Schoolgids 2014 - 2015
1
1. Voorwoord........................................................................................................................................... 4 2. Adresgegevens .................................................................................................................................... 4 3. Historie ................................................................................................................................................ 4 4. Karakteristiek van de school................................................................................................................ 5 5. Missie en visie...................................................................................................................................... 5 6. Schoolorganisatie ................................................................................................................................ 6 6.1. Het rooster ................................................................................................................................... 6 6.2. De lessentabel .............................................................................................................................. 7 6.3. Vakanties en roostervrije dagen .................................................................................................. 8 6.4. Lesuitval ........................................................................................................................................ 8 7. Het onderwijs ...................................................................................................................................... 9 7.1. De onderbouw .............................................................................................................................. 9 7.2. De Tweede Fase.......................................................................................................................... 16 7.3 Beoordeling ................................................................................................................................. 17 7.4. Resultaten................................................................................................................................... 17 8. Begeleiding ........................................................................................................................................ 17 8.1. De overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs .......................................................... 17 8.2. Verzuim ...................................................................................................................................... 18 8.3. Mentoraat .................................................................................................................................. 18 8.4. Decanaat..................................................................................................................................... 20 8.5 veiligheid ..................................................................................................................................... 20 9. Zorg.................................................................................................................................................... 21 9.1. Passend onderwijs ...................................................................................................................... 21 10. Ouders en de school ........................................................................................................................ 21 10.1. Ouderraad ................................................................................................................................ 21 10.2. Avondgymnasium ..................................................................................................................... 21 10.3. Ouderbijdrage .......................................................................................................................... 22 10.4. Leermiddelen............................................................................................................................ 22 10.5. De Christoffel regeling .............................................................................................................. 22 10.6. Sponsorgelden .......................................................................................................................... 23 11. De culturele school .......................................................................................................................... 23 12. Actieve leerlingen ............................................................................................................................ 24 12.1. Leerlingenraad.......................................................................................................................... 24 2
12.2. LACADEIA .................................................................................................................................. 24 13. Klachtenregeling .............................................................................................................................. 25 13.1. Leerlingenstatuut ..................................................................................................................... 25 13.2. Afhandeling van klachten ......................................................................................................... 25 13.3. De contactpersoon op schoolniveau ........................................................................................ 25
3
1. Voorwoord In deze schoolgids is informatie te vinden over het Christelijk Gymnasium Utrecht. De gids is in eerste instantie bedoeld voor leerlingen die in de brugklas komen en hun ouders, maar ook voor leerlingen die in andere klassen instromen en natuurlijk voor iedereen die geïnteresseerd is in de school. De gids laat zien hoe we denken over onderwijs en hoe we dat onderwijs organiseren. Daarbij hopen we dat duidelijk wordt dat er nog meer activiteiten zijn die het CGU maken tot de school waar we trots op zijn: een school met uitstekende resultaten, een goede sfeer en goede contacten tussen leerlingen en personeelsleden. Meer informatie is ook te vinden op de website. Verder zijn nieuwe leerlingen en hun ouders van harte welkom op de open dagen. Rosanne Bekker rector
2. Adresgegevens Christelijk Gymnasium Utrecht (CGU) Koningsbergerstraat 2 3531 AJ Utrecht 030 - 2843000 Fax: 030 - 2843009 Email:
[email protected] Website: www.cgu.nl Het CGU maakt deel uit van de Willibrordstichting: College van bestuur van de Willibrordstichting Kaap Hoorndreef 66 3563 AW Utrecht Postbus 9419 3506 GK Utrecht
3. Historie Het Christelijk Gymnasium te Utrecht (CGU) is een zelfstandige, categoriale school en is dat sinds de oprichting in 1897 ook altijd geweest. Groot genoeg om zelfstandig te kunnen voortbestaan, behield het tegelijkertijd de voordelen van de kleinschaligheid (en dus de overzichtelijkheid). Het CGU was sinds 1932 gevestigd in het gebouw aan de Diaconessenstraat in het Museumkwartier, het zuidelijk deel van de binnenstad. In de loop van de tijd is het gebouw aangepast aan het groeiend leerlingenaantal en aan de moderne onderwijsbehoeften. De ruimte bleek echter te beperkt en na vele omzwervingen is in augustus 2007 een tweede moderner vormgegeven en –na een renovatiegoed geoutilleerd gebouw in gebruik genomen aan de Koningsbergerstraat westelijk van het Centraal Station. In 2010 zijn beide locaties samengevoegd en zit iedereen op de Koningsbergerstraat. 4
4. Karakteristiek van de school Het CGU is een traditioneel gymnasium. Gymnasiaal onderwijs is onderwijs dat voorbereidt voor universiteit en hogeschool waar alle leerlingen eindexamen doen in ten minste één klassieke taal. Het onderwijs wordt gegeven in klassikale lessen. De nadruk ligt op de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen. Het niveau is hoog en de resultaten zijn zeer goed. Daarnaast is het voor leerlingen ook mogelijk hun talenten te ontwikkelen op andere gebieden, zoals sport, kunst en cultuur. Zorg voor de leerlingen en een informeel klimaat zijn kenmerkend voor de school. De afstand tussen personeelsleden en leerlingen is klein en allen hechten aan deze manier van omgaan met elkaar. De school staat in een christelijk-humanistische traditie en wil die waarden ook aan haar leerlingen overdragen. Rekening houden met en zorg voor de ander en de omgeving zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. In de praktijk betekent het dat er godsdienstles gegeven wordt, waarbij aandacht is voor verschillende religies en dat er vieringen georganiseerd worden gedurende het schooljaar. In een omgeving waar mensen met een religieuze en niet-religieuze achtergrond samenwerken, is de manier waarop de identiteit vorm krijgt een terugkerend onderwerp van gesprek. Het voornemen om UNESCO-school te worden, biedt de mogelijkheid om het overbrengen van de waarden waar iedereen vanuit zijn eigen achtergrond aan hecht te stimuleren. Komend jaar is het CGU UNESCOoriëntatieschool.
