Notitie
Aan
e-nose board
Kopie aan
Datum
Documentnummer
27 juni 2011
21204847
Project
E-nose
Auteur
J.B. Milan en Ray Desmidt
Onderwerp
Activiteit A, E-nose safety deel A (vast netwerk Pernis)
Managementsamenvatting e-neus Safety Pilot 2010 Een recente ontwikkeling is het monitoren van veranderingen van de buitenluchtsamenstelling ten behoeve van geuroverlast, procesbewaking en veiligheid met behulp van het meetinstrument de elektronische neus (e-neus). De DCMR heeft in de periode van augustus tot december 2008 een project voor online geurmonitoring met e-neuzen uitgevoerd. Tijdens dit project was een duidelijke relatie te zien tussen de meetwaarden van de e-neuzen en geurklachten, waarbij de e-neuzen geuremissie waarnamen ruim voordat de eerste klacht bij de meldkamer werd ingediend. Om de mogelijkheden van een online e-neus netwerk voor veiligheidsdoeleinden te onderzoeken, heeft de DCMR samen met Comon-Invent de e-neus safetypilot 2010 uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het E-nose programma van de DCMR met als hoofdopdrachtgevers de Provincie Zuid-Holland en de Veiligheidsregio RotterdamRijnmond. Onderzocht is of e-neus technologie een kansrijk hulpmiddel biedt om sneller en gerichter veiligheidsinformatie te presenteren op basis waarvan beslissingen kunnen worden genomen zoals alarmering, opschaling, aansturen van meetploegen en ontalarmeren. Met toestemming van het Havenbedrijf Rotterdam, Stedin, Eneco en de gemeenten Rotterdam, Vlaardingen, Schiedam en Spijkenisse heeft gedurende een periode van drie maanden een netwerk van 30 e-neuzen continu veranderingen van de buitenluchtsamenstelling gemonitord. De betrokken bedrijven in het Pernisgebied zijn via een voorlichtingsbijeenkomst geïnformeerd. 15 E-neuzen waren opgesteld in het industriegebied op de Vondelingenplaat en 15 in de omliggende woonkernen. De meetresultaten waren zichtbaar op een dashboard met alarmeringssysteem op de meldkamer van de DCMR. Verder hadden de uitrukdienst van de meldkamer en de Chemisch Adviseurs de beschikking over mobiele e-neuzen, die zijn ingezet bij het onderzoeken van diverse voorvallen en incidenten. Afgezien van het ontbreken van incidenten met grote veiligheidsrisico’s, zijn er diverse representatieve gebeurtenissen geweest die de potentie van een e-neus netwerk laten zien als hulpmiddel bij crisismanagement. De Safety Pilot 2010 laat zien dat de e-neuzen reageren op veranderingen in de lucht, die worden veroorzaakt door stoffen van industriële gasemissies en incidenten. Dit is een voortschrijdend inzicht en is aanvullend op de ervaringen die bij eerdere e-neus projecten zijn opgedaan. Het netwerk van 30 e-neuzen heeft gereageerd op stoffen die zijn geëmitteerd uit bronnen binnen en buiten het vaste e-neus netwerk.
Blad 1 van 1
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Doordat het stationaire netwerk na de pilotperiode van 3 maanden kosteloos is gehandhaafd, is gedurende langere tijd ervaring opgedaan. De drie meest opvallende voorvallen die door het stationaire meetnet waargenomen zijn: - Een klachtengolf van 350 stankmeldingen veroorzaakt door het affakkelen van procesgas na een stroomstoring bij de BP-Raffinaderij op 10 mei 2010; - Een klachtengolf van 54 stankmeldingen veroorzaakt door het affakkelen van procesgas na het uitvallen van fornuizen bij de Esso Raffinaderij op 10 september 2010; - Een transformatorbrand op het Shell-terrein van 7 december 2010. De mobiele e-neuzen hebben met name potentie laten zien in het op afstand monitoren van situaties met verhoogde gasconcentraties. Door een e-neus te plaatsen in een object of benedenwinds van een incident kan het concentratieverloop gemonitord worden. Hierdoor kan de situatie in het object of benedenwinds van het incident op afstand bewaakt worden. De drie meest opvallende voorvallen die door mobiele e-neuzen gemonitord zijn: - Het monitoren van het concentratieverloop tijdens geforceerd ventileren na een inpandige CO2-lekkage bij een groothandel in groenten en fruit te Ridderkerk. - Het meten van rookgasmengsels na een brand in een loods op de Heijplaat. - Het detecteren van lekkages van niet geodoriseerd aardgas en van aardgas in concentraties die onder de detectiegrens liggen van de huidige meetapparatuur van Chemisch Advies. Tevens is in de Safety Pilot 2010, mede in samenwerking met TNO (OOKN-project van de Gezamenlijke Brandweer), een eerste goede stap gezet voor het opzetten van een fingerprintdatabase voor veiligheidsrelevante stoffen. Het meest opvallende hierbij is dat met behulp van deze (nog beperkte) database en aan de hand van een klachtengolf op 1 februari 2011, het werkingsprincipe voor een kwalitatieve inschatting van de stofklasse is aangetoond. Een nieuw toegevoegde fingerprint in de database kwam nl. overeen met een fingerprint zoals deze ten tijde van de klachtengolf in het klachtengebied werd bepaald. Tenslotte is door een beperkte nadere data-analyse een goede indicatie verkregen dat het principe van automatische patroonherkenning functioneert. Met automatische patroonherkenning kunnen nl. gelabelde fingerprints worden gedetecteerd door het stationair e-neus netwerk. Het voorval van 10 juli en 10 september 2010 geeft een representatief voorbeeld. De Safety Pilot 2010 heeft overall aangetoond dat de e-neus potentie heeft voor het monitoren van veiligheidsgerelateerde situaties. De subdoelstelling om het gedrag van de e-neuzen tijdens een groot incident te onderzoeken is echter niet bereikt vanwege het uitblijven van grote incidenten in of nabij het gebied waar de stationaire e-neuzen staan opgesteld. De Safety Pilot 2010 zal dan ook voortgezet worden in 2011.
Blad 2 van 2
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Safety Pilot 2010 Onderzoek naar de potentie van e-neus voor veiligheidtoepassingen
Onderwerp: Datum: Opdrachtgever: Auteur:
Eindrapportage van Safety Pilot 2011 26 juni 2011 DCMR Bureau Lucht S.K. Bootsma Comon Invent BV Postbus 39 2600 AA DELFT
1
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
2
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
3
Voorwoord
4
Samenvatting
5
Leeswijzer
7
1.
Introductie safety pilot 2010 1.1 Inleiding 1.2 De Safety Pilot 2010.
8 8 8
2. Projectomschrijving Safety Pilot 2010 Onderzoeksdoelstelling en deelonderzoeken 2.1 2.2 De e-neuzen van deze pilot 2.3 Het dashboard in de Meldkamer van de DCMR 2.4 Werkwijze uitrukdienst DCMR
9 9 10 12 13
3. De uitvoering van het project 3.1 Het trainen van de e-neus in de Safety Pilot 2010. 3.2 Labonderzoek waarbij e-neuzen zijn blootgesteld aan bekende gasconcentraties
15 16 17
4 Capita selecta van representatieve voorvallen Voorval 1: Trippen van 2 grote fornuizen op de Esso olieraffinaderij in Botlek. Voorval 2: Brand bij RDM loods op de Heijplaat Voorval 3: Storing bij gasmotor E.ON Centrale Barendrecht Voorval 4: Transformatorbrand op de Shell Raffinaderij Pernis. Voorval 5: Stroomstoring Europoort; stank in Rijnmondgebied Voorval 6: CO2 lek bij een groothandel in groeten en fruit te Ridderkerk
18 18 23 24 27 30 36
5. Conclusies en aanbevelingen Stationair e-neus netwerk Mobiele e-neuzen Kwalitatieve en kwantitatieve data-analyse
37 37 37 37
Bijlage A: Introductie van de E-neus Wat is een e-neus Het trainen van e-neuzen Praktijkvoorbeeld 1: Geurhinder voorval door (stook)olie Praktijkvoorbeeld 2: Geurhinder voorval door ruwe olie Praktijkvoorbeeld 3: E-neuzen en stofspecifieke analysers
38 38 38 39 42 52
Bijlage B: Meetresultaten labonderzoek TNO
54
Bijlage C: E-neus onderzoeken van de DCMR-meldkamer
71
3
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Voorwoord Een recente ontwikkeling is het monitoren van veranderingen van de buitenluchtsamenstelling met betrekking tot geuroverlast, procesbewaking en veiligheid met het meetinstrument: de elektronische neus of kortweg e-neus. Op verzoek van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de Provincie Zuid-Holland heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond in samenwerking met Comon Invent een project uitgevoerd om de mogelijkheden van een online e-neus netwerk voor veiligheidsdoeleinden te demonstreren. Het project heeft plaatsgevonden in 2010. Gedurende een periode van drie maanden heeft een netwerk van dertig e-neuzen continu veranderingen van de buitenluchtsamenstelling gemonitoord. vijftien e-neuzen waren opgesteld in het industriegebied op de Vondelingenplaat te Rotterdam en vijftien in omliggende woonkernen. Verder had de uitrukdienst van de DCMR-meldkamer beschikking over drie mobiele e-neuzen en had de Chemisch Adviesdienst twee mobiele e-neuzen. De mobiele e-neuzen zijn ingezet bij het onderzoeken van diverse voorvallen en bij incidenten. Hoewel tijdens het project geen grote incidenten in het gebied hebben plaatsgevonden, zijn er wel een aantal interessante gebeurtenissen geweest die de potentie van e-neus netwerken laten zien als instrument voor hulpverleners bij het verzamelen van informatie over verstoringen van de luchtsamenstelling die indicatief zijn voor de actuele luchtkwaliteit in de directe omgeving van de e-neuzen. Dit rapport is een weerslag van het project. In het rapport is een aantal voorvallen uitgewerkt die de mogelijkheden van de e-neuzen tonen.
4
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Samenvatting De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft sinds 2005 enkele projecten uitgevoerd met de e-neuzen. Bij al deze projecten lag het accent op het monitoren van geurgerelateerde parameters in de buitenlucht. In dit project is een eerste ervaring opgedaan met e-neuzen in het veiligheidsdomein. De doelstelling van deze pilot studie was om de e-neus potentie voor veiligheid te demonstreren. Onderzocht is of e-neus technologie een kansrijk hulpmiddel biedt om sneller en gerichter veiligheidsinformatie te presenteren op basis waarvan beslissingen kunnen worden genomen zoals alarmering, opschaling, opheffing van alarmen en inzetten en aansturen van de meetploeg. Om bovenstaande doelstelling te halen bereiken zijn drie deelonderzoeken gesteld: 1. Het monitoren van een complex bedrijvengebied met stationaire e-neuzen: onderzoek naar het online in kaart brengen van het effectgebied en de veranderingen in het effectgebied met stationaire neuzen. 2. Monitoring van een complex bedrijvengebied met mobiele e-neuzen: onderzoek naar de toepasbaarheid van het mobiel inzetten van e-neuzen en de vergelijking met conventionele apparatuur. 3. Kwalitatieve en kwantitatieve analyse: onderzoek naar de mogelijkheid van classificatie van emissies en een snelle indicatie van de heersende concentraties in het effectgebied. 1.
Stationair e-neus netwerk
Tijdens het project was een vast netwerk van dertig e-neuzen operationeel. Het merendeel hiervan was gemonteerd aan lantaarnpalen op een hoogte van vier meter langs wegen op de Vondelingenplaat en in Pernis-Dorp, Spijkenisse, Hoogvliet, Schiedam, Vlaardingen en de Heijplaat.. Alle e-neuzen stonden via een dashboard systeem online in contact met de meldkamer van de DCMR. Elke binnenkomende e-neus waarde werd getoetst op overschrijding van de ingestelde grenswaarden. Het dashboard werd elke minuut ververst met de meest actuele stand van zaken en alarmstatus. Afgezien van het ontbreken van incidenten met grote veiligheidsrisico’s, zijn er diverse representatieve gebeurtenissen geweest die de potentie van een vast e-neusnetwerk laat zien als hulpmiddel bij crisismanagement. De drie meest opvallende voorvallen die door het stationaire meetnet waargenomen zijn: - Een klachtengolf van 350 stankmeldingen veroorzaakt door het affakkelen van procesgas na een stroomstoring bij de BP-Raffinaderij op 10 mei 2010; - Een klachtengolf van 54 stankmeldingen veroorzaakt door het affakkelen van procesgas na het uitvallen van fornuizen bij de Esso Raffinaderij op 10 september 2010; - Een transformatorbrand op het Shell-terrein van 7 december 2010. 2.
