© 2015 René Bosch
Informatieve wandeling
.
Opa vertelt over…
het Savelsbos en Sint Geertruid
© 2015 René Bosch
BRONNEN Boeken: Leven, wonen en werken op de rand van het plateau, Sint Geertruid, 2015; Geschiedenis van Limburg deel1, 2000; Het Savelsbos, bosgezelschappen en bodem, 1966; Sint Joseph in Sint Geertruid, 1993; De Dikke Van Dale, 1992; Gebroken mergel, 2002; De Prehistorische vuursteenmijnen van Rijckholt-Sint Geertruid, 1998; Het fenomeen Felder, 2008; Krijt van Zuid Limburg, 2000. Websites: www.wageningenur.nl; www.veilingzl.nl; www.geologischnederland.nl; www.staatsbosbeheer.nl; www.monumentaltrees.com; www.vuursteenmijnen.nl; www.lgog.nl. Tijdschriften: Grueles, 1996, 1997, 1998, 2001; Maasgouw 1953; Dagblad De Limburger, 2014, 2015 en verder: Topografische militaire kaart, 18301850
heilige missen op te dragen aan al die overledenen, ook als trekpleister voor de toeristen, de WOZ-waarde, etc In een van de volgende nummers van hetzelfde tijdschrift wordt in een ander artikel zijn bevindingen onderuit gehaald. Moraal van het verhaal, men probeert altijd argumenten te vinden die goed uitkomen in het eigen straatje. Maar daarmee hoeft het ook nog niet zo te zijn’. Louis knikte maar. Zag dat de mensen aan het tafeltje naast zich lekker frietjes aan het eten waren met een heerlijke saté en frisse groente. Stiekem had hij daar ook wel zin in, maar mama had gekookt en Opa bleef bij hen thuis eten. Eigenlijk veel leuker!
Naar het plateau Het was gezellig druk toen Opa en Louis aankwamen bij Eetcafe De Bosrand halverwege de weg van Eijsden naar Sint Geertruid. Er stonden net enkele mensen van hun plaats op om te vertrekken en Louis zei ‘daar wil ik zitten’ en ging er meteen zitten. Opa kwam er bij zitten. ‘En wil je ook wat drinken’ vroeg opa aan Louis. ‘Cola’ was het korte antwoord. ‘Weet je’ begon Opa, ‘ooit was dit een boerderij en in de zomer halverwege de jaren vijftig kwamen hier fruitplukkers kamperen. In die jaren kregen de mensen steeds meer vrije tijd en waren er meer mensen die interesse hadden om te kamperen. En zo is de camping hiernaast ooit begonnen’. ‘Klopt’ zei Louis en ging vrolijk verder: ‘Gaspard en Jef Nelissen zijn met hun vrouwen er mee begonnen en Jef’s dochters Wilma en Bianca hebben het samen met hun mannen Toni en Jos voortgezet’. Een verbaasde blik van Opa volgde. ‘Staat toch te lezen op die papieren placemat die hier op tafel liggen’ riep Louis wijs. Opa hield even zijn mond. Al snel kwam er een serveerster en vroeg wat ze wilde drinken en zij ruimde in één beweging de tafel leeg. ‘Een Grimbergen voor mij en een cola voor mijnheer’. Louis kon toch een beetje verlegen kijken. ‘Komt er aan’ riep de serveerster, en weg was ze. Louis keek om zich heen, elk detail nam hij in zich op. Opa deed hetzelfde maar keek eerder wat er veranderd was. ‘Al vaker hier geweest Opa’ vroeg Louis. ‘Zeker‘ zei Opa. ‘Hoe bent u hier dan terecht gekomen’ wilde Louis weten. Opa: ‘nou, ik had eens ergens gelezen dat dit een terrassencamping is. Dat sprak mij wel aan, net als op het Vrijthof in Maastricht of Onze Lieve Vrouweplein, terras naast terras, allemaal terrassen op de camping. Toen ik hier kwam bleek dat het om vlakke stukken grond ging met een talud aan de zijde, een smal stukje grond dat stijl naar beneden gaat en dan het volgende vlakke stuk grond komt zodat de mensen ’s nachts niet uit de tent rollen’. Ondertussen kwam de serveerster de drank brengen en ging Opa verder met vertellen. ‘Die vlakke stukken tussen de stijle stukken noemen ze ook terrassen. Toen ik op deze camping een keertje een tent heb opgezet om samen met Oma een gezellig weekendje
te gaan kamperen, begon ik dit soort terrassen ook mooi te vinden en wilde meer van de omgeving weten’. ‘Enne’ zei Louis en hief zijn hoofd iets omhoog van laat maar komen. Opa nam een slokje Grimbergen en begon te vertellen. ‘Het is best wel een bijzonder gebied hier. Miljoenen jaren geleden was hier de zee die tot wel een 60 meter dikke laag Krijt heeft afgezet. Toen de zee weg was kwam er later de Maas stromen, die overigens ook door grote delen van Zuid-Limburg gestroomd heeft. Die heeft een grintrijke laag van 20 meter achter gelaten en daar overheen is löss komen aanwaaien. Löss heeft best wel een fijne korrelstructuur en kon het verste met de wind meewaaien, tot hier dus'. 'De Maas is blijven doorstromen en langzaam naar het westen verplaatst’. ‘Maar waarom heeft de Maas zich verplaatst’ vroeg Louis. Opa: ‘Je moet je voorstellen dat de bodem uitziet als een stuk lasagna, allemaal lagen maar dan wel lekker stevig op elkaar geplakt. Die hele massa aan lagen zijn volop in beweging, gebroken stukken die schuiven. Zo kwam er druk vanuit de Eifel en daarmee kantelde de lagen die hier de bodem vormen. Het hele gebied, we beperken ons even tot het huidige Zuid-Limburg, kwam bij Vaals, de oostelijke zijde, naar boven en aan de Maastricht zijde, de westelijke, iets omlaag. De Maas stroomde eerst over oostelijk Zuid-Limburg en schoof zo heel langzaam naar westelijk Zuid-Limburg’. ‘Okee’ zei Louis en Opa vervolgde: ‘In die tijd zijn die grondlagen weer door de Maas ingesneden en samen door erosie zijn zo weer allerlei lagen, zeg maar van de lasagna, aan de oppervlakte gekomen. Dat is allemaal op een vrij klein gebied gebeurd. Daar komt bij dat hier in verhouding minder regen valt als op andere plekken en het warmer is, ’s winters een half graad, ’s zomer wel 2,5 graden warmer. Deze grote verscheidenheid maakt dat je een grote variatie hebt aan dieren en planten en vaak bijzondere soorten’. Louis deed zijn ogen dicht en knikte met zijn hoofd terwijl hij sprak ‘jjjà’ en was verder even stil. Opa dronk aan zijn Grimbergen, Louis aan zijn cola. ‘Is er ook nog iets anders te vertellen’ vroeg Louis waarop Opa direct verder ging met: ‘ja hoor, langs dit stukje weg bevonden zich ooit drie cafees. Hier de Bosrand, in de bocht richting Eijsden op dat
de felle zon opgesloten hadden gezeten. ‘ahhh, heerlijk’ klonk het uit de mond van Louis en Opa kon dat alleen maar beamen en liet zijn La Chouffe zich goed smaken. Ze keken weer om zich heen. ‘Julius Ceasar, daar heb je toch wel eens van gehoord. En van Ambiorix’ wilde Opa van Louis weten. ‘Op school gehad, mannen in rokjes met stevige benen had de juffrouw nog gezegd’. ‘Nou’ ging Opa verder, ‘die Julius en Ambiorix hebben hier hun mannen laten vechten totdat ze stierven’. ‘Hier?’ vroeg Louis met de nodige nadruk. Hoewel hij al veel had moeten aanhoren vandaag vond hij dit toch ook wel de moeite waard even te luisteren. ‘Hier, op deze plek waar we zitten’ antwoorde Opa en ging verder. ‘Hier in dit dal, helemaal langs het bos en op de camping en de weiden ernaast tot aan Sint Geertruid, heeft even voor de jaartelling een veldslag plaatsgevonden waar ruim 7000 mannen van Ceaser zijn gesneuveld door de gewelddadige mannen van Ambiorix, de Eburonen. De lijken hebben ze begraven onder drie grafheuvels, dat dan weer wel. In de jaren 50 hebben ze die onderzocht en als bewijsstukjes Romeins aardewerk gevonden en wat afdrukken. Eén grafheuvel ligt hier dichtbij, bij Hakkeknoep, waar de weg richting Eijsden zich afdraait van het bos. Verder een bij de Heerkuil in de buurt van Libeek en op het plateau hoger een kleintje waar er slechts 1000 liggen begraven. We hebben het over de grootste nederlaag van Ceaser uit Rome’. Opa keek een beetje triomfantelijk, boog zich voorover naar het zoutpotje dat
