Pagina: 1/95 Titel:
Datum: April 2015 Windenergieproject Linkeroever: Ontheffingsnota voor de Versie: 2.0 bouw en exploitatie van 4 windturbines
Windenergieproject Linkeroever: Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 windturbines
Pagina: 2/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Samenvatting NV Wind aan de Stroom ontwikkelt, bouwt en exploiteert windturbines in de Waaslandhaven op de linkerScheldeoever (LSO). Het projectgebied is gelegen op het grondgebied van de gemeente Beveren in de provincie Oost-Vlaanderen. NV Wind aan de Stroom is een publiek private samenwerking tussen het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (GHA), de Maatschappij Linkerscheldeoever (MLSO) en NV Groene Energiehaven (NV GEHA). De ontwikkeling van windenergie in het gebied dient gefaseerd te geschieden, in overeenstemming met de timing van andere belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied (diverse natuurcompensatietrajecten en bijhorende verdere industrialisering van het gebied). In een eerste ontwikkelingsfase zal NV Wind aan de Stroom in de periode 2014-2015 de bouw en exploitatie van 14 windturbines realiseren in het projectgebied. De realisatie van een volgende fase wordt voorzien voor de periode 2017-2018. Voor deze ontwikkelingsfase heeft NV Wind aan de Stroom reeds het nodige studiewerk geïnitieerd. Voorliggende ontheffingsnota beschrijft en beoordeelt de milieueffecten van 4 bijkomende turbinelocaties, waarvoor uit gedetailleerd studiewerk aangetoond kon worden dat geen significant negatieve effecten optreden. De voorziene windturbines zijn langzaamdraaiende driewiekers met een maximale tiphoogte van 200 m. Er wordt geopteerd voor een optimalisatie die resulteert in een combinatie van windturbines uit de 3 MW klasse met een rotordiameter tot maximaal 117 m en een ashoogte tot maximaal 142.5 m. Ruimtelijk sluit de inplanting van de windturbines in de Waaslandhaven perfect aan bij alle opgemaakte structuurplannen en beleidskaders. Ook het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakeningsgebied zeehavengebied Antwerpen’ wordt in acht genomen. De impact op het huidige landschap werd onderzocht d.m.v. fotomontages en een inventarisatie van het beschermde erfgoed en als aanvaardbaar beschouwd. Landschappelijk is dit project dan ook perfect inpasbaar. Een gedetailleerde geluidsstudie is uitgevoerd door een erkend milieubureau (SGS). SGS besluit dat er geen overschrijding is van de richtwaarden voor avond- en nachtperiodes, o.a. ter hoogte van de dichtst bijgelegen woningen in de dorpskern van Kallo en omgeving. Tevens is het aspect slagschaduw gedetailleerd bestudeerd door het studiebureau YCON. De projectontwikkelaar garandeert dat het project de nieuwe sectorale voorwaarden van het Vlarem 2012 inzake slagschaduw zal respecteren op alle individuele woningen die gelegen zijn rond de projectzone en op alle relevante slagschaduwgevoelige objecten in en rond de projectzone, tenzij anders bepaald in de milieuvergunning. Voor de ontwikkeling van windturbines werd door het studiebureau Grontmij een avifaunastudie opgesteld om de effecten op gebied van fauna en flora te onderzoeken. Immers, het ganse
Pagina: 3/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
projectgebied ligt in vogelrichtlijngebied. Voor de 4 turbines in die het voorwerp van voorliggende ontheffingsaanvraag uitmaken, worden de effecten van de turbines als niet significant negatief beoordeeld. Als eindconclusie kan gesteld worden dat de milieueffecten van 4 bijkomende windturbines niet significant negatief zijn, zowel op gebied van avifauna als op gebied van hinderaspecten voor de mens.
Pagina: 4/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Inhoud
Samenvatting........................................................................................................................................... 2 Inhoud ..................................................................................................................................................... 4 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 6
1.1.
Algemeen..................................................................................................................................... 6
1.2.
Historiek & plan van aanpak........................................................................................................ 7
2.
Huidige stand van zaken: bouw en exploitatie van 14 windturbines ........................................... 10
3.
Voorwerp van de aanvraag ........................................................................................................... 11
4.
Contactgegevens aanvrager .......................................................................................................... 13
5.
Beoordeling van de MER-plicht ..................................................................................................... 14
6.
Ingreep-effectenschema ............................................................................................................... 17
6.1.
Algemeen schema ..................................................................................................................... 17
6.2.
Kwantificatie van milieueffecten............................................................................................... 20
7.
Hernieuwbaar energiebeleid in de EU, België en Vlaanderen ...................................................... 21
8.
Alternatieven ................................................................................................................................. 22
8.1.
Nulalternatief ............................................................................................................................ 22
8.2.
Doelstellingsalternatief ............................................................................................................. 22
8.3.
Locatiealternatieven.................................................................................................................. 22
8.4.
Uitvoeringsalternatieven ........................................................................................................... 22
8.4.1.
Opstelling............................................................................................................................... 22
8.4.2.
Andere type turbine .............................................................................................................. 23
9.
Technische beschrijving van het project ....................................................................................... 24
9.1.
Windturbines ............................................................................................................................. 24
9.2.
Elektrische koppeling................................................................................................................. 25
10.
Bundelingsprincipe .................................................................................................................... 26
10.1.
Bundeling met bestaande structuren.................................................................................... 26
10.2.
Ruimtelijke inpassing ............................................................................................................. 28
10.3.
Windopvang .......................................................................................................................... 35
11. 11.1.
Bouwfase ................................................................................................................................... 37 Fundering en toren ................................................................................................................ 37
Pagina: 5/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
11.2.
Kraanplatformen ................................................................................................................... 38
11.3.
Bestaande toegangswegen en bochten ................................................................................ 39
11.4.
De bouwfase .......................................................................................................................... 39
12.
Milieueffect-evaluatie tijdens de bouwfase.............................................................................. 41
12.1.
Effectbeschrijving .................................................................................................................. 41
12.2.
Besluit en milderende maatregelen ...................................................................................... 43
13.
Milieueffecten tijdens de exploitatiefase.................................................................................. 44
13.1.
Fauna en Flora ....................................................................................................................... 44
13.2.
Geluid .................................................................................................................................... 53
13.3.
Slagschaduw .......................................................................................................................... 59
13.4.
Landschap en onroerend erfgoed ......................................................................................... 73
13.5.
Veiligheid ............................................................................................................................... 87
13.6.
Cumulatieve effecten met andere projecten ........................................................................ 89
13.7.
Grensoverschrijdende effecten ............................................................................................. 90
14.
Besluit ........................................................................................................................................ 91
Referenties ............................................................................................................................................ 92
Bijlagen .................................................................................................................................................. 93 Bijlage 0: Situeringsplannen .................................................................................................................. 93 Bijlage 1: Afwegingskader ..................................................................................................................... 93 Bijlage 2: Beoordeling van de MER-plicht door de dienst Mer ............................................................. 93 Bijlage 3: Goedkeuring van het afwegingskader als passende beoordeling door ANB......................... 93 Bijlage 4: Bijkomend advies van INBO ................................................................................................... 93 Bijlage 5: Avifaunastudie ....................................................................................................................... 93 Bijlage 6: Goedkeuring van de passende beoordeling door ANB.......................................................... 93 Bijlage 7: Geluidsstudie ......................................................................................................................... 93 Bijlage 8: Slagschaduwstudie ................................................................................................................ 93 Bijlage 9: Landschappelijke evaluatie .................................................................................................... 93 Bijlage 10: Veiligheidsstudie .................................................................................................................. 93 Bijlage 11: Begeleidende mail bij de veiligheidsstudie.......................................................................... 93
Pagina: 6/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
1. Inleiding
1.1.
Algemeen
NV Wind aan de Stroom ontwikkelt, bouwt en exploiteert windturbines in de Waaslandhaven op de linkerScheldeoever (LSO). Het projectgebied is gelegen op het grondgebied van de gemeente Beveren in de provincie Oost-Vlaanderen. NV Wind aan de Stroom is een publiek private samenwerking tussen het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (GHA), de Maatschappij Linkerscheldeoever (MLSO) en NV Groene Energiehaven Antwerpen (NV GEHA). Figuur 1 toont een aanduiding van de Waaslandhaven op de Linkerscheldeoever.
Figuur 1: Aanduiding van de Waaslandhaven op een kaart van de omgeving
Pagina: 7/95 Titel:
1.2.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Historiek & plan van aanpak
Dit ambitieuze windenergieproject heeft een hele weg afgelegd vooraleer te komen tot waar het nu staat anno 2014. Aangezien de Waaslandhaven grotendeels binnen Europees beschermd Vogelrichtlijngebied ligt was het wachten tot de goedkeuring van de omzendbrief uit 2006 “Afwegingskader en randvoorwaarden voor de inplanting van windturbines” voor er een wettelijke basis was om deze zone te ontwikkelen. In de jaren daarop werd duidelijk dat een planmatige ontwikkeling van dit gebied noodzakelijk was, net omwille van zijn specifieke karakter als vogelrichtlijngebied ( (cf. Vogelrichtlijngebied Slikken en Schorren van de Beneden-Schelde). Het feit dat de meeste gronden in dit gebied eigendom zijn van de Maatschappij Linkerscheldeoever (MLSO) of het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (GHA), beiden een publieke organisatie, maakte deze planmatige ontwikkeling ook praktisch mogelijk. In 2008 werd gestart met een analyse van het aspect (avi)fauna. Na uitvoerig overleg met de vele stakeholders kon zo een afwegingskader voor windturbines op de Linkerscheldeoever opgemaakt worden (Bijlage 1). Het agentschap voor Natuur en Bos (ANB) aanvaardde dit document in 2010 als passende beoordeling (Bijlage 3). Voor de gevoelige zones werd in 2011 in samenspraak met het INBO een methodiek uitgewerkt die aangeeft hoe de mogelijke effecten op fauna in de toekomst onderzocht dienden te worden (Bijlage 4). Eén van de belangrijkste conclusies uit dit voortraject is dat het projectgebied opgedeeld wordt in 4 projectzones die elk afzonderlijk beschouwd mogen worden als ‘milieutechnische eenheid’. Deze onderverdeling volgt de geografische structuur van het gebied en verdeelt het volgens de as Waaslandkanaal en de as Deurganckdok/Vrasenedok (zie Figuur 2). Hierdoor gebeurt de beoordeling naar MER-plicht per projectzone. Deze conclusie werd o.a. door de dienst MER van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie mee onderschreven in het schriftelijk advies van 8 november 2010 (cf. Bijlage 2). Hierin wordt ook verwezen naar de ondersteuning van de resultaten van het ‘Afwegingskader voor windturbines vanuit faunistisch standpunt voor de Haven van Antwerpen op de Linkerscheldeoever en directe omgeving’ (cf. Bijlage 1) door het stakeholdersoverleg en bevestiging hiervan in een gunstig advies van het Agentschap Natuur en Bos (cf. Bijlage 3, goedkeuring van het afwegingskader als passende beoordeling).
Pagina: 8/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Figuur 2: Opsplitsing van de projectzone in 4 deelzones.
Parallel werden in de periode 2009-2012 ook verscheidene andere studies gelanceerd om onder meer de veiligheidsaspecten naar vaste en mobiele drukopslag, ondergrondse pijpleidingen, weg- en spoorvervoer en spoorbundels uit te klaren. Samen met de aspecten slagschaduw en afstand tot transmissielijnen werd zo een parametermatrix opgesteld waarmee aan de slag werd gegaan om een eerste versie van de windturbineclusters in te tekenen op basis waarvan de eerste gesprekken werden gestart met de terreingebruikers. Vervolgens werd in oktober 2010 door beide publieke partners een Europese tender gelanceerd voor de aanstelling van een operationele partner, die in september 2011 uitmondde in de keuze voor de Tijdelijke Handelsvennootschap Groene Haven Antwerpen (THV GrHA), later omgevormd tot NV GEHA. Samen met deze operationele partner werd vanaf november 2011 een versnelling hoger geschakeld. Sindsdien zijn de reeds opgemaakte turbineclusters verder verfijnd, verschillende turbine-opties geëvalueerd, de parametermatrix verder uitgebouwd, gedetailleerd studiewerk uitgevoerd en vele
Pagina: 9/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
gesprekken gevoerd met de terreingebruikers. Dit alles leidde uiteindelijk tot de opmaak van de eindclusters in de 4 projectzones. Deze eindclusters schetsen een toekomstbeeld, realiseerbaar in de periode 2012-2025. De opmaak van eindclusters werd specifiek door de verschillende Vlaamse overheidsdiensten als voorwaarde voor de opstart van het project gesteld, zodat aangetoond kon worden dat het windpotentieel van de Waaslandhaven maximaal benut zal worden. Bovendien kon op die manier reeds een passende beoordeling van de impact op het vogelrichtlijngebied uitgevoerd worden (goedgekeurd door ANB in juli 2012, zie verder in dit document). Het vergunningstraject en de bouw van deze windturbines is echter gespreid over verschillende periodes. De initiatiefnemer volgt systematisch onderstaand traject in de verschillende projectzones: 1. Turbinelocaties waarvoor in het voortraject met de afdeling milieuvergunningen OostVlaanderen en de dienst milieueffectrapportage afgesproken werd dat deze niet MERplichtig zijn (zie verder hoofdstuk 4): indiening van de milieu- en bouwvergunningsaanvragen (2012). 2. Turbinelocaties waarvoor in het voortraject met de afdeling milieuvergunningen OostVlaanderen en de dienst milieueffectrapportage afgesproken werd dat eerst een milieueffectrapportagestap (bv. ontheffingsnota) doorlopen wordt: a. Selectie van turbinelocaties waarvoor uit gedetailleerd studiewerk aangetoond kon worden dat geen significant negatieve effecten optreden: i. Doorlopen milieueffectrapportagestap (cfr. voorliggende ontheffingsnota); ii. Indiening van de milieu- en bouwvergunningsaanvragen, uitbreidingsaanvraag op de reeds vergunde turbines uit stap 1.
als
b. Turbinelocaties waarvoor verder onderzoek vereist is / turbinelocaties die niet vergunbaar zijn op korte termijn (d.w.z. voor 2015/2016): i. Opstart van bijkomend onderzoek indien nodig; ii. Doorlopen milieueffectrapportagestap (via ontheffingsnota of volwaardig milieueffectenrapport); iii. Indiening van de milieu- en bouwvergunningsaanvragen, uitbreidingsaanvraag op de reeds vergunde turbines uit stap 1 en 2a.
als
Pagina: 10/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
2. Huidige stand van zaken: bouw en exploitatie van 14 windturbines Op basis van bovenstaand plan van aanpak definieerde NV Wind aan de Stroom een eerste ontwikkelingsfase van in totaal 14 windturbines. Onderstaande figuur toont de verschillende turbineposities in deze eerste ontwikkelingsfase. NV Wind aan de Stroom beschikt voor deze 14 turbineposities over 3 afzonderlijke milieuvergunningen. De milieuvergunningen zijn bekomen per individuele projectzone. Ter onderbouwing van de milieuvergunningsaanvraagdossiers werden ook afzonderlijke ontheffingsnota’s opgemaakt voor projectzones 2, 3 en 4. Deze 14 turbines zullen gebouwd worden in de periode november 2014 - november 2015.
Figuur 3: Turbinelocaties in de 1e ontwikkelingsfase.
Pagina: 11/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
3. Voorwerp van de aanvraag Voorliggende ontheffingsnota beschrijft en beoordeelt de milieueffecten van 4 bijkomende turbinelocaties, waarvoor uit gedetailleerd studiewerk aangetoond kon worden dat geen significant negatieve effecten optreden. Het onderwerp van de ontheffingsnota heeft betrekking op 2 verschillende projectzones. Immers, 3 turbines zijn gelegen in projectzone 1, 1 turbine is gelegen in projectzone 2. De opmaak van een ontheffingsnota met turbines in verschillende projectzones werd voorafgaandelijk besproken met de dienst Mer. Deze aanpak biedt als voordeel dat het project geïntegreerd beoordeeld kan worden over de twee projectzones heen. Gedetailleerde overzichtsplannen zijn terug te vinden in Bijlage 0.
Pagina: 12/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Figuur 4: Turbines die het onderwerp uitmaken van de ontheffingsaanvraag
Pagina: 13/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
4. Contactgegevens aanvrager •
Naam van de firma: W@S [Wind aan de Stroom NV]
•
Contactgegevens: Geert Schrooten Consulent energieontwikkeling havenbedrijf Antwerpen Tel: 03/205.23.12 E-mail:
[email protected]
Pagina: 14/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
5. Beoordeling van de MER-plicht Op projectniveau is voor vergunningsaanvragen van windturbines de milieueffectrapportage van toepassing volgens rubriek 3i van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 20041: Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voorzover de activiteit betrekking heeft •
Op 20 windturbines of meer, of
•
Op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied.
