Oktober 2009, jaargang 14
55
2 Interview: REACH en EU-GHS in de praktijk 4 Vragen aan de helpdesk 7 Agenda 7 Verschenen 8 Schakeldagen: nog meer onderwerpen onder één dak! 10 IPPC / Handhaving: handboek voor Richtlijn inzake industriële emissies 10 Veiligheid: publicatie concept-besluit externe veiligheid buisleidingen 11 Asbest: duidelijke voorlichting 12 MER: nieuwe conservenindustrie? 12 Handhaving: nieuwe startpagina voor handhavers leefomgeving
13 Landbouw: gelijk speelveld voor Europese varkenshouderijen? 13 Ammoniak en veehouderijen: nieuwe stalbeschrijvingen op InfoMil.nl 14 Luchtkwaliteit: bijeenkomst ‘Aan de slag met het NSL’ 14 Omgevingsvergunning / Wabo: gevolgen uitwegenbeleid provincies 15 Raakvlakken: vermindering regeldruk vereist meer aandacht voor cultuur 15 Raakvlakken: convenant bodem ontwikkelingsbeleid 16 In memoriam 16 Activiteitenbesluit: nieuw landelijk netwerk
2
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
INTERVIEW
REACH en EU-GHS in de praktijk van Wm-vergunningverleners en -toezichthouders De Europese verordening EU-GHS (EG.nr 1272/2008) is op 20 januari 2009 van kracht geworden. Wat is de stand van zaken bij overheid en bedrijfsleven? Weet iedereen wat er moet gebeuren? Voorzien we knelpunten in de uitvoering en hoe lossen we die op? En hoe zit het met de gerelateerde verordening REACH (EG.nr 1907/2006)? Drie visies van projectleider EU-GHS Kees Planken (VWS), inspecteur Eline van der Hoek (VROM-Inspectie) en beleidsmedewerker Berry Keizer (provincie Gelderland).
REACH, sinds 2007 in werking, verplicht bedrijven om informatie over eigenschappen en risico’s van chemische stoffen te verzamelen, te beoordelen en te delen. Belangrijke pijler van deze verordening is de registratie van chemische stoffen die tot 2018 doorloopt. EU-GHS is een Europese verordening over de indeling in gevaarsklassen, etikettering en verpakking van chemische stoffen en mengsels. Er zijn veel partijen betrokken bij REACH en EU-GHS: VWS, VROM, EZ, LNV, SZW, VROMInspectie, de Voedsel en Waren Autoriteit, de Arbeidsinspectie plus provincies en gemeenten als bevoegd gezag Wet milieubeheer.
Kun je de regels goed implementeren met zoveel betrokken partijen? Kees Planken: “Ja. Het landelijk beleid is goed op elkaar afgestemd. De algemene regie is voor REACH ondergebracht bij VROM en voor EU-GHS bij VWS. Wij brengen de verantwoordelijke departementen bij elkaar, zodat zij knopen kunnen doorhakken als dat nodig is. Bijvoorbeeld als het veld problemen voorziet in de uitvoering.” Eline van der Hoek: “De taakverdeling in het toezicht is helder. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op professionele gebruikers van stoffen en mengsels, wij doen dit bij industriële producenten en importeurs en de Voedsel en Waren Autoriteit bij producenten en importeurs van consumentenartikelen. Regelmatig komen we bij elkaar om kennis en ervaringen uit te wisselen. Zo weten we aardig wat er speelt binnen bedrijven.” Berry Keizer: “Ons werkveld is beperkter. Als vergunningverleners en handhavers hebben we alleen met REACH en EU-GHS te maken in relatie tot activiteiten met stoffen binnen een inrichting. We willen voorkomen dat we via de vergunning een toepassing of een opslag van stoffen toestaan die volgens REACH en EU-GHS verboden is.”
HANS ROGGEN FOTOGRAFIE
REACH is omvangrijk en kan complex zijn. Voorlichting is een belangrijke pijler van het overheidsbeleid om het bedrijfsleven te helpen inzicht te krijgen in hun verplichtingen. Zijn bedrijven voldoende geïnformeerd?
"Belangrijk dat PGS-15 snel wordt aangepast aan regels EU-GHS" Berry Keizer, beleidsmedewerker provincie Gelderland
Van der Hoek: “De meeste grote bedrijven hebben de relevante stoffen aangemeld bij het Europese Agentschap ECHA. REACH is tamelijk ingewikkeld, vooral voor kleine bedrijven, zoals een Nederlandse fabrikant van bijvoorbeeld bouwstoffen die grondstoffen uit China importeert. Vaak is één persoon verantwoordelijk voor alle milieuaspecten. Goede voorlichting blijft dus nodig.”
Wat moeten provincies en gemeenten zeker doen met REACH? Van der Hoek: “Zij moeten bij de vergunningverlening goed kijken of er stoffen zijn waarvoor autorisatie nodig is of waarvoor beperkingen gelden.”
Hoe vult de provincie Gelderland dit in? Keizer: “We beoordelen of stoffen in een bedrijf omgaan die voorkomen op de kandidatenlijst, annex XIV of annex XVII. Op de kandidatenlijst staan stoffen die voorgedragen zijn voor opname in annex XIV (autorisatie). In annex XVII staan stoffen(groepen) waarvoor beperkingen op het gebruik gelden. Ook kijken we wat bedrijven met deze stoffen doen. Vinden we een situatie in strijdigheid met REACH, dan doen we er iets aan. We kunnen de ondernemer bijvoorbeeld vragen het betreffende onderdeel uit zijn conceptaanvraag te schrappen, we weigeren een deel van de aanvraag of we lichten de inspectie in.”
Voorzie je knelpunten in de uitvoering? Keizer: “Niet echt. Het is wel zo dat het aantal kandidaatstoffen en annex XVII-stoffen en stofgroepen redelijk omvangrijk is. Nu zijn er al 15 stoffen op de kandidatenlijst en 58 stoffen of stofgroepen in annex XVII, de komende jaren worden het er meer. We moeten nadenken hoe ondernemers ons gaan informeren over de aanwezigheid of afwezigheid van deze stoffen in hun bedrijf. Een lange lijst met stoffen toezenden en hen vragen aan te kruisen wat er wel en niet is, is onwenselijk vanwege de administratieve lasten.”
En hoe zit het met de handhaving, zijn daarin knelpunten? Van der Hoek: “We weten genoeg van grote bedrijven, maar we hebben minder contact met de kleinere bedrijven. Signalen uit het veld, bijvoorbeeld van vergunningverleners, zijn dan ook welkom.” Keizer: “Dat doen we graag als wij ergens tegenaan lopen, maar wij zijn natuurlijk geen handhavers die alles willen weten van de totale reikwijdte van REACH. Dus wat stel je voor? Je moet niet verwachten dat we actief REACH-overtredingen gaan opsporen.”
3
Over naar EU-GHS. Wat is de stand van zaken rondom de implementatie? Planken: “We investeren veel in het voorlichtingstraject aan het bedrijfsleven. Dat gebeurt in samenwerking met de brancheorganisaties. Wij stellen voorlichtingsmateriaal ter beschikking dat zij weer kunnen gebruiken bij de voorlichting aan hun achterban. Uiteindelijk kunnen zij de beste inschatting maken welke consequenties EU-GHS heeft voor hun leden. Daarnaast brachten we onlangs een handreiking uit voor het bevoegd gezag Wm over de consequenties van EU-GHS. Komende maand starten we met de voorlichting hierover voor vergunningverleners en toezichthouders.”
Wat merkt de inspectie hiervan in de praktijk? Van der Hoek: “De informatie in de toeleveringsketen, zoals de veiligheidsinformatiebladen, zijn vaak nog niet in orde. Zo worstelen sommige bedrijven met de classificering. Vooral in mengsels, zoals verf en make-up, is het soms lastig te berekenen in welke gevarenklasse een stof valt. Daarnaast krijg ik vragen van bedrijven over de etikettering. Dat kan verwarrend zijn. Want als een bedrijf een geïmporteerde stof in
bijvoorbeeld een container opslaat, geldt het ADR. Maar als de stof daarna in een jerrycan wordt gegoten, gelden straks de nieuwe labels van EU-GHS. Bedrijven hebben hier wel eens moeite mee.”
Wat kunnen we doen om ervoor te zorgen dat bedrijven dit tussen de oren krijgen? Planken: “Grote bedrijven weten vaak al wel wat er moet gebeuren. Dat geldt niet altijd voor kleine bedrijven en dat geeft aan dat communicatie belangrijk blijft. Dat beseffen we. Daarom loopt de voorlichtingscampagne tot 2015. Nu ligt de nadruk bij de producenten en formuleerders. Later in de voorlichtingscampagne kunnen we bijvoorbeeld, net zoals VROM met REACH heeft gedaan, met de Kamer van Koophandel bijeenkomsten organiseren voor bijvoorbeeld eindgebruikers (veelal kleine bedrijven), want zij krijgen pas later met EU-GHS te maken. Maar op een gegeven moment houdt het op, dan moeten de bedrijven het echt zelf doen.”
Zijn de consequenties van EU-GHS duidelijk voor het bevoegd gezag Wm? Keizer: “Ja. De consequenties voor ons werk zitten hem vooral in andere klassenindelingen. Wij zijn gewend om met klassenindelingen en pictogrammen te werken, dus in die zin verandert er niet zo veel. Waar we wel tegenaan lopen, is hoe het uitpakt met de PGS-15. Die baseert zich nu op het ADR en de stoffenrichtlijn, maar straks op GHS en mogelijk ook nog op het ADR. Voor ons is het lastig werken als we in de vergunning verwijzen naar een oude PGS die onder meer uitgaat van andere etiketten en classificeringen. Wij werken dagelijks
HANS ROGGEN FOTOGRAFIE
Van der Hoek: “Ik denk aan kleine, concrete dingen, zoals het ontbreken van veiligheidsinformatiebladen. Dat kan een teken zijn dat iets niet in orde is.” Keizer: “Dat lijkt mij prima, we komen die bladen tegen in ons werk. Als jullie een lijstje hebben van zulke symptomen, dan kunnen onze handhavers daarop attent zijn en is vervolgens een signaal naar de inspectie een kleine moeite.’’
