.A.C., (red.), Gelders Arcadië. Atlas van een buitenplaatsenlandschap, Utrecht (Uitgeverij Matrijs) 2011, pp. 82-93 Veen, S. van der, De ruïne als alternatief. Een pleidooi voor de ruïne als alternatief náást het huidige beleid voor instandhouding, ongepubliceerde masterscriptie Erfgoedstudies, Amsterdam (Vrije Universiteit Amsterdam) 2008 Vogelzang, F., ‘Bommen en granaten. De Nederlandse kastelen en historische buitenplaatsen tijdens de Tweede Wereldoorlog’, Kasteelkatern, 13 (2011) 34, pp. 11-15
95
Vogelzang, F., ‘Na de oorlog. Wederopbouw voor kastelen en buitenplaatsen?’, Kasteelkatern, 14 (2012) 36, pp. 10-13 Voorthuijsen, A. van, ‘Nieuwe slag om de nazi-bunker is begonnen. Deskundigen buigen zich over nieuwe functie voor Diogenes bij Arnhem’ SMAAK. Blad voor de rijkshuisvesting 7 (2007) 34, pp. 60-62 Veken, C.J.M. van den, ‘Oorlogsschade aan monumenten van geschiedenis en kunst in Nederland’, Bulletin KNOB (1947) 83 Vree, F. van en Laarse, R. van der (red.), De Dynamiek van de herinnering: Nederland en de Tweede Wereldoorlog in een internationale context, Amsterdam (Uitgeverij BertBakker) 2009 Wal, K. van der, Ellecommers in de oorlog, Ellecom (Oranjevereniging Ellecom) 2005
WEBSITES Anoniem, Ellecom. SS-opleidingskamp, 1941 ‘Maar het voetbalterrein was gereed’
(6-7-2013) Atlantikwall Platform (6-3-2013) Armando Museum (6-3-2013) Berg, M. van den, Traces of War - Toorenvliedt (25-52013) CLUE Jaarverslag 2010 (6-3-2013) Collectie NAi, J.B. van Loghem (vakantiehuis Ellecom) (267-2013) Copijn, projectpagina Park Toorenvliedt< http://www.copijn.nl/index.php?page=park-toorenvliedt> (mei-juni 2013) Familie Fagel, DBNL (1-7-2013) Gelders Archief, bouwdossiers: (296-2013) Gelders Archief, secretarie Gemeente Arnhem, afdeling Duitse Zaken: (296- 2013) Gemeente Middelburg – Park Toorenvliedt/WWII Heritage (projectpagina) (15-4-2013) - Presentatie 1e klankbordgroepsbijeenkomst 22 november 2011 - Presentatie 2e klankbordgroepsbijeenkomst 6 december 2011 - Presentatie 3e klankbordgroepsbijeenkomst 24 februari 2012 - Presentatie wijktafel 7 maart 2012 - Samenvatting ideeën Toorenvliedt 5 oktober 2011 Hans Gorter & (1-8-2013) Historici.nl over Avegoor-discussies: 96
(29-6-2013) Historische wandeling Ellecom 1 november 2009, Oudheidkundige Kring Rheden-Rozendaal (21-5-2013) Hoeven, E., Lesbrieven: Langs de Liberation Route < http://www.mevrouwhoeven.nl/Ellecom.pdf> (18-2013) Koudekerke.info over Buitenplaats Toornvliet (Toorenvliedt) (29-5-2013) Janssen, M., ‘Geen talent voor braadheid’ (235-2013) J.K., Het Open Archief (23-5-2013) Landgoederenfietsroute met luisterkeien en audiofragmenten (Gemeente Rheden) (29-7-2013) Letterkundig Museum - Johan Huizinga (29-5-2013) Lesbrieven Liberation Route (28-7-2013) Meldpunt Erfgoed Zeeland – melding over Park Toornenvliedt (6-3-2013) RAF luchtfoto bij WUR Speciale Collecties (1-8-2013) Stichting Liberation Route (1-8-2013) Swart, D. , Het Open Archief, (23-5-2013) Teksten van lezingen, gehouden tijdens cursussen aan de SS-Schule Avegoor, alsmede deelnemerslijsten, 1941-1943 (NIOD) (26-6-2013) Tzalmona, R. The Atlantikwall as a Constructed Military Space (15-3-2013) Uitgeverij van Leegstand (1-8-2013) Verduijn, R., Laat de geschiedenis zich herbestemmen? Artez finals 2012 magazine (4-3-2013) WWII Heritage Network: http://www.worldwar2heritage.com/about (29-5-2013) Zeeuws Archief, familie Schorer: (25-5-2013) 4 en 5 mei, oorlogsmonumenten (Avegoor, Ellecom) (4-4-2013)
