2de bach PSW
Bestuurskunde Prof. Van Dooren
Q B25
uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen www.quickprinter.be
5.50 EUR
Nieuw!!! Online samenvattingen kopen via www.quickprintershop.be
Samenvatting Bestuurskunde
Samenvatting Bestuurskunde
1
DEEL I: SITUERING V/D BESTUURSKUNDE HOOFDSTUK 1: INLEIDING TOT DE BESTUURSKUNDE 1. INLEIDING Bestuurskunde is een onderdeel van de bestuurswetenschappen die als studieobject het openbaar bestuur behandelen. De bestuurskunde onderscheidt zich van andere bestuurswetenschappen door haar kennisobject of specifieke invalshoek. De bestuurskunde is een maatschappijwetenschap, wat betekent dat ze de relaties tussen de mensen onderling bestudeert.
2. DEFINITIES VAN BESTUURSKUNDE Definitie ‘Bestuurskunde’ ruimer doorheen de jaren. Niet enkel interne vraagstukken behandelen, maar meer externe dimensies. Meer nadruk op wisselwerking met omgeving o.a. door vervaging grens tussen openbaar bestuur en de samenleving waardoor men de overheid minder beschouwd als een instantie die boven andere actoren staat. OPM: Toegepaste wetenschap of empirisch/theoretisch? OPM: Prescriptieve aspect van bestuurskunde (moet de bestuurskunde aanbevelingen formuleren voor een kwalitatief goed bestuur?).
3. CASE: DE ASIELCRISIS De definiëring wordt in het boek toegepast aan de hand van een case, dus bekijk de korte situatieschets van de case. Pag. 25
4. HET STUDIEOBJECT VAN BESTUURSKUNDE Studieobject = openbaar bestuur = Het geheel van organisaties en activiteiten die gericht zijn op de besturing van de maatschappij. (Bovens, ’t Hart & van Twist) Het openbaar bestuur kan dus zowel opgevat worden als een geheel van organisaties als een proces van besturen. Op het vlak van organisaties ‐ Dekt het OB een veelheid aan instellingen en diensten. ‐ Beperkt zin: organisaties gerelateerd tot uitvoerende macht met o.a. ministeries en agentschappen. ‐ Ruimer: ook semi – overheidsorganisaties en particuliere organisaties die publieke taken overnemen. (OPM: grenzen publiek/privaat zijn vervaagd (H2)) De bk legt zich vooral toe op de ‘inrichting en werking’ van openbare besturen. De vraag is dus of OBn zodanig ingericht zijn en functioneren dat ze hun doelstellingen op een doelmatige wijze bereiken, rekening houdend met het democratisch besluitvormingsproces. Bk verstaan onder termen van (Be)sturen van het maatschappelijk bestel = binnen samenleving gewenste effecten bereiken. = beleidskunde(procesbenadering van het ob) minder aan bod in dit boek.