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
"We weten genoeg van grote bedrijven, maar we hebben minder contact met de kleinere bedrijven. Signalen uit het veld zijn welkom" Eline van der Hoek, inspecteur VROM-Inspectie over REACH met PGS, dus het is belangrijk dat de publicatie snel wordt aangepast. Daarnaast zal er een overgangsperiode moeten zijn voor bedrijven die iets in hun opslag moeten veranderen vanwege een veranderende PGS-15. Ik schat overigens in, dat dat uitzonderlijk zal zijn. Het lijkt mij in voorkomende gevallen goed om bedrijven te vragen een plan te maken hoe ze dit willen realiseren in plaats van deze zaken primair in de vergunning te willen regelen.”
HANS ROGGEN FOTOGRAFIE
Wat kan VWS hierover zeggen?
"Binnenkort starten we met voorlichting over de Handreiking EU-GHS voor vergunningverleners en toezichthouders" Kees Planken, projectleider EU-GHS (VWS)
Planken: “We voeren nu gesprekken met de verantwoordelijke ministeries over EU-GHS en de PGS-15. Ik heb begrepen dat de PGS-15 sowieso op korte termijn op de nominatie staat om te worden herzien. Aan VWS de taak om de werkgroep PGS-15 over EU-GHS te informeren zodat zij de nieuwe afspraken mee kunnen nemen in de herziening. Verder hebben de verantwoordelijke ministeries en de inspecties overeenstemming bereikt over de handhaving tijdens de overgangsperiode voor EU-GHS. Deze afspraken zullen binnenkort worden bekendgemaakt. In ieder geval gaan we er pragmatisch mee om.”
.
> Meer informatie: www.ghs-helpdesk.nl en www.senternovem.nl/reach
4
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
Vragen aan de helpdesk
AFVALWATER Moet een zuiveringssysteem voor huishoudelijk afvalwater (zoals een septic tank) uit de bodem worden verwijderd, nadat deze buiten gebruik is gesteld?
HOOGHEEMRAADSCHAP DELFLAND
Ja, in het Lozingenbesluit bodembescherming (Lbb) is in artikel 19 geregeld dat een zuiveringsvoorziening na gebruik moet worden verwijderd of, na volledige verwijdering van het erin aanwezige slib, moet worden opgevuld met schoon bodemmateriaal. Voor lozingen uit particuliere huishoudens geldt vanaf 1 januari 2008 het Besluit lozing afvalwater huishoudens. In dit besluit zijn dit soort voor de hand liggende voorschriften niet meer opgenomen. Het verwijderen of milieuhygiënisch verantwoord buiten werking stellen van onbruikbare voorzieningen wordt geacht onder de zorgplicht
GEUR Kan een winkel worden beschermd tegen geuroverlast?
Landbouwregelgeving In het Besluit landbouw wordt bij de beoordeling van geurhinder als het gaat om de definitie in geurgevoelige objecten nog steeds de ‘Brochure veehouderij en hinderwet’ gebruikt. Voor veehouderijen is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van toepassing. In artikel 1 van deze wet wordt de definitie van een geurgevoelig object gegeven. Ook uit jurisprudentie blijkt dat zowel volgens het Besluit landbouw en de Wgv een winkel een geurgevoelig object kan zijn. Activiteitenbesluit In het Activiteitenbesluit wordt voor de definitie van een geurge-
voelig object verwezen naar artikel 1 van de Wet geluidhinder. Winkels worden hierbij niet genoemd. Voor een aantal activiteiten zijn specifieke voorschriften opgenomen om geurhinder te voorkomen. Deze zijn echter niet gekoppeld aan het begrip geurgevoelig object. Aan deze voorschriften moet dus altijd worden voldaan, tenzij de activiteit plaatsvindt op een bedrijven- of industrieterrein. Wet milieubeheer In de overige gevallen moet voor het opstellen van geurvoorschriften de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR) worden gevolgd. Het bevoegd gezag stelt hierbij vast wat een geurgevoelig object is. In hoofdstuk 2.9.2 wordt een aantal voorbeelden gegeven van objecten die als geurgevoelig kunnen worden beschouwd, zoals winkels. Het bevoegd gezag beoordeelt in hoeverre zij een winkel tegen geurhinder wil beschermen.
.
hollandse hoogte
Deze vraag kan niet direct worden beantwoord. Of een winkel moet worden beschermd hangt af van de regelgeving waaronder de activiteit valt die de geuremissie veroorzaakt. Een winkel of een ander object dat wordt beschermd tegen geuroverlast, wordt een ‘geurgevoelig object’ genoemd. Er kunnen drie situaties worden onderscheiden:
van het besluit te vallen. Het Lbb is, volgens artikel 2, weliswaar niet meer van toepassing op lozingen vanuit particuliere huishoudens, maar artikel 19 heeft geen betrekking op lozingen en is dus nog wel van toepassing. Formeel geeft artikel 19 van het Lbb dus nog de verplichting de septic tank op adequate wijze te verwijderen. Op termijn zal het Lbb worden ingetrokken en dan vervalt deze wettelijke verplichting, maar dezelfde verplichting blijft in stand. Echter, nu is het een onderdeel van de zorgplicht van het besluit op grond waarvan de zuiveringsvoorziening aanvankelijk is aangelegd, zoals het Besluit lozing afvalwater huishoudens.
.
5
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
ACTIVITEITENBESLUIT EN BODEM
LUCHTKWALITEIT
Vallen paintballcentra onder het Activiteitenbesluit?
Wat zijn de overeenkomsten en wat is het verschil tussen de Rapportagetool, de Saneringstool en de Monitoringstool?
materiaal zoals medicijncapsules. In dit geval maken paintballcentra dus geen gebruik van bodem bedreigende stoffen en hoeven daarom op grond van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) geen bodembeschermende voorschriften opgesteld te worden. Het Ministerie van VROM kan zonder problemen paintball onder het Activiteitenbesluit opnemen. Paintball kan nu niet meer mee in de aanstaande wijziging die onder andere schutterijen onder het besluit brengt, maar wordt naar verwachting in een van de latere wijzigingen opgenomen.
.
hollandse hoogte
Nee, nog niet. Een aantal schietinrichtingen, waaronder schietbanen, schutterijen en paintballcentra is nu nog vergunningplichtig. Binnenkort worden op verzoek van de Tweede Kamer schutterijen onder de werkingssfeer van het besluit gebracht. Schietbanen en paintballcentra komen waarschijnlijk ook op termijn onder het besluit te vallen, maar de voorschriften hiervoor moeten nog uitgewerkt worden. Bij paintball wordt meestal gebruik gemaakt van balletjes met ‘verf’ die bestaan uit 40 procent water met polyethyleenglycol en 60% gelatine. De schil van het balletje is gemaakt van eetbaar
Zowel de Rapportagetool, de Saneringstool als de Monitorings tool zijn instrumenten om de luchtkwaliteit te berekenen. De verschillen zitten in de doelstelling van de instrumenten. De Rapportagetool vormt de rekenkundige onderbouwing van de jaarlijkse rapportage aan de EU over de luchtkwaliteit in Nederland. De jaarlijkse rapportage is een terugblik, bedoeld om een zo nauwkeurig mogelijk beeld te geven van luchtkwaliteit in het afgelopen jaar (nu dus 2008). 2009 is het laatste jaar dat rapportage plaatsvindt met de Rapportagetool. Volgend jaar wordt de rapportageronde meegenomen in de monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De Saneringstool vormt de rekenkundige onderbouwing van het NSL. Het NSL is gericht op het tijdig halen van de luchtkwaliteitsnormen in de jaren 2011 en 2015. De Saneringstool bevat prognoses van verkeersgegevens, omgevingskenmerken, projecten en maatre-
gelen. De Saneringstool berekent de te verwachten luchtkwaliteit. De Monitoringstool wordt op basis van de Saneringstool en de Rapportagetool ontwikkeld. Vanaf 2010 wordt met de Monitorings tool de luchtkwaliteit over het voorgaande jaar en de te verwachten luchtkwaliteit voor de zichtjaren (2011, 2015 en 2020) berekend. Daarnaast wordt met de Monitoringstool de stand van zaken van de uitvoering van de projecten die zijn opgenomen in het NSL gevolgd. Tevens wordt dan de stand van zaken van de uitvoering van de maatregelen uit het NSL bijgehouden. Het gaat daarbij om zowel de actuele situatie als de prognoses. De Saneringstool is te vinden op www.saneringstool.nl. De Rapportagetool op www.rapportagetool.nl of www.rapportagetool.eu. De Monitoringstool is er nog niet maar zal te vinden zijn via www.infomil.nl/onderwerpen/ hinder-gezondheid/luchtkwaliteit/ nsl-en/nsl-monitoring-en/
.
LANDBOUW
Nee, bij het verlenen van een milieuvergunning kan en mag je geen rekening houden met de dierenwelzijnsregelgeving zoals het Varkensbesluit. Het niet voldoen aan (toekomstige) dierenwelzijns eisen kan dus nooit een reden zijn om de milieuvergunning te weigeren. In artikel 8.10 van de Wet milieubeheer is geregeld wanneer een milieuvergunning kan of moet worden geweigerd. Het eerste lid van dit artikel geeft meteen aan dat een milieuvergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Dierenwelzijn valt daar niet onder. Zie bijvoorbeeld ABRvS 23 juli 2008, nr. 200706715/1. In het derde lid wordt vervolgens aangegeven in
welke situatie een milieuvergunning nog meer kan worden geweigerd. Kort gezegd wanneer de gewenste situatie vanuit planologisch oogpunt niet mogelijk is en ook niet mogelijk wordt gemaakt, dan kan de milieuvergunning worden geweigerd. Ook het vierde lid van artikel 8.10 noemt nog een mogelijkheid. Wanneer getwijfeld wordt aan de integriteit van de aanvrager kan hier onderzoek naar worden gedaan en kan – bij een negatief advies – de milieuver gunning worden geweigerd. Omdat dierenwelzijn niet in één van de leden van artikel 8.10 is opgenomen en het geen item is als het gaat om het belang van de bescherming van het milieu, kan een milieuvergunning niet wegens strijdigheid met dierwelzijnseisen
INFOMIL
Mag een milieuvergunning worden geweigerd als de aanvraag in strijd is met dierenwelzijn?
worden geweigerd. Ook de Wet algemene bepalingen omgevings recht (Wabo) brengt hierin geen verandering. Het is uiteraard wel aan te raden om de aanvrager te wijzen op het eventueel in strijd zijn met (toekomstige) dierenwelzijns regelgeving. Specifiek voor stalsystemen in de
intensieve veehouderij wordt via de Regeling ammoniak en veehouderij rekening gehouden met dierenwelzijn. Dit gebeurt door systemen die vanwege dierenwelzijn niet zijn toegestaan niet (meer) op te nemen in deze regeling.
