1. Waar staan we samen voor? Rabbijn L.B. van de Kamp en dr. W.J. Ouweneel
In de twee eerder verschenen boeken in deze reeks discussiëren Willem Ouweneel en Gerard de Korte over de overeenkomsten en verschillen tussen rooms-katholieken en protestanten, resp. Willem Ouweneel en Jan Hoek over de overeenkomsten en verschillen tussen evangelicalen en gereformeerden. Ook in dit nieuwe boek, over Joden en christenen, willen we vooropstellen wat ons als gesprekspartners onderling bindt. Dat is dan ook meteen wat naar onze overtuiging (orthodoxe) Joden en (orthodoxe) christenen in het algeméén bindt. Laten we eerst proberen te omschrijven waar het om gaat;
Waar staan we samen voor?
dat begint al meteen met de vraag of ‘Joden’ en ‘christenen’ wel vergelijkbare termen zijn. Niet voor niets heeft ‘Joden’ een hoofdletter, net als Nederlanders, Russen en Egyptenaren. Dit zijn namen van naties. Het woord ‘christenen’ heeft, volgens de huidige spelling, net als ‘christendom’, géén hoofdletter, want het gaat om de aanduiding van een religie, net als bij de woorden moslims (islam) en hindoes (hindoeïsme). Het woord ‘Joden’ is van de twee de meest verwarrende term, want het gaat daarbij om méér dan een natie (het ‘joodse volk’). Bijvoorbeeld Nederlanderdom is geen religie, maar jodendom wel; jodendom is de religie van het joodse volk. Het Jood-zijn is trouwens niet alléén maar een zaak van religie, want er zijn ook atheïstische en boeddhistische Joden. (Maar goed, je hebt ook al atheïstische en misschien wel boeddhistische christenen …) Het is evenmin alleen maar een zaak van afstamming (er zijn zwarte, blanke en gele Joden), of alleen van natie (Joden hebben tientallen verschillende nationaliteiten), of van cultuur (Joden participeren in ongeveer alle culturen van de wereld). Jood-zijn is een soort ingewikkelde combinatie van al deze dingen tegelijk. Volgens voorschrift van het Groene (2005) en het Witte Boekje (2006) zouden we, als we het over Joden en joods als etnische begrippen hebben, een hoofdletter, en als we het over Joden en joods als religieuze begrippen hebben, een kleine letter moeten gebruiken. Omdat er zo veel gevallen van twijfel zijn en een overdaad aan hoofdletters stoort bij het lezen, schrijven we alleen een hoofdletter in ‘Jood’ en ‘Joden’; verder is het joods, jodendom, christelijk en christendom.
Orthodoxie In dit boek hebben wij het over het orthodoxe jodendom, dat is die hoofdstroming in het jodendom die (a) in de Thora gelooft als hei12
Lody B. van de Kamp en Willem J. Ouweneel
lig boek, als g’ddelijke openbaring,2 (b) haar interpreteert in het licht van de joodse ‘traditie’, waarin de (babylonische) Talmoed verreweg de belangrijkste rol speelt, en (c) de joodse wet (de halacha, vervat in de Thora zoals uitgelegd door de rabbijnse traditie) strikt tracht na te leven. Daarbij maken wij in dit boek verder geen onderscheid tussen het charedische (ultra-orthodoxe) en het modern-orthodoxe jodendom. Trouwens, voor de meeste zaken die in dit boek aan de orde komen, is zelfs het verschil tussen het orthodoxe en het liberale jodendom van ondergeschikt belang. (Voor liberale Joden is de Thora eveneens het heilige, g’ddelijke boek, maar de rabbijnse traditie, hoezeer ook gewaardeerd, is voor hen geen formele norm voor de interpretatie van de Thora, en zij gaan dan ook vrijer om met de naleving van de halacha.) Het christendom waar het in dit boek om gaat, is het orthodoxe christendom. Daaronder verstaan wij het christendom dat zijn geloof treffend verwoord vindt in de zogenoemde Apostolische Geloofsbelijdenis (de Twaalf Artikelen des Geloofs) (uitgebreidere versie: de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, 325/381 n.C.) en zich daaraan formeel of moreel gebonden acht. Natuurlijk zijn er grote onderlinge verschillen; in de vorige boeken ging het over roomskatholieken, traditionele protestanten (i.c. gereformeerden) en evangelicalen (veelal vrijkerkelijk). In dit nieuwe boek zijn die onderlinge verschillen trouwens zelden van wezenlijk belang. Dat is anders als het om ‘liberale’ (vrijzinnige) christenen gaat. (‘Liberaal’ betekent hier gewoonlijk trouwens niet precies hetzelfde als in het geval van het ‘liberale’ jodendom, dat het g’ddelijk gezag van de mondelinge Thora afwijst; liberale Joden doen gewoonlijk meer denken aan protestanten uit de gevestigde kerken – die ook minder met ‘de’ traditie hebben – dan aan vrijzinnige christenen, die bijvoorbeeld de goddelijke woordelijke inspiratie van de Bijbel ontkennen.) 13
Waar staan we samen voor?