5. Missie en visie Het onderwijs van het CGU is erop gericht leerlingen van het CGU ertoe te brengen dat ze op het hoogste niveau: 1. onderzoeker zijn: ze krijgen de kans hun verwondering verder te ontwikkelen en ze verwerven vaardigheden om onderzoek te doen. 2. kennis verwerven: ze zoeken naar noodzakelijke kennis om de wereld om zich heen te begrijpen en verdiepen zich op niveau in de wetenschap. 3. denker zijn: ze ontplooien initiatief om complexe (ethische en sociale) problemen kritisch te doordenken. 4. kritisch zijn: ze leren te reflecteren op hun eigen functioneren, hun eigen cultuur en cultuur in het algemeen. Ze worden zich ervan bewust, dat ze verantwoordelijk zijn voor hun eigen acties. Ze worden zich bewust van de waarde van cultuur en erfgoed. 5. adequaat communiceren: ze leren waarnemingen, informatie, ideeën en argumentatie goed te verbeelden (ontwikkelen van creativiteit), te verwoorden en te presenteren in meer dan één taal en in allerlei soorten media en communicatieve omgevingen. 6. betrokken zijn: ze tonen empathie, compassie en respect ten opzichte van anderen. 7. samenwerken: ze leren bij te dragen aan een gezamenlijk resultaat door de eigen kwaliteiten en belangen én die van de groep de ander op elkaar af te stemmen. 8. zorgen voor hun eigen gezondheid en hebben plezier in bewegen. Op het CGU willen we vakonderwijs aanbieden dat gegeven wordt door bevoegde docenten die op didactisch en pedagogisch gebied in staat zijn het leren van leerlingen te bevorderen. We bieden een breed palet aan vakken en activiteiten, zodat leerlingen zich kunnen ontwikkelen op verschillende 5
terreinen. Daarbij is er veel aandacht en zorg voor de leerling en bieden we ruimte voor persoonlijke trajecten. We vinden het belangrijk om een veilige, tolerante en gezellige omgeving te creëren voor alle betrokkenen bij de school met respect voor verschillen in aanleg, afkomst, geloof, geaardheid of huidskleur. De omgeving (de school, de wijk, de stad en de wereld) speelt daarbij een grote rol. Het grootste deel van onze leerlingen doorloopt in de daarvoor gestelde termijn van zes jaar de school. Op grond van hun toelating kunnen we zeggen dat ze in principe daar ook allemaal toe in staat zijn. Voor sommigen verloopt die weg wat moeilijker, maar we proberen deze leerlingen op vele manieren te helpen. Ondanks hun formele gelijkheid bestaan er wel degelijk verschillen tussen leerlingen. Het onderwijs is in principe klassikaal, maar daarnaast willen we ook recht doen aan de verschillen die er bestaan. Sommige leerlingen kunnen aanzienlijk meer aan dan de gemiddelde klas en wij proberen ook aan hun capaciteiten tegemoet te komen door het aanbieden van extra mogelijkheden. Juist om het onderwijs op maat te versterken, kiezen we er niet voor om een aparte begeleidingsstructuur voor deze leerlingen op te zetten, maar zal de lesgevende docent zelf aan de leerling die meer kan en wil de mogelijkheid bieden tot verdieping dan wel verbreding binnen het vak.
6. Schoolorganisatie Het onderwijs wordt gegeven in klassen; de gezamenlijke klassen vormen een jaarlaag. Aan het hoofd van de docenten van twee jaarlagen staat een conrector. Daarnaast zijn er een rector en een conrector voor onderwijsbeleid, personeelsbeleid, facilitaire zaken, financiën en het gebouw. Sommige docenten hebben zich in een taak gespecialiseerd, bijvoorbeeld als decaan of zorgcoördinator. Daarnaast is er een uitgebreide ondersteuning van de werkzaamheden door een secretariaat, concierges, technisch-onderwijsassistenten, systeembeheerders en roostermakers. 6.1. Het rooster De lessen worden in principe gegeven tussen 8.15 en 16.10 uur. In de praktijk worden voor de onderbouw niet alle uren gebruikt. De school heeft gekozen voor lessen van 45 minuten of blokuren van 90 minuten. Er zijn ook werktijduren of repetitie-uren. Uitgevallen lessen worden opgevuld en vervangen door andere docenten of door studie-uren onder surveillance van docenten. Roosterwijzigingen worden niet alleen via de daarvoor bestemde publicatieborden meegedeeld: het rooster en de wijzigingen erop zijn ook op onze website te vinden.
6
6.2. De lessentabel vakken/klassen
1
2
3
4
5
6
Nederlands/grammatica
4
3
2
3
3
3
Latijn
3
3
3
3
4
4
3
3
3
4
4
2
2
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
Grieks Frans
3
Duits Spaans Engels
3
2
2
2/3
2/3
3/2
Geschiedenis
2
2
2
3
3
3
Aardrijkskunde
2
2
2
2
2
3
Godsdienst
1
1
1
Wiskunde
3
3
4
2/ 3
2/3/4
2/3 /4
2
3
3
3
3
2
3
3
3
3
3
3
Natuurkunde Scheikunde Biologie
2
2
Inleiding natuurwetenschappen
1
Media
1
Drama
3
1
Tekenen
2
1
1
2
3
4
Lich. Opvoeding
3
2
2
2
2
1
Mentoruur
1
1
1
1
Werktijd-, repetitieuur
2
2
2
2
Totaal
36
35
35
1
7
Alleen in de bovenbouw: leerjaar
4
5
Klassieke Culturele Vorming
2
Maatschappijleer
2
6
Algemene Natuurwetenschappen
2
Economie
3
3
3
Management en Organisatie
3
3
3
Filosofie
3
3
3
1
2
Kunst Algemeen Kunst Beeldende Vormgeving
2
2
2
Kunst Drama
2
2
2
2
3
Wiskunde D
6.3. Vakanties en roostervrije dagen
schooljaar 2014-2015 Herfstvakantie Kerstvakantie Voorjaarsvakantie Paasvakantie Meivakantie Hemelvaart vakantie Pinkstervakantie Zomervakantie
van 18-10-14 20-12-14 21-02-15 04-04-15 25-04-15 14-05-15 23-05-15 11-07-15
t/m 26-10-14 04-01-15 01-03-15 06-04-15 10-05-15 17-05-15 25-05-15 23-08-15
personeelsdag studiedag afsluiting schooljaar
01-09-14 01-09-14 07-11-14 07-11-14 06-07-15 10-07-15
De regeling is bindend; alleen in geval van overmacht kan een leerling toestemming vragen om meer dagen vrij te krijgen. Dit verzoek dient schriftelijk en zes weken van te voren ingediend te worden bij de conrector van het betreffende leerjaar.
6.4. Lesuitval Het beleid van de school is om door middel van een zorgvuldige planning zoveel mogelijk van de geprogrammeerde lessen ook daadwerkelijk te realiseren. Door omstandigheden zoals bijvoorbeeld de afwezigheid van een docent in het geval van ziekte of het begeleiden van een buitenschoolse activiteit, kunnen geplande lessen soms niet doorgaan. Op het Christelijk Gymnasium wordt ernaar gestreefd de uitgevallen lessen of te vervangen of alternatieve activiteiten aan leerlingen te bieden. In de leerjaren 1 t/m 3 worden tussenuren zoveel mogelijk opgevuld met vervangende lessen. Vanaf leerjaar 4 hebben leerlingen ook de mogelijkheid om zelf te studeren in de beschikbare ruimten zoals de mediatheek en het atrium. 8
7. Het onderwijs 7.1. De onderbouw Klas 1 Onze leerlingen komen soms wel van 80 verschillende basisscholen, met grote onderlinge verschillen. Het streven is er in de eerste maanden dan ook op gericht om een hechte groep van de leerlingen te maken en hun veelzijdige belangstelling verder te ontwikkelen. In de eerste klas beginnen de leerlingen met 14 vakken of vakgebieden (zie de lessentabel), waaronder één klassieke taal: Latijn. Zij krijgen ook in dit eerste jaar een aantal studielessen. Daarin leren ze hoe ze hun huiswerk moeten organiseren en hoe ze repetities en lesstof kunnen voorbereiden. Daarnaast zijn er zogenaamde service-uren waarin leerlingen die moeilijkheden hebben met een bepaald vak geholpen kunnen worden. In het vak INW (inleiding natuurwetenschappen) maken de leerlingen kennis met aspecten van natuurwetenschap en techniek. Het is vooral een praktisch vak waarin de leerlingen leren om dingen te ontwerpen en te maken en een idee krijgen van natuurwetenschappelijk onderzoek door het doen van praktische opdrachten binnen en buiten school. Bij het vak Media maken de leerlingen kennis met verschillende aspecten van media. Het doel is om leerlingen zowel diverse mediavaardigheden aan te leren als om hen bewust te maken van de invloed van het gebruik van media in de maatschappij en hun eigen omgeving. Klas 2 In de tweede klas wordt het aantal vakken uitgebreid met Natuurkunde, Duits en Grieks. We geven steunlessen in een aantal vakken (Nederlands, Engels, Latijn) aan leerlingen die dat nodig blijken te hebben. Klas 3 In dit laatste jaar van de onderbouw worden de leerlingen meer en meer gewend aan de onderwijsmethoden die kenmerkend zijn voor de Tweede Fase: zelfstandig werken, maken van praktische opdrachten en presentaties. De kennismaking met de vakken die de school te bieden heeft is nu vrijwel voltooid. Nu staan de leerlingen voor de opgave een keuze te maken uit de vier profielen: Cultuur en Maatschappij, Economie en Maatschappij, Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek. In een speciaal programma, verzorgd door de decaan, worden ze uitgebreid voorgelicht en begeleid om tot een goede keuze te komen. Ook in de klas wordt er steun gegeven aan leerlingen die dat nodig blijken te hebben. De vakken in de onderbouw Nederlands Leerlingen leren allerlei vaardigheden die ervoor zorgen dat ze hun moedertaal beter beheersen. In alle jaren wordt er aandacht besteed aan spreek/presentatievaardigheden, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. In de bovenbouw komen ook de argumentatieve vaardigheden aan de orde. De leerlingen leren debatteren en leren hun mening en die van anderen te verwoorden in een betoog of een beschouwing. De verschillende vaardigheden zijn ook toepasbaar bij de andere vakken die op school worden gedoceerd.