Zoals gesteld in de inleiding, is één van de belangrijkste conclusies uit het voortraject dat het projectgebied opgedeeld wordt in 4 projectzones die elk afzonderlijk beschouwd worden als ‘milieutechnische eenheid’. Hierdoor gebeurt de beoordeling naar MER-plicht per clustergebied. Deze conclusie werden o.a. door de MER-cel van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie mee onderschreven in het schriftelijk advies van 8 november 2010 (cf. Bijlage 2). In dit schriftelijk advies wordt ook verwezen naar de resultaten van de studie ‘Afwegingskader voor turbines vanuit faunistisch standpunt voor de Haven van Antwerpen op de Linkerscheldeoever en directe omgeving’ (cf. Bijlage 1). In dit afwegingskader windturbines worden vier verschillende kleurcategorieën onderscheiden om het gebied in te delen: •
Rood: in deze zones kunnen geen windturbines geplaatst worden
•
Oranje: in deze zones kunnen mogelijk windturbines geplaatst worden, maar dient rekening gehouden te worden met diverse randvoorwaarden met betrekking tot avifauna. Indien projecten in deze zones gedefinieerd worden, moeten de mogelijke effecten op fauna in beeld gebracht worden via een gedetailleerd onderzoek.
•
Geel: in deze zones is momenteel (ten tijde van de opmaak van het Afwegingskader windturbines) niet gekend of in de toekomst al dan niet belangrijke vogeltrekbewegingen zullen optreden. Hierover zal meer duidelijkheid komen na de inwerkingstelling van de natuurkerngebieden en permanente ecologische infrastructuur (fase 2).
•
Groen: in deze zones kunnen windturbines geplaatst worden. In deze zones worden geen of weinig belangrijke effecten verwacht op fauna.
Voor de beoordeling van de MER-plicht beschouwt de dienst MER de ‘groene gebieden’ uit het afwegingskader als gebieden waar geen ecologische impact verwacht wordt. Daarmee beschouwt de 1
Dit besluit dient ook geïnterpreteerd te worden in functie van het arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (C-435/09, Europese Commissie tegen België) van 22 juli 2011 (BS 31 augustus 2011) en de omzendbrief 2011/1-milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten
Pagina: 15/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
dienst Mer als aangetoond dat er voor deze zones geen impact op een bijzonder beschermd gebied te verwachten valt, waardoor er geen MER(ontheffings)-plicht voor deze zone van toepassing is. Vanaf er zich, per projectzone, één of meerdere turbines in oranje zone bevinden, is het eindbeeld van de projectzone wel MER-plichtig. De turbines die het voorwerp van voorliggende ontheffingsnota uitmaken, zijn allemaal gelegen in oranje zone (waarbij turbinepositie 2K op de grens met rode zone ligt, zie hiervoor het hoofdstuk fauna en flora). De initiatiefnemer kiest voor opmaak van een ontheffingsnota met als voorwerp 4 turbines, omwille van onderstaande redenen: •
Voor deze 4 turbines kon voor alle relevante milieudisciplines door erkende milieudeskundigen aangetoond worden dat de vastgestelde milieueffecten niet van die aard zijn dat ze als significant negatief beoordeeld kunnen worden en dat hierdoor het doorlopen van een volledig MER-proces noodzakelijk is.
•
Alle elementen voor beoordeling van het project zijn gekend. Een volledige MER-procedure kan geen nieuwe onderzoeken initiëren die tot bijkomende inzichten kunnen leiden.
Na goedkeuring van voorliggende ontheffingsnota zal voor turbines 1J, 1K en 1M één nieuwe milieuen bouwvergunningsaanvraag ingediend worden. Voor turbine 2K zal een uitbreidingsaanvraag bij de bestaande milieuvergunning voor projectzone 2 ingediend worden.
Pagina: 16/95 Titel:
Windturbine
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Locatie
Lambertcoördinaten
X
Zonering volgens avifaunaplan
Y
14 turbines die gerealiseerd worden in de periode november 2014-november 2015
Projectzone 2 2A 2B 2C 2E 2H 2I 2J 2L 2N
Sluisplateau DP World GCS DP World garage Borealis West Indaver deponie Norbert Dentressangle Borealis Noord Indaver Hoek Van Loon
141 622 142 415 142 644 142 847 143 613 143 045 143 177 143 158 143 949
218 529 218 392 219 042 217 916 219 596 218 905 218 491 219 854 219 344
Oranje Oranje Groen Groen Groen Groen Groen Groen Groen
216 115 219 746 215235
Oranje Groen Groen
216 098 215 616
Groen Rood (fase1) / Geel (fase 2)
Projectzone 3 3I 3J LPW1
Seaport Zuid Seaport Noord Tabaknatie
139 997 140 222 139161 Projectzone 4
4C 4D
Luiknatie Euroports
141 226 140 879
Turbines die het onderwerp van voorliggende ontheffingsnota uitmaken 1M 1J 1K 2K’
Zone 1 Zone 1 Zone 1 Zone 2
Tabel 1: Overzicht coördinaten windturbines
140888 140418 140947 143271
219294 218781 218502 220832
Oranje Oranje Oranje Oranje / Rood
Pagina: 17/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
6. Ingreep-effectenschema 6.1.
Algemeen schema
Voorliggende ontheffingsnota bestudeert en beoordeelt de keuze van de inplanting van 4 bijkomende windturbines binnen projectzones 1 en 2. Onderstaand ingreep-effectenschema toont beknopt de potentiële effecten van de inplanting van windturbines in deze projectzone. De effecten worden als volgt beoordeeld:
0. verwaarloosbaar, het effect wordt niet verder besproken ; 1. geen significant negatief effect verwacht, het effect wordt kwalitatief besproken in de ontheffingsnota 2. potentieel significant negatief effect, het effect wordt kwantitatief besproken in de ontheffingsnota
Uit dit schema blijkt dat volgende effecten de meest relevante effecten zijn bij bouw en exploitatie van een windturbinepark: •
Impact op avifauna als gevolg van de werking van de turbines (aanvaring, barrièrewerking en verstoring);
•
Geluidsimpact als gevolg van de werking van de turbines;
•
Landschappelijke impact als gevolg van de inplanting van de turbines;
•
Slagschaduweffecten als gevolg van de werking van de turbines.
Pagina: 18/95 Titel:
Datum: April 2015 Windenergieproject Linkeroever: Ontheffingsnota voor de Versie: 2.0 bouw en exploitatie van 4 windturbines
Lucht
Water
Bodem en Grondwater
Geluid
-
-
-
Tijdelijke verlaging grondwaterstand door funderingswerken (0) -
Geluidsemissies van vrachtwagens en/of binnenschip (0) Tijdelijke geluidshinder als gevolg van heien van palen (1)
Bouwfase Aanvoer componenten
Emissies van vrachtwagens en/of binnenschip (0)
Funderingswerken
Stofemissies als gevolg van werfverkeer (0)
Torenbouw
-
-
Operationele fase Werking van de turbine
-
-
-
Geluidsemissies (2)
Onderhoud van de turbine
-
-
-
-
Afbraakfase Afbraak van de turbine
Stofemissies als gevolg van Geluidsemissies gedurende werfverkeer (0) werffase (1) 0: verwaarloosbaar, wordt niet verder besproken ; 1: geen significant negatief effect verwacht, kwalitatieve bespreking; 2: potentieel significant negatief effect, kwantitatieve bespreking
Pagina: 19/95 Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Titel:
Aanvoer componenten Funderingswerken Torenbouw
Fauna en Flora
Mens - Mobiliteit
Mens – Toxicologische aspecten en hinder Bouwfase
Tijdelijke geluidsverstoring (0) Tijdelijke geluidsverstoring (1) -
Belasting wegennet (1) Belasting wegennet (1) -
Tijdelijke geluidsverstoring (0) Tijdelijke geluidsverstoring (1) -
Landschap
Klimaat
-
-
-
-
-
-
Visuele impact (2)
Bijdrage aan oplossing broeikasgasvraagstuk (1)
-
-
Operationele fase Werking van de turbine
Onderhoud van de turbine
Aanvaring (2) Barrièrewerking (1) Verstoring (2) Ruimtegebruik (1) -
-
-
Verstoring door geluidsemissies (2) Slagschaduwhinder (2) Afbraakfase
Afbraak van de turbine
Tijdelijke Tijdelijke geluidsverstoring (1) geluidsverstoring (1) 0: verwaarloosbaar, wordt niet verder besproken ; 1: geen significant negatief effect verwacht, kwalitatieve bespreking; 2: : potentieel significant negatief effect, kwantitatieve bespreking Tabel 2: Ingreep effectenschema
Pagina: 20/95 Titel:
6.2.
Datum: April 2015 Windenergieproject Linkeroever: Ontheffingsnota voor de Versie: 2.0 bouw en exploitatie van 4 windturbines
Kwantificatie van milieueffecten
Voorliggende ontheffingsnota werd samengesteld door de aanvrager zelf. Voor de berekening van de kwantitatieve milieueffecten werd echter steeds een beroep gedaan op een milieudeskundige. Voor volgende disciplines werd een milieudeskundige ingeschakeld: Discipline Fauna en Flora: •
Het algemene afwegingskader (bijlage 1) werd opgemaakt door Grontmij (Els Van den Balck en Paul Durinck)
•
De avifaunastudie (bijlage 5) werden opgemaakt door Grontmij (Els Van den Balck)
Discipline Geluid •
De geluidsstudie (bijlage 7) werd opgemaakt door SGS Belgium (Bert De Winter, Tomas Redant)
Discipline Slagschaduw •
De slagschaduwstudie (bijlage 8) werd opgemaakt door YCON (Yves Cabooter)
Discipline Landschap •
De landschappelijke evaluatie (bijlage 9) werd opgemaakt door Antea (Cedric Vervaet)
Pagina: 21/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
7. Hernieuwbaar energiebeleid in de EU, België en Vlaanderen Het energiebeleid in de Europese Unie is gericht op het verzekeren van de voorzieningsveiligheid, op het versterken van de competitiviteit, en op het verhogen van de duurzaamheid van de energievoorziening. De EU gaf concreet gestalte aan dit beleid door middel van een groene stroomrichtlijn in 2001 met indicatieve doelstellingen per lidstaat (6% van het bruto binnenlands verbruik voor België), en een richtlijn ter promotie van biobrandstoffen in 2003. De Europese Raad van 8 maart 2007 engageerde zich verder tot een reductie van 20% van de broeikasgasemissies tegen 2020, respectievelijk 30% indien een internationaal akkoord tot stand komt. Meer specifiek werd een bindende doelstelling ingevoerd van 20% hernieuwbare energie tegen 2020, vergeleken met het huidige niveau van 6.5%. Op 23 januari 2008 stelde de Europese Commissie zijn ontwerprichtlijn voor, met individuele doelstellingen voor hernieuwbare energie per lidstaat. Voor België bestaat deze bindende doelstelling erin dat het aandeel hernieuwbare energie in het finale energieverbruik in 2020 gelijk moet zijn aan 13%. De Belgische federale wet met betrekking tot de organisatie van de elektriciteitsmarkt van 29 april 1999 biedt een kader om elektriciteit uit hernieuwbare bronnen een plaats te garanderen in de geliberaliseerde elektriciteitsmarkt, in het bijzonder voor offshore wind. De regionale decreten ter zake voeren marktmechanismen in ter promotie van groene stroom productie door middel van quota, certificaten en boeteclausules. De Vlaamse overheid voerde een jaarlijks quotum groene stroom in voor de elektriciteitsleveranciers groeiend naar 6% in 2010. Dit werd in 2009 opgetrokken naar 13% in 2020. Windenergie is zonder meer onmisbaar om deze ambitieuze doelstellingen te bereiken. De uitdaging om voldoende locaties te vinden voor windturbines bestaat in het goed overwegen, en in het inpassen ervan in de bestaande of toekomstige bestemmingsplannen. Een grondige analyse van de visuele, akoestische en mogelijke andere impact op de omgeving is essentieel, tezamen met overleg en betrokkenheid van de lokale bevolking om een groot draagvlak te garanderen voor nieuwe projecten.
Pagina: 22/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
8. Alternatieven 8.1.
Nulalternatief
Het nulalternatief impliceert dat de 4 bijkomende windturbines niet gerealiseerd worden. Echter, voorliggend windproject levert als geheel een belangrijke bijdrage tot de hernieuwbare energiedoelstellingen van Vlaanderen. Het nulalternatief impliceert bijgevolg ook dat deze belangrijke bijdrage aan deze doelstellingen komt te vervallen.
8.2.
Doelstellingsalternatief
De doelstelling van het project is productie van (groene) elektriciteit. Mogelijke alternatieven om dezelfde doelstelling te realiseren maken gebruik van andere klassieke of hernieuwbare energiebronnen. Het afwegen van dergelijke alternatieven is eerder een zaak van het politiek/maatschappelijk debat en overstijgt de reikwijdte van deze ontheffingsnota.
8.3.
Locatiealternatieven
De omgevingskenmerken van het projectgebied (windrijke regio en zeehavengebied) zijn bijzonder geschikt voor de bouw van windturbines. Dit wordt omstandig toegelicht in hoofdstuk 9. Er zijn, gezien de omvang, in Vlaanderen geen evenwaardige locatiealternatieven voor dit project.
8.4.
Uitvoeringsalternatieven
8.4.1. Opstelling De voorliggende opstelling van de windturbines is het resultaat van verschillende jaren studiewerk in samenspraak met de verschillende beleidsactoren en de verschillende private partijen aanwezig in het havengebied (zie ook historiek van het project). De afstanden tussen de turbines alsook de oriëntatie van de turbines werd dusdanig gekozen zodat een maximale energieopbrengst kan verkregen worden. Indien de afstanden of de oriëntatie wijzigen leidt dit tot een daling van de energieopbrengst en aldus een minder aangewezen oplossing. De opstelling van de verschillende windturbines in voorliggend project vormt de meest optimale en meest haalbare opstelling. Er worden dan ook geen verdere alternatieven onderzocht in het kader van deze ontheffingsnota.
Pagina: 23/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
8.4.2. Andere type turbine De initiatiefnemer van het project wenst turbines met een vermogen van ca. 3 MW te installeren. Deze turbinegroottes zijn op dit moment de groottes die, rekening houdende met de aanwezige windsterkte en de beschikbare technologie, leiden tot de grootste en meest kost-effectieve energieopbrengst. Rekening houdend met de beperkte beschikbare ruimte in Vlaanderen werd dan ook geopteerd om bij een bouw van een windturbinepark te streven naar een maximale en meest kost-effectieve energieopbrengst. De 14 turbines die momenteel in aanbouw zijn, zijn allen van het type Siemens SWT 113-3.0 (3 MW, 113 meter rotordiameter, 115 meter ashoogte). Voor de 4 bijkomende turbines kan nog geen specifiek turbinetype of een specifieke turbineleverancier naar voor geschoven worden, aangezien NV Wind aan de Stroom hiervoor een publieke aanbestedingsprocedure dient te volgen. Echter, de turbines in de 3 MW-klasse vertonen (op milieutechnisch vlak) slechts beperkte verschillen tussen de verschillende leveranciers, zodat dit geen belemmering is voor kwantificatie van de milieueffecten.
Pagina: 24/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
9. Technische beschrijving van het project 9.1.
Windturbines
Voor de realisatie van het windpark op de linkerScheldeoever wordt geopteerd voor windturbines uit de 3 MW klasse. De windturbines zullen geïnstalleerd worden op een ashoogte van maximaal 142,5m boven het maaiveld. De volgende tabel geeft een overzicht van de voornaamste technische specificaties van de windturbines. Kenmerk
Eenheid
Waarde
kWe
2.4-3.5 MW
Ashoogte rotor
m
Max. 142.5 m
Rotordiameter
m
Max 117 m
Toprotorhoogte
m
Max. 200 m
m/s
2-3 m/s
m/s
25-28 m/s
Nominaal elektrisch vermogen
Werkingsgebied – minimale windsnelheid Werkingsgebied – maximale windsnelheid Aantal rotorbladen Geluidsvermogen (95% van nominaal vermogen) Ontwerplevensduur
3 dB(A)
Max. 107.0 dB(A)
jaar
20
Tabel 3 Overzicht van de voornaamste kenmerken van het type windturbine
De windturbines werken met een variabel toerental en worden met verstelbare bladhoek gecontroleerd (pitch sturing). De generator is van het synchrone of asynchrone type (double fed induction generator). De windturbines worden aangesloten op het lokale distributienet of direct op de hoofdelektriciteitspost van het betrokken bedrijf. In de netstudies zal worden geëvalueerd welke mogelijkheden er zijn om een elektrische aansluitingen te verwezenlijken. Om verliezen ten gevolge van het transport van elektrische stroom tot bij de middenspanningsposten zoveel mogelijk te beperken wordt de stroom ter hoogte van de windturbines getransformeerd naar middenspanning. Hiertoe zullen de windturbines uitgerust zijn met een transformator die binnenin of naast de windturbine wordt geplaatst. Van hieruit wordt de stroom afgevoerd via een ondergrondse kabel naar het gemeenschappelijke aansluitingspunt. De funderingen van de windturbines zullen ondergronds als betonnen massief, versterkt met paalfunderingen, worden uitgevoerd. Dimensies zijn te bepalen na grondonderzoek, maar zullen een
Pagina: 25/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
cirkel van maximaal 23 m diameter (3 MW klasse) rondom het centrum van de windturbine innemen. De top van de funderingen komt op maaiveldniveau. De exacte afmetingen van de funderingen worden voor de bouwfase vastgelegd tijdens de detail-engineering op basis van de bodemsonderingen. De buitenkant van de windturbines (mast, gondel en wieken) zal worden uitgevoerd in licht grijs, zoals ook weergegeven in de fotosimulaties (Bijlage 9). De exacte kleur hangt af van de gekozen windturbinefabrikant. Afhankelijk van de gebruikte materialen zullen de mast, gondel en wieken al dan niet worden geverfd (bijvoorbeeld RAL 7035). De bebakening voor de zichtbaarheid ten behoeve van het luchtvaartverkeer zal worden uitgevoerd conform de voorschriften van het Directoraat Generaal Luchtvaart. Hiervoor zullen de turbines voorzien worden van een kleurbebakening met rood-witte kleurbanden op de wieken (achtereenvolgens 6 m rood, 6 m wit, 6 m rood van de tip van de wiek), een rode kleurband op de mast (3 m) en/of verlichting op de gondel (wit flitslicht overdag, rood flitslicht ’s nachts). Indien een wit flitslicht voor de dagperiode op de gondel wordt geplaatst, vervalt de binnenste rode kleurband op de wieken. Dit is overeenkomstig de circulaire bebakening van hindernissen (CIR-GDF-03).
