1914-1918
100 JAAR WERELDOORLOG I Cultuurcentrum Maasmechelen
MAASMECHELEN EN DE GROOTE OORLOG EEN HISTORISCH LUIK EN DE IMPACT VAN WO I IN MAASMECHELEN
De brochure bevat opdrachten waarmee jongeren zich in de materie van Wereldoorlog I kunnen de verdiepen. Het materiaal is geschikt voor de 3 graad van het basisonderwijs en de beginjaren van het secundair onderwijs.
Samenstelling BERTI PERSOONS.
Nooit meer oorlog…
Naam: ………………………………………………………………… 1
Ten geleide van de leerkracht
Een goede tentoonstelling spreekt altijd voor zichzelf. Het mag vooral geen losse opeenvolging van voorwerpen en foto’s zijn, eventueel toegelicht door een saaie tekst. De tentoonstelling over de Eerste Wereldoorlog in het Cultuurcentrum Maasmechelen leeft gegarandeerd. Je kan de oorlog voelen, zien, aanraken en beluisteren. Er wordt niet alleen aandacht gegeven aan de veldslagen en de gesneuvelden maar ook aan het leven en lijden van de Maaslander.
Het VRT-programma Volt stelde samen met het In Flanders Fields-museum een basisvragenlijst op en legde die voor aan meer dan 1000 laatstejaarsstudenten van het secundair onderwijs. En alvast opmerkelijk: 5% van de leerlingen weet niet dat de Eerste Wereldoorlog in 1914 begon. Er wordt gegokt op 1830, 1903, zelfs 1968. Nog straffer bij het einde van de oorlog: 12% weet niet dat hij in 1918 eindigde. Zowat 80% van de jongeren weet dat de IJzer een bepalende rol speelde. Gevraagd naar welke rol, blijft echter de helft van de leerlingen het juiste antwoord schuldig. ‘Omdat de Duitsers niet konden zwemmen’, gokt iemand, of ‘omdat de rivier vergiftigd werd en zo de vijand uitschakelde’.
De tentoonstelling ‘1914-1918 – 100 JAAR WERELDOORLOG I’ vult voor een deel het gemis aan kennis bij de leerlingen op. Om de leerlingen te ondersteunen tijdens hun verkenning van de Eerste Wereldoorlog werd een didactische werkbrochure uitgewerkt. Het bevat een aantal opdrachten die betrekking hebben op het tentoongesteld materiaal. Dit pakket is een hulpmiddel, en geen doel op zich. Het is zelfs geen kwestie van een goed of fout antwoord, maar dient eerder om een zinvol gesprek over de gebeurtenissen in 1914-1918 te stimuleren. Als de leerkracht bovendien verwijst naar de vele oorlogen van de voorbije decennia, verdiept hij de ervaring bij de leerling en krijgt de tentoonstelling een duidelijke meerwaarde.
De opdrachten zijn echt niet moeilijk. Het zijn vaak meerkeuzevragen waarbij zelfs meerdere antwoorden mogelijk zijn. De opdrachten kunnen individueel opgelost worden, maar ze laten oplossen per twee of drie is zinvoller. Het kan zijn dat de opdrachten en vragen schools aanvoelen. Dit viel niet te vermijden. Maar de leerkracht beschikt ongetwijfeld over voldoende vaardigheden om borg te staan voor een creatieve ontdekkingstocht.
Succes. BERTI PERSOONS 2
DEEL 1
De oorlog in België
3
Keizer- en koninkrijken Historisch werd bij sommige stammen en volken de titel van koning gegeven aan de hoogste gezagsdrager. Koning is na keizer de hoogste vorstelijke titel. In feite is er geen verschil tussen een koning en een keizer. Het zijn beide woorden die verwijzen naar een alleenheerser. OPDRACHT 1. Een koninkrijk of een keizerrijk? Duid aan. O O O O
In 1914 was België een koninkrijk. In 1914 was België een keizerrijk. In 1914 was Duitsland een koninkrijk. In 1914 was Duitsland een keizerrijk.
2. Wie was er de alleenheerser in Duitsland? O O O O O
Wilhelm I Albert I Wilhelmina Wilhelm II Nicolaas II.
