Thema 1 Jij HOORT erbij!
ISBN 978-90-301-3531-9
9 789030 135319
1.1
Ontwerp en opmaak cover: The Line, Handmade Monsters Opmaak binnenwerk: The Line Ontwerp binnenwerk: Crius Group Illustratieverantwoording: Jonas Van de Vyver Fotoverantwoording: © Technopolis Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37
[email protected] www.plantyn.com
Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst.
NUR 191
© Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identificeren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. Zij zal uw legitieme aanspraken honoreren tegen de gangbare markttarieven. ISBN 978-90-301-3531-9
19399/0
D2012/0032/118
LES 1
Horen met je oren
TAALBENDEDOELEN
• • • •
De leerlingen herhalen de strategie voor het schrijven van hoorwoorden. De hoorwoorden die in deze les aan bod komen, zijn: woorden met moeilijke medeklinkercombinaties, samengestelde woorden, lange woorden, persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik kan het schema van de hoorwoorden juist toepassen. 2 Deze les gaat over ... De schrijfstappen voor hoorwoorden herhalen en juist toepassen. 3 Aan de slag! Oefenen 4 Flits! Dictee 5 Reflectie
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen herkennen woorden met een dubbele medeklinker in samenstellingen.
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven woorden met een dubbele medeklinker in samenstellingen juist. De leerlingen schrijven woorden met moeilijke medeklinkercombinaties juist. De leerlingen schrijven de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd die een hoorwoord is, juist.
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met een dubbele medeklinker in woorden zoals ‘parallellogram’ en ‘onmiddellijk’. De leerlingen schrijven persoonsvormen met hoorbare -t, -te en -de, -ten en -den en met stam op -t of -d in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd.
MATERIAAL Spellingboek p. 4-9 Wandplaat / kopieerblad van het schema van de hoorwoorden (kopieerblad 1.1) BLOON-taak (kopieerblad 1.4)
VOOR DE LES Je hangt de wandplaat met het schema van de hoorwoorden vooraan in de klas. Je kopieert de BLOON-taak voor alle leerlingen.
NA DE LES Je deelt de BLOON-taak uit.
1.1
LESVERLOOP
LeS 1 Horen met je oren
1 Dit kan ik al! spellingboek p. 4
Dit kan ik al! Ik kan hoorwoorden met een korte klank juist schrijven.
Hoorwoorden 1
2
De strategie voor het schrijven van hoorwoorden is in de drie vorige Zeg het woord leerjaren veel toegepast. Vraag de leerlingen of ze nog weten wat Luister aandachtig. in stukjes: kop, en staart. ‘hoorwoorden’ zijn. Laat hen dat buik begrip in hun eigen woorden omschrijven. Besluit dat het woorden zijn die je precies schrijft zoals je ze 3 Voor elke klank is er een 4passende letter. hoort. Kijk goed wat MaakSchrijf de het overgang woord op. naar het schema van de hoorwoorden in het je schreef. spellingboek. Vraag aan de leerlingen om hun spellingboek op p. 4 te openen. Plaats het schema van de hoorwoorden aan het bord. Doorloop de stappen, aan de hand van een paar voorbeelden, aan het bord. Laat de leerlingen jou vertellen wat je moet doen. 1 2
Deze les gaat over ... Hoorwoorden
het woord in stukjes: kop, buik en staart.
aandachtig.
1 In de BB-club heeft iedereen iets
1
3 2 Kevin heeft door een uiterst
van de club.
3
1
1
Zeg het woord
goed wat in stukjes: kop, omdat hij lid wou worden van Martijn, je schreef.
buik en staart.
4 Een paar kinderen van de BB-club hebben de pest
4
2
omdat het een pestkop Schrijf het woord op. 5 Het is een lastig vraagstuk
3
2 slechte tandarts slijtplekken op zijn tanden.
4
Luister aandachtig. 3het Dewoord BB-club op. kreeg op een dag een brief
buitenboords.
6 De voorzitter heeft de grootste 7 Het lijkt wel een kermis
is.
aan Martijn,
Kijk goed wat je schreef.
.
4
moeite om iedereen te laten uitpraten. , zoveel 2 lawaai maken ze.
Laat daarna twee leerlingen aan het bord een hoorwoord schrijven met het woord behulp van het schema. aandachtig.
4
3
in stukjes: kop, buik en staart.
4 goed wat je schreef.
het woord op.
1.2
1
2
3
4
1
2 Zeg het woord in stukjes: kop, buik en staart.
Luister aandachtig.
2 Deze les gaat over ...
In3een kort dictee ontdekken en herkennen de leerlingen het onderwerp 4 van vandaag: de herhaling van de strategie voor het schrijven van Kijk goed wat Schrijf het woord Lees op. hoorwoorden. elke zin hardop. Herhaal het vetgedrukte woord en je schreef. geef de leerlingen voldoende tijd om het woord te noteren. 1 Deze les gaat over ...
het woord in stukjes: kop, buik en staart.
aandachtig.
1 In de BB-club heeft iedereen iets
3 2 Kevin heeft door een uiterst
spellingboek p. 4
2
4
buitenboords.
slechte tandarts slijtplekken op zijn tanden.
goed wat 3het Dewoord BB-club op. kreeg op een dag een brief
je schreef.
Hoorwoorden van de club.
1 1
4 Een paar kinderen van de BB-club hebben de pest omdat het een pestkop
2 2
Luister aandachtig.
3 3 6 De voorzitter heeft de grootste
aan Martijn,
is.
Zeg het woord in stukjes: kop, buik . en staart.
5 Het is een lastig vraagstuk
4 4
moeite om iedereen te laten uitpraten. Kijk goed wat je schreef. , zoveel lawaai maken ze.
Schrijf het woord op.
7 Het lijkt wel een kermis
4
van Martijn, omdat hij lid wou worden
1 Verbeter de ingevulde woorden2 klassikaal. Bespreek samen met de leerlingen de strategie die ze hebben toegepast om de woorden juist te het woord aandachtig. in stukjes: kop, schrijven. buik en staart.
3
4
spellingboek p. 5
De woorden die ik invulde, zijn hoorwoorden . goed wat het woord op. je schreef. Om hoorwoorden goed te kunnen schrijven, zet ik de volgende stappen.
1
3
Ik luister aandachtig.
Ik schrijf het woord op.
2
4
Ik zeg het woord in stukjes: ‘kop’, ‘buik’ en ‘staart’.
Ik kijk goed naar wat ik schreef.
Aan de slag! Oefening 1 De bal in het doel
• •
Vul de zinnen aan. Het vetgedrukte woord kan je helpen.
Onze voetbalclub is niet groot. De club waar mijn broer speelt, is groter. Maar KV Mechelen is het grootst
.
Gisteren speelden we de hele wedstrijd in de regen. Het veld was nat, de toeschouwers waren nog natter, maar wij waren het natst
.
Ik schoot drie keer op de goal, de eerste keer veel te hoog, de tweede keer nog hoger. Ook de derde keer scoorde ik niet, maar ik schoot wel het hoogst
van iedereen!
Deze week was het gemiddeld 25 ° heet, maar vorige week haalden we gemiddeld 28 °.
1.3
De woorden die ik invulde, zijn hoorwoorden . goed wat het woord op. je schreef. goed te kunnen schrijven, zet ik de volgende stappen.
Om hoorwoorden
3 1Aan de slag!
2
Ik luister aandachtig.
Ik zeg het woord
De leerlingen lossen de oefeningen zelfstandig of in duo’s op. Oefeningen in stukjes: ‘kop’, 3 en 4 (uitdaging) zijn in te zetten differentiatie. ‘buik’als en ‘staart’ . 3Oefening 1 De bal in het doel 4 schrijfoefening het woord op. Ik kijkdat goed InIkdeze is het belangrijk denaar leerlingen het woord analyseren. wat ik schreef.
Ze oefenen woorden op -tst en -st. Wijs bij fouten op het schema van de hoorwoorden en herhaal de stappen hardop, indien nodig.
spellingboek p. 5 oefening 1
Aan de slag! Oefening 1 De bal in het doel
• •
Vul de zinnen aan. Het vetgedrukte woord kan je helpen.
Onze voetbalclub is niet groot. De club waar mijn broer speelt, is groter. Maar KV Mechelen is het grootst
.
Gisteren speelden we de hele wedstrijd in de regen. Het veld was nat, de toeschouwers waren nog natter, maar wij waren het natst
.
Ik schoot drie keer op de goal, de eerste keer veel te hoog, de tweede keer nog hoger. Ook de derde keer scoorde ik niet, maar ik schoot wel het hoogst
van iedereen!
Deze week was het gemiddeld 25 ° heet, maar vorige week haalden we gemiddeld 28 °. Vorige week was het dus het heetst
De laatste twee zinnen zijn uitdaging. De leerling kan het woord niet afleiden van een vetgedrukt woord.
.
We wonnen de wedstrijd toch met 1-0. Mijn broer won gisteren met 5-0. Zijn winst
was groter.
Zaterdag organiseerden we een wielerwedstrijd in onze wijk. Ik verloor. Ik reed het laatst
over de eindstreep.
5
1.4
Oefening 2 Zien en horen Laat de leerlingen vooraf verwoorden wat er op de prenten te zien is. Geef de leerlingen voldoende tijd om de woorden op te schrijven. Verwijs bij fouten naar het schema van de hoorwoorden. Laat alle stappen nog eens hardop zeggen, indien nodig. spellingboek p. 6 oefening 2 Oefening 2 Zien en horen
• •
Schrijf een passend woord bij elke prent. Denk aan de schrijfstappen.
rugzak
voetbal
stofzuiger
treinwagon
verkeerslicht
vliegtuig
6
1.5
Oefening 3 Twee woorden worden één De leerlingen leiden samengestelde woorden af uit korte zinnen. Geef tussendoor feedback aan de leerlingen.
Oefening 3 Twee woorden worden één
diff.: uitdaging
•
Zeg het met één woord.
Een feest in de straat is een straatfeest
spellingboek p. 7 oefening 3
.
Een riem voor je broek is een broekriem
.
Een man die vuilnis ophaalt, is een vuilnisman
.
Een wiel aan je fiets is een fietswiel
.
Acht plus tien is samen achttien
.
Oefening 3 Twee woorden worden één Een beurs je kunt ruilen, is een ruilbeurs • Zeg het waar met één woord.
.
• Bedenk zoals hierboven. Een feest inzelf detwee straatzinnen is een straatfeest . • Opgelet: het antwoord moet een hoorwoord zijn! Als je buur klaar is, mag hij de oplossing zeggen. Een riem voor je broek is een broekriem . Een man die vuilnis ophaalt, is een vuilnisman
.
Oefening 4 In de boomhut! Oefening 4 Inje de fietswiel fietsboomhut! isvan eenhet •EenVulwiel de aan juiste vorm werkwoord in.
.
De leerlingen vullen de van de werkwoorden in. Het gaat • Gebruik het werkwoord datjuiste voor devorm streep staat. plus tien is samen achttien omAcht persoonsvormen waarbij geen regel nodig. is om het woord juist te schrijven. De kunnen gewoon schrijven wat ze Een beurs waarleerlingen je kunt ruilen, is een ruilbeurs . horen. Het is niet kruipt kruipen Sander in zijn nieuwe boomhut. nodig om hier al een regel rond werkwoordspelling uit te leggen. Bedenk tweeHij zinnen zoals Die•strategie later in dithierboven. schooljaar stapsgewijs worden opgebouwd. dikke druppels op de takken. horenzelf zal hoort
•
Opgelet: het antwoord moet een hoorwoord zijn! Als je buur klaar is, mag hij de oplossing zeggen. op het dak. pletsen De regen pletst
blazen De wind blaast Oefening 4 In de boomhut!
diff.: uitdaging
spellingboek p. 7 oefening 4
• •
met stormkracht.