Mobiele e-neuzen
Een vijftal e-neuzen was beschikbaar voor de dienst Chemisch Advies en de uitrukdienst van de meldkamer. Deze mobiele e-neuzen met GPS stonden via het dashboard online in contact met de DCMR-meldkamer. De mobiele e-neuzen zijn ingezet bij diverse voorvallen in het gehele werkgebied van de DCMR. Door grafische weergave van de ruwe data van de ingezette mobiele e-neuzen kon een goed inzicht in het bron- en verspreidingsgebied van een emissie worden gegeven. In dit rapport zijn voorbeelden opgenomen waarbij dit goed wordt gedemonstreerd. Het betreft onder andere een “geurrit” met een mobiele e-neus waarbij verschillende gaswolken van olie en eetbare olie zijn doorkruist die tevens corresponderen met de verschillende geurwaarnemingen .
5
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
De mobiele e-neuzen zijn ook ingezet bij incidenten waarbij sprake was van de aanwezigheid van gassen in veiligheidsrelevante concentraties. De drie meest opvallende voorvallen die met de mobiele e-neuzen gemonitoord zijn: - Het monitoren van het concentratieverloop tijdens geforceerd ventileren na een inpandige CO2-lekkage bij een groothandel in groenten en fruit te Ridderkerk. - Het meten van rookgasmengsels na een brand in een loods op de Heijplaat. - Het detecteren van lekkages van ongeodoriseerd aardgas en van aardgas in concentraties die onder de detectiegrens ligt van de huidige meetapparatuur van Chemisch Advies. 3. Kwalitatieve- en kwantitatieve analyse Onderdeel van de Safety Pilot 2010 was het maken van een eerste verkennende stap voor het opzetten van een database met e-neus profielen. Deze profielen worden de vingerprints van bepaalde stoffen genoemd. E-neuzen zijn onderdeel van lerende systemen. Ze moeten worden getraind om bepaalde stoffen of mengsels te kunnen herkennen. Eén van de facetten van het trainen van e-neuzen is het blootstellen van de e-neuzen aan bekende concentraties van bepaalde gassen of mengsels. De respons van de e-neus op deze blootstelling is een uniek patroon; de vingerprint van het gas. In dit project is een begin gemaakt met het aanleggen van een database met vingerprints van een aantal relevante stoffen het veiligheidsdomein. Hiertoe is een testomgeving gebouwd die in het meetlab van de DCMR is opgesteld. In deze testomgeving zijn vervolgens enkele vingerprints gemeten. Ook heeft TNO hierin een bijdrage geleverd. Binnen een OOKN-project van de Gezamenlijke Brandweer zijn de vingerprints van 10 incidentgevoelige stoffen bepaald in het concentratiebereik van 1 tot 100ppm. Een opmerkelijk resultaat is dat met deze database het werkingsprincipe van een inschatting van de stofklasse door de e-neus is aangetoond. Dit is gebeurd naar aanleiding van een klachtengolf op 1 februari 2011 met 110 stankklachten. Met de DCMR-testopstelling zijn vijf vingerprints gemaakt van mogelijke verdachte stoffen. Deze zijn vergelijken met een vingerprint die tijdens de klachtengolf door een e-neus in het klachtengebied is geregistreerd. Op basis hiervan heeft de eneus waarneming een bijdrage geleverd aan het opsporen van de bron. In dit projectonderdeel een aanzet gemaakt om de omvangrijke dataset nader te analyseren. Het is mogelijk om de e-neuzen te trainen om bepaalde vingerprints te herkennen. We noemen dit proces het labelen van vingerprints. Met automatische patroonherkenning kunnen gelabelde vingerprints worden gedetecteerd door de e-neuzen. Een voorval op 10 juli 2010 en 10 september 2010 toont dat het principe automatische patroonherkenning in de praktijk functioneert:
-
-
Het patroon dat de e-neuzen waarnemen in het verspreidingsgebied van de pluim van de fakkel op 10 september 2010 komt in de tijd en plaats overeen met de gerapporteerde hinder. Dit patroon was eerder door de e-neuzen ‘geroken’ op 10 juli 2010. Waarschijnlijk is toen ook sprake geweest van het fakkelen van procesgas door Esso. Het patroon van de emissie van 10 september 2010 is als vingerprint ingesteld voor de e-neuzen. De neuzen hebben deze vingerprint tijdens beide voorvallen herkend. Dit is een goede indicatie dat het principe automatische patroonherkenning functioneert. Bij de e-neus waarnemingen rond het verdeelstation van de Gasunie op 10 september is aangetoond dat de e-neus de vingerprint van het aardgas kan onderscheiden uit meerdere emissies.
6
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Leeswijzer Hoofdstuk 1 is een introductie van de achtergronden en inzichten die zijn verwerkt in het projectplan. In hoofdstuk 2 en 3 zijn de opzet en de uitvoering van het project uiteengezet. Hoofdstuk 4 is een weerslag van resultaten in de vorm van de uitwerking van een aantal voorvallen die een representatief beeld geven van de potentie van e-neuzen voor toepassing in het veiligheidsdomein. In hoofdstuk 5 zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen opgesomd. in het rapport opgenomen zijn drie bijlagen opgenomen: •
• •
Bijlage A is een introductie van de e-neus technologie. Aan de hand van enkele interessante praktijkvoorbeelden is een uitleg gegeven hoe de ruwe e-neus data wordt vertaald naar menselijk interpreteerbare informatie. Bijlage B is een weerslag van een laboratorium onderzoek waarbij een eerste aanzet is gemaakt voor het aanleggen van een database met verschillende vingerprints. Bijlage C is een weergave van de e-neus onderzoeken van de DCMR-meldkamer.
7
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
1.
Introductie safety pilot 2010 1.1
Inleiding
Informatievoorziening is een belangrijk onderdeel van de risicobeoordeling tijdens crises waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Bij een incident met emissies van chemische stoffen naar de atmosfeer, is het van belang om continu inzichtelijk te houden hoe de emissie zich ontwikkelt en verspreidt in de richting van de leefomgeving. In de huidige praktijk wordt deze informatievoorziening hoofdzakelijk gebaseerd op door menselijk bediende instrumenten in het incidentgebied. Gasmeetploegen van de brandweer, de DCMR-uitrukdienst en chemisch advies worden bij incidenten en rampen gestuurd naar het gebied om ter plaatste metingen ter verrichten met draagbare detectieapparatuur, zoals PID meters en gasdetectiebuisjes. De meetdeskundigen ter plaatse staan in contact met de meldkamer om hun waarnemingen door te geven. De informatie die op deze manier wordt vergaard is semikwalitatief van aard. Daarnaast zijn in Nederland een aantal mobiele meetwagens met geavanceerde apparatuur beschikbaar. Hiermee kan gedurende het incident de concentratie van een aantal stoffen in de lucht op nauwkeurige wijze worden gemeten. Een netwerk van e-neuzen dat permanent veranderingen in de buitenlucht monitoort, kan meerwaarde hebben op de informatievoorziening. E-neuzen kunnen snel en gericht informatie leveren voor de risicobeoordeling bij incidenten waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Het gaat hierbij om actuele gegevens op basis waarvan beslissingen kunnen worden genomen zoals alarmering, opschalen naar een hogere alarmfase en afschalen naar een lagere alarmfase en het inzetten en de aansturing van meetploegen. E-neuzen zijn instrumenten voor het registreren van informatie over kwalitatieve veranderingen in de lokale luchtsamenstelling. In dit project stonden de e-neuzen online in verbinding met de meldkamer van de DCMR. Het dashboard systeem in de meldkamer van de DCMR werd elke minuut geactualiseerd met de meest recente waarneming van alle 30 e-neuzen inclusief de windgegevens. Per e-neus konden de grenswaarden worden ingesteld. Wanneer de signalen van de e-neus een grenswaarde overschreden, dan was dit een indicatie voor een anomalie in de buurt van de betrokken e-neus. Het dashboard systeem maakte hiervan melding aan de meldkamermedewerkers die een vervolgactie konden uitvoeren.
1.2
De Safety Pilot 2010.
De DCMR heeft in 2008/2009 de eerste projectmatige ervaring opgedaan met e-neuzen. Tijdens dit project was een tiental e-neuzen opgesteld op luchtkwaliteitmeetstations in het gebied. De waarnemingen van de tien e-neuzen zijn vergeleken met de meldingen van geurhinder die bewoners hebben gemeld aan de meldkamer van de DCMR. Uit een analyse waarbij de hinder meldingen zijn vergeleken met de ruwe e-neus data volgde dat bij 76% van de hindermeldingen de e-neuzen een positieve respons gaven. De 10 e-neuzen stonden tijdens het eerste project opgesteld over een groot gebied. Het bereikte resultaat was veelbelovend. Uit het eerste project is de interesse gewekt om de mogelijkheden van e-neuzen verder te exploreren in een fijnmaziger netwerk. Ook werden de mogelijkheden gezien om de e-neus naast geurdetectie ook in te zetten voor het monitoren van veiligheidsrelevante parameters. Deze twee inzichten zijn in de safety pilot 2010 uitgewerkt.
8
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
2. Projectomschrijving Safety Pilot 2010 2.1
Onderzoeksdoelstelling en deelonderzoeken
De doelstelling van deze pilot studie was om de e-neus potentie voor veiligheid te demonstreren. Onderzocht is of e-neus technologie een kansrijk hulpmiddel biedt om sneller en gerichter veiligheidsinformatie te presenteren op basis waarvan beslissingen kunnen worden genomen zoals alarmering, opschaling, opheffing van alarmen en inzetten en aansturen van de meetploeg. Om bovenstaande doelstelling te halen bereiken zijn drie deelonderzoeken gesteld: 1. Het monitoren van een complex bedrijvengebied met stationaire e-neuzen: onderzoek naar het online in kaart brengen van het effectgebied en de veranderingen in het effectgebied met stationaire neuzen. 2. Monitoring van een complex bedrijvengebied met mobiele e-neuzen: onderzoek naar de toepasbaarheid van het mobiel inzetten van e-neuzen en de vergelijking met conventionele apparatuur. 3. Kwalitatieve en kwantitatieve analyse: onderzoek naar de mogelijkheid van classificatie van emissies en een snelle indicatie van de heersende concentraties in het effectgebied. Tijdens het project was een netwerk van dertig e-neuzen actief. Het merendeel hiervan was gemonteerd aan lantaarnpalen op een hoogte van vier meter langs wegen op de Vondelingenplaat en in Pernis-Dorp, Spijkenisse, Hoogvliet, Schiedam, Vlaardingen en de Heijplaat. De plaatsing en het gebruik van de lantaarnpalen is in overleg en met toestemming van het Havenbedrijf Rotterdam, Stedin, Eneco en de onderhavige (deel)gemeenten uitgevoerd. Bij aanvang van het project heeft de DCMR een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd om de bedrijven op de Vondelingenplaat te informeren over de aard en doelstelling van het project. Daarnaast heeft overleg plaatsgevonden in de Shell-burenraad
Figuur 1. Montage van een e-neus aan een lantaarnpaal langs de Vondelingenweg
9
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
2.2
De e-neuzen van deze pilot
Het netwerk van stationaire e-neuzen bestond uit 30 e-neuzen die op een hoogte van vier meter aan een lantaarnpaal zijn bevestigd. Op 5 locaties is naast een e-neus ook een windvaan aan de lantaarnpaal gemonteerd. In de lantaarnpaal is een doorvoer gemaakt voor de voedingskabel van de e-neus. De e-neus is voorzien van een batterijpack zodat de e-neus continu operationeel is.
Figuur 2. E-neus en windvaan op lantaarnpaal
Naast het netwerk van 30 stationaire e-neuzen zijn er tijdens deze proef vijf mobiele e-neuzen ingezet. Dit zijn e-neuzen met een GPS-module waarmee de positie van de e-neus wordt vastgelegd. De mobiele e-neus kan met een magneet op het dak van een auto worden geplaatst. Door langzaam door een probleemgebied te rijden kan het brongebied en de verspreiding van de gaswolk worden vastgelegd. Figuur 4 toont een presentatie van een ronde met een mobiele eneus.