Samenvatting Bestuurskunde
2
Verschillende niveaus van openbaar bestuur: lokaal, provinciaal, regionaal, federaal, Europees… ‐ Goed bestuur = goede samenwerking tussen verschillende (vervlochten) niveaus. = multi‐level governance. Toepassing op de case: p 26‐27
5. DE OMGEVING VAN HET OPENBAAR BESTUUR = aspecten die een grote impact hebben op de inrichting en de werking van het openbaar bestuur. Politiek‐institutionele aspecten ‐ België: Constitutionele monarchie, Parlementaire democratie, Federale staat, Evenredige vertegenwoordiging in kiesstelsel, Ministeriële verantwoordelijkheid, Coalitieregering, Federale staat, Lokale autonomie, Particratie, Politieke partijen zijn regionaal georganiseerd(niet unitair). Belang van deze aspecten bepaalt het handelen van het openbaar bestuur en hiermee onderscheidt het OB in België zich van bestuursstelsels in andere Europese staten. Bv: in tegenstelling tot een presidentieel regime, zal het OB vooral afhangen van de regering. Deze regering zal, i.t.t. een meerderheidssysteem, bestaan uit meerdere partijen, waardoor de besluitvorming wellicht moeizamer zal verlopen en meer gebaseerd op compromissen. Juridische aspecten ‐ België: rechtsstaat (rule of law of legaliteitsbeginsel) Belang: Wetgevende macht bepaalt de mate waarin het openbaar bestuur ingrijpt in het dagelijks leven. De grondrechten kunnen verdedigd worden en het openbaar bestuur mag/kan hier niet tegenin gaan. De OH mag dus niet naar willekeur handelen. Bv. Beslissingen die niet conform het publiek recht zijn kunne door de Raad van State vernietigd worden. Brede maatschappelijke omgeving Belang: Openbaar bestuur wordt constant beïnvloed door maatschappij en moet hier oog voor hebben. Producten en diensten moeten ten baten zijn van de mij, dit is de essentie van de ‘openbare dienstverlening’. Maar openbare besturen zijn ook afhankelijk van de maatschappij(=mij). Inkomsten komen voort uit de belastingen en het aantrekken van voldoende en gekwalificeerd personeel is eveneens een noodzaak. ‐ Vb. Politieke systeemtheorie van Easton (1953): het OB is een open systeem dat via input en output verbonden is met de omgeving.
Samenvatting Bestuurskunde
3
De input wordt gevormd door de eisen en de steun(bv: stem in verkiezingsstrijd) vanuit de omgeving. Dit komt terecht in het politieke systeem die deze input via een conversieproces omzet in acties en beslissingen. (bv nieuwe wetgeving of subsidies). Dit vormt de output, die inwerkt op de omgeving, waardoor outcome geproduceerd wordt. De output is niet noodzakelijk gelijk aan de outcome (effecten lossen verwachtingen niet in). Deze outcome kan dan via een systeem van feedback nieuwe input vormen voor het politieke systeem.
Toepassing case: p32‐34 De rol van de overheid wordt vaak zichtbaar wanneer iets misloopt. In zorgeloze tijden lijkt het vaak een evidentie. Veel mensen wisten voor de laatste financieel‐fiscale crisis bijvoorbeeld niet dat er ‘banktoezichters’ bestaan (die het reilen en zeilen van de banken moeten controleren) en de zogenaamde systeembanken die voorheen privaat domein waren. Vraag is wel of het verantwoordelijk was van de overheid om zo laat in te grijpen, er waren al duidelijk signalen maanden voordien (al jaar op voorhand 1000de mensen die het woord “housebubble” intikte op google). Het falen van de overheid werd duidelijk bij : Bv. De zaak Dutroux, orkaan Katrina (New Orleans, 2005) : er was veel teveel bespaard op de controle van dijken. De dijken braken doormidden en heel New Orleans kwam onder water te staan. Het is inderdaad zo dat de overheid ons het ganse leven ‘achtervolgt’. We krijgen in elk stadium van ons leven constant te maken met de overheid. Verschillende dingen zijn (mogelijk) betaald door de staat zoals : kinderopvang, ziekenhuizen, scholen, openbaar vervoer… Bij een vakantiejob moet je de regelgeving van de overheid volgen en solidariteitsbijdrage betalen. Mogelijk krijg je met de politie te maken. Het water dat uit de kraan komt bereikt ons via de intercommunales, dus onrechtstreeks via de overheid. De werkloosheidsuitkering wordt berekend door de RVA. De RVP betaalt de pensioenen uit. En als we sterven, moeten we van de overheid een plaatsje toegewezen krijgen op het kerkhof. De impact van de OH neemt ook alsmaar toe. Op de grafiek (slide 2 les 1) staat de chronologie van een eeuw op de x‐as en de ‘collectieve uitgavenquote’ op de y‐as. Die collectieve uitgavenquote is het percentage overheidsuitgaven in verhouding tot het BBP (dus overheidsuitgaven/BBP). Het BBP staat voor alles wat een land produceert, de totale economische welvaart. We zien dus dat ongeveer 50% van onze economie overheid is. De helft van wat hier geproduceerd wordt, passeert met andere woorden via de overheid. Men kan trouwens goed de pieken zien bij WOI en WOII. Dit geldt vooral voor Italië en Frankrijk, en voor de USA in WOII. Het is logisch dat de collectieve uitgavenquote stijgt tijdens oorlog. Wanneer je fabrieken gebombardeerd worden, wordt er minder geproduceerd en ligt het BBP dus lager. Hierdoor is de collectieve uitgavenquote hoger.