9.2.
Elektrische koppeling
Indien de transformator voor de omvorming naar middenspanning niet in de windturbine kan worden geïntegreerd, wordt deze in een afzonderlijk netstation naast de toren opgesteld. Dergelijk netstation heeft een afmeting van ca 6.0 x 3.0 m x 2.7 m afhankelijk van het geselecteerde type en de gestelde vereisten en bevat alle stroomkabels, beveiligings-, meet- en schakelapparatuur. Vanuit elk individueel netstation worden de windturbines gekoppeld aan het openbaar elektriciteitsnet of rechtstreeks op de hoofdelektriciteitspost van het betrokken bedrijf. De elektrische aansluitingen gebeuren via ondergrondse middenspanningskabels.
Illustratie 1: Voorbeeld van netstation
Pagina: 26/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
10.Bundelingsprincipe 10.1.
Bundeling met bestaande structuren
De Omzendbrieven RO/2006/02 en RO/2014/02 in verband met windturbines hanteren de bundeling met bestaande structuren als fundamenteel uitgangsprincipe. Door windturbines zoveel als mogelijk te bundelen, moet het behoud van de nog resterende open ruimte in het sterk verstedelijkte Vlaanderen worden gegarandeerd. De absolute voorkeur gaat dan ook uit naar het realiseren van windenergieopwekking door middel van een clustering van windturbines. Een verspreide inplanting van verschillende windturbines is dan ook niet aangewezen. Toegepast op onderliggend project in de zeehaven van Antwerpen (Waaslandhaven): Door het kiezen voor het combineren van de industriële activiteiten in de Waaslandhaven met het inplanten van windturbines wordt er gekozen voor ideale inplantingslocaties. Er zijn immers reeds veel bestaande structuren waarmee er gebundeld wordt. Het clusteringsprincipe, zoals beschreven in de Omzendbrief, kan dus op verschillende manieren geoperationaliseerd worden:
1. Er moet in de eerste plaats gestreefd worden naar een ruimtelijke concentratie van windturbines in de nabijheid van of in de stedelijke gebieden/netwerken en de kernen van het buitengebied. Vermindering van de woonkwaliteit kan worden vermeden door te streven naar een bundeling van de windturbines met grootschalige bedrijventerreinen. Aanvullend kan eveneens het volgende uit de Omzendbrief 2014/02 worden vermeld: Zeehavengebieden, havengebieden en de aansluitende terreinen zijn, vanuit ruimtelijk, milieu- en windtechnisch oogpunt, alsook vanwege hun bestemming als economische poort, prioritaire oprichtingslocaties voor windturbines of een windturbinepark. Door hun ligging en oriëntatie vormen die terreinen windrijke zones. De bestaande infrastructuur en netaansluiting zorgen voor de vereiste bereikbaarheid. De natuur ontwikkelt zich in overeenstemming met de steeds evoluerende economische infrastructuur en activiteiten. Het is aangewezen een globale structuurvisie op te stellen voor de oprichting van windturbineparken in zeehavengebieden in het kader van de optimale invulling. Havenbedrijven of het departement MOW kunnen hier een trekkersrol in vervullen.
De term stedelijk gebied is in dit project van belang. Stedelijk gebied wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) als volgt gedefinieerd: Het stedelijk gebied is het gebied waar intense ruimtelijke, culturele en socio-economische samenhang en verwerving bestaat tussen verschillende menselijke activiteiten (wonen, diensten, werken…), waar dichte bebouwing overheerst en waar het wenselijk is
Pagina: 27/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
ontwikkelingen te stimuleren en te controleren. Stedelijk gebied is aldus een beleidsmatig begrip.
Toegepast op onderliggend project in de zeehaven van Antwerpen (Waaslandhaven): De projectzone is gelegen in het zeehavengebied van Antwerpen. Dit havengebied is tevens het grootste industriegebied van België, waardoor de inplanting van windturbines absoluut te verantwoorden is. Echter, het stedelijk gebied Antwerpen is gelegen op relatief grote afstand. Er dient hierbij opgemerkt te worden dat het havengebied samen met het havengebied op rechteroever wel directe aansluiting heeft op dit stedelijk gebied, waardoor er van bundeling met dit stedelijk gebied toch enigszins sprake is.
2. Er moet gestreefd worden naar een zo groot mogelijke ruimtelijke bundeling met andere infrastructuur, bij voorkeur grotere lijninfrastructuur (vb. wegen, spoorwegen, rivieren, hoogspanningslijnen,…), die reeds een belangrijk ruimtelijk-landschappelijke en visuele impact heeft en een bijkomende markering kan betekenen.
Toegepast op onderliggend project in de zeehaven van Antwerpen (Waaslandhaven): De Waaslandhaven wordt onderverdeeld in 4 deelzones door het kruis dat gevormd wordt door de dokken (Deurganckdok/Vrasenedok en Waaslandkanaal) en de nu in aanbouw zijnde sluis. Deze zijn 0,4 tot 0,5 km breed en zijn bevaarbaar voor zeeschepen. Binnen deze 4 deelzones zijn reeds tal van grotere lijnstructuren aanwezig zoals hoogspanningslijnen, spoorwegen en autosnelwegen. Ook vindt men er veel grootschalige industrie-infrastructuren zoals hoge schouwen, affakkelinstallaties op de industriële sites en andere industriële installaties terug. In de toekomst zullen er nog nieuwe obstakels en lijnstructuren bijkomen, zoals bijvoorbeeld nieuwe industriële installaties op de braakliggende of bestaande terreinen en het op stapel staande Brabo-project dat de installatie van een nieuwe hoogspanningslijn voorziet. De aanwezige grote lijnstructuren zoals de Schelde, overige dokken (Verrebroekdok en Doeldok), de aanwezige spoorwegen (Liefkenshoekspoor) en autosnelwegen (R2 en E34) omringen de verschillende zones en vormen zo een barrière met de omliggende open ruimte. Binnen dit project wordt ervoor gekozen om binnen de perimeter van de Waaslandhaven en binnen de vier verschillende deelzones een clusteropstelling te realiseren. Door de bundeling met de bestaande structuren is dit te verantwoorden.
Pagina: 28/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
De keuze voor de inplanting van een windturbinepark in de Waaslandhaven is vanuit ruimtelijk oogpunt dan ook te verantwoorden en volledig in lijn met de beleidsvisie in Vlaanderen.
10.2.
Ruimtelijke inpassing
10.2.1.
Gewestplan
Zie plannen in Bijlage 0. De inplanting van de windturbine is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied, welke een gebied is dat compatibel is met windenergieactiviteiten. Zoals verder omstandig toegelicht in deze lokalisatienota brengt de windturbine door haar beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang. Voorts worden de mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten in de lokalisatienota op gedetailleerde wijze beschreven en geëvalueerd.
10.2.2.
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt niet specifiek ingegaan op de inplanting van windturbines. Toch kan op basis van zowel de ruimtelijke principes (bundelingsprincipe, vrijwaren van de open ruimte) als de algemene principes die de grondslag vormen voor een duurzaam beleid, de inplanting van windturbines in Vlaanderen ondersteund worden. Het beleid ten aanzien van hernieuwbare energiebronnen kadert binnen de uitgangshouding van een duurzame (ruimtelijke) ontwikkeling en wordt op die manier vanuit het RSV volledig ondersteund. Het komt er bijgevolg op aan de vraag naar locaties voor de inplanting van windmolens te verzoenen met de vraag naar een kwaliteitsvolle ruimtelijke ordening. De ruimtelijke principes en ontwikkelingsperspectieven van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vormen hiervoor een vertrekbasis. Relevant voor het locatievraagstuk van windturbines is één van de basisdoelstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, namelijk het behoud en waar mogelijk de versterking van het buitengebied. Complementair hieraan is ook het ruimtelijk principe van de gedeconcentreerde bundeling van belang. Door het concentreren van activiteiten (in bijvoorbeeld de kernen van het buitengebied) moet de verdere versnippering van het buitengebied worden tegengegaan en de druk op het buitengebied worden verminderd. Hierbij is bundeling met lijninfrastructuren en verticale landschapselementen van belang Op die manier wordt het buitengebied gevrijwaard voor de essentiële functies van het buitengebied: natuur, landbouw en bos; en worden de grote aaneengesloten gebieden van het buitengebied gevrijwaard en versterkt. Concluderend kan gesteld worden dat de inplanting van windturbines in het RSV wordt uitgegaan van 4 basisprincipes:
Pagina: 29/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
•
Gedeconcentreerde bundeling: Hierdoor wordt de open ruimte niet verder versnipperd maar wordt ingespeeld op de bundeling van structuren en onrechtstreeks de ontsnippering van het landschap.
•
Vlaamse poorten zijn de motor voor ontwikkeling.
•
Lijninfrastructuur (autosnelwegen, spoorwegen, kanalen, …) : zijn een bindteken en basis voor locatie van activiteiten.
•
Het fysisch systeem is ruimtelijk structurerend voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en het landschap. Het vrijwaren en versterken van open-ruimteverbindingen tussen grote aaneengesloten gebieden van het buitengebied is essentieel voor de continuïteit binnen het buitengebied.
Het projectgebied is aangeduid als zeehavengebied, waardoor de inplanting van de windturbines voldoet aan deze basisprincipes.
10.2.3.
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen
In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen (PRS) wordt aangegeven dat de inplanting van windturbines en de infrastructuur voor andere vormen van groene energie nog een specifiek ruimtelijk probleem vormt. Er wordt vermeld dat in een latere fase, bij wijze van herziening van het PRS een ruimtelijk kader zal worden uitgeschreven voor deze problematiek. Ook kunnen provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt worden voor de inplanting van windturbines. Een provinciale visie is noodzakelijk om deze RUP's te kaderen. Deze visie is ondertussen uitgeschreven in het Beleidskader windturbines voor de provincie Oost-Vlaanderen.
Pagina: 30/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Figuur 5: Deelruimten binnen de provincie Oost-Vlaanderen
10.2.4.
Beleidskader windturbines provincie Oost-Vlaanderen (als addendum aan het PRS)
Het beleidskader somt een aantal gebieden op die worden uitgesloten: •
Vogelrichtlijngebieden;
•
Beschermde monumenten en landschappen;
•
Ankerplaatsen;
•
Woongebieden of gelijkaardig;
•
Stiltegebieden.
Pagina: 31/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Het projectgebied situeert zich buiten deze uitgesloten zones, met uitzondering van Vogelrichtlijngebied2. De inplanting van de windturbines in Vogelrichtlijngebied is evenwel op basis van een afzonderlijk uitgewerkt afwegingskader voor windturbines vanuit faunistisch standpunt voor de Haven van Antwerpen op de Linkerscheldeoever en directe omgeving (Grontmij, 2009, Bijlage 1 en Royal Haskoning 2012, Bijlage 5) gemotiveerd en verantwoord. Naast het uitsluiten van gebieden is het uiteraard van belang positief op zoek te gaan naar mogelijke aanknopingspunten voor het plaatsen van windturbines. Vanuit de omzendbrief op gewestelijk niveau is hierbij vooral het clusteringsprincipe van belang. Windturbines kunnen hierbij worden geplaatst nabij elementen die al een bijzondere landschappelijk bepalende impact hebben op hun omgeving. Volgende elementen van toepassing voor het project worden vermeld: •
Bedrijventerreinen;
•
Grootschalige infrastructuren zoals wegen, waterwegen en hoogspanning,
•
Bestaande windturbines.
Verder wordt voor een aantal deelgebieden een specifieke visie weergegeven, onder andere voor het deelgebied Waaslandhaven: De Waaslandhaven (Antwerpen Linkeroever) is een poort van gewestelijk belang, gekenmerkt door een sterk grootschalig industrieel landschap waar windturbines in principe prioritair hun plaats dienen te vinden. Dit gebied ligt grotendeels binnen het gedifferentieerd landschap, het noordwesten van dit deelgebied behoort tot het poldergebied. De Waaslandhaven is een te accentueren poort. De Waaslandhaven werd echter grotendeels aangeduid als vogelrichtlijngebied waardoor een inplanting binnen het havengebied niet vanzelfsprekend is. Ook op basis van de bepalingen van de omzendbrief van het Vlaams Gewest zijn hierdoor de mogelijkheden voor inplanting momenteel zeer beperkt. Gelet op de voortschrijdende industriële ontwikkeling in deze deelruimte, waardoor het vogelrichtlijngebied aan belang inboet, wordt in dit beleidskader echter de Waaslandhaven mits rekening te houden met de effecten op de avifauna, toch expliciet opgenomen als mogelijk geschikte zone voor het inplanten van windturbines. Binnen het havengebied kunnen windturbines in principe zowel solitair, lineair als in clusters worden ingepland. Omwille van het ordenend effect wordt hier beste geopteerd voor relatief strakke geometrische inplantingspatronen. Naar de omringende open gebieden wordt door de inplanting van turbines een skyline gecreëerd. In de directe omgeving van de haven kunnen grootschalige windturbines fungeren als duidelijke begrenzing. In het zuiden kan een nieuw windturbinelandschap de verbinding vormen tussen de transportas N49 – E34 en het kleinstedelijk gebied Beveren binnen het E17 2
alle turbines met uitzondering van turbine 1I situeren zich in Vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’.
Pagina: 32/95 Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Titel:
– Netwerk. In het westen wordt de zone rondom de Waaslandhaven begrensd door de kernen van Verrebroek en Kieldrecht. Inplantingsmogelijkheden kunnen verder worden onderzocht in de onmiddellijke omgeving van de nucleaire centrale van Doel en ter hoogte van Kallo. In het meest noordelijke gedeelte van dit deelgebied, de huidige Prosperpolder en het toekomstige getijdengebied kunnen geen turbines worden ingepland.
Verder wordt in de bindende bepalingen van dit document het volgende opgenomen: De Waaslandhaven werd binnen dit beleidskader niet rechtstreeks opgenomen als zoekzone gezien de bescherming als vogelrichtlijngebied. Toch zijn volgens de provincie OostVlaanderen hier belangrijke potenties aanwezig. De provincie Oost-Vlaanderen zal er bij de gewestelijke instanties op aandringen om op korte termijn de inplanting van grootschalige windturbines binnen de Waaslandhaven mogelijk te maken. Dit kan gebeuren door een verfijning van de afbakening van het vogelrichtlijngebied overeenkomstig de werkelijke en toekomstige functie van het gebied (zeehavengebied) of door het aangeven van specifieke richtlijnen voor de inplanting van turbines binnen dit vogelrichtlijngebied. Opmerking: door de opmaak van het afwegingskader windturbines voor de Linkerscheldeoever (zie Bijlage 1) is hieraan voldaan.
10.2.5.
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Beveren
Het GRS Beveren vermeldt dat de ontwikkeling van de Waaslandhaven in handen is van de hogere overheden. Visie en ruimtelijke concepten voor de verdere uitbouw worden bepaald in het strategisch plan voor de Waaslandhaven. De gemeente heeft hier vooral een adviserende functie. Voor een verdere uitwerking van de ruimtelijke visie op de Waaslandhaven wordt verwezen naar het Strategisch plan Waaslandhaven.
10.2.6.
Gewestelijke Ruimtelijk Uitvoeringsplannen
Waaslandhaven – fase 1 Zie plannen in Bijlage 0. Als gevolg van de schorsing van de eerste en tweede gewestplanwijziging was de Vlaamse Regering genoodzaakt om een tussentijds gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken voor de Waaslandhaven en omgeving voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de zeehaven. Het betreft onder andere volgende elementen:
Pagina: 33/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
•
De opdracht voor de Vlaamse Regering in art. 8 van het nooddecreet om een ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken voor de werken, handelingen en inrichtingen nodig om het Deurganckdok aan te leggen en operationeel te maken, zoals gedetailleerd in art. 2 van dat decreet;
•
De onmogelijkheid om op basis van het nooddecreet aan private bedrijven stedenbouwkundige vergunningen te verlenen voor werken en handelingen met het oog op de exploitatie van het dok.
De elementen uit de visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven van belang voor voorliggend project worden hieronder vermeld: •
Bestaande haven bestendigen;
•
Het Deurganckdok als essentiële infrastructuur voor containeroverslag in de Antwerpse haven en de definitieve afwerking van het Verrebroekdok;
•
Een gedeeltelijke demping van het Doeldok en een beperkte havenuitbreiding voor de aanleg en de exploitatie van het Deurganckdok;
•
Infrastructuur voor een multimodale ontsluiting;
•
Buffer en leefbaarheidsbuffers;
•
Voldoende afstand tussen de kernen en de zeehaven;
•
Een kraal van natuurelementen rond de zeehaven;
•
Tijdelijke en semi-permanente natuurcompensaties voor het Deurganckdok in het zeehavengebied;
•
Ecologische infrastructuur.