9
De kennis van spelling en grammatica wordt vooral in de onderbouw herhaald en uitgebreid. In het fictieonderwijs staat de eerste jaren de jeugdliteratuur centraal. In de bovenbouw wordt er literatuuronderwijs gegeven. De leerlingen krijgen een overzicht van de literatuurgeschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf de middeleeuwen tot nu en lezen voor elke periode exemplarische werken. We lezen daarnaast elk jaar twee boeken uit de moderne literatuur klassikaal en de leerlingen kiezen ook nog enkele boeken zelf. In de onderbouw resulteert dit in een literatuurdossier en in de bovenbouw maken de leerlingen een toets over de gelezen boeken. De creatieve kanten van de Nederlandse taal blijven vooral in de onderbouw niet onderbelicht. Tijdens de cultuurdag wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed. De verschillende onderdelen van het vak worden op een steeds variërende manier aangeboden. Klassikaal frontaal, hoorcollege, groepswerk: al deze werkvormen komen aan bod. In de onderbouw wordt er een methode gebruikt in de bovenbouw werken we veelal met eigen materiaal. Klassieke talen Waar op een scholengemeenschap meestal pas in de tweede klas met Latijn en in de derde met Grieks wordt begonnen, gebeurt dit op een categoriaal gymnasium eerder: Latijn meteen vanaf de eerste klas en vanaf de tweede klas ook het vak Grieks. Daardoor ontstaat niet alleen de mogelijkheid de leerstof over een langere periode te spreiden, maar ook breekt het moment eerder aan, waarop het uiteindelijke doel - het lezen en begrijpen van klassieke teksten en het leren over antieke beschaving - bereikt wordt. In de lessen wordt uiteraard veel aandacht besteed aan grammatica. Er is een grammaticaboekje voor de school met voorbeelden van de Latijnse taal. Daarnaast neemt ook de cultuurhistorie een belangrijke plaats in. De door ons gebruikte lesmethoden Grieks en Latijn spelen daarop in en bieden veel materiaal dat de leerlingen laat kennismaken met de taal én de wereld van Grieken en Romeinen. In de tweede klas gaan we met de leerlingen een dag naar de Romeinse nederzetting in Xanten. In het vijfde leerjaar wordt door bij vak Klassieke Culturele Vorming bijzondere aandacht besteed aan de cultuur van de oudheid en de invloed daarvan op latere perioden, vooral op het gebied van literatuur, architectuur, theater en kunst. Dit is tevens een voorbereiding op de klassieke reis naar resp. Griekenland, Rome, Campanië of West-Turkije. Deze reis duurt een week en vormt voor veel leerlingen één van de hoogtepunten van hun schooltijd.
Moderne vreemde talen De modernevreemdetalensecties gebruiken lesmethodes die communicatief van opzet zijn. De vreemde taal verstaan en spreken is minstens zo belangrijk als lezen en schrijven. Deze vier vaardig-
10
heden komen alle ruimschoots aan bod. De secties gebruiken naast boeken/cd’s ook ander, vaak zelfgemaakt materiaal en digitaal beschikbaar materiaal. Omdat wij van onze leerlingen hoge verwachtingen koesteren, bieden we ook vaak vrijere oefeningen aan. Leerlingen moeten - door te durven en te willen - leren improviseren met de taalmiddelen waarover ze beschikken. We streven dus naar een actieve beheersing van de taal. In de bovenbouw wordt het vak Engels ook aangeboden in een variant die opleidt tot een Cambridge certificaat (CAE of CPE), bij Frans voor de opleiding DELF (Diplôme d’études en langue Française). In de bovenbouw wordt ruimschoots aandacht besteed aan literatuuronderwijs. Dit literatuuronderwijs is er op gericht de leerlingen te stimuleren te lezen voor hun plezier en bovendien is het oefenen van de andere vaardigheden in dit onderwijs geïntegreerd. De bètavakken: Biologie, Natuurkunde, Scheikunde Het programma van de bètavakken is een mix van denken en doen. Soms betekent dit dat leerlingen zich een stuk theorie eigen maken om vervolgens het geleerde toe te passen in een opgave, een praktische opdracht of een practicum. Maar het kan ook zijn dat een les opgestart wordt met een probleemstelling (hoe ontstaat een regenboog als licht door een prisma geleid wordt; waardoor wordt rodekool sap blauw als er een base bij gedaan wordt; waardoor ontstaat hooikoorts) waarna de leerlingen de opdracht krijgen mogelijke verklaringen of antwoorden aan te dragen. Uiteindelijk gaat het om de cyclus kennis verwerven; kennis toepassen en controleren of het geleerde klopt; nieuwe vragen stellen en op zoek gaan naar nieuwe kennis. Naast het verplichte programma dat nodig is om een goed eindexamen te maken, wordt er ook tijd besteed aan maatschappelijke thema’s waar de bètavakken aan raken, zoals het gebruik van stamcellen, de energieproblematiek, de rol van drugs in de maatschappij, biotechnologie of de problematiek van het afval. In de bovenbouw stimuleren wij leerlingen in een variërende mate van zelfstandigheid analytisch te leren denken en experimentele vaardigheden op te doen. Daarbij worden leerlingen uitgedaagd zich wetenschappelijke kennis eigen te maken, samen te werken met anderen en inzicht te verwerven in het eigen leerproces. De bètasecties streven ernaar, door hoge eisen te stellen, dat de leerlingen het beste uit zichzelf proberen te halen. Voor opdrachten die zelfstandig uitgevoerd worden, hebben de leerlingen de beschikking over een laboratorium. Hier kunnen ze in en buiten lestijd terecht om zelfbedachte experimenten uit te voeren. Grote delen van het schooljaar bruist dit laboratorium dan ook van de activiteit.
