5.3 Programma van eisen Het programma van eisen maakt onlosmakelijk deel uit van de overeenkomst. Het moet meetbare en functionele eisen bevatten. § Techniek
• geavanceerde thermische techniek, waarbij verontreinigingen verwijderd of geïmmobiliseerd worden; de opdrachtnemer heeft de vrijheid om een of meer technieken toe te passen, ingegeven door de kwaliteit van de aangeboden specie. § Product
• •
moet voldoen aan Bouwstoffenbesluit; product certificaat.
§ Residu
anders dan bodemvreemde stoffen (grof vuil) blijven er geen residuen van baggerspecie over; de verwerker is verantwoordelijk voor afzet dan wel storten van eventuele reststromen (rookgasreinigingsresiduen en dergelijke). 5.4 Nota Randvoorwaarden De Nota Randvoorwaarden maakt onlosmakelijk deel uit van de overeenkomst. Deze bevat feitelijke randvoorwaarden voor het project. § Kwaliteit specie
De specie moet binnen bepaalde marges voldoen aan bepaalde fysische en chemische samenstellingseisen zoals: • zandgehalte; « droge-stofgehalte; • organische-stofgehalte; • gehalte aan grove delen.
6 Bouw en exploitatie van een depot Er vanuit gaande dat depots nodig blijven voor definitieve of tijdelijke opslag en dat er op dit moment zelfs uitbreiding van depotruimte gepland is, is ook een ontwerpcontract opgesteld voor het bouwen en exploiteren van een depot. De inbreng van marktpartijen kan hierbij groot zijn. Om de kennis en ervaring van de markt zoveel mogelijk te benutten moet de markt al in de fase dat nagedacht wordt over oplossingen bij het project worden betrokken. Hoewel al in de MER-fase van projecten van belang zijnde keuzes worden gemaakt is het ongebruikelijk om deze fase met aannemers/verwerkers te doorlopen. Adviesbureau's zijn daarentegen veelal wel betrokken in de MER-fase. Het is aan te bevelen om in die fase verwerkingsmogelijkheden op basis van verschillende technieken mee te nemen. In het ontwerpcontract worden de activiteiten, ontwerp, bouw, beheer & exploitatie integraal meegenomen. Het scala aan mogelijkheden van bouworganisatie en contractvorm is dan nog erg groot. Gedacht kan worden aan een vorm van publiek-private samenwerking waarbij een externe financier betrokken is en de contractduur zich uitstrekt over de gehele levensduur van het depot tot en met de inrichtingsfase nadat het depot is volgestort. Voor de externe financier kunnen dan belangen meespelen om de depot-activiteiten te bespoedigen om zodoende snel met de inrichtingsactiviteiten te beginnen. Daartegenover staat het belang van de opdrachtgever om zo economisch mogelijk met de depotruimte om te gaan.
Verwerking van baggerspecie
122
Bijl.
Uitgegaan is van een bouwteam als bouworganisatievorm waarbij ontwerp, bouw, exploitatie, inclusief beheer, onderhoud, verwerking en storten, in samenwerking met marktpartijen worden uitgevoerd. De voorkeur gaat uit naar een alliantie vanwege het creëren van een win-win situatie. De exploitatie strekt zich uit over een lange periode van vijf tot tien jaar, maar niet over de gehele levensduur van het depot. 6.1 Aanbesteding Niet-openbare Europese aanbesteding (aanbesteding met voorselectie). Eisen, criteria en beoordeling moeten helder worden geformuleerd. Alle gegadigden hebben gelijke kansen. De opdracht wordt gegund aan de economisch meest voordelige aanbieding. § Selectie-eisen Selectie-eisen zijn onder andere: ervaring in ontwerpen; • ervaring met (groot) grondverzet in den natte; ervaring met eenvoudige verwerkingstechnieken. § Gunningscriteria Gunningscriteria zijn onder andere: tarieven voor ontwerpfase; • tarieven voor bouwfase; • tarieven voor exploitatiefase. 6.2 Overeenkomst In de overeenkomst worden onder andere de volgende bepalingen opgenomen: § Opdrachtgever Een aanbieder van een grote hoeveelheid baggerspecie. Samenwerking tussen meerdere aanbieders van baggerspecie is mogelijk. § Opdrachtnemer ontwerper; bouwer (baggeraar); exploitant/beheerder (verwerker). § Algemene voorwaarden UAV-GC-2000. § Tijdsbepaling aanvang na opdrachtverlening; looptijd is de ontwerp- en bouwperiode; daarna exploitatie voor vijf tot tien jaar. § Aanbodgarantie de opdrachtgever draagt zorg voor aanlevering van baggerspecie 'aan de poort' van de exploitant. § Locatie • de locatiekeuze op basis van het MER. § Afzet producten (veelal schone of categorie 1 of 2 grond of bouwstof) verblijven aan de opdrachtnemer.
