Januari Adviesnr. Serie ‘99,
1999 220 nr. 03
Over de OPDRACHTFORMULERING voor het Stedebouwkundig Programma van Eisen voor het OOSTERDOKSEILAND
Aan: het Gemeentebestuur van de Centrale Stad
Advies over de OPDRACHTFORMULERING voor het S.P.v.E. voor het OOSTERDOKSEILAND
Inhoudsopgave:
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
3
I.
INVULLING MET DIVERSE FUNCTIES 1. Flexibiliteit op termijn * De dragers * Reservecapaciteit * Het ontstaan van een sfeer met verwante vestigingen 2. Verdeling van functies over de locaties * De Beurs * De plint aan het Oosterdok * Ruimteverdeling tussen ‘Chinatown’ en Openbare Bibliotheek
5
II.
DE VORMGEVING 1. De vormgevingsfilosofie 2. Monofuncties 3. Zichtlijnen 4. Publieke en private ruimte
7
III.
VERKEER EN PARKEREN * Voor de auto * Voor de fiets * Voor de voetganger * Voor het openbaar vervoer * De traverse over de sporen
8
Gebruik van dit advies staat ieder vrij, mits dit gebeurt met bronvermelding
2
SAMENVATTING en AANBEVELINGEN v.h. advies over de OPDRACHTFORMULERING voor het STEDEBOUWKUNDIG PROGRAMMA van EISEN voor het OOSTERDOKSEILAND Samenvatting De ARS constateert met instemming dat er een paar flinke dragers aanwezig zijn in het plan, maar daar zit tevens de kwetsbaarheid. Hij verwacht dat het gebied door zijn ligging als locatie blijvend aantrekkelijk is (met metropool-allure) voor allerlei vestigers, maar de gebouwen zullen aanpasbaar moeten zijn voor nieuwe typen bedrijven of veranderde bedrijfsvoering van aanwezige vestigingen. Hij verwacht dat het plan sterker wordt door flexibiliteit en reservecapaciteit in te bouwen. Wat betreft de verdeling van de functies over het eiland steunt de ARS de middenpositie van de bibliotheek en de inzet op extra functies in de plintbebouwing aan de zuidkant. De Beurs hoort als functie thuis op het eiland, maar misschien is er een plek te vinden die beter bij zijn karakter past. Op de plek aan het IJ vindt hij de vroegere optie van hotel/horeca daar beter op zijn plaats, met terrassen en bedrijvigheid rondom de klok en in het weekend. De ARS doet in dit verband nog de suggestie in één bouwvolume de Beurs zo mogelijk te combineren met publieksfuncties. Over het verkeer merkt de ARS op dat het eiland niet vanuit alle kanten even goed is ontsloten. Het verleggen van de dam/brug vindt hij een verslechtering, vooral voor de voetganger, omdat zo een symmetrische ontsluiting verdwijnt. Hij bepleit verder een ringlijn rond het eiland. De parcellering van de bouwvolumes wordt onderschreven, maar de ARS denkt dat de vormgevingsprincipes worden versterkt door de voorgenomen effectrapportages van de gebouwen en zichtlijnstudies. De extra kantorenschil aan de noordkant vindt hij niet aansluiten op de doorkijken in de zuidelijke bebouwing. En passant lijkt de onderliggende sneltramtunnel daarmee weggeschreven te worden en de reservecapaciteit voor de sporen voor onnodig verklaard. Bovendien is er geen afweging gemaakt tegenover de reserveruimte boven de sporen. Tenslotte gaat de ARS in op de traverse boven de sporen. Hij vraagt zich af of de betekenis ervan een ingrijpend incident is of dat de hele filosofie van de vormgeving daarmee ter discussie staat. Hij signaleert een aantal moeilijkheden die opdoemen als het ‘n soort overloop blijft. Hij pleit voor een veel ruimere opzet met functies, zoals horeca met publiek uitzicht, om het geheel levensvatbaar te maken. Hij ziet boven de sporen reserveruimte voor het gebied, maar acht het noodzakelijk dat die nu al in de vormgevingsfilosfie wordt verwerkt. Bovendien zal er dan nu al op geanticipeerd moeten worden in de constructie, de landhoofden, zichtlijnen, etc.