.
6
EXTERNE VEILIGHEID Is AdBlue een gevaarlijke stof en welke eisen gelden er voor de opslag?
AdBlue is een bodembedreigende vloeistof waarvoor bodembeschermende voorzieningen noodzakelijk zijn. Opslag in emballage kan boven een vloeistofkerende vloer. Opslag in een bovengrondse tank moet plaatsvinden boven een lekbak of in een dubbelwandige
tank met lekdetectie. Als er vul- en aftappunten zijn, moeten die zich bevinden boven een lekbak of vloeistofdichte vloer.
milieuvergunning al bodembeschermende voorzieningen vereist voor alle aanwezige bodembedreigende vloeistoffen (en daarmee ook AdBlue), dan kan worden volstaan met een melding op grond van artikel 8.19 Wm.
.
Bij type B bedrijven, zoals tankstations zonder verkoop van LPG, is artikel 4.18 van de Activiteitenregeling van toepassing op de opslag van AdBlue. Paragraaf 3.3.1 over het afleveren van vloeibare brandstof is dus niet op deze opslag van toepassing, omdat AdBlue geen brandstof is. HOLLANDSE HOOGTE
AdBlue is geen gevaarlijke stof volgens de vervoerswetgeving (ADR), maar is wel een bodembedreigende stof. Het is een ureum-oplossing die in een afzonderlijke tank op vrachtwagens wordt meegenomen om deze schoner te laten rijden. AdBlue wordt in de hete uitlaatgassen ingespoten om stikstofoxiden om te zetten in stikstof en water. Het is dus geen brandstof.
milieuvergunning worden opgenomen dat bodembeschermende voorzieningen vereist zijn voor de opslag van AdBlue. Als een bedrijf AdBlue wil gaan opslaan en afleveren, moet de milieuvergunning hierop worden aangepast. Als de
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
AdBlue wordt vooral verkocht op de grotere tankstations langs snelwegen, die meestal vanwege LPGverkoop vergunningplichtig zijn. Bij deze bedrijven moet in de
BODEM
Kan een vergunning of melding worden geweigerd als deze strijdig is met het bestemmingsplan?
Eerst stonden de streef- en interventiewaarden voor grond en grondwater in de Circulaire streef- en interventiewaarden bodemsanering, maar deze is komen te vervallen. Waar zijn deze waarden nu terug te vinden?
Meldingen kunnen niet worden geweigerd, maar vergunningen wel. • Een melding op basis van het Activiteitenbesluit kan niet worden geweigerd als de gemelde activiteit strijdig is met het bestemmingsplan. Een dergelijke melding is geen aanvraag tot het nemen van een besluit. Het bevoegd gezag heeft daarom niet de bevoegdheid deze melding te accepteren of te weigeren. Vanuit de Wet milieubeheer (Wm) is er dus in dit geval geen mogelijkheid om in strijd met het bestemmingsplan te handhaven. Als een meldingsplichtige activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, dan zal op grond van dat bestemmingsplan moeten worden gehandhaafd. • Een 8.19-melding kan ook niet worden geweigerd wegens strijdigheid met het bestemmingsplan. De weigeringsgronden voor de 8.19-melding staan limitatief opgesomd in artikel 8.19 Wm en daar staat strijdigheid met het bestemmingsplan niet in opgenomen. • In tegenstelling tot een melding
op grond van het Activiteitenbesluit kan een aanvraag voor een milieuvergunning als deze strijdig is met een bestemmingsplan, wel worden geweigerd op grond van de artikelen 8.9 en 8.10 Wm. Er was enige tijd onduidelijkheid over het al dan niet móeten weigeren van een vergunning. Deze onduidelijkheid komt voort uit een strijdigheid tussen de artikelen 8.9 en 8.10 Wm. In artikel 8.9 Wm staat dat wanneer strijdigheid met een bestemmingsplan bestaat, de milieuvergunning moet worden geweigerd. In artikel 8.10 Wm staat dat een dergelijke vergunning kan worden geweigerd. De ABRvS overweegt in uitspraak nr. 200806366/1/M2 dat in de gevallen waarop artikel 8.10, derde lid betrekking heeft, geen plicht maar een bevoegdheid bestaat om de gevraagde milieuvergunning te weigeren. De Afdeling meent dat deze uitleg in overeenstemming is met het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2008/2009, 31 750, nr. 2 en Kamerstukken II 2008/2009, 31 750, nr. 3, p. 7).
.
BODEM+
WET MILIEUBEHEER
De streef- en interventiewaarden voor grondwater en de gewijzigde interventiewaarden voor grond zijn nu opgenomen in bijlage 1 van de Circulaire bodemsanering 2009. De Circulaire streef- en interventiewaarden bodem sanering (27 februari 2000) is sinds 1 oktober 2008 komen te vervallen. De interventiewaarden voor grond zijn herzien op basis van recente wetenschappelijke inzichten en opgenomen in het NOBO-rapport, Normstelling en bodemkwaliteits
beoordeling. De streefwaarden voor grond zijn niet langer opgenomen in de circulaire zelf, maar alleen nog in het NOBO-rapport. Bij een milieuhygiënisch bodemonderzoek worden de streefwaarden vervangen door de Achter grondwaarden uit tabel 1 van bijlage B, Regeling bodemkwaliteit. De streefwaarden voor grond blijven alleen van belang bij nieuwe gevallen van bodemverontreiniging. Ze vallen dan onder de zorgplicht, artikel 13 Wet bodembescherming, waarvoor geldt dat de verontreiniging volledig verwijderd moet worden. Als terugsaneerwaarde wordt dan de streefwaarde gehanteerd. Alleen als op de locatie van nature verhoogde gehalten voorkomen, wordt de lokale achtergrond waarde gebruikt als terugsaneerwaarde. > www.senternovem.nl/mmfiles/ Rapportage_NOBO_normstellling_ en_bodemkwaliteitsbeoordeling_ tcm24-263999.pdf
.
7
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
AGENDA De BRZObijeenkomsten komen er weer aan! De regionale BRZO-bijeenkomsten voor overheden vinden plaats op: • 11 november in Regio Noord • 17 november in Regio Midden-Oost • 8 december in Regio West • 9 december in Regio Zuid. Deze bijeenkomsten zijn voor alle BRZO-inspecteurs, -coördinatoren en -leidinggevenden van gemeenten, provincies, brandweer en Arbeids
inspectie. Ook medewerkers van de waterkwaliteitsbeheerders zijn welkom! U hoort alles over de laatste landelijke en regionale ontwikkelingen van de uitvoering van het BRZO en er zijn ook verschillende inhoudelijke presentaties. De jaarlijkse bijeenkomst op 26 november voor bedrijven is bedoeld voor managers en coördinatoren arbo/veiligheid/ milieu van bedrijven die onder het
BRZO 1999 vallen en adviseurs van adviesbureaus. Kijk voor meer informatie en inschrijving op www.brzo99.nl.
Schakeldagen 19 en 24 november 2009 zie het artikel op de pagina’s 8 en 9.
NSL-bijeenkomst 24 november 2009 zie het artikel op pagina 14.
EU-GHS voorlichtings bijeenkomst Op 10 november organiseert het Ministerie van VWS in Nieuwegein een tweede voor lichtingsbijeenkomst over EU-GHS. De bijeenkomst is primair bedoeld voor intermediaire organisaties.
Wabo-voorlichtingsdagen Voor meer informatie en de data van de voorlichtingsdagen zie www.omgevingsvergunning.vrom.nl
VERSCHENEN NeR: aanvullingen en wijzigingen
Nieuwe versie ISL2
In de adviesgroep NeR zijn op 25 juni 2009 de volgende wijzigingen van de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NeR) vastgesteld: • Paragraaf 2.8 VOS-emissies. De paragrafen 2.8.4 en 2.8.6 zijn geactualiseerd met betrekking tot de gewijzigde wet- en regel geving, zoals het Activiteitenbesluit en wijzigingen in het kader van de Arbowetgeving. • Paragraaf 3.3 Bijzondere Regeling B10 Bierbrouwerijen. Uit de evaluatie hiervan blijkt dat een wijziging van de regeling niet nodig is. De laatste paragraaf is hierop aangepast. • Bijlage 4.3. De stoffenlijst met MTR-waarden is verwijderd. Er wordt nu rechtstreeks verwezen naar de stoffenlijst op de website van het RIVM. Deze veranderingen zijn opgenomen in de NeR-pdf en in de digitale NeR. Zie www.infomil.nl > Klimaat, lucht > NeR.
InfoMil-helpdesk maandag t/m vrijdag 9.00 - 12.00 uur www.infomil.nl > helpdesk T (070) 373 55 75
Sinds 17 juli 2009 kunt u de nieuwste versie van ISL2 downloaden. U kunt het programma gebruiken om de gevolgen van het wegverkeer op de luchtkwaliteit langs wegen door (relatief) open gebied te bepalen. Versie 2.10 vervangt V2.02 en V2.01. Het rekenhart (VLW), en daarmee de resultaten, zijn gelijk gebleven ten opzichte van V2.02. Dit zijn de verbeteringen van ISL2 V2.10: • V2.10 voorkomt fouten omdat het invoergegevens controleert op consistentie; •R ekenresultaten zijn per rekenpunt zichtbaar te maken in het model; • De helpfile is verbeterd en aangevuld met nieuwe onderwerpen; • De handleiding is geactualiseerd en uitgebreid met handige functionaliteiten van ISL2. Meer informatie: www.infomil.nl/ onderwerpen/klimaat-lucht/ luchtkwaliteit/meten-en-rekenen/ isl2-v2-10-verbetert
Heeft u een vraag voor de helpdesk? Kijk voor u belt eerst op www.infomil.nl. Onder onderwerpen vindt u veel gestelde vragen, het laatste nieuws, actuele ontwikkelingen en veel achtergrondinformatie.