KRANTEN Anoniem, ‘Middelburgse kinderen interviewen oorlogskinderen’, PZC, 3 mei 2012 Anoniem, ‘Appartementen redden bewogen Ellecoms monument’, De Gelderlander, 4 juli 2006 Anoniem, ‘Plan sporthal Ellecom krijgt wacht aangezet’, De Gelderlander, 15 december 2008 ANP, ‘Avegoor is geen sanatorium’, ANP Persbericht, 6-7-1945 (24-7-2013) Dijk, A.C. van., ‘Vakantie voor getraumatiseerde kinderen uit Spangen’, De Oud Rotterdammer – De krant voor de 50-plusser, 6 september 2011, p.25 Laarse, R. van der, ‘Het bewaren van het verlies,’ Trouw, 2-11-2007 97
Historische Krantenbank van Koninklijke Bibliotheek (Zoeken in vier eeuwen kranten): : -
Nieuwsblad van het Noorden, 17-4-1943, ‘Luistert op Zondag 18 April van 11.30 tot 11.45 uur over den zender Hilversum I, op golflengte 415meter, naar de Stem der SS, onderwerp: Een reportage over de uitreiking van het Réfchssportabzeichen in Avegoor’ Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 24-7-1952 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 9-8-1952, ‘Kinderkamp Spangen werd groot succes’ De Waarheid. Volksdagblad voor Nederland, 14-4-1949 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 2-2-1953, ‘Combinatie: plannen voor het stadskind’ De Waarheid. Volksdagblad voor Nederland, 14-2-1956, ‘Zomerse stemming’ Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 02-11-1955, ‘Kinderen in 1956 naar Middachten’ Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 22-08-1956, ‘Jeugd met vakantie’ Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 21-08-1957 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 25-07-1958 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 10-07-1959 ‘KURS-kamp in Ellecom’ De Waarheid. Volksdagblad voor Nederland, 12-1-960 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 25-7-1961 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 23-8-1963, ‘KURS-kinderen zaterdag terug’ Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 28-7-1965 Het Vrije Volk. Democratisch-socialistisch dagblad, 18 juli 1967, ‘Ellecom. Blij met enorme hal’
ANDERE MEDIA Laarse, R. van der, AVRO Radioserie Dadererfgoed (2008), 4 afleveringen van 15 min. In het informatieve programma Wat nu? op Radio 1. Interviews Rob van der Laarse en Sandra van Duijn, De Villa van de Kampcommandant (3-06-08 ), De Nieuwe Mensch (24-06-08 ), Diogenes (15-07-08), , Het Bureau van Mussert (31-07-08). Radiofragment OVT 29 augustus 1999, Spoor terug: De Gedroomde Eeuw 35 – Het GrootGermaanse Rijk. (14-7-2013) ‘Grote opknapbeurt Park Toorenvliedt’, Omroep Zeeland, 27 februari 2013 (5-3-2013) Filmpje sportwedstrijden Avegoor 1943 (Youtube) (31-5-2013) Filmpje opening sporthal Avegoor 1943 (Youtube) (31-5-2013) Filmpje Himmler op Avegoor 1944 (Youtube) (31-5-2013) 98
Filmpje oral history WWII Heritage Park Toorenvliedt (15-6-2013) Luisterfragment Landgoed Avegoor (Liberation Route/Luisterkei): (1-8-2013)
OVERIGE BRONNEN Peter Verhoeff (Stichting in Arcadië) - Presentatie over onderzoek naar Landgoed Avegoor aan de Commissie Cultuurhistorie van de gemeente Rheden. Dinsdag 28 mei 2013 Telefoongesprek met mevrouw Van der Bilt-Van der Waal op vrijdag 12 juli 2013 E-mail van Gerard Gulickx van 23 juli 2013. (Gulickx woonde op de Laan van Avegoor 2 als jonge jongen en heeft de sintelbaan afgebroken zien worden) Verhalen en reacties, Jeugdherinneringen aan Vakantiekamp Middachten op Avegoor via Kees van Dijk en Jan van Haaren (e-mails juli 2013) Bouwaanvragen Gemeente Rheden, microfiches Redengevende beschrijvingen gemeentelijke monumenten Gemeente Rheden Telefoongesprek Roger Crols (Gelders Genootschap) op dinsdag 20 augustus 2013