Figuur 3. Mobiele e-neus op een autodak
10
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
air flow
Figuur 4. presentatie van de ruwe e-neus data die tijdens een rit over de Vondelingenweg zijn geregistreerd
Figuur 4 toont de ruwe e-neus data van een rit over de Vondelingenweg. De rit voerde langs drie stationaire e-neuzen: VO-1, VO-2 en VO-3. De aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek was een alarmmelding door VO-2 op het dashboard in de DCMR-meldkamer. De presentatievorm is een 3D weergave van de ruwe e-neus data waarbij elke sensor een taartpunt vormt. Het resultaat is dat in een oogopslag de verschillende vingerprints worden getoond. Daar waar de groene sensor dominant was, was er sprake van een duidelijke oliegeur. Daar waar de oranje sensor dominant was, was sprake van een duidelijke geur van eetbare olie. Met inachtneming van de heersende windrichting kwam de oliegeur waarschijnlijk van een schip dat werd ontgast aan de overzijde van de Nieuwe Maas. De geur van de eetbare olie was vrijwel zeker afkomstig van het bedrijf Wilmar Edible Oils. In beide gevallen was er geen sprake van een verhoogd veiligheidsrisico. Gedurende het project bleek dat de e-neus VO-2 veel vaker reageerde op de huisgeur van dit bedrijf. In paragraaf 1.1 (aanpassen aan nieuwe indeling) is vermeld dat de grenswaarden voor alarmering per e-neus dynamisch kan worden ingesteld. Na enkele weken zijn de grenswaarden voor e-neus VO-2 bijgesteld zodat deze minder vaak alarmeerde op de Wilmar huisgeur. Figuur 4 is een goede demonstratie van de potentie van e-neuzen. De afbeelding laat zien dat een e-neus in staat is om op eenvoudige wijze de verschillen in de luchtsamenstelling in een gebied grafisch weer te geven. Het verspreidingsprofiel van de ´oranje´ en de ´groene´ gaswolk is getoond.
11
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
2.3
Het dashboard in de Meldkamer van de DCMR
De e-neuzen staan via een GPRS-verbinding online in contact met een centrale server. Van de stationaire e-neuzen is elke minuut de actuele signaalwaarde van alle sensoren per e-neus opgeslagen. Van de mobiele e-neuzen was de logfrequentie tijdens gebruik 10 seconden. Elke binnenkomende waarde werd getoetst op overschrijding van de ingestelde grenswaarden. Het dashboard toonde de meest actuele stand van zaken en werd per minuut geactualiseerd. Op het beeldscherm werd in de informatiebalk de alarmstatus getoond. De stationaire e-neuzen zijn weergegeven als rondjes op het scherm. Wanneer de e-neus normaal opereert dan is de kleur van het rondje overeenkomstig het alarmniveau van de e-neus. In het onderstaande geval geeft geen van de operationele e-neuzen een alarm. De rondjes zijn nu wit gekleurd. Een e-neus die door een technische storing niet operationeel is wordt weergegeven door een zwart rondje. Op het scherm zijn ook rode pijlen zichtbaar. Dit is de windrichting die door de windvanen is geregistreerd. In deze pilot wees de pijl in de richting waar de wind vandaan kwam. Figuur 5 toont een opname van het dashboard. De opname laat zien dat de windrichting toen zuidoostelijk tot noordoostelijk was.
Figuur 5: Dashboard op computer in Meldkamer van de DCMR
12
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
2.4
Werkwijze uitrukdienst DCMR
In gevallen waarbij het dashboard in de Meldkamer een alarmering van een of meerdere eneuzen aangaf, heeft de uitrukdienst deze melding onderzocht, indien er geen situaties waren met een hogere prioriteit. De uitrukdienst onderzocht de situatie ter plaatse door het verrichten van zintuiglijke waarnemingen nabij de betreffende e-neuzen en benedenwinds.
Figuur 6 meerdere e-neuzen in alarm.
De uitrukdienst beschikte tijdens de proef over een smartphone waarmee geurwaarnemingen kunnen worden ingevoerd in het systeem. De geur en de intensiteit die de medewerkers ter plaatse waarnamen is met deze module ingevoerd.
Figuur 7: Smartphone waarmee zintuiglijke geurbeleving zijn ingevoerd
13
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Naast het invoeren van de zintuiglijke waarneming is met de PID-meter (of meetbuisje) bepaald of er een meetbare uitslag mogelijk was. De gemeten concentratie is in ppm genoteerd en in het verslag gezet. Indien er stank werd waargenomen, was het de taak van de uitrukdienst om de bron op te sporen, zoals bij regulieren uitrukken. De uitrukdienst heeft korte rapportages van de veldonderzoeken gemaakt. Over het algemeen is een aardige overeenkomst is geweest met de waarnemingen van de DCMR-meldkamer. In de meeste gevallen was de concentratie te laag om op een PID-meter een uitslag te geven. In Bijlage C is een overzicht van de onderzoeken weergegeven.
14
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
3. De uitvoering van het project Tijdens de monitoring fase van het project was het dashboard zichtbaar op een computerscherm in de meldkamer van de DCMR zoals hieronder afgebeeld. De informatie op het dashboard werd elke minuut geactualiseerd.
Een
Figuur 8. Dashboard van het e-neuzen netwerk tijdens de Safety Pilot 2010
Wanneer de luchtsamenstelling verandert kan bij een bepaalde concentratie de ingestelde grenswaarde worden overschreden. Omdat in het begin van de Safety Pilot 2010 niet bekend was welke grenswaarden moesten worden ingesteld, is gestart met een aantal grenswaarden die zijn gebaseerd op de ervaring die is opgedaan in eerdere projecten met de e-neuzen. Er zijn vier kleurniveaus gedefinieerd: Niveau wit geel oranje rood
melding geen verhoging verhoging verhoging
De laatste waarde van elke e-neus wordt vergeleken met de alarmniveaus. Dit bepaalt de kleur van het rondje op het dashboard. Elke kleurverandering naar één of meerdere hogere niveaus gaat gepaard met een akoestisch signaal (pieptoon) en een tekstmelding in de informatiebalk. De kleur van de informatiebalk wordt bepaald door het hoogst waargenomen alarmniveau. Dit is in figuur 9 getoond. De e-neuzen BU-02, BU-03 en BU-04 zijn in alarm. BU-02 is in alarmniveau rood. De andere twee in niveau geel. De informatiebalk is nu rood vanwege BU-02.
15
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 9. De e-neuzen BU-02, BU-03 en BU-04 zijn in alarm
Om meer informatie over het alarm te verkrijgen kan met een muis op een van de e-neuzen worden geklikt. Er verschijnt dan een pop-up scherm met daarin de grafiek van de afgelopen 4 uur. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de data van de laatste 8 en 12 uur te bekijken. Getrainde e-neuzen kunnen een indicatie geven over de gassoort die ze herkennen. Voor deze herkenning wordt een aantal een rekenkundige bewerkingen verricht op de ruwe e-neus data. Dit leidt tot patronen die worden vergeleken met andere informatiebronnen. In de pop-up scherm van figuur 9 staat vermeld: “Stofomschrijving: Onbekend”. Dit betekent dat de e-neus geen vingerprint herkent. Het is mogelijk dat het voorval informatie oplevert voor het leerproces. Bij een volgende waarneming zal de e-neus dit patroon dan wel herkennen.
3.1 Het trainen van de e-neus in de Safety Pilot 2010. De ruwe e-neus data moeten worden “vertaald” in menselijk interpreteerbare informatie. Dit betekent dat de ruwe e-neus data nog moeten worden bewerkt. Hiervoor zijn verschillende methodieken beschikbaar, dan wel in ontwikkeling. De belangrijkste methodiek betreft het vergelijken van de ruwe e-neus data met informatiebronnen die aan een menselijk interpreteerbare maat zijn te herleiden. Onder ‘menselijk interpreteerbare maat’ worden onder andere gerekend: • Meldingen van (geur)hinder door mensen aan de meldkamer van de DCMR; • Observaties en metingen door DCMR-medewerkers van de uitrukdienst en chemisch advies; • CIN-meldingen; • Resultaten van luchtmetingen met (stofspecifieke) veldinstrumenten voor gasanalyse; • Resultaten van laboratiumonderzoek waarbij een e-neus is blootgesteld aan bekende concentraties van gassen of gasmengsels.
16
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
3.2 Labonderzoek waarbij e-neuzen zijn blootgesteld aan bekende gasconcentraties Onderdeel van de safety pilot 2010 was ook het maken van een eerste verkennende stap voor het opzetten van een database met vingerprints. Door de e-neus in een gecontroleerde omgeving bloot te stellen aan bekende stoffen en mengsels kan de e-neus respons worden onderzocht. Door het uitvoeren van dit deelonderzoek is meer duidelijkheid verkregen of het vingerprint principe voldoende onderscheidend vermogen heeft om de stofklasse van een geëmitteerde stof te herkennen in niet zuivere gaswolken. Ook is meer inzicht verkregen of het gebruik van een kalibratiecurve voor een eerste indicatie van de emissieconcentratie een reële mogelijkheid is. Ten behoeve van dit project onderdeel is voor deze pilot is een testomgeving gebouwd die in het meetlab van de DCMR is opgesteld. Daarnaast heeft TNO, binnen een OOKN-project van de Gezamenlijke Brandweer, op verzoek van de DCMR lab metingen verricht t.b.v. het bepalen van vingerprints van 10 incidentgevoelige stoffen. In dit project zijn door TNO de vingerprints voor onderstaande stoffen bepaald in eeb concentratiereeks van 1-100 ppm. • • • • • • • • • •
Furfural (C5H4O2) Benzeen (C6H6) Waterstofsulfide (H2S) Zoutzuur(HCl) Benzine 95 Propaan (C3H8) Blauwzuur (HCN) Zwaveldioxide (SO2) Allylchloride (C3H5Cl) Chloor (Cl2)
Bijlage B. is een weergave van de resultaten van dit onderzoek.
17
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
4
Capita selecta van representatieve voorvallen
In deze paragraaf is een aantal gebeurtenissen nader uitgewerkt die tijdens het project zijn voorgevallen. Het betreft hier een selectie van verschillende opmerkelijke voorvallen. De uitwerkingen zijn een weerslag van de werkwijze waarbij is onderzocht hoe de ruwe e-neus data zijn te vergelijken met menselijk interpreteerbare informatiebronnen. Voorval 1: Trippen van 2 grote fornuizen op de Esso olieraffinaderij in Botlek. Op 10 september 2010 ontvangt de meldkamer van de DCMR tussen 7:00 en 8:00 uur diverse klachten uit Vlaardingen en Schiedam met omschrijving ‘rotte eieren/H2S/rottingslucht’. De uitrukdienst heeft de overlast niet meer vastgesteld. Op basis van de meteorologische gegevens en de meldingenplot kon worden bepaald dat de veroorzaker in het industriecomplex Botlek-Zuid lag. Vanaf 21:41 tot 02:00 ontvangt de meldkamer opnieuw stankmeldingen uit Vlaardingen en Schiedam met omschrijving rotte eieren/H2S en zwaveldioxide (SO2). De uitrukdienst heeft de meldingen onderzocht en na onderzoek toegewezen aan de Esso olieraffinaderij in Botlek. Om 20:00 uur heeft dit bedrijf een CIN melding gedaan van het trippen (uitvallen) van twee grote fornuizen behorend bij het bedrijfsonderdeel crude-destillatie. De oorzaak van de geuremissie was het wegvallen van de pilot lucht naar de branders van de fornuizen. Het gevolg hiervan was een verhoogd fakkelaanbod van koolwaterstoffen met sporen van zwavelwaterstof (H2S). Het affakkelen heeft geleid tot 54 stankmeldingen. De redenen waarom dit voorval zo interessant is. 1. De emissiebron ligt zuidwestelijk van het vaste e-neus netwerk; 2. Er is een CIN-melding door het bedrijf gemaakt waardoor in ieder geval de oorzaak en bron van de tweede hindergolf bekend; 3. De wind is dusdanig dat een groot deel van het vaste e-neus netwerk gedurende de hindergolf in de ochtend in de pluim lag; 4. Een deel van de e-neuzen lag duidelijk buiten de pluim. Hierdoor is vergelijking tussen de onderlinge e-neus patronen mogelijk. Immers, e-neuzen buiten de plot mogen het patroon niet waarnemen; 5. Er waren 14 geurklachten in de ochtend en 54 klachten in de avond; 6. In de klachtenplot stond een aantal e-neuzen opgesteld. Hierdoor is een vergelijking tussen e-neuzen en de klachten mogelijk; 7. De voorvallen zijn door de uitrukdienst van de DCMR onderzocht.
18
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Hoe hebben de e-neuzen gereageerd op deze klachtengolf? Alle e-neuzen waren ingesteld met de alarmniveaus van de beginsituatie. Diverse neuzen hebben een signalering op geel alarmniveau gegeven. Vanaf 4:30 vertonen enkele neuzen in het onbewoonde industriegebied een wat piekerig gedrag. Er staat dan weinig wind. Rond 7:30 draait de wind iets in de richting van Vlaardingen en Schiedam. De neuzen aldaar reageren. Kort hierna volgt de eerste klachtengolf. De e-neuzen die dan reageren liggen in het gebied van de klachten. Geconcludeerd wordt dat de ‘ongetrainde’ e-neuzen reageren op de passerende gaswolk.