Ook in dit derde boek gaat het ons als schrijvers niet om polarisatie, niet om het aanscherpen en uitvergroten van tegenstellingen. We willen een diepgaand gesprek voeren waarin onderlinge verschillen helder worden gemarkeerd – maar dan wél vanuit de wederkerige aanvaarding van elkaar als gelovigen in de ene G’d van Israël, die de ene Messias van Israël verwachten,3 die de Thora erkennen als heilige openbaring van G’d en in zijn kracht trachten te leven in de geest van de Schrift. Dat wat ons scheidt, is veel meer dan wat rooms-katholieken en protestanten, of wat gereformeerden en evangelicalen scheidt. Maar ook hier willen we grote nadruk leggen op wat ons aan elkaar verbindt; vandaar dit inleidende hoofdstuk.
De Tenach In de voetnoten bij dit hoofdstuk staan heel veel verwijzingen naar de Tenach (T-N-Ch, dat is Thora [Wet van Mozes], N’viïm [Profeten] en Ketoevim [Geschriften]), oftewel dat wat christenen (op grond van een misverstaan van 2 Kor. 3:14) het ‘Oude Testament’ noemen. Daarmee willen we graag aangeven dat Joden en christenen hun gemeenschappelijke grondslag vinden in de Tenach. Daarbij beseffen wij zeer goed dat Joden de Tenach heel anders lezen dan christenen doen. Joden lezen de Tenach volgens de interpretatie van de rabbijnse traditie (met name de Talmoed), en christenen lezen de Tenach volgens de interpretatie van de christelijke traditie (met name het Nieuwe Testament). We realiseren ons dat we de Tenach daardoor met heel verschillende ogen bekijken en er ook heel verschillende dingen mee ‘doen’. Maar dat verandert niets aan het feit dat de Tenach voor ons ‘Heilige Schrift’ is. Hoe men ook over (de joodse) Jezus en de (joodse) apostelen moge denken, feit is dat voor hen de Tenach ‘de Schrift’ was.4 14
Lody B. van de Kamp en Willem J. Ouweneel
Voordat we benadrukken dat we Jood resp. christen zijn, zijn we in de eerste plaats gelovigen in de G’d van Abraham, Isaak en Jakob, oftewel: zijn wij mensen die de Thora gelovig aanvaard hebben. Dat betekent niet alleen maar: (verstandelijk) ‘voor waar houden’, maar vooral: zich er gelovig aan toevertrouwen, daaruit gelovig leven5 – al doen we dat, vanwege de verschillende tradities waaruit wij stammen, op heel verschillende manier. Die tradities zijn nauwelijks met elkaar te verzoenen. Het is onmogelijk de in de Talmoed vervatte traditie als mondelinge Thora van G’d te beschouwen – dus als openbaring – en tegelijkertijd het Nieuwe Testament als goddelijke openbaring te aanvaarden. Veel Joden (onder wie LBvdK) stellen dat zij het een en ander uit het Nieuwe Testament geleerd hebben, en veel christenen (onder wie WJO) zeggen dat zij het een en ander uit de Talmoed geleerd hebben. Maar de twee boeken allebei als g’ddelijke openbaring aanvaarden – dat gaat niet. Hier gaan de wegen scherp uiteen. Maar dat hoeft ons niet te verhinderen om toch steeds weer te trachten over de kloof heen elkaar de hand te reiken op basis van ons gemeenschappelijke geloof in de Tenach. Zeker voor christenen is dat de laatste decennia eigenlijk nóg gemakkelijker geworden doordat zij nóg meer hebben ingezien hoe ‘joods’ (in de joodse traditie verworteld) de leer van Jezus en de apostelen in veel opzichten was. Joodse geleerden als Hans-Joachim Schoeps, Pinchas Lapide en David Flusser hebben het joods-christelijke gesprek daarbij bijzondere diensten bewezen.
