Verslag themasessie Railveiligheid ‘Sturingsfilosofie en Samenwerking’ 16 december 2014, op Perron 4/5 te Amersfoort Verslag d.d. 12 januari 2015
HET TRAJECT ‘IMPULS RAILVEILIGHEID’ Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu toetst of haar beleidsvisie op railveiligheid nog voldoende aansluit bij actuele en toekomstige ontwikkelingen. Daarvoor is IenM van start gegaan met het traject ‘Impuls Railveiligheid’. Onderdeel van dit traject is de evaluatie van de Derde Kadernota Railveiligheid. Daarnaast organiseert IenM een aantal themasessies om, in samenspraak met spoorpartijen, te zoeken naar nieuwe uitdagingen en relevante ontwikkelingen in het veiligheidsdomein die mogelijk vragen om aanpassing van het railveiligheidsbeleid.
ONDERWERPEN VAN GESPREK EN DOEL VAN DEZE SESSIE De Derde Kadernota Railveiligheid, opgesteld in 2010, is het vigerend beleidskader voor ‘veilig vervoeren, veilig werken en veilig leven met spoor’. Naast deze drie inhoudelijke thema’s is in de Kadernota nadrukkelijk aandacht besteed aan de onderlinge verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken partijen. Een vraag die in dit verband naar voren komt, is: Wie stuurt op de samenhang en de interfaces? De themasessie van 16 december stond in het teken van de vraag hoe betere en meer intensieve samenwerking in de spoorsector kan leiden tot een verhoogde veiligheid op en langs het spoor. In deze sessie wilden we antwoord krijgen op de volgende hoofdvragen: Hoe krijgt de sturing op samenwerken aan railveiligheid nu invulling? Hoe verloopt de onderlinge samenwerking tussen spoorpartijen, wat zijn best practices, waar is sprake van overlap en zijn er hiaten? Welke verwachtingen hebben partijen van sturing op het totaal; (systeemverantwoordelijkheid/‘system integrator’)?
INLEIDING MINISTERIE IENM Geert Draijer van het Ministerie van IenM verzorgde de aftrap van deze sessie en gaf een nadere toelichting op de aanleiding voor het traject van de ‘Impuls Railveiligheid’. Daarnaast ging hij in op de aanpak en de beoogde resultaten van dit traject en gaf hij een korte terugblik op de eerdere themasessies op 4 en 25 november jl. Zijn presentatie is als bijlage bij dit verslag gevoegd.
1
PRESENTATIES SPOORPARTNERS We vervolgden de bijeenkomst met presentaties van verschillende spoorpartijen. Hieronder volgt een terugkoppeling van hun bijdragen. De volledige presentaties zijn als bijlagen bijgevoegd. Christiaan Ensing, Ministerie van IenM: De sturingsfilosofie achter de concessies Christiaan Ensing vertelde over de nieuwe beheer- en vervoerconcessie die op 15 december 2014 zijn ondertekend. In zijn presentatie ging Christiaan nader in op enkele verschillen ten opzichte van de vorige concessies: Prestatiesturing: In de nieuwe concessies zijn meer gedifferentieerde prestatie-indicatoren opgenomen, die gedifferentieerde inzichten in prestaties bieden aan het ministerie en de ILT. Daarnaast is met de beleidsprioriteitenbrief ruimte gecreëerd om jaarlijks prioriteiten te stellen. Programmasturing: In de bijlagen bij de concessies zijn diverse programma’s opgenomen, waaraan NS en ProRail een bijdrage moeten leveren. Daarnaast kunnen met de beleidsprioriteitenbrief ook nieuwe programma’s aan de partijen worden opgelegd. Er wordt op meer terreinen samengewerkt tussen NS en ProRail. Er wordt meer informatie gedeeld; prestaties worden openbaar gemaakt. Het is te allen tijde mogelijk een benchmark, audit of evaluatie uit te voeren. Christiaan Ensing poneerde aan het eind van zijn inleiding enkele stellingen. Stelling 1: NS en ProRail moeten ten aanzien van veiligheid streven naar voortdurende verbetering (kwalitatief en/of kwantitatief). In reactie op deze stelling stelden de deelnemers het volgende aan de orde. Het streven naar het verbeteren van veiligheid heeft niet alleen betrekking op NS en ProRail, maar op alle vervoerders en partijen in de spoorsector. Het streven naar voortdurende verbetering is niet de juiste manier omdat er redelijkerwijs grenzen zijn aan permanente verbetering. Stelling 2: NS en ProRail nemen veiligheid in de