4:30 AM
7:35AM
Figuur 10. 1e detectie van pluim op 10 september 2010
1e klachtengolf na het krimpen van de windrichting
e
2 klachtengolf De rest van de dag blijven de e-neuzen onder de alarmgrens. De DCMR meldkamer ontvangt geen klachten meer. Aan het begin van de avond verslechtert de situatie. Om 18:51 registreert een e-neus in Vlaardingen een concentratiestijging naar het gele alarmniveau. Vanaf dit moment blijft deze e-neus onrustig waarbij pieken in alle alarmniveaus worden waargenomen. Om 21:38 komt de eerste klacht binnen bij de DCMT meldkamer. De e-neus is dan oranje. Om 22:45 zijn er 54 hindermeldingen en heeft de e-neus het rode alarmniveau heeft bereikt.
6:51 PM
Figuur 11. 6h51 de tweede pluim gedetecteerd door de e-neus in Vlaardingen 19
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
9:38 PM
10:45 PM
Figuur 12. Alleen de neus in Vlaardingen reageert op deze pluim.
Het e-neus netwerk detecteert de twee klachtengolven. De e-neuzen hebben de anomalie respectievelijk 3 en 2,5 uur voorafgaand aan de eerste klacht gesignaleerd.
20
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Automatische patroonherkenning In dit geval is er een goede relatie tussen de ruwe e-neus data en de hinder gevonden. Het is mogelijk om de e-neuzen te trainen om bepaalde vingerprints te herkennen. We noemen dit proces het labelen van vingerprints. Een gelabelde vingerprint is een kenmerkend patroon van de sensorsignalen in de e-neus dat kan worden gekoppeld aan een referentiebron. Hindermeldingen kunnen in veel gevallen als referentiebron dienen. In bijlage A is het proces van het labelen van vingerprints aan verschillende referentiebronnen nader uitgelegd. Met automatische patroonherkenning kunnen gelabelde vingerprints worden gedetecteerd door de e-neuzen. Dit is toegelicht aan de hand van het voorval op 10 september. In dit geval is de gelabelde vingerprint het patroon dat de e-neus in Vlaardingen gedurende de avond waarneemt tussen 22:00 en 23:00 uur. De dataset van alle neuzen op 10 september is getoetst met dit patroon. Er is een goede overeenkomst met de tijd en plaats tussen de hinder en dit patroon.
Figuur 13. Selectie van de vingerprint (links) De punaises (rechts) tonen de e-neuzen die dit patroon registreerden op 10 september
Op 10 juli 2001 is waarschijnlijk sprake geweest van een vergelijkbare emissie. Rond middernacht reageren een aantal neuzen op vergelijkbare wijze als op 10 september. De piek van de concentratie wordt waargenomen door e-neuzen in het industriegebied. De hinder blijft beperkt tot drie klachten. Dit komt mogelijk doordat de windsituatie gunstig is. De neuzen in de woonkernen geven geen sterke respons. De klagers omschrijven de geur als raffinaderijlucht. Het profiel van de respons van de e-neuzen doet vermoeden dat het hier een verspreiding betreft van een hoge stackemissie. Het is niet uitgesloten dat de e-neuzen de pluim van een fakkel van de Esso raffinaderij waarnemen.
Figuur 14. Respons van e-neuzen op 10 juli 2010
21
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
De ruwe data van alle e-neuzen op 10 juli 2010 zijn getoetst met hetzelfde patroon van 10 september 2010. Het resultaat is opvallend. Het patroon wordt op 10 juli en 10 september hoofdzakelijk waargenomen door de neuzen in het verspreidingsgebied van de pluimen.
Figuur 15. vingerprint 10 juli 2010
vingerprint van 10 juli getest op dataset 10 september 2010
Tot nu toe is alleen gekeken naar de vorm van het patroon. De sterkte van de signalen is een maat voor de intensiteit van (geur)concentratie. De volgende stap is het zoeken naar van een geschikte drempelwaarde voor de e-neuzen De datasets van alle e-neuzen van 10 juli is nogmaals doorlopen met hetzelfde patroon met een hogere drempelwaarde, te weten het gele alarmniveau. Het resultaat is hieronder afgebeeld. In dit geval wordt het patroon alleen nog maar herkend door de neuzen in het verspreidingsprofiel van de pluim.
Figuur 16. Links: ongetrainde neuzen in alarm op 10 juli 2010 Rechts: vingerprint met drempelwaarde
22
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Voorval 2: Brand bij RDM loods op de Heijplaat Op 11 juli 2010 heeft de Chemisch Adviesdienst van de DCMR een meting verricht bij een brand bij een loods van RDM. Tijdens dit onderzoek is een vergelijkende meting met een CO-meter verricht. In de periode van 00:45 - 00:54 werd een continue concentratie gemeten 10 ppm CO In de periode van 00:55 - 01:05 werden piekconcentraties gemeten tot 150 ppm CO In figuur 17 zijn de ruwe data weergegeven van de e-neus waarmee de vergelijkende meting werd verricht. De registraties tonen opvallende parallellen met de waarnemingen van de meetdeskundige van de DCMR. De vingerprints die zijn waargenomen lijken kenmerkend te zijn voor rookgassen. Koolmonoxide is een component van rookgassen. Op basis van figuur 17 kan niet worden gesteld dat hier de vingerprint van CO is bepaald, maar wel dat er sprake is van een koolmonoxiderijk rookgas. Bij de incidentgevoelige gassen die door TNO zijn gemeten, is rookgas buiten beschouwing gelaten. Het verdient de aanbeveling om het gedrag van de e-neuzen op rookgas nader te onderzoeken.
10 ppm continu CO gemeten
Korte pieken 150 ppm CO gemeten
Figuur 17. Mobiele e-neus ingezet bij meting tijdens brand
23
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Voorval 3: Storing bij gasmotor E.ON Centrale Barendrecht In de ochtend van 20 mei 2010 hebben twee medewerkers van de DCMR een inspectie uitgevoerd bij een gasmotor van de E.ON Centrale Barendrecht. De reden was het onderzoeken of de uitlaatgassen een bron van geurhinder zijn. Tijdens het bezoek is met een mobiele e-neus rondom de motor gelopen en buiten het gebouw bij het rooster waar de ruimtelucht wordt geventileerd. Toevallig was er een gaslek bij de motor! De grafiek met de ruwe e-neus data van de mobiele e-neus is weergegeven in figuur 18.
Figuur 18. Ruwe e-neus data van de mobiele e-neus die is gebruikt bij het onderzoek
In figuur 18 is de uitslag van de blauwe sensor opvallend. In de afgelopen jaren veel laboratorium onderzoek gedaan naar de respons van de e-neus voor methaan. In 2005 is in opdracht van Eneco Energie onderzocht hoe de e-neuzen kunnen worden ingezet bij het monitoren van de omgeving van aardgasdistributienetten. Hierbij zijn de gevoeligheidcurven bepaald in de laboratoria van Intertek Polychemlab te Geleen en Gastec Certification te Apeldoorn. Figuur 19 toont het resultaat van de bepaling van de gevoeligheidscurve van de e-neus voor methaan. De e-neus is blootgesteld aan een methaan aan 1.000 tot 10.000 ppm in stappen van 1.000 ppm. Bij detectie van methaan en methaanrijke mengsels geeft de blauwe sensor altijd de grootste uitslag.
5.000 ppm = 10% LEL CH4
Figuur 19. Gevoeligheidscurve van e-neus voor methaan (1.000 .. 10.000 ppm)
24
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Vergelijking van de ruwe e-neus data van de e-neus op 20 mei 2010 toont dat de blauwe sensor in de e-neus tussen 09:07 - 09:13 de grootste uitslag geeft. Het is aannemelijk dat de mobiele eneus tijdens dit onderzoek een combinatie van rookgassen en methaan heeft weergenomen. Het is niet uitgesloten dat bij het gaslek op 20 mei 2010 de e-neus een risico heeft geregistreerd in de nabijheidszone volgens de definitie van de VIAG. In de Veiligheidsinstructie Aardgas (VIAG) zijn de volgende definities opgenomen • Gevarenzone:: Bij een bepaalde ruimte/omgeving rond een gasvoerend systeem, waarin ten gevolge van de gasconcentratie gevaar voor brand, explosie of verstikking aanwezig is, wordt een gevarenzone gehanteerd wanneer de gasconcentratie groter is dan 10% LEL, wordt deze situatie aanwezig geacht. Een gasconcentratie groter dan 10% LEL komt overeen met 0,5% gas (5000ppm). • Nabijheidszone:: Een ruimte rond een gevarenzone, die te beschouwen is als overgangsgebied tussen gevarenzone en veilige omgeving, waarin de (meetbare) gasconcentratie tussen 10% en 0% LEL ligt. Vergelijkbare gebeurtenis. Op 20 mei 2010 is bij toeval een methaanrijk mengsel waargenomen. De DCMR-medewerkers deden onderzoek naar het effect van de uitlaatgassen. Tijdens het onderzoek was er een gaslek bij de motor. Het is mogelijk dat de e-neus is methaan waarnam. Op 29 april 2010 is een vergelijkbare gebeurtenis gerapporteerd. Tijdens het onderzoeken van een alarmuitslag van de eneus VO-02 is stapvoets over de Vondelingenweg gereden. Het resultaat is in figuur 4 afgebeeld. De mobiele e-neus registreerde tijdens deze rit op een gegeven moment ook de vingerprint die lijkt op die van methaan. De waargenomen concentraties zijn hierbij op ppm-niveau. Dit impliceert dat er geen sprake was van een verhoogd veiligheidsrisico op deze locatie, maar is wel een indicatie van een anomalie. In Nederland is een achtergrondconcentratie voor methaan circa 2 ppm. Ook een kleine verhoging van deze achtergrondconcentratie nabij een gasvoerend systeem is een reden voor extra waakzaamheid. Figuur 20 toont de ruwe data die zijn waargenomen met de mobiele e-neus. De ruwe data vertonen parallellen met de e-neus waarneming bij de gasmotor op 20 mei 2010.
Figuur 20. Ruwe data van de mobiele e-neus op 29 april 2010
Chemisch Advies heeft naar aanleiding van deze bevindingen contact gehad met de Gasunie. Die meldden dat beperkte methaanemissies rondom verdeelstations niet geheel zijn uitgesloten.
25
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 21. Waarschijnlijke waarneming van ongeodoriseerd aardgas de mobiele e-neus
Bij de analyse van de pluim afkomstig van een fakkel zoals beschreven in voorval 1 is de dataset van 10 september 2010 van een e-neus in de buurt van dit verdeelstation ook geanalyseerd met de patroonherkenningstool. Het blijkt dat deze e-neus een vingerprint heeft waargenomen die gelijkenis vertoont met methaan. Dit is weergegeven in figuur 22, waar patroon 5 kenmerken van de vingerprint van methaan heeft. Dit ondersteunt de veronderstelling dat een licht verhoogde methaanconcentratie rondom dit verdeelstation vaker wordt waargenomen.
Karakteristiek patroon voor Methaan
Figuur 22. Clusteranalyse van de dataset van 10 september 2010 van de e-neus nabij het verdeelstation
Dit voorval toont aan dat de e-neuzen kunnen worden ingezet voor het opsporen van kleine gaslekkages van o.a. ongeodoriseerd aardgas waarbij gevoeligheidsgrens van de e-neuzen ligt onder de detectiegrens van de klassieke lekdetectie apparatuur van de brandweer.
26
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Voorval 4: Transformatorbrand op de Shell Raffinaderij Pernis. Op 7 december 2010 heeft brand gewoed in een 150 kV transformator. Naast de getroffen trafo stond nog een identiek exemplaar. Deze werd van bovenaf aangestraald door de hoge vlammen die tot ca. 25 m reikten. Shell Raffinaderij Pernis meldde dat als deze ook zou bezwijken de halve raffinaderij stroomloos zou komen te staan.
Figuur 23. Foto’s van de transformatorbrand op 7 december 2010
De brandhaard lag tussen e-neuzen VO-02 en VO-03. VO-02 stond 197 meter bovenwinds en -1 VO-03 stond 289 meter benedenwinds van de bron. De windsnelheid was 0-2 m.s en varieerde tussen 22-45°. Dit betekent dat de e-neuzen VO-03, VO-04 en SPI-01 in het verspreidingsgebied van de rookgassen stonden.
27
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
VO 02
VO 03 VO 04
SPI 01
Figuur 24. Overzicht van de brandhaard en de omliggende e-neuzen
De e-neuzen VO-03 en VO-04 geven een respons waarbij de relatie met emissies van de brand aannemelijk is. SPI-01 reageert enigszins, maar de relatie met de brand is hierbij minder evident. Tijdens de brand heeft de meetploeg van de Brandweer Spijkenisse benedenwinds waarnemingen gedaan. Zij hebben uiteindelijk niets waargenomen (Maasboulevard, Spijkenissebrug, Botlekbrug, Botlekweg, Welplaatweg en Oude Maasweg). Chemisch advies van de DCMR geeft als reden hiervoor aan dat door de warmte de rook door de inversielaag heen brak en vervolgens bij afkoelen bovenop deze inversielaag bleef hangen. Dit werd ook door de meetploeg waargenomen. De ruwe e-neus data zijn congruent met de bevindingen van de meetploeg van de brandweer.
