vakblad voor het primair en speciaal onderwijs
Een kind met Down op school Ervaringen op reguliere scholen ■ Prettig in je eigen lichaam ■ Lotje & Co ■ Succesfactoren voor de praktijk ■ Oplossingsgericht werken en Down ■
# 01.2016
VOORWOORD
Meedoen! V
eel ouders streven voor hun kind met downsyndroom een geïntegreerde opvoeding na. Doel is een volwaardige plaats in de samenleving waarin hun kind écht meedoet. Onderwijs op een reguliere basisschool is een eerste aanzet hiertoe.
Al meer dan 25 jaar integreren leerlingen met downsyndroom in het regulier basis- en vervolgonderwijs. Volgens de meest recente gegevens start circa 55% van deze kinderen op het regulier basisonderwijs. Hiervan doorloopt 40% de gehele basisschool. In het regulier voortgezet onderwijs is integratie helaas een uitzondering. Onderzoek uit verschillende landen geeft aan dat kinderen met downsyndroom zich beter ontwikkelen binnen het regulier onderwijs. Dit wordt nog eens bevestigd door een Nederlands promotieonderzoek van Gert de Graaf . Daarnaast is gebleken dat integratie van kinderen met downsyndroom in een reguliere setting een pedagogische meerwaarde heeft voor de medeleerlingen.
Foto Ron Moes Nijmegen
Binnen passend onderwijs wordt veel van leerkrachten gevraagd in het algemeen en met een kind met downsyndroom in de klas in het bijzonder. Maar dat het kán bewijst de VIM regelmatig. De VIM is een (ouder)vereniging die zich al meer dan 25 jaar inzet voor integratie van leerlingen met downsyndroom binnen het regulier onderwijs. ‘Good practice’ is een belangrijke pijler. Laten zien dat het kan. Door bijvoorbeeld onderwijsprofessionals en ouders samen deel te laten nemen aan studiedagen waarbij naast overdracht van kennis veel ervaring wordt uitgewisseld. Maar ook door studiegidsen uit te brengen waarin scholen vertellen hoe zij het onderwijs voor leerlingen met downsyndroom binnen een reguliere setting vorm hebben gegeven. Ook kinderen met downsyndroom verdienen een zo goed mogelijke plek in de samenleving. Passend onderwijs dat hen uitdaagt, uitgaat van hun mogelijkheden en rekening houdt met hun beperking, is daarbij onontbeerlijk. Als het kan, op de reguliere school. Hilde de Haan is projectmanager VIM
2
INHOUD 2 Meedoen! Hilde de Haan 4 Oriëntatie Jan van Balkom 5
Onderzoek naar ervaringen op reguliere scholen Gert de Graaf
8
Kinderen met Downsyndroom in Bennekom Wilma Petersen
8
10 Column Bas Wijs Een speciaal geval 11 De bewegingspedagogiek van Veronica Sherborne Marieke van der Aa 14 Lotje & Co Column van Silvie Warmerdam 15 De VIM vanuit historisch perspectief Hilde de Haan 17 Column Themagroep Passend Onderwijs Passend onderwijs en het syndroom van Down
19
18 Een kind met Down in Amsterdam Anne Niessen 20 Leren rekenen door de tafel te dekken Janneco 't Hart & Aganneke Keus 23 Voordelen en succesfactoren Anneke Verweij 26 Lucy houdt van poppen, swingen en schrijven Sabine Aangenendt 28 Oplossingsgericht werken en het syndroom van Down Anja Poppe & Janneke Wienke
23
32 Cartoon Beijers Themanummers in 2016: De schoolverlater. Praktijkverhalen die je wilt delen in ZP? Neem contact met ons op!
Contact met redactie:
[email protected] Praat en denk mee via Linkedin! (Groep Zorg Primair/Passend Onderwijs) Volg Zorg Primair op Twitter: @ZPZorgprimair
Losse nummers kosten € 5,00. Mail naar
[email protected] Het is mogelijk om een los abonnement te nemen op Zorg Primair! Dat kost € 30,00 per jaar. Bellen naar 030 7511003 of mailen naar
[email protected]
ZORG PRIMAIR
| 01.2016
3
ORIËNTATIE foto’s over pubers met Down. Tien jongeren zijn gefotografeerd en vertellen over hun leven. Ook familieleden en vrienden komen aan het woord. Een uitgave van Spectrum, Houten.
DE DROOM VAN DOWN Actuele en bruikbare zaken voor de leerkracht door Jan van Balkom
AGENDA: 28 januari 2016: 3e Nationaal Congres Pesten. Het recht om anders te zijn. Informatie en aanmelden via www.mediaenmaatschappij.nl. l 11 maart 2016: Ontwikkelingen in onderwijspraktijk. 10 Ontdekkingen door onderzoek Masters. Conferentie van Fontys OSO. Locatie: Onderwijsgebied Stappegoor, Tilburg. Meer informatie en aanmelden:
[email protected]. l 16 maart 2016: Middagsymposium ‘Een kijkje in de keuken van vvto’. Locatie: Marnixacademie Utrecht. Zoeken op www.marnixonderwijscentrum.nl. l 9 april 2016: De cognitieve functies als koninklijke weg van ontwikkeling en leren. Symposium van Stichting ter Bevordering van de Cognitieve Ontwikkeling (stibco). Locatie: ‘bij Everts’ te Bodegraven. Kosten € 49,50. Meer informatie en aanmelden:
[email protected] / www.stibco.nl. l
EEN SPROOKJE IN HET LAND VAN DOWN De uitgever vindt het zelf ‘het mooiste boek dat we ooit hebben uitgegeven’. Liever dan lief gaat over twee kinderen met het syndroom van Down. Beide kinderen hebben een fantasie die ver over de grenzen van het land van Down gaat. Een wereldboek waarin ‘het syndroom’ intens voelbaar wordt. Een uitgave van De Vier Windstreken, Rijswijk.
PUBERS MET DOWN OVER HUN LEVEN Eva Snoijng is bekend om de foto’s die ze maakt van kinderen met Down. In Hoezo Down?! Staan
4
De wet Passend Onderwijs vraagt om een nieuwe editie van de uitgave van VIM: De droom van Down. De brochure beoogt leerkrachten, schoolleiders en andere betrokkenen bij het onderwijs aan deze kinderen te informeren en te inspireren. Via www.vim.online.nl kunnen er exemplaren van worden besteld.
TOUCHDOWN Vorig jaar verscheen de glossy Touchdown. Een uitgave van de makers van de Upside van Down. In deze glossy onder andere portretten van verschillende gezinnen, ervaringen van diverse werkgevers, openhartige broers en zesjes en veel verhalen van mensen met Downsyndroom. Meer over deze interessante uitgave: www.deupsidevandown.nl.
MEDISCHE ZORG VOOR KINDEREN MET DOWN Kinderarts Michel Weijerman promoveerde aan het VUmc te Amsterdam op een onderzoek over de stand van zaken mbt de medische zorg voor kinderen met het syndroom van Down. Hij stelt vast dat in Nederland relatief veel kinderen met Down worden geboren. Bijna de helft van deze kinderen had een aangeboren hartafwijking. Het aantal sterfgevallen is aanzienlijk teruggedrongen omdat er door betere diagnose veel sneller kan worden geopereerd. Daarnaast blijkt ook dat de kennis over aandoeningen met een verhoogd risico is toegenomen. Daarbij kan worden gedacht aan luchtweginfecties en hogebloeddruk. Wie meer wil weten over het werk van Weijerman komt via Google bij diverse onderwerpen waar hij mee bezig is.
ARTIKEL
Downsyndroom: ervaringen van reguliere scholen Gert de Graaf
Passend Onderwijs vraagt van reguliere scholen na te denken over mogelijkheden voor leerlingen met een beperking. Ook leerlingen met Downsyndroom. Wat zien de scholen als kansen, voorwaarden en knelpunten? anuit de Stichting Downsyndroom (SDS) interviewden wij 28 reguliere scholen. Bij deze scholen zijn de afgelopen jaren kinderen met Downsyndroom aangemeld; bij 23 ook geplaatst. In totaal gaat het om 36 geplaatste leerlingen. Ervaringen zijn er met kleuters (16), middenbouw (12) en bovenbouw (8).
MOTIEVEN
De 23 reguliere scholen met ervaring met plaatsing willen een afspiegeling zijn van de samenleving. Ze zien voordelen in thuisnabij onderwijs, met name voor vriendjes in de buurt. Ook beschouwen zij een reguliere school als een stimulerende en taalrijke omgeving. Ze vinden plaatsing bovendien goed voor andere kinderen (leren omgaan met diversiteit), voor de groep (groepscohesie, zorgzaamheid en minder uitsluiten) en voor de leerkracht (beter worden in didactiek). We hebben twee kinderen met een progressieve spierziekte. Dat is niet alleen goed voor die kinderen, maar de school wordt hierdoor ook een afspiegeling van de maatschappij. Kinderen leren zo van jongs af aan om te gaan met diversiteit. Hetzelfde voordeel geldt ook voor het plaatsen van kinderen met Downsyndroom. Ieder kind heeft eigen talenten. Het meisje met Downsyndroom kan goed lezen. Ze is daar trots op. En, ze hoeft niet met het busje naar een andere school. Ze krijgt vriendinnetjes in de buurt. (directeur)
VOORWAARDEN
Scholen vinden het belangrijk dat ouders zich niet opstellen als eisende consumenten, maar als mensen die in samenwerking met de school aan de slag willen gaan. Deze ouders denken constructief mee, in het belang van het kind en in het belang van de groep. Daardoor is er geen tegenstelling die niet nodig is. Ik vind het wel een
voorwaarde dat ouders constructief meedenken. (directeur) Meerdere geïnterviewden merken op dat je je niet moet concentreren op de beperkingen van het kind, maar de vraag moet stellen: ‘Wat kunnen wij als school doen?’ Toch stellen de geïnterviewden vaak wel voorwaarden aan het kind. Globaal: het mag niet te onzelfstandig zijn, moet leerbaar zijn, niet al te grote gedragsproblemen vertonen, en kunnen communiceren. Scholen kunnen die voorwaarden in de praktijk wel verschillend uitleggen. Scholen vinden extra handen in de klas belangrijk. Die behoefte lijkt zeker groot in de beginfase als het kind nog weinig zelfstandig is – en de leerkracht nog onzeker. Wij hebben het samenwerkingsverband om twee dagdelen één-op-één begeleiding gevraagd. Dan hebben we tot aan de zomervakantie de tijd om uit te zoeken of ze te hanteren is in de groep. De eerdere leerlingen met Downsyndroom zijn ook gestart met één-op-één begeleiding zodat ze de routines kunnen leren en wij de tijd hebben om uit te zoeken hoe we om kunnen gaan met situaties met minder hulp. Neemt ze bijvoorbeeld wat van een ander kind aan als je haar koppelt aan een maatje? (intern begeleider) Voldoende individuele begeleiding is belangrijk, maar te veel begeleiding kan het kind (en de groepsleerkracht) ook onnodig afhankelijk hiervan maken.
AANMELDING EN TOELATING
Ouders melden het kind vaak een half jaar of jaar van te voren aan. Het eerste gesprek is meestal met de directeur en/of een intern begeleider. Deze scholen gaan ervan uit dat ouders die hun kind aanmelden goed hebben nagedacht hierover. Ze nemen informatie van de ouders zeer serieus. ZORG PRIMAIR
| 01.2016
▼
V
5
▼
Ouders gaan met mij in overleg. Ik ga ervanuit dat ouders open vertellen hoe het gaat met hun kind. Ik leg ouders uit dat dat nodig is. Het kind is kwetsbaar. Je hebt jezelf ermee als je het te mooi voorstelt. (directeur) Bij de eerste gesprekken vinden de scholen het belangrijk om wederzijdse verwachtingen in kaart te brengen. Vaak wordt vervolgens contact opgenomen met peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. Meestal wordt er daar ook geobserveerd hoe het kind in een groep functioneert. Soms wordt de beslissing tot toelating genomen door het team, soms door een kleinere groep. In alle gevallen is het belangrijk om het team mee te nemen in het proces. Zij moeten het immers gaan uitvoeren en zich betrokken voelen. Wij vinden deze plaatsing als managementteam belangrijk en niet iets om over te gaan stemmen met het hele team. We wilden wel alle leerkrachten meenemen in het proces, in de zin dat ze wisten dat het mogelijk was dat er een kind met Downsyndroom in hun klas zou komen. (intern begeleider/ persoonlijk begeleider) Tijdens het toelatingsproces onderzoeken scholen de haalbaarheid. Volgens verschillende geïnterviewden is dat geen afvinklijstje, maar een inschatting van de hele situatie. Wat is er nodig? Een constructieve samenwerking met de ouders. De groep waarin het kind wordt geplaatst moet het kunnen. Als er veel zorgkinderen in een groep zitten, dan kan het moeilijk worden. Bij het te plaatsen kind moet een stukje zelfstandigheid en leerbaarheid zijn. Het gaat altijd om het totale plaatje. Het is geen lijstje dat je kunt afvinken. Het gaat om het wegen van de gehele situatie, in zoverre je dat al kunt inschatten. Het vraagt vertrouwen en afstemmen met de ouders. (directeur) Als het kind toegelaten is, wordt er vaak gestart met enkele dagdelen met veel extra begeleiding. Scholen bouwen het aantal dagdelen geleidelijk op. Sommige doen dit zeer geleidelijk, sommige durven eerder dagdelen zonder begeleiding aan.