op tafel stond en legde één zoutkorreltje op zijn wijsvinger en bracht dat zoutkorreltje over naar zijn duim. ‘Wil je dit zoutkorreltje nemen’ zei Opa en stak zijn duim richting Louis. Louis begreep er geen snars van wat Opa er mee bedoelde. Opa legde uit: ‘Het is een verhaal, een mythe, dat deze veldslag zich hier op deze plek heeft afgespeeld. In 1953 schreef de toenmalige Pastoor Spiertz van Sint Geertruid in een gerespecteerd historisch tijdschrift aanwijzingen te hebben gevonden dat, het al eerder bekende verhaal, de slag waar Ambiorix Ceasar heeft verslagen, op deze plek heeft plaatsgevonden. Dat zou wel heel bijzonder zijn als in het dorp deze belangrijke veldslag zou hebben plaatsgevonden. En niet alleen om
Ze liepen een stukje terug naar beneden en staken de verharde weg over om het brugje over te gaan. Het pad draaide naar links en begon en eindigde met een klaphek. Na het tweede klaphek stond het kruisbeeld waar Opa het Begin van Moerslag, bij De Bosrand net over had. Het was een wit ijzeren beeld met een bordje met de tekst “Ich wis datste kaoms” (ik wist dat je kwam). ‘Zie je wel!’ Zei Opa met een grote lach. Louis voelde zich een beetje voor de gek gehouden. Ze liepen achter elkaar over een pad tussen de verharde weg en de camping, richting het eetcafé waar ze begonnen waren. Bij het eerste huis aan de rechter zijde was er weer een verharde soort stoep en Opa gevolgd door Louis stampten daar hun schoenen op schoon. Opa ging verder. ‘Laatst las ik in een tijdschrift uit de jaren 90 dat ze hier bij dit eerste huis in de achterkeuken een gifgroene boomkikker hebben gevonden. Louis keek naar de lichtreclame van het eetcafé, dat was het enige dat Louis nog interesseerde. Bij het eetcafé werd een plaatsje uitgezocht. Die zachte kussens op de stoelen voelde goed aan. ‘Wat wil je drinken Louis’ vroeg Opa. Louis: ‘Cola’. Al vrij snel kwam er een serveerster aanlopen en bestelde Opa een Cola en voor zichzelf een La Chouffe, goed voor de fantasie dacht hij. De serveerster schreef het op en zei 'Komt er aan'. Beide keken om zich heen, even bijkomen van de wandeling. Waar ze eerder die dag hadden gezeten zaten nu andere mensen. ‘Lekker gewandeld’ vroeg de serveerster die aan was komen lopen met de drankjes. ‘Ja, een prachtige omgeving hoor’ zie Opa. Dat had ze al vaker gehoord. Nog geen meter was ze weg en beide heren dronken al aan de glazen alsof het honden waren die een dag in de auto in
bergje, genaamd de Hakkeknoep, en de andere kant op ook, Vogelzang, dat later afgebroken is om plek te maken voor het boswachtershuisje. Nu Opa begon over cafees vond Louis het tijd om te vertrekken. Opa rekende af en samen begonnen ze aan de wandeling van een kilometer of zes, zeven. Vanuit de Bosrand liepen ze rechts op en honderd meter verder gingen ze tegenover een huisje het bos in en begonnen helemaal naar boven te lopen. Waar de beentjes van Louis nog beschikte over enige elasticiteit waren de benen bij Opa meer een samenstelling van zuchtjes. ‘Even uitrusten’ zuchtte Opa toen ze bovenaan bij een bankje waren uitgekomen. Ze gingen zitten. Na een kort momentje ging Opa verder met vertellen. ‘Dit is geen berg waar we naar boven klauterde maar een dal waar we uit omhoog klommen. Zo’n 200.000 jaar geleden moest het water boven op een weg naar beneden zoeken. De bodem bleef vaak bevroren omdat het toen een stuk kouder was en het water dat bovenop smolt kon niet weg. Toen er eenmaal een waterweg was gevonden, richting de Maas, sleet deze steeds verder uit en zo ontstond hier een dal waar we net uit omhoog klommen. Zo’n dal noemen we een droogdal omdat er geen water meer stroomt. Tot zo’n 150 jaar geleden was hier nog een waterstroompje en als het veel regent is dat er nog steeds. Bij de Bosrand waar we net zaten is het laagste punt en enkele tientallen jaren geleden hadden ze er ook nog wel eens last van hoog water. Tegenwoordig weten ze het water, en afgeleiden daarvan, aardig in te dammen tot de inhoud van glazen’. Opa keek naar zijn glas Grimbergen en grijnsde even. Louis keek met zijn ogen een halve minuut naar boven. Hierna draaide zijn hoofd langzaam naar achteren. ‘Opa’, Louis weer, ‘is dit al de andere kant van het bos, ik zie daar achter ons geen bomen meer staan’. Opa: ‘Klopt, het Savelsbos is eigenlijk maar een smalle strook bos op een hellingen van een kilometer of zes. Het heeft de vorm van een L. Wij zitten nu in het horizontale streepje, onderaan van de L. Dit noemen ze eigenlijk het Eijsderbos. Kijken we onderaan van het verticale streepje zitten we in het Rijckholterbos, daar komen we nog straks. Daarboven heb je het echte Savelsbos, langs Gronsveld.
Daarboven weer, boven de weg van Gronsveld naar Sint Geertruid, heb je het Trichterbos en helemaal bovenaan, richting Cadier en Keer heb je de Riesenberg. Samen noemen we dit tegenwoordig het Savelsbos. De helling van de verticale streep is de helling langs de Maas tussen het boventerras en het middenterras’. Van die gebiedsaanduidingen begreep Louis niet veel en vroeg aan Opa ‘kunnen we verder’. Zonder verder iets te zeggen stonden ze op. Opa liep voorop, het smalle paadje achter het bankje naar boven, bij het pad rechts en liepen zo rechtdoor het bos uit. Louis volgde gehoorzaam. Het bleef stil toen ze verder liepen. Was ook weer een brok aan informatie die Opa op Louis had afgevuurd.
Ze kwamen bij een klaphek waar ze doorheen liepen. ‘Dàt moet ik je nog even laten zien’ zei Opa en trok Louis mee. Over het pad 25 meter het bos weer in en keken naar een stenen kruisbeeld dat links in het bos stond. Zonder Louis er om gevraagd had begon Opa weer te vertellen. ‘In 1937 is hier Hubert Wetzels door een kogel geraakt en later die dag in het ziekenhuis in Maastricht gestorven. Hij Kruisbeeld ter was de zoon van de boswachter en mocht nagedachtenis aan meehelpen de dieren op te jagen. Sommige mensen mogen dat. Een van de jagers had hem het jachtongeval als konijn aangezien, mogelijk door zijn grote oren, en heeft geschoten. Ik meen zelfs dat Hubert hier in de buurt woonde en het huis waarin hij woonde Hubertushof zijn gaan noemen’. Opa: ‘Het pijnlijke is dat Hubert genoemd is naar de Heilige Hubertus. De vroegere bisschop Hubertus, waarschijnlijk geboren in de Voerstreek, hier drie kilometer verder, stond op het punt om op Goede Vrijdag een hert dood te schieten. Net voor hij de trekker wilde overhalen draaide het hert zich om en had een gloeiend kruisbeeld tussen het gewei. Een stem zei toen dat hij zich moest melden bij Lambertus in Maastricht. Hij heeft niet geschoten en zich netjes gemeld bij Lambertus. Door dit voorval is Hubertus patroonheilige, zeg maar beschermengel, van de jacht geworden. En als je dan naar die Heilige bent genoemd en je sterft door een jachtongeval mag je dat best wel tragisch noemen. En weet je, dat is net op de naamdag van Hubertus is gebeurd’ Louis had iets van, vertel maar verder, het verhaal ging als een kogel van links zijn oor in en rechts zijn oor uit en luisterde niet meer echt. Opa was weer aan het doordraven. Opa: ‘dit kruisbeeld is dus een gedenkbeeld aan een schokkende gebeurtenis. Een stukje verder heb je weer een kruisbeeld staan dat puur een uiting van het geloof is. Dat kruisbeeld heb ik vanmorgen gebeld en gezegd dat we er aankwamen’. Het geloof in Opa was Louis nu even helemaal kwijt.