Uitbraak van de brand
Figuur 25. Ruwe data van de e-neus VO-03 van de transformatorbrand op het SNR terrein op 7 december 2010
De vingerprint van VO-03 toont gelijkenis met de vingerprint van de mobiele e-neus die is ingezet bij brand in de RDM loods op 11 juli 2010 (zie figuur 26).
28
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
10 ppm continu CO gemeten
Korte pieken 150 ppm CO gemeten
figuur 26. Mobiele e-neus ingezet bij meting tijdens brand op 11 juli 2010 in de RDM loods op de Heijplaat
De gevonden overeenkomst tussen de twee vingerprints is een aanknopingspunt voor verder onderzoek met als doel een vingerprints te definiëren voor brandlucht.
29
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Voorval 5: Stroomstoring Europoort; stank in Rijnmondgebied 17 mei 2010 ontstaat in de morgen rond 3.30 een grote stroomstoring in het Europoortgebied. Door de stroomstoring zijn bij de BP Raffinaderij fabrieken uitgevallen. Om de overtollige gassen uit de fabrieken veilig af te voeren, wordt gefakkeld. De DCMR ontvangt in korte tijd ruim 350 klachten over stank van olie. Ook melden de bewoners misselijkheid en hoofdpijn als gevolg van de stank. De stroomstoring wordt veroorzaakt door een storing in een transformatorstation (25 kV). Stedin, de netbeheerder herstelt de leiding en heeft om 8.45 de storing verholpen. De fakkel van BP brandt weer normaal en het aantal klachten neemt af. Een deel van de stankgolf heeft het netwerk gepasseerd en is door de e-neuzen waargenomen. In onderstaande afbeelding is het gebied van het e-neus netwerk omcirkeld. De stippellijn markeert de grens van de klachtenplot.
VLD-03 VLD-02
SDM-01
SDM-02 SDM-03 HPT-01 PER 01
HPT-02
Figuur 27. klachten en ruwe e-neus data van de pluim van de fakkel
30
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
In de tabel is een weergave gegeven van het eerste uur na de start van het affakkelen. De verspreiding van de stank is dan uitgestrekt tot 15 km benedenwinds. De respons van de eneuzen is geclassificeerd in 3 categorieën. ´Ja´ betekent dat het zeer waarschijnlijk is dat de eneus respons in de periode tussen 3.30 en 4.30 gerelateerd is aan de emissie. ´Waarschijnlijk´ betekent dat de e-neus weliswaar een anomalie registreert, maar dat deze e-neus ook door andere bronnen wordt beïnvloedt. ´Nee´ tenslotte geldt voor de e-neuzen die geen respons vertonen. Het blijkt dat in het eerste uur van het voorval de effect van het fakkelen door 88% van de eneuzen is gedetecteerd. E-neus
Ja
Waarschijnlijk
Nee
AR-01 BU-01 BU-02 BU-03 BU-04 HPT-01 HPT-02 HVT-01 HVT-02 HVT-03 OM-01 PE-01 PE-02 PER-01 PER-02 SDM-01 SDM-02 SDM-03 SPI-01 VLD-01 VLD-02 VLD-03 VO-01 VO-02 VO-03 VO-04 VO-06 Figuur 28. Tabel van de e-neuzen die op de pluim van de fakkel hebben gereageerd.
31
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Chronologisch overzicht van het voorval.
Figuur 29. De CIN-melding om 3.30
Om 4.03 ontvangt de DCMR meldkamer de eerste melding over geurhinder vanuit Maassluis. De melding komt uit een gebied op 8.5 km benedenwinds van brongebied. De eerste melding komt 33 minuten na de CIN-melding.
Figuur 30. de eerste klacht om 4.03. 33 minuten na de CIN-melding
32
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 31. 4.22 Eerste melding uit Maasland. Het aantal hinderklachten in Maassluis is dan opgelopen tot 11.
Figuur 32. De 15e klacht komt om 4.24. Deze wordt gemeld vanuit Vlaardingen
De ruwe waarnemingen van de e-neuzen in Schiedam (SDM-02 en SDM-03) geven een respons die een relatie met de hinder aannemelijke maakt. Deze neuzen registreren een anomalie rond 4.22. Twee minuten voor de eerste melding uit Vlaardingen uit is gemeld.
33
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 33. ruwe data van e-neuzen in Schiedam SDM-02 en SDM-03
Om 5.00 zijn er ruim 80 klachten. Vergelijking van de klachten toont een goede overeenkomst met de waarnemingen van e-neuzen in Vlaardingen (VLD), Schiedam (SDM), Pernis (PER) in Heijplaat (HPT), zoals weergegeven in onderstaande grafiek en de tabel.
VLD-03 VLD-02
SDM-01
PER 01
HPT-02
Figuur 34. De neuzen waar de pluim passeert reageren. Dit zijn de neuzen boven de gearceerde lijn
34
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 35. Op basis van de klachtenplot kan worden geconcludeerd dat een deel van de neuzen in de pluim liggen.
De gebeurtenis wordt naast de neuzen binnen de klachtenplot ook waargenomen door de eneuzen daarbuiten, zoals door de e-neus HVT-03 te Hoogvliet. Dit is weergegeven in de onderstaande figuren waarbij de ruwe data van de e-neuzen HVT-03 en SDM-03 zijn weergegeven. Beide neuzen tonen in deze periode van 3.45 tot 11.30 verhoogde waarden. Het grote verschil is de piekconcentratie die de e-neus in Schiedam registreert tussen 4.15 en 4.30. Deze piek wordt waargenomen op de neuzen binnen de klachtenplot.
Figuur 36. E-neus in Hoogvliet lijkt ook te reageren, er zijn hier geen klachten. Mogelijk was de geur niet boven de menselijke geurhinderdrempel
35
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 37. De hindergolf lijkt te worden veroorzaakt door de piekconcentratie die rond 4:30 Schiedam is gepasseerd.
Geconcludeerd kan worden dat de e-neuzen de stankgolf hebben waargenomen. Het lijkt dat de hinder vooral wordt veroorzaakt door een relatief korte piekconcentratie die door het gebied trekt. Daarnaast is mogelijk de geur ook buiten de klachtenplot waarneembaar geweest, echter wel zonder overschrijding van de hinderdrempel.
Voorval 6: CO2 lek bij een groothandel in groeten en fruit te Ridderkerk De sensoren die standaard in de e-neus zitten reageren feitelijk alleen met oxideerbare en/of reduceerbare stoffen in normale lucht. Op 19 mei 2010 is de neus echter ingezet bij een inpandige CO2 lekkage in een koelinstallatie. Omdat CO2 niet oxideert of reduceert, zullen de eneuzen dus niet reageren. Echter, door de grote CO2-concentratie werd het zuurstof in de ruimte verdrongen. De sensoren reageren daar wel op! De mobiele e-neus die bij dit incident is ingezet reageerde dan ook naar wens. De neus is in de ruimte geplaatst om het concentratieverloop in de ruimte te meten. De e-neus registreerde een hoge uitslag in de ruimten met een verarmde zuurstofconcentratie. Na enige tijd kwam de neus weer tot de rustsituatie. Dit gebeurde nadat de afsluiters waren gesloten en de ruimte enige tijd door de brandweer geforceerd was geventileerd. Hierdoor herstelde de zuurstof concentratie weer tot normale omstandigheden. Het opvallende aan dit voorval is dat de e-neus tegen de verwachting in goed inzetbaar was bij het monitoren van deze ruimte.
36
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
5.
Conclusies en aanbevelingen
De overall conclusie is dat de Safety Pilot 2010 de potentie heeft aangetoond voor de e-neus bij het monitoren van veiligheidsgerelateerde situaties. Stationair e-neus netwerk 1. De Safety Pilot 2010 laat zien dat de e-neuzen reageren op veranderingen in de lucht die worden veroorzaakt door stoffen van industriële gasemissies. Dit is een voortschrijdend inzicht en is aanvullend op de ervaringen die bij eerdere e-neus projecten zijn opgedaan. 2. Het vast e-neus netwerk heeft meerdere industriële emissies gerelateerd aan CINmeldingen waargenomen. Diverse representatieve voorbeelden zijn uitgewerkt in het rapport. Daarmee is de potentie om met een vast e-neus netwerk de verspreiding van incident gerelateerde gasvormige stoffen met een potentieel veiligheidsrisico voor mensen in havengebied en omliggende woonkernen te volgen aanneembaar gemaakt. 3. De subdoelstelling om het gedrag van de e-neuzen tijdens een groot incident te onderzoeken is niet bereikt vanwege het uitblijven van grote incidenten in of nabij het gebied waar de stationaire e-neuzen staan opgesteld. Aanbevolen wordt om de safety pilot 2010 zal dan ook voortgezet worden in 2011. Mobiele e-neuzen 1. De mobiele e-neuzen met een GPS-zender zijn enkele malen succesvol ingezet bij incidenten met de aanwezigheid van gassen in veiligheidsrelevante concentraties en hebben daarmee hun veiligheidspotentie gedemonstreerd. 2. De mobiele e-neuzen hebben met name potentie laten zien in het op afstand monitoren van situaties met verhoogde gasconcentraties. Door een e-neus te plaatsen in een object of benedenwinds van een incident kan het concentratieverloop gemonitoord worden. Hierdoor kan de situatie in het object of benedenwinds van het incident op afstand bewaakt kan worden. Aanbevolen wordt dan ook de toegevoegde waarde van mobiele eneuzen voor de gasmeetploegen tijdens incidenten nader te onderzoeken. 3. Er is een ruime ervaring opgedaan met de mobiele e-neuzen. Hieruit zijn een aantal aanbevelingen ontstaan voor verdere ontwikkeling. Deze worden meegenomen in het ontwerp van de volgende generatie mobiele e-neuzen. Kwalitatieve en kwantitatieve data-analyse 1. Er is, mede in samenwerking met TNO (OOKN-project van de Gezamenlijke Brandweer), een eerste goede stap gezet voor het opzetten van een vingerprint-database voor veiligheidsrelevante stoffen. Aanbevolen wordt om de database verder te ontwikkelen en testen. 2. Met behulp van deze (nog beperkte) database is het werkingsprincipe voor een kwalitatieve inschatting van de stofklasse m.b.v. de e-neus tevens aangetoond. Een nieuw toegevoegde vingerprint in de (nog beperkte) database kwam overeen met een vingerprint zoals deze ten tijde van de klachtengolf in het klachtengebied werd bepaald. 3. Tenslotte is door een (beperkte) nadere data-analyse een goede indicatie verkregen dat het principe van automatische patroonherkenning functioneert. Aanbevolen wordt om het patroonherkenning software verder te testen.
37
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Bijlage A: Introductie van de E-neus Wat is een e-neus Een elektronische neus bevat meerdere gassensoren die geschikt zijn om een groot aantal lucht gedragen componenten waar te nemen. Periodiek worden de actuele signalen van alle sensoren in de e-neus simultaan uitgelezen. In de safety pilot 2010 was deze logperiode ingesteld op één minuut. Dit betekent dat er een database is opgebouwd waarin de sensorsignalen van alle eneuzen per minuut zijn opgeslagen. Dit is de database met de ruwe e-neus data. De ruwe e-neus data moeten worden “vertaald” in menselijk interpreteerbare informatie. Dit betekent dat de ruwe e-neus data nog moeten worden bewerkt. Hiervoor zijn verschillende methodieken beschikbaar, dan wel in ontwikkeling. De belangrijkste methodiek betreft het vergelijken van de ruwe e-neus data met informatiebronnen die aan een menselijk interpreteerbare maat zijn te herleiden. Onder ‘menselijk interpreteerbare maat’ worden onder andere gerekend: • Meldingen van geurhinder door mensen aan de meldkamer van de DCMR; • Observaties en metingen door DCMR-medewerkers van de uitrukdienst en chemisch advies- dienst; • Bedrijfsmeldingen van niet-voorzienbare bijzondere voorvallen via het Centraal Incident Nummer (CIN-meldingen); • Resultaten van luchtmetingen met (stofspecifieke) veldinstrumenten voor gasanalyse; • Resultaten van laboratiumonderzoek waarbij een e-neus is blootgesteld aan bekende concentraties van gassen of gasmengsels.
Het trainen van e-neuzen Gebeurtenissen waarbij zowel een menselijke interpreteerbare maat als ruwe e-neus waarnemingen zijn geregistreerd, kunnen nader worden onderzocht. De bedoeling hiervan is het vinden van een relatie. De e-neus wordt op deze manier aangeleerd om bepaalde situaties te herkennen. In deze paragraaf is dit leerproces toegelicht aan de hand van drie uitgewerkte praktijkvoorbeelden.