1914 Hoe het begon Het blijft gissen wat de precieze aanleiding is van de Eerste Wereldoorlog. Wat ongetwijfeld heeft meegespeeld, is dat de welvaart in veel landen stokte. Men wilde de rijkdom elders halen. Landen begonnen elkaar te wantrouwen. Snode aanvalsplannen werden gesmeed. De Eerste wereldoorlog verdeelde Europa in twee groepen, de Centralen en de Geallieerden. OPDRACHT 3. Bij welke groep sloot België zich in 1914 aan? O O O
Bij geen enkele groep. België koos voor niemand partij. Het bleef neutraal. Bij de Centralen, de groep rond Duitsland. Bij de Geallieerden, de groep rond Frankrijk en Engeland.
4
1914 De inval in België Op 4 augustus 1914 verklaarde Duitsland België de oorlog. Koning Albert I sprak het parlement en zijn landgenoten toe om uit te leggen waarom België ten oorlog moest trekken. OPDRACHT 4. Lees: ‘DE INVAL IN BELGIË’. Het Belgisch leger was niet klaar voor de verdediging. Duid enkele oorzaken aan. O O O O O
De soldaten waren slecht opgeleid. De soldaten wilden niet vechten. Ze vluchtten naar Nederland. Er was geen Belgisch leger. Er waren te weinig officieren. De wapens waren verouderd.
5. Was de Duitse inval een verrassing voor de Belgische regering? O O
Ja. Neen.
1905 Het “Von Schlieffen”-plan De Duitse Generaal Von Schlieffen had een gedurfd plan uitgewerkt. Het plan moest ervoor zorgen dat Frankrijk in 6 weken uitgeschakeld zou worden. Nadat Frankrijk verslagen was, konden de Duitse troepen Rusland aanvallen. OPDRACHT 6. Het plan moest minstens aan één voorwaarde voldoen. Schrijf het op.
………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………….
5
Belegering van Luik Tussen 5 en 16 augustus 1914 werden Luik en de forten rondom de stad aangevallen. In het begin hield het Belgisch leger goed stand. Maar een zwaar kanon deed het Belgisch leger wankelen. Ze moesten Luik prijs geven. De Slag om Luik staat bekend als de eerste veldslag van de Eerste Wereldoorlog. Luik was de eerste hindernis die de Duitsers op hun weg tegenkwamen.
OPDRACHT 7. Op welke wijze werd Luik verdedigd? O O O O
Luik werd niet verdedigd. De Belgische soldaten hadden hindernissen zoals hoge muren en grachten rondom de stad aangebracht. Door 12 forten rondom de stad. In de forten zaten bewapende Belgische soldaten. Er werd een burgerwacht opgericht. Die moest de binnenrukkende Duitsers in Luik verdrijven.
8. Hoe heette het kanon dat Luik voor een deel verwoestte? O O O
Sterke Bertha. Dikke Bertha. Zware Bertha.
Slag bij Halen In Halen werd er voor de allerlaatste keer op een ouderwetse manier gevochten: te paard en met getrokken sabel. De Duitse militairen trokken 8 keer ten aanval. De Belgische soldaten behaalden er een kleine overwinning. 9. De Slag bij Halen werd later ‘DE SLAG DER ZILVEREN HELMEN’ genoemd. Waarom? O O
De Belgische soldaten droegen voor het eerst blinkende helmen. De helm beschermde hun hoofd tegen de slag van een sabel. Tijdens de strijd verloren de Duitse soldaten hun helmen. Na de strijd werden deze helmen verzameld. 6
De belegering van Antwerpen Op 22 september 1914 werd de Duitse aanval op Antwerpen ingezet. De forten vielen één voor één. De Belgische troepen trokken zich noodgedwongen achter de IJzer terug. Veel burgers in heel het land sloegen op de vlucht.
OPDRACHT 10. Koning Albert en de andere militaire bevelhebbers verschansten zich in een Antwerps fort. Schrijf de naam van dat fort op.
………………………………………………………………………………………… 11. Naar welk land vluchtten meer dan één miljoen Belgen? O O O
Naar Engeland. Naar Frankrijk. Naar Nederland.
De Eerste Slag bij Ieper In de streek rond Ieper hadden de legers hadden zich ingegraven. Niemand won. Niemand verloor, tenzij de gesneuvelde en gekwetste soldaten. De nadruk van de oorlog lag op het behoud van de eigen stellingen. In oktober 1914 draaide de Nieuwpoortse schipper Hendrik Geeraert de sluizen open. Het zeewater zette de IJzervlakte onder water. Het zal voor de Duitsers een bijna niet te overschrijden hindernis blijven. 12. Wat is de IJzer? O O
De naam van een versterkt fort in de kuststreek. De naam van een kleine rivier in West-Vlaanderen.