integrale afweging tussen de prestatiegebieden bij specifieke beslissingen mee. Veiligheid is hierbij slechts één afweging, en moet meer expliciet in de afweging naast andere belangen worden meegenomen. In reactie op deze stelling kwam naar voren dat het ALARP-principe behulpzaam is voor het maken van dergelijke afwegingen. De concessies bieden voldoende ruimte om verbetering van veiligheid mogelijk te maken. Frank van Setten, FMN Frank van Setten startte zijn inleiding met de opmerking dat het deze week 15 jaar geleden is dat de markt werd opengesteld voor andere vervoerders dan NS. Destijds was er op het gebied van veiligheid niets vastgelegd. Hij gaf daarmee aan dat er op het thema spoorveiligheid de afgelopen jaar veel is bereikt. Frank van Setten ziet de volgende belangrijke thema’s als het gaat om spoorveiligheid. Niet alles kan opgelost worden door techniek. Het blijft altijd de machinist die de knoppen bedient en uiteindelijk de keuzes moet maken. Veiligheid kan een negatieve bijklank krijgen in concurrentie met andere partijen en mag daarom niet in concurrentiestrijd gebruikt worden. 2
Er zijn tot op heden nog geen ongevallen geweest met treinen van regionale vervoerders. Ook niet op emplacementen en stations, de plekken waar de kans op een ongeval het grootst is. Met de oprichting van het DOSV is een grote verbetering in het veiligheidsdenken gerealiseerd. Door het gezamenlijk uitwisselen van ervaringen tussen vervoerders, stijgt iedere partij boven zijn eigen belang uit. Frank van Setten vindt het goed dat er een sfeer in het DOSV is gecreëerd waarbij er open en eerlijk over incidenten gesproken wordt. Tot slot doet Frank van Setten de volgende oproep aan de sector: “Wees open en deel fouten met elkaar, betrek machinisten bij de discussie over veiligheid en benut de kennis en ervaring die zij hebben. Besef daarnaast dat techniek niet alles kan oplossen.”
Frank van Setten presenteerde aan het eind van zijn betoog twee stellingen en een vraag met de uitnodiging aan de deelnemers daar op te reageren. Stelling 1: Veiligheid mag nooit een middel zijn in concurrentiestrijd Veiligheid(sprestaties) kunnen wel in positieve zin gebruikt worden voor het informeren van de klant. Ook kan de sector zich profileren op het gebied van railveiligheid ten opzichte van de veiligheid van individueel vervoer en andere modaliteiten. Maak zichtbaar dat investeren in veiligheid loont. Bij het goederenvervoer is sprake van veel verschillende aanbieders, maar daar is weinig bekend over de prestaties op het gebied van veiligheid. Het onderwerp veiligheid staat binnen de organisaties van de goedervervoerders nadrukkelijk wel op de agenda. Veiligheid is de verantwoordelijkheid van het bedrijf zelf. Dat moet zorgen voor een goede eigen bedrijfsvoering en niet teveel focussen op de prestaties van anderen. Stelling 2: Veiligheid moet binden en niet scheiden Deze stelling kan op instemming rekenen van alle deelnemers. Vraag: Hoe open moeten we onder elkaar zijn in het kader van prestaties op het gebied van veiligheid? In reactie op deze vraag wordt opgemerkt dat transparantie een organisatie ook kan tegenwerken in de rechtszaal. De aansprakelijkheid kan in dit verband een dilemma opleveren. Daar staat tegenover dat informatie uiteindelijk toch openbaar zal zijn. Er zou dan ook geen belemmering moeten zijn om transparant te zijn. In reactie op het betoog van Frank van Setten brengt Ad Toet van KNV naar voren dat het incident van de ontspoorde grindtrein in Borne laat zien dat het van belang is dat een ieder zijn eigen verantwoordelijkheid neemt en dat partijen open kunnen en durven zijn. Daarbij pleit hij ervoor dat partijen verwachtingen naar elkaar uitspreken over een ieders rol en elkaar aanspreken op verantwoordelijkheden, in plaats van dat partijen wijzen naar elkaar. Specifiek in relatie tot Quo Vadis wordt opgemerkt dat het van belang is de data vanuit dit systeem niet alleen beschikbaar te stellen, maar ook de wederzijdse verwachtingen uit te wisselen. Zodat deze data ook bruikbaar wordt voor het maken van analyses.