Terug het droogdal in
De heide van Sint Geertruid
Samen liepen ze rechtdoor het trappenpad af. Louis haalde zijn schouders op, is dit nou een trappenpad’ zie hij. Ze liepen een stukje verder toen Louis plotseling zei: ‘Wow Opa, jemig wat een lange trap, mama zal blij zijn dat ze die niet hoeft te poetsen!’ Opa dacht aan vroeger toen zijn dochter nog thuis woonde. ‘Kenners’, begon Opa weer, ‘zien een verschil in de plantengroei aan de bovenzijde van dit trappenpad en beneden’. De trap was boeiender dan de soorten planten die er groeien. Toeoep… toeoep…. toeoep… liep Opa de trap af en Louis liep toep, toep, toep. Iets zeggen was er niet bij, je moest veel te goed opletten. Beneden liepen ze naar links en volgde het pad rechtdoor.
Ze kwamen bij een kruispunt met een bank en een kruisbeeld.
‘Opa’, Louis had weer een vraag, ‘zitten hier ook dieren in het bos?’ Opa: ‘Er zitten alleen al 60 soorten broedvogels, dus niet 60 vogels, nee, 60 verschillende vogels maal zoveel vogels per soort. Verder heb je hier bijvoorbeeld diverse slakkensoorten, bosuil, oranjetipje, muizen, vleermuizen, woelratten, eekhoorns, reeën en dassen. Voor die laatste soorten hebben ze onder de weg door zelfs dassentunnels aangelegd zodat ze veilig, levend en wel van de ene naar de andere kant kunnen, kijk maar’. Net voorbij de grasweide aan de rechter kant wees Opa op een soort rioolbuis die een stukje uit de grond stak. Louis knikte en liepen verder. ‘Maar Opa’ wilde Louis weten, ‘waar sterven die dieren dàn aan?’ Opa: ‘Nou, onder elkaar vechten tot de dood en houden er dan nog niet eens rekening mee dat er zeldzame dieren tussen zitten, zelfs die bijvoorbeeld alleen hier voorkomen. Soms sterven ze door ouderdom, worden ziek of zwak. Maar vaak ook sterven ze door de mens. Dat zijn pas gevaarlijke wezens als ze zich niet aan de regels houden door van de paden af te lopen of honden los te laten lopen, motorvoertuigen die veel lawaai maken of nachtelijke aanwezigheid. Dat zorgt dat dieren opgejaagd worden en niet meer goed uitkijken waar ze lopen met alle gevolgen van dien. Zo zijn er in één jaar wel 22 reeën gedood’. Louis zweeg als een sluipende vos en liep netjes en gehoorzaam naast Opa verder.
De Eindstraat, Sint Geertruid
‘He Opa, wat is dat voor een steen hier in de grond’ vroeg Louis en begon voor te lezen wat er op stond: ‘Natura artis magistra’. Opa: ‘die steen ligt tussen het dorp en waar de natuur begint. De natuur is de leermeesters van de kunst betekent het in het Nederlands. Vivianne Schuijren heeft hier in de straat’ en wees naar de huisjes met rode daken die verderop stonden ’haar atelier, ze is beeldhoudster. In 2012 heeft ze deze steen geplaatst. Kennelijk haalt ze veel inspiratie uit de natuur hier’. Louis was niet erg onder de indruk van die steen. Louis liep en keek wat rond en stelde de volgende vraag ‘wat is dit voor een kruis’. Beide keken even naar het kruisbeeld naast de bank. Vervolgens ging Opa op de bank zitten en Louis ging naast hem zitten. Zo’n beeld is een uiting van het geloof en mensen halen er inspiratie uit. Je hebt wegkruisen ter verering van het
een of ander maar ook ter nagedachtenis aan een schokkende gebeurtenis en of persoon, bijvoorbeeld dat er iemand op die plek op rampzalige wijze gestorven is. Veel van die wegkruisen zijn in de vorige eeuw geplaatst. Dit kruisbeeld staat er al langer, zeker 150 jaar. Kan wel zijn dat het vervangen is omdat bijvoorbeeld een eerder houten exemplaar verrot was. Er zijn nog steeds mensen die rond Pasen deze kruisen versieren. Dit beeldje werd eerst verzorgd door de zusters Habets uit dezelfde straat als waar het atelier van die steen is en wordt nu al sinds 1958 onderhouden door Leida Weijzen uit dezelfde straat’. Jemig, dat is al lang dacht Louis en begon uit respect voor te lezen wat er onder het kruisbeeldje staat: ‘Ga niet zonder groet aan Mij voorbij, het schenkt U vreugd en maakt U blij’. Ze waren even stil. Louis zei vervolgens: ‘Opa, hier ligt dus niemand begraven maar worden mensen blij van als ze hier langs lopen’. ‘Juist’ zei Opa en zei maar niet dat het ook best wel eens zo zou kunnen zijn dat de as van overleden mensen hier verstrooid is. Een smile verscheen op Louis zijn gezicht. ‘Zie je wel dat het werkt’ zei Opa een beetje gemaakt lachend en ging zelf even terug in gedachten. Een tijdje terug was hij Oma verloren. De smile van Louis werd groter toen Opa zei dat het werkt, maar verdween ook weer langzaam. Louis zijn gedachten zonken ook weg en het viel Louis op dat Opa stil bleef. Tja, gingen de gedachten van Louis verder. Er is hier geen horecaterras, dan blijft hij stil. Of is deze vlakte ook Kruisbeeld Maarlanderweg een terras? En wat zijn die huizen Eijsderweg erachter? Goede vragen vond Louis van zichzelf. ‘Opa’ begon Louis weer, ‘staan die huizen ook op een terras’. Opa glimlachte weer even, schraapte zijn brokje in zijn keel weg en begon weer. ‘Je spreekt hier meer van een plateau, het bovenste plateau in dit geval. En tussen die huizen heb je enkele terrasjes…’. Te kort antwoord dacht Louis, andere vraag, terug naar vroeger, werkt altijd bij hem en probeerde weer: ‘zijn die terrasjes daar
rondliepen en korte tijd verbleven. Dat is ver voor ze vuursteen uit de mijn haalde. Maar dat wisten we al uit een onderzoek uit 1937. Echt veel meer weten we nog niet van deze bewoners’. Het pad hielden ze links aan. Bij een bank stopte hij even. Zou Opa toch gaan zitten? Nee, hij begon te vertellen. ‘Achter de bank…. Op die helling hebben ze ook veel afslagen van vuursteen gevonden en zullen dus ook wel vuursteenmijnen zijn geweest maar is verder niet echt onderzocht. Iets naar links heb je een soort bocht naar links, net voor je recht een pad hebt dat naar beneden gaat. Dat is eigenlijk de binnenbocht van de letter L van de vorm van het Savelsbos. Daar begint het trappenpad’.