De stedenbouwkundige voorschriften doen geen uitspraken over het al dan niet plaatsen van windturbines. Afbakening Zeehavengebied Antwerpen Zie plannen in Bijlage 0. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en het Havendecreet werd een planningsproces opgestart, de opmaak van een strategisch plan voor de zeehaven van Antwerpen. In het Tussentijds Strategisch Plan voor de zeehaven van Antwerpen zijn een streefbeeld inzake economische ontwikkeling en ontwikkelingsconcepten aangereikt. Het is de bedoeling om dit streefbeeld en de ontwikkelingsconcepten te realiseren door het opmaken van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘afbakening van het zeehavengebied Antwerpen’.
Pagina: 34/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
In de krachtlijnen in het ‘Tussentijds Strategisch plan haven van Antwerpen’ staat bij de visie onder andere opgenomen dat het landschap en de ecologie in en rond de haven dient opgewaardeerd te worden. Hierbij wordt aangehaald dat de samenhang in het maritiem-industriële landschap wordt bevorderd door de uitbouw van een samenhangend windturbinepark in de haven, bestaande uit meerdere clusters, dat de gewenste landschappelijke structuur ondersteunt en ook van op verre afstand accentueert. Bij de ruimtelijke concepten wordt verder vermeld dat het windturbinepark zich op linkeroever beperkt tot vier geselecteerde zones in het huidige havengebied die mee de R2 accentueren. In de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP wordt voor de zone ‘Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven’ op linkeroever volgende toelichting gegeven: Windturbines, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie worden eveneens beschouwd als het type bedrijfsactiviteiten waarvoor het zeehavengebied is bestemd. Er is geen specifieke aanduiding voor nodig. Wel kunnen de geschikte locaties voor windturbines in de praktijk beperkt zijn door b.v. de te respecteren afstanden tot omliggende natuurgebieden. Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds zo’n afwegingskader. Voor de zone voor ‘permanente ecologische infrastructuur met medegebruik’ geldt voor linkeroever dat: Het aanbrengen van windturbines en windturbineparken, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie mogelijk is. De mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbating(smogelijkheden) en landschappelijke kwaliteiten dienen in een lokalisatienota te worden beschreven en geëvalueerd. Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds zo’n afwegingskader. Conform dat afwegingskader kunnen op linkeroever momenteel geen windturbines worden ingepland in ecologische infrastructuur. Ten slotte is het nog belangrijk de huidige stand van zaken van dit Ruimtelijk Uitvoeringsplan te duiden: •
•
De Vlaamse regering heeft op 30 april 2013 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen definitief vastgelegd. Veertien dagen na de publicatie van dit besluit in het Belgische Staatsblad werden de nieuwe stedenbouwkundige voorschriften uit het plan van kracht. Het GRUP en de bijhorende onteigeningsplannen verschenen op 3 juni 2013 in het Staatsblad. De Raad van State besliste op 6 december 2013 om het GRUP gedeeltelijk te schorsen omdat de stedenbouwkundige voorschriften van het GRUP niet verordenen dat de natuurontwikkeling op Linkerscheldeoever moet voorafgaan aan de havenontwikkeling. De
Pagina: 35/95 Titel:
•
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
schorsing geldt enkel voor het grondgebied van Beveren en Sint-Gillis-Waas, en met uitzondering van de groengebieden die het GRUP in die gemeenten aanduidt. De Vlaamse Regering heeft op 24 oktober 2014 de geschorste delen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Afbakening zeehavengebied Antwerpen” zoals definitief vastgesteld op 30 april 2013 en geschorst op 3 december 2013 ingetrokken en het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling linkeroever” definitief vastgesteld. Dit is een gedeeltelijke herneming van het RUP na het arrest van de Raad van State waarbij dat onderdeel van het RUP geschorst werd. Artikel 2.2.7, §10 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt dat de Vlaamse Regering, met het oog op het herstel van een onregelmatigheid, het besluit houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan geheel of gedeeltelijk kan intrekken en hernemen, waarbij het wettigheidsgebrek wordt rechtgezet.
10.3.
Windopvang
Om de windvang per windturbine te maximaliseren moeten de windturbines voldoende hoog gebouwd worden en dient het rotoroppervlak te worden gemaximaliseerd. Immers, de windsnelheid neemt toe met de (as)hoogte boven grondniveau en de (as)hoogte relatief ten opzichte van de dimensies van de omgevingsobstakels (gebouwen, bomen,…), en het vermogen dat de windturbine genereert is proportioneel met de derde macht van de windsnelheid. Rekening houdend met de technische en ruimtelijke randvoorwaarden die de locaties van onderhavig project stellen, is voor dit project daarom geopteerd voor windturbines met een maximale ashoogte tot 142.5 m en een maximale rotordiameter tot 117 m. Om de windvang per windturbine in het windpark verder te maximaliseren moeten de windturbines voldoende ver uit elkaar gebouwd worden, enerzijds om te vermijden dat de ene windturbine de wind van de volgende windturbine afneemt (parkeffect) en anderzijds om versnelde slijtage van de windturbines als gevolg van de verhoogde onderlinge geïnduceerde turbulentie tegen te gaan. In onderhavig project is gestreefd naar een onderlinge afstand tussen de windturbines van 4x de rotordiameter in de richting loodrecht op de hoofdwindrichting, en 6x de rotordiameter in de richting parallel met de hoofdwindrichting. Uiteraard variëren de werkelijke relatieve tussenafstanden afhankelijk van het type windturbine. Per weerhouden type windturbine zijn daartoe berekeningen van de effectieve turbulentie-intensiteit uitgevoerd en gecontroleerd met het maximaal toelaatbare turbulentieniveau van elke individueel type windturbine volgens zijn bijhorende IEC certificatie. De ligging langs het Schelde estuarium is een groot voordeel wat betreft de gemiddelde jaarlijkse windsnelheid, zeker indien er vergeleken wordt met de rest van Vlaanderen. Dit is duidelijk te zien op onderstaande figuur (bron: Windplan Vlaanderen [2]). De inplantingslocatie ligt in de groene zone. De gemiddelde jaarlijkse windsnelheid is dus hoger dan 6 m/s op 75 m ashoogte. De turbines zullen echter gebouwd worden op een ashoogte van meer dan 100 m waardoor de gemiddelde windsnelheid nog zal toenemen. Aangezien het geleverde vermogen van een windturbine
Pagina: 36/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
proportioneel is met de derde macht van de windsnelheid, betekent dit een belangrijke optimalisatie van het productiepotentieel in dit gebied.
Figuur 6: Gemiddelde jaarlijkse windsnelheid (bron: Windplan Vlaanderen [2])
Pagina: 37/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
11.Bouwfase 11.1.
Fundering en toren
Het werkelijk grondgebruik van de windturbines zal beperkt blijven omdat de funderingssokkel (diameter ca 23 m (3 MW), diepte ca 3 m) op maaiveld niveau zal worden gerealiseerd. Naargelang het type windturbine, met een betonnen, stalen of hybride torenconstructie, bedraagt de basisdiameter van de toren tot max. 13 m (3 MW). De verloren oppervlakte wordt m.a.w. beperkt tot ca 130 m².
Pagina: 38/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Illustratie 2: Funderingen 3 MW klasse
11.2.
Kraanplatformen
Per windturbine wordt een werkplatform voorzien dat dient als kraanzone, tijdelijke opslagplaats, voormontagezone, etc., zowel tijdens de opbouw van de windturbines als bij het onderhoud ervan (bijvoorbeeld bij het vervangen van grote componenten). Voor de 3 MW klasse windturbines heeft dit werkplatform een afmeting van ca. 60 x 30 m. Een bijkomende stapelzone van 60 x 20 m zal ingericht worden langs het werkplatform waarop stukken gemonteerd en tijdelijk gestockeerd kunnen worden. De exacte inplanting van de kraanplatformen maakt deel uit van de detailengineering en dient door de windturbineleverancier en kraanfirma bestudeerd te worden. De toegang tot de windturbines en kraanplatformen zal zoveel mogelijk gebeuren via de bestaande wegen. Vanuit de bestaande (openbare en private) wegen zullen verharde toegangen tot de respectievelijke windturbine locaties worden aangelegd. Hierbij wordt vooral gebruik gemaakt van gravel. Het werkplatform en de toegangswegen moeten voldoende vlak en stevig zijn opdat de kranen stabiel opgesteld zouden staan (werkplatform) en het transport veilig kan verlopen (toegangswegen). Tijdens de constructie van het kraanplatform moeten er daarom ook testen uitgevoerd worden die het draagvermogen controleren en vooraleer de montage van de windturbines kan beginnen moet de windturbinefabrikant het platform (en de toegangswegen) goedkeuren. De opbouw van het kraanplatform is afhankelijk van de specifieke situatie en wordt ontworpen op basis van de resultaten van grondproeven. Deze grondproeven zullen uitgevoerd worden na het bekomen van de nodige vergunningen. In overleg met de windturbinefabrikant wordt daarna de optimale combinatie van materialen bepaald. Hieronder wordt indicatief een voorbeeld gegeven van een mogelijke samenstelling (verschillende lagen van beneden tot boven) van een werkplatform en/of toegangsweg: •
PVC drain (afwatering).
Pagina: 39/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
•
Indien moerassige ondergrond: zand na het afgraven van 0.5 m uit het moerassig gebied (in veronderstelling dat er slib op bodem ligt).
•
Geotextiel.
•
Geogrid.
•
Steenslag (ongeveer 40 cm dikke laag).
De kraanplatformen moeten gedurende de ganse levensduur van de windturbines in stand gehouden worden om een voldoende hoge beschikbaarheid van de installaties te garanderen. Wanneer eventueel een grote component (bijvoorbeeld een wiek) moet worden vervangen moeten de windturbines ook voor grote transporten bereikbaar blijven.
11.3.
Bestaande toegangswegen en bochten
De bestaande wegen die gebruikt worden voor de aanvoer van de verschillende componenten van de windturbine moeten voldoende breed (ca. 4 m berijdbare breedte, 7 m vrije ruimte), vlak en stevig zijn. Indien nodig moeten deze wegen worden aangepast. Deze aanpassing gebeurt afhankelijk van de specifieke situatie (stabiliteit van de grond), analoog aan de aanleg van nieuwe wegen (meestal met steenslag of rijplaten). De sterkte van deze aangepaste toegangswegen moet ook worden getest en goedgekeurd door de windturbinefabrikant. Alle bochten van wegen (nieuw of bestaand) moeten breed genoeg zijn opdat vrachtwagens met een lengte tot bijna 60 m kunnen draaien. Hiervoor dient een driehoekige zone (eventueel tijdelijk) vrij te zijn van obstakels (verlichtingspalen, verkeersborden, bomen, …) en gedeeltelijk verstevigd te worden. Deze versteviging kan bijvoorbeeld gebeuren door het aanleggen van tijdelijke steenslag of rijplaten. Afhankelijk van de specifieke situatie is het mogelijk dat ook voor deze verstevigde zone enkele onderlagen nodig zijn om de stabiliteit te garanderen. Het uitwerken van het toegankelijkheidsplan via de bestaande wegen maakt deel uit van de engineering en gebeurt in overleg met de windturbineleverancier en zijn transportfirma’s. Voor de aanvoer van materiaal kan gebruik worden gemaakt van wegtransport of zee/kanaaltransport. Ook dit zal uitgewerkt worden in overleg met de windturbineleverancier en zijn logistieke afdeling.
11.4.
De bouwfase
Voor de realisatie van het project zijn volgende activiteiten vereist: •
Voorbereiding van de terreinen: dit houdt het vereffenen van de grond. (ongeveer 1 week per turbinelocatie, deels gelijktijdig op verschillende locaties);
Pagina: 40/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
•
Realisatie van de fundering: het funderingstype is uiteraard afhankelijk van de aard van de ondergrond en het type windturbine. In dit geval zal vermoedelijk gebruik gemaakt worden van een paalfundering, waardoor de aanlegtermijn momenteel geschat wordt op 2 weken per turbinelocatie. Na aanleg zal het beton nog ca. 1 maand moeten uitharden alvorens met de opbouw van de turbine gestart kan worden.
•
Aanleg van de ondergrondse kabel en de aanpassingen voor de aansluiting op het (distributie)net (ongeveer 1 week per windturbine, deels gelijktijdig op verschillende locaties);
•
Montage van de windturbines: hierbij worden de windturbineonderdelen zoveel mogelijk geleverd in een vorm die onmiddellijke montage ter plaatse toelaat. Hierbij wordt de mast, door middel van een kraan, op de fundering bevestigd. Vervolgens worden de gondel en de rotorbladen gemonteerd, waarna de windturbines op het net kunnen aangesloten worden. Afhankelijk van het type toren, turbine, kraan en fabrikant kan deze termijn 2 weken tot 2 maanden per turbinelocaties bedragen.
•
Indienstneming en testen (ongeveer 1 week per windturbine, deels gelijktijdig op verschillende locaties).
De totale duur voor de realisatie van het project bedraagt ongeveer een 6-tal maanden per windturbine. De bouw van meerdere turbine kan gedeeltelijk gelijktijdig verlopen afhankelijk van de beschikbaarheid van personeel, kranen, onderdelen, transport, … Dit zal na de keuze van de fabrikant en windturbinetype verder in detail gepland worden.
Pagina: 41/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
12. Milieueffect-evaluatie tijdens de bouwfase 12.1.
Effectbeschrijving
Uit het ingreep-effectenschema blijkt dat volgende ingrepen en effecten plaatsvinden tijdens de bouwfase: •
Aanvoer van componenten o
Componenten worden ofwel over de weg, ofwel over het water naar het havengebied aangevoerd. Mogelijk vindt ook een combinatie van beide transportvormen plaats, het projectgebied leent zich immers uitermate voor een multi-modale transportoplossing. Binnen het projectgebied zelf zal het transport wel volledig via de weg verlopen (minimale afstand schip – werfsite). Bij de bouw van een windturbine zijn verschillende transporten nodig. Enerzijds zullen vrachtwagens voor gewoon en uitzonderlijk transport de verschillende onderdelen aanvoeren. Ook de kraan die ter plaatse opgebouwd dient te worden, zal via vrachtwagens aangevoerd worden. Anderzijds zal de uitgegraven grond voor de aanleg van de fundering - tijdelijk en gedeeltelijk per vrachtwagen afgevoerd worden. Een overzicht van het aantal te verwachten bewegingen per op te richten windturbine wordt hieronder weergegeven. •
Opbouw kraan:
+/- 50 vrachtbewegingen (aan- en afvoer)
•
Windturbinecomponenten:
tot 60 vrachtbewegingen (uitzonderlijk transport)
•
Fundering + betonnen toren : tot 100 vrachtbewegingen (betonmixers)
•
Grondverzet (+/- 2.300 m³):
tot 120 vrachtbewegingen
Bijkomend transport zal gebeuren met personenwagens en minivans voor het vervoer van experten, site managers, constructieteam, etc. In totaal worden circa 330 vrachtbewegingen per windturbine verwacht. Voor de bijkomende 4 turbines zullen dus ca. 4 x 330 = 1.320 vrachtbewegingen vereist zijn in het projectgebied en (afhankelijk van de gekozen transportvorm van aanvoer) geheel of gedeeltelijk buiten het projectgebied. De bouw van 1 turbine duurt gemiddeld 6 maanden. De grootste belasting van het wegennet in het projectgebied vindt plaats tijdens de funderingswerken (ca. 100 vrachtbewegingen op relatief korte periode).
Pagina: 42/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Algemeen kan echter gesteld worden dat deze éénmalige vrachtbewegingen in het projectgebied tijdens de bouwperiode van de turbine perfect geabsorbeerd kunnen worden door het bestaande wegennet.
•
o
Qua milieueffecten zorgt de aanvoer van componenten voor een beperkte uitstoot aan atmosferische polluenten (dieselverbranding). Ook beperkte verstoring als gevolg van geluidsemissies tijdens de aanvoer is niet volledig uit te sluiten. De milieueffecten worden echter als niet-significant negatief beoordeeld gezien het tijdelijke karakter en de beperkte duurtijd van de werf.
o
Het transport van de onderdelen van de windturbines naar het havengebied zal in nauwe samenwerking met de geselecteerde windturbineleverancier(s) gedetailleerd worden bestudeerd. Vervoer per schip van de voornaamste onderdelen zal hierbij door de projectontwikkelaar naar voren geschoven worden. De mogelijkheid zal onderzocht worden om binnen de projectzone een centrale montageplaats op te richten. De per schip aangebrachte onderdelen naar deze centrale montageplaats kunnen hier verder afgewerkt of gemonteerd worden, zodat het lokaal transport kan gebeuren met gespecialiseerde voertuigen over de bestaande wegenissen.
Grondverzet
Het benodigde grondverzet per turbine wordt ingeschat op ca. 2.300 m³. Bij dit grondverzet zal steeds voldaan worden aan de verplichting een technisch verslag en bodembeheerrapport op te maken, aangezien er meer dan 250 m³ grond verzet zal worden. De overtollige (uitgegraven) grond die niet ter plaatse kan worden gestockeerd zal conform de betreffende regelgeving elders binnen het projectgebied verwerkt en/of gestockeerd worden. •
Funderingswerken
o
Funderingswerken kunnen tijdelijk voor geluidshinder zorgen en verstoring van avifauna. De turbines worden immers op een paalstructuur gebouwd, de palen worden geheid (geforceerd de grond ingeduwd). Dit zorgt tijdens het heien voor een aanzienlijke geluidsemissie. De periode van heien blijft echter beperkt tot een aantal uren/dagen per turbine. Als alternatief kan mogelijk ook gekozen worden voor het boren van palen, waardoor de geluidsemissies verder beperkt worden. Voor de eerste 14 turbines werd trouwens gekozen voor het boren van palen, eerder dan het heien van palen.
o
Verlaging van de grondwatertafel: Tijdens de funderingswerken dient de
Pagina: 43/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
grondwatertafel tijdelijk verlaagd te worden door middel van bemaling. Deze bemaling is zeer lokaal en bovendien tijdelijk. Na de funderingswerken zal de grondwatertafel zich lokaal terug herstellen, waardoor de effecten als niet-significant beoordeeld kunnen worden. •
Torenbouw
o
12.2.