Nieuw praktijkblad ‘Geur’ in L40-serie In de L40-serie ‘Meten van Luchtemissies’ is het nieuwe praktijkblad ‘Geur’ verschenen. De L40-serie bestaat uit een handleiding waarin algemene aspecten van het meten van luchtemissies worden beschreven en een serie praktijkbladen, die per component de specifieke kwaliteitsbepalende factoren van de betreffende meting behandelen. Praktijkbladen en handleiding dienen om het bevoegd gezag te ondersteunen. U kunt ze gebruiken bij de beoordeling van de kwaliteit van luchtemissiemetingen. Het praktijkblad Geur bestaat uit achtergrondinformatie over de opzet, uitvoering en rapportage van een geurmeting, gevolgd door een beschrijving van de kwaliteitsbepalende factoren en een checklist. U kunt het praktijkblad downloaden op www.infomil.nl/onderwerpen/ klimaat-lucht/metenluchtemissies/ l40-handleiding/l40-praktijkbladen/
Wilt u uw vraag digitaal stellen: gebruik het vraagformulier op onze site (> Helpdesk > Over de helpdesk). We doen ons best om uw vraag binnen twee werkdagen te beantwoorden.
Conceptadvies Asbestnorm van de Gezondheidsraad Het conceptadvies van de Gezondheidsraad Asbest - Risico’s van milieu- en beroepsmatige blootstelling - is deze zomer gepubliceerd via de website van de Gezondheidsraad. In 2006 hebben VROM en SZW de Gezondheidsraad om advies gevraagd over de normen voor blootstelling aan asbest in het milieu en op de werkplek (onder andere Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) en de streefwaarden (SW). Een aanvullend onderzoek naar de studies die ten grondslag liggen aan het advies was nodig waardoor de planning van de Gezondheidsraad eind vorig jaar moest worden aangepast. Nu de inspraaktermijn verstreken is, zal de Gezondheidsraad het commentaar verwerken en naar verwachting eind dit jaar een definitief advies uitbrengen. Het conceptadvies kunt u downloaden op www.gezondheidsraad.nl
Wilt u uw vraag toch telefonisch voor leggen aan een van onze deskundigen? Bel dan op werkdagen, tussen 9 en 12 uur.
8
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
De Schakeldagen komen er weer aan, bent u erbij?
de strategie te bepalen en vervolgens gericht RO-instrumenten in te zetten. Tijdens de sessies gaan we in op knelpunten en mogelijke oplossingen bij zonebeheer.
Op 19 en 24 november vinden weer twee Schakeldagen plaats. De Schakeldag is hét evenement waar u alle informatie over tientallen onderwerpen op het gebied van milieuregelgeving en ruimtelijke ordening onder één dak vindt. U kunt informatie inwinnen over de thema’s Bodem, Duurzaamheid, Geluid, Integrale regels, Klimaat & Lucht, Mobiliteit, Ruimte, Veiligheid en Vermindering regeldruk. Ook kunt u een specialistisch spoor volgen met meerdere sessies. Deze sporen zijn: Activiteitenbesluit, Stookinstallaties en Meten & rapporteren lucht. Voor medewerkers ruimtelijke ordening is er een eigen inhoudelijk spoor ontwikkeld. Op de Schakeldagen kunt u zo uw eigen dagprogramma samenstellen dat aansluit op uw vakgebied.
Integrale regels In verschillende sessies en stands krijgt u meer achtergrondinformatie over wetten en regels met een integraal karakter: het Activiteitenbesluit, de Wabo en de MER.
Regionale uitvoeringsorganisaties In de plenaire opening zal de laatste stand van zaken rondom de vorming van de regionale uitvoeringsorganisaties centraal staan. Op 19 november spreekt hierover Rudi Slager, Milieugedeputeerde Provincie Groningen. Op 24 november geeft gastspreker Erik van Heijningen, Milieugedeputeerde Provincie ZuidHolland, zijn visie op de komst van de regionale uitvoeringsdiensten.
Negen centrale thema’s op de Schakeldagen Op de Schakeldagen kunt u verschillende sessies volgen die één of twee uur duren. De sessies passen binnen negen centrale thema’s. Dit zijn ze: Bodem Vanuit de bodemregelgeving diepen we de relatie uit tussen bodembescherming en het Activiteitenbesluit. U krijgt een toelichting op de Handhavingsuitvoe-
ringsmethodiek Besluit bodemkwaliteit, een hulpmiddel om in de dagelijkse toezichtpraktijk van bodembeheer te gebruiken. En in de presentatie-unit op het Marktplein krijgt u antwoord op al uw bodemvragen. Duurzaamheid Binnen dit thema is er onder meer een sessie over de Taskforce Verlichting, waarin verschillende partijen vertegenwoordigd zijn. We gaan in op het invoeren van energiezuinige verlichting. Geluid De sessies binnen het thema Geluid behandelen de consequenties van de komende wijzigingen in de geluidregelgeving. We bespreken de raakvlakken tussen geluid en de ruimtelijke ordening, welke bestemmingen geluidsgevoelig zijn en waarom. De oplossing voor knelpunten bij zonebeheer ligt vaak op het vlak van de ruimtelijke ordening. Het is belangrijk om eerst
Klimaat & Lucht Binnen het thema Klimaat & Lucht zijn er sessies en presentatie-units over de beoordeling van luchtkwaliteit, de relatie met ruimtelijke ordening en luchtemissies vanuit bedrijven. Andere sessies gaan onder meer over het toetsen van de lokale luchtkwaliteit bij wegen en inrichtingen middels modelberekeningen. U krijgt een toelichting op de ontwikkelingen over meten en rekenen van luchtkwaliteit, zoals de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). Het is belangrijk dat elke gemeente en provincie bijdraagt aan de oplossing van het fijn stofprobleem op landelijk en Europees niveau. De sessie ‘Aanpak fijn stof industrie’ gaat daarom in op het Actieplan fijn stof en industrie en het NEC-plafond (National Emission Ceiling) voor fijn stof voor 2020.
Dit najaar nog meer onderwerpen onder één dak! Mobiliteit Verkeer en vervoer zijn de oorzaak van veel milieuproblemen. Denk aan de luchtkwaliteit en geluidoverlast. In een van de sessies gaan we in op mogelijke emissiebeperkende maatregelen. Voor goederenvervoer en woonwerkverkeer is er een aparte bijeenkomst over regelgeving en praktische maatregelen. Ook bespreken we de nieuwe mogelijkheden van zero-emissievoertuigen en nieuwe dilemma’s die dit geeft voor het mobiliteitsbeleid. Welke praktijktoepassingen zijn er voor hybride en elektrische voertuigen? Dat is een belangrijke vraag in één van de sessies.
9
ruimtelijke aspecten van het milieu aan bod. Zo behandelen we onder meer de relaties tussen de ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit, geluid, MER, externe veiligheid en geur. Daarnaast gaan we in op de Wet ruimtelijke ordening en aanverwante regelgeving. Er zijn sessies over het overgangsrecht en de samenloop van het bouwen met een planologische beslissing. Ook bespreken we de weg van het ruimtelijke plan naar een digitaal ruimtelijk plan en passeren de RO-besluiten die overgaan naar de Wabo de revue met de daarbij behorende procedurele aspecten.
Andere specialistische sporen Ruimte De meeste sessies binnen het thema Ruimte zijn speciaal bedoeld voor medewerkers ruimtelijke ordening (zie ook 'Speciaal programma voor medewerkers RO'). Veiligheid Wilt u meer weten over het Gebruiksbesluit? In één van de veiligheidssessies geven we er een toelichting over. Met name de regelgeving voor gevaarlijke stoffen en de afstemming van het Gebruiksbesluit met de Wet milieu beheer komen aan bod. Een andere sessie behandelt de belangrijkste begrippen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de verwerking van de eisen uit dit besluit in ruimtelijke plannen. Vermindering regeldruk Een ander belangrijk thema dit najaar is de vermindering van regeldruk. In de praktijk blijkt dit makkelijker gezegd dan gedaan. Vermindering van regeldruk vraagt namelijk een veranderingsproces waarbij er vooral aandacht moet zijn voor de ambtenaren. Cultuur en flexibiliteit van ambtenaren zijn van grote invloed op het verminderen van regeldruk en het verbeteren van de dienstverlening. De sessies over cultuurverandering en dienstverlening van gemeenten aan bedrijven schenken aandacht aan dit actuele onderwerp.
Speciaal programma voor medewerkers RO Dit najaar is er een speciaal spoor voor de medewerker ruimtelijke ordening (RO). Tijdens de Schakeldag komen de
U kunt ook een spoor volgen met sessies over de verschillende onderwerpen uit het Activiteitenbesluit. We bespreken alles over bijlage 1 en er zijn sessies waarin u leert over water, bodem, lucht en het Activiteitenbesluit. Op het gebied van luchtemissies is er een spoor over Meten en rapporteren lucht en een spoor over Stookinstallaties. In dit laatste spoor hebben we veel aandacht ingeruimd voor regelgeving bij energiewinning uit biomassa en voor het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS), dat op 1 januari 2010 inwerking treedt.
Wabo Voor de Wabo kunt u terecht bij de sessie voor de juridische verdieping en op het Marktplein. In de presentatie-unit van de Wabo op het Marktplein vindt u meer informatie over het opleidingstraject van het Ministerie van VROM om organisaties klaar te stomen voor de invoering van de Wabo. U kunt ook de laatste versie van het Omgevingsloket bekijken en u ontvangt uitleg over de instructietools.
InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
EEN NOG B R EDE R AAN B OD Naast de vertrouwde onderwerpen van InfoMil geven ook Bodem+, Mooi Nederland, RIVM en Relevant invulling aan de Schakeldagen.
Bezoek het marktplein Niet alleen tijdens de sessies krijgt u veel informatie, ook op het Marktplein kunt u bij diverse presentatie-units terecht voor informatie over uiteenlopende onderwerpen, zoals Mooi Nederland, Bodem+, lokaal klimaatbeleid, luchtemissies, Landelijk Meldpunt Afvalstoffen en zwerfafval, Activiteitenbesluit, asbest, EU-GHS en REACH, externe veiligheid en Wabo. Het Marktplein is de ideale plek om collega’s te ontmoeten en met mensen uit uw vakgebied van gedachten te wisselen of na te praten over een sessie. Dat kan aan de speciale netwerktafels, met elk hun eigen onderwerp.
Rondleiding: kijkje in de keuken Op de locatie zelf kunt u een kijkje achter de schermen nemen. Tijdens een rondleiding door de kelders en keukens van Martiniplaza en Beurs-WTC wordt de vetafscheider open gemaakt en bekeken. Een deskundige laat zien wat de belangrijkste controlepunten zijn en legt de regelgeving (en het overgangsrecht) uit van het Activiteitenbesluit. De rondleiding geeft u meer inzicht in de wijze waarop een vetafscheider in de praktijk wordt gecontroleerd, in de belangrijkste controleaspecten van vetafscheiders en in de uitwerking van regelgeving in de praktijk.
Pr a k t i s c h e i n f o r m at i e Schakeldagen
In één dag actualiseert u uw vak kennis en deelt u ervaringen met collega’s uit het veld. Of u nu op zoek bent naar verdieping of juist een algemene uitleg, actief wil deelnemen aan een debat of wil oefenen met een instrument. U vindt het allemaal tijdens de Schakeldagen. Een uitgelezen netwerk- en informatiemoment dat u beslist niet mag missen!
Bent u nieuwsgierig geworden en heeft u zich nog niet ingeschreven? Ga dan nu naar www.infomil.nl/schakeldagen om u aan te melden en in te schrijven.
Waar en wanneer
Dinsdag 19 november in Martiniplaza Groningen Donderdag 24 november in Beurs-WTC Rotterdam
Wilt u nog even terugblikken op de Schakeldagen van het voorjaar of een impressie krijgen van deze dagen? Bekijk dan de foto’s en presentaties op de website. De sfeerimpressie van 2008 is te vinden op http://www.infomil.nl/ organisatie/schakeldagen/2008/film/
Tijd
09.30 – 18.00 uur
Wat
Sessies, presentatie-units en persoonlijk contact met adviseurs en vakgenoten
Inschrijven
www.infomil.nl/schakeldagen
Inschrijven
.
10 InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
I P P C / H A N D H AV I N G
Handboek helpt inspecties plannen volgens nieuwe Richtlijn inzake industriële emissies De EU-ministers van milieu bereikten op de Milieuraad van 25 juni 2009 een politiek akkoord over het voorstel voor een Richtlijn inzake industriële emissies. Hoewel het Europees Parlement de Richtlijn nog moet bespreken en er nog wijzigingen kunnen worden aangebracht, is met dit politieke akkoord al wel een belangrijke stap gezet. Naar verwachting treedt de nieuwe Richtlijn in 2010 in werking. In 2012 moet deze in nationale wetgeving zijn omgezet. Een door EU-IMPEL ontwikkeld handboek geeft praktische handvatten voor het plannen van inspecties. De Richtlijn inzake industriële emissies integreert de IPPC-richtlijn met zes andere Richtlijnen: de Richtlijn grote stookinstallaties, de Afvalverbrandings richtlijn, de Oplosmiddelenrichtlijn en drie Richtlijnen voor de titaniumdioxideindustrie.
Milieu-inspecties Naast deze verbreding gaat artikel 25 van het concept van de Richtlijn in op milieu-inspecties. Dit artikel vermeldt onder andere dat elke lidstaat verplicht is een systeem van milieu-inspecties op te zetten en een milieu-inspectieplan moet opstellen. Voor het inspectieplan noemt artikel 25 een aantal verplichte elementen. Daarnaast vormt het
inspectieplan de basis voor de inspectie programma’s. In deze programma’s worden op basis van vastgestelde risico’s bezoek frequenties vastgelegd; in het besproken concept minimaal jaarlijks voor bedrijven met de grootste risico’s en eenmaal in de drie jaar voor bedrijven met de laagste risico’s. Het einde van het artikel gaat in op de verslaglegging van bedrijfsbezoeken. Daarbij wordt aangesloten op de Aarhus-richtlijn (Richtlijn 2003/4/EG).
Handboek In het EU-IMPEL netwerk is vorig jaar een handboek (Guidance book) ontwikkeld. Dat gebeurde in het kader van het
project ‘Doing the Right Things’. Het handboek beschrijft stap voor stap de hele planning als cyclisch proces. De cyclus start met het beschrijven van de taken van het bevoegd gezag en eindigt met planning en herziening van het inspectieplan. De basis van het hand boek is de ‘Aanbeveling betreffende de minimum criteria voor milieu-inspecties’ (RMCEI), dat in 2001 is aangenomen door het Europees Parlement. De vernieuwde IPPC-richtlijn sluit aan bij deze aanbeveling. Het handboek is dus prima geschikt als invulling van artikel 25 van de vernieuwde IPPC-richtlijn.
Informatie Voor de tekst van het politiek akkoord, de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het commissievoorstel, de vervolgprocedure, onderzoeken en persberichten, zie de herziening IPPC-richtlijn op: www.infomil.nl/nieuwslinks
.
VEILIGHEID
Concept-besluit externe veiligheid buisleidingen gepubliceerd Dit najaar behandelt de Tweede Kamer het concept-Besluit externe veiligheid buisleidingen. Het besluit en de bijbehorende regeling treden op z’n vroegst medio 2010 gefaseerd in werking. Een van de eisen is dat bestemmingsplannen die niet voldoen binnen vijf jaar worden geactualiseerd.
Het concept-besluit verplicht gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het PR is de 10-6 contour de grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor
beperkt kwetsbare objecten. Het GR moet worden verantwoord binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Voor brandbare vloeistoffen reikt dat tot net buiten de 10-6 contour, voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet dat per geval berekend worden. Daarnaast wordt in elk bestemmingsplan ruimte gereserveerd voor onderhoud aan de leiding door een belemmerende strook van minimaal vijf meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en een aanlegvergunningenstelsel.
Buisleidingexploitant Bij de aanleg of vervanging van buisleidingen moet de 10-6 contour in principe binnen vijf meter van de leiding liggen. Verder moeten alle wijzigingen passen
binnen het bestemmingsplan. De leidingexploitant geeft deze wijzigingen ook door aan het Risicoregister Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Daarnaast bevat het concept-besluit een zorgplichtbepaling ter voorkoming van ongewone voorvallen en moet er worden voldaan aan de NEN 3650 (constructie-eisen) en aan de NTA 8000 (aanwezigheid veiligheidsbeheersysteem).
Knelpunten In Nederland is ongeveer 18.000 kilometer aan ondergrondse buisleidingen met gevaarlijke stoffen aanwezig, waarvan ruim 65% hogedruk aardgasleidingen (vanaf 16 bar). Naar schatting voldoen deze leidingen op honderd plaatsen niet aan de eisen van het nieuwe besluit. Voor bestaande situaties geldt: • De buisleidingexploitant moet de PR-knelpunten binnen drie jaar saneren. • Bestemmingplannen die niet voldoen aan het besluit worden binnen vijf jaar geactualiseerd door de gemeente, met medewerking van de leidingexploitant.
.
> www.infomil.nl/nieuwslinks
11 InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
ASBEST Asbestvoorlichting in Nieuwegein en Utrecht
"Maak het mensen makkelijk" Huiseigenaren die gaan slopen of verbouwen zijn in principe verplicht om vooraf te controleren op asbestgevaar. Voorlichting is een middel burgers te stimuleren dit daadwerkelijk te doen. Gemeenten hebben hierin een belangrijke rol. Hoe vullen zij die in? Welke aanpak is effectief? En wat werkt niet? InfoMil Nieuws vroeg Marjo Volman (Nieuwegein) en Cees Schippers (Utrecht) naar hun ervaringen. Wie contact met ons opneemt, kan een afspraak maken met een bouwinspecteur voor een huisbezoek. Die bepaalt ter plekke of er redelijkerwijs asbest aanwezig is en of een sloopvergunning of melding nodig is. Ook vertelt hij de huiseigenaar hoe hij het asbest veilig kan (laten) verwijderen. Wanneer de huiseigenaar het asbest zelf mag verwijderen dan zijn beschermings- en verpakkingsmiddelen gratis. In dit geval is ook het afleveren kostenloos.” Utrecht werkt met hetzelfde systeem.
