Aan de leden van de Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Tweede kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Email:
[email protected]
Eindhoven, 22 maart 2016
Betreft: reactie NVVK op het wetsvoorstel 34 375 een voorstel tot ‘wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en de werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever, en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts’.
Geacht lid van de Commissie, I.
Inleiding
De Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde (de NVVK) heeft meer dan 3.000 leden die op professionele gronden preventieve maatregelen adviseren in bedrijven en (branche)organisaties. De NVVK is in feite hét kennisplatform voor veiligheidskundigen in Nederland. Beschermheer van de NVVK is Prof. mr. Pieter van Vollenhoven. De NVVK / commissie Wet – en Regelgeving van de NVVK geeft door deze brief haar reactie op het wetsvoorstel 34 374, een voorstel tot ‘wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en de werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever, en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts’. Voordat de commissie haar reactie op het voorliggende wetsontwerp geeft worden een aantal stellingen ter overdenking beschreven.
1
•
Het huidige systeem van preventieve ondersteuning werkt niet. Het causale verband dat de Minister van SZW legt tussen de preventieve zorg en de vermindering van het aan arbeid gerelateerde ziekteverzuim is feitelijk onjuist. Maatregelen ter preventie van ongevallen en ziekteverzuim hebben niet plaatsgevonden; wel veranderingen in het sociale zekerheidsstelsel. Rapportage van de Inspectie-SZW laat zien dat de uitgaven van werkgevers aan preventieve zorg gering zijn en in 2014 heeft minder dan de helft van de ondernemingen risico-inventarisatie en –evaluatie. Slechts 38 % heeft “een plan van aanpak’’ met maatregelen om de risico’s preventief te beheersen. Slechts 43% van de ondernemingen heeft een preventiemedewerker aangesteld of benoemd. De NVVK ziet derhalve nauwelijks aandacht bij werkgevers voor gevaren of de structurele en preventieve aanpak van ongewenste arbeidssituaties.
•
De voorgestelde maatregelen, gericht op bedrijfsartsen, leiden niet tot meer preventie van arbeidsongevallen en arbeid gerelateerde gezondheidsschade of -ziekteverzuim. De minister richt zich op “concrete maatregelen die de dienstverlening in de bedrijfsgezondheidszorg en de reguliere zorg verbeteren”. Wij onderschrijven dat bedrijfsartsen een onmisbare steun zijn voor werkgevers en werknemers. Zeker waar het gaat om ziekteverzuimbegeleiding. Maar in het signaleren van “beroepsziekten”, vaak veroorzaakt door het tekortschieten van preventieve maatregelen, blijkt de rol van bedrijfsartsen verwaarloosbaar klein te zijn. Ze blijken hierin niet de beoogde informatie op te leveren die de noodzaak tot preventie onderbouwt gezien de zware onder-registratie die al jaren gemeld wordt door het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Bedrijfsartsen leveren dus vanuit hun positie slechts een zeer beperkte bijdrage aan maatregelen gericht op preventie. Versterking van de positie van bedrijfsartsen zal wel een verbetering van de bedrijfsgezondheidszorg opleveren maar niet van de – preventieve - zorg voor een beleidsmatige aanpak van goede arbeidsomstandigheden als geheel. Hiervoor zijn de andere kerndeskundigen beter toegerust (arbeidshygiënist, arbeid- &organisatie -deskundige en de veiligheidskundige, na toegelicht in de onderstaande tekst).
Een getoetste risico-inventarisatie en –evaluatie is noodzakelijk om het bewustzijn inzake preventie bij werkgevers en -nemers te ontwikkelen Een adequate preventie begint met het inventariseren van de gevaren voor de gezondheid van werknemers en de evaluatie van het risico. Effectieve maatregelen volgen dan op basis van de beoordeling naar risico. De verplichting tot het hebben van een op schrift gestelde inventarisatie van gevaren en een evaluatie van het risico (RI&E) bestaat al sinds 1994 en is een voortvloeisel van Europese regelgeving. Maar de doelstelling van deze regelgeving, namelijk herken waardoor werknemers letsel kunnen oplopen, wordt door de meerderheid van de ondernemingen nog steeds niet ingezien blijkens de getallen uit ons eerste punt. Dit moet u zorgen baren. Geen enkel systeem van preventie zal functioneren zolang deze verplichting zo slecht wordt nageleefd. Werkgevers, werknemers en preventiemedewerkers laten zich blijkbaar in onvoldoende mate bijstaan door specifieke “kerndeskundigen” te weten de arbeid- &organisatie -deskundige (preventie van Psycho Sociale Arbeidsbelasting), de veiligheidskundige (ongevallenpreventie) en de arbeidshygiënist (beroepsziektepreventie) en die zorgen voor een toets op de volledigheid en betrouwbaarheid van een inventarisatie en evaluatie van gevaren en beoogde maatregelen.