De torenbouw op zich zorgt niet voor relevante milieueffecten. Geluids- en atmosferische emissies als gevolg van de werking van de kranen worden als nietsignificant negatief beoordeeld, gezien het zeer tijdelijke karakter ervan.
Besluit en milderende maatregelen
Uit de effectbeschrijving blijkt dat de effecten tijdens de constructiefase beperkt zijn. Als aandachtspunt kan wel de tijdelijke geluidshinder als gevolg van het heien van funderingspalen aangehaald worden. Dit kan potentieel leiden tot een tijdelijke verstoring van avifauna op locaties waar de turbines het dichtst tegen natuurgebieden staan. Mogelijke milderende maatregelen hiervoor zijn: •
Het boren in plaats van heien van palen. Dit betekent wel een meerkost voor de initiatiefnemer.
•
Het verstandig kiezen van het tijdstip van heien, zodat de verstoring tot een minimum beperkt wordt.
Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat in het havengebied op de LinkerScheldeoever quasi alle zware constructies en gebouwen op paalfunderingen geplaatst worden. Het heien van palen is dus een veel voorkomende activiteit bij constructiewerkzaamheden.
Pagina: 44/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
13. Milieueffecten tijdens de exploitatiefase 13.1.
Fauna en Flora
13.1.1.
Methodiek
Voor de ontwikkeling van 4 bijkomende windturbines werd door het studiebureau Grontmij een avifaunastudie opgesteld om de effecten op nabijgelegen speciale beschermingszone(s) te onderzoeken (zie Bijlage 5). De Waaslandhaven ligt grotendeels binnen een speciale beschermingszone (vogelrichtlijngebied). Ook zijn er in de nabijheid van het havengebied enkele gebieden op Vlaams niveau beschermd als VEN-gebied en habitatrichtlijngebied. De effecten naar allen werden onderzocht. Deze studie op projectniveau is een aanvulling op het eerder opgestelde afwegingskader windturbines (zie Bijlage 1) dat door de afdeling Natuur en Bos reeds aanvaard werd als passende beoordeling. Dit afwegingskader geeft aan dat nader onderzoek noodzakelijk is voor windturbines in oranje en gele zones. Voor de overige zones geeft het afwegingskader al voldoende duidelijkheid over de te verwachten effecten (rood: significant negatieve effecten, groen: geen significant negatieve effecten). Voor het bestuderen van de effecten van de ontwikkeling van windenergie op fauna werd ook rekening gehouden met het advies van INBO van 21 november 2011 (zie Bijlage 4). Hierin wordt de methodologie beschreven voor het inschatten van deze effecten. Op gebied van avifauna worden 3 aspecten bestudeerd in de avifaunastudie van Grontmij:
o
Aanvaring
o
Barrièrewerking
o
Verstoring
Naast avifauna wordt ook de overige impact op fauna en flora (o.a. vleermuizen, rugstreeppad, groenknolorchis) bestudeerd in de studie van Grontmij.
Pagina: 45/95 Titel:
13.1.2.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Beoordelingskader
Het aspect aanvaring kan kwantitatief berekend en beoordeeld worden, hiervoor maakte Grontmij gebruik van het beoordelingskader, zoals toegepast in het MER voor het windproject van Evelop in de haven van Zeebrugge (Grontmij, 2010). Voor de effectgroep ‘aanvaring’ baseerden zij zich hiervoor op verschillende wetenschappelijke bronnen en bijkomende telgegevens (tellingen uitgevoerd in de winterperiodes 2011-2012 en 2013-2014, voor meer info, zie bijlage 5). Het resulterende beoordelingskader is specifiek voor verschillende soortgroepen (zie onderstaande tabel), met volgende scores:
Verwaarloosbaar
0
Matig negatief
-
Significant negatief
--
Zeer significant negatief
---
De aspecten barrièrewerking en verstoring worden meer kwalitatief beoordeeld in de studie uit bijlage 5. Ook de impactbeoordeling op vleermuizen, rugstreeppad en groenknolorchis gebeurt op een meer kwalitatieve manier.
Pagina: 46/95 Titel:
13.1.3.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Resultaten
Avifauna – aspect aanvaring •
Turbine 2K: Deze turbine ligt net in rode zone volgens het avifaunaplan (Grontmij, 2009). Voorafgaandelijk aan de effectbespreking kan opgemerkt worden dat door de Beheerscommissie Linkerscheldeoever (vergadering 63, 16 september 2014, zie bijlage 6) een advies verstrekt werd inzake de herlokalisatie van turbine 2K net in de rode zone. In de winter van 2013-2014 werden op deze locatie 12 bijkomende tellingen uitgevoerd, waarbij zeer lage aantallen overwinterende watervogels werden geteld. De Beheerscommissie Linkerscheldeoever heeft op basis van de vermelde bevindingen van het gevoerde onderzoek en de geringe aansnijding van de rode zone geen bezwaar tegen de realisatie van turbine 2K. Onderstaande tabel toont de kwantitatieve berekeningen van het aantal aanvaringsslachtoffers voor vogels voor deze turbine, bij verschillende veronderstelde uitwijkingspercentages. Een opsplitsing in afzonderlijke soortgroepen is niet uitgevoerd, omdat niet voor alle soortgroepen op basis van literatuurgegevens uitwijkpercentages en aanvaringskansen beschikbaar zijn. Bovendien zijn voor de meeste soortgroepen de aantallen op rotorhoogte zo laag dat bij voorbaat gesteld kan worden dat geen significante effecten te verwachten zijn. Alle vogels meetellen bij de berekening is dus een worst-case benadering die zeker niet zal leiden tot minder significante effecten. Er worden jaarlijks minimum 2 tot 5 en maximum 20 tot 38 aanvaringsslachtoffers berekend. Ten opzichte van een bronpopulatie van 22.000, betekent dit een maximum aanvaringspercentage van 0,17%, wat als verwaarloosbaar aangeduid kan worden volgens beschouwde significantiekader. Uit de berekeningen blijkt dat geen significant negatieve effecten op het vlak van aanvaring te verwachten zijn omwille van de inplanting van turbine 2K.
Pagina: 47/95 Titel:
•
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Turbines 1J, 1K en 1M: Deze turbines liggen in oranje zone volgens het avifaunaplan (Grontmij, 2009). Onderstaande tabel toont de kwantitatieve berekeningen van het aantal aanvaringsslachtoffers voor vogels voor deze turbine, bij verschillende veronderstelde uitwijkingspercentages. Een opsplitsing in afzonderlijke soortgroepen is niet uitgevoerd, omdat niet voor alle soortgroepen op basis van literatuurgegevens uitwijkpercentages en aanvaringskansen beschikbaar zijn. Bovendien zijn voor de meeste soortgroepen de aantallen op rotorhoogte zo laag dat bij voorbaat gesteld kan worden dat geen significante effecten te verwachten zijn. Alle vogels meetellen bij de berekening is dus een worst-case benadering die zeker niet zal leiden tot minder significante effecten. Er worden jaarlijks minimum 1 tot 3 en maximum 41 tot 77 aanvaringsslachtoffers berekend. Ten opzichte van een bronpopulatie van 29.000, betekent dit een maximum aanvaringspercentage van 0,27%, wat als verwaarloosbaar aangeduid kan worden volgens beschouwde significantiekader. Uit de berekeningen blijkt dat geen significant negatieve effecten op het vlak van aanvaring te verwachten zijn omwille van de inplanting van turbines 1J, 1K en 1M.
•
Lokale vliegbewegingen: Naast de trekroutes en vliegbewegingen op de routes zijn er ook lokale vliegbewegingen ter hoogte van broed- en pleistergebieden. Voor de turbines betreft het hoofdzakelijk vogels die vertrekken of toekomen op de slaapplaats op het Waaslandkanaal, om vliegbewegingen ter hoogte van de aanvullende zones voor strand- en plasbroeders (S11, S16 en Pompput) en ter hoogte van de opgespoten MIDA’s (zone ten westen van het Waaslandkanaal). Aanduiding van deze zones is terug te vinden in Figuur 7.
Pagina: 48/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Voor de lokale vliegbewegingen op het Waaslandkanaal kan verwacht worden dat deze samenvallen met de gekende slaaptrekroutes. Deze slaaptrekroutes lopen allen over het Waaslandkanaal zelf. Bijkomende vliegbewegingen vanuit andere richtingen worden niet verwacht. Zoals hoger berekend wordt geen significante impact verwacht op de vogels die langs deze turbines trekken. Tussen Waaslandkanaal en Deurganckdok liggen enkele zones die in de compensatiematrix zijn opgenomen als aanvullende zones voor strand- en plasbroeders. Het gaat concreet om een aantal zones (S11, S16 en Pompput) die momenteel al uit de compensatiematrix zijn gehaald. Voor deze zones vervalt dus het belang als broedgebied. Er worden dan ook geen belangrijke lokale vliegbewegingen verwacht. De broedvogels van de opgespoten MIDA’s vliegen over de westelijke rand van het havengebied. Deze trekroutes liggen op voldoende afstand van de turbines die het onderwerp zijn van deze MER-ontheffing. Er worden dan ook geen significante effecten verwacht.
Figuur 7: Aanduiding van o.a. MIDA’s, S11, S16 en Pompput
Pagina: 49/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Avifauna – aspect barrièrewerking Turbines 1J en 1K liggen aan de rand van de trekzone over het Waaslandkanaal. Deze trekzone is indien de inplanting van de turbines in rekening gebracht wordt, nog breed genoeg om de trek van vogels mogelijk te maken. Er worden dan ook geen barrière-effecten verwacht tengevolge van de plaatsing van de turbines t.h.v. het Waaslandkanaal. Turbine 2K bevindt zich in een rode buffer rond de Schelde. Binnen deze trekzone blijft er nog voldoende ruimte over om als corridor te kunnen blijven functioneren. Hoewel voor barrièrewerking de impact op de bronpopulaties moeilijker te bepalen is, wordt ingeschat dat de impact hiervan niet significant negatief is.
Avifauna – aspect verstoring De belangrijkste gebieden voor verstoring van vogels zijn de compensatiegebieden, die van belang zijn als broedgebied. Voor pleisterende vogels worden deze nog aangevuld met de dokken zelf, vooral ter hoogte van het Waaslandkanaal. Compensatiegebieden Voor de vogelsoorten waarvoor de MIDA’s van belang zijn, stelt Grontmij dat voor de meest gevoelige soorten (buiten het broedseizoen) nog verstoringseffecten ondervonden tot op 400 à 500 m (Hötker 2006). Binnen het Windplan (Van den Balck & Durinck 2009) werden volgende verstoringsafstanden aangenomen:
Soort/soortgroep
Verstoringsafstand (m)
Aalscholver
50
Eenden
300
Ganzen
500
Meeuwen
100
Steltlopers: Tureluur, Scholekster, Bontbekplevier en Bonte strandloper en andere soorten
100
Wulp, Kievit en Goudplevier
400
Lepelaar
250
Kleine Zwaan
500
Pagina: 50/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Voor broedvogels zijn deze afstanden nog kleiner. De broedvogels langs de westelijke rand t.h.v. de MIDA’s zijn op voldoende afstand gesitueerd van de geplande turbines. Hier wordt dan ook geen effect tengevolge van verstoring verwacht. De functie van de bijkomende gebieden voor strand- en plasbroeders (S11, S16 en Pompput) is reeds vervallen. Turbine 1J ligt in zone S11. Aangezien deze zone uit de compensatiematrix genomen is, zal dit gebied minder van belang zijn voor strand- en plasbroeders. Het gebied zal bovendien ingericht worden voor industriële activiteiten, zodat ook in de toekomst geen mogelijke effecten te verwachten zijn op de vogels in deze zone. De turbine 1K ligt nabij zone S11, maar aangezien dit gebied vervalt, zijn er ook op deze turbine geen effecten te verwachten. Er worden dan ook geen significante effecten verwacht omwille van de verstoring van deze gebieden. De turbines liggen ook op voldoende afstand van de andere compensatiegebieden om geen verstoring te veroorzaken. De dichtstbijzijnde zone voor strand- en plasbroeders is het Gedempt deel van het Doeldok. Deze zone is op voldoende afstand gelegen van de turbines om nog effect te ondervinden: de afstand is groter dan de gemiddelde verstoringsafstand van de belangrijkste vogel (Wulp, 163 m, Winkelman et al. 2008). De impact wordt dan ook als niet significant negatief beoordeeld.
Dokken Het Waaslandkanaal vormt samen met het Doeldok en Vrasenedok een belangrijke pleisterplaats voor voornamelijk meeuwen, sternen en eenden. Ondanks dit belang, werd in het Afwegingskader voor windturbines (Van den Balck & Durinck 2009) geoordeeld dat er geen buffer noodzakelijk was rond de dokken, omwille van de afwezigheid van oeverzones en het industrieel karakter van de zone rond de dokken. De huidige verstoring voor vogels is reeds aanwezig in het havengebied. Er zijn vele hoge structuren aanwezig die voor pleisterende vogels potentieel een visuele verstoring kunnen vormen, zoals schepen (hoogte tot 40 m), verlichtingspalen en kranen (lager dan de turbines). Deze laatste vormen bovendien bewegende elementen die voor extra verstoring zouden kunnen zorgen. Gezien de turbines verder van de dokken staan dan deze elementen, is de visuele impact van deze elementen echter vermoedelijk al even sterk als die van de toekomstige turbines. Hoogspanningslijnen en hun pylonen hebben een hoogte tot 200 m en zitten dus in dezelfde grootteorde als de turbines.
Pagina: 51/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Ook menselijke aanwezigheid is quasi permanent. Omwille van het laden en lossen van schepen is er bovendien dag en nacht beweging van aan- en afvarende schepen en van kranen. Op basis van de huidige verstoring kan beoordeeld worden dat de pleisterende soorten op de dokken zich aangepast hebben aan de industriële omgeving van de haven en dan ook weinig of geen bijkomende verstoring zullen ondervinden van de turbines. De impact van de turbines op de pleisterende vogels wordt dan ook als niet significant negatief beoordeeld.
Fauna en Flora – overige aspecten In de passende beoordeling worden volgende aspecten ook in detail beoordeeld: •
Impact op vleermuizen: Er zijn in de omgeving van de geplande turbines geen gebieden gelegen die belangrijk zijn voor vleermuizen. Er zijn ook geen trekroutes in de nabijheid van de turbines. Er worden dan ook geen effecten verwacht op deze soorten.
•
Impact op groenknolorchis en impact op rugstreeppad: Behalve de vleermuizen komen ook nog de rugstreeppad en de groenknolorchis voor in het gebied. Hoewel voor deze soorten geen effecten verwacht worden omwille van de werking van de turbines, zou de ontwikkeling van het windpark (met werfwegen en werkplatforms) potentieel leefgebied van deze soorten kunnen innemen. turbines worden echter ingepland in industriegebied en niet in zones waar de rugstreeppad of de groenknolorchis voorkomen. Het project raakt niet aan het verbindingsnetwerk dat werd uitgebouwd voor de rugstreeppad. Er worden dan ook geen effecten verwacht voor deze soorten.
13.1.4.
Besluit
Voor de turbines die het onderwerp van voorliggende ontheffingsnota uitmaken, oordeelde Grontmij als erkend fauna en flora deskundige dat er geen significant negatieve effecten verwacht worden op de avifauna in het projectgebied. De effecten op het vlak van verstoring, aanvaring en barrièrewerking werden kwantitatief en kwalitatief beoordeeld. Ook werd nagegaan of een aantasting van het leefgebied van groenknolorchis en rugstreeppad kan verwacht worden. Bij de inplanting van de turbines is maximaal rekening gehouden met de analyse in het afwegingskader voor windturbines (Grontmij, 2009). Op die manier is zoveel mogelijk rekening
Pagina: 52/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
gehouden met de ligging van de haven in vogelrichtlijngebied. Uit de analyse blijkt dat de effecten van het project hierdoor inderdaad aanvaardbaar zijn. Er wordt geen aanvaring verwacht omwille van lokale vliegbewegingen. Het project vormt ook geen probleem op het vlak van verstoring. Voor vleermuizen worden geen effecten verwacht op het vlak van aanvaring, barrièrevorming of verstoring. Dit omwille van de ruime afstand tot leefgebieden en trekroutes van deze soortgroepen. Het leefgebied van rugstreeppad of groenknolorchis wordt niet aangetast.
Pagina: 53/95 Titel:
13.2.