Aandacht blijven vragen De campagne van Nieuwegein startte 1 januari 2009. Volman zorgde ervoor dat de posters op gemeentelijke publicatieborden in de openbare ruimte te zien waren en bij afdelingen waar veel mensen komen. Zoals burgerzaken en de sociale dienst. Ook bezocht ze bouwmarkten om de posters op te hangen en mocht ze de flyers achter laten. De dag erna ontving Volman
Goede interne organisatie Dat is ook de ervaring van de gemeente Utrecht. Daar loopt de voorlichtingscampagne al enkele jaren. De gemeente ontvangt jaarlijks tussen de 350 en 400 meldingen. Dat betekent dat de inspecteurs Toezicht en Handhaving van het team Regulier Toezicht nauwelijks illegale asbestdump aantreffen. De folder is verkrijgbaar bij de wijkkantoren van de gemeente, het stadhuis, de bibliotheek en de afvalscheidingstations. Daarnaast informeert de gemeente omwonenden direct als er een calamiteit is, zoals brand in een pand waar asbest aanwezig kan zijn. Ook deze activiteiten verhogen het bewustzijn van Utrechtenaren, zo blijkt uit het aantal meldingen kort erna. Naast een korte en duidelijke tekst, benadrukt Schippers het belang van een goede interne organisatie. “Als mensen ons bellen, willen ze zo gauw mogelijk aan de slag met bijvoorbeeld een verbouwing. Daarom houden we altijd voldoende capaciteit vrij, zodat we binnen twee werkdagen op de stoep staan met de aanvraag voor de beschikking. Maximaal twee dagen later wordt de beschikking verstrekt.” Gevraagd of het niet handiger is het aanvraagformulier via internet aan te vragen, antwoordt Schippers: “We kiezen er bewust voor het formulier persoonlijk te brengen, omdat we dan meteen ter plekke de situatie kunnen bekijken en goed advies kunnen geven.” Ondanks dat Schippers tevreden is over het aantal meldingen, is in het handhaafprogramma 2010 een actie opgenomen voor wijken waar veel meldingen over asbest zijn binnengekomen. Inspecteurs Bouw- en Woningtoezicht gaan burgers huis-aan-huis bezoeken om ze te vragen eventueel aanwezig asbest te verwijderen. “We willen de punten op de i zetten.”
.
HOLLANDSE HOOGTE
De poster en flyers van de gemeente Nieuwegein en Utrecht over asbest verwijdering beslaan twee A4. Ze leggen kort uit waarom burgers veilig asbest moeten verwijderen en welke stappen ze moeten nemen. De gemeente bellen voor advies, toestemming bij de gemeente regelen om asbest te ver wijderen, verpakkings- en beschermmateriaal afhalen bij het afvalbreng station en de verpakte asbest inleveren bij datzelfde station. De contactgegevens van de vakafdeling bouwtoezicht staan duidelijk vermeld, zodat burgers direct met de juiste persoon spreken. Mensen weten vaak niet waarop ze moeten letten. En ze lezen ook geen lange teksten, stellen Volman en Schippers. “Daarom willen we het burgers zo makkelijk mogelijk maken”, zegt Volman. “Kort uitleggen waarom het belangrijk is iets over asbest te weten, in welke huizen asbest aanwezig kan zijn en welke werkwijze gevolgd moet worden als je asbest wilt verwijderen.
twee maal zoveel telefoon van burgers als gebruikelijk. In september volgt een herhaling van de campagne, aangevuld met een artikel in huis-aan-huisbladen. Volman: “Je moet niet verwachten dat het meteen storm loopt met meldingen. Om burgers bewust te maken van de noodzaak asbest veilig te verwijderen, is incidentele voorlichting niet voldoende. Je moet er structureel aandacht voor vragen.”
> Kijk voor meer informatie over de taak van gemeenten bij veilige asbestverwijdering op www.vrom.nl/asbest en www.infomil.nl/asbest.
12 InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
MER
MER: nieuwe conservenindustrie? Categorie D35 van het Besluit milieu-effectrapportage spreekt over het ‘vervaardigen van conserven van plantaardige en dierlijke producten’. De categorie kent een drempel van 10.000 ton. Wat houdt het begrip conserven in? Misschien meer dan u denkt. Conserveren staat voor het langer bewaren van levensmiddelen of andere bederfelijke producten door aantasting te voorkomen door micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels. Dit gebeurt door: • alle bacteriën in het product te doden en het product hermetisch af te sluiten van de buitenlucht ter voorkoming van nieuwe besmetting; • het product permanent op te slaan in omstandigheden waarin microorganismen niet goed kunnen functioneren.
Algemeen beeld bij ‘conserven’ is het steriliseren en in glas of blik verpakken van producten voor mens en (huis)dieren op industriële schaal. De industrie gebruikt ook aluminium en plastic om producten te verpakken. Daarnaast is het verpakken onder beschermende atmosfeer (zonder zuurstof) een gebruikelijke techniek. Hiermee kunnen verse producten, zoals gewassen en gesneden sla, langer bewaard worden dan kropsla die thuis wordt gewassen en gesneden. Toepassen van ‘het verpakken onder beschermende atmosfeer’ valt dan ook onder het begrip ‘conserven’. Een groentewas- en snijderij die deze productiemethode met een capaciteit van 10.000 ton per jaar toepast, uitbreidt of wijzigt, moet daarom een MERbeoordelingsprocedure doorlopen bij een aanvraag voor een milieuvergunning. Als de totaal vergunde productiecapaciteit meer is dan 300 ton per dag verwerkt eindproduct, valt zo’n bedrijf ook onder de IPPC-richtlijn.
.
H A N D H AV I N G
www.handhavingsportaal.nl is live! Er is een nieuwe startpagina voor de handhavers van de leefomgeving. Met links naar praktijkcases, wetgeving, publicaties, opleidingen en een overzicht van het handhavingsnetwerk. Maar ook met elke dag het laatste nieuws op handhavingsgebied. Op donderdag 25 juni opende Harry Paul, inspecteurgeneraal VROM-Inspectie en voorzitter van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM), het nieuwe portaal met een druk op de knop. Handhavers op het gebied van de leefomgeving moesten tot voor kort hun informatie zoeken bij vijf grote en tientallen kleinere websites. Daardoor was het aanbod ondoorzichtig en vaak niet praktisch bruikbaar. Bovendien kostte informatie verzamelen de handhaver meer tijd dan nodig is. In het overleg tussen alle handhavingsinstanties, het LOM, is afgesproken om samenwerking en informatie-uitwisseling te stimuleren. Het nieuwe handhavingsportaal schept hiervoor de voorwaarden. Het LOM heeft daarbij gekozen voor een handhavingsportaal, dat de informatie voor de gebruiker ontsluit en via een link naar de informatiebron brengt. Het uitgangspunt is dat de informatie bij de bronhouder blijft, waardoor de informatie ook steeds actueel blijft. De eerder in opdracht van het LOM gemaakte site Liminfo.nl komt hiermee te vervallen.
Dé startpagina Het handhavingsportaal wil dé startpagina zijn voor handhavend Nederland gericht op de leefomgeving. De nieuwe website is breed, helder, actueel en betrouwbaar en ondersteunt als portaal met name professionele handhavers bij overheden, milieudiensten en waterschappen. Omdat de informatie zoveel mogelijk bij de bron wordt gelaten, bestaat het portaal grotendeels uit links naar andere sites. De gebruikers worden op een overzichtelijke, gebruiksvriendelijke en snelle wijze naar de betreffende informatie geleid. De grote hoeveelheid informatie in het vakgebied wordt geordend in thema’s en subthema’s. Om relevante en actuele informatie te ontsluiten voor de verschillende thema’s op de portaalwebsite, zijn zogenoemde themaverantwoordelijkheden binnen de partnerorganisaties van het LOM aangetrokken. Dit zijn medewerkers op uitvoeringsniveau, die ervoor zorgen dat altijd de meest relevante informatie op
de site van hun eigen organisatie beschikbaar wordt gesteld aan het handhavingsportaal. Hij of zij heeft het overzicht over het betreffende thema, is betrokken, denkt mee en is een klankbord voor InfoMil, dat samen met een redactiecommissie zorgt voor de inhoud van de portaalwebsite.
Relevante informatie ontsluiten Het succes van de portaalwebsite is grotendeels afhankelijk van de inzet van de themaverantwoordelijken. Het LOM roept leidinggevende en uitvoerende handhavers op hun medewerking te verlenen en relevante informatie te ontsluiten voor de handhaving. Het handhavingsportaal is ten slotte een product door en voor de handhavers van de leefomgeving. Door ook met andere beheerders van andere relevante websites om de tafel gaan zitten om nog meer informatie te ontsluiten, wil het LOM een handhavingsportaal bieden met actuele handhavingsinformatie voor de handhaving in brede zin.
.
> Voor meer informatie: www.handhavingsportaal.nl
13 InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
LANDBOUW
Gelijk speelveld voor Europese varkenshouderijen? Er wordt soms beweerd dat EU-lidstaten de Europese regels voor varkenshouderijen niet even streng toepassen. Voor IMPEL, een EU-platform voor vergunningverleners en inspecteurs, aanleiding dit te onderzoeken. Er zijn inderdaad grote verschillen. Sommige verschillen komen voort uit de klima tologische en lokale milieusituatie. Sowieso kunnen de lidstaten veel van elkaar leren, waardoor het niveau van vergunningverlening en handhaving kan toenemen. IPPC-varkenshouderijen, weten elkaar nu te vinden.”
Mest
Het IMPEL-onderzoek vond begin 2009 plaats. Er werden gezamenlijke inspec ties uitgevoerd in drie EU-lidstaten, een enquête gehouden en een kennisuitwisselingsnetwerk opgezet. Ter afsluiting kwamen in juni zo’n 30 deelnemers bijeen in Utrecht. Projectleider John Visbeen (provincie Utrecht): “We wilden van elkaar leren, zien of de EU-landen de BREF intensieve veehouderij verschillend toepassen, ‘best practices’ benoemen en aanbevelingen formuleren voor onszelf en de EU. Deze doelen zijn gehaald! En heel belangrijk: de deelnemers, vergunningverleners en handhavers van
Het project richtte zich op mestopslag, mest uitrijden, huisvestingssystemen, nageschakelde technieken en de beoordeling van geur. “De aandachts punten en aanpak verschillen sterk per land”, zegt Visbeen. “Italië heeft bijvoorbeeld veel aandacht voor bescherming van grondwater tegen de gevolgen van mestopslag. Of een land nu een tekort of overschot heeft aan mest, het uitrijden van mest belast de lucht en het water. Varkenshouders in Polen moeten daarom tenminste 70% van het land waarop ze de mest uitrijden zelf in eigendom hebben. Letse varkenshouders moeten van te voren een uitrijplan voorleggen aan het bevoegd gezag.”