OVERLEGGEN EN EVALUEREN
Vaak is er twee of drie keer per jaar groot overleg met school, ouders en externen (ambulant begeleider, logopedist, etc.). Hierbij wordt de voorafgaande periode geëvalueerd en worden doelen (bij)gesteld. Tussendoor zijn er kleinere overleggen tussen alleen school en ouders. Verder is er door het jaar heen alledaagse uitwisseling tussen ouders en school 6
(heen-en-weerschrift, of via email, internetgroep, of door even informeel bij te praten). Vaak per jaar, soms per half jaar, wordt gekeken of het kind nog op zijn plaats is. Criteria: welbevinden en ontwikkeling van het kind; wordt het onderwijsleerproces in de klas niet verstoord?; hoe is het voor de school als geheel? Ook hierbij kunnen scholen deze globale criteria verschillend invullen.
ERVARINGEN
In de meeste gevallen wordt het kind goed opgenomen in de groep. Vaak vinden de leerkrachten dat het kind zichtbaar geniet. Ook vinden ze het een meerwaarde hebben voor de groep. De groep wordt warmer en zorgzamer. Te veel helpen van het kind met Downsyndroom moet je echter wel afremmen. De samenhang in de groep wordt erdoor bevorderd. Je leert veel van elkaar. Dat vond ik zeker in de bovenbouw. Het was een ander soort groep geworden. De kinderen waren wat aardiger voor elkaar, wat bewuster van de ander, wat minder alleen op jezelf gericht. Jarenlang een leerling met Downsyndroom in de klas hebben gehad, heeft een positief effect op de groepscohesie. (intern begeleider/ persoonlijk begeleider) Het kan heel bevredigend zijn voor een leerkracht, vooral bij kinderen die relatief veel vooruitgang laten zien en sociaal zijn. Soms vinden leerkrachten het juist frustrerend, vaker als zij weinig ontwikkeling zien en zich daardoor afvragen wat het kind eraan heeft. Soms wordt door doorzetten een verandering bewerkstelligd bij kinderen die in eerste instantie een heel grote uitdaging waren. Toen hij binnenkwam, schreeuwde hij, kon hij nauwelijks communiceren en stopte dingen in zijn mond. We vroegen ons af wat we met hem konden. Nu zit hij in groep vier. Hij kan lezen. Hij is bezig met rekenen tot en met twintig. Hij speelt buiten. Hij hoort erbij. (directeur) Sommige leerkrachten maakten zelf een omslag mee, van onzeker of kritisch, naar enthousiast. Ze leerden om kleine stapjes in de ontwikkeling te zien en te waarderen en leerden om hun schuldgevoel te relativeren over het niet continue het kind kunnen begeleiden. Ik was zelf iemand die tegen was indertijd. Ik ben nu blij dat we haar toen wel hebben toegelaten. Ik had een combinatiegroep drie-vier. Eind groep twee is er een gesprek geweest met mij, de ouders en de intern begeleider. Ik heb uitgelegd dat ik het niet zo zag zitten. Ik ben het toch aangegaan. Ik wilde het wel proberen omdat anderen goed ervaringen zagen, maar zelf zag ik
nog niet zo de meerwaarde. In het begin was ik heel onzeker. ‘Ik kan het niet’. Als de leerling met Downsyndroom vijftien minuten niets zat te doen, dan voelde ik me er schuldig over dat ik haar op dat moment geen aandacht kon geven. De ambulant begeleider zei: ‘Hé, wat fijn dat ze even niks hoeft te doen.’ Zij relativeerde mijn schuldgevoel op die manier. Het duurde een paar maanden voor ik er grip op had en zelfvertrouwen had. Het allermooiste was toen ze zaken van groep drie ging oppakken. Ze ging lezen. Dat gaf zo veel energie. Dat was feest. (groepsleerkracht) Verder hebben leerkrachten vragen over specifieke thema’s, bijvoorbeeld weglopen, zindelijkheid, impulsief gedrag, omgaan met traagheid in het uitvoeren van alledaagse vaardigheden en het ondersteunen van sociale contacten. Ambulante begeleiding, overleg met ouders en kijken bij andere scholen kan helpen bij het zoeken naar oplossingen. De hoeveelheid extra persoonlijke ondersteuning die aan de kinderen wordt geboden wisselt sterk. Natuurlijk heeft ook niet ieder kind met Downsyndroom evenveel ondersteuning nodig.
DOORVERWIJZEN
WENSEN EN KNELPUNTEN
Sommige scholen willen dat zij bij het proces van
▼
Acht kinderen in het onderzoek zijn tijdens de basisschooljaren doorverwezen naar speciaal onderwijs. Redenen: weinig leerbaarheid; het kind praat niet; het kind moet een volledig eigen programma volgen; minder sociale aansluiting; te veel een op een begeleiding nodig. Het eerste jongetje had naast Downsyndroom ook een soort ADHD. Hij was moeilijk te sturen, liep weg, beheerste de hele groep. Hij zat ook heel veel buiten de groep. Dat wilden we niet, want hij zat bij ons om te integreren. Ouders vroegen veel van ons, hadden hoge verwachtingen, waren ook teleurgesteld daarover. De interactie tussen school en ouders verliep moeizaam. (adjunct-directeur/zorgcoördinator) Enkele scholen geven aan dat je ouders bij dit doorverwijzingsproces moet meenemen zodat ze aan dit idee kunnen wennen. Hoe gaat een doorverwijzing naar speciaal onderwijs? Je moet als school vroeg beginnen signalen daarover te geven. Het moet bij ouders lang in de week liggen. Je moet de ouders de gelegenheid geven om mee te groeien in de besluitvorming. (intern begeleider)
toelating een ambulant begeleider kunnen raadplegen. Maar, in veel regio’s kan dit pas na toelating. Een andere optie om jezelf te informeren is het kijken bij andere scholen. Scholen die worstelen met de vraag of ze een leerling met Downsyndroom zullen plaatsen, moeten bij elkaar in de keuken kijken. Dat levert veel op. Inspiratie. Ook een spiegel: kan ik dit? Onderling overleg met andere scholen helpt. Het werkt inspirerend. (directeur) Aan de ene kant geven scholen aan dat zij ambulante begeleiding als ondersteunend zien, zeker bij een eerste plaatsing. Aan de andere kant vinden scholen soms dat ambulante begeleiding weinig toegevoegde waarde (meer) heeft. Scholen zouden dan liever meer geld voor directe hulp op school willen krijgen. Ik hoop dat we van het samenwerkingsverband gelden voor ambulante begeleiding deels op school mogen gaan inzetten. Je hoeft voor vier kinderen met Downsyndroom niet vier keer ambulante begeleiding te krijgen. Je wilt naar behoeften kunnen handelen. (directeur) De financiering van extra handen op school wordt vaak als een pijnpunt genoemd. Je moet hiervoor veel moeite doen. Ook is er in sommige regio’s – mede omdat Passend Onderwijs nog zo pril is - onduidelijkheid over de geldstromen. Het samenwerkingsverband heeft nog geen duidelijke visie. Aan onze school zal het niet liggen, maar we zijn afhankelijk van het samenwerkingsverband. De situatie is heel onduidelijk voor ouders. Sneu. Je bent aan de bedelstaf. Je moet zo veel moeite doen om de financiering voor elkaar te boksen. (intern begeleider) Daarbij is er onduidelijkheid in hoeverre de gemeente de verantwoordelijkheid neemt voor de financiering van zorg op school die in eerdere jaren nog uit de AWBZ werd betaald. Over de begeleiding is er onzekerheid. Nog niemand weet hoe dit precies gaat werken met Passend Onderwijs en met de overgang van hulp uit de AWBZ naar de gemeenten. (intern begeleider/ persoonlijk begeleider) Een laatste knelpunt is integratie in het voortgezet onderwijs. Diverse geïnterviewden merken op dat er hiervoor te weinig mogelijkheden zijn. GERT DE GRAAF PhD is onderwijsmedewerker van de Stichting Downsyndroom. Uitgebreide informatie over dit onderzoek: www.downsyndroom.nl/ reguliereschool ZORG PRIMAIR
| 01.2016
7
Kinderen met Downsyndroom op de Kraatsschool in Bennekom
Je mag zijn wie je bent en groeien in je talent! Wilma Petersen
Grote klassen, een hoog tempo, een vol programma... Er zijn genoeg leeuwen en beren op de weg als het gaat om kinderen met een beperking in het regulier basisonderwijs. Maar het kan ook goed gaan! Op de Kraatsschool hebben de leerkrachten een flinke dosis ervaring opgebouwd wat betreft onderwijs aan kinderen met Downsyndroom.
D
e kracht van de school is onder andere dat de leerkrachten in teamverband bezig zijn met zorgleerlingen. Directeur Wilma Petersen licht toe: “Ons schoolteam gaat in z’n geheel om de tafel om te
kijken of we in de onderwijsbehoeften van het betreffende kind kunnen voorzien. Deze beslissing maken we met het héle team. Samen omdat je het kind het liefst gedurende de gehele basisschoolperi-
Anouk Roseboom bij de RT. Links op de foto het ladenkastje met ‘schrijven’, ‘lezen’ en ‘rekenen’ waarmee zij werkte. (foto: Annelies Houweling)
8
ode optimaal wilt laten ontwikkelen. Dus elke leerkracht kan het kind in de klas krijgen. Dan is het goed dat iedereen al vanaf het begin betrokken is. Ook overleggen we regelmatig met de betrokkenen binnen school en met de ouders. Korte lijnen en goede communicatie zijn ongelooflijk belangrijk.”
VERTROUWEN
Binnen school zijn de leerkracht en de RT’er (remedial teacher) van groot belang. Zij investeren veel tijd in het opbouwen van een vertrouwensband, en werken van daaruit een-op-een en in klassenverband. De Kraatsschool hecht er veel waarde aan dat ook kinderen met Down deel zijn van het groepsproces. Dus ze doen, voor zover mogelijk, overal aan mee en worden actief betrokken bij de lessen. Directeur Wilma: “We beschouwen het kind als een van de leerlingen. Het is niet: die ene leerling met Downsyndroom én de klas. Wel krijgt de leerling drie keer per week buiten de klas extra ondersteuning in de RT. Hier wordt gewerkt aan de vooropgestelde doelen die aansluiten bij het betreffende kind. We passen rekenen, taal en schrijven aan, zodat het aansluit bij het kind.”
LADENKASTJE
De RT’er neemt nog een belangrijke taak voor haar rekening: leren zelfstandig te werken. Dit is nodig omdat kinderen met Down (op den duur) met hun eigen leerlijn aan de slag gaan in de klas. De school gebruikt hiervoor het laatjessysteem. Dit ladenkastje staat bij de RT en in de klas. Voorbereid werk wordt
in de laatjes gelegd, in de klas kan het kind zelfstandig hieruit werken. In principe heeft het dan geen uitleg meer nodig, zodat de leerkracht zich op de andere kinderen in de klas kan richten. Over het algemeen wordt het laatjessysteem halverwege groep 2 geïntroduceerd. Het kind kan er dan een aantal maanden aan wennen, voordat hij of zij in groep 3 ermee gaat werken.