De rand van het plateau, heide, Kaap en bos Vanaf de slagboom liepen ze naar rechts het bos verder in. Opa begon aan de linker kant te zoeken. Na zo’n 75 meter stond hij even stil bij een platte steen die in de grond lag en zei: ‘Kijk, hier ook weer een klein monumentje, ter nagedachtenis aan Leon Heuts. Best wel nieuw, uit 2015. Leon heeft veel voor de gemeenschap van Heer gedaan’. Louis: ‘Onze Lieve Heer, Jezus of zo’ vroeg Louis. Opa: ‘Neeh, de Maastrichtse stadswijk Heer!’ Louis: ‘Owww… De stad Maastricht waar hij ook bij de gemeente werkte en vrijwilligerswerk deed voor de jeugd van MVV’. Geboren is hij in Gronsveld. ‘Wat vindt u nu van zo’n steen’ vroeg Louis aan Opa. Opa was even stil. ‘Mijn gevoel bij een kruisbeeld is dat dit een gevoel is dat gedeeld wordt met de al of niet gelovige gemeenschap, dat er door de gemeenschap is neergezet, samen geld hebben verzameld om het te maken. Zo’n steen ligt er in mijn gevoel meer alleen voor de direct nabestaanden, zelf betaald, typisch een voorbeeld van individualisering’. Hier kon Louis weinig mee. Ze liepen verder en Opa ging ook verder met vertellen. ‘Achter dat bankje van net, maar ook hier links, noemen ze plaatselijk de Kaap. Het was al jaren bekend dat hier veel prehistorische werktuigen en afslagen van vuursteen voor het oprapen liggen. Dat heeft natuurlijk ook voor een deel te maken met de oude vuursteenmijnen die hier in dit gebied zijn geweest en het deel waar we net zijn geweest dat is uitgegraven. In de jaren 90 heeft hier jaren achter elkaar een groot onderzoek plaatsgevonden waarbij er ook heel wat gegraven is. Uit verschillende periodes is toen veel uit de grond gehaald. Doel van het onderzoek was om de waarde van dit gebied vast te stellen en om onderzoeksmethodes te onderzoeken. Zo’n 250ha groot was het onderzoeksgebied waar op sommige plekken heel intensief onderzoek is gewest en op andere plekken nauwelijks. Ze hebben sporen gevonden dat 300.000 jaar geleden hier Neanderthalers
altijd al geweest’. In de elfde eeuw was deze vlakte allemaal bosgebied. Beneden in het dal aan de Maas had je het dorpje Breust. Daar vonden ze het te druk worden en te weinig landbouwgrond. Het gebied hier boven op het plateau behoorde ook tot Breust. Vooraan op het plateau, bij een natuurlijke drinkpoel die ze gebruiken konden als drinkwater en wasplaats, werd begonnen met het rooien van het bos. Zo maakte ze plaats om te wonen en om landbouw te bedrijven. Ze noemde het “Breust op de berg”. ‘In stapjes is dit gebied verder ontgint. Eckelrade ontstond toen ook, vanuit Gronsveld, als Gronsveld op de berg. Vanuit Eijsden dat toen een klein dorpje naast Breust was, kwamen mensen in Herkenrade wonen en heette “Eijsden op de berg”. Het woord “rade” betekent “gerooide plek”. Het gehuchtje Bruisterbosch stamt ook uit die tijd, als “Breust in het bos”. Van Bruisterbosch weten we dat het zeven boeren waren die er ook aan een natuurlijke drinkpoel begonnen en elke boer vijf hectare grond kreeg. Daar moesten ze overigens toen al belasting over betalen maar was niet zo veel als destijds in Breust zelf omdat ze eerst zelf de grond moesten rooien tot landbouwgrond. In 200 jaar tijd is dit gehele deel van het plateau gerooid’. Met de ontwikkeling in de landbouw zagen de akkers en weilanden er toen wel minder gelikt uit als ze tegenwoordig er bij liggen. Vroeger zag dat meer uit als een heidelandschap. In de volksmond noemen ze het hier nog steeds de heide. Opa ging onverstoorbaar verder: ‘De mensen gingen vaak naar de kerk en moesten daarvoor helemaal naar Breust. In 1222 hebben ze toestemming gekregen een eigen kerk te bouwen. Gertrudes werd de heilige waarna de parochie, de gemeenschap, naar genoemd is. Tot de Franse legers hier binnen vielen in 1794 bleef het bestuurlijk en gerechtelijk horen tot Breust. Toen zijn ze het pas langzaam aan Sint Geertruid gaan noemen. Breust bestaat nog steeds al is dat tegenwoordig een onderdeel van Eijsden geworden, de plek waar het huidige winkelcentrum van Eijsden is’. ‘Okee’ zei Louis, maar h o e z o hadden ze t o e n te veel bewoners en te weinig landbouwgrond, tegenwoordig is het toch veel drukker in Eijsden en veel minder plek voor landbouw’. Opa:
‘inzichten veranderen, dat is geen geschiedenis’. Het bleef even stil. Heerlijk vond Opa het hoe Louis alles in zich opnam wat hij zei en de reacties van zijn kleinzoon. Maar is het niet te saai voor zo’n jongen? Hij komt in ieder geval wel buiten besloot Opa zijn gedachten. Opa stond op en Louis volgde. Ze volgde de weg rechtdoor vanwaar ze vandaan kwamen. Louis vond het gewoon fijn om bij Opa te zijn, de oude verhalen te horen en wat die tegenwoordig van invloed zijn. ‘Best wel stil hier’ begon Louis. Zo vaak kwam het ook niet voor dat hij zijn oortjes niet in zijn oren had. ‘Levendigheid is er anders genoeg hier in het dorp. Al ruim 200 jaar hebben ze hier een schutterij, oorspronkelijk om het dorp te beschermen van zo’n 75 leden, een Jonkheid die tijdens de Bronk veel versieringen maakt en ander nobel werk doet voor de parochie, bestaat uit zo’n 85 ongetrouwde met name jongeren vanaf 16 jaar, al ruim 100 jaar een fanfare die geregeld Limburgs kampioen is geweest en ruim 120 leden heeft en een schitterende eigen gebouw hebben, een wielervereniging van bijna 100 leden en dan nog een kleine 20 verenigingen als een voetbalclub, Jong Nederland, etc. En dat voor een dorp met 1400 inwoners’. ‘Nobel Opa, heeft dat iets met de Nobelprijs te maken’ wilde Louis weten. ‘Neeee’ zei Opa, ‘dat is iets anders, hier krijgen ze geen prijs voor. Nobel is in dit geval dat ze extra hun best doen iets moois van de Bronk te maken, voor de gemeenschap, zonder dat ze daar geld of iets anders voor hoeven te krijgen’. Ondertussen liepen ze een nieuwer deel van Sint Geertruid binnen. Daar direct naar links, liepen midden over de straat, en volgde aan het einde de weg die naar rechts af boog en uitkwam bij de doorgaande weg. Hier gingen ze weer scherp naar links over de landweg verder. Links begon weer het bos. Het pad werd smaller. Net voor het wandelpad bij wandelpaaltjes naar rechts door de akker draaide, liep Opa links een stukje het bos in. Ongevraagd begon Opa weer te vertellen. ‘Dit is het begin van de zogenaamde Schone Grub. Een grubbe is een benaming die ze hier in de streek veel gebruiken en is hetzelfde als een droogdal. Vanuit het plateau heb je meerdere grubben. De eerste is die van Sint Geertruid, langs Moerslag en de Bosrand, dit is de tweede van Sint Geertruid naar Rijckholt,
Louis stelde zijn meester in die hij twee dagen per week heeft al voor in gedachte met een dikke duim in zijn mond als hij een vraag stelde en lachte even. Opa keek op zijn horloge en zag dat het al later was als hij dacht. ‘Kom naar buiten’ zei hij en liepen samen naar buiten. Opa deed het licht uit en sloot de deur af, voelde nog eens goed of hij echt wel dicht zat en liep terug naar de bank en nam het smalle paadje achter de bank. Waar dit uitkwam bij een breder bospad liepen ze naar links en volgde dit pad ongeveer 300 meter tot bij een slagboom en een bank. ‘Achter die bank’ begon Opa ‘daar ehhh… we gaan maar niet meer zitten, straks komen we nog stoeltjes tegen met een zacht kussen en een tafeltje met ehhh…. Maar achter die bank…. Ehhh. Vertel ik je zo dadelijk wel iets over, eerst iets anders’.