Huisvesting In Nederland is er vanwege geur en ammoniak veel aandacht voor emissiearme stalsytemen. Ook andere lidstaten beschrijven het huisvestingssysteem in
de milieuvergunning, maar vaak minder gedetailleerd. Visbeen: “In sommige landen zijn milieu-inspecteurs niet bevoegd de stallen binnen te gaan, waardoor slechts beperkt controle mogelijk is. Je ziet verder discussie tussen bevoegd gezag en veehouders over de termijn waarop veehouders moeten investeren in milieuvriendelijker stallen.” Nageschakelde luchtzuiverings technieken, zoals een gaswasser en biofilter, worden maar in weinig landen toegepast. Ze zijn redelijk kostbaar en niet altijd toepasbaar bij bestaande stallen. Ze kunnen wel effectief de emissies van ammoniak, geur en fijn stof verminderen.
Geur Bij veel lidstaten ontbreken instru menten om geurhinder te voorkomen. Sommige lidstaten regelen geur door een minimale afstand tussen veehouderij en omwonenden te eisen; deze afstanden verschillen per land. Omdat geur het gevolg is van verschillende bronnen: de stallen, mestopslag en uitrijden van mest, kan een integraal geurmanagementplan zinvol zijn.
Inspectierichtlijnen Visbeen: “Omvang en detaillering van milieuvergunningen verschilt sterk per lidstaat. Voor de inspecteur en de veehouder is het vooral belangrijk dat de vergunning begrijpelijke en naleef bare eisen stelt. Inspectierichtlijnen kunnen de kwaliteit van de inspecties verbeteren. Nog genoeg te doen dus!”
.
AMMONIAK EN VEEHOUDERIJEN
Aangepaste stalbeschrijvingen op InfoMil.nl Tegelijk met de meest recente wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij in mei 2009 zijn meerdere stalbeschrijvingen voor agrarische vergunningverleners en toezichthouders op de site van InfoMil aangepast. De wijzigingen betreffen vaak voortschrijdend inzicht op het gebied van bijvoorbeeld controlemetingen of onderhoud. De technische aanpassingen zijn beperkt. De nieuwe stalbeschrijvingen – ook wel leaflets genoemd - zijn daarom ook van toepassing op bestaande stalsystemen van vóór de wijzigingen. De oude leaflets zijn daardoor meestal niet meer relevant. Ze kunnen nog wel relevant zijn als bijvoorbeeld de oude leaflet in de voorschriften van de vergunning is opgenomen. Als dit het geval is, kan de vergunning hierop worden aangepast met een ambtshalve wijziging op grond van artikel 8.23 Wet milieubeheer.
Luchtwassers De omvangrijkste wijziging in de nieuwe leaflets zijn de aangepaste beschrijvingen voor luchtwassers. In alle beschrijvingen staat een verwijzing naar het technisch informatiedocument ‘Luchtwassystemen voor de veehouderij’. Dit informatiedocument is via de website van InfoMil te downloaden. Het biedt een betere en volledigere invulling van de technische aspecten van luchtwassers dan de oorspronkelijke bijlagen van
de luchtwasserleaflets. Een luchtwasser voldoet pas aan de stalbeschrijvingen wanneer aan de voorwaarden in het informatiedocument wordt voldaan. Doordat het informatiedocument in de nieuwe leaflets is opgenomen, heeft het meer status gekregen. Luchtwasserdocument: www.infomil.nl > landbouw, tuinbouw > ammoniak en veehouderijen > Regeling Ammoniak en Veehouderij > Technische informatiedocumenten.
.
14 InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
LU C H T K WA L I T E I T
Bijeenkomst werken met het NSL in de praktijk Op 24 november organiseert InfoMil samen met VROM en RIVM de voorlichtingsbijeenkomst ‘Aan de slag met het NSL!’. De bijeenkomst in Beurs-WTC te Rotterdam is bedoeld voor medewerkers luchtkwaliteit van overheden in de NSL-gebieden. Aanleiding voor de bijeenkomst is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat per 1 augustus 2009 van kracht is. In 2010 gaat de monitoring van het NSL van start. Doel van de bijeenkomst is overheden praktische handvatten te bieden om met het NSL te werken. De nadruk ligt op de uitvoering van projecten en maatregelen uit het NSL en de monitoring.
• Informatie over taken en verantwoordelijkheden in de monitoring van het NSL;
• In oktober is de pilot monitoring
afgerond. Het resultaat is een draaiboek voor overheden, dat tijdens de bijeenkomst wordt gepresenteerd; • Presentatie en toelichting van de Monitoringstool (zie ook de helpdeskvraag op pagina 5).
Onderwerpen
Aanmelden
Dit kunt u verwachten: • Projecten onderbouwen met het NSL: zowel de procesmatige kant van de onderbouwing - hoe motiveer ik projecten met het NSL - als de technische kant - hoe bereken ik of het past worden belicht; • Praktische informatie over de uitvoering van maatregelen;
De bijeenkomst maakt gebruik van de faciliteiten van de Schakeldag van InfoMil. Tijdens de pauzes kunt u collega’s van andere vakgebieden ontmoeten en het Marktplein van de Schakeldag bezoeken. Aanmelden kan via www.infomil.nl/NSL-bijeenkomst.
.
O M G E V I N G S V E R G U N N I N G / WA B O
Wabo en gevolgen voor uitwegenbeleid van provincies De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) heeft gevolgen voor het uitwegenbeleid van provincies. In dit artikel beschrijven we de belangrijkste gevolgen. De Wabo treedt waarschijnlijk op 1-1-2010 in werking en beoogt te komen tot één loket voor een aantal procedures met betrekking tot de omgeving. Ook de toestemming om de zogenaamde provinciale uitweg (een uitrit van een pand/ perceel op een provinciale weg) te mogen aanleggen, zal onder de Wabo gaan vallen. Wat betekent dit globaal voor provinciale uitwegen? • B&W worden bevoegd gezag voor bijna alle provinciale uitwegen, dus ontheffingverlening en handhaving, inclusief gedogen; • B&W zijn verplicht de provincie om advies te vragen; • De provinciale wegenverordening en de beleidsregels moeten worden aangepast; • Met de gemeenten moeten afspraken worden gemaakt over de handhaving. Verder bepaalt de Wabo in artikel 2.26, derde en vierde lid, dat het bevoegd gezag de bij de betrokken verordening aange wezen bestuursorganen in de gelegenheid stelt advies uit te brengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag voor een omgevings vergunning. Dit is dus verplicht.
Alleen als de uitweg behoort bij een inrichting waarvoor de provincie bevoegd gezag is, blijft de provincie ook voor de uitweg het bevoegd gezag.
Toetsingskader en meldingstelsel Het toetsingskader dat in de verordening is opgenomen, dient het bevoegd gezag (dus ook de gemeente) onverkort toe te passen bij de verlening van omgevingsvergunningen. Het kan voorkomen dat in een provinciale verordening, voor standaarduitwegen, een meldingstelsel is opgenomen. Een melding betreft in principe geen toestemming. De provincie blijft het bevoegd gezag voor deze melding. Voor die betreffende wegen zijn de algemene regels van de verordening leidend. Het is raadzaam om goed met de betrokken gemeenten te communiceren over een eventueel meldingstelsel.
Overtredingen Overtreding van een voorschrift dat aan een omgevingsvergunning voor een uitweg is verbonden, wordt een economisch delict, zij het wel van de lichtste categorie. Ook het uitvoeren van vergunningplichtige activiteiten met betrekking tot een uitweg, zonder daartoe verleende
omgevingsvergunning, wordt een economisch delict van de lichtste categorie. Via de verbodsbepaling in de Wegenverordening en artikel 2.2, eerste lid, Wabo kom je bij het algemene verbod in artikel 2.3, aanhef en onder c (nieuw), Wabo om zonder vergunning 'activiteiten' uit te voeren (zoals gedefinieerd in artikel 1.1 Wabo, welke definitie óók artikel 2.2 omvat).
Overgangsrecht Uit artikel 1.3, eerste lid, Invoeringswet Wabo blijkt dat bestaande ontheffingen worden gelijkgesteld met omgevingsvergunningen. Ook voorschriften of beperkingen die aan deze vergunningen zijn verbonden blijven van kracht.
Verboden in Wegenverordening De verboden in de Wegenverordening blijven wel bestaan, maar gelden na inwerkingtreding van de Wabo als verboden om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Beleidsregels De beleidsregels verliezen op de datum van inwerkingtreding van de Wabo voor een deel hun rechtsgeldigheid, namelijk voor zover het Wabo-bevoegdheden van B&W betreft. Voor de advies bevoegdheid van GS zijn ze nog wel relevant. Het is voor te stellen dat gemeenten in hun beleidsregels het provinciale beleid willen overnemen. Het kan veel winst opleveren als provincies en gemeenten hierover afstemmen.
.
15 InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
Raakvlakken Cultuurverandering: “Je moet zelf de verandering zijn!” Regionaal ambassadeur regeldrukvermindering en burgemeester van Renkum Jean-Paul Gebben is groot pleitbezorger voor meer aandacht voor cultuur binnen de organisatie. “We schrijven dikke reorganisatie plannen, maar het woord ‘cultuur’ komt er niet in voor. Neem de Wabo. Daar gaat het nu vooral om verandering in werkprocessen, maar niet om de mensen die vanuit verschillende ‘subculturen’ binnen een organisatie moeten samenwerken om zaken sneller af te handelen. Dat is óók belangrijk.” Dé cultuur ziet men als moeilijk grijpbaar, maar volgens Gebben is het best in concrete acties om te zetten. Zo stelde Gebben in zijn eerste jaar als burgemeester twee doelen: de telefonische bereik baarheid verbeteren van een 6,3 naar een 7,2 en 80% meer brieven
binnen de wettelijke termijn afhandelen. “Cultuur heeft te maken met houding en gedrag, verantwoordelijkheid nemen en geven. Dat vraagt leiderschap en durf in de gemeentelijke organisatie.”
Pr a k t i j k O l d e n z a a l De gemeente Oldenzaal brengt 'subculturen' van de disciplines Bouw en Milieu actief bij elkaar. Samenwerken en integraal oppakken van handhavingstaken kan zowel inhoudelijk (vanuit meerdere regelgeving), organisatorisch (bijvoorbeeld één inspecteur) als procedureel (planning en uitvoering afstemmen vanuit verschillende invalshoeken) worden benaderd.