MAATJES
Niet alleen professionals, ook klasgenootjes worden actief betrokken bij de ondersteuning van een kind met Down. Dat gebeurt via het zogenaamde ‘maatjessysteem’. Dit houdt in dat een kind uit de klas een oogje in het zeil houdt, tijdens een les of bij het naar buiten gaan. Het maatje-zijn begint meestal aan het begin van groep 3. Het maakt de kinderen ervan bewust dat het goed is om zorg te dragen voor elkaar. Wilma: “De slogan van onze school is: Je mag zijn wie je bent en groeien in je talent! Wij hebben dit hoog in het vaandel staan. Wij geloven echt dat het een verrijking is voor alle betrokkenen als een kind met Down de kans krijgt om binnen het regulier basisonderwijs te genieten, te leren en te ontwikkelen. Daarom zetten we ons daar met man en macht voor in!” WILMA PETERSEN is directeur van de School met de Bijbel ‘De Kraats’ in Bennekom
Themanummer De Schoolverlater. Nummer 3 is een themanummer over de Schoolverlater. Het advies van de leerkracht weegt zwaarder dan de Cito. Wie kan hierover en over nog meer zaken rondom De Schoolverlater een bijdrage leveren? Mail naar
[email protected]
ZORG PRIMAIR
| 01.2016
9
COLUMN BAS WIJS
Een speciaal geval
H
et is nu pauze en Robin staat aan mijn bureau om afscheid te nemen. Robin zit nu in groep 4 en heeft ruim een jaar onze school bezocht. Robin heeft de overstap gemaakt van het speciaal onderwijs naar de basisschool. Nu gaat hij de weg terug. Robin heeft het syndroom van Down en de ouders van hem hadden het idee dat hij op de basisschool meer zou leren. In het begin lijkt dat voor de ouders zeker zo, vooral op sociaal gebied. Voor ons is het moeilijk in te schatten omdat wij niet weten wat er op de andere school gebeurd zou zijn. Naast het syndroom van Down heeft Robin ook een oogafwijking, waarbij zijn zicht steeds minder wordt. In het begin merken wij er weinig van, maar in de klas is hij in de loop van het jaar bijvoorbeeld bij het televisie kijken steeds verder naar voren geschoven. Robin is vaak op onze teamvergadering langsgekomen. Niet persoonlijk, maar als agendapunt. In het begin met name formatief, maar later onderwijsinhoudelijk. Ik ken Robin als een jongen die altijd lacht en altijd zijn best doet. De leerkracht en de onderwijsassistent hebben Robin ook anders meegemaakt. Robin is leergierig en als het niet lukt wat hij wil, frustreert het hem. Af en toe reageert hij dan af op zijn omgeving. Dat kan het meubilair zijn, maar ook een klasgenoot die toevallig in de buurt is. Wanneer de onderwijsassistent niet op school is en het gaat mis met Robin in de klas, dan mag hij bij mij in de klas komen werken. Robin vindt dat geweldig en zijn slechte bui is dan meteen over. Mijn leerlingen vinden het altijd leuk als er een jongere leerling in de klas komt, maar bij Robin smelten ze nog meer. Robin is erg behulpzaam en doet allerlei klusjes. Bij de maandvieringen is hij altijd in de buurt van het podium te vinden om te helpen
10
met het verwisselen van decorstukken, of het aangeven van de microfoon. En als er een klas optreedt, zit hij met een stoeltje vlak voor het podium met open mond te kijken. Zijn applaus is altijd lang en luid. Omdat de dubbele handicap van Robin het voor ons te moeilijk maakt om hem verder te helpen in zijn ontwikkeling, zijn we in samenspraak met de ambulant begeleider en met de ouders verder gaan kijken wat het beste is voor Robin. En na een half dagje proefdraaien is men overstag gegaan. Robin blij, ouders blij en wij minder handelingsverlegen. Nu staat Robin aan mijn bureau met een pak stroopwafels, waar hij er een uit probeert te vissen. Tussendoor likt hij zijn vingers af, om de stroop die daar aan blijft kleven weg te krijgen. Hij stuurt zijn klasgenoot aan om mij wat op de kaart te laten schrijven. Als ik vraag wat ik moet schrijven, weet hij het precies. ‘Veel plezier op je nieuwe werkplaats’. En als ik dan vraag of hij af en toe nog een keertje langskomt in mijn klas, ligt hij dubbel van het lachen. ‘Dat kan toch niet. Ik zit dan toch op mijn nieuwe werkplaats!’ Als ik de stroopwafel uiteindelijk zelf uit het zakje heb gehaald en Robin nogmaals veel plezier wens op zijn nieuwe werkplaats, krijg ik een heel dikke knuffel. Ik zal hem missen op school. Bas Wijs
ARTIKEL Je prettig voelen in je eigen lichaam
De bewegingspedagogiek van Veronica Sherborne Marieke van der Aa
De bewegingspedagogiek van Veronica Sherborne, Developmental Movement for Children, is een methodiek die zich richt op alle kinderen, maar in het bijzonder op kinderen met een verstandelijke beperking. Sherborne stelt dat kinderen zich pas veilig kunnen voelen als zij zich prettig voelen in hun eigen lichaam. Met haar methodiek probeert zij dan ook te bereiken dat kinderen hun eigen lichaam en dat van anderen leren kennen.
C
oncreet kan de methodiek van Sherborne gebruikt worden bij kinderen met problemen op tactiel en emotioneel gebied, maar ook bij kinderen die problemen hebben op het gebied van aandacht en concentratie, beweging, gedrag, creativiteit, communicatie, spanning (het niet kunnen ontspannen), zelfbeeld, lichaamsbesef en imitatie van houding en beweging.
moeilijkheden liggen dan vaker bij de fijne motoriek en bij de concentratie. Sociaal gezien is een kind met het syndroom van Down vaak responsief en wil het relaties aangaan met andere kinderen. Over het algemeen zijn het opgewekte kinderen bij wie de vrije bewegingen, de lenigheid en de tactvolle omgang met andere kinderen goed ontwikkeld zijn (Sherborne, 2001).
Kinderen met het syndroom van Down zijn onderling erg verschillend. Als ze jong zijn, laten ze veel vrije bewegingen en flexibiliteit in de bewegingen zien. Deze eigenschappen zijn bij hen vaak zelfs beter ontwikkeld dan bij gezonde kinderen. Sommige kinderen met Downsyndroom ontwikkelen een goede mate van lichaamsbewustheid en kunnen met een goede begeleiding samen met gezonde kinderen aan bewegingslessen deelnemen. Sommige van hen kunnen koppig en dominant gedrag vertonen, andere kunnen deze kracht op een positieve manier omzetten. Hun
Het hoofddoel van de methodiek van Sherborne is motorische stimulering en sociaal-emotionele groei. Vertrouwen en zelfvertrouwen zijn hierbij centrale begrippen. Dit doel is te verdelen in drie subdoelen: 1. bewustwording van het eigen lichaam en dat van anderen, 2. bewustwording van de ruimte en 3. het aangaan van relaties tussen volwassene en kind. Na jarenlange ervaring in lesgeven en observeren, is Sherborne tot de conclusie gekomen dat alle kinderen twee basisbehoeften hebben: 1. Kinderen moeten zich thuis voelen in hun eigen lichaam, zodat zij er controle over kunnen krijgen; 2. Kinderen hebben behoefte aan contact met andere mensen. Van belang hierbij is het rekening houden met anderen. Deze twee basisbehoeften zijn de belangrijkste uitgangspunten van haar methodiek. In het begin is het vaak moeilijk voor kinderen met een ernstige verstandelijke beperking om zich te concentreren op hun lichaam, omdat ze meer bekend zijn met activiteiten rondom objecten. Hun aandachtsspanne kan dus kort zijn en hun interesse is moeilijk te behouden.
Veronica Sherborne is geboren in 1922. Zij studeerde fysiotherapie en lichamelijke opvoeding en heeft jarenlang gewerkt in het basisonderwijs. Later werkte ze vooral met kinderen met een verstandelijke beperking, voor wie ze een bewegingsopvoeding ontwikkelde: Developmental Movement. In 1990 werd haar boek Developmental Movement for Children gepubliceerd.
TWEE BASISBEHOEFTEN ALS UITGANGSPUNT
▼
LICHAAMSBEWUSTHEID EN DOWNSYNDROOM
ZORG PRIMAIR
| 01.2016
11
▼
Als de leidster enthousiast is en regelmatig de oefeningen herhaalt, zal bij de kinderen uiteindelijk het lichaamsbesef groeien en zal hun aandachtsspanne toenemen.
OMGAAN MET VERSCHILLEN
De mogelijkheden van ieder kind liggen ver uiteen. Elk kind heeft zijn eigen behoeften. De één heeft bijvoorbeeld weinig kracht in de spieren, de ander maakt veel ongecontroleerde bewegingen. Ook is er veel verschil in het taalbegrip en kunnen sommige kinderen minder goed horen of zien. Het ene kind maakt wel oogcontact, het andere kind niet. Sherborne heeft de volgende bedoelingen voor kinderen met zeer ernstige en meervoudige beperkingen: - kinderen helpen om relaties aan te gaan, voor zover dit tot hun mogelijkheden behoort; - kinderen hun eigen lichaam laten voelen, wat het lichaamsbesef en de controle over het lichaam bevordert; - de ontwikkeling stimuleren; - de kinderen een gevoel van onafhankelijkheid geven, voor zover dit mogelijk is; - de kwaliteit van het leven verbeteren.
OEFENINGEN
Sherborne heeft vele oefeningen beschreven in haar pedagogiek. Deze oefeningen kunnen onderverdeeld worden in oefeningen om relaties te ontwikkelen en oefeningen om het lichaamsbesef te ontwikkelen. Zij gaat uit van drie verschillende soorten relaties, waar verschillende oefeningen bij horen. Verzorgende, ‘samen-relaties’ Hierbij worden de oefeningen met behulp van de leidster of een andere volwassene uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn: samen heen-en-weer wiegen, schommelen, achteruit duikelen, rollen, vliegtuigje en springen. Het gaat er vooral om dat het kind (een gedeelte van) zijn gewicht aan de volwassene toevertrouwt. Het kind voelt zijn lichaam tegen dat van een ander. Zo ervaart het dat het zelf een lichaam heeft, evenals de ander. Gedeelde relaties Hierbij staat de samenwerking tussen beide partners centraal. Voorbeelden hiervan zijn bootje roeien en balanceren met een partner. ‘Tegen’-relaties Bij deze oefening meet het kind de eigen kracht tegen die van de volwassene. Het kan enkele maanden duren voordat een jong kind of een kind met een ernstige 12
verstandelijke beperking hieraan toe is. Zij hebben moeite om zich te concentreren en om zo te leren uit ervaring. Bij deze oefeningen kunnen zij leren om zich uitsluitend op hun kracht te richten. Voorbeelden zijn: druk geven op het kind, rug tegen rug en gevangenis.
Oefeningen om het lichaamsbesef te ontwikkelen worden veelal gericht op de delen van het lichaam waar kinderen zich vaak niet van bewust zijn, maar die toch een belangrijke rol spelen in elke beweging. Voor alle kinderen is bewustzijn van de knieën erg belangrijk. Knieën controleren bewegingen als staan, lopen, rennen, springen, landen, van richting veranderen, zitten en opstaan. Ook heeft Sherborne verschillende oefeningen beschreven om bewustwording te stimuleren van de heupen, de romp en het middel. Kunnen kinderen bijvoorbeeld ‘helpen’ tijdens het verschonen door hun heupen op te tillen?
PLEZIER AAN BEWEGEN
In het begin zal het kind de ervaringen passief ondergaan. Als de oefeningen regelmatig worden herhaald, zal het kind laten merken welke oefeningen het wel en niet prettig vindt en kan het om herhaling vragen. Wanneer het kind initiatief begint te tonen, moet de leidster op deze signalen reageren en gebruik maken van deze activiteiten, zodat het repertoire van bewegingen wordt uitgebreid. Voor alle oefeningen geldt dat het belangrijk is dat het kind er plezier aan beleeft, zodat leren als prettig wordt ervaren. Op deze manier wordt het een fijne ervaring voor zowel het kind als de volwassene. MARIEKE VAN DER AA is in 2008 afgestudeerd aan de Hogeschool Pedagogiek in Tilburg. Tijdens het laatste jaar van haar studie heeft zij zich verdiept in de bewegingspedagogiek van Sherborne. Na haar afstuderen heeft zij anderhalf jaar in de gehandicaptenzorg gewerkt en sinds 2010 werkt zij als pedagogisch medewerker in de kinderopvang.