ooghoogte waren er gangetjes te zien van 60 tot 80 centimeter hoog. Hier en daar waren ze verlicht. ‘Goh, wat hebben die mensen hier gekropen’ zei Louis met een lach en bewondering’. ‘Het was zwaar werk maar bij de opgraving hadden ze tenminste nog wel deze grote gang ter beschikking zodat ze er goed bijkwamen en de afvoer van materiaal een stuk beter geregeld was als destijds. Toen ze 5500 jaar geleden op zoek gingen naar vuursteen moesten ze eerst een verticale schacht graven, gemiddeld 10 meter diep. Daar zakte ze door naar beneden en hakte hier de vuursteen uit de muur, net zo ver ze daglicht hadden, LED lampjes of andere verlichting waren er toen nog niet’. Louis was even stil maar begon weer met een vraag: ‘Wanneer hebben ze dan die schachten gegraven’. Van de eerste schacht hebben ze ontdekt dat deze 3150 van vóór onze jaartelling is. Wat hier ligt is de periode van 3950 voor de jaartelling tot 2650 voor de jaartelling’. ‘En wat is vuursteen dan eigenlijk’ was de volgende vraag van Louis. Opa: ‘Vuursteen is, ingewikkeld, gekristalliseerde siliciumdioxide dat is uitgekristalliseerd in gangen en holtes die ontstonden doordat beestjes dóór de zeebodem kropen. Hoe siliciumdioxide precies heeft kunnen kristalliseren is nog niet duidelijk. Het is harder als staal maar ook zo breekbaar als glas en die combinatie maakt dat je er scherpe voorwerpen van kunt maken. Geoefende mensen sloegen stukken vuursteen zo dat ze een soort mes kregen, een pijlpunt of een schrapper om dieren mee te ontvellen. Er kwam dan ook best veel afval vrij om een juiste steen te krijgen. Dat afval is hier blijven liggen en ligt er nog steeds in de buurt. Zo’n 1,5 miljoen stenen zijn hier uit de mijnen gehaald. Maar dat is maar een klein deel van hetgeen hier overal in dit gebied ligt. Vuurstenen hebben ze ook gebruikt om samen met ijzer en brandbaar materiaal vuur aan te maken. Dat ze vuurstenen tegen elkaar aansloegen en zo vlammetjes ontstonden is een verhaal dat meesters vertellen die vroeger niet hebben opgelet of een dikke duim hebben waar ze dat verhaaltje uit hebben gezogen’.
de derde is de Scheggeldergrubbe van het plateau naar Gronsveld, de vierde is de huidige weg van Gronsveld naar Eckelrade en verder, eentje in het Trichterbosch en de laatste van dit deel, die langs de Dellen die vanuit de zuidkant van Cadier en Keer komt en richting Gronsveld gaat. En dan heb je verschillende kleine grubben die in de eerder genoemde grubben uitkomen’ Louis: ‘knipper, knipper’ en knipperde stijf met zijn ogen. ‘Die namen zeggen me niks, maar dat zijn dus allemaal oude sleuven die het water van het plateau naar het lagere gelegen plateau lieten stromen’. ‘Prrrecies’ zei Opa voldaan, Louis had het begrepen. ‘Wat voor het hele Savelsbos geldt’ ging Opa verder, ‘geldt in het bijzonder voor de Schooone Grub’ Bij het uitspreken van “schone” had Opa zijn mond in de zogenaamde o-stand. ‘Net als het Savelsbos een lange strook is met een grote diversiteit is de Schooone Grub dit in het Officieel heet dit pad: "Weg van Sint bijzonder. 15 Hectare en Geertruid naar Rijckholt" maximaal enkele honderden meters breed. Er zijn veel leefomgevingen te vinden, kalkrijk, kalkarm, leemrijk, leemarm, waarmee je ook kunt verklaren waarom hier zoveel soorten voorkomen. Het bos hier heeft ook een bijzondere structuur waarmee je ook bijzondere lage planten krijgt als daslook, stijve stekelvaren, etc. Zo krijg je ook veel zeldzame exemplaren die op uitsterven staan. Er is een zogenaamde Rode lijst waarop beschermde soorten staan en dus aangeeft hoe belangrijk of exclusief een gebied is waar deze voorkomen. Bosbingelkruid, Bermzegge en Bies komen hier voor en staan er allemaal op. De Amandelwolfskelk komt alleen hier voor’. ‘De Schooone Grub is een natuurreservaat en dat wil zeggen dat dit gebied van groot belang is voor de ecologie en wetenschap die voor het dierenrijk, het plantenrijk en delfstoffenrijk van belang zijn. Alleen onderzoek en noodzakelijk onderhoud voor het belang van dit mag er gepleegd worden. Mensen verstoren dit proces en hebben als nonchalante bezoeker geen toegang’. ‘Fijn Opa, maar
wat is nu ecologie?’ wilde Louis weten. Opa: ‘ecologie is de leer van dieren en planten onderling en in hun omgeving’. Louis: ‘Aha, wetenschappers en bosbouwers zijn dus geen mensen, want die mogen er wel in?’ Opa: ‘Op alles is een uitzondering’ zuchtte Opa gespeeld. ‘Sinds dit bos begin jaren vijftig in eigendom is van het Staatsbosbeheer is er geen onderhoud meer aan gepleegd. Ze hebben het gelaten zoals het was en de natuur haar gang laten gaan. In andere delen van het bos wordt terughoudend onderhoud gepleegd en wordt alleen uit veiligheid nog wel eens een boom gekapt of om andere planten tot hun recht te laten komen. In tegenstelling tot vroeger toen het bos er was om hout te produceren heeft het nu een veel recreatievere functie en voor het behoud van, bijzondere, natuur. Toen het Staatsbeheer eigenaar werd was het ook gedaan met de houtroof die er tot die tijd gebruikelijk was. Toen is ook pas het bos weer echt bos geworden en geen schamele begroeiing meer. Ze proberen ook weer de inheemse bomen te laten groeien en soms kappen ze dan ook hele delen om andere planten tot bloei te laten komen’. De ogen van Louis rolde alle kanten op. Opa begreep dat hij eventjes moest stoppen en verder moest gaan met wandelen. Ze liepen het bosje weer uit en namen het wandelpaadje tussen de twee akkers door, de wandelroute volgend. Ze liepen achter elkaar. Aan het einde liepen ze links over een landweg verder. ‘Zijn dit fruitbomen’ onderbrak Louis de Hoogstam fruitbomen stilte. ‘Inderdaad, die boompjes in de weiden hier zijn fruitbomen, laagstam. In het voorjaar staan ze prachtig in bloei,
schaftkeet’. ‘Allemaal via bospaden aangesleept’ wilde Louis weten waarop Opa antwoorde: ’Inderdaad’. ‘Op 5 november 1965 werd er een schedel ontdekt van een mens. Dat was wel heel bijzonder. Acht jaar nadat ze begonnen waren, zomer en winter doorgegraven, hadden ze een gang gegraven van 140 meter diep en hadden ze de oude mijnen leeg gegraven, 10 meter aan beide zijde van de gang. Daar lag het puin in dat de mijnwerkers daar 3500 jaar voor onze jaartelling hebben achtergelaten. Ze hebben er ruim 10.000 stuks deels bewerkte vuurstenen uitgehaald die gebruikt waren om andere vuursteen uit te kappen. In 1990 was alles precies opgemeten en konden met die gegevens verder onderzoek doen. Zo weten we nu dat er een gebied is van bijna 2500 vierkante meter met 75 schachten die ze hebben uitgegraven. Het totale gebied hier is zo’n 12 hectare waar mijnen zijn geweest. Ook zijn er twee luchtkokers gebouwd’. ‘In 1979 is deze opgravingsplek door de toenmalige Staatssecretaris officieel geopend. Het is het grootste en best onderzochte Neolitische vuursteenmijn ter wereld’. Mensen die hier gegraven hebben zijn op vele plaatsen in Europa uitgenodigd om te vertellen over deze opgraving. Hun kennis van de mijnbouw was ook erg waardevol voor andere onderzoeken in Europa. Het is een zware klus geweest om tussen die lage gangen uit te graven, hakken, bikken, midden in de nacht. Toch is dit voor velen van deze ploeg mensen ook een belangrijke periode in hun leven geweest.’ De aandacht van Louis was inmiddels verslapt maar daar wist Opa wel iets op. Hij haalde een sleutel uit zijn zak en vroeg aan Louis: ‘wil je eens binnen kijken?’ De aandacht van Louis was weer helemaal bij de les en stond samen met Opa op om naar de deur te lopen die toegang gaf tot de lange gang. De ogen van Louis straalde dat hij mee naar binnen mocht. Het gekletter van de sleutels op de deur zorgde voor een galm die door de lange gang extra versterkt werd. Opa drukte op het lichtknopje waarna de lange gemetselde gang van 150 meter helemaal verlicht werd. Opa liep de gang in en Louis ging er direct achteraan. Het voelde er vochtig aan en heel anders als de temperatuur buiten. Op
ter hoogte van die vuursteenlaag, konden ze onderzoeken op welke wijze ze dat destijds gedaan hebben. Eerst waren er onderzoekers geweest van de universiteit van Groningen om die gang te graven. Maar dat project was mislukt. Toen kwam een zekere Werner Felder ter plekke kijken. Hij was een oud mijnwerker en inmiddels geoloog. Hij vroeg toestemming om te mogen graven en samen met zo’n 20 anderen, meeste waren oud-mijnwerkers, gingen ze aan de slag. Elke vrijdagavond groeven ze tot diep in de nacht. In het begin met eigen materialen maar naarmate instanties de bijzonderheid van deze plek begonnen in te zien kwam er ook van hun geld en middelen beschikbaar en was er ook mogelijkheid om het professioneler aan te pakken’.