Vertrouwen “Zo langzamerhand zijn we in de situatie terecht gekomen dat we op basis van incidenten en gedrag van een enkele burger en onder nemer onze wet- en regelgeving baseren. In plaats uit te gaan van vertrouwen en de eigen verant woordelijkheid van ondernemers, timmeren we het aan de voorkant dicht. Eén ondernemer overtreedt de wet en vervolgens moeten alle ondernemers daar voor boeten en dikke pakken papier invullen om een vergunning te krijgen. We zijn zover doorgeslagen dat als het fout gaat, de samenleving vrijwel vanzelfsprekend naar de overheid wijst. Die had beter moeten opletten en ons moeten waar schuwen. Nee, burgers en onder nemers zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun daden en als overheid moeten we daar op vertrouwen.”
zijn werk goed heeft gedaan. Overtreedt een gecertificeerde aannemer de regels, dan volgt een waarschuwing. Bij een volgende overtreding verliest het bedrijf zijn certificering en volgt een forse boete. Daarmee verkorten we de procedure en verlagen we de kosten voor de burger en ondernemer.” "Veranderen gaat niet vanzelf. Je moet vooral zelf de verandering zijn", stelt Gebben. “Daag mensen uit tot het maken van fouten, anders steken ze nooit hun hoofd boven het maaiveld uit en blijven ze aan de veilige kant zitten. Binnen elke organisatie werken koplopers die de verandering tot stand kunnen brengen. Richt je vooral op deze mensen. Laten zij de kar trekken, laat de achterhoede voor wat die is en stop er geen energie in.”
.
Vertaling naar praktijk a a n pa k c u lt u u r v e r a n d e r i n g SenterNovem start dit najaar met zes gemeenten een cultuur veranderingstraject. Daarin worden barrières in kaart gebracht en een aanpak voor cultuurverandering ontwikkeld. De ervaringen van de gemeenten worden gemonitord en omgezet in handzame producten. Meer informatie: Stina Larsson (070) 373 54 62,
[email protected] en www.bewijsvangoededienst.nl.
Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties Op 10 juli 2009 ondertekenden VROM, V&W, LNV, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen het convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties. Hierin staan afspraken over de overgang van een bodembeleid naar een bodemontwikkelingsbeleid. De nadruk ligt hierbij niet meer alleen op bodemsanering, maar ook op het creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem. Gemeenten en provincies worden verantwoordelijk voor de aanpak van de meest vervuilde locaties, voor grootschalige grondwaterverontreinigingen en voor de ondergrondse ruimtelijke ontwikkeling. In het convenant staan deze
doelstellingen centraal:
• Verdere decentralisatie van het Rijk naar het bevoegd gezag;
• Verwerven van kennis over de risico’s van het gebruik van de ondergrond;
Gebben stelt dat overheden hun aandacht beter naar de hand having kunnen verleggen. “Zo kunnen we bij het afgeven van de bouwvergunning werken met gecertificeerde aannemers. Aanvragen van gecertificeerde aannemers controleren we dan alleen nog op hoofdzaken en we gaan er vanuit dat de aannemer
• Benutten van de kansen van de ondergrond (voor bijvoorbeeld ondergronds bouwen, bodemenergie, CO2- en gasopslag); • Optimaliseren van samenhang en afstemming tussen de verschillende beleidsdoelen (energie, water, biodiversiteit, bodem en ruimtelijke ontwikkeling); • Sanering van alle locaties met gevaar voor de volksgezondheid vóór 2015; • In kaart brengen van alle overige locaties met verontreinigde grond en opstellen van een aanpak voor het saneren van deze locaties;
• Waar nodig aanpassen van de bestuurlijke taakverdeling, toegesneden op een optimale uitvoering van taken en bevoegdheden. Het convenant wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma met concrete acties, organisatie, verantwoordelijkheden en planning. Het uitvoeringsprogramma is dit najaar gereed.
.
> Meer informatie: www.bodemconvenant.nl.
16 InfoMil Nieuws 55, oktober 2009
I n m e m o r i a m K e e s va n d e n B o s c h Op 3 augustus 2009 overleed onze collega Kees van den Bosch (53) aan de gevolgen van een duikongeval. Kees was sinds 2000 werkzaam bij InfoMil en heeft een belangrijke bijdrage geleverd als deskundige op het gebied van luchtkwaliteit, stookinstallaties en de relatie tussen ruimtelijke ordening en milieu. Met name rond de luchtkwaliteitmodellering heeft Kees een sturende en initiërende rol vervuld, onder meer als secretaris van het Platform Kwaliteit Luchtmetingen en als voorzitter van de beheerscommissie Nieuw Nationaal Model en de werkgroep Modellen. Sinds 2007 was Kees tevens werkzaam bij het Bureau Energieprojecten. Kees was gedurende een aantal jaar een gewaardeerd lid van de Ondernemingsraad. Kees was een deskundige, gedreven, maar bovenal betrokken collega die met energie, humor en collegialiteit kennis en mensen bij elkaar wist te brengen. We zijn trots Kees als collega gehad te hebben. Onze gedachten gaan uit naar zijn familie en vrienden. Collega’s InfoMil
Nieuw landelijk netwerk Activiteitenbesluit InfoMil en VROM hebben onlangs het landelijk netwerk Activiteitenbesluit opgericht. Deelnemers zijn ongeveer 25 handhavers en vergunningverleners met veel kennis over het Activiteitenbesluit en vertegenwoordigers van InfoMil en VROM.
Doelen netwerk VROM en InfoMil willen het netwerk gebruiken om te peilen waaraan hand havers en vergunningverleners behoefte hebben als ze hun taken rondom het Activiteitenbesluit beter willen uitvoeren. Ook willen de initiatiefnemers van het netwerk toekomstige wijzigingen van het Activiteitenbesluit toetsen op hun praktische toepasbaarheid. De deelnemers aan het netwerk houden elkaar op de hoogte van ontwikkelingen rondom het Activiteitenbesluit en verspreiden hun opgedane kennis bij de achterban binnen de eigen organisatie of regio. Via de leden van het netwerk kunnen andere vergunningverleners en handhavers ook hun mening geven over ontwikkelingen rondom het Activiteitenbesluit en aangeven welke ondersteuning zij wensen. Het netwerk wordt zoveel mogelijk landsdekkend gemaakt.
elkaar te komen. Daarnaast kunnen deelnemers via een ‘workspace’ ervaringen uitwisselen. Informatie die interessant is voor alle handhavers en vergunningverleners, komt op de InfoMil-site onder de rubriek ‘Overheden voor overheden’.
‘Train-de-trainer-bijeenkomst’ Daarnaast organiseert InfoMil één maal per jaar een ‘train-de-trainer-bijeenkomst’ voor alle deelnemers aan het netwerk. Een aantal specialisten van onder andere InfoMil spijkert de kennis van de deel nemers intensief bij op onderwerpen die de deelnemers zelf aandragen. Met de opgedane kennis kunnen de leden van het netwerk hun achterban goed informeren over het Activiteitenbesluit.
Vier maal per jaar
De eerste bijeenkomst vindt plaats op 3 november bij SenterNovem in Utrecht. Het programma voor deze ‘train-detrainer-bijeenkomst’ is nog niet definitief, maar mogelijke onderwerpen zijn: • juridische aspecten: specifieke discussiepunten over de melding en toepassing van bijlage 1; • de relatie met het Besluit bodemkwaliteit; • wijzigingen op het gebied van externe veiligheid; • de aanpak van luchtemissies; • afvalwaterlozingen; • aanpassingen Activiteitenbesluit 1e tranche, onder andere de natte koeltorens.
Eind september vond de eerste bijeenkomst van het netwerk plaats. Bedoeling is om standaard vier maal per jaar bij
> Nadere informatie over het netwerk is te vinden op www.infomil.nl/nieuwslinks
Basis netwerk De basis van het netwerk wordt gevormd door de trainers die de BARIM-training (Besluit algemene regels voor inrich tingen milieubeheer) hebben verzorgd. Deze BARIM-training uit 2007 en 2008 is opgezet door het Platform milieuhand having Grote Gemeenten. Meer dan 2000 handhavers en vergunningverleners van gemeenten en milieudiensten bezochten deze training en zijn opgeleid om het Activiteitenbesluit goed uit te voeren.
Aandachtsgebieden Activiteitenbesluit Afvalpreventie en scheiding Afvalverbranding Afvalwater Agrarische amvb's Ammoniak en veehouderijen Asbest BBT en BREFs Biomassa Bodem Chemische stoffen Duurzame ontwikkeling, techniek Energie E-PRTR Europese richtlijnen landbouw Fijn stof Geluid Geur Glastuinbouw Handhaving Hinder, gezondheid Integrale milieuregels IPPC Jurisprudentie Klimaat, lucht Koudemiddelen Landbouw, tuinbouw Legionella Lucht in het Activiteitenbesluit Luchtemissie beperkende technieken Luchtkwaliteit MER Meten luchtemissies NEC richtlijn NeR Omgevingsvergunning / Wabo Openbaarheid Ruimte Ruimtelijke ordening en milieu Stookinstallaties Veiligheid Vervoermanagement VOS Water, bodem Wet milieubeheer Wro Zwemwater
Colofon InfoMil Nieuws verschijnt viermaal per jaar. Het abonnement is gratis. Aanvragen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk. De volgende InfoMil Nieuws verschijnt in december 2009. Overnemen met bronvermelding is toegestaan. Redactieadres: SenterNovem, postbus 93144, 2509 AC Den Haag, e-mail:
[email protected], internet: www.infomil.nl. Interviews en eindredactie: Carolien Hovenier, toelis tekst|communicatie, Den Haag. Omslagfoto: Hollandse Hoogte, vormgeving: Haagsblauw, Den Haag. Coördinatie voor InfoMil: Tanja Swillens. Oplage: 5.800 exemplaren. ISSN 1570-4319. SenterNovem | Is een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken | Voert beleid uit voor diverse overheden | Stimuleert innovatie en duurzaamheid In opdracht van