Aan de leden van de Vaste Tweede Kamer Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 20018 2500 EA Den Haag Den Haag, 26 november 2013
Betreft: Reactie wetsvoorstel Wet Maatregelen WWB Ref.: LCR/TK/13-0103/GM/ER
Geachte dames en heren, Op 2 december a.s. kunt u vragen indienen over het wetsvoorstel Wet Maatregelen WWB. De Landelijke Cliëntenraad (LCR) vindt dat de balans tussen rechten en plichten van uitkeringsgerechtigden volledig zoek raakt met dit wetsvoorstel. Door deze voorstellen worden de ‘niet-kunners’ over één kam geschoren met de ‘niet-willers’. De toch al niet gelijkwaardige relatie tussen case-/klantmanager en uitkeringsgerechtigde wordt hiermee onder druk gezet. Als het maatregelenpakket bedoeld is om ‘niet-willers’ te straffen – en gemotiveerde cliënten te ondersteunen – dan dient de wet dat ook zo te regelen. De verplichting tot het opleggen van een straf van drie maanden moet dan worden omschreven als een maximale straf waarbij gemeenten het sanctiebeleid en de strafmaat mogen bepalen en daarin een opbouw mogen creëren, te beginnen met een waarschuwing. De LCR vraagt hierbij aandacht voor de volgende onderwerpen: 1 Verplichte tegenprestatie; 2 4 weken wachttijd bij aanvragen uitkering; 3 Aanscherpen arbeidsverplichting op straffe van een boete van drie maanden geen uitkering; 4 Aanscherpen maatregel zeer ernstige misdragingen; 5 Afschaffen categorale bijstand; 6 Kostendelersnorm. Ad 1 Verplichte tegenprestatie De LCR vindt de verplichte tegenprestatie een juridisch gedrocht. Wij vragen ons af: - Is het nu een re-integratie-instrument of niet? - Kan de cliënt kiezen wat hij gaat doen in het kader van de tegenprestatie of niet? - Wat is additionele arbeid? De memorie van toelichting vermeldt over de tegenprestatie iets anders dan de beschrijving in de brief van de staatssecretaris behorend bij het rapport van de inspectie SZW over de tegenprestatie. Als de staatssecretaris het Australische model voorstaat dan moet dat ook tot uiting komen in de wetstekst. Dat wil zeggen dat de uitkeringsgerechtigde kiest welke (soort) werkzaamheden hij wil doen, tenzij betrokkene geen voorstel doet of een onmogelijk voorstel doet.
•
Bezoekadres Landelijke Cliëntenraad Bezuidenhoutseweg 60 2594 AW Den Haag
•
Postadres Landelijke Cliëntenraad Postbus 95966 2509 CZ Den Haag
• • •
Tel. 070 – 34 99 790 e-mail:
[email protected] www.landelijkeclientenraad.nl
Het moet gaan om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De maatschappelijk nuttige werkzaamheden moeten zich onderscheiden van werkzaamheden die op de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. De LCR vindt het volstrekt onduidelijk welke werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie worden bedoeld. De verplichte tegenprestatie wordt daarmee voor gemeenten een niet uitvoerbare opdracht. Uit het rapport, Voor wat hoort wat, van de inspectie SZW blijkt dat gemeenten zeer verschillend denken over de definitie van additionele arbeid. Dat is genoeg reden om de verantwoordelijkheid voor die beoordeling te verbreden. De bepaling of arbeid additioneel is, heeft weinig te maken met regionale omstandigheden. Terwijl er bij die beoordeling brede sociaaleconomische belangen in het geding zijn. De LCR vindt dat vakbonden, werkgevers en cliëntenraden gezamenlijk de aangewezen partijen zijn om te beoordelen of arbeid additioneel is. In dit verband spreekt de LCR haar zorg uit over het feit dat de verplichting van de tegenprestatie gevolgen kan hebben voor de bezetting van gemeentelijke cliëntenraden. De LCR stelt daarom voor dat het lidmaatschap van een cliëntenraad als tegenprestatie wordt beschouwd. De LCR deelt de conclusie van de Raad van State dat het verplichten van een tegenprestatie op straffe van drie maanden uitsluiting van een uitkering in strijd is met het verbod op dwangarbeid. De LCR is ervoor om mensen in staat te stellen naar