Aanbevelingen 1. Programmeer de bebouwingsvolumes flexibel en bouw reservecapaciteit in voor nieuwe, dan wel vestigingen met veranderende bedrijfsvoering. Neem marges op in het bestemmingsplan. 2. Zie of een geschiktere plek op het eiland is te vinden voor de Beurs tegen de achtergrond van de wens om publieksfuncties aan de IJ-Oevers te krijgen, danwel combineer in het bouwvolume de Beurs met die publieksfuncties . 3. Zet maximaal in op publieksfuncties in de plintbebouwing aan de Zuidkant. 4. Heroverweeg het weghalen van de evenwichtige aanlanding van de huidige brug/dam. 5. Maak zichtlijnstudies tijdig genoeg om in de verdere planvorming een rol te laten spelen. 6. Leg een ringlijn in rond het eiland waardoor het van alle kanten evenwichtig bereikbaar wordt. 7. Bezie de traverse over de sporen niet als incident. Voeg er (publieks)vestigingen aan toe. Kijk of de ruimte boven de sporen als reservecapaciteit kan dienen i.p.v. de noordelijke schil. 8. Toets de bouwschil aan de noordkant op gevolgen (oa. tunnel, vizieren, alternatieven). ARS-advies nr.220 (serie’99, nr.03), jan.’99
3
Advies over de OPDRACHTFORMULERING voor het STEDEBOUWKUNDIG PROGRAMMA van EISEN voor het OOSTERDOKSEILAND
Januari 1999 Adviesnr. 220 Serie’99, 03
I. INVULLING MET DIVERSE FUNCTIES
1. Flexibiliteit op termijn De dragers De ARS ziet met instemming dat het programma steunt op enkele grote functies, zoals Beurs en Bibliotheek. Het geheel kan zo een wereldstad-achtig karakter krijgen, maar het maakt het plan ook kwetsbaar. De vraag kan worden gesteld wat de kansen van het plan zijn als zo’n grote klant wegvalt, m.n. voor een economie die verder gaat dan van 9-17 uur. Een verdergaand scenario zal nodig zijn. Parallel aan de kwetsbaarheid van het plan vanwege afhankelijkheid van één grote klant, speelt de vraag of veranderingen in de bedrijfsvoering in het gebied wel opgevangen kunnen worden. Het plan steunt op berekeningen en aannames van o.a. de Beurs en de openbare bibliotheek. Beide functies zijn onderhevig aan veranderingen in bedrijfsvoering, waarbij de communicatie een centrale rol speelt. Als er één anders gaat functioneren, mag daardoor niet het hele gebied op zijn kant gaan. Op zich is het gebied aantrekkelijk, er zullen zich functies blijven aandienen. Om opnieuw vestigingen in het gebied te kunnen bedienen, zal het bestand aan gebouwen zodanig moeten zijn dat met aanpassingen het gewenste type en gebruik kan worden gerealiseerd. De ARS is van mening dat nu al duidelijk gemaakt moet worden dat het gebied meer is dan een optelsom van klantfuncties en óók kan functioneren als een van de dragers vertrekt of voor een andere opzet kiest. Daarom is het een meerwaarde om de bedrijfshuisvesting flexibel te programmeren. Zorg daarom voor aanpasbaarheid van de gebouwen. Reservecapaciteit De bibliotheek in Amsterdam heeft de laagste uitleenquote per inwoner van de recente nieuwe Nederlandse bibliotheken. Er zijn nog enkele andere significante verschillen met bezoek- en leesgedrag waarin Amsterdam achterblijft. Om veranderende gebruiksgewoonten op te kunnen vangen, moet er voldoende flexibiliteit ingebouwd worden. Veranderingen in bezoekgedrag of bedrijfsvoering kunnen al gauw verandering betekenen in ruimtebeslag. Hetzelfde geldt voor de opslagcapaciteit waarbij elektronica een steeds grotere rol speelt, maar of dat op termijn tot afname van ruimte leidt, is twijfelachtig. De vorige verhuizing naar de Prinsengracht, in de jaren tachtig, heeft niet lang soelaas geboden. Zo’n redenering kan ook voor de Beurs gelden. Kortom, de toekomstige ruimtebehoefte staat niet vast en een reservecapaciteit van bijvoorbeeld 10-15% kan op den duur verlichting bieden. Het ontstaan van een sfeer met verwante vestigingen Naast de bibliotheek kan een grotere populatie ontstaan van verwante culturele activiteiten, d.w.z. een sfeer waarin boekhandels, uitgeverijen en aanverwante bedrijvigheid een plaats krijgen. Het is daarbij goed als die activiteiten zichtbaar zijn en hun sfeer aan de openbare ruimte meegeven. Er moet dan voldoende aanvullende ruimte gecreëerd kunnen worden om zo’n atmosfeer te laten groeien. De ARS dringt er op aan om al in de planningsfase op dergelijke concepten te mikken, acquisitie in die richting op te zetten en er (reserve)ruimte voor vrij te houden.