in de zomer hangt er heerlijk fruit aan de bomen’. Denkbeeldig liep er bij Louis al een beetje water uit de mond. Opa moest nog even denken aan de tijd dat hij nog stevige tanden had. Zonder al te hard te praten ging Opa verder met zijn verhaal. ‘De streek hier kent een lange fruittraditie. Die vruchtbare grond was er vroeger immers ook al. Hele velden stonden vol met bomen vol kersen, pruimen, appels en peren. Ze hadden toen van die hele hoge bomen, hoogstam genaamd. Vlak voor we straks het bos inlopen heb je rechts nog een weide met hoogstam. In die hoge bomen klommen de boeren met hele lange houten ladders de boom in. Ladders die een beetje doorzakte als je er op klom en die in de bomen wegzakte totdat ze tegen een stevige tak kwamen. Met een lege mand ging de boer de ladder op om even later met een volle mand terug te keren. Die gingen dan naar de veilig. Gronsveld en Eijsden hadden toen nog een eigen fruitveiling’. ‘Tegenwoordig is er een super grote veiling in Margraten waar de boeren zelf het fruit naar toe brengen. Die veiling is eigendom van de boeren zelf, een coöperatie noemen ze dat. Daar wordt het verhandeld. Hardfruit, appels en peren dus, zijn goed te bewaren en hebben hiervoor hele grote koelcellen. Gewone koelcellen waar zo’n 10 miljoen kilo fruit in kan en gasdichte cellen waar de temperatuur en zuurstofgehalte heel nauwkeurig geregeld wordt. Hier kunnen ze 15 miljoen kilo fruit bewaren. Je begrijpt Louis dat ze in Sint Geertruid en omgeving niet zo veel fruit nodig hebben en daarom wordt dat aan grootwinkelbedrijven, groothandels en kleinere afnemers in Nederland verkocht. En omdat ze in Rusland ook wel eens iets anders willen als rum en wodka wordt daar ook het fruit van hier verkocht. Voor dat het verkocht wordt is er ook een speciale inpakafdeling die een aangepaste verpakking kan maken’.
Ingang van de uitgegraven vuursteenmijn Rijckholt - Sint Geertruid
‘Ze hadden er elektrisch licht, pneumatische bouwhamers en voor de versteviging is er 50 ton staal gebruikt. Ook hadden ze een soort transportband gemaakt die de grond vanuit de tunnel naar buiten bracht en er was een welverdiende
‘Dat wist ik niet’ zei Louis. Opa: ‘Er is nu ook een club dat het fruit in deze streek wil promoten bij de eigen bevolking en toerisme. Ze doen dat door fietsroutes uit te zetten, bij evenementen fruit en sap te uit te delen en verkopen en met lesprogramma’s’. Louis: ‘Behhh lesprogramma’s behhh, jawel hoor Opa, leren over de streek vind ik leuk’. Opa vond dat ook leuk te horen en knikte voldaan.
‘Welke planten heb je hier nu in dit bos’ vroeg Louis. Opa: ‘Heel veel, de samenstelling van de grond is hier zo divers dat je veel verschillende soorten planten hebt. De unieke samenstelling en langs de vele bosranden zorgen er ook voor dat het vaak zeldzame planten zijn die hier groeien. Door de lagen van de grond heb je dat bovenaan iets anders groeit als een stukje lager, En verder is er ook een verhouding tussen de ene plant die er staat en de andere plant’. Een tikkie geïrriteerde Louis: ‘Opaaa, welke planten heb je hier nu in dit bos’. Opa: ‘Je wilt een opsomming, mijnheer krijgt een opsomming, Grote veldbes, Bosbingelkruid, Lelietje van dalen, Bosanemoon, Adelaarsvaren, Valse salie, Arendskelk, Amandelwolfsmelk, Witte anemoon, Ruig viooltje, Speenkruid, Bosviooltje, Musmuskruid, Salemonszegel, Daslook, Lieve vrouwe Bedstro, Boszegge, Boterbloem, Rapunzel, Gele dovenetel, Mannetjesvaren, Schaduwgras, Klimop, Boskortsteel, Bosaardbei, Gulden sleutelbloem, Hersthooi, Vingerzegge, Wilde liguster, Zuurbes, Gele kornoelje, Eenbes, Gewone brunel, Ruig viooltje’. ‘Stop’ riep Louis, ‘het Ruig viooltje is al genoemd’. Opa weer: ‘ken je dan al die soorten?’ Triomfantelijke Louis: ‘ja hoor, het Ruig viooltje, een vaal blauw stengeltje dat aan de onderkant bedekt is met een dikke laag rubber en heeft zwarte leerachtige blaadjes met glimmende knopjes op een rij, een blinkende bloem aan de bovenkant met stekeltjes aan de onderkant en er komt van die blauwe stinkende rook aan de achterkant uit, heel ruig’ Ondertussen proestte Louis van het lachen uit. Opa kon deze omschrijving wel waarderen en ging verder: ‘en nog wel tientallen andere plantensoorten. Qua bomen is het voornamelijk wintereiken en beuken die er staan. Aan houtige soorten heb je er 28 hier in het Savelsbos’. Maar Louis wilde toch meer weten: ‘Opa, hebben ze hier echte “record-bomen”, de mooiste, de dikste, de zwaarste’. Als een wandelende encyclopedie gaf Opa antwoord: ‘in het stukje bos bij het parkeerplaatsje een stukje verder als de Bosrand, richting Moerslag, is het bos erg beschut, voedselrijk en vochthoudend en wortelen de wortels diep. Een aantal bomen zijn voor hun soort juist daar erg hoog. Vooral abelen en kersen bereiken hier maximale hoogten. Je hebt hier een Winterlinde die ruim 32 meter hoog is, een Zoete kers die ruim 35 meter hoog is en de
Halverwege links verder omhoog. Het pad kwam uit bij een open plek met een bank, een monumentje op een sokkel en een met vuurstenen gemetselde wand met een deur er in. Links van die deur was een kleine nis met een poort. Louis liep direct naar het monumentje, twee handen die een vuursteen bewerkte van brons op een sokkel. Opa ging op het bankje zitten. Louis betaste even de handen van het monumentje. ‘Wat doen die handen Opa?’ Wilde Louis weten. Opa antwoorde ‘die handen zijn bezig vuurstenen af te slaan tot werktuigen en dat is wat ze hier duizenden jaren geleden deden en de vuursteen voor nodig hadden. Monumentje is gemaakt naar ontwerp van Fons Horbach en gemaakt door Ruud Ringers’. Louis ging naast Opa zitten en Opa vertelde verder. Normaal vertel ik van vroeger naar heden, nu Monument in het Grand Atelier even van heden naar verleden. Nu komen jaarlijks honderden grote en kleine mensen deze vuursteenmijn bezoeken, via de website van het Staatsbosbeheer kun je zien wanneer dat kan, doorgaans op een woensdagavond. Maar hier zijn ook vele onderzoekers geweest uit geheel Europa. De Staatssecretaris van dat moment is hier ook al op bezoek geweest. TV ploegen en documentairemakers zijn er ook al vaak geweest. De vuurstenen uit deze mijnen hebben ze teruggevonden tot in Zuid Duitsland en Zwitserland toe en dat zegt ook iets over de kwaliteit van deze stenen. Bestellen via internet en bezorgen per post was er niet bij, dat is allemaal te voet of met dieren daar naar toe gebracht als handelswaar’. Opa begon nu echt goed op gang te komen. ‘Tussen 1964 en 1972 zijn hier elke vrijdagavond tot diep in de nacht mensen bezig geweest met graven en daarna is er nog een periode veel onderzoek gedaan. Ze hadden namelijk in 1910 ontdekt dat ze op deze plek schachten hadden gegraven om tot een bepaalde laag met vuursteen te komen. Door nu een dwarstunnel te graven