Jezus Nergens gaan de wegen tussen Joden en christenen zo scherp uiteen als op het punt van Jezus van Nazareth. Maar ook hier zijn wel degelijk punten van overeenkomsten te vinden. Niemand kan immers ontkennen dat Jezus duizenden Joden én miljoenen niet-Joden 15
Waar staan we samen voor?
door de eeuwen heen geïnspireerd heeft. In dat opzicht is Jezus de meest invloedrijke Jood aller tijden geweest, door wie miljarden mensen met de Tenach in aanraking zijn gekomen. Tellen we daar de islam ook nog eens bij – die zonder het christendom nauwelijks denkbaar geweest zou zijn – dan zijn er momenteel maar liefst bijna vier miljard mensen op aarde die iets met de G’d van Abraham (zeggen te) hebben. Dat is vooral te danken aan Jezus van Nazareth; of zo men wil: aan wat zijn volgelingen met zijn beeld hebben gedaan. In dit verband zijn de volgende woorden van Maimonides in zijn (niet-gecensureerde versie van de) Jad Hachazaka 11:4 heel boeiend: ‘(...) want al deze woorden over Jezus van Nazareth en van de Ismailit die na Hem is opgestaan [lees: Mohammed] zijn er alleen maar om de weg voor de Messias te bereiden en de gehele wereld te herstellen om de Eeuwige samen te dienen zoals de profeet Sefanja 3:9 zegt: “Dan zal ik mij keren tot de volkeren” enzovoort.’ De laatste decennia is door christelijk én joods theologisch onderzoek ook veel duidelijker geworden (a) dat Jezus nooit een nieuwe godsdienst heeft willen stichten, te weten de ‘christelijke’ (‘Ik ben alleen gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls’6); (b) dat Jezus zich niet verzette tegen ‘het’ jodendom – voor zover men, gezien de vele stromingen, daarvan in die tijd kon spreken – maar tegen bepaalde interpretaties van de Thora (die zijns inziens tegen de geest van de Thora ingingen) en tegen een huichelachtige wetsbetrachting;7 ja, (c) dat Jezus’ leer op vele punten aansloot bij de rabbijnse leringen van zijn dagen.8 Ook is nog duidelijker geworden dat de vroege Kerk met haar antisemitisme (dat op het Concilie van Nicea, 325, al scherp aan het licht trad) en haar ‘vervangingstheologie’ (substitutionalisme: ‘de Kerk is het ware, geestelijke Israël’; vanaf de vierde eeuw) radicaal inging tegen de geest van Jezus’ onderwijs. We mogen dan funda16
Lody B. van de Kamp en Willem J. Ouweneel
menteel verschillend denken over de vraag of Jezus de Messias van Israël was/is, maar we verwerpen beiden dit kerkelijk antisemitisme en substitutionalisme. Wel meent LBvdK dat sporen van dit antisemitisme en substitutionalisme al in het Nieuwe Testament zelf te vinden zijn,9 terwijl WJO deze gedachte afwijst.
Halacha Wat de naleving van de halacha betreft is er tussen ons eigenlijk niet veel verschil. Joden hebben immers nooit van niet-Joden geëist dat dezen de halacha zouden onderhouden, tenzij het om personen gaat die geheel en al tot het jodendom willen overgaan (Joden willen worden). Joden geloven dat niet-Joden, om G’d te behagen, zich slechts aan de zeven zogenoemde ‘noachitische geboden’ hebben te houden: (1) Geen afgodendienst (d.i. g’ddelijke verering toebrengen aan enig schepsel).10 (2) Geen godslastering (incl. vloeken).11 (3) Geen moord (incl. abortus, euthanasie).12 (4) Geen ontucht (d.i. alle seksueel gedrag buiten de huwelijksband [in bijbelse zin] om).13 (5) Geen diefstal.14 (6) Geen vlees eten dat van een levend wezen genomen is (‘vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed’15) (ruimer: geen wreedheid jegens enig schepsel van God). (7) Het instellen van rechtbanken die toezien op de naleving van de noachitische geboden. (Nederlandse rechtbanken voldoen daar niet aan, want die straffen hoogstens voor moord, doodslag, dood door schuld, seksueel misbruik en ernstige vormen van diefstal, niet voor bijv. afgoderij, vloeken, abortus en euthanasie [mits deze aan bepaalde voorwaarden voldoen], allerlei vormen van ontucht of het eten van bloed.) 17
Waar staan we samen voor?