Vulvegen de juiste vorm het werkwoord in. veegt alle blaadjes van de tuintafel. Hijvan Gebruik het werkwoord dat voor de streep staat. kruipen
Sander kruipt
horen
Hij hoort
pletsen
De regen pletst
blazen
De wind blaast
vegen
Hij veegt
in zijn nieuwe boomhut. dikke druppels op de takken. op het dak. met stormkracht. alle blaadjes van de tuintafel.
7
7
1.6
Oefening 5 Kruisende woorden Herhaal kort hoe een kruiswoordraadsel wordt ingevuld. De leerlingen schrijven elk woord daarna nog eens op. Bespreek de oplossing klassikaal. Verwijs naar de stappen voor het schrijven van hoorwoorden, indien nodig. spellingboek p. 8 oefening 5
Oefening 5 Kruisende woorden
• • •
Vul het juiste woord in. Werk samen met je buur. Opgelet: elke letter krijgt een hokje! 1 3
4
k
k
e
a
r
m
s
P
2
v r
m
8
s
7
k
g
e
i
k 5
t
g
e
s
u
m
p
i
e
l
v
a
u
a
u
t
r
s
e
i
m
t
a
a
l
h
p
r
e
h
n
a
p
s
e
e 6
z
p
l
a
a
t
s
Van boven naar onder 1 Ik sprong ver, hij sprong verder, jij sprong het ... . 2 Een gebouw waar men zieken verzorgt. 3 Plaats waar je kunt kamperen. 6 Vuur in open lucht, dat vooral voor de gezelligheid wordt gemaakt. Van links naar rechts 4 Botsauto’s zijn een attractie op de ... . 5 Hiermee probeer je een geheime boodschap te maken of ontcijferen. 7 Ding waarmee je je riem vastmaakt. 8 Plek waar kinderen kunnen spelen. Schrijf elk woord nog eens.
verst
kermis
ziekenhuis
geheimtaal
kampeerplaats
gesp
kampvuur
speelplaats
8
1.7
•
Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed.
4 Flits! Vertel me hoe je het doet!
De leerlingen zoeken vijf moeilijke hoorwoorden uit deze les. Ze maken daarmee een goede zin en dicteren die zin aan hun buur. Bespreek klassikaal de woorden die leerlingen moeilijk vonden.
spellingboek p. 9
5 Reflectie
spellingboek p. 9
Dit heb ik vanDaag geleerD! Ik herhaalde de stappen om hoorwoorden juist te schrijven. • Luister aandachtig. • Zeg het woord in stukjes: kop - buik - staart. • Schrijf het woord op. • Kijk goed naar wat je schreef.
Opmerkingen
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Herhaal samen de stappen voor het onthouden s deze les Tijden van hoorwoorden. De leerlingen verwoorden de voordelen voelde ik mij:van die schijfstappen. Vraag aan de leerlingen wat ze gemakkelijk en moeilijk vonden in deze les. Tijdens deze les kon ik makkelijk volgen:
De leerlingen geven hun evaluatie ook in het spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij noteert je indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
1.8
9
LES 2
Eén krab, twee krabben
TAALBENDEDOELEN De leerlingen herhalen de strategie voor het schrijven van regelwoorden: de verlengingsregel. Ze kunnen de verlengingsregel spontaan toepassen bij woorden en stukjeswoorden met op het einde een hoorbare t of p om de eindletter te achterhalen.
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik ken de schrijfstappen voor de verlengingsregel.
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven regelwoorden die eindigen op een hoorbare p of t juist (verwerking).
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven regelwoorden die eindigen op een hoorbare p of t juist (verwerking).
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven regelwoorden die eindigen op b of p, t of d juist (verwerking).
2 Deze les gaat over ... Herhalen en toepassen van de verlengingsregel bij (stukjes)woorden die op een t-klank of p-klank eindigen. 3 Aan de slag! Oefenen 4 Flits! Dictee 5 Reflectie
MATERIAAL Spellingboek p. 10-14 Wandplaat / kopieerblad van de schema’s van verdubbelen en verenkelen (kopieerblad 1.5) en van de verlengingsregel BLOON-taak (kopieerblad 1.7) Kleurpotloden
VOOR DE LES Je hangt de wandplaat met de schema’s van verdubbelen en verenkelen en van verlengen vooraan in de klas. Je schrijft de zinnen van Flits! op de achterkant van het bord. Je kopieert de BLOON-taak voor alle leerlingen.
NA DE LES Je deelt de BLOON-taak uit.
2.1
LESVERLOOP
LeS 2 eén krab, twee krabben
1 Dit kan ik al! spellingboek p. 10
Dit kan ik al! Ik kan woorden die op een t-klank of p-klank eindigen juist spellen door ze eerst te verlengen.
LeS 2 eén krab, twee krabben De leerlingen gaan direct aan de slag in het spellingboek. Ze zullen zonder veel problemen kunnen aanvullen wat de verborgen juf d of verlengingsregel t op het einde goed? Verleng je hoorthet hoe het moet! leerjaar geoefend. zegt.IsDe wordt alenvanaf tweede en je hoort hoe het moet! Is b of p op het einde goed? Verleng Aan het einde van het derde leerjaar hebben de leerlingen die regel ook in het Hoor je t of p in het midden van een woord? Verleng stukjeswoorden toegepast. Dit kan ik al! woordstuk en je weet hoe het hoort! Ik kan woorden die op een t-klank of p-klank eindigen juist spellen Bespreek wat de verborgen zegt. Wijs eventueel op de wandplaat door ze eerst tejuf verlengen.
met
de schrijfstappen voor de verlengingsregel. Deze les gaat over ...
spellingboek p. 10
• •
Kijk goed naar de prent. Zoek het passende woord en schrijf het op.
Is d of t op het einde goed? Verleng en je hoort hoe het moet! en je hoort hoe het moet! Is b of p op het einde goed? Verleng het Hoor je t of p in het midden van een woord? Verleng woordstuk en je weet hoe het hoort!
Deze les gaat over ...
Besteed extra aandacht aan het schrijven van de stukjeswoorden. Herhaal •poppenkast Kijk goed naar de prent. boomhutbestaat. De term de term ‘stukjeswoord’. Hetverkeersbord is een woord dat uit stukjes • Zoek het passende woord en schrijf het op. ‘stukjeswoord’ is belangrijk voor het toepassen van de schrijfstappen voor de verdubbelings- en verenkelingsregel. Een stukjeswoord kun je herkennen door het woord in stukjes te zeggen en/of te klappen. Oefen dat even klassikaal met de leerlingen. Merk op dat dat niet altijd hetzelfde is als het splitsen in lettergrepen. Een woord in stukjes zeggen is gebaseerd op het auditieve aspect.
10
spinnenweb krab poppenkop Bijvoorbeeld We zeggen het woord ‘bossen’ in stukjes: bo-ssen. In lettergrepen wordt het natuurlijk: bos-sen. Het splitsen in lettergrepen is geen leerinhoud voor het basisonderwijs.verkeersbord poppenkast boomhut
Laat de leerlingen zelf stukjeswoorden bedenken, waarin ze op het einde van het woordstukje een t of p horen. Voorbeelden: grootmoeder, hoofdstad, voetstuk ...
2 Dezespinnenweb les gaat over ... 10
krab
poppenkop
Woorden die op een t-klank of p-klank eindigen juist spellen door ze eerst te verlengen. De leerlingen schrijven het woord op dat bij de prent hoort. Bespreek de oplossingen. Bij welke woorden hebben de leerlingen de verlengingsregel toegepast?
2.2
woordstuk en je weet hoe het hoort!
Deze les gaat over ...
• •
spellingboek p. 10
Kijk goed naar de prent. Zoek het passende woord en schrijf het op.
poppenkast
verkeersbord
boomhut
spinnenweb
krab
poppenkop
10
3 Aan de slag! De leerlingen lossen de oefeningen zelfstandig of in duo’s op. Oefeningen 3 (aanloop) en 4 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Opwarmertje Laat de leerlingen de woorden in stukjes zeggen of klappen. Verwijs eventueel naar de verlengingsregel voor de juiste schrijfwijze. spellingboek p. 11 oefening 1
Aan de slag! Oefening 1 Opwarmertje
• •
Voeg de woordstukken samen en je krijgt twee nieuwe woorden. Schrijf ze op. Kleur de d en de b.
krabje
brandweerman
weer - je - brand - man - krab Oefening 2 Hoor je wat je schrijft?
•
Schrijf een passend woord bij elke prent.
• Opgelet:2zoek woorden waarbij je op het einde een t of p hoort. Oefening Hoor je wat je schrijft? • Omcirkel elk woord dat je eerst hebt verlengd. In deze oefening schrijven de leerlingen een woord onder elke prent. Bespreek, indien nodig, wat er op de prenten te zien is. Laat de woorden omcirkelen, waarbij de leerlingen de verlengingsregel expliciet hebben toegepast. Het woord club is een uitzondering. Het is immers ‘clubs’. Schenk even aandacht daaraan. ‘Club’ is een woord dat uit het Engels komt en daardoor wordt het meervoud anders gevormd. De meeste leerlingen zullen dat onbewust direct goed doen. Sta bij deze oefening even stil bij de bedoeling van de regel. We passen piraat hoed duikboot die toe, als we op het einde van een woord of woordstukje een t of een p horen en twijfelen aan de schrijfwijze. Aan sommige woorden twijfelen we niet meer: die hoeven we niet meer te verlengen. Bespreek dat moeilijke woorden voor elke leerling andere woorden kunnen zijn.
2.3
weer - je - brand - man - krab
spellingboek p. 11 oefening 2
Oefening 2 Hoor je wat je schrijft?
• • •
Schrijf een passend woord bij elke prent. Opgelet: zoek woorden waarbij je op het einde een t of p hoort. Omcirkel elk woord dat je eerst hebt verlengd.
duikboot
piraat
hoed
baard
zeehond
krab
club
vierkant
zwaard
ooglap
strand
web
Oefening 3 Van groot naar klein Laat de leerlingen de opdracht lezen. Laat hen de woorden omcirkelen, waarbij de verlengingsregel werd toegepast. Waarschijnlijk is het verlengen voor sommige leerlingen hier noodzakelijker dan in oefening 2. Bespreek waarom dat zo is. Oefening 3 Van groot naar klein
diff.: aanloop
• •
Schrijf het verkleinwoord bij elke prent. Omcirkel elk woord dat je eerst hebt verlengd.
spellingboek p. 12 oefening 3
2.4
potloodje
soldaatje
schubje
eendje
11
12
schubje
eendje
zeehondje
voetbalveldje
eilandje
webje
bootje
stepje
spellingboek p. 12 oefening 3
Oefening 4 Midden in het web! In deze oefening categoriseren de leerlingen woorden die eindigen op b of p.
Oefening 4 Midden in het web!
• •
Verbind de letter in het web met de juiste letters rond het web. Schrijf het woord in de juiste kolom. ri
schro
diff.: uitdaging
stro kra
b (ik) he
p
we
scho
kro b
kla
spellingboek p. 13 oefening 4
kna
p
krab
strop
web
krop
(ik) heb
klap
rib
schop
schrob
knap
Oefening 5 Foei! Ik knoei!
• Bekijk het blaadje. De schrijver heeft geknoeid met inkt. • Welke letter zit onder de inktvlek? Oefening 5 Foei! Ik knoei! • Schrijf de woorden volledig schrijflijnen. In deze oefening wordenop dedelaatste letters van de woorden (t of d) ingevuld.
achtergron
achtergrond
sieraa
sieraad
evenwich
evenwicht
berei
bereid
gedul
geduld
oerwou
oerwoud
instrumen
instrument
2.5
spellingboek p. 13 oefening 5
rib
schop
schrob
knap
Oefening 5 Foei! Ik knoei!