5
Samengevat: De ARS pleit ervoor de nodige flexibiliteit aan de bouwvolumes mee te geven om de afhankelijkheid van de dragende functies te verminderen. * Daarnaast kan reservecapaciteit bewust worden ingepland of opengehouden. Voorzover het om opslag gaat, kan gekeken worden naar ruimten onder de grond of de sporen. * Voor het bouwvolume zouden nog reserves aanwezig kunnen zijn die nu niet in één keer gebouwd worden (boven de sporen, aan de Noordkant). Dat heeft gevolgen voor de constructie, de financiering, de architectuur, het beeld, de zichtlijnen, wind- en schaduwwerking. * Ofschoon er geen exact eindplaatje gepresenteerd kan worden, zal er al wel een notie moeten groeien van het eindbeeld. Hij beveelt aan daarin bewust uit te gaan van het vormen van een populatie van aanverwante activiteiten, die in de loop der tijd kan aangroeien. Ook vanuit die gedachte zal reservecapaciteit ontworpen moeten worden.
2. Verdeling van functies over de locaties De Beurs: De ARS is er content mee dat de Beurs voor de Binnenstad behouden kan blijven door een plek op het Oosterdokseiland te reserveren. Hij vindt de functie van de Beurs op het eiland thuishoren, maar vraagt zich af of deze plek aan het IJ de meest voor de handliggende is vanuit de geijkte wens uit de IJ-Oeverdebatten om publieksfuncties aan het IJ te krijgen. Ofschoon er wel publiek op de Beurs afkomt, is de aard van het werk het intern verwerken van informatie en orders. s’ Avonds en in het weekend functioneert de Beurs niet, is er geen toeloop, noch uitstraling op de openbare ruimte. Een directe connectie met de IJ-Oever heeft de Beurs niet nodig. Het kan zijn dat er een geschiktere plek voor is te vinden op het eiland. Lunchgelegenheden en ambiance van de omgeving zijn wel van direct belang voor het beursvolk. Die moeten er komen.Op de betreffende plek aan het IJ was eerder een hotel gepland met terrassen, congresfaciliteiten en andere publieksfuncties. Dat lijkt een betere invulling, daar zijn lunchgelegenheden en café’s vanzelf aan verbonden. De ARS doet de suggestie om voor de Beurs ook andere plekken op het eiland in heroverweging te nemen, ofwel op de plek aan het IJ een combinatie in het bouwvolume te bedenken van een samengaan van de Beurs met openbare horeca- of andere publieksfuncties. De plint aan het Oosterdok Grote bestemmingen als de bibliotheek hebben het gevaar bepalend te zijn voor de sfeer. Het is weliswaar een publiekstrekker van de eerste orde, maar die kan ook tamelijk introvert zijn. De baliefunctie is beperkt, wel zijn er activiteiten denkbaar die voortvloeien uit de bibliotheek en die daar een plaats kunnen krijgen. Ook de gemeente noemt in de Opdrachtformulering het gevaar dat de begane-grond-laag een doodse strook oplevert. Er is op het Oosterdokseiland geen 10.000 m² winkelvloer haalbaar. De spoeling van winkelfuncties is tamelijk dun, omdat die al een plek krijgen bij het CS en in de traverses onder de sporen. Daarom zou er met alle middelen op aan gestuurd moeten worden om baliefuncties, kantines en andere publieksfuncties in de plintbebouwing onder te brengen. Er moet daarnaast ingezet worden op een breed cultuurklimaat dat bij de bibliotheek past, zoals al genoemd: uitgeverijen, boekhandels, kopieerbedrijven, softwareverkopers en andere kleine en specialistische winkels. De ARS steunt de zorg van de gemeente voor de invulling van de plint aan de zuidkant waar de publieksstrook ligt. Hij beveelt aan hierop aan te sturen met een uitgekiend programma van bijpassende en ondersteunende functies. Ruimteverdeling tussen ‘Chinatown’ en Openbare Bibliotheek De ARS ziet een trekkersfunctie met goede perspectieven voor ‘Chinatown’ weggelegd, mits de gemeente er sterk op aanstuurt dit een landhoofd voor Aziatische contacten te laten worden en deze vestiging als meer dan een curiositeit wordt gezien. Op de kleine schaal moet er op worden toegezien dat de relatie met de Nieuwmarktbuurt optimaal is.
6
Zoals nu voorzien, ligt de bibliotheek in het middenstuk van het eiland aan de zuidelijke oever. De ARS steunt daarin de gemeente in afwijking van het plan van de Stichting Chinatown waarin de bibliotheek is ingetekend op de oostelijke punt van het eiland bij het huidige PTT-kantoor. Als publieksfunctie vindt hij die plek ongunstig voor meervoudige bereikbaarheid (fiets, auto, te voet, openbaar vervoer) van zoveel soorten mensen (scholieren, ouderen, gehandicapten). In het midden van het eiland ziet hij de gunstigste voorwaarde voor zo’n soort functie.
II. DE VORMGEVING
1. Vormgevingsfilosofie Het beeld dat wordt getoond in de maquette, is er één met vele smalle en hoog opgetrokken gebouwen die met smalle tussenruimten los van elkaar zijn gehouden als een soort ‘vizieren’ of doorkijken, zoals A. Geuze bepleitte in de expertmeeting over het Plan Openbare Ruimte IJ-Oevers (14-10-’94). Op deze manier kan diversiteit worden geschapen, terwijl er toch in volume en sky-line afstemming kan zijn. Om zo’n verwantschap aan te brengen is wel sterke supervisie nodig. Het leidend idee dat als regie kan dienen, is in de maquette aanwezig, terwijl ook het kwaliteitsteam daar positief over was. Echter, de tekst van de Opdrachtformulering voor het SpvE presenteert zo’n leidend thema nog nauwelijks. Het verdient aanbeveling de filosofie van de vormgeving ook in de Opdrachtformulering als leidraad op te nemen in een aangescherpte formulering.
2. Monofuncties Maar er is meer: Het voetstuk, de onderstukken, de kelders van diverse grote vestigingen zullen mogelijk uit één bouwstroom ontstaan vanwege de kostenbesparing en techniek. Saillant voorbeeld is de bibliotheek. De Opdrachtformulering onderscheidt binnen zo’n bibliotheek wel enkele aparte functies, die zijn onder te brengen in aparte vleugels. Ten aanzien van de (boek)opslag is te verwachten dat die in speciale ruimten als kelders plaatsheeft die in verbinding moeten staan met de bovengrondse boekuitgifte. De logistiek meest gunstige oplossing dient niet door een te sterke opsplitsing verstoord te worden. De speelruimte tussen het onderbrengen van de functie en de vormgeving en indeling in het gebied is beperkt. De ARS vraagt zich af of zo’n groot volume zich niet teveel als massa manifesteert. Het is goed vooraf te laten zien welke indeling/parcellering van het gebied is gewenst, en die wens te confronteren met de vraag in hoeverre de vormgeving van de bibliotheek is te versnijden tot minder massale volumes.