13.2.1.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Geluid
Methodiek
Conform de vereisten volgens de nieuwe sectorale voorwaarden van het Vlarem 2012 is een gedetailleerde geluidsstudie uitgevoerd door erkende milieudeskundigen op het vlak van geluid en trillingen. Deze geluidsstudie is uitgevoerd door SGS Belgium en is bijgevoegd in Bijlage 7. In deze geluidsstudie werd de impact bestudeerd van de realisatie van 4 bijkomende windturbines in projectzones 1 en 2. Hiervoor werden simulaties uitgevoerd met het akoestisch rekenmodel IMMI 2011-2, conform de bepalingen van de 9613-2 norm. Voor de windturbines werd een worst-case bronvermogen van 107 dB(A) verondersteld.
13.2.2.
Beoordelingskader
Voor beoordeling van de geluidsimpact van de bijkomende windturbines werden de richtwaarden uit onderstaande tabel gehanteerd (sectorale Vlarem II voorwaarden). Deze richtwaarden zijn specifieke richtwaarden voor windturbines, zoals vermeld in bijlage 5.20.6.1 van Vlarem II.
Pagina: 54/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
In rond het projectgebied werden 23 beoordelingspunten geselecteerd door SGS Belgium voor aftoetsing van deze richtwaarden.
13.2.3.
Resultaten
In onderstaande tabellen worden de belangrijkste resultaten van de berekeningen weergegeven. Deze tabellen kunnen als volgt geïnterpreteerd worden:
Pagina: 55/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
•
Het specifieke geluid van de reeds vergunde windturbines blijft in alle beoordelingspunten ruim onder de meest kritieke richtwaarde (nachtperiode).
•
Het specifieke geluid van de vergunde en geplande windturbines tezamen blijft in alle beoordelingspunten ruim onder de meest kritieke richtwaarde (nachtperiode).
Figuur 8: Ligging van de beoordelingspunten
Pagina: 56/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Tabel 4: Resultaten van de geluidsoverdrachtberekeningen van de vergunde windturbines met toetsing aan de sectorale voorwaarden
Pagina: 57/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Tabel 5: Resultaten van de geluidsoverdrachtberekeningen van de vergunde en geplande windturbines met toetsing aan de sectorale voorwaarden
Pagina: 58/95 Titel:
13.2.4.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Besluit
Uit de berekeningen blijkt duidelijk dat het specifieke geluid van de vergunde en geplande windturbines tezamen ruim onder de meest kritieke richtwaarden (nachtperiode) blijft. De hoogste waarde voor het brongeluid dat in deze simulaties werd gebruikt, kan dan ook beschouwd worden als de maximaal aanvaardbare limiet voor de geplande windturbines die in de toekomst gekozen zullen worden, namelijk: 107.0 dB(A) voor de 3 MW-klasse. Milderende maatregelen zijn niet vereist aangezien overal ruimschoots wordt voldaan aan de normen. Tot slot kan opgemerkt worden dat de definitieve goedkeuring van het RUP “Afbakeningsgebied zeehavengebied Antwerpen” geen impact de analyse van de discipline geluid en trillingen heeft. Normering en toetsing van de beoordelingspunten aan de normering blijft onveranderd door een toekomstige definitieve goedkeuring in dit RUP.
Pagina: 59/95 Titel:
13.3. 13.3.1.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Slagschaduw Methodiek
Een slagschaduwstudie is, conform de nieuwe sectorale voorwaarden van het Vlarem 2012, uitgevoerd door het gespecialiseerd studiebureau YCON. Deze studie is bijgevoegd in Bijlage 8. Conform het Vlarem 2012 dienen in de slagschaduwstudie alle slagschaduwgevoelige objecten binnen de contour van 4 uur slagschaduw per jaar geïnventariseerd en geanalyseerd te worden.
Voor slagschaduw berekeningen wordt in deze studie gebruik gemaakt van het internationaal erkende rekenpakket voor windturbineparken WindPRO.
Voor de slagschaduwberekeningen wordt rekening gehouden met gegevens zoals de posities van de windturbines, de ashoogte, de rotordiameter, de bladbreedte, relevante hoogteverschillen in het landschap en de geografische positie op aarde (lengte- en breedtegraad), de tijdzone en zomer- en wintertijd. Het simulatiemodel bevat ook informatie over de baan en de rotatie van de aarde ten opzichte van de zon.
De potentiële slagschaduweffecten bij een specifieke ontvanger zijn berekend door de situatie te simuleren. De positie van de zone in relatie tot het vlak waarin de rotor beweegt en de resulterende slagschaduw is voor een geheel jaar berekend in intervallen van 1 minuut. Als in een bepaalde minuut het vlak waarin de rotor beweegt een schaduw op het raam kan werpen dat als ontvangerpunt is gedefinieerd, dan wordt dit geregistreerd als 1 minuut potentiële slagschaduwduur. Hierbij wordt het rotorvlak beschouwd als een gesloten vlak.
De ontvangerpunten zijn gemodelleerd als een raam met een breedte van 5 meter en een hoogte van 2 m. Voor het onderzoek zijn de slagschaduwgevoelige objecten gemodelleerd als glazen gebouwen die fictief loodrecht georiënteerd zijn op elke individuele windturbine, zodat deze uit alle richtingen slagschaduw kunnen ontvangen. Dit is de zogenaamde ‘greenhouse mode’, wat een fictieve ‘worst case’ situatie benadert.
Op basis van de turbineafmetingen, de gang van de zon op deze locatie en een minimale zonshoogte van 3 graden t.o.v. de horizon, zijn de dagen en tijden berekend waarop slagschaduw kan optreden. De gang van de zon is voor alle dagen van het jaar bepaald met een astronomisch rekenmodel waarbij rekening is gehouden met de betreffende locatie (noorderbreedte en oosterlengte) op de aarde. De potentiële hinderduur (Worst case shadow) is een theoretisch maximum. Hieruit is de verwachte hinderduur berekend door het toepassen van correcties. Als gevolg van deze correcties is de verwachte hinderduur aanmerkelijk korter dan de potentiële hinderduur. Het is de verwachte
Pagina: 60/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
hinderduur die ook van belang is om de 4 uur contour te bepalen in functie van de vergunning.
13.3.2.
Beoordelingskader
De slagschaduwstudie, zoals vermeld in de Vlarem-wetgeving, heeft als doel om een beeld te vormen van de mogelijke slagschaduwhinder van de windturbines op hun omgeving. De Vlarem-wetgeving beperkt deze hinder door slagschaduw tot maximaal 8 uur effectieve slagschaduw per jaar en maximaal 30 minuten effectieve slagschaduw per dag, tenzij anders vermeld in de milieuvergunning.
Bovenstaande normering geldt ten opzichte van slagschaduwgevoelige objecten waar slagschaduw van windturbines effectieve hinder kan veroorzaken, zoals onder meer woningen, ziekenhuizen, rusthuizen, schoolgebouwen, kantoorgebouwen,…
In de slagschaduwstudie dienen vooreerst de relevante slagschaduwgevoelige objecten binnen een bepaalde zone rond de windturbine(s), met name de 4u-contour, geïdentificeerd te worden. Er werd in de Vlarem-wetgeving geopteerd om de 4u-contour te hanteren als zone, omdat buiten deze contour de norm van 8 u effectieve slagschaduw per jaar nooit overschreden kan worden (de hoeveelheid slagschaduw varieert bij een bepaald object binnen een bepaalde marge).
Het is hierbij niet de bedoeling alle woningen of gebouwen binnen de contour van vier uur verwachte slagschaduw per jaar te selecteren voor de slagschaduwstudie bij de milieuvergunningsaanvraag, maar enkel de relevante slagschaduwgevoelige objecten.
Met een relevant slagschaduwgevoelig object worden slagschaduwgevoelige objecten bedoeld waarbij effectief slagschaduw kan optreden. Om een slagschaduwgevoelig object als niet relevant te beschouwen dient de exploitant te motiveren waarom een bepaald object in de omgeving van de turbine niet relevant is. Indien bijvoorbeeld om fysische redenen geen slagschaduw kan optreden in de binnenruimte of wanneer bijvoorbeeld geen personen gehinderd kunnen worden (slagschaduw valt buiten de kantooruren of magazijnen), kan deze ruimte aanzien worden als een niet-relevant slagschaduwgevoelig object.
Tenzij anders vermeld in de milieuvergunning, geldt een maximum van acht uur effectieve slagschaduw per jaar met een maximum van dertig minuten effectieve slagschaduw per dag (artikel 5.20.6.2.3) ter hoogte van het relevant slagschaduwgevoelig object.
Om aan deze normen te voldoen, zijn verschillende oplossingen mogelijk:
Pagina: 61/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
•
Een oordeelkundige inplanting van de turbines
•
Een evaluatie dat omwille van fysische redenen geen hinder door slagschaduw kan optreden op het geïdentificeerde slagschaduwgevoelig object (vb. zonnewering geïnstalleerd, object achter beplanting en slagschaduw enkel aanwezig in bloeimaanden, objecten tussen windturbine en slagschaduwgevoelig object, geen ramen in de richting van de windturbines);
•
Een evaluatie dat tijdens de periodes van verwachte slagschaduw op het geïdentificeerde slagschaduwgevoelig object geen personen gehinderd worden (vb. slagschaduw buiten de kantooruren, slagschaduw op die magazijnen waar geen hinder ondervonden kan worden, …)
•
Het gestuurd stilleggen van de windturbine tijdens periodes waarin slagschaduwhinder verwacht wordt. Alle turbinetypes zijn momenteel uitgerust met programmeerbare software voor het gecontroleerd stilleggen van de turbines tijdens bepaalde meteocondities (voldoende zonne-instraling, gecombineerd met stand van de zon en windrichting in functie van het exacte dagtijdstip).
•
Het sluiten van individuele overeenkomsten met particulieren en/of bedrijven.
Er kunnen bovendien mits motivatie uitzonderingen toegestaan worden. Deze bepaling laat toe om voor bv. in industriegebieden soepelere maatregelen inzake slagschaduw toe te staan (zie Nota aan de Vlaamse regering ivm Vlaremtrein 2012).
13.3.3.
Resultaten
A. Definitie van slagschaduwgevoelige objecten De studie in Bijlage 8 heeft een identificatie uitgevoerd van mogelijke slagschaduwgevoelige objecten die gelegen zijn binnen de slagschaduwcontour van 4 uur/jaar (voor het volledige project van 14 vergunde turbines en 4 geplande turbines). Conform Vlarem wordt onder een slagschaduwgevoelig object, een binnenruimte waar slagschaduw van windturbines hinder kan veroorzaken, verstaan. De definitie van slagschaduwgevoelige objecten is in Vlarem duidelijk op maat van woningen en kantoorgebouwen geschreven (zie o.a. toelichting bij wetswijziging waarbij de artikels met betrekking tot slagschaduw ingevoegd werden in Vlarem). Dit maakt het voor typische havenactiviteiten erg moeilijk om te bepalen of een bepaalde activiteit al dan niet slagschaduwgevoelig is of niet. In de haven op linkeroever vindt immers een veelheid aan activiteiten
Pagina: 62/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
plaats. In dit opzicht is dan ook een methodiek opgesteld die voor de haven als best toepasbaar kan aanschouwd worden. De grote meerderheid van de activiteiten op de Linkerscheldeoever kunnen ingedeeld worden in volgende type activiteiten: • • • • • •
Car Terminals (laden en lossen van wagens van schepen, stockage, rondrijden, laden-lossen treinen – vrachtwagens). Bulk en stukgoed terminals (laden en lossen van schepen, stockage, laden-lossen secundair vervoer (spoor, weg)). Container terminals (laden en lossen van schepen, stockage, laden-lossen secundair vervoer (spoor, weg)). Productiesites (industriële activiteiten in de haven zelf, productie, verwerking, …). Kantoren. Overige.
Daarnaast zijn in de haven heel wat loodsen gelegen, al dan niet met lichtstraten. Tijdens sitebezoeken aan dergelijke loodsen is vastgesteld dat detailproductie-activiteiten binnen deze loodsen eerder uitzonderlijk is. Velen van deze loodsen worden ook kunstmatig verlicht. In dergelijke gevallen werkt het kunstlicht het stroboscopische effect van de slagschaduw tegen.
B. Resultaten van de slagschaduwstudie De studie in Bijlage 8 besluit dat in de selectie van slagschaduwgevoelige objecten steeds rekening gehouden is met de omliggende woningen en de locaties waar zittende beroepen (kantoren) worden uitgeoefend (binnen de slagschaduwcontour van 4 uur/jaar voor het volledige eindbeeld). Voor deze slagschaduwgevoelige objecten heeft YCON in detail berekend welke turbines op welk moment van de dag slagschaduwhinder kunnen veroorzaken, en welke maatregelen nodig of nuttig kunnen zijn om deze slagschaduwhinder te vermijden. In onderstaande illustratie wordt een overzicht gegeven van de slagschaduwcontouren ten gevolge van de vergunde (14) en geplande (4) turbines. Ook de reeds gerealiseerde turbine (in projectzone 2) is mee opgenomen in de analyse.
Pagina: 63/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Figuur 9: Slagschaduwcontouren voor 1 bestaande, 14 vergunde en 4 geplande windturbines
Pagina: 64/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
De slagschaduwstudie van YCON in Bijlage 8 komt tot onderstaande conclusies. Bestaande toestand • • •
8 objecten ondergaan meer dan 8 uur/jaar slagschaduwimpact als gevolg van de bestaande windturbine op de site van GRC Kallo. Eén object gelegen op de site van GRC Kallo ondergaat meer dan 50 uur/jaar slagschaduwhinder als gevolg van de bestaande windturbine op haar eigen site. 10 objecten kunnen theoretisch gezien meer dan 30 min/dag slagschaduwimpact ondervinden als gevolg van de bestaande windturbine op de site van GRC Kallo.
Vergunde toestand • •
Door de 14 windturbines van Fase 1 ondergaan 48 objecten een slagschaduwimpact van meer dan 8 uur/jaar doch minder dan 50 uur/jaar, en 17 objecten ondergaan meer dan 50 uur/jaar slagschaduwimpact. Door de 14 windturbines van Fase 1 kunnen 81 objecten theoretisch gezien meer dan 30 min/dag slagschaduwimpact ondervinden.
Geplande toestand • •
Door de 4 bijkomende windturbines van Fase 2 ondergaan 51 objecten een slagschaduwimpact van meer dan 8 uur/jaar doch minder dan 50 uur/jaar, en 17 objecten ondergaan meer dan 50 uur/jaar slagschaduwimpact. Door de 4 bijkomende windturbines van Fase 2 kunnen 82 objecten theoretisch gezien meer dan 30 min/dag slagschaduwimpact ondervinden.
De bijkomende impact van de geplande situatie ten opzichte van de vergunde situatie is dus erg beperkt. Uit de analyse blijkt dat de 4 geplande windturbines een relevante slagschaduwimpact kunnen hebben op volgende gebouwen: • • • •
Gebouw 8: kantoor PSA Gebouw 9: kantoor PSA Gebouw 50: kantoor toekomstig sluisgebouw Gebouw 133: kantoor Shipit
Deze gebouwen worden hieronder meer in detail toegelicht. In de uitgebreide studie van Ycon worden bijkomend nog een aantal andere gebouwen meer in detail beschreven.
Object 8 Object 8 behoort tot de categorie 2 van objecten met een jaarlijkse slagschaduwimpact tussen 8 en 50 uur. Het betreft een kantoorgebouw van PSA. Volgens de berekeningen bedraagt de jaarlijkse impact van slagschaduwhinder op dit gebouw door de bestaande windturbine + de windturbines uit Fase 1 slechts 4:55. De
Pagina: 65/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
impact van de 4 nieuwe windturbines van Fase 2 op dit gebouw bedraagt 20:01 op jaarbasis. Na voltooiing van Fase 1 en 2 bedraagt de totale cumulatieve impact op dit gebouw 24:55 op jaarbasis met een worst case maximum van 1:08 per dag. Onderstaande figuur toont een overzicht van wanneer welke windturbine hinder kan veroorzaken op het kantoorgebouw van PSA. De grootste impact wordt veroorzaakt door de windturbine 1M van Fase 2. Echter blijkt dat deze impact zich voordoet na 19:00. Tijdens de kantooruren kan er enkel hinder veroorzaakt worden door de windturbines 1K en 1J van Fase 2, en zeer beperkt door de windturbines van Fase 1 kort na zonsopgang.
Figuur 10: Grafische kalender object 8
Illustratie 4: Slagschaduwgevoelig object nr 8
Gezien de meeste slagschaduwimpact wordt veroorzaakt door windturbine 1M, doch dat dit enkel buiten de kantooruren gebeurt, zal de uiteindelijk slagschaduwimpact
Pagina: 66/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
op object 8 lager zijn dan berekend (24:52). Evenwel zullen verdere mitigerende maatregelen worden uitgewerkt in samenwerking met de eigenaar van het gebouw indien daadwerkelijke hinder wordt vastgesteld.
Object 9 Object 9 betreft tevens een kantoorgebouw van PSA en behoort net zoals object 8 tot de categorie 2 van objecten met een jaarlijkse slagschaduwimpact tussen 8 en 50 uur. Volgens de berekeningen bedraagt de jaarlijkse impact van slagschaduwhinder op dit gebouw door de bestaande windturbine + de windturbines uit Fase 1 9:01. De impact van de 4 nieuwe windturbines van Fase 2 op dit gebouw bedraagt 15:38 op jaarbasis. Na voltooiing van Fase 1 en 2 bedraagt de totale cumulatieve impact op dit gebouw 25:32 op jaarbasis met een worst case maximum van 1:15 per dag. Onderstaande figuur toont een overzicht van wanneer welke windturbine hinder kan veroorzaken op het kantoorgebouw van PSA. De grootste impact wordt veroorzaakt door de windturbine 1K van Fase 2. Deze impact doet zich voor tussen 13:00 en 15:00 tijdens de wintermaanden. Windturbine 1J veroorzaakt in mindere mate hinder, en voornamelijk buiten de kantooruren. Van de windturbines van Fase 1 is de slagschaduwimpact beperkt en doet zich enkel voor kort na zonsopgang. Windturbine 2A van Fase 1 is verantwoordelijk voor de meeste slagschaduw afkomstig van de windturbines van Fase 1.