BEELDMATERIAAL Afb. voorzijde. Foto van de sporthal op Avegoor door H. Hoogeveen (24-7-2013) Afb. 1. http://www.armandomuseum.nl/uploads/works/thumbnails/full_20303.jpg (9-8-2013) Afb. 2. Kaart verkregen van en vervaardigd door Elyze Storms-Smeets (Gelders Genootschap / Rijksuniversiteit Groningen). Gebaseerd op gegevens uit R.W.Chr. Dessing & J. Holwerda, Nationale gids Historische Buitenplaatsen, Wormerveer (Stichting Uitgeverij Noord-Holland) 2012. Gegevens over het aantal landgoederen en buitenplaatsen Gelders Arcadië komt Storms-Smeets, dr. E.A.C., (red.), Gelders Arcadië. Atlas van een buitenplaatsenlandschap, Utrecht (Uitgeverij Matrijs) 2011. Afb. 3. http://www.bunkerfotos.nl/casar.jpg (9-8-2013) Afb. 4. http://farm1.static.flickr.com/145/354049905_731a3cd9a8.jpg (9-8-2013) Afb. 5. http://www.bunkerpictures.nl/pictures/nederland/scheveningen/Bpt.237/complex%20seyssinquart/1%20SK-bunker-01.JPG (9-8-2013) Afb. 6. http://www.jobbewijnen.nl/bouwbiografie/wp-content/uploads/2012/11/Villa_commandant.jpg Afb. 7. http://ro-online.robeheer.nl/1731/0BBB5A19-75CC-45B0-803DEF0DFAED90DB/i_NL.IMRO.1731.KampWesterbork-VO01_0011.jpg (9-8-2013) Afb. 8. uit: Sakkers 2008, Bunkers op Toorenvliedt, p. 11 Afb. 9. uit: Sakkers 2008, Bunkers op Toorenvliedt, p. 16 Afb. 10. http://beeldbank.zeeuwsebibliotheek.nl/component/option,com_memorix/Itemid,2/task,result/searchp lugin,oai/oai_id,zebi:col2:dat66219/ (10-8-2013) Afb. 11. uit: Sakkers 2008, Bunkers op Toorenvliedt, p.2 Afb. 12. uit: Sakkers 2008, Bunkers op Toorenvliedt, cover Afb. 13. http://www.bunkerbehoud.com/pics/awall/tvl-lufo.jpg (9-8-2013) Afb. 14. uit: Sakkers 2008, Bunkers op Toorenvliedt, achterkant Afb. 15. Foto H. Hoogeveen (1-6-2013) Afb. 16. http://www.copijn.nl/park-toorenvliedt (3-6-2013) 99
Afb. 17. Foto H. Hoogeveen (1-6-2013) Afb. 18. http://www.simonisbuunk.nl/collectie/vergroting/Theophile_Emile_Achille_de_Bock_16579.aspx (9-8-2013) Afb. 19. http://searchassets.nai.nl/image/CIS/relatedimage/TENT_n180.jpg (26-7-2013) Afb. 20. http://search.socialhistory.org/Record/689556 (4-8-2013) Afb. 21. http://www.niod.nl/sites/niod.nl/files/styles/colorbox/public/186913-1-2-0-0.jpg?itok=HQ9cmLl (9-8-2013) Afb. 22. http://fast.mediamatic.nl/f/tqgr/image/762/62042-620-458.jpg (9-8-2013) Afb. 23. http://www.youtube.com/watch?v=g5eLhqyQ5Ms film still (11-8-2013) Afb. 24. http://www.youtube.com/watch?v=g5eLhqyQ5Ms film still (11-8-2013) Afb. 25. http://www.youtube.com/watch?v=E-xxS0cPnAY film still (11-8-2013) Afb. 26. http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mivast=37&mizig=7&miadt=37&milang=nl&mizk_alle=eikenstraa t%20ellecom&miview=gal1 (9-8-2013) Afb. 27. http://www.geldersarchief.nl/zoeken/?mivast=37&mizig=7&miadt=37&milang=nl&mizk_alle=eikenstraa t%20ellecom&miview=gal1 (9-8-2013) Afb. 28. Foto Kees van Dijk (Hellevoetsluis) Afb. 29. Het Vrije Volk van 28-07-1965 Afb. 30. Het Vrije Volk van 21-08-1957 Afb. 31. Foto Kees Dijk (Hellevoetsluis) Afb. 32. http://cartes-postales.delcampe.ca/page/item/id,0211433617,language,E.html (9-8-2013) Afb. 33. Foto H. Hoogeveen (24-7-2013) Afb. 34. http://www.hansgorter.eu/9-Overig-07.html (10-8-2013)
100