3
Paul Moonen, ProRail Elk bedrijf is wettelijk verplicht een Risico-inventarisatie en –evaluatie uit te voeren. In zijn inleiding gaat Paul Moonen nader in op de wijze waarop ProRail hieraan invulling heeft gegeven, in de vorm van de ontwikkeling van een risicoregister. Voor dit register zijn ongeveer 1.000 risico’s beschreven. Aan de hand van het risicoregister maakt ProRail ALARP-afwegingen voor de tien Basis Veiligheidsrisico’s (BVR’s). De directie van ProRail stuurt aan de hand van deze afwegingen op veiligheid. Daarnaast vindt er afstemming plaats met NS Reizigers. Uit deze afstemming is naar voren gekomen dat ProRail en NS een andere insteek en aanpak hanteren als het gaat om het inventariseren en beoordelen van risico’s. Het bleek vervolgens heel waardevol om op basis van deze verschillende aanpakken tot gezamenlijke en gedeelde conclusies te komen. Volgende stap is het breder inventariseren en evalueren van veiligheidsrisico’s in samenspraak met andere partners binnen de spoorsector. Op dat terrein is nog heel veel winst te boeken. Paul Moonen presenteert ter afsluiting van zijn inleiding een aantal stellingen. Deze zijn hieronder weergegeven samen met de reacties van de deelnemers. Stelling 1: Elke spoorse speler dient de risico’s, waarvoor hij (mede)verantwoordelijk is, op te sommen, de beheersing ervan te analyseren en veronderstelde beheersing door derden te checken. D.w.z. de verantwoordelijkheid reikt t/m ‘handshaking’. Met ‘spoorse speler’ wordt bedoeld alle partijen die actief zijn op en langs het spoor. In reactie op deze stelling komt naar voren dat alleen het uitwisselen van informatie onvoldoende en te vrijblijvend is. Het gaat erom op niet-vrijblijvende wijze, wederzijdse verwachtingen te delen en daar naar te handelen. Stelling 2: ‘Consensus zoeken bij afstemming van evaluaties wordt een gebed zonder einde …’ In reactie op deze stelling komt naar voren dat veiligheid een gezamenlijk belang is. Vraag hierbij is of de sector volwassen genoeg is om consensus te bereiken over de inventarisatie en evaluatie van risico’s. Het bereiken van consensus kan ook een doel op zich zijn van de samenwerking. Vraag: ‘Welke rol dient ILT/IenM in zo’n proces te spelen?’ De presentatie van Paul Moonen sluit af met de vraag welke rol ILT en IenM moeten spelen in dit proces. In reactie op deze vraag wordt opgemerkt dat samenwerking van bovenaf kan worden opgelegd. Dat heeft echter wel het risico in zich dat partijen ‘achterover gaan leunen’ en niet zozeer zelf verantwoordelijkheid nemen.