De Synagoge en de Kerk denken hier in principe gelijk, want én synagogen én christelijke kerken en gemeenten zouden onzes inziens tucht moeten oefenen in gevallen van afgoderij, godslastering, abortus, euthanasie, ontucht, diefstal en wreedheid (én natuurlijk hebzucht, dronkenschap, tweedracht, valse leringen, rebellie,16 enzovoort). Wie de Tenach liefheeft, of men hem nu leest op talmoedische of op nieuwtestamentische manier, zal streven naar een leefwijze die met de geest van de Tenach in overeenstemming is. Zowel jodendom als christendom is een in sterke mate ethische religie, dat wil zeggen: niet slechts een leer, maar een leefwijze.
De geloofsartikelen van Maimonides Wat dit betreft kan WJO goed leven met de dertien geloofsartikelen zoals die zijn verwoord door de grote joodse leraar Maimonides (de Rambam, 12e eeuw). Deze geloofsprincipes hebben in het jodendom nooit een formele status gekregen, maar kunnen toch goed als uitgangspunt dienen: Ik geloof dat: (1) G’d bestaat;17 (2) G’d één is;18 (3) G’d niet fysiek is;19 (4) G’d eeuwig is;20 (5) G’d enig is (d.i. niets mag boven, naast of onder Hem als godheid vereerd worden);21 (6) de woorden van de joodse profeten waar zijn;22 (7) Mozes de voornaamste profeet is;23 (8) de Thora g’ddelijke openbaring (oftewel: afkomstig uit de hemel) is;24 (9) de Thora volledig is (er kan niets aan toegevoegd of van afge18
Lody B. van de Kamp en Willem J. Ouweneel
daan worden, laat staan dat zij ooit vervangen zou kunnen worden);25 (10) G’d alwetend is (Hij slaat alle mensen gade en kent hun daden);26 (11) G’d hen beloont die de geboden naleven en hen straft die ze overtreden;27 (12) de Messias, de zoon van David, zal komen en met hem het messiaanse tijdperk zal aanbreken;28 (13) eens de opstanding van de doden zal plaatsvinden.29 Wat principe [1] betreft: ook voor christenen staat de eenheid van God voorop, al geloven zij, in tegenstelling tot liberale en orthodoxe Joden, aan God drie aangezichten te herkennen: dat van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Ook met principe [11] is de christen het principieel eens, al zal hij er graag aan toevoegen – wat ook de Jood gelooft! – dat dit alleen kan door de genade van God, door de werking van de Roeach haQodesj (‘heilige Geest’), vanuit een ‘besneden’ hart.30 Het grootste verschil betreft principe [7]: christenen geloven dat Mozes de grootste profeet van de Tenach en van het jodendom is, maar dat Jezus een grotere profeet dan Mozes is,31 de ‘nieuwe Mozes’, die de Thora tot haar volheid heeft gebracht.32 Voor Joden grenst deze gedachte aan heiligschennis; zij voelen zich meer thuis bij de Joden die vreesden dat ‘deze Jezus de Nazoreeër (…) de zeden [zou] veranderen die Mozes ons heeft overgeleverd’.33
De Twaalf Artikelen des Geloofs Leggen we daar nu de Apostolische Geloofsbelijdenis naast, met haar twaalf artikelen: (1) Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde,
19
Waar staan we samen voor?
(2) en in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heer;
(3) die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria;
(4) die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;
(5) ten derden dage weer opgestaan uit de doden; (6) opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand van God, de almachtige Vader; (7) vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
(8) Ik geloof in de Heilige Geest.