11
Wiskunde Voor het vak wiskunde op het CGU worden de boeken van de Wageningse Methode gebruikt. Bij deze methode is het vooral de leerling zelf die de wiskunde ontdekt. Aan de hand van ingenieuze opgaven kun je zelf theorieën en strategieën bedenken en leren toepassen. De achterliggende gedachte is dat wiskunde méér is dan alleen maar sommetjes maken die de leraar eerst voorgedaan heeft op het bord. Wiskunde wordt een manier van denken: het is kritisch kijken naar de manier waarop een opgave opgelost kan worden en je afvragen of er geen snellere, betere of mooiere manier is. Dat doe je ook als je een Latijnse of Griekse tekst vertaalt. Dat doe je ook als je later een ingewikkelde operatie uit moet voeren, als het gaat om het bergen van een schip of het weghalen van een tumor. Soms zijn de opgaven en de theorie moeilijk, dan zul je misschien wel struikelen, maar hoeveel heb je geleerd als je weer op staat, op eigen kracht, samen met medeleerlingen of na een kleine aanwijzing van de leraar!
Tot en met de derde klas hebben alle leerlingen dezelfde wiskunde, hoewel er voor hen die meer willen allerlei mogelijkheden zijn. Iedereen in klas 1 en 2 doet mee aan de beroemde Kangoeroewedstrijd. Je kunt ook meedoen aan de wiskunde-olympiade. Verder hebben we extra, moeilijke opgaven die horen bij de onderwerpen van het moment, maar ook opgaven die totaal onmogelijk of bizar lijken. Vanaf klas 4 heb je twee hoofdrichtingen: één meer algemeen (wiskunde A) met veel statistiek, je leert dan zorgvuldig een goede conclusie trekken bij experimenten waarbij aantallen een rol spelen. Als je belangstelling hebt voor techniek of bètavakken ga je bijna altijd wiskunde B doen. Verder wordt er op school nog wiskunde C en D gegeven, daar hoor je later wel meer over.
12
Aardrijkskunde - Geschiedenis - Godsdienst- Filosofie In de leermethodes die bij deze vakken gebruikt worden, besteden we , naast aan algemeen vormende kennis veel aandacht aan de bij elk vak behorende vaardigheden. De vakken zijn gemakkelijk te verbinden met de dagelijkse praktijk en de leerling kan nieuw geleerde stof in veel gevallen daarin toepassen. Bij aardrijkskunde draait alles om de drie vragen, wat, waar en waarom daar? We richten ons vooral op de laatste vraag. Waarom daar? vraagt nadenkwerk en dat is uitdagend! Eigenlijk is aardrijkskunde overal. De drie vragen maken het mogelijk om haast alles om je heen als aardrijkskundig te bestempelen. Dit maakt het vak actueel, veelzijdig en makkelijk om leuk te vinden en te doceren. Het boek is zeker niet de enige bron van informatie, maar ook gebeurtenissen in je eigen leefomgeving, wat in het nieuws of een documentaire besproken wordt of wat in de natuur gebeurt, kunnen als stof dienen voor de lessen. Kortom: we vinden het belangrijk dat je goed geïnformeerd en kritisch aan de slag kan gaan met de wereld van vroeger, nu en de toekomst. Bij godsdienst/levensbeschouwing behandelen we in de brugklas het Jodendom, in klas 2 christendom en islam en in klas 3 hindoeïsme, boeddhisme en humanisme. De leerlingen maken in de les kennis met de belangrijkste verhalen, geloofsovertuigingen en leefregels van deze levensbeschouwingen. Daarnaast bezoeken we een synagoge, een kerk, een moskee en Zendo om meer van binnenuit te onderzoeken wat gelovigen daar doen en beleven. Ook nodigen we gastsprekers uit en laten leerlingen gelovigen uit hun eigen omgeving interviewen. Op deze wijze willen we de kinderen de veelvormigheid van levensbeschouwingen in het verleden en heden laten ervaren en doordenken. Bij filosofie leren de leerlingen zich te verwonderen over allerlei vanzelfsprekendheden. We besteden veel aandacht aan het onderscheiden van heersende vooronderstellingen en vooroordelen. Het logisch en begripsmatig helder nadenken trainen we in debatvormen, socratische gesprekken en door het schrijven van essays. Inhoudelijk houden we ons bezig met vragen als: ‘Wat is het goede leven?’, ‘Bestaat er zekere kennis?’, ‘Wat voor een wezen is de mens?’, ‘Wat is de relatie tussen worden en zijn?’, ‘Bestaat er een ideale samenleving?’ en ‘Hoe verhouden rede en geloof zich tot elkaar?’. Filosofie wordt als examenvak aangeboden vanaf klas vier. Het examenonderwerp verandert om de drie jaar en is op dit moment ‘Vrije wil’. Lichamelijke Opvoeding Bewegen is leuk! Nieuwe sporten leren, oefenen, uitproberen, beter worden, jezelf en elkaar leren kennen. Het aanleren en oefenen van diverse vaardigheden op het gebied van het bewegen vormt uiteraard nog steeds de hoofdmoot van de lessen lichamelijke opvoeding. In alle leerjaren besteden we 13
o.a. tijd aan turnen, balsporten, atletiek, bewegen & muziek en zelfverdediging. Differentiatie in de les zorgt er voor dat alle leerlingen op hun eigen niveau aan de oefenstof kunnen werken. Naast het zelf bewegen wordt de leerlingen ook geleerd elkaar te assisteren, te begeleiden en op te vangen. Op deze manier zijn de leerlingen ook met het leerproces van hun klasgenoten bezig. In klas vijf wordt LO afgesloten als examenvak. In klas zes volgend e leerlingen een half jaar een keuzeprogramma dat veelal buiten de school gegeven wordt. Van april tot oktober, als het weer het toelaat, vinden de lessen plaats op het sportpark Marco van Basten. Drama “Drama is doen” Drama in de onderbouw In de onderbouw leren de leerlingen spelenderwijs de grondbeginselen van spelen en theater maken. In de lessen worden creativiteit, intuïtie, samenwerking en spontaniteit gestimuleerd. Tijdens de les wordt een sfeer gecreëerd van veiligheid en respect voor elkaar, waarbinnen iedere leerling uitgedaagd wordt op zijn eigen niveau tot spel te komen. Daarnaast maken de leerlingen kennis met de elementaire toneelwetten en krijgen ze een globaal beeld van de culturele en maatschappelijke waarde van theater en film. In de brugklas is het vak drama geïntegreerd in de cultuurdag. De Cultuurdag In de brugklas hebben de leerlingen op één dag alle kunstvakken (drama, beeldend, cultuurNederlands). De leerlingen trainen hierdoor vakspecifieke vaardigheden en ze maken kennis met de waarde van de verschillende kunstdisciplines; bovendien krijgen ze zicht op gemeenschappelijke kenmerken van de verschillende kunstvormen en nemen ze deel aan multidisciplinaire projecten. Het doel is om het kunst- en cultuurbesef van de leerlingen te versterken. Op de cultuurdag krijgen de leerlingen niet alleen te maken met de genoemde kunstvakken, maar maken ze ook kennis met andere kunstdisciplines (o.a. dans, muziek en film). Drama in de bovenbouw Drama is in de bovenbouw een examenvak. De leerlingen komen in aanraking met alle aspecten van theater en met verschillende beroepsperspectieven. Het accent ligt vooral op de eigen spelontwikkeling, theater maken en theatertheorie. Ook maken alle leerlingen een film. Tekenen Bij het vak tekenen word je geleerd anders te kijken naar de wereld om je heen. Vanuit een creatief perspectief leer je op een andere manier na te denken over een probleem of vraagstuk. Hiervoor 14