38
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Praktijkvoorbeeld 1: Geurhinder voorval door (stook)olie Op 8 september 2008 ontvangt de meldkamer van de DCMR een viertal hindermeldingen over een olie stank. Deze vier klachten zijn gemeld uit een gebied waar een e-neus stond opgesteld. In figuur 1 zijn de ruwe e-neus waarden van de e-neus die in het klachtengebied stond weergegeven.
Figuur 1. Ruwe data van E-neus Kwartellaan Maasluis op 8-9-2008 16:00 – 24:00
De grafiek toont in het totaal 6 curven. De lichtblauwe en roze lijn tonen de relatieve luchtvochtigheid en temperatuur in de E-neus. De donkerblauwe, oranje, rode en groene curve zijn de signaalwaarden van de vier gassensoren in deze neus. De grafiek registreert een piek in vanaf 20:45 tot circa 21:30. De hindermeldingen zijn in het tijdvak van 21:38 - 21:48 binnengekomen bij de meldkamer van de DCMR. Er is dus sprake van kennelijke relatie tussen de ruwe e-neus data en een menselijke maat. Deze relatie is als volgt onderzocht. 1. De ruwe data van de grafiek uit figuur 1 zijn nader geanalyseerd door van alle registraties uit de grafiek de onderlinge verhouding tussen de signalen van de vier gassensoren te bepalen. 2. alle registraties zijn vervolgens ingedeeld in groepen met dezelfde verhouding tussen de vier gassensoren. Het resultaat is in figuur 2 getoond.
Figuur 2. verdeling van dataset van E-neus Kwartellaan 8/9/2008 16:00 – 24:00 uur in groepen met dezelfde onderlinge verhouding tussen de vier gassensoren
39
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Van de e-neus Maassluis Kwartellaan bestaat de dataset 8/9/2008 (16:00 tot 24:00 uur) uit 1440 records (8 uur maal 60 registraties per uur). Elk record bevat de sensorsignalen van de vier gassensoren. Voor 36.65% van deze records geldt dat de groene sensor de grootste signaaluitslag geeft, gevolgd door respectievelijk de blauwe, rode en oranje. Alle records met deze zelfde onderlinge verhouding zijn ingedeeld in groep 1. Ditzelfde geldt voor de onderlinge verhouding tussen de records in de groepen 2 tot en met 6. In figuur 3 zijn de “groep”waarnemingen van deze e-neus over hetzelfde tijdvak weergegeven. In plaats van de curven van de individuele sensoren in de neus is per punt aangegeven tot welke groep ze behoren. De records van groep 1 zijn door een groene vakje weergegeven, groep 2 geel, groep 3 wit, groep 4 grijs, groep 5 paars en groep 6 zeegroen. De signaalsterkte van de waarneming per record wordt verkregen uit de sommatie van de signalen van de gassensoren.
Figuur 3. Ruwe data van E-neus Kwartellaan Maasluis op 8-9-2008 16:00 – 24:00 geclusterd in 6 groepen
Hoewel de records van de dataset nu zijn gegroepeerd, is er nog steeds geen sprake van een relatie met een menselijk interpreteerbare maat. De volgende stap is het onderzoeken van de relatie tussen de koppeling van de ruwe e-neus data en de klachten. Dit is weergegeven in figuur 4. Het blijkt dat de e-neus de waarneming uit groep 6 (de zeegroene vakjes) registreerde in de periode dat de geurhinder ontstond. Dit betekent dat er een kennelijke relatie is tussen dat specifieke e-neus profiel en de hinder. De onderlinge verhouding tussen de gassensoren in de e-neus kan worden beschouwd als een ‘vingerafdruk’ van het gas(mengsel) waaraan de e-neus wordt blootgesteld. In dit geval geldt dat de ruwe e-neus waarneming die voldoet aan het patroon van ‘groep 6’ overeenkomt met de hinderklachten over een olie stank.
40
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Ruwe E-neus data
Klachten
E-neus data & geurhinder gekoppeld patroon
Figuur 4: Ruwe e-neus data gekoppeld aan de menselijke maat geurhinder.
Dit voorbeeld toont dat de e-neus in dit geval een indicatie geeft over de aard de sterkte van de menselijke geurbeleving. Om de vraag te beantwoorden of deze vingerafdruk uniek is, is de vingerpint getest op een ander voorval. Hierbij was sprake van een gelijksoortige hindersituatie. In november 2008 is een klachtengolf gerapporteerd uit Vlaardingen en Schiedam. Ook nu werd de geur als oliestank omschreven. Alle 10 de e-neuzen zijn nu zo ingesteld dat ze alleen signalering geven wanneer ze de vingerafdruk registreren die voldoet aan de kenmerken van patroon in ‘groep 6’. Er bleek een goede match. Alleen de e-neuzen binnen de klachtenplot hebben de dit patroon waargenomen. Dit is in figuur 5 getoond.
Figuur 5. Grafische weergave van de e-neuzen die de geur wel (de rode staven) en niet (de witte cirkels) waarnamen.
41
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Praktijkvoorbeeld 2: Geurhinder voorval door ruwe olie In de avond van 1 februari 2011 ontvangt de Meldkamer van de DCMR vanaf 21:00 tot middernacht meer dan honderd klachten over een olie gerelateerde stank. Aanvankelijk komen de klachten hoofdzakelijk uit Maassluis, maar later ook in de band tussen Maassluis en Delft. De geurwolk is ook de vestiging van Comon Invent gepasseerd. In het pand waren een aantal eneuzen actief. Deze e-neuzen hebben deze geur toevalligerwijs waargenomen.
Figuur 6. Een e-neus die de passerende geurwolk waarnam
Figuur 7 toont de ruwe e-neus data van de in de productieruimte over de periode van 1 februari 8:00 tot 4 februari 2011 12:00. De stijging van de rode en oranje lijnen op 1 februari 2011 is afwijkend van de overige dagen.
Figuur 7. ruwe e-neus data waarneming op 1 februari 8:00 tot 4 februari 2011 12:00
42
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 8 toont de verspreiding van de klachten en de luchtstroming. De picto van de rode telefoons is het postcodegebied van de beller die een klacht heeft ingediend bij de meldkamer van de DCMR. De richting van de blauwe pijl toont de verspreidingsrichting van luchtgedragen stoffen. De afbeelding toont dat de kern van de klachten golf zich in Maassluis bevindt. Daarnaast zijn er nog klachten uit Vlaardingen, Schipluiden, Den Hoorn en Delft. De gele punaise wijst de locatie van de responderende e-neuzen in het kantoor.
Figuur 8. klachtenplot en verspreidingsgebied
Door het trekken van curven rondom de klachten, dan worden contourlijnen zichtbaar. De kern van de pluim wordt omzoomd door de rode ellips waarbinnen de meeste klachten liggen. Aangenomen kan worden dat de concentratie in deze contour het hoogste is. De gele contour omzoomd het gebied met een lagere concentratie, maar die nog steeds boven de geuracceptatie drempel ligt. Opvallend is de afbuiging in de gele zone. Deze afbuiging wordt vaker gezien in klachtenplots en wordt waarschijnlijk veroorzaakt door invloed de zeewind op gasverspreiding.
43
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Figuur 9. Contourplot gedefinieerd op basis van klachtenplot
Hoewel de contour geen 100% zekerheid biedt over de emissiebron leidt de contour wel in de richting waar de emissiebron ligt. In dit geval wordt rekening gehouden met een aangemeerd schip aan een steiger. De AIS data van schepen in het havengebied worden ook gelogd. Figuur 10 toont de olietanker Energy Sprinter die bovenwinds van de klachtenplot was aangemeerd.
Figuur 10. De Energy Sprinter lag aangemeerd aan een laad-los steijer voor olie
Het mogelijke verband tussen de e-neus waarneming en de hinder
44
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
De stijging van de e-neus in het kantoor start rond 22:30. Kort daarop ontvangt de meldkamer van de DCMR de eerste van de 11 klachten uit Delft, Den Hoorn en Schipluiden. Deze eerste klacht wordt gemeld door een inwoner van Delft die op een afstand van 500 meter in de buurt van het kantoor van Comon Invent. De tweede melding is om 22:55. De overige 9 klachten komen in de periode tussen 23:04 en 00:24. De e-neus waarneming in het kantoor wijkt af van de normale dag/nacht ritme. Deze anomalie ontstaat op het moment dat er in de buurt sprake is van een hindersituatie. Er is een kennelijke relatie tussen de ruwe e-neus data en menselijk waarneming.
23:30
23:34
23:08
23:41
23:21
23:31
22:24 00:24 22:50
23:04
23:12
22:55
De e-neus waarneming in het kantoor wijkt af van de normale dag/nacht ritme. Deze anomalie ontstaat op het moment dat er in de buurt sprake is van een hindersituatie. De vingerprint die de e-neus registreerde is opvallend. Deze vingerprint is nader onderzocht. Labonderzoek door de Chemisch Adviesdienst van de DCMR. Het onderzoek naar de bron en verspreiding van deze geuremissie wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de emissie wordt veroorzaakt door het schip de Energy Sprinter die aan een steiger van lag aangemeerd. De DCMR heeft bij verschillende bedrijven in het brongebied vloeistofmonsters opgevraagd van stoffen waarvan bekend is dat het vrijkomen van de damp kan leiden tot geurhinder. Tijdens de safety pilot 2010 is een testopstelling gebouwd die is opgesteld in het testlab van de DCMR. De damp van de vloeistofmonsters zijn in deze testopstelling blootgesteld aan een eneus. Het resultaat van deze testen is hieronder weergegeven in het testverslag van Ray Desmidt
45
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Bepaling Vingerprints van monsters MET, VOPAK Europoort en ETT Inleiding Naar aanleiding van een klachtengolf op dinsdagavond 1-2-2011 waarbij de meldkamer 110 stankklachten heeft ontvangen uit hoofdzakelijk Maassluis, zijn 5 monsters genomen bij respectievelijk de MET, Vopak Europoort en ETT. De 5 monsters zijn van stoffen (olie-achtigen) uit het Europoort-midden gebied + brongebied) waarmee ten tijde van de klachtengolf in het brongebied handelingen zijn verricht. Gezien er nog geen veroorzaker is gevonden van de stankoverlast wordt van de genomen monsters de vingerprints bepaald en deze vergeleken met een vingerprint zoals deze ten tijde van de klachtengolf in het klachtengebied is bepaald.. Monsters 1. CPC = lichte crude, genomen van de MET 2. Fuel Oil uit Tank 1010 van Vopak Europoort 3. Fuel Oil uit Tank 1030 van Vopak Europoort 4. Gasolie van ETT 5. Fuel Oil van ETT Werkwijze Elke meting is uitgevoerd met de e-nose en 2 PID-meters. Één PID-meter op ppb-niveau met een 11,7V-lamp en één meter op ppm-niveau met een 10,6V-lamp. De meetresultaten van de laatste PID-meter bleek betrouwbaarder dan van de andere PID-meter. De monsters zijn afzondelijk in de glovebox gezet en bemeten met deksel dicht en daarna is een bepaalde tijd het deksel eraf gehaald om de concentratie in de glovebox te verhogen waarna deze situatie ook een bepaalde tijd bemeten is. Bepaling vingerprint Monster 1
Om 13:19 uur (08-02-2011) is de glovebox gesloten en de PID’s hebben een schone lucht calibratie gehad. Het monster staat in de glovebox met dichte dop. In bovenstaande grafiek is te zien dat de e-nose hier op reageert. De PID loopt op van 0 ppm tot 2,5 ppm om 13:23 uur. Meetwaarden PID-meter (10,6 V-lamp): 13:24 uur: 2,5 ppm 13:25 uur: 2,3 ppm 13:26 uur: 2,5 ppm 13:27 uur: 2,9 ppm 13:28 uur: 2,6 ppm hierna dop zo’n 10 seconden van de monsterfles gehaald. 13:29 uu: 8,7 ppm 13:30 uur: 8,4 ppm 13:31 uur: 8,3 ppm 13:32 uur: 8,3 ppm 13:33 uur: 8,5 ppm 13:34 uur: 8,4 ppm 13:35 uur: 8,4 ppm. Hierna de meting beëindigd door de glovebox te openen en schone lucht toe te voeren. Bepaling vingerprint Monster 2
46
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Om 13:34 uur (08-02-2011) is de glovebox gesloten met een gesloten monsterfles erin. Om 13:56 uur is de dop van het monster gehaald tot 13:58 uur, onder zwenken van de fles. Meetresultaten PID: 14:00 uur: 1,5 ppm 14:01 uur: 1,3 ppm 14:02 uur: 1,3 ppm 14:03 uur: 1,2 ppm 14:04 uur: 1,3 ppm 14:05 uur: 1,3 ppm 14:06 uur 1,1 ppm. Hierna de meting beëindigd door de glovebox te openen en schone lucht toe te voeren. Bepaling vingerprint Monster 3
Om 14:24 uur (08-02-2011) is de glovebox gesloten met een gesloten monsterfles erin. De PID gaf 0 ppm aan. Om 14:28 uur is de dop van het monster gehaald tot 14:29 uur onder constant zwenken. Meetresultaten PID-meter: 14:29 uur: 3,5 ppm 14:30 uur: 3,8 ppm 14:31 uur: 3,5 ppm 14:32 uur: 3,5 ppm 14:33 uur: 3,5 ppm 14:34 uur: 3,5 ppm 14:35 uur: 3,3 ppm. Hierna de meting beëindigd door de glovebox te openen en schone lucht toe te voeren.