4
Adriaan Hagdorn en Jenny Morssink, NS In zijn presentatie gaat Adriaan Hagdorn in op de borging van spoorveiligheid. Veel regelgeving omtrent veiligheid is vastgelegd op Europees niveau. Door de regelgeving op supranationaal niveau is wetgeving tussen landen geharmoniseerd en dat heeft bijgedragen aan een level playing field. Daarnaast gaat de Spoorwegwet in op veiligheid. Spoorveiligheid wordt ook geregeld door (verbod)regels, certificering en het stellen van hoge (technische) eisen aan bijvoorbeeld infrastructuur, ondernemingen en machinisten. De spoorsector is een complex en divers veld. Alle spelers zijn apart gecertificeerd. De gecertificeerde spelers zijn te typeren als de bakstenen van het huis van veiligheid. De samenwerking tussen de partijen vormt het cement tussen deze stenen. Adriaan Hagdorn en Jenny Morssink presenteren tot slot enkele stellingen: Stelling 1: “Brussel” biedt het kader voor de regelgeving! Stelling 2: “Systemintegrator” maakt spoorbestel nóg complexer Stelling 3: Partijen moeten zelf samenhang op interfaces inrichten Stelling 4: Vrije informatie-uitwisseling verhoogt de veiligheid Stelling 5: Kundige NSA die in samenwerking én vertrouwen preventief adviseert verhoogt de veiligheid Stelling 6: Repressieve aanpak (boetes!) leidt niet tot veiligheid Stelling 7: Maatstaf “adequaat vbs”, “passende maatregelen” en “voortdurend verbeteren” (art. 16a Bbvvch)? In reactie op deze stellingen wordt opgemerkt dat de ILT tevens de rol heeft van NSA. Echter, de NSA heeft een bredere rol dan de rol die de ILT nu vervult. De ILT vervult de rol van inspecteur, terwijl de NSA ook een rol heeft als adviseur. Die adviesrol kan in Nederland beter worden belegd. In de huidige situatie is sprake van een rolverdeling waarbij de beleidskern en de verantwoordelijkheid voor regelgeving zijn belegd bij het Ministerie van IenM en de inspectie bij de ILT. De adviesrol, zoals belegd bij de NSA, is in de Nederlandse situatie niet belegd. Deze adviesrol houdt bijvoorbeeld in de rol van verbinder, het bewaken van de samenhang tussen verschillende veiligheidsmanagementsystemen en het organiseren dat de branche bepaalde maatregelen neemt. Met de beleidsprioriteitenbrief wordt invulling gegeven aan de rol van verbinder. Echter, deze brief heeft uitsluitend betrekking op NS en ProRail. Over vrije informatie-uitwisseling wordt opgemerkt dat dat onvoldoende en te vrijblijvend is. Tegelijkertijd is het niet realistisch informatie-uitwisseling te beleggen bij een ‘system integrator’. Daarbij zou het bij informatie-uitwisseling niet alleen moeten gaan om het verstrekken van informatie, maar ook om de check of de informatie voor de ander bruikbaar is. De deelnemers onderschrijven de stelling dat een repressieve aanpak (boetes) niet leidt tot veiligheid.
5
OOGST VERDIEPINGSSESSIES Na deze presentaties en discussies over verschillende stellingen, wisselen de deelnemers tijdens parallelle verdiepingssessies nader van gedachten over vragen als: Hoe kan betere of meer intensieve samenwerking in de spoorsector leiden tot een verhoogde veiligheid op en langs het spoor? Welke verwachtingen hebben partijen in dit verband van sturing op het totaal? De hoofdpunten uit de verdiepingssessies zijn hieronder weergegeven. Verdiepingsgroep A Aanvulling op de stelling “niet straffen, maar vertrouwen”: dat vertrouwen moet je als bedrijf wél verdienen! Bijvoorbeeld door te laten zien hoe je leert van je fouten, dat dat is ingebed in de dagelijkse uitvoeringspraktijk, in alle lagen van de organisatie. Of het vertrouwen nog terecht is, moet blijken uit regelmatige onafhankelijke externe toetsing. Bij incidenten zou degene die de fout heeft gemaakt niet meer aangevallen moeten worden op zijn/haar vakmanschap, als hij/zij kan aantonen over alle vereiste diploma’s en certificeringen te beschikken en alle vereiste periodieke bijscholingen/herexamens te hebben gedaan. Het periodiek bijscholen en toetsen van de kennis van veiligheidsfunctionarissen is een eis die ook in de TSI’s staat. Daarmee is gewaarborgd dat deze functionarissen steeds op de hoogte zijn van de nieuwste wet- en regelgeving en wijzigingen daarin. Een afscheiding van sommige taken die nu door ILT als NSA worden uitgevoerd, is wenselijk. Met name het uitgeven van certificaten en het toetsen of een bedrijf alle certificaten heeft en daarnaar handelt, zouden uit elkaar gehaald moeten worden. Het toezicht zou dus apart gezet moeten worden. Het gevoel leeft dat de ILT haar adviesrol beter zou kunnen (moeten?) invullen. Een kundig ILT is daarvoor een eerste vereiste. Er dient nog goed gekeken te worden naar de mate van organisatie en inhoudelijke betrokkenheid van een “systeem integrator”. Ook moet bekeken worden welke bevoegdheden deze systeem integrator krijgt. Vraag: Wie toetst eigenlijk of de NSA haar werk goed uitvoert? Bijvoorbeeld: hoe is gewaarborgd dat inspecteurs over alle benodigde vakmanschap (dat is meer dan alleen kennis!) beschikken om hun taak adequaat uit te voeren? De VVRV examineert soms anders dan is voorgeschreven (voorbeeld: kleine en grote remproef, terwijl in de regelgeving alleen “remproef” wordt genoemd). Vervoerders zijn het ermee eens, omdat zij dit onderscheid willen maken. Maar de regelgeving is nog niet aangepast op dit punt.