• Bekijk het blaadje. De schrijver heeft geknoeid met inkt. • Welke letter zit onder de inktvlek? • Schrijf de woorden volledig op de schrijflijnen. achtergron
achtergrond
sieraa
sieraad
evenwich
evenwicht
berei
bereid
gedul
geduld
oerwou
oerwoud
instrumen
instrument
verlief
verliefd
beslui
besluit
maaltij
maaltijd
Oefening 6 Stukje denkwerk
•
Bedenk zelf stukjeswoorden waarbij je een t of p op het einde van het woordstuk hoort.
Oefening 6 de Stukje denkwerk • Vervang letter t of p door een symbool. • Je buur mag bedenken de juiste oplossing zoeken. De leerlingen nu zelf stukjeswoorden waarbij je een t of p op het einde van het woordstukje hoort. Ze bespreken die met hun buur. Bespreek een aantal voorbeelden klassikaal. spellingboek p. 13 oefening 6
spellingboek p. 14 oefening 7
Oefening 7 Gaatjes vullen In deze oefening wordt een t of d, p of b op het einde van het eerste stukje in een stukjeswoord ingevuld. Oefening 7 Gaatjes vullen
• •
Schrijf de woorden op de juiste manier. Maak een zin met de woorden.
tan__arts d
tandarts
noo__zaak d
noodzaak
ten__jes t
tentjes
brandhaard bran__haard d we__site b
website
ko__stoot p
kopstoot
zee__bel p
zeepbel
Flits!
spellingboek p. 14
•
Luister goed naar de zinnen.
4 Flits! • Schrijf de zinnen op.
• Kijk na of de zinnen juist zijn. Werkwijze het grasveld een geitje. • Op Lees de driestaat zinnen. • Mijn Dicteer zin in zinvolle gehelen. oom iselke brandweerman. • Geef de leerlingen voldoende tijd om de zinnen te noteren. droom van een website bladzijden. • IkIndien nodig passenmet zewel deduizend verlengingsregel toe. • Toon de zinnen op de achterkant van het bord. • Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. • Pas demeverlengingsregel toe op de t- en p-woorden in de zinnen. Vertel hoe je het doet! • De leerlingen controleren hun zinnen en verbeteren, indien nodig.
2.6
Dit heb ik vanDaag geleerD! Ik herhaalde de verlengingsregel voor woorden die op een t-klank of
13
brandhaard bran__haard d we__site b
Dicteeko__stoot p
website kopstoot
• Luister goed naar de zinnen. zee__bel zeepbel p • Schrijf de zinnen op. • Kijk na of de zinnen juist zijn. Flits!
Op het grasveld staat een geitje. • Luister goed naar de zinnen. Mijn• oom Schrijfis de brandweerman. zinnen op. • Kijk navan of deeen zinnen juist zijn. met wel duizend bladzijden. Ik droom website Op het grasveld staat een geitje. Mijn oom is brandweerman. Ik droom van een website met wel duizend bladzijden. Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. 5 Refl• ectie Vertel me hoe je het doet!
spellingboek p. 14
Dit heb ik vanDaag geleerD! Ik herhaalde de verlengingsregel voor woorden die op een t-klank of p-klank eindigen.
Opmerkingen
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Laat de leerlingen verwoorden wat erTijden vandaag s deze leswerd geoefend. Bespreek samen wanneer de leerlingen de verlengingsregel voelde ik mij: toepassen. Laat hen vertellen welke woorden al goed lukken en wat nog moeilijk is. Tijdens deze les kon 14
ik makkelijk volgen:
De leerlingen geven hun evaluatie ook in het spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij noteert je indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
2.7
2.8
LES 3
Hoor ik dubbel?
TAALBENDEDOELEN De leerlingen herhalen de strategie voor verdubbelen. Ze kunnen stukjeswoorden met een korte klinker juist schrijven door de strategie van het verdubbelen goed toe te passen.
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik ken de strategie voor verdubbelen. 2 Deze les gaat over ... Het toepassen van het verdubbelen op stukjeswoorden met een korte klinker. 3 Aan de slag! Oefenen 4 Flits! Dictee 5 Reflectie
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met een dubbele medeklinker juist.
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven woorden met een dubbele medeklinker juist (verwerking).
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met een dubbele medeklinker in woorden zoals ‘parallellogram’ en ‘onmiddellijk’ juist.
MATERIAAL Spellingboek p. 15-19 Wandplaat / kopieerblad met het schema van verdubbelen en verenkelen (kopieerblad 1.5) Kopieerblad dictee verdubbelen (kopieerblad 1.8) Kopieerblad met woordkaarten (kopieerblad 1.9) BLOON-taak (kopieerblad 1.10) Kleurpotloden
VOOR DE LES Je hangt de wandplaat met de stappen voor verdubbelen en verenkelen vooraan in de klas. Je kopieert de BLOON-taak voor alle leerlingen.
NA DE LES Je deelt de BLOON-taak uit.
3.1
LESVERLOOP
LeS 3 Hoor ik dubbel?
1 Dit kan ik al! spellingboek p. 15
Dit kan ik al! Ik kan stukjeswoorden met een korte klinker juist schrijven door ze in het schema te plaatsen.
Hoe schrijf ik dit woord?
Om met het schema van verdubbelen te kunnen werken, moeten de leerlingen over de volgende voorkennis beschikken.
Verdubbelen
• Het verdelen van woorden in klankgroepen (en niet in lettergrepen). Stap 1 Stap 2 Een woord wordt dus auditief gesplitst: be-dden.
Hoor je een Ik hoor een Hoor je maar • Woorden zijn stukjeswoorden. korte klinker, met verschillende korteklankgroepen klinker één medeklinker: bossen? zoals in bossen? (a, die e, i, o,woorden u). schema wordt alleen voor gebruikt.
Het
• Het verschil tussen korte, lange en andere klinkers onderscheiden. Stap 3 tussen klinkers en medeklinkers kennen. • Het verschil Schrijf twee medeklinkers: bossen. • Bepalen of je na de korte of lange klinker één of twee verschillende medeklinkers hoort. Dat noemen we verdubbelen.
De leerlingen hebben twee zinnen geleerd, waarmee ze de korte en lange • Lees om beurten een woordkaart. klinkers beter kunnen onthouden. • Volg de stappen.
Verenkelen • Bekijk goed hoe de woorden worden geschreven. •
Jan is gek Stap 1 op juf. Aap zuurkool. Hoor eet je een
Stap 2
Bespreek dat samen met je buur.
lange klinker, Deze les gaat over ... zoals in lopen?
Ik hoor een lange klinker (aa, ee, oo, uu).
Hoor je maar één medeklinker: lopen?
Herhaal de stappen van het schema voor verdubbelen en verenkelen. Schrijf het woord zoals het hoort. Wijs op dewoorden met de stappen voor verdubbelen en verenkelen Stap 3wandplaat • Lees de die in het enkelvoud staan. vooraan in de klas. Doorloop de stappen samen aan • Schrijf hun meervoud op en volg daarbij de stappen uit Dit kan ik al!. de hand van een Schrijf één klinker: lopen. voorbeeld. We werken auditief. De leerlingen luisteren goed naar het woord. Neem als voorbeeld een woord met een korte klinker, bijvoorbeeld Dat noemen we verenkelen. hart kwast harten kwasten bossen. Stel de vraag: hoe schrijf ik dat woord? kammen
Verenkelen en verdubbelen kam
fles
flessen
Stap 1 - Hoor je een korte klinker of een lange klinker in het woord vriendin brug vriendinnen bruggen bossen? Ik hoor een korte klinker (a, e, i, o, u). Vraag aan de leerlingen ook Stap 1 met Stapverschil 1 trappenduidelijk wordt: lopen. eenworst woord een lange klinker, zodattrap het worsten Ik hoor een korte klinker
(a, e, i, o, u). getal getallen
Ik hoor een lange klinker
(aa, ee, oo, uu). kers kersen
Stap 2 - Hoor je maar één medeklinker of hoor je twee medeklinkers? Bossen. Ik hoor één medeklinker. Vraag aan de leerlingen ook een woord 2 medeklinkers, zodat het verschil Stap 2 metStap twee duidelijk wordt: harten. Hoor je maar één medeklinker: bossen?
Hoor je maar één medeklinker: lopen?
Stap 3 - Schrijf twee medeklinkers: bossen. Dat noemen we verdubbelen. • De leerlingen openen het spellingboek. Ze bekijken het schema van Stap 3 Stap 3 verdubbelen in Dit kan ik al!. Schrijf twee medeklinkers: bossen. Schrijf één klinker: lopen. • Geef de leerlingen per duo een aantal woordkaarten. • De leerlingen lezen om beurten een woordkaart. westappen verdubbelen. •Dat Ze noemen volgen de in het schema.Dat noemen we verenkelen. • Ze bekijken goed hoe het woord is geschreven. • Ze bespreken dat samen met hun buur.
3.2
15
in het schema te plaatsen.
spellingboek p. 15
Hoe schrijf ik dit woord?
Verdubbelen Stap 1
Hoor je een korte klinker, zoals in bossen?
Stap 2
Ik hoor een korte klinker (a, e, i, o, u).
Hoor je maar één medeklinker: bossen?
Stap 3
Schrijf twee medeklinkers: bossen.
Dat noemen we verdubbelen. • Lees om beurten een woordkaart. • Volg de stappen. Verenkelen • Bekijk goed hoe de woorden worden geschreven. • Bespreek dat samen met je buur.
1 les gaat over ... 2 Stap Deze
Stap 2
LeS 3 Hoor ik dubbel?
Hoor je eenaan de leerlingen of Ik hoor een weten wat Hoor je maar Vraag ze nog stukjeswoorden zijn. Dat lange klinker, lange klinker één medeklinker: Deze les gaat over ... zijn woorden die we in stukjes (klankgroepen) kunnen splitsen. Laat lopen? zoals in lopen? (aa, ee, oo, uu).
de leerlingen geven en laat de woorden in stukjes Schrijf het woordenkele zoals hetvoorbeelden hoort.
Stap 3stra-ten, •splitsen: Lees de woorden die in het enkelvoudki-ppen staan. nieu-we, ... • Schrijf hun meervoud op en volg daarbij de stappen uit Dit kan ik al!. Schrijf één klinker: lopen.
Schrijf het woord zoals het hoort. Dat noemenleerlingen we verenkelen. In deze oefening schrijven meervoudsvorm van de hart kwast de kwasten harten Dit kan ikde al! gegeven woorden. kort met wateen enkelvoud Ik kanHerhaal stukjeswoorden korte klinkeren juistmeervoud schrijven doorinhouden. ze kam kammen het schema te plaatsen. fles flessen Dat gebeurt hetinbest aan de hand van enkele voorbeelden. Laat de opdracht navertellen. vriendin brug vriendinnenlezen en in eigen woorden bruggen De leerlingen lezen de woorden die in het enkelvoud staan. Stap 1 Stap 1 trappen worst trap worstenschrijven de meervoudsvorm De leerlingen van deklinker gegeven woorden in Ik hoor een korte klinker Ik hoor een lange Hoe schrijf ikkolom. dit woord? (a, e, i, o, u). (aa, ee, oo, uu). de juiste getal kers getallen kersen Ze volgen daarbij de stappen in Dit kan ik al!.
Verenkelen en verdubbelen
Verdubbelen Stap 2
Stap 2
Bespreek de schrijfwijze van de woorden laat duidelijk Hoor je maarsamen één medeklinker: Hoor je maar éénen medeklinker: Stap Stap 2 bossen?1 lopen? verwoorden wat de leerlingen hebben ontdekt. Hoor je een Ik hoor een Hoor je maar Bijvoorbeeld korte klinker, korte klinker één medeklinker: • Terras: ik hoor een korte klinker en daarnabossen? één medeklinker zoals in bossen? (a, e, i, o, u). Stap 3 schrijf de medeklinker dubbel. Stap 3 ik Schrijf twee medeklinkers: bossen. één klinker: lopen. Stap 3ik hoor een korte klinker en Schrijf • Kasten: daarna twee medeklinkers twee medeklinkers: bossen. Schrijf ik schrijf wat ik hoor. Dat noemen we verdubbelen. Dat noemen we verenkelen. Dat noemen we verdubbelen. Laat tijdens de klassikale verbetering de stappen verwoorden, zodat je zicht krijgt op wie het gebruik van het schema nog niet onder de knie • Lees om beurten een woordkaart. heeft. • Volg de stappen.