13. In welke provincie ligt Ieper?
……………………………………………………………..
7
De Tweede Slag bij Ieper Tijdens de Tweede Slag bij Ieper werd voor het eerst een nieuw, dodelijk wapen gebruikt. 14. Bekijk de foto’s die ‘De Tweede Slag bij Ieper’ illustreren. Welk nieuw wapen werd er gebruikt?
……………………………………………………………………………………………………………………………………….
Het bevrijdingsoffensief In de herfst van 1918 kwam het hele front opnieuw in beweging. De Belgische, Franse en Britse soldaten zetten het bevrijdingsoffensief in. Ze verlieten hun loopgraven en vielen massaal het Duitse leger aan. Een groot deel van westelijk België werd bevrijd en op 10 november 1918 stonden de Belgen voor Gent. Het Duitse leger vluchtte in chaos weg. Op 11 november 1918 om 11 uur, na 1568 dagen oorlog, zwijgen de wapens. Over het westfront daalde eindelijk stilte en vrede neer. 15. Tijdens het bevrijdingsoffensief trokken de Duitsers zich terug. Hoe verliep deze terugtocht? O O O O O
Ordelijk en met veel discipline. De Duitsers namen al hun zware kanonnen mee. De Duitsers namen nu en dan wraak op de burgers. De doorsnee Duitse soldaat was opgelucht dat de oorlog voorbij was. De Duitsers stalen fietsen, auto’s en vrachtauto’s van de Belgen.
Doden en gewonden 4 jaar oorlog maakte wereldwijd meer dan 20 miljoen slachtoffers. 16. Hoeveel Belgische slachtoffers, gewonden en doden, vielen tijdens de Eerste Wereldoorlog?
…………………………………………………………. 8
DEEL 2
DE LOKALE VERHALEN
9
Mobilisatie Op 29 juli 1914 begon België met de MOBILISATIE van zijn troepen. ‘Mobilisatie’ betekent ‘in beweging brengen’. Veel mannen moesten gaan vechten tegen de Duitsers. Sommige soldaten werden zelfs ’s nachts uit hun bed gehaald.
OPDRACHT 17. Wat betekende de mobilisatie voor de Belgische mannen? O O O O
De mannen werden opgepakt door de Duitsers. De Duitsers kwamen eraan. De mannen vluchtten naar Nederland. Mannen moesten zich verplicht in hun kazerne aanmelden. Daar werden ze op de strijd voorbereid. De strijd was voorbij. De soldaten mochten naar huis.
18. Ook Jan Holtzem uit ‘Eysden’ werd opgeroepen. Hoe vertrok hij naar de kazerne? O O O O
Met de fiets. Met de auto. Met de trein. Te voet.
Aankomst van de Duitsers De Duitse troepen trokken ook Mechelen-aan-de-Maas binnen. Volgens verschillende getuigen waren het Ulanen die als eersten een kijkje kwamen nemen. Een ulaan was een lichtbewapende bereden soldaat te paard in enkele Europese legers.
OPDRACHT 19. In welke periode werd Mechelen-aan-de-Maas bezet door de Duitsers? O O O O
Op het einde van de zomer in 1914. Begin herfst in 1914. In oktober 1940. In de winter van 1914.
10
Ongewenste gasten De Duitse troepen werden op verschillende plaatsen gehuisvest, ook bij de gewone gezinnen. Deze huisvesting kon niet geweigerd worden. De Belgische families draaiden bovendien op voor de kosten. De Duitsers betaalden dus niets voor hun verblijf!
OPDRACHT 20. Hoe zouden de mensen uit de Maasdorpen zich bij de inkwartiering hebben gevoeld? O O O O O
Tevreden. Ze werden er door de Duitsers goed voor betaald. Veilig. Een Duitser in huis betekende minder problemen met andere Duitsers. Boos. De mensen hadden niet graag een bezetter in huis. Bang. De andere dorpelingen dachten dat ze verraders waren. Spannend. Er viel iets te beleven.
De brug van Eysden De draaibrug over de Zuid-Willemsvaart werd onklaar gemaakt. De Duitsers waren woedend en eisten dat de brug snel hersteld zou worden.