NAWOORD Na bijna 8 maanden onderzoek en schrijven ligt hij dan eindelijk daar, mijn masterscriptie. De grootste vijand van mijn concentratie bleek de afgelopen maanden de afleiding door werk en internet. Handig zo’n smartphone met je e-mails, WhatsApp, Twitter en Facebook. Maar door die constante stroom aan afleiding kwam ik maar moeilijk los van alles. Dat probleem loste zich al snel op toen ik eenmaal mijn vaste stek had gevonden in de FORUM bibliotheek van Wageningen University. De laatste paar maanden heb ik mijzelf daar vrijwillig opgesloten, schrijvend tussen gemotiveerde mensen en zonder digitale lijntjes met de buitenwereld. En daar was-ie, de scriptieflow. Tijdens het schrijven aan mijn masterscriptie ben ik bijgestaan door een aantal mensen die ik daarvoor graag wil bedanken. In de eerste plaats mijn begeleider Freek Schmidt voor zijn tijd, geduld, advies en uitstekende begeleiding. Ronald van Immerseel wil ik bedanken voor zijn informatie en het aandragen van interessante voorbeelden, zoals de aanpak van Toorenvliedt. Ook zijn collega’s bij Stichting in Arcadië, waaronder Peter Verhoeff en Nina Wijsbek, ben ik dankbaar voor hun informatie over Avegoor waar ik met mijn onderzoek op voort kon borduren. Daarnaast ben ik mijn collega’s bij de gemeente Rheden, Julie Roselle en Marjolein Sanderman, dankbaar voor hun hulp, flexibiliteit en uiteraard de gezelligheid tijdens de dagen dat ik niet aan mijn scriptie hoefde te werken. Niet onmisbaar waren eveneens de koppen thee aan de keukentafel op Prattenburg met de motiverende woorden van mevrouw Van Asch van Wijck; tegelijkertijd mijn stok achter de deur die steeds checkte hoe de vorderingen verliepen. Tenslotte wil ik mijn vrienden en familie bedanken en niet in de laatste plaats mijn vriendin Michelle.
Henk Hoogeveen Veenendaal, augustus 2013
101
BIJLAGE 1 Krantenberichten over de vakantiekampen op Avegoor Uit de krant Het Vrije Volk: democratisch-socialistisch dagblad (tenzij anders vermeld)
24-7-1952
29-7-1952
2-8-1952
9-8-1952 102
2-2-1953
2-8-1955
9-8-1954
5-8-1955
2-11-1955
103
14-2-1956 (De Waarheid)
22-8-1956
10-12-1956 21-8-1957 104
21-8-1957
105
2x 25-7-1958
106
30-1-1959 (De Maasbode)
10-7-1959
28-7-1960
107
25-7-1961
1-8-1962
108
23-8-1963
28-7-1965
109
28-7-1967
110
BIJLAGE 2 Opgeschreven jeugdherinneringen aan de vakantiekampen op Avegoor Met dank aan Kees van Dijk voor het opsturen van deze herinneringen.
Oproep Kees van Dijk: In genoemde jaren was er in de Busken Huetstraat een limonade-fabriek gevestigd, die de naam Hordijk droeg. Ongeacht of je zijn limonade wel of niet dronk, organiseerden de gelijknamige eigenaar van deze fabriek en zijn vrouw jaarlijks een vakantiereisje naar Ellecom voor de jeugd in Spangen. Zo’n 120 door de oorlog getraumatiseerde kinderen en hun begeleiders werden ondergebracht in de plaatselijke herberg. Op de dag van vertrek was het Busken Huetpleintje bij uitstek de aangewezen plaats om te verzamelen. Drie bussen en de verhuiswagen (voor de koffers en aanverwante artikelen) werden snel beladen, zodat het uitzwaaien plaats kon vinden. Aangekomen in de herberg (de naam is mij ontschoten) werd er gezamenlijk medegedeeld dat de eigenaren met Vader en Moeder dienden te worden aangesproken en dat toiletten, was- en eetgelegenheden schoon achter gelaten moesten te worden. Op het programma stonden steevast de dagtrips naar De Bedriegertjes, De Posbank, De Steeg en Dieren. Op de foto staan enkele begeleiders en keukenhulpen, die jaarlijks bereid waren zich belangeloos in te zetten om de kinderen een onbezorgde vakantie te bezorgen. Dat lukte elk jaar weer. Mochten er lezers zijn die zich dit herinneren, dan kunt u via [email protected] contact opnemen. Ik bezit nog een zestal foto’s van deze vakanties. Kees van dijk.