Bronnen/Verder lezen: Sherborne, V. (2001). Developmental Movement for Children. London: Worth Publishing. Websites: http://www.sherbornesamenspel.nl/ https://sherbornenl.wordpress.com/veronicasherborne/http://www.sherbornemovementuk.org/
Alles-in-1
Dé methode voor samenhangend onderwijs
Thematisch leren, dat boeit! In een betekenisvolle context komen vrijwel alle basisschoolvakken aan de orde binnen vijf thematische projecten per schooljaar. Ontdek hoe logisch, motiverend en flexibel een geïntegreerde lesmethode kan zijn!
Meer weten? www.alles-in-1.org
[email protected]
0224 - 214 745
5 plussen van Alles-in-1 Samenhangend, betekenisvol onderwijs Ideaal voor combinatiegroepen in de bovenbouw Veel aandacht voor zelfstandigheid en samenwerken Leren op eigen niveau binnen het klassenprogramma Ook contextgebonden taalonderwijs mogelijk ZORG PRIMAIR
| 01.2016
13
COLUMN
Veel doen en zelf ervaren
“H
et gaat vooral om het verschil tussen mensen die beroemd zijn en mensen die belangrijk zijn voor de wereld,” legt de juf uit. “We hangen in de klas in ieder geval een portrettengalerij op.” Het is woensdag, net na school. Daniël en Simeon, mijn twee zonen, spelen op het schoolplein. Ik zit binnen en overleg met de juf en de begeleidster hoe we voor Daniël de leerdoelen van het nieuwe IPC-project dat tot de herfstvakantie zal lopen, zullen aanpassen. IPC staat voor International Primary Curriculum en is een oorspronkelijk Engelstalig curriculum voor basisschoolleerlingen gericht op de creatieve en de zaakvakken. Van vakantie tot vakantie werken de kinderen aan één project, waarbij verschillende vakken aan bod komen. In Daniël z’n klas staan tot de herfst de ‘mensen die het verschil maken in de wereld’ centraal. Omdat Daniël (11 jaar) het syndroom van Down heeft en anders leert dan zijn klasgenoten, passen we de leerdoelen voor hem aan. Op school wijzigt z’n begeleidster waar nodig de lessen. Thuis vullen we dit aan, door activiteiten te herhalen en waar we kunnen uit te breiden. Daniël zit in groep zeven van obs Montessorischool+ Breda. Voor vakken als rekenen en taal volgt hij zijn eigen leerlijn. Maar met het projectwerk van IPC doet hij met de klas mee. Soms is het lastig en mist hij de aansluiting bij een groepsopdracht omdat het te snel gaat
14
voor hem. Soms laat hij de juf en de klas versteld staan. Bij een workshop ‘Schilderen als Kandinsky’ -als onderdeel van het project ‘Zo zien zij de wereld’- maakt hij een prachtig abstract schilderij. Bij een topografieles -als onderdeel van het project ‘Nederland Waterland’- weet hij de namen van de verschillende zeeën, rivieren en meren beter dan sommige klas genoten. Juist omdat IPC bestaat uit veel doen en zelf ervaren, leert Daniël meer dan we soms denken. Z’n visueel ingestelde geheugen en z’n sociale kracht en behoefte aan meedoen, helpen hem vooruit. We hebben allang geleerd om hem niet te onderschatten. Na de herfstvakantie staat het thema ‘Weer en Klimaat’ op de agenda. Omdat dans en muziek deze periode de kunstzinnige vakken zijn, verzint de klas als afsluiting een dans met als thema herfst. Daniël is onderdeel van de groep die de wind uitbeeldt. Wapperend met sjalen verspreiden ze dansend op ‘Hello’ van Adèle, de blaadjesgroep over het hele podium. Ik zit in het publiek, kijk en geniet. Juist omdat hij helemaal niet opvalt en net zo’n onderdeel is van de groep als de andere leerlingen. SILVIE WARMERDAM (48) is schrijfster en moeder van drie zonen, Daniël is de middelste. Naast haar dagelijkse blogs over het leven met Daniël op de site van Lotje&co (lotjeenco.nl), zet ze zich in voor een inclusieve samenleving en dus voor inclusief onderwijs.Lotje&co is een stichting voor ouders van zorgintensieve kinderen. Lotje zorgt met een digitaal platform en een mooi vormgegeven kwartaalblad voor herkenning tussen ouder onderling en erkenning van hun gevoelens, ideeën, zorgtaak en plezier in het leven.
ARTIKEL
De VIM vanuit historisch perspectief
Hilde de Haan
Halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw besloot een vijftal actieve ouderparen hun kinderen met downsyndroom te laten integreren op de basisschool. De invoering van de wet op het basisonderwijs bood hierbij een unieke kans.1
Meer scholen volgden het integratievoorbeeld en al snel steeg de vraag naar mogelijkheden om kennis en ervaring over te dragen en uit te wisselen. In 1986 zocht de VIM contact met het Seminarium voor Orthopedagogiek en deze faciliteerde in de organisatie van studiedagen. Hieraan werd deelgenomen door ouders, leerkrachten en andere deskundigen. Het doel van deze dagen was om de integratie van leerlingen met downsyndroom te bevorderen. Daarnaast werden er vier ‘steunpunt’-scholen aangewezen die de integratie van leerlingen met downsyndroom uit gingen dragen. Een uiterst succesvol project dat gesubsidieerd werd vanuit de overheid. Het aantal leerlingen met downsyndroom op de reguliere basisschool groeide explosief van 6 in 1986, naar 456 in 1996.2
In 2011 is de samenwerking met het Seminarium voor Orthopedagogiek beëindigd, mede door de verhuizing van de Hogeschool Utrecht waardoor het seminarium een bedrijfsmatiger karakter kreeg. Daardoor werden de kosten te hoog voor de VIM. De afgelopen jaren heeft de VIM de organisatie rondom ledenadministratie, website en studiedagen geheel in eigen beheer. Met een klein bestuur dat ondersteund wordt door twee freelance medewerkers krijgt ze het voor elkaar om elk jaar een breed scala aan studiedagen te organiseren. Met behulp van fondsenwerving zijn diverse studiegidsen geschreven. Er zijn plannen om de ‘Ups & Downs’ de praktische studiegids voor het Voortgezet Onderwijs uit 2011, te herschrijven.3 Want, hoewel mondjesmaat, integreren daar ook een aantal leerlingen met downsyndroom. Ouders willen voor hun kind met downsyndroom niet zomaar een plek op de basisschool. Als geen ander zijn zij ervan doordrongen hoe belangrijk het is dat hun kind mee kan doen, uitgedaagd wordt in een ‘gewone omgeving’ waar het zich kan ontwikkelen en ZORG PRIMAIR
| 01.2016
15
▼
In een gesprek met de toenmalige staatssecretaris van onderwijs werd de financiering besproken. Leerlingen met downsyndroom die een reguliere basisschool bezochten kregen in hun ‘rugzak’ de meerprijs mee die een plaats op het speciaal onderwijs zou kosten. In die tijd was dat 1 fte in de onderbouw en 2 fte gedurende 5 jaar in groep 3 tot en met groep 8 ( in te zetten naar keuze). Daarnaast ontving de betrokken school 400 gulden (= 180 euro) per jaar voor extra materialen in de onderbouw en 800 gulden in de bovenbouw. Er was geen indicatiestelling en er hoefde geen ontwikkelingsperspectief opgesteld worden; men deed het gewoon. Elk jaar stuurde de school een verslag bestaande uit 1 A-viertje naar de inspectie die de kwaliteit moest bewaken en naar het ministerie om de groei te monitoren.2 De ouders verenigden zich en zo was de VIM geboren!
zich kan ‘optrekken’ aan leeftijdgenootjes zonder beperking. Zij worden hierin gesteund door diverse onderzoeken uit verschillende landen.4 Dit wordt bevestigd door een Nederlands promotieonderzoek.5 Daarom is het van essentieel belang dat de samenwerkingsverbanden het belang gaan onderschrijven om leerlingen met downsyndroom daar
waar mogelijk optimaal te begeleiden binnen een reguliere setting.
Want als je echt een participatiesamenleving wilt dan mag niemand aan de zijlijn staan. Dat geldt voor arbeid en zorg, maar zeker voor onderwijs. Meer over de VIM: www.vim-online.nl
Bronnen: 1 Talstra, E. (1989). De Vereniging voor een geïntegreerde opvoeding van mongoloïde kinderen. Rispens, P.J. de Wit, J. Muller, H. van der Wielen, T. de Wit-Gosker, E. Talstra(red.)Ja kun je krijgen: over de integratie van mongoloïde kinderen. (pp7-19).Den Haag: Meinema. 2 Wit-Gosker, T. & Haan H. de (2010). De VIM is nog niet klaar met poetsen. Tijdschrift Orthopedagogiek, 6, 246- 253. 3 VIM (2011) Ups & downs, een praktische informatiegids voor het voortgezet onderwijs. Houten 4 Hughes J.(2006). Inclusive education for individuals with Down syndrome. Down Syndrome News and Update 6, 1-3. 5 Graaf, G. de (2014). Students with Down syndrome in primary education in the Netherlands. Proefschrift’.
HBO-cursus ‘Anderstalige nieuwkomers in de school’ Fontys OSO verzorgt in maart en april 2016 op twee lesplaatsen een cursus die leerkrachten in het primair onderwijs voorbereidt op de komst van anderstalige nieuwkomers. Een kwestie waar waarschijnlijk veel scholen mee te maken krijgen of nu al mee te maken hebben. In vier bijeenkomsten wordt systematisch een stappenplan uitgewerkt voor de eigen school om nieuwkomers goede opvang en zorg te bieden. De cursus wordt gegeven in Sittard en in ’s Hertogenbosch. Bij anderstalige nieuwkomers op school komen er heel veel nieuwe en andere dingen op leerkrachten af. Deze cursus helpt
16
aanleren en bevorderen van Nederlands als tweede taal.
Voor wie en wanneer?
hen op weg en wijst de weg. Dat geldt voor de eerste opvang, voorwaarden voor een veilige sfeer, het omgaan met psychosociale problematiek en het
De post-hbocursus ‘Anderstalige nieuwkomers in de school’is bestemd voor leerkrachten, intern begeleiders, ambulant begeleiders e.d. in het primair onderwijs.Het cursusgeld bedraagt € 250,00 (btw vrijgesteld). Deelnemers ontvangen een ‘Bewijs van deelname’. Voor meer informatie: a.buzzoni@ fontys.nl (Ans Buzzoni MA) / 0612073140.
PASSEND ONDERWIJS Passend Onderwijs en het syndroom van Down Inmiddels wordt er al weer zo’n 25 jaar gewerkt aan de emancipatie en integratie van mensen met het syndroom van Down en niet zonder succes. Inmiddels bestaat er onder meer een horeca keten onder de naam Brownies en Downies. Tijd voor een “Toen en nu” in het kader van Passend onderwijs. ‘Toen en nu’ was vroeger een geschiedenis-methode op de lagere school: de huidige situatie afgezet tegen hoe het vroeger was. Ten aanzien van onderwijs aan kinderen met het syndroom van Down kun je dan vaststellen dat het onderwijs al op de goede weg was naar het passend onderwijs van nu. Er werd in de vorige eeuw al volop ervaring opgedaan met ‘adaptief onderwijs’ aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften binnen het reguliere onderwijs. Die ervaring heeft geleid tot bewustwording en het doorbreken van taboes en heeft kinderen, ouders en leerkrachten nieuwe mogelijkheden gegeven. Passend onderwijs is officieel net een goed jaar aan de gang, maar de uitgangspunten van thuisnabij onderwijs op maat werden dus soms al lang in de praktijk toegepast! Het is goed de huidige situatie met betrekking tot onderwijs aan leerlingen met het syndroom van Down weer eens voor het voetlicht te brengen. Scholen, ouderverenigingen en leerkrachten hebben er samen zorg voor gedragen dat elke specifieke leerling de aandacht en mogelijkheid kreeg om te slagen. Maatwerk is geboden omdat elke situatie uniek is. Dat maakt de resultaten en ontwikkelingen op dit moment dan ook zo mooi! Nu kijken we toch heel anders aan tegen kinderen met extra onderwijsbehoeften in het onderwijs van alledag. Dat heeft wel heel wat voeten in aarde (gehad), geduld gevraagd van alle betrokkenen en heel veel overleg gevraagd. Maar de resultaten zijn er dan ook naar: hulde aan die scholen met onze collega’s, ouders en kinderen die een lans hebben gebroken door verandering in het onderwijs teweeg te brengen! Ze hebben laten zien dat de vooroordelen
niet terecht waren en de rechten van kinderen met het syndroom van Down op integratie gerespecteerd. Daar kunnen we gelukkig vandaag een goede stap mee voorwaarts zetten: goed voorbeeld doet goed volgen en als er een schaap over de dam is … Het past bij de maatschappelijke en sociale veranderingen, die op dit moment een ieder van ons - op wat voor manier dan ook - bezig houden.