OPDRACHT 21. Welke gevolgen had de sabotage van de brug voor de Duitsers? O O O
Ze konden niet verder trekken naar de grote steden zoals Antwerpen en Brussel. De Duitsers zaten in de val. Ze konden niet vluchten voor de Belgische soldaten. De Duitsers wilden naar ‘Maaseyck’. Door de sabotage van de brug verliep dat erg moeilijk.
22. Welke gevolgen had de sabotage van de brug voor de mensen uit Eisden? O O O O
De Duitsers wilden uit wraak hun dorp beschieten. Sommige boeren konden hun velden niet bereiken. Ze hadden er geen last van. De Duitsers konden gijzelaars oppakken.
11
Op de vlucht voor het oorlogsgeweld De Maaslanders hadden schrik van Duitse oorlogsmisdaden. Velen vluchtten massaal naar veilige oorden.
OPDRACHT 23. Waar trokken veel dorpelingen naar toe vóór of tijdens de Duitse inval in hun dorp? O O O O O
Iedereen bleef thuis. Naar Frankrijk maar meestal naar Nederland. Naar de Mechelse bossen en heide. Vooral naar Engeland. Naar de steden Luik, Antwerpen of Brussel.
24. Mensen trokken de Maas over om Nederland te bereiken. Hoe raakten velen in Nederland? O O O
Er lag een veer in Stokkem. Daarmee voeren ze naar de overkant van de Maas. Er lag een brug over de Maas in Stokkem. Daar konden ze over. Ze namen de trein in het station van Lanaken en reisden naar Nederlands Limburg.
De Duitschers leggen hun wil op De Duitsers stelden regels op en eisten volstrekte gehoorzaamheid. Affiches regelden het leven van de Vlaamse bevolking.
OPDRACHT 25. Bekijk enkele affiches. Hoe zagen ze eruit? O O O O O
In prachtige kleuren en met de Belgische vlag bovenaan. Geschreven in twee tot drie talen: Nederlands, Frans en Duits. Goed te begrijpen voor de Vlamingen. Een groot formaat. Bedreigend.
12
Niets voor mij, alles voor de Duitschers De Duitsers konden alles gebruiken. Ze namen veel goederen in beslag, zonder betaling uiteraard. Alles was geschikt voor deze opeisingen. Nu en dan protesteerden de mensen, maar de Duitsers hadden er geen oren naar.
OPDRACHT 26. Maak een lijstje van dingen die de Duitsers in beslag namen.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Het milieu leed onder de oorlog Tussen 1914 en 1918 werd er in Mechelen-aan-de-Maas en de andere dorpen nauwelijks gevochten. Oorlogsschade aan huizen door bommen bleef gelukkig beperkt. Maar het milieu werd niet gespaard.
OPDRACHT 27. Er werd roofbouw gepleegd op de Mechelse bossen. De Duitsers hadden veel hout nodig, dat zij in de bossen konden vinden. Hoe groot was volgens jou de schade? O O O O
De schade bleef beperkt. Alleen zieke bomen werden omgehakt. De schade was groot. Allerlei bomen werden omgehakt. Maar de Duitsers plantten nieuwe, jonge boompjes. De natuur kon zich herstellen. De schade was erg groot. Gelukkig kapten de Duitsers enkel dennenbomen. De andere bomen lieten ze staan. De schade was erg groot. De Duitsers bleven alle soorten bomen omhakken tot in 1918.
13
Overleven met gevaar voor eigen leven De inval van Duitsland op 4 augustus 1914 was het beginpunt van letterlijk en figuurlijk vier magere jaren voor de Belgische bevolking. Al na enkele maanden was er een groot tekort aan voedsel. Om te overleven werd er gesmokkeld en gestroopt. Smokkelen is het over de grens brengen van goederen zonder dat dat mocht. Stropen is het vangen of doden van dieren op de eigendom van iemand anders. Ook dat was verboden.
OPDRACHT 28. Stel je voor dat er NU een oorlog uitbreekt, en dat het voedsel schaars wordt. De winkelrekken zijn leeg. Schrijf drie voedselproducten op die je erg zou missen.
……………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………
Spionage Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen een aantal dorpelingen in actie tegen de Duitsers. Ze pleegden verzetsdaden of spioneerden voor de Belgische troepen. Levensgevaarlijk!