vermogen te participeren. Het activeren van mensen past daarbij. Het verrichten van vrijwilligers werk past in het kader van activering. De wet schrijft voor dat voor iedere uitkeringsgerechtigde een plan moet worden gemaakt. Dat is een goede zaak. Beschrijf hierin welke activiteiten noodzakelijk zijn voor en perspectief bieden op participatie en evalueer deze regelmatig. Kortom, voor iedere uitkeringsgerechtigde een op de persoon toegesneden plan van aanpak. Gericht op toeleiding naar betaald werk of, als dat niet mogelijk blijkt, naar maatschappelijke participatie. Tot slot heeft de LCR in dit verband nog twee vragen: - Kunnen mensen die voor het verrichten van een tegenprestatie/vrijwilligerswerk zijn aangewezen op een voorziening (bijvoorbeeld een visueel gehandicapte), hier aanspraak op maken? - Hoe verhoudt dagbesteding (nu nog AWBZ-zorg straks voor een deel Wmo) zich tot de tegenprestatie? Ad 2 4 weken wachttijd Voor de aanvraag van een bijstandsuitkering wordt vier weken wachttijd ingevoerd. Voor iedere aanvrager. De LCR vindt dit een slecht idee. In een brief aan uw Kamer wees de staatssecretaris op het succes van dit instrument. De LCR vraagt zich af waarop de staatssecretaris dit succes baseert. Een deel van de oorspronkelijke aanvragers heeft zich na vier weken niet meer gemeld en dus geen uitkering aangevraagd. Dat is alleen dan een signaal van succesvol beleid, als deze mensen in die vier weken betaald werk hebben gevonden. Voor een deel van deze mensen is echter onbekend waar ze zijn gebleven. Het kan dus zijn dat zij niet zijn teruggekeerd voor een aanvraag omdat zij ten onrechte meenden geen recht op een uitkering te hebben. Sommigen kunnen we op die manier wellicht terugvinden in de daklozenopvang of zij verdwijnen helemaal uit beeld. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat sommigen op niet wettige wijze in hun inkomen gaan voorzien. Verder staat het ook niet vast dat mensen die eerst een uitkering wilden aanvragen daar ook daadwerkelijk recht op hadden. Dat is immers niet door de gemeente beoordeeld. Veel mensen kennen de toegangsvoorwaarden van regelingen niet goed en kunnen er tijdens het aanvraagproces achter zijn gekomen dat zij niet voor een bijstandsuitkering in aanmerking komen. Kortom: we weten niet wat er met deze mensen gebeurd is en dus kunnen we de maatregel van vier weken wachttijd geen succes noemen. 2
De vier weken wachttijd zal demotiverend werken om kortdurende werkzaamheden te gaan doen. Bij beëindiging van de werkzaamheden moet immers steeds opnieuw vier weken wachttijd in acht worden genomen en moet de administratieve rompslomp voor de aanvraag van een uitkering opnieuw worden doorlopen. De beoogde activering komt daarmee niet uit de verf. Sterker nog, die wordt daarmee niet bereikt. De LCR pleit in dit verband voor de mogelijkheid van flexibele bijstand. Na vier weken moet betrokkene vervolgens aantonen dat hij zich heeft gehouden aan de verplichtingen op grond van artikel 18. Een onmogelijke opgave (zie ad 3). Als hij daar onvoldoende in slaagt volgt nog eens drie maanden uitsluiting van de uitkering. Vooral voor gezinnen met kinderen leidt dit tot schrijnende situaties en uitzichtloze armoede. Kinderen mogen niet worden gestraft voor het gedrag van hun ouders. Mensen die van de WW overgaan naar de bijstand kunnen de wachttijd in de WW overbruggen. Dus vier weken voor de afloop van de WW een bijstandsuitkering aanvragen. Wij vragen ons af hoe dat zit met de herbeoordeelde Wajongers? Kunnen zij hun wachttijd in de wajong overbruggen? Ad 3 Aanscherpen arbeidsverplichting op straffe van een boete van drie maanden geen uitkering Op grond van artikel 18 wordt de uitkeringsaanvrager voor drie maanden uitgesloten van de bijstand als hij niet kan aantonen dat hij aan de gestelde verplichtingen heeft voldaan. De LCR constateert dat hier sprake is van criminalisering van