Verenkelen • Bekijk goed hoe de woorden worden geschreven. •
Stap 1
Stap 2
Bespreek dat samen met je buur.
Hoor je een lange klinker, Deze les gaat over ... zoals in lopen?
15
Ik hoor een lange klinker (aa, ee, oo, uu).
spellingboek p. 15
Hoor je maar één medeklinker: lopen?
Schrijf het woord zoals het hoort.
Stap 3 • Lees de woorden die in het enkelvoud staan. • Schrijf hun meervoud op en volg daarbij de stappen uit Dit kan ik al!. Schrijf één klinker: lopen.
hart
harten
Dat noemen we verenkelen. kwast kwasten
kam
kammen
fles
flessen
vriendin
vriendinnen
brug
bruggen
Stap 1 worst
worsten
Stap 1 trappen trap
getallen
(aa, ee, oo, uu). kers kersen
Verenkelen en verdubbelen Ik hoor een korte klinker (a, e, i, o, u). getal
Stap 2
Hoor je maar één medeklinker:
Ik hoor een lange klinker
Stap 2
Hoor je maar één medeklinker:
15
3.3
3 Aan de slag! De leerlingen lossen de oefeningen zelfstandig of in duo’s op. Oefeningen 3 (aanloop) en 4 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Ik en wij In deze oefening herschrijven de leerlingen de tekst in de wij-vorm. Bespreek met de leerlingen dat ze vanaf nu het schema van verdubbelen en verenkelen alleen hoeven te gebruiken, als ze aan de schrijfwijze van een woord twijfelen. Het is de bedoeling dat de leerlingen het schema aan de kant schuiven. Dat zal niet voor iedereen op hetzelfde moment mogelijk zijn. Zorg voor voldoende feedback en laat de leerlingen tijdig naar het schema teruggrijpen, als je merkt dat er veel fouten worden gemaakt. spellingboek p. 16 oefening 1 Aan de slag! Oefening 1 Ik en wij
• •
Lees de tekst. Schrijf hem daarna opnieuw in de wij-vorm.
Vanmiddag na school voetbal ik op de speelweide. Ik vul de bal met extra lucht, zodat die heel hard is. Ik trap de bal in het doel van de tegenstander. Mijn vrienden juichen. Dan stop ik de bal van de tegenstander vlak voor ons doel. Ik hak mijn voetbalschoen in het gras en ik val. Na het voetballen zwem ik. Ik pak mijn zwemkleren uit de tas. Ik denk ook aan mijn handdoek. Vanmiddag na school voetballen wij op de speelweide. Wij vullen de bal met extra lucht, zodat die heel hard is. Wij trappen de bal in het doel van de tegenstander. Onze vrienden juichen. Dan stoppen wij de bal van de tegenstander vlak voor ons doel. Wij hakken onze voetbalschoen in het gras en wij vallen . Na het voetballen zwemmen wij. Wij pakken onze zwemkleren uit de tas. Wij denken ook aan onze handdoeken.
Oefening 2 en de winnaar is …
16
3.4
Oefening 2 En de winnaar is … eerst stil. • Lees de tekst van het kopieerblad Dicteer daarna om beurten zin en herhaal hetbeurten vetgedrukte woord. In deze• oefening dicteren de een leerlingen om een zin voor hun buur. • Gebruik de stappen, als je twijfelt. Ze herhalen het vetgedrukte woord. • Klaar? Controleer elkaars werk. Verwijs• de leerlingen naar het schema, als ze twijfelen. Foutje gemaakt? Volg de denkstappen en verbeter. • Kies drie woorden je buur dicteerde. een zinwerk met elk woord. Als de leerlingen klaardie zijn, mogen zeMaak elkaars controleren. Als ze een foutje hebben gemaakt, volgen ze de denkstappen in het schema en verbeteren ze hun werk. De leerlingen kiezen drie woorden die hun buur heeft gedicteerd en maken een zin met elk woord.
Wij denken
ook aan onze handdoeken.
spellingboek p. 16 oefening 2
Oefening 2 en de winnaar is …
• • • • • •
Lees de tekst van het kopieerblad eerst stil. Dicteer daarna om beurten een zin en herhaal het vetgedrukte woord. Gebruik de stappen, als je twijfelt. Klaar? Controleer elkaars werk. Foutje gemaakt? Volg de denkstappen en verbeter. Kies drie woorden die je buur dicteerde. Maak een zin met elk woord.
spellingboek p. 17 oefening 2
16
middag
gewonnen
perron
winnaars
vertrekken
bouwpakket
spannende
middag
gewonnen
perron
winnaars
vertrekken
bouwpakket
spannende Oefening 3 Bende in de boom
• Hieronder zie je allemaal woorden. Oefening 3 Bende in de boom • Zet jij ze in het meervoud? De •leerlingen lezen de woorden. Let op de regel van verdubbelen en verenkelen! Ze zetten die in het meervoud. boomhut lip boomhutten lippen Ze letten daarbij op de regel van verdubbelen en verenkelen! krullenbol krullenbollen
Oefening in de boom schoolklas3 Bende schoolklassen
blik
blikken
alarmbel
alarmbellen
• Hieronder zie je allemaal woorden. sloddervos sloddervossen boekentassen • boekentas Zet jij ze in het meervoud? • Let op de regel van verdubbelen en verenkelen! boomhut
lip
lippen
krullenbol krullenbollen
blik
blikken
schoolklas schoolklassen
alarmbel
alarmbellen
boekentas boekentassen
sloddervos sloddervossen
boomhutten
diff.: aanloop
17
17
spellingboek p. 17 oefening 3
3.5
Oefening 4 Verzin een zin De leerlingen maken vier goede zinnen met de meervouden uit oefening 3. Ze gebruiken minstens zes woorden.
Oefening 4 Verzin een zin
• •
diff.: uitdaging
Maak vier goede zinnen met de woorden uit oefening 3. Gebruik minstens zes woorden.
1 De sloddervossen liet hun boekentassen overal slingeren.
spellingboek p. 18 oefening 4
2 Er zitten een paar krullenbollen in mijn klas. 3 Alle boomhutten zouden alarmbellen moeten hebben. 4 In de struiken lagen overal blikken van frisdrank.
Oefening 5 Aanpassen is wenselijk! De leerlingen passen het gegeven woord aan, zodat het in de zin past. Ze letten daarbij op de regel van verdubbelen en verenkelen! spellingboek p. 19 oefening 5
Oefening 5 Aanpassen is wenselijk!
• Pas het gegeven woord aan, zodat het in de zin past. • Let op de regel van verdubbelen en verenkelen! (dun)
Langs de stam van de boom loopt een dunne
(sterk)
Die draad is verbonden met een sterke
(stil)
Werkt het alarm wel? Er is geen geluid te horen in het stille
(ros)
Broes steekt zijn rosse
(wit)
‘Zit de witte
(schril)
‘Whiiiiwhiiii!’, het schrille
(trots)
De trotse
(fel)
Voor de dove Sander gaan de bendeleden een felle ontwerpen.
draad. batterij. Biezebos.
stekelhoofd door het raam van de hut. draad wel vast?’ roept hij naar beneden. geluid doet pijn aan de oren. Mattias heeft de alarmbel goed gemaakt. lamp
Flits!
• Luister goed naar de zinnen. • Schrijf de zinnen op. • Kijk na of de zinnen juist zijn.
In onze boomhutten hangen alarmbellen. Die maken schrille geluiden. Intussen maken wij praatjes met onze vriendinnen.
•
Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. Vertel me hoe je het doet!
18
Dit heb ik vanDaag geleerD! Ik herhaalde de verdubbelingsregel voor woorden met een korte klinker.
3.6
Opmerkingen
Tijdens deze les voelde ik mij:
4 Flits!
spellingboek p. 19
Werkwijze
Oefening 5 Aanpassen is wenselijk!
• • Lees zin woord hardop. Pas hetelke gegeven aan, zodat het in de zin past. Let op de regel verdubbelen verenkelen! tijd om te noteren. De leerlingen die • • Herhaal elkevan zin en geefen voldoende dat wensen, kunnen gebruikmaken van hun schema van verdubbelen en Langs de stam van de boom loopt een dunne draad. (dun) verenkelen. batterij. Die draad is verbonden een sterke • (sterk) De leerlingen schrijven demet zinnen op. Ze passen het schema toe, indien nodig. (stil) Werkt het alarm wel? Er is geen geluid te horen in het stille Biezebos. • Schrijf de zinnen op het bord. Pas daarbij hardop het schema van verdubbelen toe. zijn rosse (ros) Broes steekt stekelhoofd door het raam van de hut. • De leerlingen controleren en verbeteren, indien nodig. (wit)
Dictee (schril)
‘Zit de witte
draad wel vast?’ roept hij naar beneden.
‘Whiiiiwhiiii!’, het schrille
geluid doet pijn aan de oren.
• (trots) Luister goed naar de zinnen.Mattias heeft de alarmbel goed gemaakt. De trotse • Schrijf de zinnen op. dove Sander gaan de bendeleden een felle • (fel) Kijk na ofVoor dedezinnen juist zijn.
lamp
ontwerpen.
In onze boomhutten hangen alarmbellen. Flits!
• Die Luister goed naar de zinnen. maken schrille geluiden. • Intussen Schrijf de zinnen op. maken wij praatjes met onze vriendinnen. • Kijk na of de zinnen juist zijn.
In onze boomhutten hangen alarmbellen. Die maken schrille geluiden. Intussen maken wij praatjes met onze vriendinnen.
• Eenectie foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. 5 Refl Vertel me hoe je het doet!
spellingboek p. 19
Dit heb ik vanDaag geleerD! Ik herhaalde de verdubbelingsregel voor woorden met een korte klinker.
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Laat de leerlingen verwoorden hoe ze het gebruik van het schema Tijdens deze les van verdubbelen en verenkelen ervaren. Wat lukt (niet) goed en waarom? voelde ik mij: Maak tijd om ervaringen te delen. Zo leren de leerlingen van elkaar.
Opmerkingen
kon Tijdens deze De leerlingen geven hun evaluatie ook in het spellingboek aanles door de lijk volgen: van ik makke smileys te kleuren. Jij noteert je indruk van de les in het spellingboek elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
19
3.7
LES 4
Hoor ik enkel?
TAALBENDEDOELEN De leerlingen herhalen de strategie voor het schrijven van regelwoorden: verenkelen. Ze kunnen stukjeswoorden met een lange klinker juist schrijven door de strategie van het verenkelen goed toe te passen.
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik ken de strategie voor verenkelen. 2 Deze les gaat over ... De toepassing van het verenkelen op stukjeswoorden met een lange klinker. 3 Aan de slag! Oefenen 4 Flits! Dictee 5 Reflectie
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met een vrije klinker in een open lettergreep juist.
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven regelwoorden met een open lettergreep juist (verwerking).
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met de vrije klinker e als é, de vrije klinker o als au, de vrije klinker ie als i geschreven en de vrije klinker ie als ij geschreven.
MATERIAAL Spellingboek p. 20-23 Wandplaat / kopieerblad van het schema van verdubbelen en verenkelen (kopieerblad 1.5) Kopieerblad met woordkaarten (kopieerblad 1.11) BLOON-taak (kopieerblad 1.12) Kleurpotloden
VOOR DE LES Je hangt de wandplaat met de stappen voor verdubbelen en verenkelen vooraan in de klas. Je kopieert de woordkaarten van het kopieerblad voor elk duo en knipt ze los of laat ze losknippen. Je kopieert de BLOON-taak voor alle leerlingen.
NA DE LES Je deelt de BLOON-taak uit.