OPDRACHT 29. Lees het verhaal ‘VAN SCHUTTER TOT SPION’. De familie Milissen raakte verwikkeld in een spionagezaak. Het liep bijna slecht af. Hoe kwam dat? O O O O
Ze werden waarschijnlijk verraden door andere dorpelingen. Ze namen te veel risico’s en werden door de Duitsers betrapt toen ze hun geweren begroeven. Hun familie werd bedreigd. Ze gaven zich dus maar aan bij de Duitsers. Ze werden door de Duitsers gefouilleerd. Die vonden bezwarende documenten.
14
De elektrische draad langs de Maas Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloten de Duitsers de grens met Nederland af. Een elektrische draad, ook wel DODENDRAAD genoemd, werd in 1915 en 1916 aangelegd. Deze stroomdraad liep over een lengte van meer dan 300 kilometer van Aken tot Cadzand in Nederland.
OPDRACHT 30. Zelfs na de wapenstilstand van 11 november 1918 vielen er doden aan de elektrische draad. Lees het verhaal ‘NOG ALTIJD STROOM OP DE DRAAD’. Wat vind je van dit vreselijke voorval? Geef een kort commentaar.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Alles onder controle van de Duitschers Tijdens de bezetting konden de dorpelingen zich niet vrij bewegen. Voor de meeste verplaatsingen hadden ze toestemming nodig. Zelfs om de brug over de ZuidWillemsvaart over te steken, hadden de boeren een ‘Passierschein’ nodig.
OPDRACHT 31. Wat is een ‘Passierschein’? O O O O
Een gewone pas met foto. Die werd door de gemeente afgeleverd. Een Belgisch boerenpaard met kar. Een Duits betalingsbewijs. Een Duits doorgangsbewijs, meestal ook met een foto.
15
Bewaken van de velden ’s Nachts werden de velden bewaakt, niet door Duitsers maar door de dorpelingen. Deze nachtwacht was verplicht en moest erop toezien dat niemand tussen 10 uur ’s avonds en 4 uur ’s morgens de velden betrad.
OPDRACHT 32. Waarom werd de nachtwacht ingevoerd? O O O O
Om te verhinderen dat andere inwoners de veldvruchten zouden stelen. Om te beletten dat Duitse soldaten de veldvruchten zouden stelen. Om te vermijden dat hongerige dieren de veldvruchten zouden opeten. Om te voorkomen dat de Duitsers de velden zouden vernietigen.
Duitschers onderscheppen de post en controleren het nieuws Tijdens de oorlog controleerden de Duitsers wat er geschreven werd in brieven en kranten. Er mocht geen ‘verkeerd’ woord over de Duitsers geschreven of gedrukt worden. Deze censuur was streng.
OPDRACHT 33. Lees de brief door ‘de ogen van een Duitse overheid’ en censureer hem. Welke zinnen zouden de Duitsers schrappen? Beste Jan, De Duitsers zijn er. Ze gedragen zich nogal rustig. Morgen vertrekken meer dan 400 Duitse soldaten per trein naar het front aan de IJzer. Dat vertelde korporaal Hein. Hij is bij mij ingekwartierd. Op sommige plaatsen gedragen de Duitsers zich toch als beesten. Burgers worden tegen de muur gezet en afgeknald. Het blijft dus opletten. Groeten, Dirk
16
Enkele deportaties aan de Maaskant Soms pakten de Duitse soldaten mensen uit de Maasdorpen op. Ze werden afgevoerd naar Duitsland of bezet Frankrijk om er te werken.
OPDRACHT 34. Lees: ‘NAAR DUITSLAND OF BEZET FRANKRIJK’. Duid aan wat je nu weet over de gedeporteerden. O O O O O O O
De arbeiders werden goed behandeld. Het werk was erg zwaar. Vooral werklozen werden opgepakt om te gaan werken. De arbeiders werden goed betaald. Meer dan 61.000 Belgen werden naar Duitsland overgebracht. Iedereen overleefde het werk en kwam na de oorlog heelhuids terug. Nu en dan mochten ze op vakantie.
In handen van de Pruischen Veel soldaten sneuvelden aan het front. Anderen werden gevangen genomen door de Duitse troepen. Dat kan je zien op de 3de foto. In het algemeen werden de krijgsgevangenen goed behandeld. Foto 5 toont dat aan.