Aad Bokx : Met interesse heb ik het artikel in de Oud Rotterdammer gelezen. Ook ik heb herinneringen aan deze reisjes naar Ellecom. Deze werden inderdaad georganiseerd door fam. Hordijk van de limonadefabriek. Wij noemden deze altijd de Hero. Aan de achterzijde was nog een limonadefabriek, FRANKA van FRAns en KArel Drijver. Als kind gingen wij daar na schooltijd "doppen draaien" van lege flessen en etiketten plakken op zopas gevulde limonadeflessen. We kregen dan een kwartje en een fles limonade. Tussendoor vertelden ze graag bijbel verhalen. Van de reisjes kan ik me als begeleider nog tante Toos herinneren die in zo'n week de moederrol vervulde. Een lieve vrouw. Van Avegoor weet ik nog de maaltijden die genuttigd aan houten tafels en banken en werden vooraf gegaan door de Yell "BIK-BIK-BIKKERDEBIK. EET SMAKELIJK" met een roffel van het bestek op tafel. Voor de villa met landgoed, was een groot veld waar in de sloten salamanders werden gevangen. In de villa waren de slaapzalen voor jongens en meisjes gescheiden door een houten wand waarover de jongens met wat klauterwerk overheen konden kijken om naar de meiden te joelen. Avegoor was in die tijd aardig vervallen. Voor en na de oorlog was hij in bezit van een vakbond en tussendoor was het een SS-trainingsoord. Later zaten er foute Nederlanders vast. Ik ben er eind jaren 90 nog wel eens geweest en het was prachtig gerenoveerd en nu in gebruik als hotel .
111
Ria Okkema-den Adel: Jouw verhaal in De Oud-Rotterdammer van 6 september j.l. over de door Hordijk georganiseerde vakanties in Ellecom, komen aardig overeen met mijn ervaringen met een soortgelijke club, welke werd bestuurd door de familie Voogd uit de Spartastraat. Vanaf 1948 (ik was toen 8 jaar) tot en met 1954 ben ik in Ellecom op vakantie geweest en dat waren heerlijke tijden. De foto die jij hebt bijgevoegd is volgens mij van het Kamphuis Middachten waar wij werden ondergebracht en was in mijn tijd nog geen jeugdherberg. De foto's die jij nog hebt zullen voor mij minder interessant zijn, tenzij het foto's zonder "vakantievierders" zijn. Mocht je nog wat willen nababbelen (=e-mailen) over Ellecom of Spangen dan hoor ik dat graag. Dit zijn mijn herinneringen aan dit kamp. Vanaf mijn zesde tot mijn twaalfde ben ik naar dit kamp geweest,7 x in het totaal. Er werd elke week geld opgehaald voor dit kamp,Hr Haanstra?? Of Hr Voogd ? Het eten was goed van de ochtend maaltijd weet ik niets meer tussen de middag aten we warm, de ene dag als toetje griesmeel en de andere dag gele vla. “s Avonds stapels brood en vooral de chocoladepasta was favoriet. Er werd ’s avonds ook kampliedjes gezongen en wij hadden een meisje in de groep Olga Langerak? Die mocht altijd naar voren komen om te zingen. ‘s.Middags na het eten kreeg je post ,ik heb nog hele serie kaarten vanuit die tijd, dat is wel leuk want de kaarten hadden een thema, de ene keer beren en de andere keren kaarten met kinderliedjes erop. Maar oh wee als je een dag geen post kreeg, dan sloeg de heimwee toe en was je in tranen. Als we naar de bossen gingen dan herinner ik me nog de Leeuwenkuil, net na de overgang en we gingen dan ook bramen plukken langs de spoorbaan en af en toe lag je je oor op de rails om te horen of er nog geen trein aankwam, natuurlijk levensgevaarlijk. De grote steen en de Koepel de Kaap en naar het zwembad in Dieren en tegen de tijd dat je naar huis ging heide plukken om als souvenir naar huis mee te nemen. Ook gingen we ’s avonds zwijnen kijken in de onzalige bossen bij de Postbank, nu daar was ik geen fan van. De karper vijver weet ik me ook nog te herinneren, kanjers van beesten, dan gingen we linksaf in plaats van rechts af en ik dacht dat het bij kasteel Middachten was. Ook herinner ik me dat er een bonte avond was, maar wat we daar deden weet ik niet meer. Tante Maps (was erg dik) die herinner ik me ook nog en haar man ging ook mee, ik dacht dat hij de dokter was maar het blijkt uit uw reactie om een Rodekruis man te gaan. Hun dochter heeft ook nog eens bij mij in de groep gezeten, maar haar naam weet ik niet meer. Er is maar 1 naam die ik me herinner en dat meisje heb ik later nog eens ontmoet omdat haar ouders in Heinenoord