‘Hiervoor heb je het dorpje Rijckholt met dat grote gebouw dat het oude klooster is waar onder andere de Dominicaanse paters hebben gezeten en later zusters. En je ziet het hier langzaam naar beneden lopen tot onderaan waar de Maas stroomt, van links naar recht. Dit noemen we het Maasdal. Rijckholt ligt op het midden-plateau waar in de loop der eeuwen allerlei modderstromen voor hebben gezorgd dat het flauw afloopt. Meer naar rechts ligt op hetzelfde plateau Gronsveld, de Heeg en Heer. Op het onderste plateau heb je, van ons uit gezien eerst de autoweg, dan de spoorbaan, weilanden en industrie en dan de Maas met daarachter een weg en dan de Sint Pietersberg die weer omhoog gaat. Links, maar dat zie je niet, heb je Eijsden en Oost Maarland. Naast de autoweg heb je de dus al een hele tijd de spoorbaan’. ‘In de trein van Visé naar Maastricht zat in 1881 archeoloog Marcel de Puydt aan rechterkant bij het raampje. Tussen station Eijsden en station Gronsveld herkende hij de vorm van het landschap als gelijkenis met plekken in de streken van Luik en Namen waar prehistorische vondsten waren gedaan. Hij besloot een keertje terug te komen en ter plekke te gaan kijken. Dat deed hij en vond hier in het huidige bos achter ons vele stukken vuursteen die door mensenhanden waren bewerkt. Dat vond hij wel boeiend en kwam terug. In 1887 ontdekte hij een ovaal komvormig terrein, hier een stukje verder, van 54 bij 37 meter die met een dikke laag van een tot anderhalve meter dikte was bezaaid met stukken vuursteen die in min of meerdere maten waren bewerkt en vele afslagen. Afslagen zijn de stukken vuursteen die van een andere vuursteen zijn afgeslagen. Het kon niet anders zijn dat op deze plek een grote vuursteen-werkplaats was, een atelier. De Franstalige De Puydt noemde het het Grand Atelier ofwel het Grote atelier en dat noemen ze nog steeds zo’. ‘En is die plek nog te zien Opa?’ wilde Louis weten. Opa ging verder: ‘Die plek is nog steeds te zien en ze hebben er zelfs een bankje voor me neergezeten. En daar gaan we nu naar toe’. Voordat Opa was uitgesproken sprong Louis op, Opa volgde en samen liepen ze verder over het pad dat omhoog liep.
hoogste Grauwe abeel van Nederland staat er met een hoogte van 42 meter. Die bomen zijn hier in de jaren 50 geplant en je zou kunnen concluderen dat Staatsbosbeheer dit gedaan heeft om van het bos weer een bos te maken toen ze het in eigendom en beheer kregen’.
Uitgegraven horizontale- en verticale gangen Ze kwamen weer in het bos. Het lopen over de holle ongemakkelijke weg vroeg zoveel aandacht dat er voor de omgeving even geen aandacht was. De weg rechts negeren, links dus en even verder in een ruime bocht liepen ze naar rechts terwijl er rechtdoor ook een weg was. Enkele tientallen meters verder kwamen ze weer bij een Voorzijde Stenenbergergroeve bankje. Schuin achter dit bankje zagen ze een heuse grot, met dikke tralies voor. ‘Dat ziet er gaaf uit’ zei Louis met enige stemverheffing. Louis had wel vaker een grot gezien maar nog nooit zo midden in het bos. Louis bleef voor de grot staan en voelde een luchtstroom langs zich heen gaan. Wat zou zich in deze gang allemaal al afgespeeld hebben. Het is zo stil hier dacht hij in stilte. ‘Kom zitten’ zei Opa en liepen naar het bankje. ‘Het is eigenlijk geen grot he Opa, het is een groeve?’ zei Louis een beetje wijs. ‘Helemaal goed Louis’ zei Opa en ging verder. ‘Een grot is door de natuur ontstaan en een groeve door mensen. Daarbij heb je ook dagbouwgroeves en die zijn afgegraven met daglicht, gewoon in de open lucht. Hier en daar heb je nog oude dagbouwgroeves in het Savelsbos en dat is waar bijvoorbeeld grint is gegraven om de wegen mee te verharden of kalk om de akkers te bemesten. Als je vanaf de Bosrand richting Sint Geertruid rijdt, heb je ongeveer tegenover de afslag naar het dorp Moerslag een Geologisch Monument. Dat is ontstaan doordat ze op die plek krijt hebben afgegraven. Er staat een bord bij met enige uitleg maar door de begroeiing zie jet het bijna niet en ziet het er
‘Opa’ Begon Louis, ‘hadden de onderzoekers die hier zijn geweest, eigenlijk witte jassen aan?’ Opa lachte even en antwoorde: ‘één groep onderzoekers hadden inderdaad witte kleding, de rest gewoon, zoals we dat nu zeggen, outdoorkleding. De onderzoekers die witte kleding aanhadden waren Dominicaanse paters uit het klooster een stukje verder. Die hadden een witte pij aan maar geen laboratoriumjassen of zo. Deze vonden dit toen ook al een bijzondere plek en hebben in de periode 1928-1932 hier in de Schone Grub en bij de Henkeput gegraven op zoek naar bijzondere voorwerpen. In 1932 stopte dit omdat ze teruggingen naar Frankrijk. De vondsten zijn voor een deel naar het kasteel van Eijsden verplaatst. Graaf Geloes die toen in het kasteel woonde was eigenaar van dit bos. Een deel van de opgravingen is naar de Universiteit van Groningen gegaan, Bonnefantenmuseum in Maastricht en een deel mee met de paters naar Frankrijk. De rest bleef hier in het klooster maar is kwijt geraakt, de waarde werd er door de achterblijvers in het klooster niet van ingezien’. ‘Kom, verder’ zei Opa. ‘Ik wil even zitten op het bankje een stukje verder en het meest bijzondere moet je nog zien’. Met het bos aan de linkerzijde en een weide aan de rechterzijde liepen ze langs het bos en kwamen bij een bankje waar ze zonder te zeggen gingen zitten. ‘Is die boer van dat weiland dat hier voor ons ligt dood gegaan, het ziet er zo verwaarloosd uit’ wilde Louis weten. Opa: ‘Zou je bijna denken maar Staatsbosbeheer heeft deze grasweiden in beheer en vormen een overgang tussen het bos en de omgeving. Aan de bovenzijde van het plateau hebben ze ook weiden en die zorgen dat de meststoffen van de boeren niet het bos zelf verstoren’. Louis keek naar het uitzicht en vroeg zich af wat hij allemaal zag. In de verte zag hij een berg met een bult, een fabriek, een dorpje op de voorgrand, glooiing naar beneden toe. ‘Wat is dat voor een bult die ik zie’ vroeg Louis. Opa: ‘Die bult is de Observant. Dat is een kunstmatige berg die gemaakt is van de bovenlaag van grond die ze hebben afgegraven zodat de ENCI de onderliggende mergel kon afgraven. Die bult kun je trouwens helemaal tot bovenop lopen als je dat wilt.‘ Louis zweeg even en Opa ging verder.