maak je in de onderbouw gebruik van de diverse beeldende materialen en maak je kennis met verschillende beeldende begrippen. Hierbij zal gerefereerd worden aan bestaande beeldende kunst en aan culturele maatschappelijke ontwikkelingen. Een deel van de opdrachten zal aanspraak maken op je eigen fantasie en een deel zal gericht zijn op het weergeven van wat je waar kunt nemen. In de bovenbouw kun je als vervolg op het vak Tekenen kiezen voor het vak Beeldende Vormgeving. Hierbij ligt de nadruk vooral op het beeldende proces. Je onderzoekt dan je eigen beeldende mogelijkheden aan de hand van een thema. Informatica Informatica is geen apart vak maar een integraal onderdeel van alle lessen. Veel leerlingen beschikken als ze op school komen al over een grote vaardigheid op digitaal terrein: wij zien het als een taak van de school om ze te leren die vaardigheid te vergroten dan wel toe te passen in het kader van hun lessen. De school heeft een ELO (elektronische leeromgeving), een gemakkelijk toegankelijk digitaal platform waarop docenten en leerlingen en leerlingen onderling kunnen communiceren. Veel methodes maken gebruik van internet. In de mediatheek, het computerlokaal en op computers die in diverse vaklokalen zijn opgesteld kunnen leerlingen daarmee werken. Vanaf komend schooljaar zullen leerlingen eigen laptops of tablets in de les gebruiken voor bijvoorbeeld: informatie opzoeken op internet, werkstukken en presentaties maken, lesmateriaal ophalen van de ELO, woordjes leren, huiswerk controleren etc. Het is waarschijnlijk dat in de nabije toekomst een gedeelte van de traditionele schoolboeken vervangen gaat worden door digitaal lesmateriaal. Media MEDIA zijn alomtegenwoordig, niet meer weg te denken uit het leven van de westerse mens en al helemaal niet uit het leven van de westerse jongere. Maar hoe vind je je weg door het overweldigende aanbod van informatie? Daar hebben we t over bij het vak MEDIA. We proberen de leerlingen in de brugklas iets mediawijzer te maken. Niet dat wij de wijsheid in pacht hebben, het is meer een puzzeltocht met elkaar dan dat alles voorgeschreven staat. Daarom heet het vak ook media en geen mediawijsheid. We houden ons bezig met onder andere de volgende vragen: Hoe weet je of iets waar is op internet? Hoe zoek je wat je wil vinden? Wat is nieuws? Hoe objectief is het nieuws? Bestaat privacy nog op internet? Is privacy belangrijk? Wat maakt dat een game een goede game is? Wat maakt een game verslavend? In de brugklas krijgen de leerlingen een half jaar een blokuur media.
15
7.2. De Tweede Fase Vakkenpakketten Vanaf klas 4 beginnen leerlingen aan de Tweede Fase. Het belangrijkste verschil met de onderbouw is dat ze naast een aantal verplichte vakken in het gemeenschappelijke deel zelf een vakkenpakket moeten kiezen. Leerlingen zijn hierin niet helemaal vrij. In de bovenbouw zijn de vakken namelijk geclusterd in vier verschillende profielen. Leerlingen kunnen kiezen uit de profielen natuur en techniek (N&T), natuur en gezondheid (N&G), economie en maatschappij (E&M) en cultuur en maatschappij (C&M) of een combinatie van twee profielen. Binnen elk profiel moeten leerlingen ook weer kiezen tussen bepaalde vakken. Daarnaast kunnen leerlingen ook nog eens extra vakken kiezen. Op het CGU is het de gewoonte dat leerlingen één vak naast het verplichte aantal vakken kiest. Op deze manier ontstaat dus een breed pakket waarin typische bètaleerlingen ook alpha- en gammavakken kiezen en andersom. Cinetik Voor bijna elk vak wordt weleens een film gekeken. In nagenoeg honderd procent van de gevallen gaat het om de inhoud van de film. Inhoud die aansluit bij lesstof. Bij Cinetik gaan we verder dan de inhoud alleen. We staan ook stil bij de film zelf, de film als medium, de film als kunstvorm. Simpel gezegd: het vak, filmkijken. Het vak, waarbij je het medium film in al zijn facetten bestudeert. Cameravoering, spel, casting, montage, geluid, muziek, regie, vormgeving zijn allemaal aspecten die aan bod komen. Cinetik is een facultatief vak en kan gekozen worden vanaf klas 4. Cinetik is een samenwerkingsproject van het CGU en filmtheater ’t Hoogt. In 2010 heeft Cinetik de filmeducatieprijs, die tweejaarlijks wordt uitgereikt door EYE, gewonnen. De maatschappelijke stage (Mas) De MaS op het CGU. is een vorm van leren binnen en buiten de school, waarbij onze leerlingen door middel van vrijwilligersactiviteiten kennismaken met allerlei aspecten en onderdelen van onze samenleving. Het is een praktische leerervaring gedurende 30 uren. De leerlingen reflecteren op hun eigen rol en functioneren tijdens deze stage en de betekenis van deze activiteiten voor onze maatschappij. De stages vinden plaats in het 4e leerjaar en worden door de leerlingen zelf uitgekozen. Hierbij spelen eigen interesse en nieuwsgierigheid een belangrijke rol. Hoewel de maatschappelijke stage geen verplichting meer is, vinden we dit een zo belangrijk onderdeel in de opleiding, dat we de stage handhaven in het programma. Pedagogiek en didactiek In de bovenbouw worden veel blokuren gegeven. Tijdens deze langere leseenheden kunnen leerlingen zich actief en intensief en door middel van een gevarieerd aanbod van didactische werkvormen verdiepen in de lesstof. Bij veel vakken is er daarnaast aandacht voor meningsvorming, presentatievaardigheden, creativiteit en sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook moeten leerlingen regelmatig zelfstandig opdrachten verwerken en grotere onderzoeken doen. Vaak wordt er in groepsverband gewerkt waardoor leerlingen goed leren samenwerken.
16
Aan het eind van hun opleiding zijn de vaardigheden die leerlingen verworven hebben te vergelijken met de eisen die aan het begin van een universitaire studie gesteld worden. Het belangrijkste doel van de Tweede Fase is dan ook om leerlingen alle academische vaardigheden bij te brengen waarmee zij succesvol een universitaire studie kunnen afronden. Wij hebben de ervaring dat de aanpak voor onze leerlingen succesvol is. Bijna alle leerlingen die aan de Tweede Fase op onze school beginnen, halen het eindexamen en verreweg de meeste van hen voltooien met goede resultaten hun (universitaire) studie. 7.3 Beoordeling Rapportage Gedurende het hele schooljaar kunnen leerlingen en ouders de cijfers van de leerlingen zien in Magister. Drie keer per jaar ontvangen de leerlingen van klas 1 t/m 6 een overzicht van de in de er aan voorafgaande periode behaalde cijfers. Het laatste van die overzichten geldt als eind- en overgangsrapport. De overgangsprocedure en overgangsnormen zijn te vinden op de website, onder algemeen en schooldocumenten. De bovenbouwleerlingen ontvangen een apart programma van toetsing en afsluiting (PTA). De ouders krijgen de gelegenheid over de resultaten van hun kinderen te praten tijdens 10minutengesprekken. Eindexamen Het eindexamen bestaat uit twee onderdelen, het Centraal Examen en het Schoolexamen en dat laatste heeft het karakter van een dossier, dat vanaf het vierde leerjaar wordt opgebouwd. De toetsen die gezamenlijk het schoolexamen vormen bestaan uit repetities, maar ook uit praktische opdrachten zoals werkstukken en presentaties. Wie niet voldaan heeft aan de verplichtingen van het schoolexamen, die zijn vastgelegd in een Programma van Toetsing en Afsluiting per vak, het PTA, wordt niet toegelaten tot het Centraal Examen. 7.4. Resultaten We zijn trots op de resultaten van de school. Al jaren hebben we zeer goede examenresultaten. Voor nog meer resultaten zie Vensters voor verantwoording. http://www.schoolvo.nl/?p_schoolcode=40094-16PA-000
8. Begeleiding Het CGU kenmerkt zich door een veilig klimaat voor leerlingen. Leerlingen voelen zich thuis op school. Er is veel aandacht aan de zorg en begeleiding van leerlingen. 8.1. De overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs Voor veel kinderen is de stap van de oude vertrouwde basisschool naar die nieuwe wereld van het voortgezet onderwijs groot: een groter gebouw met een groter aantal leerlingen, nieuwe vakken, verschillende docenten. Om die overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen worden de leerlingen intensief begeleid. Al vóór de zomervakantie worden zij op school ontvangen voor een eerste kennismaking met hun toekomstige klasgenoten en hun mentor.
