ti 1 :l
{
I
ï -ii Ë .ii
1 Marronage aaoaaaooaaaa
Marrons in vergelijking ALEX VAN STIPRIAAN
ln alle Amerikaanse regio's waar slavernij heerste, hebben zich doorlopend alle mogelijke vormen van verzet, opstand en marronage voorgedaan. Dit gebied strekte zich uit van Brazilië en Peru in Zuid-Amerika, via het Caraïbisch gebied tot ver in de Verenigde Staten. Vanaf het allereerste moment dat Afrikanen er als slaven werden aangevoerd zijn geslaagde pogingen ondernomen om aan het slavenleven te ontsnappen en ver van de koloniale centra een nieuw bestaan te beginnen. Dit is
niet meer gestopt tot de laatste dagen voor de afschaffing van de slavernij, die op verschillende tijdstippen tussen
1834 en
t888 in de Amerika's plaatsvond.
Vrijwel overal hebben ontsnapte slaven voor korte of Iangere tijd groepen gevormd. Deze leidden een onafhankelijk bestaan en vormden alleen al daardoor een bedreiging voor de kolonies. Soms groeiden ze uit tot gesettelde gemeenschappen en volkeren, soms bleven het rondzwervende gezelschappen. Ze werden echter altijd door de koloniale legers achtervolgd en in hun bestaan bedreigd. Die omstandighed-en maken dat er in zekere mate overeenkomsten tussen de verschillende Marrongroepen zijn. Allereerst is er het gegeven dat deze ogstandelingen en vluchtelíngen overal werden aangeduid met dezelfde term: ,Marrons,. Deze woordkeuze was geënt op de'terminologie van de eerste kolonisator in de Amerika's, de Spanjaarden, die het woord
cimorron gebruikten voor hun loslopende en weggelopen vee en het vervolgens ook op gevluchte slaven toepasten. Later was de benaming ook onder de Portugezen, Engelsen, Fransen en Nederlanders in zwang, al verdween het voorvoegsel ci-. Naast Marron werd ook de qerm 'wegloper' of runowoy gebruikt. Hoewel hieruit sterk een benadering vanuit het perspectief van de slavenmeester blijkt, werd het begrip tot kortgeleden algemeen gebruikt door historici en antropologen. Alleen voor de surinaamse Marrons ontstond in de loop der tijd de term Bosnegers.
ook'marronage', waaÍmee het het proces van opstand en vlucht wordt aangegeven, is alom in gebruik. over het algemeen worden twee soorten marronage onderscheiden: petit morronage en grond marronoge. Het eerste duidt op de individuen en kleine groepen die zich aan het slavenjuk onttrokken zonder de directe intentie zich definitief diep in het binnenland te vestigen. Het ging hierbij veelal om een tijdelijke actie, soms zelfs om een vorm van werkstaking (van Stipriaan t99o), die niet zelden eindigde in gedwongen of vrijwillige terugkeer naar de plantage of de slavenmeester. Het kon een impulsieve wanhoopsactie zijn, maar evengoed een doordacht plan. Soms bleven de gevluchte slaven slechts enkele dagen weg, in andere gevallen hielden ze zich jarenlang op aan de randen van het gekoloniseerde gebied. ondanks het feit
t6
KU NST VAN OVERLEVEN
dat de vlucht tijdelijk was, bleek uit de petit morronoge duidelijk dat de macht van de slaveímeester zijn beperkingen kende en dat het nooit zou lukken de Afrikanen totaal tot slaafte maken. De koloniale overheden en de slavenmeesters
beschouwden de petit morronoge als een soort bedrijfsrisico. Het was weliswaar lastig en het kostte geld, maar voor de negentiende eeuw werd het nauwelijks als een bedreiging gezien. Dat veranderde toen langzaam duidelijk werd dat het systeem door de kleine marronage van binnenuit wel degelijk werd uitgehold. Het feit dat vluchtelingen zich uit eigen beweging weer in de slavernij begaven na een vlucht van de plantage, of zelfs na een bevrijdingsactie door georganiseerde Marrons, toont aan hoe moeilijk de keuze voor grond morronoge moet zijn
geweest en hoe schraal een bestaan in vrijheid in die eerste periode was. Grand morronoge was het proces waarbij groepen vluchtelingen zich in de onontgonnen, niet-gekoloniseerde binnenlanden verenigden, onafhankelijke gemeenschappen opzetten en van daaruit de kolonie bestookten. De acties waren gericht op de bevrijding van
- soms letterlijk - broeders
en zusters die nog in slavernij leefden, maar ook op het verkrijgen van mensen en middelen om de groep in stand te houden, variërend van werktuigen, zaden en wapens tot vrouwen en kinderen. Eigenlijk is het verwonderlijk dat de Marrons zoveel acties tegen de kolonisatoren ondernamen, want hun daden lokten altijd militaire actie uit en resulteerden in lang-
durige achtervolgingscampagnes die op hun uitroeiing waren gericht. De Marrons leidden hierdoor een tamelijk opgejaagd bestaan. Daar kwam nog eens bij dat ze moesten zezien te overleven in een omgeving die hen aanvankelijkgeheel onbekend was en waartegen ze zich moesten beschermen. Het kan niet anders of die dhbbele dreiging moet tot een hechte onderlinge band en grote behoefte aan spirituele steun hebben geleid. Dat zich onder de Marrons al heel vroeg een sociale organisatie, verwantschap en religieuze systemen hebben ontwikkeld is dan ook hoogstwaarschijnlijk geen toeval. Deze grond morronoge werd door de Europese kolonisten als zeer bedreigend ervaren. Ze vormde een dagelijkse uitdagingvoor het systeem waarop het hele koloniale bestaan was gegrondvest en kostte handenvol geld en mensenlevens.