Figuur 11: Grafische kalender object 9
Pagina: 67/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Illustratie 5: Slagschaduwgevoelig object nr 9
Bemerk dat enkel de zuidgevel rechtstreeks wordt blootgesteld aan de windturbine 1K en data deze gevel geen grote glaspartijen bevat. De zuidgevel bevat enkel de traphal. De kantoren bevinden zich voornamelijk in de oost- en westgevel, waar geen rechtstreeks zicht is op windturbine 1K. Bijgevolg wordt verwacht dat de werkelijke slagschaduwimpact veroorzaakt door windturbine 1K minder zal zijn dan hetgeen berekend. Evenwel zullen mitigerende maatregelen worden uitgewerkt in samenwerking met de eigenaar van het gebouw indien daadwerkelijke hinder wordt vastgesteld.
Object 50 Het betreft het toekomstig kantoor van de sluiswacht op de nieuwe Deurgancksluis. Dit gebouw is momenteel in aanbouw. De slagschaduwhinder wordt er voornamelijk veroorzaakt tijdens de kantooruren door de nabijgelegen windturbine 2A.
Figuur 12: Grafische kalender object 50
Pagina: 68/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Mitigerende maatregelen zullen worden uitgewerkt met de eigenaar/gebruiker van dit gebouw.
Object 133 Object 133 betreft een kantoorgebouw op de site van Shipit. De meeste slagschaduwhinder wordt veroorzaakt door windturbine 2A. De hinder afkomstig van deze windturbine gebeurt voornamelijk tussen 17:00 en 19:00, dus gedeeltelijk buiten de kantooruren. Hinder door andere windturbines gebeurt tevens voornamelijk buiten de kantooruren.
Figuur 13: Grafische kalender object 133
Illustratie 6: Slagschaduwgevoelig object nr 133
Pagina: 69/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
In samenwerking met de eigenaar van het gebouw zal geëvalueerd worden in welke mate mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn.
Voor alle objecten dienen echter de Vlarem-normen gerespecteerd te worden tijdens de operationele fase van de windturbines. Dit is steeds mogelijk door de windturbines gecontroleerd stil te leggen tijdens de geïdentificeerde periodes van mogelijke slagschaduwhinder. Alternatieve oplossingen zijn echter mogelijk en vaak verkiesbaar indien ze gerealiseerd kunnen worden (bv. gebouwtechnische maatregelen) aangezien hierdoor energieproductieverliezen vermeden kunnen worden. Als algemene conclusie van het onderzoek kan gesteld worden dat: • •
Een slagschaduwstudie werd opgesteld voor de huidige en de volgende fase in de ontwikkeling van het windpark conform de bepalingen van het Vlarem met als doel een volledig beeld te vormen van de mogelijke slagschaduwimpact. Alle relevante slagschaduwgevoelige objecten zoals bedoeld in het Vlarem werden geïdentificeerd.
In de studie in bijlage 8 worden de gebouwen met de grootste potentiële slagschaduwimpact verder in detail geanalyseerd.
C. Engagementen van de projectontwikkelaar – voorstel tot bijzondere voorwaarden. De projectontwikkelaar engageert zich op volgende vlakken: a. De projectontwikkelaar garandeert dat het project de nieuwe sectorale voorwaarden van het Vlarem 2012 inzake slagschaduw zal respecteren op alle individuele woningen die gelegen zijn rond de projectzone en op alle relevante slagschaduwgevoelige objecten in en rond de projectzone, tenzij anders bepaald in de milieuvergunning. b. Ter volledigheid kan vermeld worden dat in het kader van lopende milieuvergunningsaanvragen de provinciale milieuvergunningscommissie Oost-Vlaanderen volgende bijzondere voorwaarden met betrekking tot slagschaduw heeft geformuleerd in haar definitief advies:
Pagina: 70/95 Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Titel:
1.
In afwijking van de bepalingen van art. 5.20.6.2.3 van VLAREM II geldt voor elk relevant slagschaduwgevoelig gebouw met productieactiviteiten en mits schriftelijke goedkeuring van de betrokken exploitant, een maximum van 30 uur slagschaduw per jaar met een maximum van 60 minuten effectieve slagschaduw. Hierbij dient enkel de slagschaduw tijdens effectieve bedrijfsgebonden werkperiodes in rekening te worden gebracht. De schriftelijke goedkeuringen dienen ter inzage gelegd voor de toezichthoudende overheid.
2.
Ter hoogte van elk relevant slagschaduwgevoelig kantoorgebouw geldt een maximum van 8 uur slagschaduw per jaar met een maximum van 30 minuten effectieve slagschaduw. Hierbij dient enkel de slagschaduw tijdens effectieve bedrijfsgebonden werkperiodes in rekening te worden gebracht.
3.
De exploitant organiseert een meldpunt waar omliggende bedrijven wijzigingen in werkregimes, evenals klachten als gevolg van de windturbines kunnen melden.
De PMVC Oost-Vlaanderen oordeelde dat bovenstaande bijzondere voorwaarden met betrekking tot slagschaduw voldoende garanderen dat de potentiële hinder als gevolg van slagschaduw tot een aanvaardbaar niveau beperkt wordt. Het voldoen aan bovenstaande bijzondere voorwaarden is steeds mogelijk door het gericht stilleggen van de turbines. Er is bij de verschillende turbineleveranciers soft- en hardware ter beschikking om de verschillende windturbines van een windturbinepark gericht stil te leggen in functie van de optredende meteorologische condities en de specifieke ligging van de slagschaduwgevoelige objecten in het projectgebied. c. Na constructie van de windturbines zal in overleg met de betrokken partijen het feitelijke optreden van slagschaduw worden opgevolgd (bijv. aan de hand van een logboek) gedurende een redelijke en aanvaardbare evaluatieperiode (bv. 2 jaar)). Indien uit deze opvolging zou blijken dat er zich hinderlijke slagschaduweffecten voordoen op bepaalde kritische objecten, zullen mitigerende maatregelen worden voorgesteld en uitgevoerd tijdens deze evaluatieperiode. Deze kunnen zijn: Het installeren van zonneweringen op kritische schaduwgevoelige objecten. Het aanbrengen van extra beplanting zodat het rechtstreeks zicht op de windturbines beperkt wordt, en derhalve ook de hinder t.g.v. slagschaduw. Technische aanpassingen van de lichtsterkte binnen productiehallen om het stroboscopisch effect van slagschaduw tegen te werken op de kritische momenten. Het gecontroleerd stilleggen van de turbine (zie ook voorgaande paragraaf). Om het potentieel aan groene stroomopwekking maximaal te kunnen benutten engageert de projectontwikkelaar zich om steeds eerst naar ander mogelijkheden te zoeken dan het gecontroleerd stilleggen van de turbine om slagschaduwhinder te voorkomen. Dit uiteraard
Pagina: 71/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
onder de voorwaarde dat deze oplossingen technisch en financieel haalbaar zijn in de specifieke gevallen. d. Vervolgens zal er per windturbine, conform de voorschriften van de nieuwe sectorale voorwaarden van het Vlarem, een controlerapport worden bijgehouden van de effectieve slagschaduweffecten. Op basis van dit controlerapport en de opvolging met de betrokken partijen (logboek) zullen per schaduwgevoelig object en per windturbine de passende maatregelen worden getroffen. e. Hoewel de projectontwikkelaar verwacht hiermee de operaties van de windturbines te hebben afgestemd op de operaties in de haven en slagschaduwhinder te voorkomen, zal hij vanaf realisatie van de eerste turbines toch een meldpunt installeren voor bedrijven en/of werknemers. Hierdoor kan steeds snel tegemoet gekomen worden aan onvoorziene situaties en de vele verschillende soorten van activiteiten die zich afspelen binnen een havengebied. Zo kunnen ook mogelijke wijzigingen in de toekomst (vb. omvorming van magazijn tot werkplaats) mee opgenomen worden in de uitbating van de windturbines. Op kritische locaties zal er bovendien een logboek geplaatst worden zodat in de eerste twee jaar na realisatie van de turbines de stilstandskalender verder verfijnd kan worden. Ten slotte zal er ook, conform de Vlarem II, tijdens de eerste twee jaren na realisatie een controlerapport worden bijgehouden per windturbine op basis waarvan de milieu-inspectie de effectief opgetreden slagschaduw kan monitoren.
Pagina: 72/95 Titel:
13.3.4.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Besluit
Uit de slagschaduwstudie, uitgevoerd door YCON, blijkt dat in het studiegebied 51 slagschaduwgevoelige objecten een verwachte slagschaduwduur van meer dan 8 uur per jaar kennen als gevolg van de werking van de huidige, vergunde en geplande turbines. De bijkomende impact van de geplande situatie (4 turbines) ten opzichte van de vergunde situatie (14 turbines) is evenwel erg beperkt. De norm van maximum 8 uur per jaar slagschaduwhinder dient ter hoogte van deze objecten steeds gerespecteerd te worden (tenzij anders vermeld in de milieuvergunning). Dit is perfect mogelijk door het gecontroleerd stilleggen van de turbines op momenten waarop slagschaduwhinder ter hoogte van die objecten optreedt. Om het potentieel aan groene stroomopwekking maximaal te kunnen benutten is het verkiesbaar dat de projectontwikkelaar steeds eerst naar andere mogelijkheden zoekt eerder dan het gecontroleerd stilleggen van de turbine om slagschaduwhinder te voorkomen. Dit uiteraard onder de voorwaarde dat deze oplossingen technisch en financieel haalbaar zijn in de specifieke gevallen. Daarnaast kunnen de engagementen van de ontwikkelaar tot installeren van meldpunt, het plaatsen van logboeken en de (verplichte) controlerapportering als bijkomende milderende maatregelen gezien worden. Hierdoor kan de hinder als gevolg van slagschaduw tot het wettelijk voorziene niveau teruggebracht worden.
Pagina: 73/95 Titel:
13.4.
13.4.1.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Landschap en onroerend erfgoed
Methodiek
In het kader van dit project heeft het studiebureau Antea Belgium een volledige landschapsanalyse opgemaakt. De analyse omvat een evaluatie van de inplanting van de afzonderlijke windturbines t.o.v. elkaar en de aanwezige infrastructuur in het studiegebied en de daarmee verbonden perceptie vanuit de omgeving. Om de landschappelijke impact van de windturbines na te gaan is een visualisatiestudie uitgevoerd, de landschapsatlas geraadpleegd en een inventarisatie opgemaakt van het beschermde erfgoed. Visualisatie is één van de manieren om effecten van een ingreep op het landschap op voorhand in beeld te brengen. Uitgaande van de bestaande situatie wordt een toekomstbeeld geschetst. Het betreft hier een beeld van het landschap zoals dat te verwachten is na het plaatsen van de windturbines. De positie van waaruit naar een locatie gekeken wordt, bepaalt het beeld. Windturbines moeten daartoe zodanig in een beeld van een gegeven bestaand landschap worden opgenomen dat er een reële relatie is tussen samengesteld beeld en de mogelijke toekomstige werkelijkheid. Dit is met behulp van computermontages te bereiken.
13.4.2.
Beoordelingskader
In tegenstelling tot de meeste milieueffecten die kunnen getoetst worden aan referentiewaarden en/of normen, is de beoordeling van de landschappelijke impact van om het even welk project een subjectief gegeven.
Niettegenstaande het subjectieve karakter van de landschappelijke impact laten een aantal min of meer objectieve criteria toe de kwaliteit van een landschap te analyseren en bijgevolg ook de effecten van een project op de kwaliteit ervan te evalueren.
Een belangrijke factor voor de kwaliteit van een landschap, is de structuur ervan. Een windpark kan, wanneer de windturbines de bestaande structurele elementen (wegen, waterwegen...) doorbreken, een fundamentele impact hebben op de structuur van het landschap en aldus de manier waarop het landschap wordt ervaren gevoelig veranderen. Anderzijds kunnen ze, bij een verantwoorde
Pagina: 74/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
inplanting, de bestaande structuur versterken en als dusdanig de kwaliteit van het landschap vergroten. Dit is voornamelijk het geval wanneer windturbines worden ingepland binnen bestaande structurele elementen. Zo kunnen windturbines in een wijds en open landschap schaalverkleinend werken, omdat ze de meetbaarheid van het landschap vergroten. In een industrieel landschap kunnen ze net aansluiten bij de bestaande structuur en als bakens fungeren om zo de structuur te versterken.
De waarnemingscriteria die Antea in de ruimtelijk-landschappelijke afweging heeft aangewend, zijn :
•
De natuurlijkheid. Wat is visuele impact van aanwezige bebouwing? Wordt landschap als natuurlijk ervaren? Zicht begrensd door natuurlijke elementen of sterk artificiële skyline?
•
De gebruiksintensiteit: gaat het om laagdynamische of hoogdynamische landschappen?
•
De ruimtelijkheid. Wat is de structuurdragende matrix? Wat zijn de structurele hoofdkenmerken van het landschap? Wat is de zichtwijdte? Wat is zichtbegrenzend? Aanwezige schermen? Resulterende openheidgeslotenheid?
•
Verticale elementen. Hoogte van aanwezige verticale elementen in voorplan, middenplan, achterplan? Natuurlijke blikvangers? Blikvangers met erfgoedwaarde? Densiteit kleine landschapselementen?
•
Coherentie tussen landschapselementen. Heeft het landschap een leesbare samenhang en een herkenbare identiteit?
Anderzijds is de relatie met het ruimtelijke beleid belangrijk. De krachtlijnen hiervan worden in de landschapsanalyse toegelicht, maar zijn ook reeds aan bod gekomen in een voorgaand hoofdstuk van deze ontheffingsnota).
Ook de interactie tussen de windturbines en aanwezige beschermde en/of waardevolle landschappen en monumenten speelt een rol. Hiervoor werd enerzijds de landschapsatlas geraadpleegd (zie plannen in Bijlage 0) en anderzijds werd een inventaris opgemaakt van het nabijgelegen beschermde erfgoed.
Pagina: 75/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Voor de inventarisatie van het beschermde erfgoed werden volgende categorieën gebruikt: •
Beschermde monumenten
•
Beschermde landschappen
•
Beschermde dorpsgezichten
•
Bouwkundig erfgoed
In de landschapsatlas zijn de belangrijkste traditionele landschappen, ankerplaatsen, relictzones en lijnrelicten van Vlaanderen aangeduid.
13.4.3.
Resultaten
A. Landschapsatlas en inventarisatie van beschermd erfgoed Uit de landschapsatlas (zie plannen in Bijlage 0) bleek voor het volgende: Geen enkele turbine (noch de reeds vergunde, noch de 4 geplande) is gelegen binnen een ankerplaats of relictzone. De turbines bevinden zich wel in de buurt van de ankerplaats “Brakwaterschorren langsheen de Schelde ten noorden van Antwerpen”. Ten oosten van de geplande turbine 2K ligt het puntrelict Fort Liefkenshoek. De voorkomende lijnrelicten in de buurt van het studiegebied bevinden zich ten oosten, waar de Schelde wordt aangeduid, ten westen waarbij de “Geul en Watergang van de Kreek en dijk van Konings Kieldrechtpolder” twee maal wordt aangeduid en ten zuiden waar de Vrasenebeek gesitueerd is.
Pagina: 76/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Ter hoogte van het projectgebied komt geen beschermd erfgoed voor. In de omgeving van de geplande en reeds vergunde turbines worden wel volgende beschermde monumenten aangeduid: In het noorden: •
Fort Liefkenshoek (alsmede bastions en restanten van ravelijnen en wal);
•
Orgel in de Onze-Lieve-Vrouwekerk;
•
Stenen windmolen op de Scheldedijk;
•
Kloosterstraat 8: Hooghuis (in 1613-1614 gebouwd in opdracht van het polderbestuur, later 'Hof van Plaisance');
•
Lillo-fort : blokhuis (ruïne), kruitmagazijn, 2 poternes, kazematten, officierswoningen (Kazerneplein 6, 7, 8 en 9 en omgeving);
In het westen: •
Hoeve "Hof Ter Walle";
In het zuidoosten: •
Orgel in de Sint-Pieter- en Pauluskerk;
•
Gemeentehuis van Kallo;
•
Hof Ten Damme (met interieur);
•
Herdenkingsmonument WO II voor de gedode weerstanders N.K.B.
Er zijn ook een aantal beschermde landschappen gelegen in de omgeving van de geplande turbines: •
Groot Buitenschoor-Galgeschoor, ten noorden;
•
Singelberg, ten zuiden;
•
Overgangszone van beschermd landschap 'Defensieve Dijk', ten zuiden.
Volgende beschermde dorpsgezichten zijn gelegen in de buurt van het studiegebied: •
Hof ten Damme en tuin (met Ginkgo Biloba), ten oosten;
•
Lillo-fort met veer en getijdenhaventje, ten noorden.