47
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Bepaling vingerprint monster 4
Om 15:32 uur (08-02-2011) is de glovebox gesloten met een gesloten monsterfles erin. De PID gaf 0 ppm aan. Hierna begon de PID meter verhoogde waardes te meten. Meetresultaten PID: 15:33 uur: 0 ppm 15:34 uur: 0,4 ppm 15:35 uur: 0,5 ppm. Hierna is de dop van de monsterfles gehaald tot 15:37 uur. Meetresultaten PID: 15:37 uur: 7,0 ppm 15:38 uur: 7,2 ppm 15:39 uur: 7,0 ppm 15:40 uur: 6,9 ppm 15:41 uur: 7,0 ppm 15:42 uur: 6,8 ppm 15:43 uur: 6,8 ppm 15:44 uur: 6,5 ppm. Hierna de meting beëindigd door de glovebox te openen en schone lucht toe te voeren. Bepaling vingerprint monster 5
De vingerprint van monster 5 is op 10-02-2011 uitgevoerd met de CA2-enose. Om 14:24 uur is de glovebox gesloten met een gesloten monsterfles erin. De PID gaf 0 ppm aan. Om 14:28 uur is de dop eraf gehaald tot 14:30 uur onder constant zwenken. Meetresultaten PID meter: 14:30 uur: 1,1 ppm 14:31 uur: 0,8 ppm 14:32 uur: 0,6 ppm 14:33 uur: 0,7 ppm 14:34 uur: 0,5 ppm 14:35 uur: 0,6 ppm 14:36 uur: 0,7 ppm 14:37 uur: 0,6 ppm 14:38 uur: 0,7 ppm. Om 14:40 uur is de meting beëindigd door de glovebox te openen en schone lucht toe te voeren.
48
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Vingerprint van E-nose in Delft
Meetwaarden E-nose Delft van 01-02-2011 om 08:00 uur tot 04-02-2011 om 12:00 uur. In bovenstaande vingerprint zijn de gebieden tussen 18:30 uur en 04:00 uur aangegeven omdat in deze perioden de mechanische ventilatie is uitgeschakeld. Er is duidelijk te zien dat het verloop van de vingerprint in de avond van 01-02-2011 afwijkt van de vingerprint van de overige avonden. In de avonden van 02-02-2011 en 03-02-2011 vlakken de grafiek rond 22:00 uur af naar horizontale lijnen. In de avond van 01-02-2011 vindt echter kort na 22:00 uur een stijging van de lijnen in de grafiek plaats. Dit is in onderstaande grafiek duidelijker te zien, waarbij van de blauwe, oranje en rode lijn rechte lijnen zijn getrokken tussen 18:30 uur en 22:00 uur, kort na 22:00 uur stijgen deze lijnen steiler.
Meetwaarden E-nose Delft van 01-02-2011 om 16:00 uur tot 02-02-2011 om 05:00 uur.
49
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de e-nose in Delft kort na 22:00 uur (01-02-2011) een extra verhoging van sensoruitslagen heeft gehad, waarbij met name de oranje, de rode en de blauwe sensor verhoogde waardes hebben gemeten. Vergelijking van vingerprints
E-nose Delft van 01-02-2011 om 22:30 uur tot 02-02-2011 om 05:00 uur
Vingerprint CPC Rond 22:20 uur zou de stankgolf Delft moeten hebben bereikt. Wanneer de bovenste vingerprint op het beginpunt (22:30 uur) genuld zou worden (alle lijnen op horizontale 0 lijn), dan zou de dan verkregen grafiek overeen komen met de grafiek van de vingerprint van CPC (volgorde van de diverse gekleurde lijnen is gelijk).
50
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Resultaten geurwaarnemingen monsters meldkamermedewerkers Tijdens de klachtengolf op 1 februari hebben 2 meldkamermedewerkers om 22:13 uur de geur afzonderlijk geroken op de A20 thv Maassluis West. Beide personen hebben op 15-2-2011 geurwaarnemingen verricht aan de 5 onherkenbare monsters waarvan de vingerprints zijn bepaald. Beiden hebben afzonderlijk het CPC-monster aangewezen als zijnde de geur die ze op 1 februari tijdens de klachtengolf hebben waargenomen. De uitrukdienst heeft op de avond van 1 februari om 22:40 uur geurwaarnemingen verricht op de Noordzeeweg en daar o.a. in lichte mate van crudelucht waargenomen. Deze lucht leek het sterks op stookolie van T1030 van Vopak Europoort. Gezien het tijdstip van 22:40 uur van haar waarnemingen is het goed mogelijk dat de stankwolk al was overgewaaid.
51
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Praktijkvoorbeeld 3: E-neuzen en stofspecifieke analysers De vorige twee voorbeelden hadden betrekking op geurhinder situaties. Dit voorbeeld beschrijft een situatie waarbij e-neuzen zijn opgesteld in combinatie met stofspecifieke gas analysers. De resultaten van een gasanalyser zijn een menselijk interpreteerbare maat. In dit geval BTEX concentraties die gedurende een maand op een bepaalde locatie zijn gemeten. De ruwe e-neus data kunnen hieraan worden gerelateerd. E-nose 2 and BTEX analyser BTX & E-nose Moerdijk I_februari 2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
20
21
22
23
24
25
26
27
28
S1 S2 S3 S4 S5 S6 S8 S7 MP-Xyleen Tolueen Benzeen (e)Benzeen Oxyleen
14.00
12.00
10.00 Decibel
19
125.0
75.0
25.0
8.00
Ruwe e-neus data
-25.0
6.00
-75.0
4.00
2.00
-125.0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
Dagen
Figuur 18 maar dan met de 2 dB als ondergrens
Uit figuur 18 blijkt dat het in deze maand de concentraties van de Benzeen en Tolueen tussen 03 30 µg/m op deze locatie varieerde en dat er voor de Xylenen en Ethylbenzeen enkele hogere piekconcentraties zijn waargenomen. Voor de ruwe e-neus data liggen de waarden in de bandbreedte tussen 0-8 dB. Dit is een instrumentele maat die voor deze situatie kan worden geprojecteerd op de andere e-neuzen op deze locatie. Op dezelfde locatie waren meer punten waar e-neuzen stonden opgesteld. In figuur 19 zijn de grafieken van twee e-neuzen op deze locatie E-neus 1 staat op een afstand van 100 meter van de vermeende emissiebron, E-neus 2 op 500 m en E-neus 3 op 7000 m. De grafieken laten goed het effect van de emissie op de omgeving zien. De ruwe e-neus data neemt af met de afstand tot de bron.
52
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
µg/m3
1
E-nose 1ATM ~100 meter van de bron
14.00
12.00
Decibel
10.00
8.00
6.00
4.00
01 /0 2 01 /11 /0 00 2 02 /11 :00 /0 23 :08 2 03 /11 :59 /0 23 :22 2 : 05 /11 57: 3 /0 2 2/ 3:5 0 06 11 8: /0 00 30 2 07 /11 :06 /0 00 :40 2 08 /11 :03 /0 00 :24 2 09 /11 :00 /0 00 :10 2 : 10 /11 44: /0 00 36 2 11 /11 :57 /0 01 :10 2 12 /11 :02 /0 01 :33 2 13 /11 :00: /0 00 08 2 14 /11 :56 /0 0 :5 2/ 0:5 0 11 4 00 :07 :5 15 2: 05 /0 2 16 /11 /0 23 2 : 17 /11 04: 5 /0 2 2/ 3:0 3 18 11 2: 1 /0 22 3 2 19 /11 :59 /0 22 :32 2 20 /11 :57 /0 22 :34 2 21 /11 :55 /0 22 :13 2 : 22 /11 53: 5 /0 2 2/ 2:5 2 1 23 2: 1 /0 22 41 2 24 /11 :54 /0 22 :26 2 : 25 /11 53: 5 /0 2 2/ 2:5 6 26 11 1: /0 22 17 2 27 /11 :48 /0 22 :19 2 28 /11 :45 /0 2 :4 2/ 2:4 7 11 3 22 :37 :4 4: 43
2.00
Dagen
BTX3&~E-nose E-nose 7000Moerdijk meter III_februari van de bron 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11 12 13
14 15 16 17
18
19 20
21 22 23 24
25 26 27
28
14.00
125.0
12.00 75.0
25.0 8.00 -25.0 6.00
-75.0
4.00
2.00
-125.0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12 13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26 27
28
Dagen
Figuur 19. ruwe e-neus data van twee andere meetpunten in dezelfde locatie als figuur 18.
Dit voorbeeld laat zien dat er een relatie gelegd kan worden tussen enerzijds BTX-metingen en enose waarden. Het valt op dat de e-neus niet alleen BTX ‘ruikt’ maar ook andere stoffen die hier niet met de BTX-analyser zijn gemeten, Een 1-op-1 vergelijking is dus niet helemaal mogelijk. Echter, zijn er
53
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
µg/m3
Decibel
10.00
Bijlage B: Meetresultaten labonderzoek TNO Op 23 maart 2010 is Rob Groeneveld van TNO D&V gestart met lab testen van de e-neuzen. Comon Invent hem hiertoe twee e-neuzen ter beschikking gesteld. Tijdens de eerste meetsessie heeft Rob de e-neuzen afwisselend blootgesteld aan 10 ppm Furfural. Op 24 maart wordt verder gegaan met lagere concentraties Furfural. De rapportage van de eerste serie testen is opgemaakt door Comon Invenr LET OP: Y−as ingesteld op 16 dB
10 ppm Furfural (6x)
10 ppm Furfural (6x)
54
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
24 maart 2010
LET OP: Y−as ingesteld op 20 dB
Na afloop van de blootstelling testen aan furfural heeft Rob een test gedaan met Benzeen
100 ppm Furfural
150 ppm Furfural
150 ppm Benzeen
100 ppm Furfural
150 ppm Furfural
150 ppm Benzeen
1 ppm Furfural (3x)
1 ppm Furfural (3x)
Samenvatting Furfural doseringen
55
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
100 ppm (1x)
150 ppm (2x)
10 ppm (6x) 1 ppm (3x)
25 maart 2010 Waterstofsulfide H2S
LET OP: Y−as ingesteld op 30 dB
100 ]ppm H2S
10 ppm H2S (2x)
10 ppm H2S 1 ppm H2S
1 ppm H2S
56
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
100 ]ppm H2S
10 ppm H2S (2x)
10 ppm H2S 1 ppm H2S
1 ppm H2S
57
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
26 maart 2010: Zoutzuur HCl
LET OP: Y−as ingesteld op 12 dB
10 ppm HCl 3 ppm HCl
3 ppm HCl 1 ppm HCl
10 ppm HCl 3 ppm HCl
3 ppm HCl 1 ppm HCl
58
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
29 maart 2010: Euro95 benzine
LET OP: Y−as ingesteld op 25 dB
100 ppm Euro95 (2x)
10 ppm Euro95 (2x)
10 ppm Euro95 (1x)
1 ppm Euro95 (3x)
100 ppm Euro95 (2x)
10 ppm Euro95 (2x)
10 ppm Euro95 (1x)
1 ppm Euro95 (3x)
59
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
31 maart 2010: Propaan Butaan
LET OP: Y−as ingesteld op 14 dB
100 ppm Butaan/Propaan (2x)
100 ppm Butaan
100 ppm Propaan
100 ppm Butaan/Propaan (2x)
100 ppm Butaan
100 ppm Propaan
60
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Nederlandse Organisatie voor toegepastnatuurwetenschappelijk onderzoek / Netherlands Organisation for Applied Scientific Research
Aan Simon Bootsma Comon-Invent Van ing. F.R. robert Groeneveld
business unit 4 Lange Kleiweg 137 Postbus 45 2280 AA Rijswijk
Onderwerp Respons DCMR sensor-array
www.tno.nl
T +31 15 284 30 00 F +31 15 284 39 91
[email protected]
Datum 31 mei 2010 Onze referentie 032.31308/01.01 Doorkiesnummer +31 15 284 35 76
Blootstelling gassen/dampen sensor-array 27 april – 20 mei 2010 In het eerste deel van het onderzoek werden de twee sensor-array (10329 en 10330 van Comon-Invent) blootgesteld aan vijftal dampen en wel Furfural, H2S, HCl, benzine 95, butaan/propaan. In het tweede deel werd de sensor-array blootgesteld aan : Propaan, Benzeen, HCN, SO2, Allychloride en Cl2. In dit deel worden de resultaten weergegeven. Hierin wordt de respons in de eerste minuut getoond. De vingerprint van de respons van de sensoren in de eerste minuut bij een concentratie en het respons verloop bij verschillende concentraties van beide sensoren.