4.1
LESVERLOOP
LeS 4 Hoor ik enkel?
1 Dit kan ik al!
spellingboek p. 20
Verdubbelen Stap 1
Stap 2
Dit kan ik al!
Hoor je een korte klinker, zoals in bossen?
Ik hoor met een een lange klinker Hoor je juist maarschrijven door Ik kan stukjeswoorden klinker één medeklinker: ze in het schemakorte te plaatsen. bossen?
(a, e, i, o, u).
Stap 3
Schrijf twee medeklinkers: bossen.
Ken je de stappen nog?
Dat noemen we voor verdubbelen. Wijs op de wandplaat met de stappen verdubbelen en verenkelen Hoe schrijf ik dit woord? vooraan in de klas. Doorloop de stappen samen aan de hand van een voorbeeld. We werken auditief. De leerlingen luisteren goed naar het woord. Neem als voorbeeld een woord met een lange klinker: lopen. Stel de vraag: Stap 1hoe schrijf ik dat woord? Stap 2
Verenkelen Hoor je een
Ik hoor een
Hoor je maar
lange langeof klinker medeklinker: Stap 1 - klinker, Hoor je een korte klinker een lange één klinker in het woord lopen? zoals in lopen? (aa, ee, oo, uu). Ik hoor een lange klinker (aa, ee, oo, uu). Vraaglopen? aan de leerlingen ook een woord met een korte klinker, zodat het verschil duidelijk wordt: bossen.
Stap 3
Schrijf één klinker: lopen.
Lees de volgende woorden. Geef de leerlingen na elk woord de tijd om te bepalen of ze een korte een langewe klinker horen. Controleer onmiddellijk Datofnoemen verenkelen. en geef feedback.
• Lees om beurten een woordkaartje. • Volg de stappen. Verenkelen en verdubbelen tomaten - soldaten - verloren - getallen - vuurtoren - laarzen • Bekijk- vaartje goed hoe de woorden worden geschreven. haaien - kaarsen - wachter - voetstappen - koorden - terras - verdoven • Bespreek dat samen met je buur. Stap 1
Stap 1
Ik hoor een korte klinker Stap 2(a,-e,Hoor je maar één i, o,gaat u). over ... Deze les
Ik hoor een lange klinker
medeklinker of hoor je twee medeklinkers? (aa, ee, oo, uu). Lopen. Ik hoor één medeklinker. Vraag aan de leerlingen ook een woord het woord zoals het hoort.het verschil duidelijk wordt: vaartje, laarzen. met Schrijf twee medeklinkers, zodat
LeS 4 Hoor ik enkel?
• Stap Lees de 2 woorden die in het enkelvoud staan. Stap 2 • Hoor Schrijfjehun meervoud op en volg daarbij de stappen uit Ditje kan ik al!.één medeklinker: maar één medeklinker: Hoor maar
Stap 3bossen? - Schrijf één klinker: lopen. Dat noemen lopen? we verenkelen.
belsignalen avonturen avontuur belsignaal Verdubbelen • De leerlingen openen het spellingboek. Ze bekijken het
schema verenkelen in Dit kangebarentaal ik al!. bollebozen gebarentalen bolleboos Stap 1 3 voor Stap Dit kan ik al! Stap Stap 3 2 • Geef de leerlingen per duo een aantal woordkaarten.
Hoor je Schrijf een twee medeklinkers: Ik hoor met een een langeSchrijf Hoor je maar Ik kan stukjeswoorden klinker juist schrijven door bossen. één klinker: lopen. bonenstaken schoolpoorten bonenstaak schoolpoort korte klinker, klinkereen • De leerlingen lezen omkorte beurten woordkaart. één medeklinker: ze in het schema te plaatsen. bossen? zoals in bossen? (a, e, i, o, u).
• Ze volgen de stappen in het schema. speelplaatsen klasgenoten speelplaats klasgenoot Datbekijken noemengoed we verdubbelen. Dat noemen we verenkelen. • Ze hoe het woord is geschreven. Stap 3 turnzalen draden turnzaal • Ze bespreken dat samen met hundraad buur. Schrijf twee medeklinkers: bossen.
20
Ken je de stappen nog?
Dat noemen we verdubbelen.
Hoe schrijf ik dit woord?
Verenkelen Stap 1
Hoor je een lange klinker, zoals in lopen?
Ik hoor een lange klinker (aa, ee, oo, uu).
spellingboek p. 20
Stap 2
Hoor je maar één medeklinker: lopen?
Stap 3
Schrijf één klinker: lopen.
Dat noemen we verenkelen. • Lees om beurten een woordkaartje. • Volg de stappen. Verenkelen en verdubbelen • Bekijk goed hoe de woorden worden geschreven. • Bespreek dat samen met je buur. Stap 1
Ik hoor een korte klinker
Stap 1
Ik hoor een lange klinker
4.2
zoals in lopen?
lopen?
(aa, ee, oo, uu).
Stap 3
Schrijf één klinker: lopen.
2 Deze les gaat over ... Dat noemen we verenkelen.
Schrijf het woord zoals het hoort. De• leerlingen lezen de woorden die in het enkelvoud staan. Lees om beurten een woordkaartje. Volg de stappen. Ze• schrijven het meervoud op en volgen daarbij de stappen in Dit kan ik al!.
Verenkelen en verdubbelen • Bekijk goed hoe de woorden worden geschreven. • Bespreek dat samen met je buur. Stap 1
spellingboek p. 20
Stap 1
Ik hoor een korte klinker (a, e,les i, o,gaat u). over ... Deze
Ik hoor een lange klinker (aa, ee, oo, uu).
Schrijf het woord zoals het hoort.
• Stap Lees de 2 woorden die in het enkelvoud staan. Stap 2 • Hoor Schrijfjehun meervoud op en volg daarbij de stappen uit Ditje kan ik al!.één medeklinker: maar één medeklinker: Hoor maar bossen?
lopen?
avontuur
avonturen
belsignaal
belsignalen
bolleboos
bollebozen
gebarentaal
gebarentalen
Stap 3
Stap 3
Schrijf twee medeklinkers: bonenstaken bossen. bonenstaak
Schrijf één klinker: lopen. schoolpoorten schoolpoort
Dat noemen we verdubbelen.
speelplaats
speelplaatsen
klasgenoot
klasgenoten
turnzaal
turnzalen
draad
draden
Dat noemen we verenkelen.
20
3 Aan de slag! De leerlingen lossen de oefeningen zelfstandig of in duo’s op. Oefeningen 3 (aanloop) en 4 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Wat staat hier? De leerlingen vullen de ontbrekende letters in, zodat ze een woord vinden dat bestaat en in de woordspin past. Verwijs de leerlingen naar het schema van verdubbelen en verenkelen, als ze twijfelen. spellingboek p. 21 oefening 1
Aan de slag! Oefening 1 Wat staat hier?
• Woordspinnen zijn handig om een onderwerp te onderzoeken. Vul een of meer letters in, zodat je een woord vindt dat bestaat en in de spin past. Gebruik het schema, als je twijfelt.
sold aat
t or en
Sprookje sp ook
zw aan
kast eel
p ar el
t ov enaar
Oefening 2 Nog eentje ...
4.3
kleurpotl ood
pens eel
kast eel
p ar el Oefening 2 Nog eentje … De leerlingen vullen de ontbrekende letters in, zodat ze een woord vinden dat bestaat en in de woordspin past. t ov enaar
spellingboek p. 21 oefening 2
Oefening 2 Nog eentje ...
pens eel
kleurpotl ood
knutSelen
kni pp en
pla kk en
t ek enen 21
Oefening 3 De vuurtoren in de zeehaven diff.: aanloop Je deelt de woordkaarten van het kopieerblad uit. De leerlingen spreken af wie het eerst een woord mag lezen. Ze nemen een woordkaart en lezen het woord eerst stil. Daarna lezen ze het hardop. De andere leerlingen schrijven het woord op. Ze controleren het woord. Als ze een foutje hebben gemaakt, zetten ze de stappen opnieuw met het schema van verdubbelen en verenkelen en verbeteren ze hun oplossing. spellingboek p. 22 oefening 3 Oefening 3 De vuurtoren in de zeehaven
Oefening Enhet nu zelf! • Spreek af4wie eerst een woord mag lezen. Neemoefening een woordkaart en leesde het leerlingen woord eerst stil.zelf woorden met verdubbeling en In • deze zoeken • Lees het dan hardop. De andere leerlingen schrijven het woord op. verenkeling.
• Controleer het woord. • Foutje gemaakt? Volg de denkstappen en verbeter. Oefening 4 en nu zelf!
• Zoek zelf woorden met verdubbeling en verenkeling.
diff.: uitdaging
Voorbeeld Verdubbeling met t: schitteren Verenkeling met u: sturen
spellingboek p. 22 oefening 4
Verdubbeling
Verenkeling
k > kk
smak > smakken
ee > e
steek > steken
l > ll
smal > smalle
aa > a
staal > stalen
oo > o
stoom > stomen
m > mm kam > kammen
Oefening 5 Lekker drankje
• Vul het recept in. • Pas de regel voor verdubbeling of verenkeling toe. Neem een liter vo ll e (l/ll) melk. olade bij. stu kk en (k/kk) bi tt ere (t/tt) choc
4.4
Verenkeling met u: sturen Verdubbeling
Verenkeling
k > kk smak > smakken steek > steken ee > e Oefening 5 Lekker drankje De lleerlingen vullen het recept in. smal > smalle staal > stalen > ll aa > a Ze passen de regel voor verdubbelen en verenkelen toe. m > mm kam > kammen
spellingboek p. 22 oefening 5
oo > o
stoom > stomen
Oefening 5 Lekker drankje
• Vul het recept in. • Pas de regel voor verdubbeling of verenkeling toe. Neem een liter vo ll e (l/ll) melk. (t/tt) chocolade bij. Doe er vijf stu kk en (k/kk) bi tt ere eren (d/dd) in het mengsel. Versni pp er (p/pp) drie muntbla d . Mix er drie sprinkha n en (n/nn) door bij. Gooi er vier geitenkeu t els (t/tt) ). (k/kk Laat goed doorko k en Laat het drankje afkoe l en (l/ll). m) en ro z e (z/zz) Werk af met schi mm elpoeder (m/m ha g elslag (g/gg).
? jij ook ende, lb a a T d ik bij de len vin hoor ? ubbe d r Hoi, ik elpen e h v n jij me n gel va er u e r h K . c e D eilijk t ges recep el mo n w er e t r s e a e s a b e kje. M or Bro n o a r v d b r ... Ik he lekke ecept or een mijn r in ven vo s tje at gaa zijn w
22
spellingboek p. 23
4 Flits! Werkwijze • Met een invuldictee controleren we in hoeverre de leerlingen het volledige schema voor verdubbelen en verenkelen kunnen gebruiken. Bespreek met de leerlingen vooraf dat ze het schema kunnen gebruiken, als ze aan de schrijfwijze van een woord twijfelen. • Lees de zin. • Herhaal de vetgedrukte woorden. Geef de leerlingen voldoende tijd om de woorden in te vullen. • De leerlingen schrijven het woord op. Ze passen het schema voor verdubbelen en verenkelen toe, indien nodig. • De leerlingen duiden hun fouten aan. Ze verbeteren die fouten met behulp van het schema voor verdubbelen en verenkelen. Dictee • Vul het ontbrekende woord in. • Onderstreep het woord waarbij je het schema gebruikte. De winnaar van de ontwerpprijs werd door de burgemeester opgewacht in het stadhuis. Daarna reden ze met een fotograaf naar de plaats van het feest. Ze hadden een molen gehuurd. Die was mooi versierd. Inmiddels waren alle vrienden en vriendinnen al aan de lekkere feestmaaltijd begonnen. Ze lieten het zich goed smaken!
4.5
Ze lieten het zich goed smaken Het winnende
!
ontwerp stond tentoongesteld bij de ingang.