Samenvatting Bestuurskunde
4
6. EMPIRISCHE, NORMATIEVE EN PRESCRIPTIEVE BESTUURSKUNDE Bestuurskunde onderscheidt zich van andere bestuurswetenschappen door haar speciale invalshoeken. Zo poogt bestuurskunde 4 soorten kennis te produceren. ‐ Beschrijving van de bestuurlijke instellingen en praktijk(=descriptie) Empirische bestuurskunde ‐ Situaties verklaren ‐ Beoordeling sterke en zwakke punten van het OB Normatieve bestuurskunde ‐ Beredeneerde voorstellen voor de verbetering van het OB Prescriptieve bestuurskunde Voor de normatieve en prescriptieve benadering dienen er kwaliteitsmaatstaven opgesteld worden voor goed bestuur. Vanuit VN overgewaaid betekent ‘good governance’ kort samengevat dat het openbaar bestuur zich democratisch opstelt en responsief is aan de verwachtingen van de maatschappij. Verder dient het een wettelijke grondslag te hebben en moet het prestatiegericht werken. Tot slot dient het openbaar een voorbeeldfunctie uit te stralen op het vlak van integriteit. Normatief Over de kwaliteit van het openbaar bestuur kan men volgens Maes op drie niveaus redeneren. ‐ Macroniveau (institutioneel oogpunt): verwijst naar de institutionele vormgeving van het OB alsook naar de eisen i.v.m. bestuurskracht en legitimiteit. Het OB moet op adequate wijze georganiseerd zijn Functies effectief vervullen, dit veronderstelt dat de Openbare besturen: Voldoende bestuurskracht hebben Over voldoende middelen beschikken Burger betrokken responsieve besluitvorming wordt georganiseerd ‐ Mesoniveau (beleidsprocessen): Doet de OH de goede dingen en dient ze het algemeen belang? Democratisch gehalte in besluitvorming beoordelen (toegeven aan hardst roepende of diegene met meeste machtsmiddelen>niet kwalitatief) Rationele aanpak? ‐ Microniveau (bedrijfsvoering binnen de OH): Hoe kunnen besluiten goed uitgevoerd worden (hoe kan de OH de dingen goed doen)? Een goed presterend overheidsapparaat moet de norm zijn? Interne organisatie en management (op beheer en organisatie gericht). BK zal: o Voor‐ en nadelen aanreiken o Hoe kan het functioneren van de staat efficiënter worden? o Innovatieve praktijken kennen en eventueel voorstellen Prescriptief Beredeneerde voorstellen/aanbevelingen voor verbetering van het openbaar bestuur. ‐ Toegepaste wetenschap ‐ Bestuurs’kunde’ i.p.v. bestuurswetenschappen. Deze toepassingsgerichtheid komt tot uiting op verschillende manieren: Actuele problemen behandelen Voortdurend contact met de bestuurspraktijk
Samenvatting Bestuurskunde
5
Toepassing case: p37‐41
7. KENNISINTEGRATIE EN MULTI‐ OF INTERDISCIPLINARITEIT Bestuurskunde integreert andere disciplines om een andere en bredere kijk op het openbaar bestuur te verkrijgen. Voor de studie van het OB is kennis nodig van verschillende domeinen. Belangrijk is om te zorgen voor een interdisciplinariteit i.p.v. een multidisciplinariteit. Multidisciplinariteit = de kennis uit verschillende disciplines worden gebruikt, maar er blijven verschillende interpretaties bestaan. Interdisciplinariteit = De kennis uit de disciplines wordt binnen een eigen denkkader ontwikkeld en daardoor wordt er een nieuwe verwerking en inhoud bekomen. Toepassing case: p43
8. TIJDSCHRIFTEN EN VERENIGINGEN BESTUURSKUNDE 9. BESLUIT (PAG 44) 10. VRAGEN EN OEFENINGEN 11. LES NOTITIES 4 Sferen, elk met een eigen mechanisme van organiseren en verantwoorden: 1) Dwang/voice: DE STAAT ‐Formeel, non‐profit, publiek(moeilijk te trekken) ‐De staat kan als monopolist mensen dwingen iets te doen of er is een maatschappelijke wens en de staat moet deze in vervulling proberen te laten gaan. Bv kinderopvang organiseren > regels waar men aan moet voldoen (zeer gedetailleerd) ‐De staat heeft 3 machten (WM, UM, RM) ‐Een bepaald staatsmodel is een cultureel product (het