Lucy. (foto: Michel Reij)
Zorg Primair belicht op haar eigen wijze de situatie op dit moment: januari 2016. Doe er je voordeel mee, wanneer bij jullie de situatie zich nu voordoet, terwijl je eigenlijk nog vanaf ‘nul’ moet beginnen. Er is ongelooflijk veel te halen bij en te delen met (oudere?) collega’s en het past uitstekend in het beeld van nu: er is (en er was!) aandacht op maat voor elk kind: „Toen en nu”. Ook in 2016 valt er weer ontzettend veel (van elkaar) te leren. Han Kooreman, voorzitter Themagroep Passend onderwijs
ZORG PRIMAIR
| 01.2016
17
ARTIKEL “Jaera haalt tot nu toe alle doelen die er waren gesteld”
Succesvolle opvang kind met Down op de Schakel in Amsterdam Zuidoost
Anne Niessen
Maart 2013 - na een zoektocht in Zuidoost - werd bij basisschool de Schakel de vraag neergelegd of zij een leerling met Down wilde aannemen. Na overleg was juf Rosita bereid om de uitdaging met Jaera aan te gaan.
Z
o kreeg Jaera de kans om zich op een gewone basisschool te ontwikkelen met een budget vanuit LGF. De insteek in de groep werd wel dat er veel met de groep samen werd gedaan en dat Jaera niet veel één-op-éénbegeleiding kreeg, maar veel moest leren van de omgeving om haar heen. Jaera was ook heel duidelijk in de groep met aangeven dat zij geen eigen deel in de kast wilde met materialen, ze wilde hetzelfde kunnen doen als de anderen. Ze zat soms in een tutorgroepje, soms wat individuele aandacht en eigenlijk al vrij vlot is er besloten dat ze een verlenging bij de kleuters kreeg. Wel bij juf Rosita, want die kende ze tenslotte het beste. Jaera is een meisje dat veel duidelijkheid en structuur nodig heeft en die werd haar hier geboden. In de groep was er wel iets meer begeleiding aanwezig om de juf te ondersteunen. Maar je merkte vaak dat als er in school zieken waren dat de ondersteuning regelmatig uit de groep werd gehaald. Einde van het schooljaar 2014/2015 werd het spannend, omdat Jaera door moest naar groep 3. Om een goed beeld te krijgen van het niveau van Jaera is er een PDO kleuters afgenomen op het gebied van taal en rekenen. Daarbij is vooral gekeken naarwat Jaera allemaal wel beheerst en vooral niet naar wat niet! Op basis van deze gegevens en de uitkomst van de CITO kleuters is er een plan opgesteld waar er in het nieuwe schooljaar een start mee gemaakt kan worden. Tevens is na overleg met directeur, adjunct en leerkrachten gekozen voor een combinatie van groep 3 en in de middag terug naar groep 1-2 bij juf Rosita. In augustus 2015 is Jaera 18
gestart bij juf Roos in groep 3. Dit was wel heel spannend, omdat Jaera naar een andere vleugel in de school moest. Om er voor te zorgen dat Jaera begrijpt dat ze in deze vleugel moet blijven hebben we een pictogram gemaakt met in het stopbord een foto van Jaera. En haar bij de start van het schooljaar dit met de onderwijsassistent Annemieke goed uitgelegd. Erg fijn was wel dat er gekozen was om in ieder geval tot aan de herfstvakantie in de groep Annemieke drie ochtenden in te zetten, want dat verdient Jaera gewoon. En dat het mogelijk werd om dit na de herfstvakantie ook voort te zetten, omdat het goed uitpakte en Jaera ook juist door deze ondersteuning zo vooruit gaat. En dat beaamt Annemieke ook, lees hieronder: “Vorig schooljaar was ik zeer regelmatig aanwezig in groep 1/2 waarin Jaera zat. En als ik heel eerlijk ben had ik mijn bedenkingen toen ik hoorde dat Jaera naar groep 3 zou gaan. Puur gebaseerd op onwetendheid want, zoals nu blijkt kan Jaera met extra begeleiding en een aangepast programma functioneren in groep 3. Jaera is een vrolijk, eigenwijs en leergierig meisje, kortom een heerlijk kind om mee te werken. Ik haal enorm veel plezier uit het contact dat we hebben en de resultaten die we toch een beetje ‘samen’ behalen. Tot nu toe heeft Jaera op leesgebied het doel en de verwachting overtroffen. Ze kan veel letters benoemen en maar liefst zes woorden van de leesmethode hakken en plakken.
oude indicatie hadden geldig tot 1-8-16 of langer kregen in Amsterdam te maken met een overgangsregeling, waarbij er geld voor de leerling beschikbaar blijft. Alleen merk je dat er in elk bestuur het geld - mede omdat het niet meer kind gebonden is - op andere manieren ingezet en dus gebruikt wordt. En dit is niet altijd in het voordeel van het kind dat de middelen nodig heeft.
BEGELEIDING
De intern begeleider van de Schakel: “Waar je voorheen een vast bedrag kreeg voor elk kind wat binnen de criteria van een cluster viel, Onderwijsassistente Annemieke Boter aan 'het werk' met Jaera. moet je nu zelf offertes opvragen en bepalen hoeveel Haar ouders zeiden heel mooi:” Alles wat Jaera leert geld er voor de begeleiding van een leerling nodig is. is voor ons een feestje”. Dit vind ik nog wel lastig om te bepalen. In het Ook op school vieren Jaera en ik maar wat veel groeidocument breng je alle onderwijsbehoeftes in feestjes”. kaart en dan moet je van tevoren bepalen wat je gaat inzetten en waar je die hulp kan halen. Voorheen kon COMBINATIE VAN SPELEN EN LEREN een AB‘er van een specifiek cluster je hierin ondersteuDe keuze om een combinatie te maken van leren in groep 3 en nog mogen spelen in groep 2 is een goede nen, dit is nu anders omdat de AB‘ers niet meer aan keuze en zorgt ervoor dat Jaera vooruit gaat en dat clusters verbonden zijn. Op de bovenschoolse geldmag doen op haar niveau en manier. Jaera haalt tot nu stroom is weinig zicht, vind ik. Als school kunnen wij toe alle doelen die er waren gesteld. Maar dit zou niet verbeteren in het bepalen van welke externe hulp wij lukken zonder de enthousiaste begeleiding van kunnen inschakelen om kinderen en leerkrachten te Annemieke en een team van leerkrachten die positief begeleiden en wat een realistisch bedrag is om te zijn en geloven in het succes. Juist daardoor gaat Jaera vragen. Wanneer wij hier meer ervaring mee hebben, met kleine stappen vooruit en zo leert iedereen nog zullen we misschien minder het gevoel hebben te steeds van haar en andersom. zwemmen. Hiervoor zou het fijn zijn als iemand met de Passend onderwijs en de geldstromen juiste expertise kan mee kijken”. Sinds de invoering van de Wet Passend Onderwijs per 1-8-2014 is er veel veranderd en in een grote stad als Amsterdam zijn er veel verschillende bewegingen ANNE NIESSEN is ambulant begeleider binnen het gaande en in elk deel van de stad gaat alles anders. samenwerkingsverband Amsterdam Diemen. Wel moet er voor ieder kind dat speciale onderwijsAnnemieke Boter en Romy Paling zijn respectievebehoeften nodig heeft een groeidocument worden ingevuld en bijgehouden. Met dat document is het lijk onderwijsassistent en intern begeleider op De mogelijk om extra middelen aan te vragen om Schakel in Amsterdam. leerlingen te ondersteunen. Leerlingen die nog een ZORG PRIMAIR
| 01.2016
19
ARTIKEL Een kind met Down; regulier of speciaal onderwijs?
Leren rekenen door de tafel te dekken Janneco ’t Hart-Heijboer & Aganneke Keus
“We wilden dat Jochem zo lang mogelijk naar de gewone basisschool ging”, vertelt Elise. Haar zoon Jochem heeft het syndroom van Down. “We wilden hem daarmee veel kansen bieden om te leren en vonden de sociale omgang met leeftijdsgenoten belangrijk. Pas toen hij tien jaar was, maakten we de overstap naar het speciaal onderwijs. Dat viel in het begin niet mee.”
E
lise: “We moesten erg wennen toen Jochem net naar zijn nieuwe school ging. Er kwam een terugval op didactisch gebied; Jochem leek stil te staan met lezen en ook zijn rekenvaardigheden gingen niet vooruit. Nu zijn we echter blij met de keuze voor deze school voor zeer moeilijk lerende kinderen. Ik zie dat mijn zoon groeit, met name op het gebied van zelfstandigheid. Hij leert dingen als koken, stofzuigen en technische reparaties verrichten. Dat zou hij op de gewone basisschool nooit aangeleerd krijgen!” Moet een kind met het syndroom van Down zo lang mogelijk meedoen in het reguliere basisonderwijs of zo vroeg mogelijk instromen op een school voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZML)? Wat zijn de voor- en nadelen van meedoen in het regulier basisonderwijs of plaatsing op een ZML-school? Wat is voor ieder individueel kind het beste? Wat ons betreft heeft het beantwoorden van die vragen alles te maken met sociale integratie van kinderen. Juist kinderen met het syndroom van Down hebben vaak een goede sociale antenne. Dat kan hen helpen en sterk maken in een gewone basisschoolklas, maar komt soms juist beter tot ontwikkeling in het speciaal onderwijs.
20
DE RANK ZML Hoe wordt aan sociale ontwikkeling aandacht gegeven op een ZML-school? Het onderwijs op De Rank in Barendrecht staat in het teken van ABC: Actief, Betekenisvol en Concreet leren. De kinderen worden actief betrokken bij de les. Wat zij leren moet voor henzelf betekenis hebben en bijdragen aan hun zelfstandigheid. Tot slot zijn leerkrachten erop bedacht dat wat kinderen leren concreet toepasbaar moet zijn. Een voorbeeld uit het rekenonderwijs: Voordat de leerlingen sommen leren, moeten ze eerst de tafel kunnen dekken. Als ze zowel op school als thuis weten hoeveel borden ze moeten pakken, wordt rekenen actief, concreet en betekenisvol in hun eigen context. Natuurlijk besteedt ook een ZML-school veel aandacht aan vakken als rekenen en lezen. Daarnaast is zelfstandigheid van de kinderen essentieel. Ontwikkeling van leerlingen is een speerpunt; leerkrachten voelen zich verplicht naar hun leerlingen om hen zover mogelijk zelfstandig te laten worden. Deze nadruk op ontwikkeling gaat gelijk op met veel aandacht voor het welbevinden van de leerling. Binnen het speciaal onderwijs hebben we hier meer mogelijkheden voor dan in het regulier onderwijs. De klassen zijn kleiner en er is daardoor meer individuele aandacht en begeleiding mogelijk in de groep. Kinderen met Down hebben dezelfde plek binnen het onderwijs als de andere kinderen die de ZML-school bezoeken. Net als bij alle leerlingen is er meer dan in het regulier basisonderwijs aandacht voor hun individuele behoeften en eigen leerproces. Het mooie
Anouk geniet van school (foto: Michel Reij)
Kinderen leren in interactie met andere kinderen. OVERSTAP
De meeste leerlingen met het syndroom van Down gaan op jonge leeftijd naar een school voor speciaal basisonderwijs. Een groot voordeel van eerst een tijdje naar de basisschool in de eigen woonomgeving gaan, is dat het kind andere kinderen in de buurt leert kennen. Na schooltijd kunnen zij dan met elkaar spelen. In het dorp of de wijk komen ze bekende kinderen tegen. Het besluit om door te verwijzen wordt door school en ouders meestal genomen omdat de gewone basisschoolgroep teveel prikkels geeft en het tempo van onderwijs voor de leerling te hoog is. Vooral de overstap naar groep 3 is vaak te groot voor deze leerlingen. Er is dan ineens veel aandacht voor cognitieve ontwikkeling en de kinderen kunnen veel minder spelen. Het vergt veel van kinderen met het syndroom van Down om lange tijd op een stoel te moeten zitten. Dat is niet altijd aan hen te merken, hoewel veel kinderen in hun gedrag wel laten zien dat zij overvraagd worden. Ze worden dan dwars en koppig, of vertonen clownesk gedrag in de groep.