3. Zichtlijnen Zichtlijnen en (hoogbouw)effectrapportages zullen inzichtelijk moeten maken welke uitwerking het plan heeft op de omgeving. De ARS heeft al in eerdere adviezen over de IJ-oevers gemeld dat die zichtlijnen van belang zijn voor de beleving. Het zicht op het Oosterdok is naar zijn idee kwetsbaar en al gefragmentariseerd door o.a. het volume van het New Metropolis. Ook op dit punt zit er een spanning tussen de vormgevingsfilosofie en het programma van het plan. De Opdrachtformulering meldt dat de effecten op het Oosterdok apart in kaart worden gebracht. De ARS wil graag zijn instemming betuigen met zo’n zorgvuldige aanpak. Ook ziet de ARS graag nadere studie naar de zichtlijnen van de hogere bouwvolumes. Er lopen nogal wat zichtlijnen over de waterpartijen vanaf de Binnenstad! Ook in oost/west-richting zijn er een aantal uitzichten die de stad bij elkaar houden doordat je over langere afstand delen van de oever en de stad kunt ervaren. Het gaat dus om meer dan slagschaduwen! De ARS vraagt op dit punt tijdig studies te laten zien (op tekening/maquette of in tekst) zodat de bevindingen van de discussie erover kunnen worden ingepast in het plan. 7
4. Publieke en private ruimte Het Plan Openbare Ruimte (POR) voor de IJ-Oevers komt uit tijdens de procesgang van deze Opdrachtformulering voor een SpvE. Een toets door het POR op dit eiland is van belang. Uit vorige rondes was een van de belangrijkste criteria hoe de verhouding van private en openbare ruimte was vormgegeven. Op belangrijke punten zoals voor de Zuidelijk oever geeft de Opdrachtformulering de sfeer aan als publiekskade. De ARS is van mening dat hiermee verder gegaan moet worden: Koppel er dan ook passende bestemmingen aan en trek er de consequenties uit voor de breedte van de trottoirs, het uitzetten van terrassen, het aankomen en stallen van de fiets . Wat voor de buitenruimte geldt, geldt ook voor de ruimte in, tussen en onder de gebouwen. De verhouding tussen publieks- en bedrijfsruimte is belangrijk voor de omloopsnelheid en toegankelijkheid van het gebied, voor diverse tijdstippen van de dag (incl. avond + nacht) en verschillende dagen van de week (incl. weekend) en de te onderscheiden soorten gebruikers.
III. VERKEER EN PARKEREN
Voor een aantal functies is er een kans hun bereikbaarheid te verbeteren, vooral voor de Openbare Bibliotheek. Deze is nu op de Prinsengracht met O.V. en auto moeilijk bereikbaar. De verkeerssoorten aflopend, komt het volgende beeld voor de bibliotheek naar voren: * Voor de auto wordt de bereikbaarheid beter. (Geldt ook voor de Beurs). * Voor de fiets blijft die min of meer gelijk, ofschoon beide vestigingen minder ver het stadslichaam in liggen. * Voor de voetganger is er geen verbetering. Dat komt door de omweg die er ontstaat na afbraak van de dam/brug die vanaf het Scheepvaarthuis nu op het midden van het eiland aanlandt. De route is dan aangewezen op de nieuwe brug naar de Oostertoegang die een minder evenwichtige ontsluiting van het eiland geeft. Je moet dus omlopen van uit de Nieuwmarktbuurt. Kom je van verder weg dan kun je iets beter voorsorteren via de route naar de Oostertoegang over het Damrak ofwel op de route langs het New Metropolis met aansluitende brug. Die brug biedt alleen soelaas voor de oostelijke binnenstad. Een ander aandachtspunt is dat onuitgewerkt blijft wat een voetganger op het Oosterdokseiland te maken kan hebben met wat op de Oostelijke Handelskade gebeurt. Kortom, de ARS vindt afbraak van de goede ontsluiting via de brug/dam kapitaalsvernietiging. Daarnaast mist hij het verband met de Oostelijke Handelskade, zowel als functionele verwantschap als wat betreft de routing. Dat verdient betere uitwerking. * Voor het Openbaar Vervoer: Voor de landelijke OV-bereikbaarheid is de nabijheid van het CS een verbetering: wie uit den lande naar de Openbare Bibliotheek moet, is er een stuk eerder. Voor het lokale OV is deze nieuwe locatie minder gunstig dan het lijkt. Op de kaart zijn de tram/bushaltes bij het CS slechts voor het westelijke deel van het eiland binnen 400m. Bij de Oosterdoksdoorgang is de afstand het dubbele. Een busstop op de Pr.Hendrik Kade (voor het Scheepvaarthuis) geeft na afbraak van de dam/brug geen aansluiting meer. De ARS concludeert hieruit dat het lokale OV alleen optimaal is als er een buslijn wordt ingelegd die rond het eiland loopt en aansluiting geeft op de IJ-Oever, Pr. Hendrik Kade en het CS. * De Traverse over de sporen Een speciale relatie is die van zuidkant en noordkant van het eiland. In de maquette is er buiten de 2 toegangen aan de oost en westzijde een 3e verbinding gecreëerd over de sporen heen. Dat ziet er spectaculair uit, maar roept bij de ARS vragen op. De opgang begint in de uitgespaarde ruimte op de begane grond en klimt dan op tot boven de sporen. De vorm is fascinerend, maar bij de praktische waarde heeft de ARS zijn twijfels: * De traverse ligt op te korte afstand van de Oosterdoksdoorgang, zodat ze concurrenten van elkaar worden. Beiden zullen te ’dun’ gebruikt worden. Er is verder aan de IJ-Oever niet zo’n druk programma (b.v. geen detailhandel) waardoor beide onvoldoende ‘bevolkt’ zullen worden. 8
* Het is de vraag of de hoogte die genomen moet worden (tot boven de portalen boven de sporen) niet een heel ongemakkelijke helling oplevert, omdat de aanloop relatief kort is. Blijven alleen liften als reële mogelijkheid over? * Het is een overloop die de nodige sociale controle vergt zonder dat er nu functies aan gekoppeld zijn die bijdragen aan die controle. De ARS bepleit in plaats van een simpele overloop een benadering die het aantal m² boven de spoorportalen ziet als een reserveruimte voor mogelijke bouwvolumes. Dit voor het geval de locatie zo goed loopt dat zich aanvullende bedrijven melden in de sectoren die gewenst zijn (o.a.: I.T., financiële dienstverlening). Bovendien: Als er één plek geschikt is voor horeca met hoog uitzicht naar het oosten over de sporen en het IJ, is het wel hier. Wel zal zo’n principe nu al moeten worden ingebouwd in de constructie, indeling en wanden van gebouwen die naast de sporen zouden komen als ‘bruggenhoofden’. Tegelijk dringt zich de vraag op waarom er maar één plek voor zo’n overbouwing geschikt zou zijn en waarom de vormgevingsfilosofie dat slechts als (overigens overheersend) incident zou toestaan, en niet als structuur. Dit temeer omdat voor de noordkant de wens is uitgesproken de schil daar op te dikken met extra bouw op de spoorruimte aan de rand. De filosofie van doorkijken (vizieren) die als spleten tussen de gebouwen openblijven loopt hier dood. Bovendien ligt onder deze, in de maquette zichtbare bebouwingschil, nog een uit de Oostertoegang omhoog komende tunnel die als misser in de planning van enkele jaren terug weer onder het zand is gestopt. Die wordt dan zonder verder één woord evaluatie van de kaart geveegd. Het zou wenselijk kunnen zijn de marge van het openbaar vervoer aan de noordkant niet te versmallen om zo ruimte te laten voor toekomstige ontwikkelingen, inclusief mogelijk hergebruik van de tunnel. De ARS steunt de Opdrachtformulering om ruimte boven de sporen als reserve te zien, maar gaat daarin verder en koppelt de functies die er kunnen komen minimaal aan de voorgestelde overloop. Hij vraagt zelfs te bezien of de overkluizing geen incident hoeft te zijn, maar een structurele mogelijkheid in het ontwerp kan worden. Drs.F.M.C.van de Ven (voorzitter)
drs. B.B.J.Huls (secretaris)
9