De maatregelen inzake de preventiemedewerker zijn goed, maar vragen om een borging van de deskundigheid Een preventiemedewerker wordt in de Arbeidsomstandighedenwet beschouwd als een “deskundige werknemer”. Deze draagt volgens de wettelijke bepalingen zorg voor een getoetste en actuele RI&E. Als achterwacht is de onafhankelijke “kerndeskundige” op afroep beschikbaar. De medezeggenschap [de ondernemingsraad, c.q. personeelsvertegenwoordiging (OR/PVT)] heeft een belangrijke invloed op de positionering in de organisatie en de persoon van de preventiemedewerker door haar instemmingsrecht vanuit de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Maar de deskundigheid van de preventiemedewerker moet naar onze opvatting wel geborgd zijn. Dit mede tegen het licht dat een groot deel van de bedrijven niet beschikt over een OR of PVT waardoor het effect van dit instemmingsrecht vooralsnog onduidelijk is.
2
De “kerndeskundigen” moeten worden ingeschakeld bij arbeidsongevallen om herhaling te voorkomen Hoewel de toegevoegde waarde van een bedrijfsarts in ziekteverzuimbegeleiding duidelijk is, is preventie meer het domein van de andere kerndeskundigen. Kennis over “evidence based” preventieve maatregelen ten aanzien van tal van oorzaken van arbeidsgebonden letsel is niet bij de bedrijfsarts aanwezig. Het zijn de arbeidshygiënist, de veiligheidskundige en de arbeids- &organisatie -deskundige die geleerd hebben om de gevolgen van het vallen van hoogte, brand, te hoge werkdruk, fysieke overbelasting, lawaaidoofheid, gezondheidsschade door trillingen, straling, asbest, gevaarlijke stoffen, enz., preventief aan te pakken. De inschakeling van deze kerndeskundigen moet geborgd worden. Dit kan bijvoorbeeld door een ongeval met ziekteverzuim van meer dan 1 dag of met grote materiele schade door een “kerndeskundige” te laten onderzoeken op de achterliggende oorzaken om herhaling te voorkomen.
II.
De NVVK geeft hierna haar reactie op het wetsvoorstel 34 374.
Algemeen: De NVVK ziet in het voorliggende wetsvoorstel een aanzet tot verbeteringen ten opzichte van de huidige wetgeving, maar pleit voor verdergaande verbeteringen.
Samenvatting: 1. De NVVK pleit primair voor het bevorderen dat in elke onderneming een ‘deskundige werknemer’ aanwezig is en dat deze inderdaad is aangesteld met invloed van de medezeggenschap of de betreffende werknemers bij het ontbreken van een medezeggenschapsorgaan. 2. De NVVK bepleit dat de deskundigheid van de “deskundige werknemer” geborgd is. 3. De NVVK pleit verder dat in de wetwijziging van 2007 het arbeidsomstandighedenspreekuur niet alleen bezet wordt door de bedrijfsarts, maar dat werknemers via dit spreekuur ook toegang zullen kunnen krijgen tot andere ‘kerndeskundigen’. De NVVK juicht de in het wetsvoorstel opgenomen voorstellen toe, waar handhaving door de Inspectie SZW de nieuwe bepalingen mogelijk maakt. Zij benadrukt echter wel de noodzaak tot het inzetten van de benodigde capaciteit hiervoor. Daarnaast vindt de NVVK het een goede zaak dat het bepaalde in artikel 14, lid 3 (Een afschrift van een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door de degene die dit advies heeft opgesteld gezonden aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging..) door de Inspectie SZW kan worden gehandhaafd.
Het niet nakomen van de wettelijke verplichting om beroepsziekten te melden, als een beboetbare overtreding te laten zijn, vindt de NVVK ook een stap in de goede richting om de inzet tot preventie binnen ondernemingen te versterken. III.
Nadere uiteenzetting In deze nadere uiteenzetting van ons commentaar op het wetsvoorstel, houden wij zoveel mogelijk de volgorde van de Memorie van Toelichting aan.
Versterking van de positie van de preventiemedewerkers en samenwerking met arbodienstverleners
3
Het kabinet stelt voor dat de medezeggenschap binnen een onderneming meer invloed heeft op de positie van de preventiemedewerker. In lang niet alle ondernemingen is de medezeggenschap- goed – vertegenwoordigd. De NVVK maakt zich dan ook zorgen over de positionering en acceptatie van de preventiemedewerker in die ondernemingen waar de medezeggenschap niet of onvoldoende vertegenwoordigd is en geeft de overweging aan om bij het ontbreken van een medezeggenschapsorgaan in elke onderneming een ‘deskundige werknemer’ te contracteren die beoordeeld kan worden op de kwaliteit van (on)gevraagde adviezen . De preventiemedewerker heet in de Arbeidsomstandighedenwet de ‘deskundige werknemer’ maar de deskundigheid wordt niet concreet omschreven. In de optiek van de NVVK is een borging van de deskundigheid noodzakelijk en wel via een wettelijke regeling.