Individuele aandacht Ouders van Charlotte, een kind met het syndroom van Down: “Toen Charlotte vier jaar werd, hebben we haar aangemeld bij de plaatselijke basisschool. Ze kwam daar in een klas met 31 andere kleuters. Het tempo en het niveau lag een stuk hoger dan wat onze dochter aan kon. Tijdens het eerste jaar zijn we op oriëntatiebezoek geweest op De Rank ZML. Wat ons opviel, waren de kleinere klassen en de individuele aandacht voor elk kind. Wat ons bijzonder aansprak, was het samen opgaan van en didactisch leren en de aandacht voor het zelfstandig maken van de leerlingen. In overleg met de basisschool hebben we toen besloten dat na een jaar groep 1 onze dochter de overstap zou gaan maken naar het ZML.”
SOCIALE INTEGRATIE Kinderen met het syndroom van Down zijn vaak goed in het imiteren van andere kinderen. Dat is een kans als zij deelnemen aan het regulier onderwijs. Als zij kinderen met een iets hoger niveau als voorbeeld kiezen, kan dit hun eigen ontwikkeling positief beïnvloeden. Een gevaar hiervan is wel dat de leerkracht hen overvraagt of dat zij zichzelf te hoge eisen opleggen. In de praktijk krijgen kinderen met het syndroom van Down in het regulier onderwijs vaak les buiten de groep, bijvoorbeeld door met een onderwijsassistent ZORG PRIMAIR
| 01.2016
21
▼
van een ZML-school is dat het onderwijs is toegespitst op alle facetten van de verstandelijke beperking van het kind. Het grote doel is alle leerlingen op hun eigen manier zo veel mogelijk zelfredzaam maken.
▼
samen aan de slag te gaan. Dat betekent dat zij beperkt deelnemen aan het groepsproces in de klas. Terwijl juist het meedoen met andere kinderen een positieve invloed kan hebben op het bijsturen in gedrag. Aan leerlingen die op wat oudere leeftijd overstappen naar een ZML-school is vaak goed te merken dat zij niet goed in een groep kunnen functioneren. Zij zijn niet allemaal gewend aan in de klas zelfstandig leren en handelen. De leerkracht merkt dit bijvoorbeeld bij zelfstandig werken. Een leerling die lang individueel begeleid is, zal niet uit zichzelf beginnen met de opdracht, maar wacht tot hij door de leerkracht aan de slag wordt gezet.
Kinderen leren in interactie met andere kinderen. Bij de keuze om al dan niet de overstap te maken van regulier naar speciaal onderwijs, is ‘sociale integratie’ daarom het sleutelwoord. Daarmee bedoelen we dat kinderen volwaardig meedraaien in het groepsproces in de klas en daar ook een eigen plekje in innemen. De groep vormt het karakter van kinderen. Samen delen, op je beurt wachten, leren door een antwoord van een ander kind, luisteren naar elkaar: dat soort dingen leer je in een groep. Als kinderen teveel alleen werken kan dat ervoor zorgen dat zij verwend worden. Ze zijn eraan gewend dat er altijd iemand beschikbaar is die hen helpt en bijstuurt. Ze leren soms niet goed om op hun eigen niveau verantwoordelijk te zijn voor hun eigen leerproces. Het is onze ervaring dat vroeg instromen op een ZMLschool als voordeel heeft dat een leerling vanaf het begin opgroeit tussen gelijken. De ene keer ben jij de beste en de volgende keer is een ander dat. Je bent niet het buitenbeentje van de klas, maar een van de twaalf leerlingen in de groep.
OVERSTAP
Kinderen met het syndroom van Down leren in het regulier onderwijs meer van de schoolvakken die daar worden aangeboden. Op deelgebieden zijn zij soms goed ontwikkeld. Leren lezen krijgt op een gewone basisschool veel aandacht, terwijl dit in het speciaal onderwijs minder belangrijk wordt gevonden. Als kinderen dan later om andere redenen toch overstappen naar een ZML-school, vallen de leervorderingen vaak tegen omdat dit niet de primaire focus is op deze school of omdat de lessen anders worden aangepakt of ingevuld. Soms hangt dit samen met de energie die het kinderen kost om in de groep te 22
functioneren. Het is goed als school en ouders die nadenken over het doorverwijzen van een kind zich hier vooraf van bewust zijn. Wanneer de overstap gemaakt wordt, is het belangrijk dat de reguliere basisschool en ouders met elkaar bespreken dat de focus anders ligt op het speciaal onderwijs. Wanneer ouders dit al vroeg horen, zijn ze in de gelegenheid om hier vast aan te wennen en eventueel hun verwachtingen bij te stellen. Onze ervaring is dat leerlingen met het syndroom van Down vaak een goede sociale antenne hebben. Ze voelen vaak haarfijn aan wat er speelt en ook op welke manier ze anderen voor zich kunnen winnen. Juist met dat besef in je achterhoofd, is het voor deze kinderen belangrijk dat we in het onderwijs deze sociale antenne goed gebruiken. Dit betekent in het regulier onderwijs dat we wijs omgaan met deze antenne. Leerlingen met het syndroom van Down moeten zo gewoon mogelijk meebewegen in een groep en geen uitzonderingspositie krijgen. Nog even terug naar Elise en Jochem. Na een heel aantal jaar in het regulier basisonderwijs, waar Jochem onder andere leerde lezen, maakten zijn ouders de keuze om hem aan te melden bij een ZML-school. In het begin liepen zij er tegenaan dat zijn ‘harde’ leerprestaties terugliepen omdat er veel minder aandacht was voor cognitieve ontwikkeling en hij zijn plekje moest vinden als gelijke tussen zijn medeleerlingen. Pas na twee jaar zien zij dat dit onderwijs weer nieuwe aspecten aan zijn ontwikkeling toevoegde omdat hier veel aandacht is voor zijn zelfstandigheid. Nu zien ze hoe hij als jongen met het syndroom van Down op zijn manier voor zichzelf kan zorgen en leert werken.
Over de auteurs: JANNECO ’T HART-HEIJBOER is orthopedagoog bij Driestar educatief (www.driestar-onderwijsadvies.nl) en AGANNEKE KEUS is teamleider speciaal onderwijs op De Rank ZML in Baren drecht (www.derankzml.nl)
ARTIKEL Voordelen en succesfactoren
Een kind met Down op school Annelies Verweij
Passend onderwijs is inmiddels een feit. In de periode van voorbereiding op het bieden van onderwijs aan kinderen met speciale onderwijsbehoeften, heb ik een afstudeeronderzoek voor de Pabo gedaan naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van het regulier onderwijs voor kinderen met het syndroom van Down. Dit artikel is een samenvatting van de theorie en het praktijkonderzoek, gericht op de voordelen van kinderen met syndroom van Down in het regulier onderwijs, belangrijke voorwaarden aan onderwijs voor kinderen met Down syndroom en manieren van leren die passen bij kinderen met het syndroom van Down. ‘VOORDELEN’
Freeke en haar juf (foto: Michelle Bosmans)
een kind met syndroom van Down in het speciaal onderwijs geen voorbeeld of ‘model’ heeft waar het kind zich aan kan optrekken in zijn ontwikkeling.
‘SUCCESFACTOREN’
Er zijn uit de literatuur een aantal voorwaarden naar voren gekomen die nodig zijn om successen te behalen met kinderen met syndroom van Down in het regulier onderwijs. Deze voorwaarden gelden over ZORG PRIMAIR
| 01.2016
23
▼
Het syndroom van Down is een stoornis die je niet kunt behandelen met als doel de stoornis te laten verminderen. Daarom is het nodig in het onderwijs vaardigheden te ontwikkelen om kinderen met syndroom van Down zo goed mogelijk te begeleiden. Uit onderzoek is gebleken dat de integratie van kinderen met Downsyndroom veel voordelen heeft. Dit geldt voor het kind met de handicap en ook voor de andere klasgenoten. Namelijk: - de klasgenoten zijn een voorbeeld voor het kind met syndroom van Down; het kind met Downsyndroom heeft de vriendjes van school in de buurt en heeft dus meer sociale contacten; - het kind met syndroom van Down scoort op een reguliere school hoger op communicatieve vaardigheden, spraak-taal ontwikkeling, sociale ontwikkeling en gedrag dan een kind met Down syndroom in het speciaal onderwijs; - klasgenoten van een kind met syndroom van Down hebben meer sociale verantwoordelijkheid. Daarentegen wordt ook de kanttekening gemaakt dat een kind met syndroom van Down veel extra aandacht van de leerkracht nodig heeft en dat er goed afgewogen moet worden wanneer er meer problemen ontstaan waar geen oplossing voor gevonden kan worden. Er zijn geen directe voordelen gevonden voor kinderen met Downsyndroom in het speciaal onderwijs. Dit is voornamelijk omdat
Een kind met het syndroom van Down kan het best leren in de context van het leven. (foto: Michelle Bosmans)
het algemeen voor alle kinderen met het syndroom van Down. Ze zijn onder te verdelen in kindfactoren, schoolfactoren en omgevingsfactoren. Belangrijke kindfactoren zijn: het kind luistert naar wat de volwassene zegt; het heeft een IQ van 50 of hoger; het kind is leerbaar; het kind kan zich duidelijk maken naar een volwassene toe; het kind kan zelfstandig een opdracht op zijn niveau uitvoeren. Voor de schoolfactoren is het van belang dat de opdrachten die je geeft aan een kind met het syndroom van Down volledig voorgestructureerd zijn. Daarnaast zijn er ook opdrachten die je zo aan moet passen dat een kind met syndroom van Down mee kan doen met het onderwerp of het vak waar de rest van de klas ook mee bezig is. Dit binnen de mogelijkheden die het kind heeft. De moeilijkheidsgraad daarvan kan per kind en ook per vak verschillen. Een belangrijke voorwaarde voor kinderen met Downsyndroom in het onderwijs die ik haal uit eerder verricht onderzoek is dat de leerkrachten van een school een positieve houding hebben ten opzichte van een kind met syndroom van Down in de klas. Het is ook van belang dat het kind met syn24
droom van Down volledig bij de klas hoort en daar niet buiten komt te staan. De klas moet een veilige basis zijn voor het kind. Contacten en samenwerking met ouders wordt ook genoemd als belangrijke voorwaarde voor inclusie van Down syndroom in het regulier onderwijs. Ouders zijn de expert op het gebied van hun kind en kunnen belangrijke informatie geven aan de leerkracht. Belangrijke eigenschappen van een leerkracht met een kind met Down syndroom in de klas zijn: gestructureerd, voorspelbaar en duidelijk. De school moet met zijn interne en externe professionals voldoende draagkracht hebben om kinderen met syndroom van Down te begeleiden in hun ontwikkeling. Voor de omgevingsfactoren wordt aan de volgende voorwaarden belang gehecht: ouders geven aandacht aan voorschoolse vaardigheden; ouders geven veel aandacht aan de spraak-taalontwikkeling van hun kind; ouders staan open voor samenwerken met de school en geven belangrijke informatie door; ouders begeleiden hun kind op de reguliere school (er werd hierbij vanuit de praktijk een voorbeeld genoemd dat ouders hun kind met syndroom van Down kwamen
verschonen wanneer dat nog niet zindelijk was); er is aandacht voor de medische gevolgen van het syndroom van Down.