17
In de eerste weken van het schooljaar wordt er - vooral tijdens de mentoruren - veel aandacht besteed aan de kennismaking met elkaar en met de school. In de tweede of derde week van het schooljaar hebben alle brugklasleerlingen een werkweek. Aan de hand van een veelzijdig programma leren de kinderen niet alleen hun eigen klasgenoten, maar ook leerlingen uit de andere klassen en tal van docenten beter kennen. Na het brugklaskamp vindt de eerste ouderavond voor ouders van brugklasleerlingen plaats. Dan worden ook de afspraken gemaakt met de ouders voor een kennismakingsgesprek met de mentor op school. Omstreeks deze tijd wordt ook de eerste vergadering gehouden van docenten die lesgeven in de brugklas. Daar worden, mede op basis van informatie van de betreffende mentor, niet zozeer de cijfers als wel eventuele aanpassingsproblemen op sociaal of cognitief gebied gesignaleerd en adviezen besproken en/of maatregelen voorgesteld. 8.2. Verzuim De regeling rond verzuim is uitvoerig beschreven in de verzuimregeling van het CGU, zie de website: http://www.cgu.nl/cgu/algemeen/de-schooldocumenten In de verzuimregeling staat ook beschreven wat er gebeurt bij het te laat komen of wanneer een leerling uit de les verwijderd wordt. Melding bij ziekte of doktersbezoek: door de ouders/verzorgers op de dag zelf voor 8.30 uur per mail naar
[email protected] 8.3. Mentoraat De taak van de mentor is gericht op de leerlingen in de klas, individueel en klassikaal. Hij/zij stimuleert, luistert, rapporteert, corrigeert - als dat nodig is - en heeft contact met ouders. Kortom, de mentor leeft mee met het lief en leed van zijn/haar klas en is het eerste aanspreekpunt voor leerling en ouders. De mentor en de leerling De mentor is vóór het begin van het schooljaar op de hoogte van de belangrijkste informatie over een leerling en heeft om toelichting gevraagd aan de mentor van het voorgaande schooljaar. De mentor voert individuele gesprekken met de leerling in het kader van: • het volgen van het welbevinden van de leerling (sociaal-emotionele ontwikkeling), • het volgen van de prestaties en resultaten van de leerling (cognitieve ontwikkeling), • crisis- of conflictsituaties. De mentor houdt zich regelmatig op de hoogte van de aan- en afwezigheid van de leerling en neemt contact op met de leerling en/of de ouders bij zorg vanuit de school of onbekend verzuim. 18
De mentor maakt van bovengenoemde zaken beknopt een objectief verslag in Magister. De mentor en de ouders De mentor is de centrale contactpersoon voor de ouder(s) in de school. De mentor informeert de ouders over absentie, over niet-gewenst gedrag en over stagnatie in schoolvorderingen van de leerling als daartoe aanleiding is. De mentor onderhoudt hierover contact met de ouders wat betreft de voortgang en het resultaat van gemaakte afspraken. De mentor is verantwoordelijk voor vastlegging in Magister van relevante gesprekspunten en gemaakte afspraken tijdens de oudercontactavond. De mentor voert, daar waar nodig en samen met de zorgcoördinator, het gesprek met de ouders als het gaat om hulpverleningstrajecten. De mentor en de klas De mentor onderneemt acties die tot doel hebben dat er in de klas een goed leef- en leerklimaat ontstaat en gewaarborgd blijft. De mentor en de docenten De mentor geeft relevante informatie over een leerling door aan de collega’s. De mentor is ervoor verantwoordelijk dat deze informatie wordt vastgelegd in Magister. De mentor bereidt de rapportvergaderingen van de betreffende klas voor en zit deze voor. Tevens is de mentor verantwoordelijk voor het (laten) vastleggen van relevante informatie en/of gemaakte afspraken vanuit de rapportvergadering in Magister. Mentoren hebben ook een taak in het signaleren van problemen in (de kwaliteit van) het onderwijs in een specifieke klas en in de klassen-laag en in het doorgeven van deze problemen aan de afdelingsconrector. Alle mentoren participeren in het mentorenteam van de betreffende jaarlagen. Hulpmentor Aan elke eerste klas is een tweetal leerlingen uit de vijfde klas toegevoegd, die hulpmentoren heten. Zij geven 'hun kinderen' - waar nodig - extra uitleg en training en helpen een oplossing te zoeken voor alledaagse problemen. Deze hulpmentoren assisteren de mentor en de eersteklassers ook bij het organiseren van een klassenavond en soms bij de mentoruren
19
8.4. Decanaat Leerjaar 3 In het derde leerjaar kiezen de leerlingen het vakkenpakket (profiel), waar ze uiteindelijk in het zesde leerjaar examen in doen. De decaan stelt in samenwerking met de afdelingsconrectoren een programma voor de keuzebegeleidingslessen in het derde leerjaar op. Deze lessen worden begeleid door de mentoren. De vakdocenten geven voorlichting over hun vak in de bovenbouw; er worden voorlichtingslessen georganiseerd voor de vakken die de leerlingen vanuit de onderbouw niet kennen; de vakdocenten brengen aan de leerlingen adviezen uit en de mentoren voeren gesprekken met hun leerlingen over de vorderingen in het keuzeproces. Van de decaan ontvangen de leerlingen alle technische informatie over de profielen, extra vakken en eisen van vervolgstudies. Leerjaar 4 In de nieuwe Tweede Fase is het vakkenpakket zoals dat in leerjaar drie gekozen is, in principe definitief. Eventuele wijzigingen worden met de decaan besproken. Om een begin te maken met de oriëntatie op een vervolgstudie, bezoeken de leerlingen eind januari een studie/beroeps-keuzemarkt in de Hogeschool van Utrecht. Leerjaar 5 en 6 De leerlingen van klas 5 worden gestimuleerd om zelfstandig open dagen en meeloopdagen van vervolgopleidingen te bezoeken. Indien mogelijk zou aan het einde van de vijfde klas de keuze voor de toekomst gemaakt moeten zijn. Het is het streven om de leerlingen verschillende keren per jaar met dit onderwerp in aanraking te laten komen. Bij het vak Nederlands wordt aan het begin van het jaar een project gedaan waarin de leerlingen zichzelf en hun interesses beter leren kennen. Verder wordt er halverwege een speeddatemiddag georganiseerd met oud-leerlingen. De mentor heeft gesprekken met de leerling waarin ook de studiekeuze aan bod komt. In het voorjaar heeft de decaan met de leerlingen die daar behoefte aan hebben een persoonlijk gesprek over de voortgang in het keuzeproces. Vóór de krokusvakantie spreken de decaan en/of de mentor alle leerlingen uit het zesde leerjaar, die nog geen definitieve keuze gemaakt hebben. Uiteraard worden deze leerlingen aangezet tot actie. Een enkele keer wordt een leerling doorverwezen naar een adviesbureau voor een interesse-of beroepskeuzetest. De kosten voor een dergelijke test worden gedragen door de ouder(s)/verzorger(s). De decaan zorgt voor verspreiding van voorlichtingsmateriaal (tijdschriften, folders met open dagen van Hogescholen en Universiteiten, brochures en flyers) en het ophangen van de voorlichtingsposters. 8.5 veiligheid Het is vanzelfsprekend dat iedereen die bij het CGU betrokken is zorg draagt voor een veilige omgeving. Er geldt daarom een absoluut verbod op het plegen van vandalisme, discriminatie, (seksuele) intimidatie en crimineel gedrag. Pesten en bedreiging ook met behulp van de computer of telefoon staan we niet toe. Uiteraard zijn wapens verboden. Bij ernstige vergrijpen wordt de politie ingeschakeld. Incidenten worden geregistreerd.