Het was elektronischeontwerp ezel Heteen winnende
. stond tentoongesteld bij de ingang. Het was een elektronische ezel. Als je aan zijn staart trok, maakte hij een foto . Als je aan zijn staart trok, maakte hij een foto. Nafeest hetmoest feest moest want reden geen Na het iedereen naariedereen huis lopen naar huis lopen, , want er redener geen bussen meer.
bussen
meer.
• Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed. Vertel me hoe je het doet!
5 Reflectie
spellingboek p. 23
Dit heb ik vanDaag geleerD! Ik herhaalde de verenkelingsregel voor woorden met een lange klinker.
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Laat de leerlingen verwoorden hoe en wanneer ze kunnen Tijdens deze les gebruikmaken van het schema van verdubbelen en verenkelen. Wat lukt voelde ik mij: (niet) goed en waarom (niet)? Maak tijd om ervaringen te delen. Zo leren de leerlingen van elkaar.
Opmerkingen
Tijdens deze les kon
lijk volgen:
ik makke De leerlingen geven hun evaluatie ook in het spellingboek aan door de 23 smileys te kleuren. Jij noteert je indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
4.6
LES 5
Een ei hoort erbij!
TAALBENDEDOELEN De leerlingen herhalen de onthoudstrategie voor het schrijven van weetwoorden en kunnen die begrijpen en toepassen. In het ei/au-verhaal duiden ze de woorden met ei/au aan en met behulp van dat verhaal onderscheiden ze woorden met ei (au) en ij (ou) van elkaar.
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik ken de strategie voor het schrijven van weetwoorden, o.a. het ei/au-verhaal.
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met de tweeklanken ei en au van het derde leerjaar.
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven woorden met de tweeklanken ei en au van het vierde leerjaar. De leerlingen herhalen woorden met aai, ooi, oei, ieuw, eeuw en uw.
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met de tweeklanken ei en au van het vijfde leerjaar.
2 Deze les gaat over ... De herhaling en toepassing van de onthoudstrategie voor het schrijven van weetwoorden. 3 Aan de slag! Oefenen 4 Flits! Dictee 5 Reflectie
MATERIAAL Spellingboek p. 24-30 Wandplaat bij het ei-verhaal Wandplaat bij het au-verhaal Kopieerbladen met de ei- en au-verhalen van het tweede en derde leerjaar (kopieerbladen 1.13-1.14) Wandplaat / kopieerblad met de schrijfstappen voor het schrijven van weetwoorden (kopieerblad 1.15) BLOON-taak (kopieerblad 1.16) Fluostiften
VOOR DE LES Je hangt de wandplaten vooraan in de klas. Je kopieert de woordkaarten. Je kopieert de BLOON-taak voor alle leerlingen.
NA DE LES Je verbetert het dictee.
5.1
LESVERLOOP
LeS 5 een ei hoort erbij!
1 Dit kan ik al!
spellingboek p. 24
Dit kan ik al! Ik kan weetwoorden met ei/ij, au/ou, aai-oei-ooi en eeuw-ieuw juist schrijven.
Zowel het ei-verhaal als het au-verhaal kennen de leerlingen uit het tweede en derde leerjaar. Laat hen het gebruik van die verhalen zelf De ei-woorden uit het ei-verhaal schrijf ik met ei! verwoorden. Het zijn hulpmiddelen om dat type weetwoorden te helpen Niet in het ei-verhaal? Meestal ij! De au-woorden uit het au-verhaal schrijf ik met au! schrijven. Niet in het au-verhaal? Meestal ou!
Een woord waarin ik ei (ij) hoor en dat in het ei-verhaal voorkomt, schrijf ik meestal met ei. Een ander woord meestal met ij. Hetzelfde geldt voor woorden die over in het Deze les gaat ... au-verhaal voorkomen.
• Lees het verhaal. De keuze voor een ei- en au-verhaal is bewust: er zijn minder woorden • Duid zo veel mogelijk ei-woorden aan met je fluostift. met ei en au dan met ij en ou. Vraag aan de leerlingen waarom we die woorden weetwoorden noemen. Je moet de schrijfwijze gewoon weten of onthouden, al is er bij ij-/ei-woorden enige regelmaat te bespeuren (cf. kader spellingboek p. 27). Vraag aan de leerlingen ook om de stappen, die ze moeten zetten om de weetwoorden juist te leren schrijven, te Onze reizigers Eibeltje en haar geit komen aan op verwoorden.
LeS 5 een een eigeheimzinnig hoorteiland erbij! dat geheel van marsepein is.
Op het steile terrein vinden ze een groot, eigenaardig ei.
1 2 3 4
wil het meenemen, maar arbeiders willen het Lezen (een fotoEibeltje maken) ei bereiden voor het eten. Eibeltje weigert en eist haar Afdekken en onthouden (afdekkaart gebruiken) eigendom op. De leider van de arbeiders treedt op als Opschrijven scheidsrechter en uiteindelijk mag Eibeltje het ei houden. Daarna vindt Eibeltje een fontein met een beeld van een heilige. Onmiddellijk controleren en verbeteren, indien nodig al!en het is er veilig. Uitgebreid keurt Eibeltje ErDit lopenkan weinigik mensen het ei. Het begint te kraken en uit het ei komt een reiger! De reiger
Ik kan weetwoorden met ei/ij, au/ou, aai-oei-ooi en eeuw-ieuw Laat de leerlingenstaat hun spellingboek Laat hen overeind. Eibeltjeopenen. zet hem in een teil en dektde hemtekst toe van de juistdirect schrijven. verborgen juf hardop lezen. met een gebreide sprei. Dan neemt Eibeltje uitgebreid afscheid van het eiland, want ze wil voor mei nog een eiland bereiken. Ze loopt met de geit en de reiger in de teil naar de steiger en stapt in haar kleine zeilboot.
24
spellingboek p. 24
De ei-woorden uit het ei-verhaal schrijf ik met ei! Niet in het ei-verhaal? Meestal ij! De au-woorden uit het au-verhaal schrijf ik met au! Niet in het au-verhaal? Meestal ou!
Deze les gaat over ...
• Lees het verhaal. • Duid veel mogelijk ei-woorden aan met je fluostift. 2 Deze leszogaat over ... Met deze oefening worden woorden uit beide verhalen extra ingeoefend. Door veelvuldig te oefenen en naar die verhalen te verwijzen, proberen we het juiste woordbeeld bij de leerlingen te laten ontstaan en vast te zetten. Onze reizigers Eibeltje en haar geitei-verhaal. komen aan op In deze oefening lezen de leerlingen het geheimzinnig eiland dat geheel vanmet marsepein Ze duiden zo veeleen mogelijk ei-woorden aan hun is.fluostift. Op het steile terrein vinden ze een groot, eigenaardig ei. Eibeltje wil het meenemen, maar arbeiders willen het ei bereiden voor het eten. Eibeltje weigert en eist haar eigendom op. De leider van de arbeiders treedt op als scheidsrechter en uiteindelijk mag Eibeltje het ei houden. Daarna vindt Eibeltje een fontein met een beeld van een heilige.
5.2
Niet in het au-verhaal? Meestal ou!
spellingboek p. 24
Deze les gaat over ...
• Lees het verhaal. • Duid zo veel mogelijk ei-woorden aan met je fluostift.
Onze reizigers Eibeltje en haar geit komen aan op een geheimzinnig eiland dat geheel van marsepein is. Op het steile terrein vinden ze een groot, eigenaardig ei. Eibeltje wil het meenemen, maar arbeiders willen het ei bereiden voor het eten. Eibeltje weigert en eist haar eigendom op. De leider van de arbeiders treedt op als scheidsrechter en uiteindelijk mag Eibeltje het ei houden. Daarna vindt Eibeltje een fontein met een beeld van een heilige. Er lopen weinig mensen en het is er veilig. Uitgebreid keurt Eibeltje het ei. Het begint te kraken en uit het ei komt een reiger! De reiger staat direct overeind. Eibeltje zet hem in een teil en dekt hem toe met een gebreide sprei. Dan neemt Eibeltje uitgebreid afscheid van het eiland, want ze wil voor mei nog een eiland bereiken. Ze loopt met de geit en de reiger in de teil naar de steiger en stapt in haar kleine zeilboot.
24
In deze oefening lezen de leerlingen het au-verhaal. Ze duiden zo veel mogelijk au-woorden aan met hun fluostift. spellingboek p. 25
• Lees het verhaal. • Duid zo veel mogelijk au-woorden aan met je fluostift.
Laura en Laurens beklimmen een berg. Laura klimt heel nauwkeurig, maar ze vergeet een pauze te nemen. Ze krijgt het benauwd, ze veegt het zweet van haar wenkbrauwen. Laurens ziet dat ze grauw wordt en is bang dat ze flauwvalt. Hij geeft haar snel wat lauw water. Laura knapt gauw op en samen bereiken ze de top. Dat verdient applaus!
Aan de slag! Oefening 1 ei of ij?
• Kijk naar de prent. 3 Aan degoed slag!
• Lees de zinnen en vul de woorden aan met ei of ij.
De leerlingen lossen de oefeningen zelfstandig of in duo’s op. Oefeningen 3 (aanloop) en 4 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Ei of ij? Laat de leerlingen goed naar de prenten kijken. De leerlingen lezen de zinnen en vullen de woorden aan met ei of ij.
De sch ei
5.3
dsrechter eet een ij
sje.
Het m ei
sje eet r ij
st met stokjes.
ziet dat ze grauw wordt en is bang dat ze flauwvalt. Hij geeft haar snel wat lauw water. Laura knapt gauw op en samen bereiken ze de top. Dat verdient applaus!
spellingboek p. 25 oefening 1
Aan de slag! Oefening 1 ei of ij?
• Kijk goed naar de prent. • Lees de zinnen en vul de woorden aan met ei of ij.
De sch ei
Op het t ij
dsrechter eet een ij
Het m ei
sje.
dschrift staat een aardb ei
.
De r ei
sje eet r ij
zigers zijn bl ij
st met stokjes.
. 25
Oefening 2 Eieren of ijsjes? Belangrijk in deze oefening is dat er naast het invullen van de letters tijd wordt voorzien om het hele woordbeeld neer te schrijven. Daarbij ondersteunt de schrijfmotoriek het onthouden van het hele woord. De leerlingen vullen in: ei of ij. Ze schrijven de woorden in de juiste kolom.
5.4
spellingboek p. 26 oefening 2
Oefening 2 eieren of ijsjes?
• Vul in: ei of ij. • Schrijf de woorden in de juiste kolom. begr ij
pen
afsch ei
d
alt ij
tap ij v ij pr ei
d
t
k ei
en
ver
r ij
st
pr ij
soep
zen
aardb ei
schoolr ei
s
allerl ei
ei genaar
wedstr ij
d
bew ij
s
B ij
s ei
gel ij
ke
bel
pal ei s
ntje
z ei lboot
ei
ij
afscheid
begrijpen
aardbei
altijd
eigenaar
Bijbel
paleis
tapijt
preisoep
vijver
schoolreis
wedstrijd
seintje
rijst
zeilboot
prijzen
keien
bewijs
allerlei
gelijke
spellingboek p. 27
Leiden of lijden?
26
De ei en de ij klinken hetzelfde. Toch schrijf je het ene woord met een ei (‘korte ei’) en het andere woord met een ij (‘lange ij’). Waarom? Het antwoord ligt vaak ver in de geschiedenis. Bijvoorbeeld omdat het woord afstamt van een Engels, Frans of Duits woord.
• • •
Woorden op -heid hebben altijd ei (kaalheid, eeuwigheid). Woorden op -lijk hebben altijd ij (heerlijk, koninklijk). Woorden kunnen eindigen op -teit of -tijd. Het is eigenlijk altijd -teit (realiteit, activiteit), tenzij het woord met tijd te maken heeft (schooltijd, wintertijd).