uitkeringsgerechtigden en van omkering van de bewijslast. Betrokkene is niet onschuldig zolang het tegendeel niet is bewezen maar betrokkene is schuldig als hij niet kan aantonen dat hij zich aan de verplichtingen heeft gehouden. Wij vragen ons af hoe de betrokkene kan aantonen dat hij aan de verplichtingen heeft voldaan. Daarbij moet hij bijvoorbeeld aantonen dat hij het aanvaarden of behouden van werk niet heeft belemmerd door gebrek aan persoonlijke verzorging, kleding of gedrag. Dit is een nagenoeg onmogelijke opgave. De LCR pleit in dit verband voor het ontwikkelen van een portfolio of checklist als aanmoediging: kijk eens wat ik allemaal heb gedaan om mijn situatie te veranderen. Dan kan ook aangetoond worden dat het niet altijd aan de uitkeringsgerechtigde ligt. De verplichting zich in te schrijven bij een uitzendbureau is voor een deel van de uitkeringsgerechtigden een onmogelijke opgave omdat uitzendbureaus hen niet in willen schrijven. In dit geval kan de inkeerbepaling niet helpen de schade te beperken. Uitkeringsgerechtigden moeten hun kennis en vaardigheden op peil houden. De LCR vindt dat tegenover de plicht tot het op peil houden van kennis en vaardigheden het recht op scholing en ondersteuning dient te staan. De LCR vraagt zich af welke plichten de gemeente heeft tegenover de vele verplichtingen voor uitkeringsgerechtigden. Tenslotte vraagt de LCR zich af wat al deze verplichtingen betekenen voor dak- en thuislozen en zwerfjongeren? Als gevolg van de vele verplichtingen dreigen zij dak- en thuisloos te blijven. Voor hen is de bijstand een vangnet om weer ‘op de been’ te komen. Pas daarna kunnen zij aan een toekomstperspectief werken en zijn arbeidsverplichtingen realistisch. De regering gaat uit van allemaal sterke zelfredzame mensen die al deze verantwoordelijkheden kunnen overzien. Dat is, ook met het oog op de komst van de groep jonggehandicapten (voorheen Wajongers), een onrealistisch uitgangspunt. Ook hier geldt dat kinderen zullen lijden onder het gedrag van hun ouders. Ad 4 Aanscherpen maatregel zeer ernstige misdraging Het zich onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens ambtenaren geldt voor iedere burger en niet alleen voor uitkeringsgerechtigden. Natuurlijk is agressief en bedreigend 3
gedrag volstrekt onacceptabel. Juist daarom vindt de LCR het strafrecht het geëigende kader voor deze misdragingen. De voorgestelde maatregel maakt inbreuk op het beginsel dat iemand niet twee keer voor hetzelfde vergrijp gestraft kan worden als betrokkene na de strafrechtelijke vervolging wordt uitgesloten van de uitkering wegens dezelfde gedraging. Ad 5 Afschaffen categorale bijstand De LCR constateert dat chronisch zieken en gehandicapten binnenkort drie regelingen kwijt zijn ter compensatie van hun extra lasten: - de compensatie eigenrisico (CER); - de tegemoetkoming in het kader van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (WTCG); -de categorale bijstand. Het klinkt mooi dat meer maatwerk kan worden geleverd. Maar er ontstaat ook meer bureaucratie omdat iedere aanvraag gestaafd moet worden met bonnen en individueel moet worden beoordeeld. Ook bestaat het risico dat de groepen die nu voor de categorale bijstand in aanmerking komen (ouderen, chronisch zieken en gehandicapten en ouders met schoolgaande kinderen) niet in aanmerking komen voor de individuele bijstand. Tevens dreigt het risico van niet-gebruik. Misschien aantrekkelijk voor de overheid maar niet voor de mensen die het betreft. Ook hier geldt dat kinderen de dupe kunnen worden van dit beleid en dat het verminderen van hun armoede op de tocht staat. Ad 6 Kostendelersnorm De LCR is, net als de Raad van State, van mening dat de kostendelersnorm haaks staat op de doelstelling van het kabinet dat mensen meer en langer voor elkaar moeten zorgen. Vader of moeder in huis nemen of bij hen in gaan wonen om zo voor hen te kunnen