Overal
- of het nu in Brazilië,
Jamaica, Colombia, Cuba of Suriname was
- trokken de Marrons zich in de meest onherberg-
zame gebieden terug. Vanwege de locaties, maar ook door de houten palissaden en beschermingswallen waarachter ze
zich verschansten, was het lastig om de Marrons te vervolgen. Bovendien waren de koloniale legers niet ingespeeld op de
guerrillatactieken die ze in de strijd hanteerden. ln de Spaanse kolonies waren de Marronnederzettingen bekend als polenque (palissade).
ln Brazilië werden ze mocombo of quilombo genoemd. De Nederlandse en Engelse kolonies lijken geen
aparte term voor de nederzettingen te hebben gehanteerd. De nederzettingen verschilden overigens sterk in omvang en karakter. Vele waren relatief klein, van enkele tientallen inwoners
tot hooguit
een paar honderd. Sommige hadden een
tij-
delijk karakter en bestonden uit zeer simpele woningen. Andere hadden een veel definitiever karakter en een duidelijke
Pagina
r4-r5
Detail van een plantagekaart van Suriname met ingetekend de
gevechten tussen militaiÍen en Marrons; A. de Lavaux 1237, detail
Linksboven
FoÍt Elmina, Ghana, vanaf 1637 de spil in de Nederlandse slàven-
handel, ca. r88o
Rechtsboven Aankomst van slaven in SuÍiname; uit l.6.Stedman
I
1798
MARRONACE
17
Linksboven Boven
Kapitein Stedman met een gedode MaÍron; uitJ.C.Stedman 1798
Marron die zich in het bos schuilhoudU uit Benoit r8l9
structuur, grotere woningen en landbouwgronden. Sommige werden hoofdzakelijk bewoond door mensen die nog in Afrika waren geboren, andere hadden ook in de Amerika's geboren inwoners. De grootste Marronnederzetting was waarschijnlijk die van Palmares in Brazilië. Deze bestond al lang voordat er in Suriname sprake was van maÍronage. Volgens schattingen omvatte de nederzetting op haar hoogtepunt zo'n r5oo huishoudens en had ze l8.ooo tot 2o.ooo inwoners (Russell-Wood rgaz). t',ta een bestaan van bijna een eeuw - en na veel mislukte pogingen tot verovering - werd de nederzet-
ting uiteindelijkin
1tr97
door de koloniale tÍoepen ingenomen.