PASSEND ONDERWIJS AAN KINDEREN MET DOWN
Deze opgestelde voorwaarden zijn in de praktijk voorgelegd aan leerkrachten met ervaring met onderwijs aan kinderen met syndroom van Down en aan leerkrachten zonder deze ervaring. Interessant om daarbij te merken was dat leerkrachten met ervaring meer mogelijkheden zagen in passend onderwijs aan kinderen met Down syndroom. Daarnaast hechtten zij meer belang aan de verschillende voorwaarden die vanuit de literatuur naar voren kwamen. De factoren extra hulp (voldoende draagkracht), een positieve houding van de leerkrachten en begeleiding voor de leerkracht worden als meest belangrijk gezien om een kind met syndroom van Down binnen het regulier onderwijs les te geven. Als die factoren niet aanwezig zijn, ga je er als leerkracht aan onderdoor. De extra handen in de klas worden als meest belangrijk gezien in de klas. Er wordt gezegd dat je als leerkracht verzuipt op het moment dat je die niet hebt, omdat je ogen, oren en handen tekort komt. Een kind met syndroom van Down kan namelijk niet zichzelf bezig houden. Daarom moet je voor een effectieve leertijd als leerkracht naast het kind blijven zitten. Dit kan niet met betrekking tot de rest van de klas. Op het moment dat het kind met syndroom van Down geen gerichte aandacht krijgt, is er mogelijkheid tot ‘klieren’. De begeleiding van de leerkrachten kan op verschillende manieren gebeuren, bijvoorbeeld door een organisatie als Reactys of een cluster 3 school. Door deze begeleiding hebben leerkrachten een steunpunt waar ze hun vragen kwijt kunnen en advies krijgen over de manier van lesgegeven die het best past bij een kind met syndroom van Down. Hierdoor wordt duidelijkheid van de leerkracht, gestructureerd lesgeven en voornamelijk ook visualiseren getraind. Er wordt door de begeleiding ook meegedacht in de manier waarop de school aanpassingen kan doen voor het kind met syndroom van Down en welke leerdoelen er gesteld kunnen worden. Daarnaast wordt de samenwerking met de ouders van het kind met syndroom van Down als erg belangrijk ervaren. Hoe meer de ouders stimuleren in de ontwikkeling van het kind met syndroom van
Down hoe verder het kind met syndroom van Down kan komen in zijn of haar ontwikkeling. Het is belangrijk om de kansen te pakken die er zijn als school en als ouder(s).
‘TIPS VOOR ONDERWIJS AAN KINDEREN MET SYNDROOM VAN DOWN’
Door de leerkrachten met ervaring met kinderen met syndroom van Down in het onderwijs worden de volgende tips genoemd voor onderwijs aan deze kinderen: • Stapsgewijs, veel individuele begeleiding, kleine groep (het liefst), veel herhaling, veel complimenten en goed kijken naar wat het kind nodig heeft. • Bij kleuters: pre-teaching, voordoen-nadoen, kleine stapjes tegelijk, sterke kanten van het kind benutten, duidelijke structuur, veel herhaling, alle zintuigen benutten. • Gestructureerd en duidelijk. De organisatie moet kloppen, zodat het kind weet waar hij aan toe is en zelfstandig bezig kan zijn. Veel gebruik maken van visuele ondersteuning. (Bijvoorbeeld een dagritme bord/pictogrammen.) • Een kind met het syndroom van Down kan het best leren in de context van het leven: klokkijken heeft zin als je op tijd moet zijn. Rekenen heeft zin als je aan het koken bent. Lezen heeft zin, omdat je dingen wilt weten. Schrijven heeft zin als je boodschappen gaat doen en wilt onthouden wat je nodig hebt. Als dingen moeilijk zijn, steek er dan niet te veel tijd in. Dat gaat ten koste van dingen die wel soepel verlopen. • Leren met concreet materiaal. Ga in de onderbouw niet uit van de leesvoorwaarden. De weg naar lezen, is anders dan bij een reguliere basisschoolleerling. Voor een uitgebreidere uiteenzetting verwijs ik u naar het onderzoek ‘past het of past het niet?’. Daar staat ook de vermelding van de gebruikte bronnen voor het literatuuronderzoek en is de onderzoeks methode beschreven.
ANNELIES VERWEIJ studeerde aan de pabo van CHE. Na haar premaster orthopedagogiek behaalde ze haar Master orthopedagogiek in 2014. Ze werkt nu als leerkracht op de R. de Jagerschool, Woerden. ZORG PRIMAIR
| 01.2016
25
ARTIKEL
Lucy houdt van poppen en swingen en schrijven
Sabine Aangenendt
Lucy (6) heeft downsyndroom, de ander flaporen. Daar is niks raars aan, vindt basisschool De Heerd in Leusden. Ook haar klasgenootjes in groep 2, zien geen verschil. ‘Laatst zei een leerling: “Lucy is gewoon met andere hersenen geboren… Nou, en?” Daarmee was de kous af. ‘
‘I
edereen is anders. Hoe sneller kinderen dat leren, hoe beter,’ vindt leerkracht Olga. ‘Een groot kind kan overal bij. Een kleintje niet. Ik spoor ze aan om elkaar te helpen. Wanneer een kind dan zoiets wijs zegt, vol acceptatie, krijg ik energie. Dan merk ik: Ze hebben het begrepen. De kinderen leren mij om creatief te zijn. En dat is handig bij kinderen met een extra uitdaging, zoals Lucy.’
MIJN POPPENHOEK! Wat voor meisje is Lucy? Welke leerdoelen zijn realistisch op de basisschool? Ambulant begeleider (AB) Jakolien hielp Lucy bij de overgang van de peuterspeelzaal naar de ‘grote’ school. ‘Op de peuterspeelzaal was de poppenhoek Lucy’s domein,’ vertelt Jakolien. ‘Andere kinderen duldde ze niet. Die duwde ze er gewoon uit. Niks voor
Lucy (foto: Michel Reij)
26
Lucy, eigenlijk. Ze is een lief en sociaal meisje, maar ze deed het uit frustratie. Het lukte haar niet om zich verbaal uit te drukken. Dat heb ik bij haar nieuwe school aangegeven, zodat de intern begeleider (IB) dat in het handelingsplan kon opnemen.’ OVERDRACHT Lucy leert snel. Nu ze haar woorden kan gebruiken, is de frustratie weg. Ook in een kring zitten, opruimen en naar de juf luisteren vormen geen problemen meer. Bij de intake zijn die aandachtspunten goed besproken. ‘Bij De Heerd ging de overdracht soepel,’ vertelt Jakolien. ‘Ze stonden open voor mijn suggesties. Dat is niet overal zo. Soms voelen scholen zich door een AB’er - of andere externe - op de vingers gekeken.’ ONTLUIKENDE GELETTERDHEID Het niveau van Lucy ligt hoog. Lezen en schrijven vindt ze prachtig. Thuis ligt het huis vol zelfgeschreven briefjes en boodschappenlijstjes. Intern begeleider Mary: ‘Kinderen met downsyndroom zijn erg visueel ingesteld. Daarom werkt de methode Leespraat goed. (Zie tips). Net als de potloden met een driepuntsgreep. Overigens zijn die hulpmiddelen er niet alleen voor kinderen met het syndroom van Down. Ook andere leerlingen hebben baat bij deze tools.’ IMITEREN Lucy is graag in control. Soms lukt iets niet. ‘Dan kan ze heel dwars zijn en moet de trukendoos open,’ zegt Olga. ‘Afleiden helpt. Zitten we met z’n allen in de kring? Dan is een stoel verschuiven vaak al genoeg.’ Wanneer de kinderen met hun eigen werkjes bezig zijn, helpt een boekje lezen goed. Lucy volgt op die momenten haar eigen leerlijn. Wanneer Lucy klaar is met haar opdrachten, mag ze nog even in de poppenhoek spelen. Olga: ‘Het liefst speelt ze
Foto: Michel Reij, De Bilt
Foto: Michel Reij, De Bilt
situaties na uit het echte leven. Soms hoor ik haar hele gesprekken voeren: “Blijft hondje over of gaat hij naar de BSO?” Optreden en verkleden zijn ook favoriet. Een tijdje terug zag ik haar een dansje opvoeren. Op het schoolplein met twee klasgenootjes. Haar publiek? Een toevallige passant!’
DE LAT BIJSTELLEN ‘Vier keer per jaar voeren we overleg,’ vertelt Mary. ‘Zit Lucy nog op haar plek? Kunnen wij als team alles nog bieden? En vinden haar ouders dat ook? Soms moet je je doelen bijstellen. In geval van Lucy hebben we de lat al een paar keer hoger gelegd. We streven ernaar om Lucy zoveel mogelijk met het normale programma te laten meedraaien. Zelf begeleid ik haar 2x per week een half uur. Middels de methode Leespraat leer ik haar ook vast woorden uit groep 3. Alles wat ze volgend jaar herkent, is mooi meegenomen.’ Lucy had zelf, buiten in het zand, ‘IK’ geschreven. Trots dat ze was!
Tekst eerder geplaatst in Droom van Down. Een praktische informatiegids voor het basisonderwijs. Een uitgave van VIM. Tekst: Buitenzinnen, Utrecht
TIPS • Wees jezelf Kinderen met downsyndroom zijn vaak gevoeliger. Ze merken het als jij niet ‘echt’ bent. Heb je even geen oplossing? Zeg dat dan gewoon. • Extra handen maken het verschil Soms vraagt een kind met downsyndroom extra tijd. Bijvoorbeeld omdat het nog niet zindelijk is. Of omdat het moeite heeft met de regels die gelden in de klas. Overweeg hulp van een onderwijsassistent of stagiair(e). • Probeer de methode Leespraat In het regulier onderwijs start het kind met lezen nadat zijn spreektaal praktisch volledig ontwikkeld is. De methode Leespraat begint juist als het kind zijn eerste woordjes zegt. Zo loopt het aanbieden van leeswoorden en zinnetjes steeds een klein stapje vooruit op wat het kind al zelf kan zeggen. Belangrijk is dat de woorden en zinnen functioneel zijn in het leven van het kind. • Ga kijken bij een ervaren school Lucy is het 5e kind met downsyndroom op basisschool De Heerd. Regelmatig ontvangen ze leerkrachten van andere scholen. Om de kunst af te kijken. Interessant? Neem contact op! • Wijd een studiedag aan downsyndroom De VIM organiseert verschillende studiedagen, speciaal voor leerkrachten. Meer informatie: www.vim-online.nl
ZORG PRIMAIR
| 01.2016
27
ARTIKEL
Oplossingsgericht werken met een kind met het syndroom van Down Anja Poppe & Janneke Wienke
HET VERHAAL VAN DE LEERKRACHT VAN YON:
OPLOSSINGSGERICHT WERKEN
Op een reguliere basisschool, begeleidde ik, als remedial teacher, Yon, een 9-jarige jongen met Downsyndroom. Hij zit bij ons op school vanaf groep 1. In de kleuterperiode heeft hij zoveel mogelijk met de groep meegewerkt. Vanaf groep 3 volgt hij een individueel programma voor taal, rekenen en schrijven. Verder werkt hij waar mogelijk met de groep mee. Op het moment van het onderzoek zat hij in groep 5. Hij kreeg een aantal uren per week individuele instructie en verder werkte hij in de groep aan zijn eigen programma. Dit verliep allemaal prima. De groep accepteerde Yon en hielp hem waar nodig. Toch liepen we tegen een probleem aan. Tijdens de spellessen bleek Yon erg angstig voor de bal. Voorheen werden angstige momenten ontweken door hem te laten badmintonnen met een ander kind uit de groep in een veilige hoek in de zaal, maar aan het begin van groep 5 werden steeds meer balspellen gespeeld, waarbij hem de ballen om de oren vlogen. Hierdoor werd het gymmen voor Yon vrijwel onmogelijk en moest hij op school achterblijven. Wij wilden hem graag weer aan het sporten krijgen, maar we wisten niet hoe we Yon konden helpen zijn angst voor de bal te overwinnen.