6
Verdiepingsgroep B Tijdens deze verdiepingssessie is nader van gedachten gewisseld over de ‘system integrator’. Begin met het definiëren van dit begrip (wat houdt de rol van system integrator precies in?) en voorkom dat er een extra laag ontstaat in de huidige organisatiestructuur of dat een extra partij wordt toegevoegd aan het speelveld. Hanteer voor het definiëren van dit begrip de Europese context! Het harmoniseren van rollen krijgt invulling op de schaal van Europa. Als helder is wat de precieze rol is van een ‘system integrator’ en duidelijk is wat hiervan wordt verwacht, kan worden nagegaan bij welke huidige organisaties of functionarissen deze rol belegd kan worden. Zo vervult de ILT reeds een rol als arbiter, bijvoorbeeld bij de toetsing van vergunningen en bij de toetsing van veiligheidsmanagementsystemen (deze toetsingen hebben wel sterk het karakter van een papieren tijger). De ERA treedt op als Europese integrator en bepaalt het speelveld in Europa. De NSA’s krijgen een uitvoerende rol. Rol van de centrale overheid: Maatschappelijk belang van veiligheid waarborgen. Blijf partijen bij elkaar brengen, bevorder daarbij de openheid en wees gericht op iets bereiken. Rond ook een keer iets af. Blijf weg van een afrekencultuur. Bevorder interactie met de samenleving. Werk op basis van een continu verbeterproces. Bevorder kennisdeling met buurlanden (werkt Duitsland bijvoorbeeld ook met Quo Vadis?) (Quo Vadis is in Nederland bedacht, terwijl het spoorsysteem Europees is). En bevorder informatie-uitwisseling over bijvoorbeeld data uit Quo Vadis (er is nu heel veel informatie beschikbaar, maar het hangt af van vrijwilligheid of deze informatie wordt benut). Hierbij is wel als vraag aan de orde gesteld of voor het bevorderen van onderlinge informatie-uitwisseling een rol is weggelegd voor IenM en/of ILT. Of is dat de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken spelers? Mogelijke rol voor DOSV: communicatie van de feiten (tegenover beelden en percepties).
Verdere scherpte aanbrengen in onderlinge rolverdeling op systeemniveau; systeem laten meebewegen met ontwikkelingen De markt van personen- en goedervervoer per spoor is open! Dat betekent dat het speelveld continu verandert.
Verdiepingsgroep C 15 jaar is te kort om grote veranderingen te verwachten. Een belangrijke vraag is hoe je alle partijen op gelijke voet aan tafel krijgt. ‘Beter en Meer’ wordt genoemd als voorbeeld van samenwerking die is beperkt tot ProRail en NS. De NSA zou een bredere taakopvatting moeten hebben. Het zou zicht moeten houden op de implementatie van regelgeving en het zou de implementatie van aanbevelingen moeten stimuleren bij verschillende partijen. De NSA zou ook een kennisfunctie moeten hebben. De vraag blijft wie deze rol op zich moet en kan nemen.
7
Op dit moment wordt er nog onvoldoende gestuurd op samenwerking en op het afstemmen en aansluiten van veiligheidssystemen en -methoden tussen bedrijven. Dit zou ook bij de taak van de NSA kunnen horen. Voor voorbeelden van de rolinvulling van de NSA kunnen we naar buurlanden kijken, zoals Engeland en België.