20
Medewerkers zijn gehouden aan de gedragscode van de Willibrordstichting. De school participeert in het stedelijk convenant school en veiligheid van de gemeente Utrecht. Uiteraard beschikt de school over de wettelijk noodzakelijke regelingen die de sociale en fysieke veiligheid van de leerlingen waarborgen. In het bijzonder noemen we daarbij het protocol tegen pesten. Een overzicht van deze regelingen is te vinden op de website onder: http://www.cgu.nl/cgu/algemeen/de-schoolprotocollen.
9. Zorg De leerlingbegeleiding op het CGU is erop gericht dat alle leerlingen zich prettig en veilig kunnen voelen op school en dat ze leren studeren, zelfstandig werken en keuzes maken. Alle leerlingen die toegelaten worden op het CGU zijn in principe in staat om een gymnasium diploma te behalen. De begeleiding en de zorg op het CGU is er te allen tijde op gericht om door middel van zo kort en efficiënt mogelijke interventies de leerling op het gewenste niveau te krijgen. De begeleiding is er op gericht zo veel mogelijk met en zo min mogelijk over de leerling te spreken. De leerling krijgt bij de analyse en de oplossing een belangrijke taak. De leerling denkt constructief mee over de aanpak die voor hem/haar het beste is en is medeverantwoordelijk voor de uitvoering. 9.1. Passend onderwijs Het CGU werkt voor de uitvoering van de wet passend onderwijs samen met het samenwerkingsverband SterkVO. In het zorgplan (zie de website) wordt uitvoerig beschreven welke activiteiten in het kader van deze wet ondernomen worden.
10. Ouders en de school De school hecht veel waarde aan ouderbetrokkenheid. Er is sprake van een goede samenwerking met de ouderraad 10.1. Ouderraad Ouders van leerlingen uit de verschillende leerjaren dragen zorg voor een zo groot mogelijke betrokkenheid van de ouders bij de school in het algemeen. Niet alleen door het bevorderen van de aandacht van de school voor de wensen en ideeën van ouders, maar ook omgekeerd, door de belangstelling van de ouders voor de school te stimuleren. Eens per jaar organiseert zij een algemene ouderavond. De ouderraad is vertegenwoordigd in de Medezeggenschapsraad. Om de ouders structureel meer te betrekken bij het onderwijs zijn een aantal jaren geleden klankbordgroepen per leerjaar samengesteld. Elke jaarlaag heeft een klankbordgroep van ouders uit de verschillende klassen die drie maal per jaar bijeenkomen met de afdelingsconrector. 10.2. Avondgymnasium Onder de naam 'avondgymnasium' organiseert de school op woensdagavond diverse cursussen voor ouders en belangstellenden van buiten. Gedurende het schooljaar worden er lessen Latijn en Grieks gegeven.
21
10.3. Ouderbijdrage Elke school ontvangt voor het onderwijs een vergoeding van de overheid. Deze vergoeding is niet kostendekkend. Daarom wordt aan de ouders een jaarlijkse bijdrage gevraagd die vrijwillig is maar wel noodzakelijk is voor activiteiten die niet of onvoldoende worden gesubsidieerd. Deze ouderbijdrage bedraagt in totaal €125,00 per kind per jaar en is opgebouwd uit drie componenten: €75,00 algemene bijdrage (€30 voor extra vakken, €25 bijdrage mediatheek en kantine,€ 30 begeleiding excursies), € 30,00 bijdrage LACADEIA en €10,00 Christoffel bijdrage. De LACADEIA bijdrage is ten behoeve van de bekostiging van de leerlingenverenigingen zoals die elders zijn beschreven. Door middel van de Christoffel bijdrage kunnen wij ouders die niet in staat zijn alle additionele kosten te betalen enigszins tegemoet komen. Een nadere toelichting vindt u verderop. De oudergeleding van de medezeggenschapsraad van de school heeft instemmingbevoegdheid inzake de bestemming van de ouderbijdrage. Ten behoeve van de betaling van de ouderbijdrage wordt door het school in het najaar een factuur toegezonden, evenals voor de overige kosten zoals die in de boekenlijst zijn vermeld. Daaronder vallen ook de kosten van excursies, zodat de ouders niet het hele jaar door verrast worden met verzoeken om bijdragen. Ook deze bijdragen zijn vrijwillig. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk een subsidie voor de studiekosten (boeken en/of reisgeld) te verkrijgen van de overheid. Informatie kan daarover verkregen worden bij www.duo.nl onder tegemoetkoming studiekosten. 10.4. Leermiddelen Met ingang van het schooljaar 2009-2010 zijn de boeken voor kosten van de school. De school ontvangt hiervoor een bijdrage van de overheid. U krijgt de boeken gratis (werkboeken) of in bruikleen van de school. Uitgezonderd hiervan zijn atlassen, woordenboeken en andere hulpmiddelen zoals een (grafische) rekenmachine en een tekendoos. Deze zaken moet u wel zelf aanschaffen. De precieze regeling kunt u vinden op www.gratisschoolboeken.nl. U krijgt uiteraard ruim voor het begin van het schooljaar een volledige lijst van artikelen die u of via de school krijgt of huurt of die u zelf nog aanvullend moet aanschaffen. Voor de boeken die u van school in bruikleen krijgt dient u wel een huurcontract te tekenen waarin u zich garant stelt voor eventuele aanvullende kosten bij verlies of beschadiging. Het CGU start komend jaar met het gebruik van eigen devices in de les. Leerlingen worden daarom uitgenodigd, indien mogelijk, dagelijks een eigen laptop of tablet mee naar school te nemen. Vanaf januari 2015 is het verplicht voor leerlingen een apparaat te hebben. Meer informatie krijgen de ouders van de betreffende leerlingen in een brief. 10.5. De Christoffel regeling Het Christelijk Gymnasium biedt ouders, die het financieel moeilijk hebben een tegemoetkoming in de kosten aan. Het gaat hierbij om kosten die betrekking hebben door de school georganiseerde activiteiten zoals reizen, kampen en excursies. Ook de kosten met betrekking tot de ouderbijdrage, de additionele heffingen voor ICT-gebruik, de schoolfoto e.d. vallen onder deze regeling. Niet onder deze regeling vallen kosten met betrekking tot de additionele leermiddelen, zoals woordenboeken, atlassen, grafische rekenmachine, tekendoos etc. De regeling is alleen van toepassing op de ouders/verzorgers van leerlingen van het Christelijk Gymnasium. De ouders/verzorgers kunnen aantonen dat zij een inkomen hebben dat binnen bepaalde 22
grenzen ligt. Ouders die daar voor in aanmerking denken te komen kunnen daarvoor een aanvraag doen bij de toetscommissie Christoffelregeling adres op school. 10.6. Sponsorgelden Het beleid van het Christelijk Gymnasium is om geen sponsorgelden van profit organisaties aan te nemen. Sponsorgelden van non profit organisaties of vrijwilligers zoals ouders of (oud)leerlingen worden alleen aangenomen ten behoeve van in overleg met de medezeggenschapsraad vastgestelde specifieke schooldoelen. De verantwoording van de besteding van deze gelden vindt op dezelfde wijze plaats als de verantwoording van de besteding van de vrijwillige ouder – en deelnemersbijdragen.