woonden en wij daar ook hebben gewoond. Toen ik ouder werd gingen we na het avondeten mee helpen de kleine kinderen te wassen. Van de slaapzaal herinner ik me de stapelbedden met aan het eind de koffer met aan de binnenkant een lijst van kleren die je bij je had en die werden dan weer gecontroleerd als je naar huis ging. Ik kijk er wel met plezier naar terug maar ik blijf erbij dat 2 weken erg lang zijn als je nog zo jong bent, maar omdat mijn moeder vroeg weduwe was begrijp ik haar ook, want ik was lekker 2 weken in de bossen en de laatste 2 weken van de vakantie dan ging ik nog een paar dagen logeren bij mijn opa en ongetrouwde tante. Hiermee wil ik u allen bedanken voor de reacties er is toch weer iets bij me naar boven gekomen.
Jan van Haaren: In de Oud Rotterdammer met veel belangstelling het stuk gelezen over uw jeugd herinnering. Hier herken ik alles van wat u schrijft. Zelf zijn wij met ons gezin vele jaren mee geweest met de reisvereniging. Ik had het voordeel om 2 weken daar te zijn,1 week was gebruikelijk, aangezien mijn ouders meegingen als leider van een groep. Het werken in de keuken was onder leiding van mevr Le Pair ,uit de Grote Visserijstraat, en dat was zwaar dus weinig animo en zodoende gingen mijn ouders na een groep veelal de 2e week in de keuken werken. Hier moesten de mensen erg hard werken om 112
voor zo'n 120 tot 150 personen eten te maken 3 x per dag. Wat erg lekker was,was de dikke plak boterhamworst/blik zult bij het avond eten als vlees. Het vertrek ging met veel spanning voor af ,aangezien wij in het westen bij de Beukelsdijk, Schelfstraat, woonde en de dekens en kleding voor 5 personen mee moesten voor 2 weken. Dat wij als niet inwoners van Spangen mee gingen had te maken dat mijn tante Toos in het bestuur zat (ik meen dat mijn vader later ook deel uit maakte van het bestuur). Tante Toos Helders zit op de foto in het midden op de eerste rij. Op de Mathenesserbrug werd het sjouwen van alles voor mijn vader wel erg zwaar en steeg de spanning maar aangekomen in de Buskenhuetstraat was met het vooruitzicht van vakantie al snel vergeten. Zodra de vrachtwagen ,van van Oeveren uit Vlaardingen, er was moesten de koffers en wat daar voor doorging op de wagen en kon deze richting Ellecom. Het was destijds natuurlijk een hele onderneming voor stadskinderen en zodra we buiten de stad waren en ik de hoogspanningsmasten zag voelde ik mij al op vakantie. Aangekomen in Ellecom was het verdelen en indelen van de kamers een spannende aangelegenheid. Het slapen op stapelbedden was voor de bovenste in het begin wel wennen .Bij het eten was enorme discipline aan wezig ,want Dhr Hordijk was erg duidelijk hierin. Na de eerste dag gingen wij dikwijls de bossen in en moesten dan langs de boerderij waar de gierput voor ons als stadskinderen altijd een moment van mopperen over de stank was. Bij de weg ,met veel bomen, was het stoppen om daar na naar de spoorweg overgang te gaan ,na op de leider gewacht te hebben en dan het bos in ,wat een beleving was dat voor ons. De jongens van het dorp waren ook dikwijls aanwezig .Zij brachten ons op een avond naar de wilde zwijnen en dat was spannend want wij werden natuurlijk gewaarschuwd dat zwijnen met jongen gevaarlijk kunnen zijn. Het wachten was, in het donker, bij de voederplaats, op de zwijnen en plotseling een enorm geluid, geknor en iedereen schrok verschrikkelijk .Het was een geintje van de dorpsjongens die op handen en voeten achter de bomen vandaan kwamen. Dat, enkele, leiders als eerste wegrenden moeten we maar vergeten. De zuster van het rode-kruis ,van Es meen ik , had soms wat werk te doen van vooral wespensteken maar ik kan mij verder geen ernstige gevallen herinneren. s ‘Morgens de vlag hijsen met een leider die in dienst zat en trouw in de houding ging staan is ook 1 van de dingen die ik nog herinner. Op donderdagavond was er de Bonte avond en mochten wij later naar bed na een feest avond met veel toneel stukjes. De naam van ons verblijf is naar mijn mening Middachten Jeugdherberg. Op de site www. Geldersarchief .nl staan wat foto's. (In de oorlog hebben hier de Duitsers gebivakkeerd). Ik stuur u ook wat foto's op die ik nog in mijn bezit heb.