Verwerking van baggerspecie
123
Bijlage 6 Ontwerpcontracten
§ Meten meetmethodes voor onder andere bepaling van de hoeveelheid moeten vooraf worden vastgelegd; > meten 'aan de poort' in kubieke meters en ton droge stof. § Betaling afhankelijk van de fase; • per aangevoerde hoeveelheid specie. § Verrekening bij afwijkingen van de gegarandeerde hoeveelheid; afwijkingen van de marges van de kwaliteit van de specie worden verrekend; • jaarlijkse evaluatie van tariefafspraken; betere verwerkingsresultaten dragen bij aan de win-win situatie. § Kwaliteitsborging • ontwerp, bouw en exploitatie onder ISO-9000-serie. § Ontbindingsmogelijkheden indien niet aan contractuele verplichtingen wordt voldaan; bestuurlijke besluitvorming; op basis van tussentijdse evaluatie-momenten.
6.3 Programma van eisen Het programma van eisen maakt onlosmakelijk deel uit van de overeenkomst. Het moet meetbare en functionele eisen bevatten. Eisen aan ontwerp, bouw en beheer van het depot worden hier niet verder uitgewerkt. Wel de eisen aan verwerking. § Techniek een of meer eenvoudige technieken; de opdrachtnemer heeft de vrijheid om een of meer technieken toe te passen, ingegeven door de kwaliteit van de aangeboden specie; baggerspecie die voldoet aan een zekere fysische en/of chemische samenstelling moet worden verwerkt (bijvoorbeeld specie met meer dan 50% zand altijd scheiden). § Product voldoen aan het Bouwstoffenbesluit; • BRL-gecertificeerd product. § Residu • niet verwerkbare baggerspecie of het residu van verwerkingsprocessen wordt gestort in een tijdelijk of definitief depot of afgevoerd naar een thermische verwerker.
6.4 Nota Randvoorwaarden De Nota Randvoorwaarden maakt onlosmakelijk deel uit van de overeenkomst. Deze bevat feitelijke randvoorwaarden voor het project. Randvoorwaarden aan de omgeving van en grondgegevens over de locatie van het depot worden hier niet verder uitgewerkt.
Verwerking van bagger
124
Bijlage 6 Ontwerpcontracten
§ Kwaliteit specie De specie die na de bouw in principe aangeleverd gaat worden moet binnen bepaalde marges voldoen aan bepaalde fysische en chemische samenstellingseisen zoals: • zandgehalte; droge-stofgehalte; « organische-stofgehalte; gehalte aan grove delen; • aard van verontreiniging (organisch/zware metalen) zo mogelijk verdeeld over fracties.
Verwerking van baggerspecie
125
Bijlage 6 Ontwerpcontracten
Bijlage 7 Motie Herrebrugh
T w e e d e Kamer der S t a t e n Generaal
2
Vergaderjaar 1999-2000
26 401
Vierde Nota waterhuishouding
Nr. 16
M O T I E V A N HET LID HERREBRUGH C S . Voorgesteld 23 november 1999 De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende, dat de aanleg van grootschalige depots voor de opslag van vervuild baggerslib stagneert door grote maatschappelijke weerstanden; constaterende, dat daardoor de sanering van sterk vervuilde waterbodems niet met voortvarendheid kan worden aangevangen; voorts constaterende, dat berging van vervuilde specie bij onderhoudsbaggerwerken steeds moeilijker wordt; van mening, dat nu met spoed een doorbraak in de stagnerende aanpak van de sanering van vervuilde waterbodems moet worden bereikt; voorts van mening, dat verwerking van de meest verontreinigde baggerspecie tot bouwmaterialen daartoe kan bijdragen; verzoekt de regering met spoed tot een grootschalige praktijkproef met verwerking van vervuilde baggerspecie te komen, en gaat over tot de orde van de dag. Herrebrugh Klein Molekamp Van den Berg Stellingwerf Augusteijn-Esser Biesheuvel Van der Steenhoven
KST42195 ISSN 0921 -7371 's-GravBnhags 1999
Verwerking van baggerspecie
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 401, nr. 16
126
Bijlage 8 Brief van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
T w e e d e Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999-2000
26 4 0 1
Vierde Nota waterhuishouding
Nr. 2 2