wordt dor mensen gemaakt en afgebroken) ‐Wie is de staat? Politici, rechters, ambtenaren, overheden in vele vormen 2) Ruil/exit: DE MARKT ‐Formeel, profit, privaat ‐Regulering en sturing door V en A, prijsmechanismen, marktwerking ‐vele soorten markten, allen profit‐gericht ‐markten zijn wel privaat aar OH corrigeert wel (ideaaltypisch schema) ‐bv: Markt voor energie: elektrabel wal lange tijd monopolist maar door ingrijpen van de OH kon de marktconcurrentie beginnen en verloor elektrabel op een paar maanden tijd 20% va haar marktaandeel. Nu probeert OH ook in telecom in te grijpen (prijsvergelijkers, overstappen makkelijker,..) Ook bv het feit dat de prijs per kilo onder de prijs moet staan in supermarkten is ingrijpen van OH. ‐KO: je kan het aan de markt overlaten: ruil tss ouders en opvang 3) Liefde/loyaliteit: DE PRIVATE SFEER ‐informeel, non‐profit, privaat ‐ is sterk geregeld door de staat, maar ook door de markt.
Samenvatting Bestuurskunde
6
‐ is niet machtsvrij (waarden en opvattingen in de cultuur van een samenleving) ‐ privaat staat niet gelijk aan totale vrijheid (groepsgebondenheid, cultuurgebondenheid, normering van gedrag) er zijn wel degelijk regels maar niet formeel neergeschreven. ‐KO: Oma’s en Opa’s die inspringen 4) zorg/vertrouwen: ‘CIVIL SOCIETY’ ‐ formeel, non‐profit, privaat ‐ private organisaties: opgericht door burgers (informeel of formeel) , die in tegenstelling tot de markt niet hoofdzakelijk gericht zijn op winst. ‐ zeer sterk georganiseerd in Belgie en Nederland ‐ Relaties met OH, reflementering door OH, samenwerking met OH ‐ Vandaag is de rol van het middelveld in beleidsdomeinen zoals onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid nog bijzonder groot. ‐ bv: middenveld, voetbalcub, cooperatieve energie, .. ‐ KO: heel het stelsel gebaseerd op liefdadigheid In de ‘black box’ van ‘de staat’ 1. Overheid (politici met hun ambtenaren: hiërarchisch verband, de klassieke overheid) 2. Semi‐overheid: verzelfstandigde overheidsdiensten met een eigen rechtspersoonlijkheid, op afstand van politici en van de klassieke administratie met een eigenresponsabilisering op elk bestuursniveau 3. Overheid en semi‐overheid: openbaar bestuur 4. Publieke sector: openbaar bestuur en maatschappelijke organisaties met een publiek doel (verzuilde en corporatistische tradities)
BV: onderwijs: semi‐OH (Gemeenschapsonderwijs) en particuliere organisaties (privaat en commercieel onderwijs)
Samenvatting Bestuurskunde
7
HOOFDSTUK 2: PUBLIEKE VERSUS PRIVATE ORGANISATIES 1. INLEIDING Het onderscheid tussen publiek en privaat is één van de definiërende kenmerken van deze discipline. Deze grens is zeer onduidelijk in de verschillende organisaties (bv: douane is duidelijk publiek en wisselkantoor duidelijk privaat, maar meeste organisaties hebben zowel private als publieke kenmerken. Bv, VDAB is publiek maar verzelfstandigd), maar ook het verschil tussen publieke en privaat domein is niet altijd even duidelijk (Bv: private organisaties leggen mee de spoorwegen aan waardoor ze mee vorm geven aan het publiek domein). Het is een debat over waar we overheidsinterventie verwachten of toch ten minste appreciëren. Democratische samenlevingen beperken publieke interventie en waken over de private sfeer. Totalitaire regimes den dit niet en streven naar controle over de hele samenleving. Denk hierbij ook aan het big brother syndroom waarbij de OH toekijkt op alle levenssferen van haar burgers. (camera’s in stations) Juist om de grenzen tussen publiek en privaat te bewaken vragen we van publieke organisaties meer en andere types van verantwoording dan van private organisaties. Eerst focussen we op de verschillen tussen publieke en private invloedsferen om dan dieper op de organisaties in te gaan.