Jan van Haaren (2e stuk): Bij de naam Ellecom denk ik aan mijn jeugd vakanties. Als kind wonende in Rotterdam-west was het in die tijd voor je ouders bijna onmogelijk om met het gezin op vakantie te gaan gezien de financiële situatie. Een vakantie naar een familielid buiten Rotterdam was dus je vakantie,maar wij hadden geen familie buitenaf , Overschie bij een oom en tante was het enige. Nu hadden wij familie in Spangen wonen in de Busken Huetstraat en daar was een buurt-reisvereninging. Een van mijn tante's was bij die buurt-vereninging en ze hadden leiders nodig en keukenpersoneel. Voor mijn ouders, en voor ons was dat de mogelijkheid om met de reisvereniging op stap te gaan naar ,Ellecom. De hr Hordijk was voorzitter.De eigenaar van een limonade fabriek. Er moest gepaard worden ,want deelname was volgens mij niet gratis. Wij gingen met het gezin,2 ouders en 3 kinderen.Veelal gingen wij 2 weken ,wat niet gebruikelijk was. Mijn vader werkte in de keuken en mijn moeder had dan een groep en daardoor mochten wij 2 weken . De grote dag naderde en daar begon de "pret" al. Dekens meenemen (voor 5 personen) Een plunje baal vol.Ik meen mij te herinneren dat de dag ervoor wij al koffers bij onze tante brachten. Wij 113
woonden niet in Spangen ,dus moesten een half uur lopen met alles wat mee moest. Eindelijk op het Busken Huet Plein aangekomen ,en daar was het hectisch ,vele nerveuze ouders kinderen en ook de organisatie. Het wachten was nu op de "vrachtwagen " waar de koffers en andere materialen op moesten .Volgens mij was de vrachtwagen van een transportbedrijf (van Esveld) uit Vlaardingen. Nadat iedereen zijn koffers en andere dozen ,zakken, had ingeleverd was het wachten op de bussen. Nu dat was ook een nerveuze toestand met al die schreeuwende kinderen. Eindelijk op weg naar ,heel ver weg ,Ellecom. Zodra we Rotterdam uit waren en ik zag de hoogspanningsmasten had ik het vakantie gevoel. Onderweg bij Ede ,De Klomp, werd altijd even gestopt .Voor iets te drinken of een ijsje?Aangekomen in Ellecom ,de Middachten ,Avegoor. Uitaard iedereen blij dat de "vrachtwagen" er was en de koffers werden verdeeld. Iedereen had een leider/leidster en je kreeg een kamer waar stapel bedden stonden. Nu niet iedereen wilde boven slapen ,want dan is de kans aanwezig dat je s'nacht uit je bed valt ,maar dat werd door de leiding opgelost. Het ontbijt ,lunch ,avond eten was een feest. s'Morgens de vlag heisen. Met 150 kinderen was het voor het eten even stil en daarna leek het wel een kippenren zoveel geluid. Het slapen was natuurlijk een groot feest ,lullige moppen en laat slapen. Naar het kasteel Middachten om de karpers te voeren en dat waren er wat. De volgende dagen werden er veel activiteiten gedaan .Posbank, zwemmen,het bos in de bedriegertjes. Je was echt helemaal kapot s' avonds. Bij regen werden er binnen dingen georganiseerd.Je verveelde je nooit. Zodra wij van het terrein gingen naar het bos was daar een boerderij en wij als stadskinderen moesten altijd hard rennen om de stank van de gierput te ontlopen. Wij moesten stoppen bij de weg ,met van die dikke ,hoge bomen en daarna het grote witte hek bij de spoorbaan om de bossen in te gaan. Bij de Posbank konden wij destijds nog vrij op de heide lopen en heide plukken ,voor thuis. Hagedissen vangen. Er was altijd een avondwandeling naar de wildezwijnen ,en dat was natuurlijk spannend of wij ze met de jonge zwijntjes zouden zien. De jongens uit het dorp waren onze gidsen ,want zij wisten de juiste locaties. Wij waren allemaal muisstil en het was al aardig schemerig/donker en plotseling een geknor en een hoop herrie en iedereen schrok zich een hoedje want daar rende de "Wilde Zwijnen" op de groep af. Op handen en voeten kwamen de jongens uit het dorp op ons af. Het was een grap van de jongens uit het dorp ,en die hadden een lol want ze hadden die Rotterdammertjes eens lekker laten schrikken. Donderdagavond was altijd een vast ritueel de zgn Bonte avond.De laatste avond werden de leiders en het keukenpersoneel, onder leiding van mevr Le Pair, verdiend in het zonnetje gezet. Een week was voorbij ,maar wij mochten er nog een. Ellecom en de "eeuwige bossen " met alles erop en aan hebben mijn jeugd verrijkt. Wij wonen nu in Geldrop en ik woon vlak bij de bossen naar Mierlo,maar de "eeuwige bossen " bij Ellecom zijn toch mooie jeugd herinneringen. Ik ben er jaren terug met de voetbalclub Puttershoek geweest en dat doe je niet als het je niet was bevallen.