Bij oplossingsgericht werken wordt er niet gezocht naar de oorzaak van het probleem, maar wordt er samen met het kind gekeken wat het al kan en wat het moet leren om het probleem te overwinnen. Oplossingsgericht werken bestaat uit een aantal stappen waarin problemen omgezet worden in vaardigheden. Eén van de onderdelen is dat het kind zich bewust wordt van de voordelen die het heeft om de vaardigheden te leren. Gedurende het gehele proces speelt verbale communicatie een belangrijk rol. Bij Yon is de spraaktaalontwikkeling echter een zwak ontwikkeld gebied. Dit betekent dat het zonder aanpassingen niet mogelijk is om oplossingsgericht met Yon te werken. De ervaringen die ik inmiddels met deze manier van werken had opgedaan, waren zo positief dat ik naar een mogelijkheid wilde zoeken om ook met een kind met het syndroom van Down oplossingsgericht te kunnen werken. Het kind krijgt hopelijk meer grip op het probleem, het kan zelf de stapjes aangeven die het wil en kan nemen en krijgt zicht op het einddoel. De spraaktaalontwikkeling van een kind met het syndroom van Down loopt vaak achter bij de ontwikkeling van hun taalbegrip. Dit betekent dat je bij het inschatten van wat een kind begrijpt, niet kunt uitgaan van hoe het kind praat. Het verwerken van gesproken informatie en het oproepen van de benodigde informatie uit het geheugen om een antwoord te formuleren of op een andere manier te reageren, duurt langer dan we gewend zijn bij andere kinderen. Om oplossingsgericht te kunnen werken met Yon, was het noodzakelijk om de verschillende stappen aan te passen. Tijdens de begeleiding is daarom veel gewerkt met tekeningen, foto’s, boeken, plaatjes, handpop en spel. Door op deze manier te werken heeft Yon de mogelijkheid gekregen om zijn wil duidelijk te maken,
28
had hij de mogelijkheid om keuzes te maken en kreeg hij meer grip op de omgeving.
HET VERHAAL VAN YON
Aan het oefenen met klasgenootjes.
Op het plein, trots met de bal.
In de weken die volgden maakte Yon steeds kleine stapjes en soms wat grotere stappen vooruit. Van iedere stap vooruit is een foto gemaakt. Voor Iedere gymles werden de foto’s bekeken met als doel inzichtelijk te maken wat hij al kon. Na verloop van tijd bleek dat Yon tijdens de gymlessen steeds vrijer werd en steeds meer met de bal durfde te spelen. Op het schoolplein, waar ook met ballen gespeeld werd, bleef hij nog steeds aan de rand van het plein lopen. We hebben ons toen gericht op het schoolplein. Dit hebben we ook weer oplossingsgericht aangepakt. Er zijn weer foto’s en tekeningen gemaakt en situaties nagespeeld. In een periode van tien weken veranderde Yon van een jongen die stilletjes langs de kant zat tijdens het balspel in een jongen die actief mee speelde. Op het plein veranderde hij van een jongen die langs de muren liep in een jongen die meespeelt.
HET VERHAAL VAN DE MOEDER VAN YON:
Toen Yon vorig jaar in groep 6 zat, kon hij nog niet fietsen. Over de jaren hadden we het wel geprobeerd, maar het oefenen was niet bepaald een feest. Omdat hij bang was, was hij totaal niet gemotiveerd en zei altijd heel stoer: “Fietsen is saai”. Zoals hierboven te lezen is had Anja hem het jaar daarvoor van zijn angst voor de voetbal afgeholpen. Daarvan zag de school de eerste resultaten in de gymles en op het plein, maar wij vooral op de camping: Toen we Yon kwijt waren, stond hij heerlijk op andere velden te keepen of te voetballen. Dat zou het jaar daarvoor niet denkbaar geweest zijn. Nu ik dit schrijf mag Yon al een aantal maanden meetrainen bij voetbalclub Lyra in De Lier en dat is heerlijk om te ZORG PRIMAIR
| 01.2016
29
▼
Voorafgaand aan de begeleiding zijn foto’s gemaakt. Foto’s van Yon tijdens de gymles, maar ook foto’s van de wenselijke situatie. De laatste foto’s zijn van klasgenootjes gemaakt, zodat de situatie voor Yon herkenbaar was. Samen hebben we de foto’s bekeken. Yon werd erg enthousiast van de foto’s. Hij benoemde wat hij zag maar benoemde ook waarom hij zelf aan de kant zat tijdens het spel. Yon wilde graag meedoen met de andere kinderen, maar zijn angst belette hem actief deel te nemen aan het spel. Stuiteren met de bal, rollen en zelf gooien lukte wel, maar vangen vond hij erg eng. De foto’s van de situaties die hij al beheerste zijn opgeplakt op een ‘Dit kan ik al’ blad. In deze beginsituatie is naast de foto’s ook gebruik gemaakt van een voorleesboek waarin een mannetje voorkwam dat angstig was. Ook de handpop ‘Pluk’ heeft een grote rol gespeeld. Yon vertelde Pluk wat hij ging leren en wilde Pluk ook leren gooien en vangen. Spelenderwijs ging hij met Pluk aan de slag. De eerste keer dat hij met Pluk werkte, ging Yon over zijn eigen angstgrens heen. Hij wilde Pluk leren gooien en vangen tegen een muur. Omdat Pluk hem niet goed begreep deed Yon het voor. Wat hij tien minuten daarvoor nog niet durfde, kon hij in zijn spel wel. Hij pakte de bal, gooide de bal tegen de muur en ving hem op. Na het bekijken van de foto’s wilde hij aan de slag. De volgende dag had hij zijn gymtas bij zich. In eerste instantie was het de bedoeling om rustig op school een aantal vaardigheden te oefenen, maar omdat Yon zelf deze stap zette, zijn we met hem meegegaan naar de gym.
bekennen! Meneer was de bocht al om en fietste heerlijk door de straten! Had hij het uiteindelijk toch allemaal betrekkelijk snel onder de knie gekregen! En natuurlijk vertelde hij de eerstvolgende keer dat Linda er weer was, dat hij een verrassing voor haar had….Linda vond het ook geweldig en gaf ons nog als laatste advies om Yon nog wat vaker rondjes te laten maken en om pionnen heen te laten rijden. Een goed advies bleek later.
zien. Yon is meer een Wii-er, DS-er, keyboarder, een echt kind van deze tijd ofwel ‘knopjes’-kind, dus we zijn dolblij dat hij in ieder geval op woensdagmiddag op een sportveld loopt! Kijkend naar Anja’s foto’s en ideeën, heb ik in groep 6 een boekje voor Yon gemaakt over fietsen. Hierin stond beschreven (aangevuld met leuke illustraties) wat hij al kon en wat hij graag zou willen kunnen. k heb Yon gemotiveerd door het boekje met hem door te nemen. Vervolgens hebben we zijn fysiotherapeute Linda Berger (Adfysio, De Lier) gevraagd om de exacte tussenstappen aan te geven om tot fietsen te komen. Zij is deze stappen regelmatig komen oefenen met Yon en tussendoor oefenden wij natuurlijk ook met hem.
EEN AANTAL PLAATJES UIT HET BOEKJE
Het mooie van dit alles was, dat waar we vroeger krom achter hem aan holden waarbij we hem stevig vast moesten houden, we hem nu (op aanraden van Linda) alleen maar met één vinger losjes aanraakten, omdat hij eigenlijk alle stappen om tot fietsen te komen, zelf maakte. Het ging nooit te snel, hij bepaalde zelf wat hij aandurfde. En het was altijd leuk. Op een mooie dag liet ik hem alvast opstappen en dacht op m’n gemak uit huis achter hem aan te komen, en jawel hoor: hij was nergens meer te 30
Al snel daarna ging Yon namelijk ook fietsend met mij naar school. Een mooi gezicht na al die jaren achterop zitten! En leuk ook al die complimenten van mensen uit de buurt. Jammer dat hij gelijk de eerste dag tegen een paaltje voor een zebrapad knalde….. Ik dacht dat wordt huilen, maar hij was even heel stil en ging toen gewoon weer verder ging met fietsen! Hij moet nog heel wat verkeerservaring opdoen en we moeten natuurlijk zeker weten dat hij z’n hoofd erbij kan houden als er iets onverwachts gebeurt. Maar pas was er een fietser die hem geen voorrang verleende; Yon ging vol in de remmen en alles liep goed af, dus het begint te komen!
TOT SLOT
Voor Yon pakt deze aanpak zeer gunstig uit en onze verwachting is dat deze aanpak ook bij andere kinderen met het syndroom van Down een positief effect zal hebben. Denk niet binnen de gestelde grenzen, maar maak tijdens de opvoeding/begeleiding eens gebruik van dingen die misschien niet altijd voor de hand liggen. Denk niet in beperkingen, maar in mogelijkheden, dan blijkt er vaak meer te kunnen dan vooraf gedacht werd.
Over de auteurs: ANJA POPPE M SEN deed in 2010 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden die oplossingsgericht werken biedt om een kind met het syndroom van Down te begeleiden. JANNEKE WIENKE is de moeder van Yon.
COLOFON Zorg Primair is het vakblad over onderwijspraktijk en hoe leerkrachten voortdurend bezig zijn om deze te verbeteren.
Theo Heskes (redactievoorzitter), drs Marjorie Lamain (SO), Phia Oostenbach (Bao), Gerrit Jan Hoedeman (BaO), drs Thieu Dollevoet (Fontys OSO), Theo Winnubst (KPC Groep) Bert van Leusden (ODV), Han Kooreman (Themagroep Passend Onderwijs) en Jan van Balkom MA (redactiecoördinator en eindredactie).
Jan van Balkom Helvoirtsestraat 31 5268 BA Helvoirt T +31 (0)6 1347 0687 E
[email protected] Voordat u een artikel aanlevert, is het raadzaam de auteurs richtlijnen aan te vragen bij het redactie-adres. Digitaal aanleveren is een voorwaarde.
Zorg Primair (ISSN 1567-1801) verschijnt 8 keer per jaar, in een oplage van 35.000 exemplaren. Een abonnement op Zorg Primair kost ¤ 30,00 per jaar (8 nummers) Aanmelden bij 030-7511003.
Vormgeving: FIZZ ondernemers in marketing & communicatie Meppel Druk: Ten Brink, Meppel Coverfoto: Foto's van Lucy en Anouk zijn van Michel Reij (www.m.reij.nl)
Foto van Freeke is van Michelle Bosmans. Freeke zit op de dr Landmanschool in Helvoirt.
ZORG PRIMAIR
| 01.2016
31
Werf een nieuw CNV-lid en ga er samen op uit! U KUNT KIEZEN UIT DE VOLGENDE CADEAUBONNEN T.W.V. € 25,-: • Dinerbon
• Theaterbon
• Bol.com cadeaubon
• VVV Cadeaubon
• Bioscoopbon
Aanmelden kan ook via: www.cnv.nl/actie Gegevens nieuw lid
Uw gegevens
Naam + voorletters:
M/V Naam + voorletters:
Adres:
M/V
Adres:
Postcode:
Plaats:
Postcode:
Tel.nr. overdag:
‘s Avonds:
Tel.nr.:
Plaats:
Geboortedatum: E-mail: Sector waarin u werkzaam bent:
Relatie tot het nieuwe lid: Collega Familie Vriend/in Anders, namelijk: Ik wil mijn contributie maandelijks betalen via automatische incasso. Hiervoor wordt een machtigingsformulier toegezonden. Lidnummer: IBAN-rekeningnummer: Als aanbrenger van een nieuw lid ontvang ik graag de volgende cadeaubon: Datum: Handtekening: Dinerbon Theaterbon Bioscoopbon VVV Cadeaubon Bol.com cadeaubon CNV zal na ontvangst van de aanmelding telefonisch contact opnemen voor aanvullende gegevens om de inschrijving definitief te maken. Vervolgens ontvangt u thuis een machtigingsformulier dat ingevuld teruggestuurd dient te worden voor automatische incasso. Informatie over het lidmaatschap vindt u op www.cnv.nl
U als aanbrenger van het nieuwe lid ontvangt uw gekozen aanbrengcadeau op uw privé-adres. Toezending kan pas plaatsvinden nadat de gegevens van het nieuwe lid telefonisch zijn gecontroleerd en een eerste contributie is geïnd.
Per post: CNV Info, Antwoordnummer 1096, 3500 VE Utrecht