2. PUBLIEKE EN PRIVATE INVLOEDSSFEREN 2.1.
Publiek en privaat domein
Domein ‐ Ruimtelijke betekenis Privaat: huizen, winkels, tuinen, gezinswoning… Publiek: wegen, bossen, marktplaatsen, het strand… = is dat deel van het grondgebied waar het publiek vrij kan, maar er is een morele, collectieve verantwoordelijkheid om dit domein te onderhouden. De ruimtelijke betekenis kan verruimd worden naar een psychologische betekenis met psychologische grenzen: ‐ Psychologisch Debat over privacy; private belevingswereld die niet publiek mag worden Vb. lijst met namen veroordeelde pedofielen, het feit dat supermarkten ons individueel consumptiepatroon opvolgen om zo gerichte marketing te doen. Tussen duidelijk privaat (slaapkamer) en duielijk publiek (openbare weg) zit een brede schakering aan mengvormen (vb. tuin meer publiek dan woonkamer) Door verbod op discriminatie wordt private karakter van ondernemingen beperkt (bv disco) Publiek en privaat hebben impact op elkaar (bv ongezonde levensstijl heeft impact op de kosten van de gezondheidszorg, die in grote mate met publieke middelen wordt gefinancierd, huiselijk geweld kan met publieke actie worden geremd) Grenzen verschillen naargelang de plaats en de tijd (vb. België 1830 vs België 2011 vs China> geboortebeperking is publieke zaak) Informatisering van de maatschappij: private domein in gevaar? Fb vertelt wat onze hobby’s en interesses zijn. Sinds 9/11 is de garantie van nationale ‘publieke’ veiligheid ten koste van de privacy van persoonlijke gegevens gegaan.
Samenvatting Bestuurskunde
8
2.2.