•
Werkwoorden met een ei zijn vaak werkwoorden zonder klankverandering (eisen - eiste - geëist / leiden - leidde - geleid). Werkwoorden met een ij zijn vaak werkwoorden met klankverandering (rijden - reed - gereden), maar niet altijd (ijzelen - ijzelde - geijzeld).
•
Voor wie goed is in andere talen ... • Woorden die van een Frans woord met ai zijn afgeleid, hebben in het Nederlands ei (train - trein). • Woorden die van een Frans woord met y of i zijn afgeleid, hebben in het Nederlands ij (style - stijl, tapis - tapijt).
5.5
Oefening 3 Kom op met je verhaal!
• Lees het au-verhaal in stilte. De au is telkens weggelaten uit de woorden. • Vul de au in en schrijf het woord daarna volledig op.
•
(eisen - eiste - geëist / leiden - leidde - geleid). Werkwoorden met een ij zijn vaak werkwoorden met klankverandering (rijden - reed - gereden), maar niet altijd (ijzelen - ijzelde - geijzeld).
Oefening 3 goed Komis in opandere met talen je verhaal! Voor wie ... • Woorden dielezen van eenhet Fransau-verhaal woord met ai zijnin afgeleid, hebben in het (train - trein). De leerlingen stilte. De au isNederlands ei telkens weggelaten uit • Woorden die van een Frans woord met y of i zijn afgeleid, hebben in het Nederlands ij de woorden. (style - stijl, tapis - tapijt). Ze vullen de au in en schrijven het woord daarna volledig op.
Oefening 3 Kom op met je verhaal!
• Lees het au-verhaal in stilte. De au is telkens weggelaten uit de woorden. • Vul de au in en schrijf het woord daarna volledig op.
L au
ra en L au
vergeet een p au wenkbr au
rens beklimmen een berg. Laura klimt heel n au ze te nemen. Ze krijgt het ben au
wen. Laurens ziet dat ze gr au
Hij geeft haar snel wat l au Laura knapt g au
diff.: aanloop
wkeurig, maar ze
spellingboek p. 27 oefening 3
wd, ze veegt het zweet van haar
w wordt en is bang dat ze fl au
wvalt.
w water.
w op en samen bereiken ze de top. Dat verdient appl au
Laura
Laurens
nauwkeurig
pauze
benauwd
wenkbrauwen
grauw
flauwvalt
lauw
gauw
s!
applaus
Oefening 4 Au! De leerlingen vullen in elke zin het ontbrekende au-woord in. Bespreek oefeningen 4 en 5 op voorhand en laat de leerlingen samen de juiste woorden bedenken.
27
Oefening 4 Au!
• Vul in elke zin het ontbrekende au-woord in. Ik eet graag saus
diff.: uitdaging
bij mijn vis.
De leeuw scherpt zijn grote klauw
aan een boom.
In de tuin loopt een mooie pauw De Paus
.
spellingboek p. 28 oefening 4
leest een stukje voor uit de Bijbel.
Het regent. De lucht is heel grauw
.
Oefening 5 Zoek het woord!
Oefening 5 Zoek het woord! wenkbrauwen Wat boven je ogen groeit De leerlingen schrijven het juiste au-woord bij de verklaring. Bewusteloos raken
flauwvallen
Dat doe je met je tanden en kiezen.
kauwen
Handengeklap
applaus
Niet gekookt of gebakken
rauw
Heel precies
nauwkeurig
Snoep om bellen mee te blazen
kauwgom
Bijna niet
nauwelijks
5.6
Het regent. De lucht is heel grauw
spellingboek p. 28 oefening 5
.
Oefening 5 Zoek het woord! Wat boven je ogen groeit
wenkbrauwen
Bewusteloos raken
flauwvallen
Dat doe je met je tanden en kiezen.
kauwen
Handengeklap
applaus
Niet gekookt of gebakken
rauw
Heel precies
nauwkeurig
Snoep om bellen mee te blazen
kauwgom
Bijna niet
nauwelijks
Klimmen
klauteren
Machine die iets uit zichzelf doet
automaat
Oefening 6 Wie zoekt, die vindt Naast de ei- en au-woorden zijn er ook weetwoorden met tweeklanken: aai, oei en ooi. Deze oefening is bedoeld om de tweeklanken in te oefenen. De leerlingen kijken goed naar de prent. Bespreek klassikaal wat er allemaal te zien is aan aai-, ooi- en oeiwoorden. De leerlingen schrijven die woorden op de schrijflijnen. spellingboek p. 29 oefening 6
Oefening 6 Wie zoekt, die vindt
• Kijk goed naar de prent. • Zoek acht woorden met -aai, -ooi of -oei. • Schrijf ze op de schrijflijnen. 28
kraaien
haaien
roeiboot
boei
knoeit
vlooien
zwaaien
kooi
Oefening 7 Sneeuw, snieuw of snuw?
Oefening 7 Sneeuw, snieuw of snuw? • Welk onthoudstuk ontbreekt in het woord: -eeuw, -ieuw of -uw? Voor komt • Vulde hetw juiste stukde in. u. Welk onthoudstuk ontbreekt in het woord: -eeuw, -ieuw of -uw? De leerlingen vullen het juiste stuk in.
5.7
m eeuw en
d uw
sn eeuw
g eeuw en
en
zwaaien
kooi
spellingboek p. 29 oefening 7
Oefening 7 Sneeuw, snieuw of snuw?
• Welk onthoudstuk ontbreekt in het woord: -eeuw, -ieuw of -uw? • Vul het juiste stuk in.
m eeuw en
d uw
sn eeuw
g eeuw en
n ieuw
l eeuw en
sl uw
en
spr eeuw en
e
ben ieuw d
Wat is dat? Dat is een kraai
k ieuw
.
Flits!
• Schrijf de woorden en de zinnen.
4 Flits! glijden Werkwijze gebouw
29
kraai
spellingboek p. 30
sauna
• Dicteer woord na woord klaar en duidelijk. meeuwen blauwe • Geef de leerlingen de kans om te noteren. •moeilijk De leerlingen schrijvennieuws de woorden. • Bespreek en verbeter de oefening samen met de leerlingen. groeien. •Mijn Deharen leerlingen verbeteren, indien nodig. •Ik Voorzie tijd voor gebruik een touw. de leerlingen om de verbetering van hun fouten te verwoorden. Dictee
• Een foutje mag. Schrijf het hier eenmaal goed.
Schrijf dehoe woorden Vertel me je het doet! en de zinnen. glijden gebouw meeuwen moeilijk Mijn haren groeien. Ik gebruik een touw.
kraai sauna blauwe nieuws
5 Reflectie
spellingboek p. 30
Dit heb ik vanDaag geleerD! Dit heb ik vanDaag geleerD!
Ik herhaalde hoe ik weetwoorden met ei/au, ij/ou, aai-oei-ooi en eeuw-ieuw Ik kan de hoofdtijden van werkwoorden van Engelse herkomst correct gebruiken. juist schrijf.
Opmerkingen
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Wat maakt het schrijven van weetwoorden moeilijk? Tijdens deze les Hoe kan ik weetwoorden inoefenen? Wat helpt mij om weetwoorden te voelde ik mij: onthouden? Tijdens deze les kon
30
De leerlingen geven hun evaluatie ook in het spellingboek aan door de ik makkelijk volgen: smileys te kleuren. Jij noteert je indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
5.8
LES 6
Schuwe kinderen oefenen met knutselen TAALBENDEDOELEN De leerlingen herhalen weetwoorden met -uw (duw, schuw) en leren weetwoorden die eindigen op -eren, -elen, -enen (kinderen, knutselen, oefenen), juist schrijven.
LESVERLOOP 1 Dit kan ik al! Ik ken de onthoudstrategie en de schrijfstappen voor weetwoorden. 2 Deze les gaat over ... De herhaling en toepassing van de onthoudstrategie voor weetwoorden met -uw en weetwoorden die eindigen op -eren, -elen en -enen. 3 Aan de slag! Oefenen
LEERLIJNEN Dit leerden we vorig schooljaar. De leerlingen schrijven woorden met -uw juist. De leerlingen schrijven hoogfrequente hoorwoorden die eindigen op -eren, -elen of -enen juist (aanbreng).
Dit leren we nu. De leerlingen schrijven woorden met -uw juist (verwerking). De leerlingen schrijven hoorwoorden die eindigen op -eren, -enen of -elen juist (verwerking).
Dit leren we volgend schooljaar. De leerlingen schrijven meerlettergrepige woorden met -uw, -ieuw of -eeuw juist. De leerlingen schrijven woorden die eindigen op -eum of -ium juist.
4 Flits! Dictee 5 Reflectie
MATERIAAL Spellingboek p. 31-35 Wandplaat / kopieerblad met de schrijfstappen voor het schrijven van weetwoorden (kopieerblad 1.15) BLOON-taak (kopieerblad 1.17)
VOOR DE LES Je hangt de wandplaat met de schrijfstappen voor het schrijven van weetwoorden vooraan in de klas. Je kopieert de BLOON-taak voor alle leerlingen.
NA DE LES Je verbetert het dictee.
6.1
LESVERLOOP
6 ikSchuwe 1 LeS Dit kan al!
kinderen oefenen met knutselen
spellingboek p. 31
Dit kan ik al! Ik kan woorden met -uw, -eren, -elen en -enen op het einde juist schrijven. Bij woorden die op -uw eindigen, hoor ik uu, maar schrijf ik u.
Deze les gaat over ...
Je vertelt dat jullie vandaag in de klas met een quiz gaan spelen. Je verdeelt de klas in een aantal kleine groepen. Per groep wordt een In leeuw hoor jeaangeduid. eeuw. In nieuw hoor je ieuw. In ruw hoor je uw. verslaggever Hoe schrijf je het nu? Voor een w schrijf ik altijd een u.
Nadat de leerlingen zijn gegroepeerd, geef je de omschrijving van een woord (cf. quizvragen). Je geeft de groepen bedenktijd om het juiste Vul maar in! antwoord te vinden. Elke • verslaggever schrijft- ruw het- doelwoord op- sluw een- schuw. blad papier. Lees elk woord: zwaluwen spuwen - schaduw • Schrijf het woord de juiste zin. klassikaal verbeterd. Je herhaalt de Daarna worden deinquizvragen omschrijvingen en elke groep mag het antwoord geven op een van Zijn handen voelen als schuurpapier. Ze zijn ruw . de omschrijvingen. Daarbij begin je telkens met een andere groep. De leerlingen kijken zelf hun antwoorden nais en verbeteren, indien nodig (in In de schaduw van de boom het lekker koel. een andere kleur). De goede antwoorden worden op het bord geschreven spuwen Draken vuur.met -eeuw in de blauwe kolom, in drie aparte kolommen: woorden woorden met -ieuw in de gele kolom en woorden met -uw in de groene Het eekhoorntje klimt snel in de boom. Het is schuw . kolom. Elk goed antwoord levert één punt op. Daarna telt elke groep de punten op. De groep met de meeste punten wint de quiz. De sluwe vos weet hoe hij een kippetje moet vangen. In de zomer zie je vaak zwaluwen vliegen. Quizvragen 1 Je ziet het alleen in de winter. Het is wit en heel koud. (sneeuw) 2 Niet oud, maar ... (nieuw) 3 Dit dier wordt de koning van het dierenrijk genoemd. (leeuw) 4 Als je moe bent, moet je heel veel ... . Je moet wel je hand voor je mond houden, anders is het nogal onbeleefd. (geeuwen) 5 Wat is het tegenovergestelde van trekken? (duwen) 6 Wat heeft een vis nodig om te ademen? Je vindt dat aan de zijkant van zijn lichaam. (kieuwen) 7 Iemand die heel slim is en anderen vaak om de tuin leidt, is heel ... . Dat wordt ook gezegd van een vos. (sluw) 8 Iemand die graag altijd alles weet, is heel ... . (nieuwsgierig) 9 Geef een synoniem voor heel luid roepen. (schreeuwen) 10 Welke vogels zie je vaak aan zee? Ze eten graag vis en durven soms voedsel te stelen van mensen. (meeuwen)
31
2 Deze les gaat over ... De herhaling en toepassing van de onthoudstrategie voor weetwoorden met -uw en weetwoorden die eindigen op -eren, -elen of -enen. Vul maar in! In deze oefening kopiëren de leerlingen de woorden met -uw. In het derde leerjaar hebben ze geleerd dat je in sommige woorden uu hoort, maar u schrijft.