(9) Ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen, (10) vergeving der zonden, (11) wederopstanding des vleses, (12) en een eeuwig leven. Hier kan voor LBvdK maar weinig blijven staan. Hij kent G’d als Vader,34 als Almachtige,35 als Schepper van hemel en aarde36 (art. 1), hij gelooft in de Heilige Geest37 (art. 8) – zij het niet als afzonderlijke ‘persoon’ binnen de Godheid – hij gelooft in de vergeving der zonden38 (art. 10), de wederopstanding des vleses39 (art. 11) en een eeuwig leven40 (art. 12). Maar van art. 2 tot 7 blijft voor hem maar weinig over: hoogstens ‘geboren uit Maria’ (art. 3) – maar niet noodzakelijk uit de maagd Maria – en ‘die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven’ (art. 4), want dat is een waarschijnlijk betrouwbaar historisch gegeven. Zo kan WJO heel gemakkelijk het overgrote deel van Maimonides’ dertien geloofsartikelen omhelzen, terwijl LBvdK dat slechts met ongeveer de helft van de Twaalf Artikelen des Geloofs kan. Dat is geen wonder: zes van die artikelen handelen over de persoon van 20
Lody B. van de Kamp en Willem J. Ouweneel
Jezus, die hét struikelblok is in het gesprek tussen Joden en christenen.
Uitzicht In deze opsomming van gemeenschappelijke geloofspunten werden al meermalen geschilpunten aangeduid. Dat is niet te vermijden. Als de nadruk maar blijft liggen op de gemeenschappelijke basis waarop wij mogen staan, en dat is de Tenach, de heilige openbaring van G’d, dat wat voor Jezus en de apostelen ‘de Schrift’ was én dat voor alle liberale en orthodoxe Joden is, en dus ook voor ons beiden. Op grond van die Tenach zien wij uit naar de komst van de Messias – die voor christenen de wederkomst van de Messias is – en van diens rijk: ‘Want zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden, het zal niemand in de zin komen. Maar gij zult u verblijden en juichen voor eeuwig over hetgeen Ik schep, want zie, Ik schep Jeruzalem tot jubel en zijn volk tot blijdschap. En Ik zal juichen over Jeruzalem en Mij verblijden over mijn volk. En daarin zal niet meer gehoord worden het geluid van geween of van geschreeuw. Daar zal niet langer een zuigeling zijn die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden. ‘Zij zullen huizen bouwen en die bewonen, wijngaarden planten en de vrucht daarvan eten; zij zullen niet bouwen opdat een ander er wone; zij zullen niet planten opdat een ander het ete, want als de levensduur der bomen zal de leeftijd van mijn volk zijn en van het werk hunner handen zullen mijn uitverkorenen genieten. Zij zullen niet tevergeefs zwoegen en geen kinderen voortbrengen tot een 21
Waar staan we samen voor?
vroegtijdige dood, want zij zullen een door de Eeuwige gezegend geslacht zijn, en hun nakomelingen met hen. En het zal geschieden dat Ik antwoorden zal voordat zij roepen; terwijl zij nog spreken, zal Ik verhoren. De wolf en het lam zullen tezamen weiden en de leeuw zal stro eten als het rund, en de slang zal stof tot spijze hebben; zij zullen geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg’ (Jes. 65:17-25). ‘En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis van de Eeuwige vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En volkeren zullen derwaarts heenstromen, en vele natiën zullen optrekken en zeggen: “Komt, laten wij opgaan naar de berg van de Eeuwige, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen.” Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Eeuwige uit Jeruzalem. En Hij zal richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natiën tot in verre landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van de Eeuwige der heerscharen heeft het gesproken. Want alle volkeren wandelen elk in de naam van zijn god, maar wij zullen wandelen in de naam van de Eeuwige, onze God, voor altoos en immer’ (Micha 4:1-5).