Een tamelijk algemeen verschijnsel in de Marrongeschiedenis is ook dat het in eerste instantie vooral mannen waren die de slavernij ontvluchtten. De oorzaakt daarvan ligt waarschijnlijk in het feit dat vrouwen minder flexibel waren door de zorg die ze voor hun kinderen en meestal ook voor ouderen hadden. Mannen woonden vaak niet bij hen in en waren
mobieler. onder de Marrons was er dus, zeker in de formatieperiode, altijd een groot tekort aan vrouwen. Voor het voortbestaan van de groep waren ze echter letterlijk van levensbelang en daarom maakte het verkrijgen van voldoende vrouwen vaak deel uit van de tochten die de Marrons naar de slavenplantages ondernamen. Lang niet altijd gingen vrouwen bij zo'n aanval vrijwillig met de Marrons mee. Het Marronbestaan was hard en moeilijk en de toekomst zeer onzeker. Het kwam
nogal eens voor dat.vrouwen, met hun kinderen, na verloop van tijd terugkeerden naar de plantages waar ze vandaan kwamen. Emotioneel moet dat een gnorme gespletenheid hebben betekend: vanwege hun kinderen en verwanten ruilden ze de relatieve vrijheid van het Marronbestaan weer in voor de onvrijheid van het slavenbestaan (Van Stipriaan r99z). price (zoo3) wijst erop dat het chronische vrouwentekort regelmatig tot onderlinge conflicten leidde. ook werden soms vrou-
wenrooftochten ondernomen naar de lnheemsen, wat leidde tot spanningen in het vrije achterland van de plantagekolonies. lnheemsen waren vrijwel overal van grote betekenis voor de Marrons. ze waren de oorspronkelijke bewoners van hun vestigingsgebieden en kenden deze door en door. Van hen konden de Marrons leren, met hen konden ze handel drijven en andere vormen van uitwisseling onderhouden. Tegelijkertijd waren de lnheemsen soms concurrenten of zelfs vijanden, omdat ze als gids de koloniale legers dienden. Deze combinatie van samenwerking en achterdocht leidde dan ooktot een vaak dubbelzinnige relatie tussen de Marrons en de lnheemsen. Deze
ambiguiteit is ook teÍug te vinden in de onderlinge relaties tussen en binnen de Marrongemeenschappen (price
zoo3). onenigheid over vrouwen was daarvoor niet zelden de voedingsbodem; overspel met andermans vrouw gold als een van de zwaartse vergrijpen. Ten aanzien van nieuwkomers Lange
meestal met enig ritueel gepaard ging.
rB
-
die verraders konden zijn
- gold vaak ook een grote achterdocht.
wachttijden en zelfs vormen van gevangenschap gingen vooraf aan de opname in de Marrongemeenschap, die
KUNST VAN OVERLEVEN
Een andere
opmerkelijke overeenkomst in de geschiedenis van de Marrons is dat ze op veel plaatsen zo'n grote bedreiging
voor de slavenkolonies werden dat de koloniale autoriteiten hen op zeker moment vrede aanboden in ruil voor rust en het uitleveren van nieuwe vluchtelingen. De Marrons werden daarmee definitief in hun vrijheid erkend, hadden de toezegging dat ze in hun territoria niet werden aangevallen en ontvingen een sooÍt tribuutbetaling in de vorm van geschenken. Dergelijke overeenkomsten zijn vroeger of later gesloten in Brazilië, Colombia, Ecuador, Cuba, Hispaniola (Ualti en de Dominicaanse Republiek), Mexico, Jamaica en Suriname (Price zoo3: 6o9). uet was een middel dat de koloniale overheden en de
Marrons in de verschillende regio's van elkaar overnamen. De Surinaamse vredesverdragen van tz6o en 1762waten bijvoorbeeld gebaseerd op die van Jamaica uit i739 enil4o. Dat.de Marrons de overeenkomsten kenden is opmerkelijk; het toont aan dat ze wisten wat er onder gevluchte slaven in andere landen speelde. Zo refereerde de MaÍron Boston bij de opmaat naar de Surinaamse vredesverdragen aan de vredesovereenkomsten in Jamaica. Hij beschikte zelfs over de tekst ervan
(oe feet en Price r982; Dragtenstein zooz). Deze vredesverdragen waren een van de oorzaken dat de meeste Marrongemeenschappen langzamerhand verdwe-
nen. Ook debet aan de teloorgang waren de zware bestrijding van nieuwe Marrongemeenschappen en het feit dat de bestaande gemeenschappen, zeker na de afschaffing van de slavernij, gaandeweg opgingen in het grotere Afrikaanse deel van de koloniale samenleving. Geen van de Marrongemeenschappen was daarvaÉrnamelijk geheel onafhankelijk
gebleven. Overal vond (ruil)handel plaats, legaal dan wel illegaal, omdat de Marrons sommige producten nu eenmaal
niet zelf konden produceren, zoals kruit, geweren, ijzeren werktuigen en andere benodigdheden. Suriname is in feite het enige land waar de Marrons contact onderhielden met de koloniale samenleving maar daarin duidelijk een autonome plaats bleven innemen. Omdat de Marrons zo'n grote bedreiging vormden voor de kolonies waren ze vaak veel minder anoniem dan de Afrikanen die in de Amerika's in slavernij leefden. Het beeld dat de Ha'itiaanse dictator Franqois'Papa Doc' Duvalier vlakvoor zijn
dood liet oprichten voor de 'onbekende Marron' is dan ook eigenlijk niet zo op zijn plaats. Overal waar opstanden waren,
Boven >tudioporl'ret
vàn J màr'ons. begir
lo
ecuw
Boven
Loango slaveníamilie uit het Congo gebied; uil j.C.Stedman r/98
Rechtsboven Slàven brengen plengoffer bij een gràf op een plantage,
ïh.