Publieke en private goederen; het klassieke liberaal‐economische onderscheid
In dit klassiek lib‐ec onderscheid tussen markt en OH wordt een rol aan de overheid toegekend wanneer de markt niet in de productie van goederen en diensten kan voorzien (marktfalen). De markt faalt naarmate uitsluiting moeilijker wordt en consumptie meer gemeenschappelijk. De marktsturing is dus de regel en overheidsingrijpen de uitzondering. De markt faalt volgens deze theorie om 2 redenen: 1) Marktwerking is niet mogelijk Publieke organisaties mogen enkel ingrijpen indien de markt niet of onvoldoende de verwachtingen van de maatschappij kan inlossen. Soms is het onmogelijk om mensen uit te sluiten van gebruik van goederen of diensten (bv. Politiebescherming, dijken > kan men beide niet verkopen en degene die niet betalen uitsluiten, iedereen profiteert mee), waardoor het onmogelijk is om via de markt dit te bekostigen. Maar ook wanneer goederen of diensten gemeenschappelijk en tegelijkertijd kunnen worden geconsumeerd door vele consumenten zonder verlies in kwaliteit en kwantiteit. Op basis van deze twee kenmerken (‘exclusion’ & ‘consumption’) komen Vincent en Elinor Ostrom tot een diagram met vier typen goederen of diensten. Individuele consumptie Gemeenschappelijke consumptie Tolgoederen Particuliere goederen Grote mate van uitsluiting (Tolbrug en ‐weg, kabel‐tv, theater, (Brood, boeken, kleding, auto’s…) bib, zwembaden…) Publieke goederen Gemeenschappelijke gebruiksgoederen Kleine mate van (Defensie, luchtverontreiniging, (Rivieren, energiebronnen, visbestand, uitsluiting weersverwachting, straten, veiligheid) natuurgebieden…) De voorbeelden zijn dynamisch; evolueert mee met de technologische vooruitgang en maatschappelijke trends. Bv: bij ons zullen de snelwegen minder publiek worden door de invoering van rekeningrijden (nu aan het testen met slimme kilometer heffing), zonder emissierechten mag er door de industrieën geen lucht worden vervuild waardoor het meer een privaat goed wordt dat verhandelbaar is. En visbestand als lage mate van uitsluiting klopt eigenlijk niet meer: visquota 2) Imperfecte marktwerking wegens externaliteiten Anderzijds kunnen enkele diensten/producten niet of imperfect door de markt aangeboden worden. Mensen verdisconteren in een consumtiebeslissing meestal enkel de kosten en baten voor het individu, en niet de bredere gevolgen voor de mij. (bv: bij de vraag of iemand de auto zou nemen of niet gaat die persoon meestal niet het feit dat dat slecht is voor het milieu in rekening brengen). Deze maatschappelijke effecten (= externaliteiten) kunnen zowel positief (subsidie: moest men geen OHsubsidie voorzien voor universiteiten of hoge school zou dit voor veel mensen uitgesloten zijn en zou en er niet aan beginnen) als negatief(belasten van benzine)zijn. De consumptiebeslissingen met positieve externaliteiten (bv. Onderwijs) kunnen aangemoedigd worden door de overheid die (een
Samenvatting Bestuurskunde
9
deel van) de kosten op zich neemt. Beslissingen met negatieve externaliteiten (bv. Roken) kunnen ontmoedigd worden. (bv. Hoge taksen)
Samenvatting Bestuurskunde
10
3. PUBLIEKE EN PRIVATE ORGANISATIES (P. 37) De vraag is nu wie in welke g en d moet voorzien. Ook organisaties zijn niet eenduidig als publiek of privaat te bestempelen. PuO’s vallen onder publiek recht, waarbij er een rechtsbescherming van burgers tegen de OH wordt ingebouwd. PrO’s vallen veelal onder de vennootschapswetgeving of de vzw‐wetgeving, waar er vaak heel wat minder garanties zijn. Ook Europa wil weten welke organisaties publiek zijn en volgen steeds meer de publieke schuldgraad op. (= optelsom van de schulden van alle publieke organisaties)
3.1.
Multidimensionale modellen
Perry & Rainey (1988) Onderscheid op basis van eigendom, financiering en aansturing om de ‘publicness’ (het publieke karakter) van een instelling te bepalen. Te weinig dimensies: geen verschil tussen ministerie & IVA Bozeman (1987) Enkel politieke controle is essentieel om de ‘publicness’ van een organisatie te bepalen. Hij beargumenteert dat publieke eigendom of financiering weinig betekenis heeft als de politieke aansturing ontbreekt (Hoe publiek is Bpost nog?) Cor van Monfort (2008) Hij schuift 7 dimensies naar voren waarin iedere organisatie (ook diegene die zich in de grijze zonde tussen publiek en privaat bevinden) gepositioneerd kan worden en zo een eigen publiek‐privaat profiel kan krijgen. 7 dimensies: rechtsvorm, eigendom, autonomie (t.o.v. minister), taken/activiteiten, financiering, marktomgeving, waarden. Zie vb. VRT p. 58 Dimensies ‘publiek’ ‘privaat’ 1 Rechtsvorm Publiekrechtelijk Privaatrechtelijk 2 Eigendom 100% overheid 100% particulier 3 Autonomie (t.o.v. Afhankelijk Onafhankelijk Minister) 4 Taken/activiteiten Wettelijke/formele taak Marktactiviteit 5 Financiering 100% overheid 100% markt (publieke middelen) (private middelen) 6 Marktomgeving Monopolie (aanbodgestuurd) Concurrentie (vraaggestuurd) 7 Waarden Algemeen belang Commercieel belang
3.2.