Doeltreffende toegang tot de bedrijfsarts voor consultatie Het wetsvoorstel maakt het mogelijk voor werknemers om de bedrijfsarts te consulteren voordat klachten en arbeidsrisico’s leiden tot verzuim. Dit is voor de bedrijfsarts een herstel van de situatie zoals deze er was voor de wetswijziging van 2007, het zogenaamde arbeidsomstandighedenspreekuur. Maar het vertrouwelijk kunnen communiceren met een bedrijfsarts, zal vaak niet leiden tot een preventieve aanpak omdat de bedrijfsarts hiervoor niet opgeleid blijkt te zijn, dan wel niet de tijd blijkt te krijgen of te nemen, naar analogie van de procedure voor het melden van beroepsziekten. De NVVK ziet daarom meer in een toegangsregeling van werknemers tot andere ‘kerndeskundigen’ te weten de arbeid- &organisatie -deskundige (voor vraagstukken op het terrein van Psycho Sociale Arbeidsbelasting, met daaronder stress als belangrijke beroepsziekte!), de veiligheidskundige (voor vraagstukken inzake onveilig werk) en de arbeidshygiënist (inzake ongezond werk). De NVVK heeft u al eerder geattendeerd op het gegeven dat de versterking van de positie van bedrijfsartsen wel een verbetering van de signalering in de bedrijfsgezondheidszorg is maar dat de – preventieve - zorg binnen goede arbeidsomstandigheden als geheel hierdoor niet van de grond zal komen. Indien bijvoorbeeld in een bedrijf gezondheidsschade kan voorvloeien uit de blootstelling aan gevaarlijke stoffen, dan behoort dit in de getoetste RI&E te staan. Bij twijfel is vrije toegang tot een arbeidshygiënist gerechtvaardigd. Pas bij een geconstateerde gezondheidsschade zal de bedrijfsarts kunnen attenderen op een verkeerde risico-inschatting en melding doen van een beroepsziekte. Deze procesgang heeft feitelijk weinig te maken met preventie. Uw regering stelt dat “Bij de afweging tot herinvoering van het arbo-spreekuur de toegang tot de bedrijfsarts een meer individuele vorm van dienstverlening is waarbij de afwezigheid ervan kan leiden tot een directe benadeling of schade aan de gezondheid van een individuele werknemer. Bij de dienstverlening van de andere deskundigen is deze persoonsgerichte insteek minder van toepassing. Om die reden betreft de herinvoering alleen de diensten van de bedrijfsarts.” Met de toelichting in de eerdere alinea voor ogen zult u kunnen erkennen dat de NVVK deze redenering niet begrijpt, zeker niet waar het gaat om de blootstelling aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen en in het bijzonder voor een preventieve zorg voor goede arbeidsomstandigheden in een bedrijf in het algemeen. Alleen door een goede samenwerking tussen werknemers, werkgever, deskundige werknemers en deskundigen op het gebied van preventie wordt een veilige en duurzame inzetbaarheid van werknemers bereikt. En juist deze duurzame inzetbaarheid moet leiden tot het doeltreffend toegang hebben tot alle “kerndeskundigen” opdat deze de werkgever kan attenderen op een aanpassing van de risico-evaluatie. De NVVK pleit voor een bredere inzet van kerndeskundigen dan de bedrijfsarts in het arbospreekuur tenzij een medisch geheim de privacy zou kunnen schenden.
De NVVK staat positief tegenover het wetsvoorstel om de handhaving door de Inspectie SZW mogelijk te maken op aspecten in de beoogde wetgeving, maar op voorwaarde dat hiervoor de benodigde capaciteit wordt begroot. De tevredenheid over de handhaving op dit punt bestaat niet uit de mogelijkheid dat er sancties gaan volgen, maar dat de werknemers en hun medezeggenschapsorganen hun betrokkenheid kunnen tonen zonder de kans te lopen zich voor de rechter te verantwoorden.
4
Daarnaast vindt de NVVK het een goede zaak dat het bepaalde in artikel 14, lid 3 (Een afschrift van een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door de degene die dit advies heeft opgesteld gezonden aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging..) door de Inspectie SZW kan worden gehandhaafd. Het blijkt in de praktijk lastig om als werknemer en/of medezeggenschaporgaan een afschrift van de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) te krijgen (als die al aanwezig is). Een RIE geeft een werknemer of de medezeggenschap informatie over de noodzaak, inhoud en verantwoordelijke bij de te nemen maatregelen en om zo de regie te kunnen voeren over de eigen duurzame inzetbaarheid. Mede met de ruggensteun van handhaving wordt dit recht van werknemers versterkt.
IV. Tot slot De NVVK is gaarne bereid een en ander mondeling toe te lichten. U kunt hiervoor contact zoeken via onderstaand adres. Met vriendelijke groet, Namens het bestuur van de NVVK,
J.K.S.M. Roelofs, voorzitter
5