61
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Blootstelling Propaan Responssnelheid bij 100ppm in 1e minuut
propaan 100ppm
propaan 100ppm 35000
12
30000
10
respons dB
6
Series1
4
respons exp dB
25000 8
20000 Series1 15000 10000
2
5000 0
0 sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
Vingerprint van ca 1 minuut Blootstelling verschillende concentratie Propaan 100 ppm Respons onbekende emissie mogelijk lab spoel alcohol (EtOH)
10 ppm 1ppm
Opmerking: de respons van de verschillende sensoren zijn bij zowel de hogere als de lagere concentraties gelijkwaardig. Sensor 20 en sensor 00 zijn bepalend voor de Propaan.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Blootstelling Benzeen Responssnelheid bij 100ppm in de 1e minuut 100ppm Benzeen
benzeen
benzeen 40000
12
35000
10
respons dB
6
Series1
4
respons exp(dB)
30000 8
25000 Series1
20000 15000 10000
2
5000 0
0 sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 02
sensor 5514/2
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
Vingerprint gemeten na 10 seconden Blootstelling verschillende concentratie Benzeen 100 ppm
100 ppm 10ppm 1 ppm
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
e
Meting Benzeen in 1 testserie op 16-03-2010
Opmerking: de respons van benzeen laat geen eenduidig beeld zie. De respons van sensor 02 is bij de lage concentraties sterker dan bij de 100ppm concentratie.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Blootstelling HCN gas Responssnelheid bij 25ppm in de eerste minuut
8
1200
7
1000
respons exp(dB)
respons dB
6 5 4 3
800
600
400
2 200
1 0
0 sensor 02 sensor 20 sensor 11 sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
sensor 02 sensor 20 sensor 11 sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
Vingerprint na 30 sec bij blootstelling 25 ppm Verloop van de respons bij blootstelling aan verschillende concentraties HCN 25 ppm Fout in injectiesysteem 6ppm
2,5ppm
1-0,5 ppm
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
150ppm
15 ppm 1 ppm
Opmerking: de respons van sensor 5514/2 is niet eenduidig. Bij 100ppm is deze het sterks en verschilt in respons bij lagere concentraties.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Zwaveldioxide (SO2) Responssnelheid bij 100ppm
Vingerprint na 30 seconden SO2 100ppm
400
7
350
6
300 250
4 3
Series1
2
200 Series1 150 100
1
50
0 -1
respons exp(dB)
respons dB
5
0
sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
-50
sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
Verloop van de respons bij blootstelling SO2 100ppm
Verloop van de respons bij blootstelling SO2 10ppm
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Opmerking: sensor 02 geeft een negatieve respons. Verder valt op dat het signaal niet terug komt op het basis signaal. Na een nacht was de waarde weer terug op het “nul” signaal.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Allylchloride Responssnelheid bij 111 ppm
allylchloride 111 ppm
allylchloride 111ppm
25
2,E+09 2,E+09
20
2,E+09
Series1 10
5
respons exp dB
respons dB
1,E+09
15
1,E+09 1,E+09
Series1
8,E+08 6,E+08 4,E+08 2,E+08
0
0,E+00
sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
Vingerprint na 10 seconden Verloop van de respons bi blootstelling van verschillende concentraties allylchloride 111 ppm 10 ppm 1 ppm
Opmerking: De sensoren laten bij lage en hoge concentraties een zelfde intensiteit van de respons zien.
FOUT! ONBEKENDE NAAM VOOR DOCUMENTEIGENSCHAP.
Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Chloorgas bij 10 ppm
e
Respons in de 1 minuut CL2 10 ppm na 10 s
Cl2 10 ppm na 10 sec
1
0,00
0,5
-0,20
0 sensor 02
sensor 20
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
-1 -1,5 -2
sensor 11
sensor 00
sensor 5559
sensor 5524
sensor 5514/1
sensor 5514/2
-0,60 -0,80 -1,00
-2,5
-1,20
-3
-1,40
-3,5
sensor 20
-0,40 respons exp dB
respons -dB
-0,5
sensor 02
-1,60
sensoren
sensoren
Vingerprint na 10 seconden bij 10ppm blootstelling Verloop van de respons van de sensoren bij verschillende concentraties.
1 ppm
10 ppm 10 ppm
90 ppm
Opmerking:Cl2 gas geeft bij alle sensoren een negatieve respons. Wat opvalt is sensor11 die bij de hoge concentratie een negatieve respons geeft.
70 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Bijlage C: E-neus onderzoeken van de DCMR-meldkamer
71 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
VO-05 15:41-15:46 crude/zwavel (waarschijnlijk afkomstig van RSP-fakkel) NB: vaste neus geeft niets aan
Tussen VO-02 en VO-01 16:07 weeig/soja duidelijk
72 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Tussen VO-03 en VO-05 14:26 stookolie/bitumen, licht (vaste neuzen niets) Tussen VO-04 en VO-05 14:37 zware stookolie, licht Tussen VO-04 en VO=05 14:41 gasolie (diesel). licht
Tussen VO/04 en VO/05 14,48 furfural, licht VO/06 14,58, teerlucht, licht
73 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Toevoegen 26 april onderzoek Ray/Simon/Bianca: geen mob + vaste neus data 29 april + 3 mei methaandetectie i.v.m. meet- en regel station
74 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
10/05/10 98340456 VO-02 10:04 kokosolie waarneming + uitsluitingsonderzoek Wilmar
75 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
13-05-10 /98341119 Opmerking: VO-03 niets te zien. kan het zijn dat het door vervanging de verkeerde waarde wordt getoond?
76 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
17 mei BP incident
77 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
78 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
79 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
19 mei CO2 in Ridderkerk (chemisch advies)
80 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
20 mei Onderzoek Ed in Barendrecht E.On centrale gasmotor geweest (tussen 08:30 en 11:00 )waarvan de uitlaatgassen mogelijk stankklachten veroorzaakt. We hebben rondom de motor gelopen en buiten het gebouw bij het rooster waar de ruimtelucht wordt geventileerd. Heel toevallig was er een gaslek nabij de motor! Waar ik geur heb waargenomen heb ik aangegeven met:\ Anders A = aardgas Anders B = Uitlaatgas
81 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
24/05/10 98342401 VO-02 23:21 eetbare olie waargenomen geen mob
82 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Toevoegen 26 mei furfural spill bij Shell (15:30): niets te zien 27/05/10 98341173 BU-02 (17:20: geen geurwaargenomen)
27/05/10 98341174 OM-01(16:50), 17:37 (waarneming stookolie) Odfell veroorzaker
83 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
28/05/10 98341190 VO-07: ging in alarm, maar niet te zien op web? Geen mobiel 28/05/10 98341176 OM-01 mob invoer niet gelukt 11:38 (waarneming bij OM-01): eetbare olie
28/05/10 98341175 VO-02 11:08 waarneming eetbare olie, geen mob
84 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
31/05/10 98341263 VO-O7: ging in alarm , maar niet te zien op web?, mob te eenduidig 10:13 crude/stookolie
08/06/10 Catcracker incident: nogmaals checken met tijden want ik dacht dat er constant alarm afging terwijl ik nu niets kan vinden 09/06/10 98342116 niets 10/06/10 98342108 VO-02 9:20 eetbare olie waargenomen geen mob
15/06/10 98342639 VO-02 (11:28), 11:58 eetbare olie waargenomen, geen mob
85 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
20/06/10 98342823 VO-02 (7:56), 9:20 niks geroken, geen mob
22/06/10 98344478 BU-04 (13:53) 14:34(niks geroken), 14:30-14:55 schoonmaakmiddel geroken (Shell), mob werkt niet
30/06/10 98344586 SDM-01, AR-01, TH-01(8:26): stankcode 1, mob werkt niet!! 07-07-10 98344671 OM- 01(13±20), 14,05 niks geroken, geen mob
86 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
09-07/10 OM- 01(14:44), 15:19 carboleum waargenomen mogelijik van spoorbielzen
10/07/10 meerdere neuzen 00:00, 00:05 en 00:26 stookolieklachten uit Vlaardingen
87 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
88 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
89 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
90 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
91 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
92 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
93 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
94 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
95 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
11/07/10: 10155628 Chemisch advies brand bij loods RDM, Om 00:30 uur (al brand meester gegeven en was men bezig met nabluswerkzaamheden). Om 00:45 uur in de loods met E-nose en CO-meter Van 00:45 – 00:54 uur was de hoogst gemeten waarde 10 ppm CO, continu; Van 00:55 – 01:05 uur was de hoogst gemeten waarde 150 ppm CO, kortstondig
11/07/10 98344796 storing HV-1 aanwezigheid boom 29/07/10 meldkamer onderzoek n.a.v. klacht, oorzaakwaterzuivering Tank Service Pernis
96 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
97 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
08-09-2010 21090822 BU-03(16:00 uur, 17:55 kratonlucht waargenomen), mob blijkt niet te werken, BU-04 16:49 o-cresol waargenomen, Bu-02 17:11 o-cresol waargenomen
98 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
10-09-2010 ESSO incident Tussen 07:00 en 08:00 uur ontving de Meldkamer diverse stankmeldingen uit Vlaardingen en Schiedam met omschrijving rotte eieren / H2S / rottingslucht. De Uitrukdienst heeft de overlast niet meer geconstateerd. Op basis van meteogegevens en meldingenplot kon worden bepaald dat de veroorzaker in het industriecomplex Botlek-Zuid lag. Vanaf 21:41 tot 02:00 uur ontvangt de Meldkamer opnieuw stankmeldingen uit Vlaardingen en Schiedam met omschrijving rotte eieren / H2S en zwaveldioxide (SO2). De Uitrukdienst heeft de meldingen onderzocht en na onderzoek toegewezen aan Esso Raffinaderij Botlek. Om 20:00 uur werd door Esso een bedrijfsmelding gedaan van het trippen (uitvallen) van twee grote fornuizen, de 5102 en 5201, behorend bij het bedrijfsonderdeel crude-destillatie (APS). De oorzaak van de stank was het wegvallen van pilotlucht naar de branders van de fornuizen. Het gevolg hiervan was een verhoogd fakkelaanbod van koolwaterstoffen (C1 t/m C4) met sporen van waterstofsulfide (H2S). Het affakkelen heeft geleid tot 54 stankmeldingen.
99 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
100 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Opmerking: dagen er na geeft VLD-01 het zelfde patroon (vergelijk 2 bovenstaande plaatjes) Vraag: ijlt esso na op 14-09-10?: 8:40 tot 9:05 6 H2S klachten op Pernis west (Shell Terrein) geschreven vanwege windriching 9:57 tot 10:22 4 H2S klachten uit Schiedam op Botlek-Zuid (zit Esso) geschreven Buitendienst heeft 3 H2S klachten (10:30) toegewezen aan Esso 16:00 TH-01, VLD-02, VLD-03 gaan steeds in alarm (buitendienst heeft waarnemingen gedaan mara niks geroken) Er kwamen gedurende de ochtend stankmeldingen binnen uit Schiedam en Rotterdam-West betreffende een rotte eieren lucht. De uitrukdienst heeft na uitsluitingonderzoek 3 meldingen toegewezen aan Esso Nederland Botlek. De andere meldingen zijn aan de bedrijven in Pernis-West en Botlek-Zuid toegewezen. Een oorzaak voor deze overlast is niet vastgesteld.
101 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
11 september 22:54 pluim!!!!
102 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
103 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
104 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
8:40 tot 9:05 6 H2S klachten op Pernis west (Shell Terrein) geschreven vanwege windriching
9:57 tot 10:22 4 H2S klachten uit Schiedam op Botlek-Zuid (zit Esso) geschreven
105 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
106 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
107 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding
Conclusie: alle klachten op 14 september komen af van een en dezelfde emissie. Gezien de vingerprint van Esso op 10 september en de daarop volgende dagen kan men voorzichtig concluderen dat alle emissies van Esso komen en dus ook alle klachten!! Idee: filter op 10t/m 14 september, hiermee kun je goed het incident blijven volgen, echter de vingerprint verandert met de concentratie: 0,5-3,5 dB (PE-01, TH-01, VD-03) /4.5 dB (VLD-02 )/ 5dB (VLD-01). Of verandert de vingerprint met de locatie (zie vingerprints van 11 september: PE-01 van 11 september (6dB) lijkt eerder op PE -01 14 september (3,5db) dan op VLD-01!
108 Het is slechts toegestaan informatie uit dit rapport te gebruiken onder bronvermelding