BRIEF V A N DE STAATSSECRETARIS V A N VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 18 juli 2000 In november 1999 heeft u de motie Herrebrugh c.s. over verwerking van vervuilde baggerspecie aanvaard (TK, vergaderjaar 1999-2000, 26 401, nr. 16). U hebt daarmee gevraagd «met spoed tot een grootschalige praktijkproef met verwerking van vervuilde baggerspecie te komen». Naar aanleiding hiervan heb ik u toegezegd met bedrijven te gaan overleggen over structurele mogelijkheden voor verwerking van baggerspecie op grote schaal en u medio 2000 over het resultaat te informeren. Sinds begin 2000 heeft een projectgroep van Verkeer en Waterstaat intensief en constructief overleg gevoerd met marktpartijen (verwerkers van baggerspecie) én aanbieders van baggerspecie (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten). In deze brief wil ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, op de hoogte stellen van de stand van zaken met betrekking tot de activiteiten gericht op het invulling geven aan mijn toezeggingen naar aanleiding van de genoemde motie en de verder voorziene stappen. Kenmerkend voor het gevoerde overleg was dat nu eensgezindheid bestaat over verwerkingsmogelijkheden (technische mogelijkheden en kosten) en dat ik nu dus draagvlak verwacht voor de wijze waarop ik de motie kan uitvoeren. Onderzocht is wat de structurele mogelijkheden zijn voor grootschalige verwerking van baggerspecie en de consequenties zijn in beeld gebracht. In de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) en in het Overlegorgaan Waterbeheer- en Noordzee-aangelegenheden (OWN), waarin naast overheden ook bij het waterbeheer betrokken maatschappelijke groeperingen vertegenwoordigd zijn, is het resultaat besproken. Ik breng u nu op de hoogte van de belangrijkste conclusies van het onderzoek en ik geef vervolgens mijn reactie.
KST47339 ISSN 0921 -7371 Sdu Uitgevers 's-Gravenhage 2000
Verwerking van baggerspecie
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 401, nr. 22
127
Bijlage 8
Het structureel en volledig tot bruikbare producten laten verwerken van alle verontreinigde baggerspecie is op korte termijn niet haalbaar. Het zou leiden tot stagnatie in sanerings- en onderhoudsbaggerwerk vanwege het ontbreken van capaciteit en vanwege de prijs. Veel verontreinigde baggerspecie zou blijven liggen. Voortgaande belasting van het milieu door de baggerspecie die blijft liggen leidt tot belangrijk milieuverlies en de waterkwaliteit zou blijvend door het historisch verontreinigd slib negatief beïnvloed worden. •
Structureel verwerken van daarvoor in aanmerking komende baggerspecie is wel mogelijk met eenvoudige verwerkingstechnieken. Deze laten een hoog milieurendement zien. Daarbovenop is een kleinschalig begin met het toepassen van geavanceerde technieken, waarbij onder andere bakstenen en kunstgrind worden geproduceerd aan te bevelen.
•
Ten aanzien van eenvoudige verwerkingstechnieken zijn er drie operationeel: zandscheiding, rijpen en landfarming. Lopende initiatieven hiertoe zouden moeten worden gestimuleerd en nieuwe worden gestart. Bij de inzet van een vierde eenvoudige techniek, koude immobilisatie, zijn knelpunten bij de kwaliteit en de afzet van producten gesignaleerd. Aangezien in het onderzoek alleen uitgegaan is van toepassing van deze techniek voorzover deze leidt tot producten die binnen het huidige Bouwstoffenbesluit naar verwachting wel afzetbaar zijn, kan voorlopig slechts een beperkte inzet van koude immobilisatie aanbevolen w o r d e n , daarbij is aandacht voor lange termijn effecten van producten uit koude immobilisatie. Niet alle baggerspecie kan eenvoudig verwerkt worden. Bovendien leidt eenvoudige verwerking via zandscheiding niet alleen tot herbruikbaar zand maar ook tot onbruikbare restproducten. Om beide redenen blijft depotcapaciteit noodzakelijk. Voor het verwerken van specie die niet met eenvoudige technieken kan worden verwerkt komt storten dan wel thermische immobilisatie in aanmerking. Thermische immobilisatie heeft een goede milieuscore, maar is duur en heeft daardoor een lager milieurendement dan storten. Echter deze techniek kan milieu-renderend blijken te zijn, als deze wordt ingezet voor de méést verontreinigde baggerspecie. Het aanbod daarvan is beperkt, zodat de bijdrage aan depotbesparing klein is. Bij besluitvorming dient rekening gehouden te worden met gesignaleerde onzekerheden (onder andere toepasbaarheid van bepaalde bouwstoffen) en mogelijke toekomstige alternatieven voor storten (gebruik zandwinputten). In het onderzoek zijn geen economische aspecten onderzocht, zoals kennis- en technologie-ontwikkeling, ontwikkeling van een bagger-verwerkings-branche en effect van al dan niet baggeren op economische functies van het water.