Tilly van Amen - van der Burgt: Met vertraging ontvangen wij De Oud Rotterdammer via via. Wij wonen zelf thans in Roosendaal maar zijn van geboorte Rotterdammers. Ikzelf ben Tilly van der Burgt en ik heb 21 jaar in de Busken Huetstraat 72 gewoond. Boven de waterstokerij van Verbeek of van Beek en dan boven "Tante Toos" zoals wij haar noemden. Ik zag de foto en ben gaan zoeken in mijn oude foto's van destijds en trof een praktisch dezelfde foto zoals U die plaatste, 2 druppels water. Ik zal toen rond de 8 - 9 jaar geweest zijn dus we praten over de jaren 1949 - 1950. Als U in de Busken Huetstraat zelf woonde dan kent U de waterstokerij vast wel en ik herinner me ook dat er een soort limonadefabriek was zoals U die noemt van fa Hordijk. Wij speelden daar dagelijks, ook op het pleintje. Mijn vader was chef bij de "zagerij" van de Groen bouwpakketten in de Geuzenlaan. Mijn vader bracht altijd wat houten speelmateriaal mee waarmee wij dan buiten konden spelen. Slagplanken en tollenstokjes.. 114
Aan de overkant van onze woning was een soort stoffeerderij als ik me goed herinner. Thuis had ik nog 2 zussen en 1 broer. Mijn ouders zijn reeds lang overleden alsmede mijn oudste zus. Met mijn man en kinderen zijn wij via Etten-Leur naar Roosendaal getrokken alwaar wij in middels 36 jaar wonen. Zo nu en dan rijden wij eens naar Rotterdam, Spangen en onze straat ken je niet meer terug maar dat zal U bekend zijn. Zelf ben ik ook met de bus meerdere keren naar Ellecom geweest, de kinderen op de foto, behalve mijzelf, kan ik me thans niet meer goed herinneren. Op Uw verzoek kan ik wel een fotokopie ervan maken of er moet iemand zijn die de foto kan “scannen” zo U dit wenst. Ik wil dan wel Uw adres hebben als er meer "kinderen" van destijds gereageerd hebben. Ik verneem dan wel van U.
Wim Kraal: In de Oud-Rotterdam van dinsdag 6 september 2011 heeft u een stukje geschreven over kinderen uit Spangen, waarvoor jaarlijks een vakantiereisje naar Ellecom werd georganiseerd. U zult ongetwijfeld na het schrijven van het stukje al veel reacties hebben gekregen. Zelf ben ik een aantal malen met dit kamp mee geweest en gingen toen naar jeugdkamp Middachten aldaar, mogelijk de plaatselijke herberg waar u op doelde. Wat mij is bijgebleven dat we er slechts één week verbleven. Kan ’t zijn dat we bijvoorbeeld zaterdagochtend vertrokken en de andere zaterdagmiddag weer terugkwamen? Het is een vraag die mij bezighoudt nu ik bezig ben mijn familiegeschiedenis te schrijven. Mocht u mijn vragen kunnen beantwoorden dan hoor ik dat graag. Bijgaand een foto van het vakantiekamp Middachten. (De foto’s van Kees van Dijk en Jan van Haaren zijn hier niet bijgevoegd).
115