Verdiepingsgroep D Afwegingen over het niveau van veiligheid en de te nemen maatregelen moeten eigenlijk in gezamenlijkheid worden gemaakt. De partijen die hierbij betrokken worden, kunnen worden verbreed. Het zou goed zijn hier ook de reizigers/de maatschappij bij te betrekken, de partijen voor wie je het doet. Zij maken wellicht een andere afweging bij keuzes tussen veiligheidsniveau en andere aspecten zoals punctualiteit, betrouwbaarheid, frequentie etc. Concrete punten die hierbij zijn genoemd: Zorg voor een duwtje in de rug ten behoeve van de samenwerking. Veiligheidscommissie ten behoeve van een transparante afweging voor veiligheid. Onderling vertrouwen is de basis voor samenwerking. Belang van veiligheid voor reiziger meten en weten. De rol van de NSA moet scherper ten behoeve van de stip aan de horizon en advies. Welk niveau van veiligheid je ambieert, bepaal je zoveel mogelijk met andere partijen. Punten met betrekking tot het veiligheidsniveau die hierbij van belang zijn: Kan sturing via permanente verbetering onbepaalde tijd doorgaan? Is dat proportioneel? Basis op orde bij veiligheid, dat is de verantwoordelijkheid van partijen zelf. Aanscherpen van regels moet bredere maatschappelijke discussie zijn. Wat wil de reiziger eigenlijk aan veiligheid en is men bereid om voor veiligheid andere zaken (punctualiteit etc.) op te geven? Of pakt die ruil anders uit als mensen zelf hierbij betrokken zijn?
AFSLUITING DOOR MINISTERIE IENM Tijdens de afsluiting informeert Geert Draijer de deelnemers over de volgende themasessie op donderdag 29 januari, van 14.00 tot 17.00 uur. Onderwerp van gesprek is dan ‘Veiligheid is mensenwerk: De cultuur van veiligheid’. Tijdens deze themasessie zal tevens een nadere toelichting worden gegeven op het tijdpad van de vervolgstappen van de ‘Impuls Railveiligheid’ in het voorjaar van 2015. Bouwstenen daarvoor zijn de uitkomsten van de evaluatie van de Derde Kadernota en de oogst van de themasessies in het kader van de ‘Impuls Railveiligheid’. Op basis van deze bouwstenen zal worden bepaald op welke onderdelen bijstelling van het beleid voor railveiligheid nuttig en noodzakelijk is. Tot slot informeert Geert Draijer de deelnemers over de werkconferentie die op vrijdagochtend 23 januari wordt georganiseerd, in samenwerking met ProRail en Rover. De ‘save the date’ voor deze conferentie wordt op korte termijn verstuurd. Bijlagen: 1. Overzicht deelnemers. Separaat bijgevoegd: 2. Presentatie Geert Draijer, Ministerie van IenM. 3. Presentatie Christiaan Ensing, Ministerie van IenM. 4. Presentatie Paul Moonen, ProRail. 5. Presentatie Adriaan Hagdorn en Jenny Morssink, NS
8
Bijlage 1:
Overzicht deelnemers themasessie ‘Samenwerking en Sturingsfilosofie’ 16 december 2014
Organisatie
Naam
Functie
NS NS
Adriaan Hagdorn Jenny Morssink
Bedrijfsjurist Beleidsadviseur Safety
NS & ProRail ProRail
Carola de Jonge Paul Moonen
Programma ‘Beter en Meer’ Beleidsadviseur Veiligheid Afdeling Bedrijfsstrategie
ProRail Arriva Nederland
Helmuth Götz Frank van Setten
Beleidsadviseur Veiligheid & Compliance Adj. Directeur Trein
ROVER
Tim Boric
Beleidsmedewerker
FNV Spoor
Chris van Maurik
FNV Spoor
Ans de Preijker
ProRail
FNV Spoor
Jacqueline Lohle
Bestuurslid
VVRV
Patrick van der Hoeven
Directeur
Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV) DB Schenker Rail Nederland N.V. Nedtrain
Ad Toet
Directeur
Aart Klompe
CEO/Algemeen directeur
Ad Duijn
hoofd Veiligheid, Gezondheid & Milieu
Min. IenM
Christiaan Ensing
Beleidsadviseur teams 'vervoerconcessie 2015 e.v. NS' en 'beheerconcessie 2015 e.v. ProRail' Directie Openbaar Vervoer en Spoor
9