Gevolgen van het publiek zijn
Deze publieke rol van PuOs heeft een aantal gevolgen over hoe de omgeving inwerkt op de organisaties. Publieke diensten zijn vaak… ‐ Dwingend, monopolistisch en onvermijdbaar ‐ Zowel formeel als wettelijk beperkt en onderhevig aan toezicht (rechtbanken, parlementen, rekenhof, ..)
Samenvatting Bestuurskunde
11
‐
Publieke organisaties worden geconfronteerd met hoge verwachtingen over belangrijke principes zoals: rechtvaardig, eerlijkheid, transparantie, openheid en verantwoordelijkheid. Door de unieke positie die de OH inneemt verwachten de burgers dat die Oh zich voorbeeldig gedraagt. ‐ Gevoelig voor intensieve externe politieke invloed Verschillende invloedsferen (belangengroepen, soc partners, media, bedrijven, politieke autoriteiten voor de formele goedkeuring van hun activiteiten of financiering…) Steun van deze actoren nodig voor maatschappelijk draagvlak voor bepaald beleid of beslissing De politieke organisaties zijn dus de zichtbare hand van de politiek Dit heeft ook een impact op de structuren en processen binnen de publieke organisaties: ‐De doelstellingen zijn vaak uitgebreid, maar vaag en soms conflicterend in tegenstelling tot privéorganisaties waar enkel winst het doel is. Dit is te wijten aan het politiek compromis om een sociaal draagvlak te bereiken voor de uitvoering van het beleid. Vaag karakter van de overkoepelende doelstellingen veroorzaakt door feit dat de verschillende partijen hun programma moeten kunnen herkennen. Conflicterend bv: kiest met voor economie of ecologie? ‐Daarnaast heef de overheidsmanager een meer politieke rol, wegens de contacten met verschillende politieke actoren. ‐De red tape (administratieve overlast) tot slot beperkt de handelingen en procedures van publieke instellingen t.o.v. privéinstellingen. De obsessie met regels i.p.v. resultaten. Maar wat een overbodige democratische rompslomp lijkt voor sommige burgers, kan juist een belangrijke bescherming zijn voor andere. (verwijst oorspronkelijk naar de irritatie over het in‐en uitpakken van documenten met rode tape)
4. STEREOTIEPEN OVER DE OVERHEID ‐
‐ ‐
‐
De publieke sector zou minder efficiënt zijn dan de private: Weinig empirisch bewijs. Commerciële bedrijven gaan failliet omdat ze onvoldoende succesvol of innovatief zijn, inefficiënte door giga bonussen, creatieve boekhoudingen, enz. Terwijl sommige OHdiensten zeer efficiënt werken en technologische belangrijke technologische innovaties vonden plaats in de publieke sector (bv NASA). Vb. 20%‐regel p.63 De rol van de publieke sector zou meer bemoeienis inhouden Correct én belangrijk! Sociale orde en controlefuncties enkel in publieke handen. Overheidspersoneel moet zich aan bepaalde vorm politiek correct denken houden Correct! Publieke instellingen dienen het goede voorbeeld te geven. Ook in privé zijn er bedrijven die zich juist commercieel willen profileren met hun verantwoordelijke manier van ondernemen. De private sector heeft concurrenten die zorgen voor efficiëntie en de publieke sector niet Ook in privé quasi‐monopolies (bv. Microsoft) Competitie noodzakelijk beter? Weinig empirisch bewijs.
Samenvatting Bestuurskunde
12