Op basis van deze onderzoeksconclusies heb ik het volgende standpunt ingenomen. Hoewel uit het onderzoek blijkt dat verwerken van baggerspecie duurder is dan grootschalig storten sta ik positief tegenover de motie en wil ik duidelijk meer inzetten op verwerken van baggerspecie. Ik denk hierbij met name aan de structurele inzet van eenvoudige verwerkingstechnieken, meer dan nu al het geval is, zodat zo veel mogelijk bespaard kan worden op benodigde stortruimte.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 401, nr. 22
128
2
Belangrijk is wel dat inzetten op meer verwerking er niet toe leidt dat de verwijdering van baggerspecie w o r d t vertraagd vanwege de nadelige effecten die dit heeft voor de waterkwaliteit en de functionaliteit van oppervlaktewater zoals de vaarweg- en de waterhuishoudkundige functie. Daarom stelt het kabinet voor uitvoering van de motie gedurende een proefperiode van 4 jaar extra middelen beschikbaar. Met deze extra middelen kan een impuls worden gegeven aan technieken als rijping, landfarming en koude immobilisatie en kan mogelijkerwijs de zandscheiding verder worden geïntensiveerd. Het is mijn intentie o m in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven de voorwaarden te creëren en een aanpak uit te werken waarbij optimaal praktijkkennis en ervaring kan worden benut en waar nodig kan worden opgebouwd. Op die manier hoop ik dat op korte termijn een structurele omslag mogelijk zal blijken te zijn. Naast de grotere inzet op verwerking blijft het evenwel nodig o m nog in stortcapaciteit te voorzien omdat niet alle baggerspecie kan w o r d e n verwerkt en bij verwerking ook onbruikbare reststoffen kunnen ontstaan. In veel gevallen zal dan ook juist verwerking in samenhang met en in de nabijheid van berging van baggerspecie perspectiefrijk kunnen zijn. Ten aanzien van thermische immobilisatie als eventuele verwerkingsstap bovenop de eenvoudige verwerking constateer ik een beperkt milieurendement en een beperkte bijdrage aan vermindering van de benodigde stortcapaciteit en gezien de financiële randvoorwaarde gesteld in het kabinet zie ik hiervoor in de huidige context geen mogelijkheden. Om in de proefperiode eventueel ook koude immobilisatie als techniek te kunnen operationaliseren wil ik met mijn collega van VROM bezien of wij de gesignaleerde knelpunten met betrekking tot de afzet van producten uit deze v o r m van eenvoudige verwerking, zoals geregeld met het Bouwstoffenbesluit, kunnen wegnemen. Hierbij gaat het om het aanvullen van het Bouwstoffenbesluit met beoordelingsmethodieken, niet o m versoepeling van de normstelling van het besluit. Ook wil ik in dit verband bezien of een verbinding kan worden gelegd met de problematiek van de w i n n i n g van óppervlaktedelfstoffen. Grootschalige verwerking kan name lijk producten opleveren die een - z i j het b e p e r k t e - v e r m i n d e r i n g betekenen van de noodzaak tot winning van oppervlaktedelfstoffen. Bij de concrete uitvoering van de motie is het van belang o m de problematiek op landelijk schaal te bezien o m zodoende de beschikbare bergings- en verwerkingscapaciteit op de meest optimale en kosteneffectieve wijze te kunnen inzetten. In feite is dit de lijn die is ingezet met het Tienjarenscenario waterbodem, waarover ik u eerder informeerde. Over het vervolg zal ik u in het kader van het Tienjarenscenario Waterbodems op de hoogte houden. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 401, nr. 22
Verwerking van baggerspecie
129
Bijlage 8
OEI-
Colofon
Opdrachtgever Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoofdkantoor van de Waterstaat Opdrachtnemer Advies- en Kenniscentrum Waterbodems
Redactie Projectgroep Impuls B2 Foto's Advies- en Kenniscentrum Waterbodems RWS directie IJsselmeergebied (depot IJsseloog, pag. 8 en 23) Dusaltec BV (kunstgrind, pag. 28) Vormgeving en productie Drukkerij Holland, Alphen aan den Rijn Bestelnummer AKWA rapportnummer 00.006
September 2000
Verwerking van baggerspecie
131
AKWA het Advies- en Kenniscentrum Waterbodems is een samenwerkingsverband van Rijkswaterstaat op het gebied van vervuilde waterbodems. Hierin zijn DWW, Bouwdienst, RIZA, RIKZ en Directie Noordzee vertegenwoordigd.
Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met AKWA via RWS projectbureau WAU "Waterbodems Advies en Uitvoering", Postbus 20000, 3502 LA Utrecht, telefoon 030-2858080, of via RIZA afdeling Beleidsuitvoering Onderzoek en Advisering (BOA), Postbus 17, 8200 AA Lelystad, telefoon 0320-298533