zorgen wordt bestraft met een korting op de AOW van de ouder. Als deze mantelzorgers een uitkering hebben in het kader van de bijstand, IOAW, IOAZ, ANW of de toeslagenwet, dan worden ook zij gekort op hun uitkering. Het gevolg is dat de mantelzorg niet geleverd wordt en er mogelijk een – veel duurdere – opname in het kader van de WLZ volgt. Voor mensen in de AOW die tijdelijk bij iemand gaan wonen om mantelzorg te verlenen en hun eigen woning aanhouden, geldt de kostendelersnorm niet. Maar als ouderen gaan samenwonen in een woning om gezamenlijk zorg te kunnen inkopen en de woonlasten te beperken dan wordt dit ‘bestraft’ met de kostendelersnorm omdat er kosten kunnen worden gedeeld. Samenwonen om hoge woonlasten te besparen wordt met de kostendelersnorm teniet gedaan waardoor mensen de beoogde grotere armslag niet behalen. Eenzaamheid ligt dan op de loer, zeker als mensen niet de middelen hebben om te participeren. Met betrekking tot de effecten van de kostendelersnorm hebben we een aantal concrete vragen: - Hoe hoog is de rekennorm voor AOW-ers met AIO? - Hoeveel verschilt de rekennorm van AOW-ers met AIO van de rekennorm van AOW-ers zonder AIO? - Wat is de inkomensachteruitgang van een alleenstaande AOW-er met AIO als hij/zij inwoont bij werkende kinderen, zowel in % als in euro’s? - Hoeveel verschilt de inkomensachteruitgang van een AOW-er met een AIO die inwoont bij werkende kinderen, met de inkomensachteruitgang van iemand met alleen AOW die bij werkende kinderen inwoont, zowel in % als in euro’s? - Hoe valt te verdedigen dat AOW-ers met AIO die bij hun kinderen inwonen een grotere inkomensachteruitgang ondervinden dan leeftijdgenoten met alleen AOW? - Wat is het gezamenlijke effect van de afbouw van de dubbele heffingskorting, de afschaffing van de MKOB, de korting op de AOW, en de toepassing van de kostendelersnorm op het inkomen van een alleenstaande oudere met respectievelijk 20, 30 en 40 AOW-opbouwjaren zonder bedrijfspensioen, die bij een uit vijf personen bestaand gezin gaat wonen. 4
-
Wat is het inkomensverschil van genoemde ouderen t.o.v. ouderen met een volledige AOW? Op welke wijze ontwikkelt dat inkomensverschil zich de komende jaren? Betekent de vervanging van de MKOB en de ouderentoeslag per 1 januari 2015 door een inkomensafhankelijke kop op de zorgtoeslag (ouderencomponent huishoudentoeslag), die (volgens de begroting van SZW) afhankelijk zal zijn van de AOW-opbouw, dat ouderen met onvolledige AOW opnieuw achter worden gesteld?
Tot slot De LCR mist in het voorstel de mogelijkheid van flexibele bijstand. Als het de bedoeling is om de bijstand activerend te maken, dan is dit een instrument wat daar bij uitstek bij past. Een dergelijke systeem stimuleert mensen om tijdelijk betaald werk te aanvaarden of kortdurende betaalde klussen uit te voeren. Ook biedt het de mogelijkheid om ZZP-ers die tijdelijk minder werk hebben op maat te ondersteunen. De kansen op langdurig betaald werk en dus uitstroom uit de uitkering worden daarmee vergroot. Met vriendelijke groet,
G. van der Meer Voorzitter Samenstelling Landelijke Cliëntenraad • Landelijke cliëntenorganisaties: Vakcentrale voor Middengroepen en Hoger personeel/Christelijk Nationaal Vakverbond (MHP/CNV), Chronisch zieken en Gehandicaptenraad Nederland (CG-Raad), Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, publieke sector), Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, private sector), Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten (LVA), Samenwerkingsverbanden Landelijk Overleg Minderheden (LOM), Landelijk Platform GGZ/LOC, Platform VG. • Vertegenwoordigers van cliëntenraden: cliëntenraden SVB en UWV • Vertegenwoordigers van de gemeentelijke cliëntenparticipatie: Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid (LocSZ), Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid (LocSZ)/cliëntenraden G4. • Adviseur: Mobility
5