De inventaris van het bouwkundig erfgoed vermeldt een groot aantal gebouwen in de dorpskernen van Doel, Kieldrecht, Verrebroek en Kallo. Ten (noord)oosten worden ook nog een aantal gebouwen aangeduid, hoofdzakelijk hoeves of schuren. Ten oosten van de geplande turbine 2K (ten noorden van de 14 vergunde turbines) wordt het Fort Liefkenshoek aangeduid.
Pagina: 77/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
B. Resultaten van de visualisatiestudie Antea, als erkend studiebureau selecteerde (onder leiding van erkend milieudeskundige Cédric Vervaet voor de discipline Landschap en onroerend erfgoed) zes representatieve gezichtspunten rondom het studiegebied voor het uitwerken van de visualisatiestudie. Deze gezichtspunten en resulterende fotomontages zijn in volgende figuren terug te vinden. De volgende 6 zichtpunten werden beschouwd: •
locatie b: Ring Belge R2
•
locatie c: Kallo, Fabriekstraat (t.h.v. brug met Melkader)
•
locatie d: Fort Liefkenshoek, Ketenislaan
•
locatie f: dijkring Lillo-Fort, Scheldelaan
•
Locatie g: Doel, dijk Scheldemolenstraat
•
Locatie h: Doel, Dreefstraat
Vanuit elke zichtpunt werden telkens 3 situaties geschetst: •
huidige situatie = situatie anno 2014
•
huidige ontwikkelingsfase = visualisatie van de momenteel vergunde, maar nog niet gebouwde turbines.
•
de geplande toekomstige situatie = visualisatie van het eindbeeld (de reeds 14 vergunde + de momenteel 4 geplande turbines)
Pagina: 78/95 Titel:
Datum: April 2015 Windenergieproject Linkeroever: Ontheffingsnota voor de Versie: 2.0 bouw en exploitatie van 4 windturbines
Pagina: 79/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Pagina: 80/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Pagina: 81/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Pagina: 82/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Pagina: 83/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Pagina: 84/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Pagina: 85/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Illustratie 7: Resultaten van de visualisatiestudie
Pagina: 86/95 Titel:
Datum: April 2015 Windenergieproject Linkeroever: Ontheffingsnota voor de Versie: 2.0 bouw en exploitatie van 4 windturbines
De gedetailleerde bespreking van de visualisaties per zichtpunt is terug te vinden in bijlage. Antea vat de belangrijkste conclusie als volgt samen:
“Het eindbeeld van de 4 extra turbines is vanuit zichtlocaties b, f en g landschappelijk inpasbaar. Vanuit zichtlocatie h zijn de extra turbines enigszins storend te beschouwen. Gezien de toekomstige havenontwikkelingen, zullen de turbines vanuit zichtlocatie h op termijn echter wel inpasbaar zijn in het toekomstige landschap met name na de realisatie van het Saeftingedok en bijhorende bedrijvigheid. De geplande extra 4 turbines zijn vanaf zichtlocaties c en d niet zichtbaar, waardoor gesteld kan worden dat ze vanuit deze locaties landschappelijk inpasbaar zijn.”
13.4.4.
Besluit
Algemeen genomen zal het windturbinepark in de Waaslandhaven er op zijn plaats staan en is het windpark vanuit alle onderzochte zichtpunten voor wat betreft het eindbeeld inpasbaar in het landschap. De gesimuleerde windturbines bevinden zich visueel tussen de andere opgaande elementen zoals bomen en hoogspanningsmasten. Gezien het vrij gesloten karakter en de opgaande elementen werkt de opstelling van de turbines niet schaalverkleinend.
Pagina: 87/95 Titel:
13.5.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Veiligheid
Voor het aspect veiligheid werden reeds in een vroeg stadium van het project oriënterende studies opgestart. Deze studies dienden om enerzijds het potentieel van het gebied in kaart te brengen en anderzijds om de belangrijkste scheidingsafstanden van windturbines t.o.v. bepaalde installaties en infrastructuren te kennen. Deze studies zijn terug te vinden in Bijlage 10. De keuze van het type windturbine zal afhangen van de openbare aanbestedingsprocedure die nog gestart moet worden. Hierbij zal een certificatie volgens IEC 61400-1 of gelijkwaardig als voorwaarde worden opgenomen, conform de Vlarem-wetgeving. Daarnaast zullen de windturbines voorzien zijn van: •
Een ijsdetectiesysteem dat de windturbine automatisch stillegt bij ijsvorming op de wieken.
•
Slagschaduwsensoren die de windturbine stillegt indien ongewenste slagschaduw zou veroorzaakt worden op bepaalde slagschaduwgevoelige objecten.
•
Een bliksemafleidingssysteem.
•
Redundante remsystemen.
•
Een online-controlesysteem, waarbij onregelmatigheden onmiddellijk worden gedetecteerd en doorgegeven aan een turbine-eigen controle-eenheid.
Naast de algemene oriënterende studies heeft erkend veiligheidsdeskundige SGS Belgium ook een specifieke gedetailleerde studie opgemaakt voor turbine 2K. Voor de overige 3 windturbines werd geen extra gedetailleerde studie opgemaakt. Immers, deze windturbines bevinden zich op braakliggend terrein op meer dan 450 meter (=maximale theoretische effectafstand van een windturbine) ten opzichte van de meest nabijgelegen Seveso-inrichtingen. De dichtstbijgelegen Seveso-inrichting, de scheepsverlaadplaats (steiger) van de hogedrempelinrichting ITC Rubis Terminal Antwerp, bevindt zich op ca. 550 meter van turbinepositie 1M en op ca. 600 meter van turbinepositie 1J. Turbinepositie 1K bevindt zich op meer dan 1.000 meter van deze steiger. Voor turbine 2K besluit erkend deskundige SGS het volgende: •
De impact van de windturbine op het extern risico van Ashland is beperkt. De impact heeft geen invloed op de toetsing of evaluatie van het extern risico. Bijgevolg wordt de impact van de windturbine op het externe risico van Ashland (zoals berekend in het OVR van Ashland) aanvaardbaar geacht.
•
Ashland plant mogelijk een bijkomend tankenpark. Ook de impact van het tankenpark en de interactie met de turbine werd beoordeeld door SGS. Er wordt besloten dat de bijdrage van de windturbine ook in een toekomstige situatie met extra tankenpark bij Ashland ook beperkt is. Wel is er voor turbinetype SWT 3.0-113 (=turbinetype met grootste effectafstanden) een beperkte terreingrensoverschrijding van de 10-5/jaar contour ter hoogte
Pagina: 88/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
van het wachtspoor, en dit als gevolg van de cumulatieve bijdrage van enerzijds het potentieel extra tankpark en de impact van de windturbine anderzijds. De overschrijding omvat enkel onverhard terrein langsheen de bedrijfsgrens met DP World. In deze zone gebeuren geen activiteiten en omvatten bijgevolg normaliter geen aanwezigheid van personen. Tussen DP World en Ashland bevindt zich eveneens de weg Geslecht. Deze weg is een doodlopende weg, er is geen doorgaand verkeer. Voor de 2 andere turbinetypes wordt het volgende geconcludeerd:
•
o
Turbinetype E115: 10-5/jaar contour (incl. bijkomend potentieel tankenpark) valt nagenoeg samen met de terreingrens.
o
Turbinetype N117: het verhoogd extern risico is steeds lager van 10-5/jaar.
Teneinde de beperkte 10-5 overschrijding volledig op te lossen, zijn ook technische oplossingen voorhanden, zoals bv.: o
keuze voor turbinetypes met een kleinere werpafstand (bv. Enercon E115, Nordex N117)
o
het terugbrengen van het nominaal toerental van de Siemens SWT 113-3.0 tot maximaal 13,3 toeren per minuut.
Dit wordt verder toegelicht in bijlage 11.
Pagina: 89/95 Titel:
13.6.
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Cumulatieve effecten met andere projecten
In de verschillende milieutechnische studies werden volgende cumulatieve effecten steeds meegenomen: •
De bestaande turbine in het projectgebied (zone 2) werd steeds meegenomen, waardoor alle effecten ook cumulatief bekeken werden.
•
De vergunde turbines in het projectgebied werden steeds meegenomen waar relevant, waardoor alle effecten ook cumulatief bekeken werden.
De resultaten van de analyse naar cumulatieve effecten kan als volgt samengevat worden:
•
Fauna en flora: De impactanalyse op gebied van avifauna op gebiedsniveau geschiedde in eerste fase reeds in 2009 door opmaak van een algemeen afwegingskader. In de vergunningsprocessen voor de eerste 14 turbines werd steeds geconcludeerd dat parallelle ontwikkelingen in verschillende projectzones niet zullen leiden tot significant negatieve effecten. Immers, bij de inplanting van de turbines werd er zeer zorgvuldig voor gezorgd dat voor de verschillende trekroutes in het gebied een voldoende brede corridor vrijgehouden werd. Weliswaar worden sommige corridors licht ingeperkt (beperkte aansnijding van oranje zones). Er werd echter voor gezorgd dat deze inperking niet kan leiden tot een significant negatief effect op de trekroute(s) in kwestie. Ook de bijkomende 4 turbines, die het onderwerp van deze ontheffingsnota uitmaken, leiden niet tot significant negatieve effecten.
•
Geluid: Voor de discipline geluid werden geluidsoverdrachtsberekeningen uitgevoerd voor het geheel van alle turbines samen. De resultaten tonen aan dat steeds voldaan blijft aan de geldende Vlarem-normen, indien het bronvermogen van de turbines gelijk is aan of kleiner is dan 107 dB(A). Er is dus geen sprake van cumulatie van geluidseffecten, die leidt tot overschrijdingen van de geluidsnormen.
Pagina: 90/95 Titel:
•
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Slagschaduw: In de slagschaduwstudies werd een beoordeling naar cumulatie van slagschaduweffecten op de diverse slagschaduwgevoelige objecten in het studiegebied als gevolg van het totaal van 18 turbines uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de 4 bijkomende turbines niet leiden tot significante cumulatieve effecten, ten opzichte van de reeds vergunde en in aanbouw zijnde windturbines. Bovendien dienen de algemeen geldende of specifiek in het kader van de milieuvergunning opgelegde normen qua maximum aantal uren slagschaduw per object (onafhankelijk van welke turbines exact voor de hinder zorgen) steeds gerespecteerd te worden. Door het gericht stilleggen van turbines kunnen deze normen steeds gegarandeerd worden.
•
Landschap: Studiebureau Antea creëerde bij de visualisaties een volledige beeld van het volledige projectgebied dat zeer uitgestrekt is (noord – zuid afstand > 7 km, oost- west afstand >6 km). Vanuit de verschillende gezichtspunten aan de rand of buiten het havengebied zijn de verder verwijderde turbines bijgevolg nauwelijks waarneembaar op de fotomontages. In algemene termen kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van de geplande turbines in de diverse projectzones in het haven-industrieel landschap inpasbaar zijn en dat geen onaanvaardbare cumulatieve landschapseffecten tussen de verschillende projectzones vastgesteld werden.
Cumulatieve effecten met andere mogelijke toekomstige windprojecten zijn niet meegenomen, omwille van het feit dat op dit ogenblik geen mogelijke toekomstige windturbineprojecten in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied gekend zijn die een officiële status hebben.
13.7.
Grensoverschrijdende effecten
De Nederlandse grens is steeds meer dan 5 km verwijderd van de inplantingslocaties van de turbines. Op deze afstand zal de zichtbaarheid van de turbines zeer beperkt zijn. Bovendien sluiten de turbines industrieel aan bij het karakter van de haven en de bestaande obstakels, zodat gesteld kan worden dat de turbines in het industriële landschap zullen opgaan vanuit het zichtpunt van de Nederlandse grens. Naast de discipline landschap worden geen andere grensoverschrijdende effecten verwacht.
Pagina: 91/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
14. Besluit NV Wind aan de Stroom ontwikkelt, bouwt en exploiteert windturbines in de Waaslandhaven op de linkerScheldeoever (LSO). Het projectgebied is gelegen op het grondgebied van de gemeente Beveren in de provincie Oost-Vlaanderen. NV Wind aan de Stroom is een publiek private samenwerking tussen het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (GHA), de Maatschappij Linkerscheldeoever (MLSO) en NV Groene Energiehaven Antwerpen (NV GEHA). De ontwikkeling van windenergie in het gebied dient gefaseerd te geschieden, in overeenstemming met de timing van andere belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen in dit gebied (diverse natuurcompensatietrajecten en bijhorende verdere industrialisering van het gebied). In een eerste ontwikkelingsfase zal NV Wind aan de Stroom in de periode 2014-2015 de bouw en exploitatie van 14 windturbines realiseren in het projectgebied. De realisatie van een volgende fase wordt voorzien voor de periode 2017-2018. Voor deze ontwikkelingsfase heeft NV Wind aan de Stroom reeds het nodige studiewerk geïnitieerd. NV Wind aan de Stroom heeft gekozen voor opmaak van een ontheffingsnota met als voorwerp 4 turbines, omwille van onderstaande redenen: •
Voor deze 4 turbines kon voor alle relevante milieudisciplines door erkende milieudeskundigen aangetoond worden dat de vastgestelde milieueffecten niet van die aard zijn dat ze als significant negatief beoordeeld kunnen worden en dat hierdoor het doorlopen van een volledig MER-proces noodzakelijk is.
•
Alle elementen voor beoordeling van het project zijn gekend. Een volledige MER-procedure kan geen nieuwe onderzoeken initiëren die tot bijkomende inzichten kunnen leiden.
Als eindconclusie van deze ontheffingsnota kan gesteld worden dat de milieueffecten van deze 4 bijkomend geplande windturbines aanvaardbaar zijn, zowel op gebied van avifauna (aanvaring en verstoring) als op gebied van hinderaspecten voor de mens (geluid, slagschaduw en landschappelijke impact).
Pagina: 92/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Referenties [1] WindPro – version 2.7 – EMD International A/S– Denmark [2] Windplan Vlaanderen, Ode-VUB; september 2000 [3] Omzendbrief EME/2006/01-RO/2006/02 Beoordelingskader voor de inplanting van kleine en middelgrote windturbines, Vlaamse Regering, 2009 [4] Vlarem 2012 [5] Risico-atlas Vogels-Windturbines, INBO Instituut voor Natuurbehoud, oktober 2011 [6] Wind Energy Handbook, Burton, Sharpe, Jenkins, Bossanyi, UK, 2001 [7] International standard IEC 61400-1 Edition 3 (2005), windturbines – part 1: design requirement [8] CIR/GDL-03 Circulaire bebakening Hindernissen, Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, 12/6/2006 [9] “Studie windturbines en veiligheid”; SGS Belgium NV in opdracht van het Vlaams EnergieAgentschap; januari 2007[10] “Handboek Risicozonering Windturbines”; ECN in opdracht van SenterNovem; 2de, geactualiseerde versie; januari 2005 [10] Provinciaal afwegingskader windturbines Oost-Vlaanderen
Pagina: 93/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Bijlagen Bijlage 0: Situeringsplannen Bijlage 1: Afwegingskader Bijlage 2: Beoordeling van de MER-plicht door de dienst Mer Bijlage 3: Goedkeuring van het afwegingskader als passende beoordeling door ANB Bijlage 4: Bijkomend advies van INBO Bijlage 5: Avifaunastudie Bijlage 6: Verslag van de beheerscommissie natuur Linkerscheldeoever van september 2014 Bijlage 7: Geluidsstudie Bijlage 8: Slagschaduwstudie Bijlage 9: Landschappelijke evaluatie Bijlage 10: Veiligheidsstudie Bijlage 11: Begeleidende mail bij de veiligheidsstudie
Pagina: 94/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Tabellen Tabel 1: Overzicht coördinaten windturbines in Tabel 2: Ingreep effectenschema Tabel 3 Overzicht van de voornaamste kenmerken van het type windturbine Tabel 4: Resultaten van de geluidsoverdrachtberekeningen van de windturbines in projectzone 2 met toetsing aan de sectorale voorwaarden Tabel 5: Verwachte slagschaduw zowel voor cumulatieve berekening als bijdrage van de bestaande turbine
Figuren Figuur 1: Aanduiding van de Waaslandhaven op een kaart van de omgeving Figuur 2: Opsplitsing van de projectzone in 4 deelzones. Figuur 3: Turbines in de 1e ontwikkelingsfase Figuur 4: Turbines die het onderwerp uitmaken van de ontheffingsaanvraag Figuur 5: Deelruimten binnen de provincie Oost-Vlaanderen Figuur 6: Gemiddelde jaarlijkse windsnelheid (bron: Windplan Vlaanderen [2]) Figuur 7: Aanduiding van o.a. MIDA’s, S11, S16 en Pompput Figuur 8 : Ligging van de beoordelingspunten Figuur 9: Slagschaduwcontouren voor 1 bestaande, 14 vergunde en 4 geplande windturbines Figuur 10: Slagschaduwkalender voor object 8 Figuur 11: Slagschaduwkalender voor object 9 Figuur 12: Slagschaduwkalender voor object 50 Figuur 13: Slagschaduwkalender voor object 133
Illustraties Illustratie 1: Voorbeeld van netstation
Pagina: 95/95 Titel:
Datum: April 2015 Ontheffingsnota voor de bouw en exploitatie van 4 Versie: 2.0 windturbines
Illustratie 2: Funderingen 3 MW klasse Illustratie 3: Loodsen en magazijnen in het havengebied Illustratie 4: Slagschaduwgevoelig object nr. 8 Illustratie 5: Slagschaduwgevoelig object nr. 9 Illustratie 6: Slagschaduwgevoelig object nr. 133 Illustratie 7: Resultaten van de visualisatiestudie