6.2
LeS 6 Schuwe kinderen oefenen met knutselen
Bij woorden die op -uw eindigen, hoor ik uu, maar schrijf ik u.
spellingboek p. 31
Deze les gaat over ...
Dit kan ik al!
In leeuw hoor je eeuw. In nieuw hoor je ieuw. In ruw hoor je uw. Ik kan woorden met -uw, -eren, -elen en -enen op het einde juist Hoe schrijf je het nu? Voor een w schrijf ik altijd een u. schrijven. Bij woorden die op -uw eindigen, hoor ik uu, maar schrijf ik u. Vul maar in!
• de Lees elk woord: - ruw - spuwen - schaduw - sluw - schuw. Deze gaat over ... zwaluwen Laatles leerlingen bij deze oefening de vaststelling doen en verwoorden • Schrijf het woord in de juiste zin. wat de verborgen juf zegt.
Zijn handen voelen als schuurpapier. Ze zijn ruw
.
In leeuw hoor je eeuw. In nieuw hoor je ieuw. In ruw hoor-jeruw uw. - spuwen - schaduw De leerlingen lezen elk woord: zwaluwen Hoe schrijf je het nu? Voor een w schrijf ik altijd een u. schaduw Ze schrijven hetvan In de de boomin is het koel. sluwe - schuw. woord de lekker juiste zin.
spellingboek p. 31
Draken spuwen
vuur.
Vul maar in!
Het eekhoorntje klimt snel in de boom. Het is schuw
.
• Lees elk woord: zwaluwen - ruw - spuwen - schaduw - sluw - schuw. sluwe • De Schrijf het woord in de juiste zin. vos weet hoe hij een kippetje moet vangen. zwaluwen Ze zijn ruw In de zomervoelen zie je vaak Zijn handen als schuurpapier. In de schaduw Draken spuwen
vliegen.
van de boom is het lekker koel. vuur.
Het eekhoorntje klimt snel in de boom. Het is schuw De sluwe In de zomer zie je vaak zwaluwen
.
.
vos weet hoe hij een kippetje moet vangen. vliegen.
3 Aan de slag!
31
De leerlingen lossen de oefeningen zelfstandig of in duo’s op. Oefeningen 3 (aanloop) en 4 (uitdaging) zijn in te zetten als differentiatie. Oefening 1 Wie zegt wat? Het is de bedoeling dat de leerlingen in deze oefening woorden met -eren, -elen of -enen categoriseren. Vestig de aandacht op de dubbele doffe e. Bij die woorden is een duidelijk verschil tussen wat de leerlingen zien 31 en horen. Om die woorden juist te schrijven, moeten de leerlingen de schrijfwijze gewoon weten. Vandaar dat we die woorden weetwoorden noemen. De leerlingen lezen alle woorden in de denkballon. Ze schrijven de woorden daarna in de juiste kolom.
6.3
spellingboek p. 32 oefening 1
Aan de slag! Oefening 1 Wie zegt wat?
oefenen - bladeren - openen verbeteren - tekenen - babbelen gisteren - wisselen - schitteren winkelen - regenen - trappelen schilderen - goederen
• Lees alle woorden in de denkballon. • Schrijf ze daarna in de juiste kolom.
Aan de slag!
-elen
-eren
-enen
Oefening 1 Wie zegt wat? ___________________________ ___________________________ babbelen oefenen bladeren oefenen___________________________ - bladeren - openen
• Lees alle woorden in de denkballon.
verbeteren - tekenen - babbelen • Schrijf ze daarna in de juiste___________________________ kolom. ___________________________ ___________________________ wisselen openen verbeteren gisteren - wisselen - schitteren winkelen___________________________ - regenen - trappelen ___________________________ ___________________________ winkelen tekenen gisteren schilderen - goederen ___________________________ ___________________________ ___________________________ trappelen regenen schitteren ___________________________
___________________________ schilderen
___________________________
___________________________
___________________________ goederen
___________________________
___________________________ babbelen
___________________________ bladeren
___________________________ oefenen
___________________________ wisselen
___________________________ verbeteren
___________________________ openen
___________________________
___________________________ schilderen
___________________________
-elen
-eren
-enen
Oefening 2 Nu jij! Oefening 2 Nu jij! ___________________________ ___________________________ winkelen • Maak de woorden langer. ___________________________ tekenen gisteren In • deze oefening worden weetwoorden ingeoefend door de basiswoorden Kies uit de volgende woordstukjes: -e, -eren, -en. tetrappelen verlengen. Verwijs, indien nodig, naar de wandplaat ___________________________ ___________________________ ___________________________ regenen met de strategie schitteren en en schrijven van weetwoorden: bundel duwhet voor lees, bedek, schrijf en kijk na. reken en
mild ere
De leerlingen maken de ___________________________ woorden ___________________________ ___________________________ goederen langer. en-eren, -en. en uit de volgende woordstukjes: rinkel-e, Zestamel kiezen schuw e
tokkel en
rekenwonder en
Oefening 2 Nu jij!
ei eren
duw en
bundel en
reken en
mild ere
stamel en
rinkel en
schuw e
tokkel en
rekenwonder en
ei eren
spellingboek p. 32 oefening 2
• Maak ende woorden langer. frutsel • Kies uit de volgende woordstukjes: -e, -eren, -en.
32
frutselen
Oefening 3 Kies een werkwoord De leerlingen schrijven de juiste werkwoorden bij de prenten. Ze kiezen uit: tekenen - bibberen - ordenen - schommelen. 32
6.4
Oefening 3 Kies een werkwoord
diff.: aanloop
spellingboek p. 33 oefening 3
• Schrijf het juiste werkwoord bij de prent. • Kies uit: tekenen - bibberen - ordenen - schommelen.
Oefening 3 Kies een werkwoord
• Schrijf het juiste werkwoord bij de prent. • Kies uit: tekenen - bibberen - ordenen - schommelen.
bibberen
schommelen
bibberen
schommelen
ordenen
tekenen
Oefening 4 Wie heeft mijn staart gezien?
• Vul een4woord met -elen, -enen of -eren. Oefening Wie inheeft mijn staart gezien? De Elke leerlingen vullen een woord in met -elen, -enen of -eren. morgen eet hij twee gebakken ei eren ordenen
spellingboek p. 33 oefening 4
tekenen
.
Met een stokje in haar hand en een hoge hoed op wil mijn zusje altijd to veren
.
Oefening Wie mijn staart gezien? Morgen gaat4het de heeft hele dag r egenen . • Vul een woord in met -elen, -enen of -eren. de voetbalprenten. De meisjes verz amelen Elke morgen eet hij twee gebakken ei eren . De eekhoorntjes kn abbelen aan de nootjes. Met een stokje in haar hand en een hoge hoed op wil mijn zusje altijd to veren
.
Morgen gaat het de hele dag r egenen De meisjes verz amelen De eekhoorntjes kn abbelen
. de voetbalprenten. aan de nootjes.
Oefening 5 Kruiswoordraadsel De leerlingen zoeken het juiste weetwoord bij de omschrijving. Ze zetten daarna alle letters uit de roze hokjes achter elkaar. spellingboek p. 34 oefening 5
6.5
Oefening 5 Kruiswoordraadsel
• Zoek het juiste woord waarin uw voorkomt bij de omschrijving. • Zet daarna alle letters uit de roze hokjes achter elkaar. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Hier heb je soms last van voor een toets. Honderd jaar Niet oud en versleten Eigenschap van een vos Feest waarbij man en vrouw elkaar trouw beloven Sieraden Afbeelding van iets op de grond, wanneer de zon schijnt Verwittiging Vreselijk, verschrikkelijk Verlangend om iets nieuws te weten, horen of zien
33
33
• Zoek het juiste woord waarin uw voorkomt bij de omschrijving. • Zet daarna alle letters uit de roze hokjes achter elkaar. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
spellingboek p. 34 oefening 5
Hier heb je soms last van voor een toets. Honderd jaar Niet oud en versleten Eigenschap van een vos Feest waarbij man en vrouw elkaar trouw beloven Sieraden Afbeelding van iets op de grond, wanneer de zon schijnt Verwittiging Vreselijk, verschrikkelijk Verlangend om iets nieuws te weten, horen of zien
1
z
e
n
u
2
e
e
u
w
3
n
i
e
u
4
s
l
u
w
5
h
u
6
j
u
w
l
e
n
7
s
c
h
a
d
u
w
8
w
a
a
r
s
c
h
u
w
i
n
9
a
f
s
c
h
u
w
e
l
ij
k
10
n
i
e
u
i
e
r
i
w
w
e
n
ij
k
w
e
l
e
w
s
g
g g
Vul de oplossing in: zeeleeuwen
4 Flits!
.
spellingboek p. 35
Werkwijze • • • • • • • • 34
Lees eerst de volledige zin. Lees elke zin voor in zinvolle delen. Dicteer de zinnen traag en duidelijk. Geef de leerlingen voldoende tijd om te noteren. De leerlingen schrijven de zinnen. Bespreek en verbeter de oefening samen met de leerlingen. De leerlingen verbeteren, indien nodig. Voorzie tijd voor de leerlingen om de verbetering van hun fouten te verwoorden.
Dictee Schrijf de zinnen die je hoort. De kinderen eten lekkere soep met een zilveren lepel. Als de bellen rinkelen, bakt de man eieren in een ruwe pan.
6.6
5 Reflectie
spellingboek p. 35
Dit heb ik vanDaag geleerD! Ik herhaalde dat ik in woorden met aai, ooi en oei een j hoor, maar een i schrijf.
Kijk samen terug op de les. Zijn er leerlingen die willen vertellen wat ze ervan vonden? Laat de leerlingen verwoorden hoe en wanneer ze kunnen Tijdens deze les gebruikmaken van het schema van verdubbelen en verenkelen. Wat lukt voelde ik mij: (niet) goed en waarom (niet)? Maak tijd om ervaringen te delen. Zo leren de leerlingen van elkaar.
Opmerkingen
Tijdens deze les kon
:
ik makkelijk volgen De leerlingen geven hun evaluatie ook in het spellingboek aan door de smileys te kleuren. Jij noteert je indruk van de les in het spellingboek van elke leerling. Bespreek eventuele verschillen.
6.7
35
Ontwerp en opmaak cover: The Line, Handmade Monsters Opmaak binnenwerk: The Line Ontwerp binnenwerk: Crius Group Illustratieverantwoording: Jonas Van de Vyver Fotoverantwoording: © Technopolis NUR 191 Plantyn Motstraat 32, 2800 Mechelen T 015 36 36 36 F 015 36 36 37
[email protected] www.plantyn.com
Dit boek werd gedrukt op papier van verantwoorde herkomst.
DTBS4AH_Thema 1_cover.indd 2
© Plantyn nv, Mechelen, België Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgeverij Plantyn heeft alle redelijke inspanningen geleverd om de houders van intellectuele rechten op het materiaal dat in dit leermiddel wordt gebruikt, te identificeren, te contacteren en te honoreren. Mocht u ondanks de zorg die daaraan is besteed, van oordeel zijn toch rechten op dit materiaal te kunnen laten gelden, dan kunt u contact opnemen met uitgeverij Plantyn. Zij zal uw legitieme aanspraken honoreren tegen de gangbare markttarieven. ISBN 978-90-301-3531-9
19399/0
D2012/0032/118
05-07-12 14:56
Thema 1 Jij HOORT erbij!
ISBN 978-90-301-3531-9
9 789030 135319
1.1