11. De culturele school Op cultureel terrein zijn er veel mogelijkheden. Voor de onderbouw is per leerjaar een programma opgezet waardoor de leerlingen de belangrijkste musea en monumenten bezoeken. Dat kan vanuit een specifiek vak gebeuren maar ook vanwege het belang van een bepaalde tentoonstelling of toneelvoorstelling. Het doel van dit programma is om leerlingen, voor zover ze dat al niet zijn, vertrouwd te maken met museumbezoek en theaterbezoek, ze bewust te maken van hun eigen cultuur door ze te confronteren met andere en/of vroegere culturen. Zo worden de leerlingen ook gesteund in het ontwikkelen van hun eigen smaak door te formuleren waarom zij wel of niet waarde aan bepaalde kunstvormen hechten. In de bovenbouw wordt dat programma op een andere wijze geïntensiveerd: vanuit de vakken Kunst beeldend en drama, maar ook via de moderne vreemde talen bezoeken de leerlingen niet alleen tentoonstellingen en musea, maar ook theater en films. Er bestaan banden met het Utrechts Centrum voor de Kunsten en filmhuis ‘t Hoogt. Alle leerlingen in de bovenbouw ontvangen een cultuurkaart. Culturele activiteiten: Brugklas: Catharijneconvent, Universiteitsmuseum, theater/dansproductie, Aboriginal Museum, een kerk, een moskee en een synagoge; Klas 2: Xanten (Romeinse nederzetting en bijbehorend museum), Nemo, Anne Frank huis, de Utrechtse musea Klas 3: Naturalis, Amsterdams Historisch Museum; de Utrechtse musea, kamp Vught, Ardennen Klas 4: Oostenrijk (bètareis), uitwisseling met Hamelen (Duitsland), excursie Berlijn, excursie Cambridge, uitwisseling Quimper, alternatieve reis theater Klas 5: Keulen (vak Duits), Lille (vak Frans), werkweek naar Griekenland, Campanië, Rome of West-Turkije. Klas 6: Londen (kunst algemeen)/ CERN (natuurkunde) Als werkweken of excursies in schooltijd plaatsvinden, zijn alle leerlingen van het betreffende leerjaar verplicht eraan deel te nemen.
23
Veel leerlingen bespelen een instrument of zingen. Een eigen schoolkoor- en orkest hebben we (nog) niet, maar enkele malen per jaar zijn er aanleidingen om het zingende en musicerende deel van de leerlingen een koor en orkest te laten vormen of individueel op te treden, zoals bij de klassieke muziekavond of de talentenjacht. Van groot belang is onze toneeltraditie. Ook die is zo oud als de school. Maar, waar in het verleden er elk jaar één grote productie plaatsvond, worden de laatste jaren telkens wel twee of drie stukken opgevoerd, zowel uit het klassieke als moderne repertoire. Voor ieder die zich aanmeldt is in principe plaats, er is geen selectie aan de poort.
12. Actieve leerlingen 12.1. Leerlingenraad De leerlingenraad is het officiële orgaan dat de leerlingen vertegenwoordigt, o.a. in de medezeggenschapsraad en bij het op- en vaststellen van het leerlingenstatuut. De raad kan de schoolleiding gevraagd en ongevraagd adviseren en spreekt met de schoolleiding over de gang van zaken. 12.2. LACADEIA Het karakter van de school wordt niet alleen bepaald door vaklessen en wat daar aan vastzit, maar ook door allerlei andere activiteiten die het schoolleven verrijken en gezellig maken. Bovendien geven we zo vorm aan onze missie die verder gaat dan het alleen geven van vaklessen. Die activiteiten worden voor een deel mede georganiseerd door de leerlingen zelf. Daartoe bestaan er leerlingenverenigingen die zich op verschillende terreinen inzetten. De overkoepelende vereniging heet LACADEIA. Enkele verenigingen zijn Ars voor culturele activiteiten, Io voor de feesten, films en talentenjacht, Alke voor sportevenementen. Cogito organiseert een computerclub. 24
Daarnaast is er een licht- en geluidploeg (Ludicrum en Decibel) die actief is bij het toneel en andere gebeurtenissen en Argumentum, de debatclub. De leerlingen hebben een door henzelf geredigeerde schoolkrant, gemaakt door de mensen van Epos, die met regelmaat verschijnt. Al deze clubs hebben een docent als begeleider, maar de gedachte is dat de leerlingen leren verantwoordelijkheid te dragen voor een organisatie. Iedere leerling van het CGU is automatisch lid van LACADEIA.
13. Klachtenregeling 13.1. Leerlingenstatuut De rechten en plichten van een leerling zijn vastgelegd in het zogenaamde leerlingenstatuut. Het leerlingenstatuut is gepubliceerd op website van de school op: http://www.cgu.nl/cgu/algemeen/de-schooldocumenten 13.2. Afhandeling van klachten Het is de bedoeling dat klachten over de gang van zaken in de school tussen leerlingen, ouders, personeel, schoolleiding en alle overige bij de school betrokken personen in eerste instantie onderling op schoolniveau worden opgelost. Het meest voor de hand liggend is dat de klager zich rechtstreeks richt tot degene tegen wie zijn klacht is gericht, dan wel tot diens leidinggevende, dan wel rechtstreeks tot de rector/directeur. Ook is het mogelijk om eerst de contactpersoon van de school te benaderen. Als deze mogelijkheden niet toereikend zijn, doordat afhandeling van de klacht niet naar tevredenheid heeft plaatsgevonden of door de aard van de klacht, dan kan men een beroep doen op de klachtenregeling. De regeling biedt mogelijkheden voor het indienen van een klacht bij de directeur/rector, het bestuur of rechtstreeks bij de landelijke klachtencommissie. 13.3. De contactpersoon op schoolniveau De school heeft een of meer contactpersonen voor de klachtenregeling. De contactpersoon heeft tot taak: - eerste aanspreekpunt te zijn bij klachten; - de eerste opvang te verzorgen als een klacht wordt ingediend; - naar eigen inzicht eenvoudige klachten af te handelen; - de klager in het geval van een zware, gevoelige of complexe klacht door te verwijzen en te informeren over de mogelijkheden die de klachtenregeling biedt; - indien noodzakelijk te verwijzen naar gespecialiseerde instanties. De klachtenregeling is te vinden op de website van de Willibrord Stichting: www.willibord-stichting.nl De namen van de contactpersonen vindt u op de website. De Willibrord Stichting is aangesloten bij de Landelijke Klachtencommissie voor het Christelijk Onderwijs: Postbus 82324 2508 EH Den Haag Tel: (070) 386 16 97 E-mail:
[email protected]
25