dat in ieder geval dan ook weer niet. Wel de ouderdom blijft een grote vraag… ehhh mysterie’. Louis zag niets meer als een gat maar besefte wel dat op deze plek al honderden en zelfs duizenden jaren mensen rondlopen, mysterieus zo afgelegen in het bos. Mensen of dieren die, als ze jou zouden aankijken, je bang van zou worden. Hij voelde zijn maag, keek naar Opa. Daar hoefde hij niet bang voor te zijn. Met een veilig gevoel en zonder verder iets te vragen liep hij van het
Uitzicht over het Maasdal, van oost naar west
gangetje boven het gat weer terug. Zwijgzaam liepen ze verder, in het verlengde van waar ze vandaan waren gekomen en volgde dit pad helemaal naar beneden. Het laatste stukje naar beneden lopen werd een beetje “geremd gelopen”. Spontaan bleven ze onderaan even stil staan. Louis keek naar een bordje met “kwetsbaar gebied”. Voor Louis maar iets kon vragen zei Opa: ‘kijk, dat is het einde van de Schone Schrub, die is hier afgesloten met draad’. ‘De Schooooooone Grub’ corrigeerde Louis. Louis besefte dat ook op deze plek best wel veel onderzoekers hebben gelopen.
verwaarloosd uit. Het is een mooie plek om verschillende steenlagen te kunnen zien, maar dat is weer een andere steenlaag als die je hier ziet’. Louis: ‘Maar die steenlagen hebben dan ook flink gerommeld hè Opa’… Opa’s antwoord was: ‘Nou, en nog wel veel maar als je denkt. Weet je Stenenbergergroeve, binnenzijde dat de lagen die je hier ziet heel lang geleden op de plek lagen waar nu Spanje ligt?’ Daar begreep Louis toch maar weinig van. ‘Dat kun je ook horen’ zei Opa en hield een hand voor zijn mond en begon stilletjes met zijn te zingen “’t was aan de Costa del Sol tingelingeling”’. Louis kneep zijn gezicht op elkaar, right. Wat dit nu weer te betekenen had begreep hij geen snars van. Begripvol zei Opa dan ook ‘die zangkunsten mogen ook geen naam hebben’. Hij ging weer serieus verder. ‘In de witgele steen die je hier ziet, we noemen dat mergel, zijn gangen gegraven. Dat is op veel plaatsen in Zuid-Limburg gebeurd. Hier komt een laag mergel aan de oppervlakte en kon men dus graven. Nou ja, ze kapte en zaagde het als blokken weg. De steen gebruikte ze om huizen en boerderijen mee te bouwen en de losse mergel om te bemesten. Noordelijker heb je nog meer groeven en dat gaat in een strook door tot in Valkenburg. Aan de andere kant van de Maas heb je, en dat weet je vast wel, de Sint Pietersberg en Caestert en nog wat groeven. En ook in België heb je nog van die groeven’. Louis zat bijna op schoot om zo kort mogelijk bij de mond van Opa te zijn waar al die verhalen uitkwamen, zo boeiend vond hij het. Gelukkig had Opa geen hekel om te praten en ging verder. ‘Dit is maar een kleine groeve, links een portaaltje en rechtdoor een gang van zo’n 30 meter. Ze noemen het de Steenbergerroeve, genoemd naar deze plek, de Steenberg. Maar weet je Louis, ik neem je nog wel eens mee naar een andere grotere groeve en gaan daar eens wandelen’. Louis balde zijn rechter hand tot vuist en schoot deze recht omhoog en slaakte de kreet: ‘Yesss!’. Zijn bibs schoot van het bankje ook een stukje omhoog.
Samen stonden ze op. Liepen een stukje terug tot aan de ruime bocht en gingen rechts het pad in de bocht in. Waar even verder waar het brede pad naar rechts draaide had je een smal paadje rechtdoor. Over dat smalle pad liep Louis achter Opa aan. Het paadje kronkelde en kwamen toen bij een groen hekwerk dat midden in het bos stond. Er stond een infobord met “Henkeput” en enige uitleg. Louis begon het bord te lezen maar Opa onderbrak de aandacht voor het bord van Louis door weer verder te vertellen. ‘In het dorpje hier beneden, Rijckholt, had je vroeger een man wonen. Het was nogal een sombere man. En als die man de wereld te somber in zag kwam hij helemaal hier naar toe en ging in de put zitten. Daar kon hij soms dagen lang achter elkaar in zitten. In het dorp wisten ze niet hoe die man heette. Nu betekent de naam Henk iets van heem, woonplaats. Aangezien die man hier meer in de put zat dan hij in het dorp was, noemde de mensen in het dorp dit de Henkeput en die man heeft toen ook een naam gekregen: Henk’. Louis had Opa netjes laten uitpraten maar geloven deed hij het niet. ‘Opaaaaaa, wat is dat weer voor een raar verhaal’. ‘Dit verhaaltje is maar een fantasieverhaal. Maar rond deze put hangen wel mysterieuze luchtjes’. Louis snoof even en Opa ging verder. ‘Dat de schacht anderhalve meter doorsnede heeft is te meten, dat ze 12 meter diep is, is te meten, dat ze onderaan ook een doorsnede heeft van 12 meter is ook te meten. Maar met welk doel is deze put gemaakt, waar is de put voor gebruikt en hoe oud is ze. Daar is lastig een goed antwoord op te geven. Er zijn meerdere onderzoeken naar geweest. Voor het eerst door Ubaghs samen met de apothekers zoon Dubois uit Eijsden die later belangrijker ontdekkingen deed over de eerste mensen op deze aarbol. Hun conclusies werden al snel tegen gesproken door De Puydt en Habets. In 1923 daalde Cremers, voorzitter van het Natuurhistorisch Genootschap, naar beneden. Ergens in de jaren 50 zijn er wederom enkele mensen beneden geweest om te 17kijken. In 1961 deden mensen onderzoek van het Zoölogisch laboratorium dat niet veel toevoegde aan wat er al bekend was. Ze hadden wel weer een leuk tripje naar het zuiden gehad vanuit Amsterdam. In 1981 tot slot heeft het Staatsbosbeheer onderzoek
gedaan naar vleermuizen en werd er door Van Westreenen, Bosch en de gebroeders Felder een geologisch profiel gemaakt. Die interesses van mensen en organisatie zegt iets over de belangrijkheid van deze plek’. ‘Maar wat weten we nu van dit gat Opa’ vroeg Louis en liep langzaam naar het gangetje in het hekwerk zodat je bijna boven in de put kon kijken. ‘We weten dat het door mensenhanden is gemaakt, te zien onderin aan de kapsporen, we weten dat het niet gebruikt is om mergelstenen uit te winnen, daar is deze mergel ongeschikt voor, we weten dat het geen vuursteenmijn is geweest omdat er nauwelijks vuursteen te vinden is. Waarschijnlijk is het een plek geweest om kalk uit de grond te halen. Die kalk gebruikte ze weer om de binnenkant van fluitketels mee te bekleden' en Opa moest weer even grijnzen. 'Maar waarom ze hier nu een put hebben gegraven en niet aan de oppervlakte de kalk hebben genomen blijft een mysterie. In de loop der tijd is er van alles in het gat gevallen zodat er een hele kegel aan puin ligt. Dat hebben ze onderzocht. Takken en Hekwerk rondom de Henkeput bladeren lijkt logisch en is geen mysterie. Ze hebben er zo’n 300 kleine zoogdieren gevonden. Weinig mysterie gezien de lange tijd. Dat ze er resten van zo’n 50 grote zoogdieren hebben kan ook wel. Er heeft immers niet altijd een hekwerk om heen gestaan en het eerste hekwerk in de jaren 70 was ook niet meer als een stel palen met slap zittende prikkeldraad er om heen. Er gaan grote verhalen de ronde dat hier van talrijke menselijke skeletten in de put lagen en hoe dat dan gebeurd kon zijn, gedumpt? Van slechts twee individuen is het pas vastgesteld. Nouja, zo’n mysterie is