Bray, ca. r85o
I
MARRONACE
Ío
gevechten plaatsvonden ofvredesverdragen werden gesloten zijn de namen van een groot aantal Marronleiders, soms ook vrouwen, in de archieven terechtgekomen. Een voorbeeld daarvan is de gevluchte Cubaanse slaaf Diego Grillo, die als Capitan Diegillo de rechterhand werd van de piraat Kapitein Houtebeen (Price zoo3: 616). Beroemd zijn Cudjoe en O_uao, de Marronleiders die op Jamaica vrede met de autoriteiten sloten, de koning van Palmares, Ganga-Zumba («ent in pricet979: t79) en Kofi, de Marron die het bijna lukte de Nederlandse kolonie Berbice (nu deel van Guyana) definitief van de slavenhouders te bevrijden. Ook de Cubaanse Marron Esteban Montejo verwierf naam; zijn levensverhaal verscheen in boekvorm (Barnet, I982). De studies over de Marrongeschiedenis wemelen van de namen van individuele Marrons, waardoor ze een
veel menselijker gezicht hebben dan die van de geschiedenis van de slavernij, waarin slaven veelal anoniem zijn. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat niet alle Marronnamen uit archieven afkomstig zijn. Een aantal is door historici en antropologen uit de mondelinge overlevering van de Marrons overgenomen. Dit voert tot een andere belangrijke vergelijking in de Marronstudies: die tussen de orale traditie en wat is opgeslagen in archieven. ln dit onderdeel van de geschiedschrijving is inmiddels veel ervaring opgedaan. Sterker nog, het werk van Richard Price op dit terrein is wereldwijd bekend. Met name zijn First fime (1983) en Alobi's world (t99o), over de formatiegeschiedenis van de Saamaka, gelden als voorbeelden. Heel bijzonder is zijn gebruik van verschillende stemmen in de
geschiedenis, die in het boek met verschillende lettertypen worden weergegeven. Een van de stemmen is die van de Marrons zelí hun eigen orale geschiedenis. Ook anderen hebben intensief en met suc(es van deze methode gebruikgemaakt (uoogbergen 2oo9). Het blijkt niet altijd even gemakkelijk de twee soorten bronnen met elkaar in verband te brengen. Soms vullen ze elkaar goed aan, vaak spreken ze elkaar tegen of blijven er hiaten bestaan. Verwonderlijk is dat niet; beide bronnen zijn vanuit verschillende perspectieven en met andere motieven tot stand gekomen. Wat in de archieven terechtkwam, is vrijwel zonder uitzondering opgeschreven door blanke koloniale ambtenaren, militairen, reizigers en zendelingen, die ieder op hun manier het koloniale belang in het oog hielden. Bovendien zijn de verslagen veelal vlak na de
gebeurtenissen opgetekend, waardoor het goede momentopnames zijn, waarbij de impact die pas achteraf duidelijk werd echter ontbreekt. De orale overlevering is vanuit het Marronperspectief - en vaak ook nog eens vanuit bepaalde partijen
- tot stand gekomen en vervolgens van generatie op generatie doorgegeven. Daarbij werd de werkelijkheid in de loop der jaren ongetwijfeld bijgeschaafd en verdicht, en bleven interpretatie, analyse en sturing niet achterwege. Voor daarbinnen
de mondeling overgeleverde informatie geldt net als voor de geschreven geschiedenis: historici verschillen nog al eens over wat er daadwerkelijk plaatsvond en hoe dit dient te worden geïnterpreteerd. Zo constateerde Silvia de Croot dat de orale verhalen over de gidsgoden in de formatiegeschiedenis van de Ndyuka die ze hoorde, niet helemaal overeenkomen
met die van Thoden van Velzen en Van Wetering, wat ze wijt aan het gebruik van verschillende informanten. De Croot (tggS:
tgl) stelt echter dat dit echter geen afbreuk doet aan de essentie. voor een systematische chronologie van de Mar-
rongeschiedenis zijn koloniale archieven meestal de beste bron. Voor een interpretatie van binnenuit en een 'mytische dimensie' kan men zich beter wenden tot de mondelinge verhalen van de Marrons zelf. Een
combinatie van het verzamelde materiaal leidt vaak tot wat Hoogbergen (zoo9: roo-ror) "sprankelende informatie"
noemt. En misschien is dat wel dS mooiste vorm van vergelijkende Marrongeschiedenis. Hoe het ook zij, het vanuit verschillende bronnen vergelijken van MaÍrons met verschillende culturen en levend in andere territoria, levert een schat aan
informatie op. Dankzij die informatie wordt duidelijk dat het hier niet gaat om een historische uitzondering of toevalligheid, maar om een substantieel onderdeel van zowel de geschiedenis van de Afrikaanse diaspora als van de ontwikkeling van de Amerika's.
20
KU
NST VAN OVERLEVEN