22
2. Stellingen Stellingen Lody B. van de Kamp 1. De Jood dient de Eeuwige door te leven volgens de 613 ge- en verboden, zoals deze zijn geopenbaard op de berg Sinaï. Deze wetten zijn terug te vinden in de Thora. Zij worden inhoudelijk uitgelegd in de zogenoemde mondelinge openbaring. De schriftgeleerden hebben deze wetgeving onder andere gecodificeerd in de Sjoelchan Aroeg, de wetboeken. Het gezag van de mondelinge Thora is evenredig met het gezag van de schriftelijke Thora. 2. Het jodendom, dat ontstaan is als gevolg van de g’ddelijke openbaring op de berg Sinaï, heeft een eeuwigdurend bestaan. Geen enkele gebeurtenis in het verleden of in de toekomst kan hier afbreuk aan doen. De geboorte van de
Stellingen
door het christendom omarmde Messias, het ontstaan van de Kerk, het Concilie van Trente, de Reformatie, de Contrareformatie, de Nadere Reformatie, niets van dat alles is ook maar op enige manier van invloed geweest op deze eeuwigheidswaarde van het jodendom. Wel zullen de rol en de taak van het jodendom anders worden in een wereld waarin eenmaal universeel de g’ddelijke almacht zal worden erkend. 3. De joodse Messiasverwachting gaat terug op dat wat de profeten van Israël de wereld toezegden. De specifieke interpretatie van die Messiasverwachting rond het begin van de algemene jaartelling – namelijk als zou die vervuld zijn in Jezus van Nazareth – kwam voort uit de toenmalige tijdgeest en de historische omstandigheden. De wantoestanden zoals deze door de profeten waren gesignaleerd, de afbraak van het koninkrijk van Israël, de ophanden zijnde verwoesting van de tempel en de naderende ballingschap maakten de tijd in Israël rijp voor de groei van het messianisme. Maar de eeuwigheidswaarde van de Messiasverwachtingen zoals deze door Israëls profeten zijn verwoord, leidt volgens het jodendom tot andere wegen dan die welke tot nu toe zijn ingeslagen. 4. Het conflict tussen de Sadduceeën en de Farizeeën leidde helaas tot een machtsstrijd. Als het op een bijbelwaardige wijze zou zijn opgelost, was de weg van het christendom waarschijnlijk anders gelopen en had de wereld er vandaag anders uitgezien. Christenen zouden ook vandaag – net als in het begin – dichter bij het jodendom gestaan hebben. Farizeeërs zijn zij die trouw zijn gebleven aan de Thora, zowel toen, ten tijde van het ontstaan van het christendom, als nu, zo veel eeuwen later. Door hun toedoen heeft het jodendom kunnen overleven, dwars tegen eeuwen van verblijf in de diaspora in. 24
Lody B. van de Kamp
5. Ooit zullen zowel Joden als christenen de ‘schellen van de ogen vallen’. Joden zullen zien dat het ontstaan van het christendom niet alleen maar de schuld van ‘afvalligen’ was, maar mede werd veroorzaakt door de missstanden in het toenmalige koninkrijk en de tempeldienst van die tijd. Christenen zullen zien dat de joodse visie op het messianisme toch een andere én waarheidsgetrouwere is dan het verstaan van de Bijbel zoals dat we vanuit het christendom kennen. 6. De almacht van de Eeuwige is universeel zowel in ruimte als in tijd. Deze wetenschap laat mijns inziens geen ruimte voor enige andere autoriteit die tussen de mens en die almacht in zou staan. Dit besef schept voor mij een gapend gat tussen het jodendom en het christendom. Dat gat bestaat onder andere door de leer van de Drie-eenheid. In de uniciteit van de Eeuwige is geen plaats voor het concept ‘Zoon’ van G’d zoals dit door het christendom wordt verstaan. 7. Indien ‘de volkeren’ (de niet-Joden) zich niet hadden bemoeid met de interne discussie rond de geboorte van de Messias, dan zouden de volgelingen van die (vermeende) Messias nooit zo ver zijn afgedwaald van het jodendom als nu het geval is. Dan waren de heidense invloeden buiten de interne joodse ruzie van de eerste eeuw gebleven. 8. De weg ‘terug’ naar het jodendom, die bepaalde segmenten van het christendom zoeken en soms ook menen gevonden te hebben, blijkt vanuit het christelijk verstaan van de Bijbel een doodlopende weg. Dit terwijl zij het einddoel, het jodendom, ook niet bereiken. Alleen wanneer men dat pad beschouwt als een weg met eenrichtingsverkeer wordt in ieder geval recht gedaan aan de keuze die de gelovige maakt. Dit leidt onvermijdelijk tot een verlaten van het christelijk erf en een zich aansluiten bij het 25