OPDRACHT 35. Wat gebeurde er met de krijgsgevangenen? O O O O O
Ze werden afgevoerd naar Duitsland. Ze moesten hun wapens afgeven en mochten dan naar huis. Ze werden in een gevangenis gestopt. Ze zaten in een bewaakt kamp voor krijgsgevangenen en gingen overdag werken bij boeren of in fabrieken. Ze werden meteen doodgeschoten.
17
Dierenliefhebbers Het Belgisch leger gebruikte honden als trekdier op weg naar het front. Maar ook de mensen uit de Maasdorpen lieten honden karretjes trekken. ‘Schande’, mopperden de Duitsers.
OPDRACHT 36. In november 1914 moesten zelfs de duiven aangegeven worden. Reisduiven werden gedood. Waarom? Dat lees je in ‘BRADEN IN DE PAN’. O O
Duiven konden berichten overbrengen. Dat konden de Duitsers niet toestaan. De duiven verspreidden een dodelijke ziekte.
Voedselbedeling Mensen leden honger. Om hen te helpen, werd het Nationaal Hulp- en Voedingscomité opgericht. Dat comité verleende voedselhulp en hielp ook werklozen, vluchtelingen, oorlogswezen en kinderen. Tot in het kleinste dorpje stond een lokale afdeling in voor de verdeling van de steun.
OPDRACHT 37. Welke foto laat je het best de oorlogsellende zien? O O O
De bovenste foto. De voorlaatste foto. De onderste foto.
Hoog bezoek Soms brachten Duitse politieke leiders een bezoek aan de streek.
OPDRACHT 38. Wie bezocht in 1917 de mijn van Eisden? …………………………………………………………………………………..
18
Spaanse griep In het najaar van 1918 had zich een geheimzinnig virus verspreid. Wereldwijd raakten mensen besmet door deze Spaanse griep. In veel gevallen leidde de ziekte binnen enkele dagen tot de dood.
OPDRACHT 39. Ook in Vucht werden mensen door de Spaanse griep getroffen. Twee vrienden stierven op dezelfde dag. Schrijf hun namen op.
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 40. Wat weet je over de Spaanse griep? Duid aan. O O O O
De Spaanse griep maakte meer slachtoffers dan het oorlogsgeweld. De Spaanse griep was een onschuldige ziekte. Alleen soldaten werden ziek. Er bestond geen vaccin.
Eindelijk zwijgen de wapens 1918: de oorlog heeft vier jaar geduurd, veel langer dan verwacht in 1914. Eindelijk wapenstilstand.
OPDRACHT 41. Op welke dag staakten de troepen hun vijandelijkheden?
…………………………………………………………………. 42. Hoe gebeurde de terugtocht van de Duitse troepen? O Rustig en ordelijk. O De Duitsers stalen alles wat ze konden gebruiken. O De dorpelingen jouwden de Duitsers uit. O Sommige Duitse soldaten vierden samen met de dorpelingen de wapenstilstand.
19
De Maaslanders halen opgelucht adem Op 11 november 1918 slaakten de mensen een zucht van opluchting. De Duitsers trokken moeizaam terug naar hun vaderland. De oorlog was voorbij. Ondanks de vele doden en gekwetsten werd de bevrijding uitbundig gevierd. De soldaten die de oorlog overleefd hadden, waren pas in het najaar van 1919 allemaal weer thuis. Zij waren opgelucht en blij maar hun oorlogservaringen hadden lichamelijke en geestelijke littekens nagelaten. Heldenverhalen waren aan de meesten niet besteed.
OPDRACHT 43. De oorlog had nogal wat ellende veroorzaakt. De feestelijke bevrijdingsoptochten hielpen bij de verwerking van de oorlog. Daardoor gingen de mensen zich beter voelen. Klopt dat? Wat denk jij?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Wie gaat dat betalen? De oorlog in België had niet alleen veel mensenlevens maar ook veel geld gekost.
OPDRACHT 44. Om oorlog tegen Duitsland te voeren, had België geld geleend van Amerika. Natuurlijk moest dat worden terugbetaald. Hoe werd dat aangepakt? O O O
België verkocht zijn goudvoorraden. Met dat geld werden de schulden aan Amerika terugbetaald. Duitsland moest de schade vergoeden. Met dat geld werden de schulden aan Amerika terugbetaald. Alle Belgen moeten een deel van hun spaargeld afgeven om de schulden te betalen. 20