Stellingen
jodendom. Op het begaan van deze weg door christenen zit het jodendom overigens niet te wachten. Het verder ontbloten van de joodse wortels van het christendom, toegejuicht door joodse denkers als Pinchas Lapide en David Flusser, brengt christendom en jodendom niet dichter bij elkaar. 9. De erfzonde is een van die christelijke interpretaties waarin de Kerk stelling heeft genomen tegenover het jodendom. Het jodendom kent geen zondig geboren mens. De mens heeft wel de verantwoordelijkheid om zonden uit vroegere generaties te repareren, maar draagt die zonde zelf niet mee. 10. Wanneer men het gezag van de mondelinge openbaring op de berg Sinaï niet erkent als evenredig aan het gezag van de schriftelijke openbaring, maar afdoet als rabbijns gedachtegoed, ontstaat een karikatuur van het jodendom. De beschuldiging aan het adres van het ‘wrede Israël’ aan de hand van het concept ‘oog om oog, tand om tand’ is hier slechts één voorbeeld van. 11. Ook zonder een invulling van de feitelijke komst van de Messias (zoals christenen dat bijvoorbeeld gedaan hebben door Jezus als Messias te belijden), door de eeuwen heen tot op dit moment, beleeft het jodendom zijn Messiasverwachting in volle overtuiging, hoop en zekerheid. 12. Het grootste wonder dat het jodendom in zijn lange bestaansgeschiedenis heeft ervaren, is dat het er nog steeds is. Voor de Jood is dit het ultieme bewijs dat de joodse wijze van geloven en het verstaan van de Bijbel de juiste is. De waarde van dit wonder wordt ook door de joodse gemeenschap zelf niet vaak genoeg onderkend. 13. Joods en jodendom zijn woorden die in het kader van de eeuwigheid alleen een religieuze dimensie hebben. Etnisch of cultureel Jood-zijn is niet voldoende in het kader van de eeuwigheidswaarde van de religie. 26
Lody B. van de Kamp
14. Voor christenen en Joden is er niet alleen hoop op een toekomst weggelegd. Er liggen uiterst belangrijke taken voor hen in deze steeds meer seculariserende wereld. 15. In de pre-messiaanse tijd – dat is de tijd vlak vóór de komst van de ware Messias – eindigt de geschiedenis van Kerk en Synagoge zoals deze ooit begonnen is. In een wereld van ongeloof en secularisatie zal een kleine kern gelovigen behouden blijven. Vrijzinnig geloof en vrijzinnig praktiseren, of het nu joods of christelijk is, zullen verdwijnen. 16. De staat Israël heeft een historische betekenis voor het joodse volk. Of aan de staat religieuze betekenis binnen het messiaans gedachtegoed moet worden ontleend, blijft vooralsnog te bezien. Het seculiere karakter van de staat Israël, zoals dit veelal door de staat zelf wordt uitgedragen, doet geen recht aan de historische betekenis van Israëls wordingsgeschiedenis. 17. Zolang er binnen het jodendom geen ruimte is voor de christelijke opvattingen over de plaats, de taak, de rol en de persoon van de Messias, zullen zij die zichzelf ‘Messiasbelijdende Joden’ noemen, het moeilijk blijven houden. Messiasbelijdende Joden zijn dan ook een historisch gegeven, geen joods-religieus gegeven. 18. Voor de Jood bestaat er geen verschil tussen (a) kerkelijk antijudaïsme, (b) antisemitisme van vóór de Reformatie en (c) antisemitisme van daarna. Antisemitisme is antisemitisme, in welke gedaante het zich ook voordoet. 19. Meer kennis van het jodendom binnen de Kerk en meer kennis van het christendom binnen de Synagoge zouden een welkome aanvulling zijn om de noodzakelijke goede verstandhoudingen nog verder te verbeteren. 20. De Kerk zal begrip moeten blijven opbrengen voor het feit dat de joods-christelijke dialoog voor de joodse gemeenschap nog 27
Stellingen
voor langere tijd gedoemd is om als niet-belangrijk beschouwd te worden. 21. De scheiding tussen christelijk en joods verstaan van de Bijbel, het geloof in de Messias en het beeld van de eindtijd, begint op de eerste bladzijde van de Bijbel, in Gen. 1:1. De woorden ‘in den beginne’ zijn voor de christen de eerste stappen op weg naar het Nieuwe Testament.
28